Montage- en bedieningshandleiding SES warmtekrachtkoppeling
1
INHOUDSOPGAVE 1
MONTAGE 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13 1.14 1.15
2
KWALIFICATIE VAN HET PERSONEEL OMVANG VAN DE LEVERING EISEN AAN DE OPSTELLINGSRUIMTE TRANSPORT EN OPSTELLEN TRANSPORTBORGING VERWIJDEREN RANDAPPARATUUR BE- EN ONTLUCHTING AANSLUITING VERWARMING GASAANSLUITING ROOKGASAANSLUITING AFVOER CONDENSWATER ELEKTRISCHE AANSLUITING KOELSYSTEEM VULLEN / ONTLUCHTEN SMEEROLIE VULLEN CV-INSTALLATIE VULLEN / ONTLUCHTEN GELUIDWERENDE KAP MONTEREN
3 3 3 4 5 5 6 9 10 10 11 12 12 14 17 17
INBEDRIJFNAME
18
2.1 2.2
18 19
GEAUTORISEERD PERSONEEL MEET- EN INSTELPUNTEN OP DE WKK-MODULE
3
BEDIENING
21
4
BEDRIJFSSTOFFEN
45
4.1 4.2 4.3 4.4
45 45 46 46
GASKWALITEIT MOTOROLIE KOELVLOEISTOF VERWARMINGSWATER
2
1
Montage
1.1
Kwalificatie van het personeel De montage van de WKK-module en de daaraan gekoppelde systemen mag alleen door een erkend installateur worden uitgevoerd. Werkzaamheden aan gasvoerende delen moet door een erkend installateur worden uitgevoerd. Voor de praktische uitvoering zijn de geldende technische regels van toepassing. Ongevallenpreventievoorschriften moeten worden aangehouden.
1.2
Omvang van de levering - Module met geluidwerende elementen in folie omwikkeld (bescherming tegen vocht). - Toebehoren overeenkomstig de opdracht. Aanlevering via vrachtwagen over belastbare wegen.
3
1.3
Eisen aan de opstellingsruimte Ontbrandbare materialen of vloeistoffen mogen niet in de buurt van de WKK-installatie worden opgeslagen. De opstellingsruimte moet vorstvrij zijn en goed geventileerd zijn. Voor het binnenbrengen en opstellen van de WKK-module moet aan de volgende eisen zijn voldaan: - De toegang tot de opstellingsruimte moet voldoende groot zijn. (afmetingen zie specificatieblad) - Het opstellingsoppervlak moet vlak zijn en voldoende draagkracht hebben. (>500 kg/m²) - Voor montage- en onderhoudswerkzaamheden is voldoende vrije ruimte nodig (zie afbeelding). - De opstellingsruimte moet een wateraansluiting en een afvoerput met olieopvang hebben. - De condensaatafvoer moet via een sifon met hoogte >300 mm verlopen. Met een condenspot is deze hoogte te overbruggen.
4
1.4
Transport en opstellen
Er zijn verschillende mogelijkheden om de module naar de opstellingslocatie te brengen: - Aanvoeren met kraan en riemen, die om het basisframe worden geslagen. - Aanvoeren met kraan en riemen, die op vier extra transportogen worden bevestigd. (transportborgingen en hijsogen worden aanvullend op de bestelling meegeleverd, en dienen na transport en opstellen geretourneerd te worden aan de leverancier). - Voorkom beschadigingen bij transport en bij het opstellen van de WKK! Personen mogen zich nooit onder een zwevende last bevinden.
1.5
Transportborging verwijderen -
Transportborging op de elastische lageringen van generator en motor verwijderen.
5
1.6
Randapparatuur be- en ontluchting
Verse luchttoevoer Door de afvoerventilator van iedere WKK-module wordt verse lucht uit de opstellingsruimte via een vloeropening in de module aangezogen. Lokaal moet voldoende verse luchttoevoer worden gewaarborgd. De verse lucht moet stofvrij zijn en mag geen halogenen e.d. bevatten. Afvoerluchtkanaal De afvoerlucht wordt boven de motor afgezogen en via een lokaal kanaal naar de buitenatmosfeer afgevoerd. In het afvoerluchtkanaal moet een jaloezieklep worden opgenomen om terugstromende koude lucht in de winter te voorkomen. Bij bijzondere geluidseisen kan een geluidsdemper coulisse in het verse lucht- en afvoerluchtsysteem worden ingebouwd.
6
Rondom de WKK 1 meter vrijhouden voor onderhouds- of revisiewerkzaamheden.
7
Randapparatuur aansluitingen - Stroomschema
8
1.7
Aansluiting verwarming
De verwarming wordt aangesloten conform NEN EN 12828 (DIN 4751) als gesloten installatie met expansievat. Let bij de montage op het volgende: -
De aanvoer en retour moeten via elastische slangen resp. compensatoren met de module worden verbonden. In de verwarmingsaansluiting van de installatie moeten de in het stroomschema weergegeven bouwelementen en meetpunten worden ingebouwd. Hierbij horen: - Aftapkranen. - Afsluitkleppen. - Filter met gaaswijdte 0,6 mm. - Wijzerthermometer. - Drukmanometer. - 3-weg mengklep met aandrijving. - CV-pomp 3 fasen. De isolatie van de cv-watervoerende delen moet conform de wettelijke voorschriften worden uitgevoerd.
9
1.8
Gasaansluiting
Werkzaamheden aan gasvoerende delen moet door een erkend installateur worden uitgevoerd. Apparaten en onderdelen moeten een DVGW-toelating hebben. Voor de voeding met aardgas moeten de bedrijfsmiddelvoorschriften betreffende de gaskwaliteit worden aangehouden. Let bij de montage op het volgende: - Gasleiding op module elastisch aansluiten tegen het trillingen van de module. In de gasleiding moeten worden ingebouwd: - Gasfilter - Kogelkraan De WKK-installatie moet via een aansluitleiding op de aanwezige gasleiding worden aangesloten. Wanneer de gasvoordruk niet aan de eisen voldoet (25-50 mbar) dan moeten drukregeleenheden lokaal worden ingebouwd. Raadpleeg uw lokale energiebedrijf voor het opvoeren van de voordruk. Een lekdichtheidstest met testprotocol moet worden uitgevoerd. Bovendien moet de richtlijn DVGW worden aangehouden. 1.9
Rookgasaansluiting
Bij de dimensionering van de rookgasleiding moet de toegestane rookgastegendruk van max. 25 mbar worden aangehouden. Let bij de montage op het volgende: -
Rookgasleiding zuur- en drukvast in RVS 1.4571 (316Ti), ook boorsilicaat glas of geschikt kunststof is mogelijk (geen koper!!). Bij voorkeur als leiding uit één stuk.
In de rookgasleiding moeten worden ingebouwd: -
Axiale compensator in RVS-uitvoering voor contactgeluidontkoppeling. Secundaire rookgasgeluiddemper Reinigings- en aftapaansluitingen Isolatie van de rookgasleiding (max. toegestane oppervlaktetemperatuur 45 °C)
10
1.10
Afvoer condenswater
Bij WKK-modules met rookgaskoeling ontstaat per dag slechts enkele liters condensaat. Het rookgascondensaat is sterk zuur en heeft een pH-waarde van 2-3 bij aardgas. Het verdient de aanbeveling om condensaat in overleg met de afvalwaterautoriteiten in het riool af te voeren, en nooit in het buitenmilieu. Een mogelijke oplossing is een neutralisatie-inrichting op basis van kalkgranulaat. Let bij de montage op het volgende: -
Voor iedere condenswater-aftapaansluiting een vrije uitloop via een overdruksifon realiseren. Condenswaterleiding zuur- en warmtebestendig uitvoeren. Condenswaterafvoer dient een open verbinding op het riool te hebben.
11
1.11
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag alleen door een erkend installateur worden uitgevoerd. De geldende normen NEN 3140, NEN-EN 50110-1 en NEN 1010-6 (inspectie elektrische laagspanningsinstallaties) en de voorschriften van het lokale energiebedrijf moeten worden aangehouden. Aansluiting netspanning - Afdekplaat pos. 1 afnemen en lokale kabeldoorvoer voor de netkabel aanbrengen. - Netkabel en evt. PE-N-brug in het moduleschakelveld aansluiten volgens het schakelschema. Vermogenskabels buiten de kabelgoten moeten, voor zover nodig in beschermbuizen worden geïnstalleerd. Aansluiting lokale verbruikers - Aansluitkabel via kabeldoorvoeren op de modulebovenkant pos. 2 installeren - De elektrische verbruiker resp. externe meldingen volgens het schakelschema op de modulebesturing aansluiten en bedrijfsklaar aansluiten.
1.12
Koelsysteem vullen / ontluchten
12
Het koelsysteem moet worden gevuld met een mengsel van drinkwater en vorstbeschermend middel met corrosiebescherming voor koelsystemen. Er mogen alleen voorgeschreven vorstbeschermende middelen met corrosiebescherming worden gebruikt conform de MAN werknorm 324. WAARSCHUWING: Lichamelijk letsel. Contact met de huid of ogen kan tot huidirritatie of ernstig oogletsel leiden. ► ► ► ► ► ►
Draag veiligheidshandschoenen. Draag een veiligheidsbril. Gebruik geen containers voor drinkbare vloeistoffen of levensmiddelen. Spoel ogen met geopende oogleden onder stromend water grondig en consulteer een arts. Was de huid met water en zeep. Veeg objecten met een absorberend doek af en voer dit af.
Omdat de WKK in vorstvrije ruimten wordt opgesteld is een concentratie van het vorstbeschermend middel van 40 vol.-% (vorstbeveiliging -30 °C) voldoende. Procedure: - Drukslang van een elektrische of handpomp met de vulaansluiting verbinden. - Afsluitkraan openen en koelvloeistof langzaam tot ca. 1,4 bar vullen. Druk op de manometer bewaken. - Achterste bovenste geluidwerende afdekking wegnemen. - Koelsysteem via secundaire gasstroomafscheider ontluchten. - Koelwaterdruk opnieuw controleren en evt. tot 1,4 bar verhogen. - Afsluitkraan sluiten en slang verwijderen.
13
1.13
Smeerolie vullen De smeerolie wordt gevuld - In de motor en - In de verse olietank (reserve voor gebruik van de smeerolie-automaat) Alleen toegelaten motorolie mag worden gebruikt. Vullen motor - Motorolie via de vulaansluiting op de motor bijvullen. Oliepeil motor als volgt controleren: - Oliepeilstok uittrekken. - Met vezelvrije doek afvegen. - Tot aan de aanslag weer plaatsen en nogmaals uittrekken. Het oliepeil moet tussen de beide kerven op de oliepeilstok liggen.
14
Opgelet! Niet tot boven de MAX-kerf vullen. Vullen tank - Voorste geluidwerende afdekking verwijderen. - Motor-smeeroliereserve via vulaansluiting op tank vullen (ca. 70 liter vulhoeveelheid). - Oliepeil tank op kijkglas op de voorzijde van de module controleren. - Afsluitkraan op tank openen (smeerautomaat in bedrijf).
WAARSCHUWING: Lichamelijk letsel. Contact met de huid of ogen kan tot huidirritatie of ernstig oogletsel leiden. ► ► ► ► ► ►
Draag veiligheidshandschoenen. Draag een veiligheidsbril. Gebruik geen containers voor drinkbare vloeistoffen of levensmiddelen. Spoel ogen met geopende oogleden onder stromend water grondig en consulteer een arts. Was de huid met water en zeep. Veeg objecten met een absorberend doek af en voer dit af.
15
16
1.14
CV-installatie vullen / ontluchten
Na het afmonteren van de gehele cv-installatie vindt het vullen en ontluchten plaats in overleg met de verwarmingsinstallateur. CV-installatie vullen via lokale vul- en aftapkraan. De bedrijfsdruk van de installatie moet overeenkomen met de ontwerpdata. 1.15
Geluidwerende kap monteren
Los geleverde elementen van de geluidwerende kap resp. verwijderde elementen weer op het basisframe bevestigen (snelsluitingen voor schakelkastsleutel).
17
2
Inbedrijfname
2.1
Geautoriseerd personeel De eerste inbedrijfname van de WKK-installatie mag alleen door SES resp. een installateur met speciaal door SES voor deze werkzaamheden opgeleid en geautoriseerd personeel worden uitgevoerd. De eerste inbedrijfname wordt uitgevoerd in overleg met de verwarmingsinstallateur en de eigenaar van de installatie. Een gevolmachtigde vertegenwoordiger van deze partijen moet bij de inbedrijfname aanwezig zijn. De montage van de brandstof- en rookgasaansluiting, de elektrische aansluiting, de inbedrijfname en het onderhoud en de reparatie mogen alleen door een installateur met speciaal door SES voor deze werkzaamheden geautoriseerd personeel worden uitgevoerd. Het uitschakelen, overbruggen of verwijderen van veiligheidsinrichtingen is verboden.
18
2.2
Meet- en instelpunten op de WKK-module De afbeeldingen geven een globale indicatie van de posities van de meet- en instelpunten op de WKK-module. Afhankelijk van de uitvoering van de module (4 cilinder of 6 cilinder motor) kan de opstelling van de componenten in detail afwijken. Maatgevend zijn de markeringen op de modules en de bekabeling van de werkelijk geleverde module, en de bij de opdracht behorende schakelschema's. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Deur-noodstop (module schakelpaneel) Bedienings- en displayeenheid Afsluitkraan verse olie bijvultank Bovenste generator-aansluitkast Zijaansluitkast generator Toerentalsensor (Pick-Up) Kijkglas smeerautomaat Lambda-sonde Ontluchtingsventiel koelsysteem (secundaire gasstroomafscheider) Transportborging motor rechts Transportborging generator rechts
19
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
Ontstekingsbesturing Analoge omzetter Toerentalsensor ontsteking Transportborging motor links Koelwatertemperatursensor Ontstekingsspoel Oliedruksensor Oliepeilstok Starter Actuator (toerentalregelaar) Smoorklep gas-lucht-menger Vliegwielcarter Compensatieleiding naar nuldrukregelaar Luchtfilter Transportborgingen generator links Thermostaat geluidwerende behuizing Kijkglas verse olietank Starteraccu Koelwateraftapventiel Vulopening koelwater Druksensor koelwater Koelwater-expansievat Koelwater-drukmanometer Koelwaterpomp Veiligheidstemperatuurbegrenzer Lambda-regelventiel Nuldrukregelaar Gasdrukbewaking Gasfilter Gasdrukmanometer
20
3
Bediening 1
2
3
4 5 17
6
13
7 8
12
9 24
18
19
16
14
15
20
21
11
22
10
23
21
Toetsen: 1.
Numerieke toetsenbord Waar Venster met instelwaarden Menuvenster Venster met metingen Taalvenster Venster met historische registraties
2.
Clear
3.
Enter
Wist het teken links van de cursor, verlaten van het menu
Waar Menuvenster Venster met metingen, alarmregister Venster met instelwaarden Instelwaarde bewerken Venster met historische registraties Venster voor snelbewerking Taalvenster 4.
Mode
Functie Verandering van instelwaarde Directe overgang naar venster met weergavegroep Direct omschakelen naar ander venster Direct kiezen van de taal Wanneer de toets wordt ingedrukt en het symbool op het display verschijnt (in de onderste rechthoek), is het mogelijk, met de pijltoetsen een pagina met registraties verder te bladeren.
Functie Omschakelen naar geselecteerde venstergroep (metingen CU, metingen IO, ....) Overgang naar het venster snelbewerking (houdt ENTER 4 seconden vast) – dan is het mogelijk, de gekozen instelwaarde aan te passen (typisch vaste last voor standaard SPtM) Omschakelen naar gekozen groep met instelwaarden Start bewerking instelwaarden / veranderingen opslaan Verspringen naar de eerste kolom van de eerste historieregistratie Verlaten van de snelbewerking (naar voorgaande venster met metingen) met verandering van de instelwaarde Verlaten van het taalvenster (naar menuvenster) en opslaan van de keuze
Cyclus van de voorwaartse keuze van bedrijfsstanden van het stroomaggregaat OFFMANAUT
22
5.
Mode
Cyclus van de achterwaartse keuze van bedrijfsstanden van het stroomaggregaat OFFMANAUT
6.
START
Start het stroomaggregaat in MAN of SEM bedrijfsstand (basisprogramma).
7.
STOP
Stopt het stroomaggregaat in MAN of SEM bedrijfsstand (basisprogramma).
8.
FAULT RESET
Bevestigd de storingen en alarmen.
9.
HORN RESET
Uitschakelen van de claxon (hoorbaar alarm).
10. MCB ON/OFF
Schakelt (synchroniseert) de netbeveiligingsschakelaar in MAN-bedrijfsstand (alleen in de SPtM-toepassing) uit en aan.
11. GCB ON/OFF
Schakelt (synchroniseert) de generatorbeveiligingsschakelaar in MAN-bedrijfsstand uit en aan.
12. ESC
Waar Venster met metingen, alarmregister Venster met instelwaarden Instelwaarde bewerken Venster met historische registraties Venster voor snelbewerking Taalvenster Tekentabel 13.
Functie Omschakelen naar menu venster Omschakelen naar menu venster, in menugroep van de instelwaarden overgang naar groepsoverzicht. Bewerkte instelwaarde zonder verandering laten bestaan Omschakelen naar menu venster Verlaten van de snelbewerking (naar voorgaande venster met metingen) zonder verandering Verlaten van het taalvenster (naar menuvenster) zonder opslaan Verspringen in kader van tekentabel, menu en tekstregel
Keuze van instelwaarde, groep van de instelwaarde, keuze venster, keuze historieregistratie, verhoging instelwaarde, bewerken van de waarde in de tekenlijst, keuze van de taal.
23
14.
Keuze van instelwaarde, groep van de instelwaarde, keuze venster, keuze historieregistratie, verlaging instelwaarde, bewerken van de waarde in de tekenlijst, keuze van de taal.
15.
In het venster met alarmlijst, verschuiving van de pagina in de alarmlijst naar beneden (indien meer dan 7 posities aanwezig), verschuiving van de getoonde kolommen van historieregistraties naar rechts.
16.
In het venster met alarmlijst, verschuiving van de pagina in de alarmlijst naar beneden (indien meer dan 7 posities aanwezig), verschuiving van de getoonde kolommen van historieregistraties naar links, omschakelen naar informatievenster.
17. Enter
Idem als onder punt 3.
18. Alarm List
Toetscombinatie voor overschakelen naar de alarmlijst vanuit ieder ander venster.
19. History
Toetscombinatie voor overschakelen naar het venster met historieregistraties uit ieder ander venster.
Toetscombinaties De volgende tabel bepaalt de regelaarfuncties, wanneer toetscombinaties met , , , , ENTER en PAGE worden bediend: Waar Toetcombinatie Functie Venster met metingen, ENTER + Contrastverhoging alarmregister ENTER + Contrastvermindering ENTER + ESC Informatievenster ENTER + Informatievenster Versterking van de achtergrondverlichting ENTER + Vermindering van de achtergrondverlichting Venster met historische Cijfertoets + ENTER Verspringen naar de registratie registraties met dit nummer
24
LED-diode-indicatie: 20. LET-diode nettoestand 21. LED diode MCB (netbeveiligingsschakelaar) toestand 22. LED-diode lasttoestand 23. LED-diode GCB (generatorbeveiligingsschakelaar) toestand 24. LED-diode toestand stroomaggregaat Hoe wordt de gewenste bedrijfsstand van het stroomaggregaat gekozen? Voor het kiezen van de bedrijfsstand van het stroomaggregaat OFF – MAN – AUT– TEST gebruikt u de toetsen MODE of MODE . Het is niet mogelijk, vanuit de OFF-modus direct naar de bedrijfsstanden AUT of TEST om te schakelen. Menu's op het aanwijsapparaat Op het aanwijsapparaat staan meerdere menu's (functies) ter beschikking: ALARMLIJST, METINGEN CU, METINGEN I/O, INSTELWAARDEN, HISTORIE, WACHTWOORD en TAAL. Ieder van deze menu's bestaat uit meerdere beeldschermvensters. Door indrukken van de toets ESC (herhaaldelijk, indien nodig) wordt het menuvenster getoond. Hoe kunnen de meetgegevens worden getoond? 1. Kies de menupositie MEASUREMENT CU (metingen centrale eenheid) en druk op ENTER. 2. Gebruik de toetsen en voor het kiezen van het beeldschermvenster met de gewenste gegevens.
Hoe kunnen de ingangs-/uitgangswaarden worden getoond? 1. Kies de menupositie MEASUREMENT IO (metingen ingangen/uitgangen) en druk op ENTER. 2. Gebruik de toetsen en voor het kiezen van het beeldschermvenster met de gewenste gegevens.
Hoe kunnen de instelbare waarden worden weergegeven en aangepast? 1. Kies de menupositie SETPOINTS (instelwaarden) en druk op ENTER. 2. Gebruik de toetsen en voor het kiezen van de gewenste groep instelbare waarden. 3. Druk op ENTER ter bevestiging. 4. Gebruik de toetsen en voor het kiezen van de gewenste instelbare waarde.
25
5. Instelbare waarden, die zijn gemarkeerd met het symbool , zijn beveiligd met een wachtwoord. 6. Druk op ENTER , om het wijzigen te kunnen starten. 7. Gebruik de toetsen en voor het wijzigen van de instelbare waarde. Door indrukken van de toets of gedurende 2 sec. wordt de functie voor de automatische herhaling en versnelling geactiveerd. Gebruik de toetsen of , om de instelwaarde met 5 % van het bereik te veranderen. 8. Door indrukken van de toets ENTER bevestigt u de veranderingen, resp. met de toets ESC verlaat u het beeldschermvenster zonder de veranderingen te laten uitvoeren. 9. Druk op ESC , om de gekozen groep instelbare waarden te verlaten. Hoe kan het menu HISTORY worden getoond? 1. 2. 3. 4.
Kies de menupositie HISTORY (historie) en druk op ENTER . Gebruik de toetsen of voor het kiezen van de gewenste registratie. Gebruik de toetsen of voor vooruit/achteruit bewegen door de kolom van de registratie. Druk op , om door de in het venster getoonde vensters/regels te kunnen bladeren.
26
Hoe kan het wachtwoord worden veranderd? 1. Kies de menupositie USERS/PASSWORD (gebruiker/wachtwoord) en druk op ENTER . 2. Gebruik de toetsen of , om de gebruiker te kiezen. 3. Druk op ENTER ter bevestiging.
4. Kies CHANGE PASSWORD (wachtwoord veranderen) en bevestig dit met ENTER . 5. Gebruik de toetsen of of of , om een niet wachtwoord in te stellen. 6. Druk op ENTER, om het wachtwoord te bevestigen.
Hoe kan het contrast van het display worden aangepast? Druk op ENTER en houd deze toets ingedrukt; gebruik de toets of , om het beste displaycontrast in te stellen. Opmerking: Staat alleen ter beschikking in de vensters in het menu MEASUREMENT (metingen). Hoe kan het verbindingsvenster op het IG-display worden weergegeven? Druk op de toets , wanneer u in het informatievenster bent, om de informatie over de hardware-versie en de eigenschappen van het IG-display en de communicatietoestand met de master-regelaar te kunnen bekijken. Hoe kan de lichtsterkte van de achtergrondverlichting bij het display worden aangepast? Druk op ENTER en houd deze ingedrukt; druk op de toets ESC . Op het display is gedurende 10 seconden de beeldschermregelaar INFO te zien. Druk op ENTER en houd deze toets ingedrukt wanneer u in het informatievenster bent; gebruik de toets of , om de beste achtergrondverlichting in te stellen. De lichtsterkte van de achtergrondverlichting wordt voor een van de twee bedrijfsstanden afhankelijk van de activering van de configureerbare binaire ingang Alt Brightness (helderheid) (IG-NT/EE en wijzigingen) ingesteld. Voor de IG- en IS-display modules bevindt deze binaire ingang zich in de voedingsstekker en de functie is vast (kan niet worden geconfigureerd). IS-display met adres 1 leest de analoge ingang LCD brightness (helderheid) op AIO-BB in en voert de aanpassing van de lichtsterkte van de achtergrondverlichting van het display in het bereik van 0-100% overeenkomstig uit.
27
Opmerking: De aanpassing van de lichtsterkte van de achtergrondverlichting staat alleen in de vensters met metingen ter beschikking.
Hoe zijn de actieve alarmen te vinden? Kies de menupositie alarmlijst en druk op ENTER of bedien in het menu MEASUREMENT IO (I/O metingen) of MEASUREMENT CU (metingen centrale eenheid). Inverse alarmen zijn nog actief. Niet geïnverteerde alarmen zijn niet actief, maar blijven onbevestigd. Druk op FAULT RESET (fout resetten) om alle alarmen te bevestigen (symbool verdwijnt, wanneer een alarm met Fault Reset wordt bevestigd). De inactieve alarmen worden direct uit de lijst gewist. De lijst met actieve alarmen verschijnt altijd automatisch op het beeldscherm, wanneer een nieuw alarm optreedt en de beeldschermpagina MAIN MEASUREMENT (meting - hoofdvenster) is gekozen.
Wanneer moeten de druktoetsen GCB ON/OFF (generatorbeveiligingsschakelaar ingeschakeld/uitgeschakeld) worden gebruikt? De toets wordt in de AUT-modus gedeactiveerd. In de MAN en TEST bedrijfsstand zijn de toetsen actief, maar voor het inschakelen van de beveiligingsschakelaar moeten de spanning en de frequentie van het stroomaggregaat binnen de gegeven grenswaarden liggen. De regelaar heeft een interne beveiliging, waarmee het inschakelen van de veiligheidsschakelaar zonder synchronisatie wordt voorkomen. De regelaar herkent automatisch:
wanneer net-/busspanning aanwezig is en het stroomaggregaat moet voor GCB (generatorbeveiligingsschakelaar) inschakeling worden gesynchroniseerd. of dat er geen spanning op de bus actief is en de GCB (generatorbeveiligingsschakelaar) zonder synchronisatie kan worden ingeschakeld.
28
Wanneer moet de toets MCB ON/OFF (netbeveiligingsschakelaar aan/uit) worden gebruikt? De toets worde in de AUT-modus gedeactiveerd. Gebruik deze toets in de MAN- of TEST-bedrijfsstand, om de MCB (netbeveiligingsschakelaar) aan of uit te schakelen. LET OP: De toets MCB ON/OFF mag alleen door erkend gecertificeerde medewerkers bediend worden. De last wordt van het net gescheiden! – Kans op schade aan de elektrische installatie. – Kans op schade aan de module.
Beschrijving van de weergavepagina's MEASUREMENT (METINGEN) bij ALL-IN-ONENT Beeldscherm hoofdmenu
1 2
3
10
4
9
5 6
7
8 29
1.
Keuze van de alarmlijst, metingen, historie, instelwaarden, talen of gebruikersvenster.
2.
De cursor toont de momentele keuzen.
3.
Weergave van de regalaarbedrijfsstand. Zwarte achtergrond toont actieve modus (MAN-modus in bovengenoemd voorbeeld).
4.
Klok – meting van de duur van de procedures (bijv. startvoorbereidingsfase, afkoeling).
5.
Weergave van de toestand van de motor.
6.
Weergave van de toestand van de elektromotor.
7.
Actuele stroomaggregaatvermogen (gewenste stroomaggregaatvermogen).
8.
Actuele RPM toerental/min.
9.
Weergave van het toegangsniveau van het bedieningspaneel.
10.
11.
Blokkering gesloten
Geen wachtwoord ingesteld
Blokkering geopend
Wachtwoord is ingesteld. Wachtwoordniveau is zichtbaar bij geopende blokkering.
Regelaardatum en -tijd. In de groep instelwaarden kan de Date/time worden ingesteld.
30
1. Alarmlijst 1 2 3
4
1. Meer informatie over het met de cursor gemarkeerde alarm van ECU wordt in de laatste regel getoond (SPN, FMI, OCnummers). 2. Stersymbool geeft de niet bevestigde alarmen aan (resetten nog niet uitgevoerd). 3. De invers weergegeven alarmen zijn actief. 4. Aantal actieve / niet bevestigde / alle alarmen.
31
2. Metingen centrale eenheid 11 – SPtM-venster 1
3
2
4
5
1 2
6
3 4 5
7
Beschrijving 1. Weergave van de afstandscommunicatie en weergave van de toegangsblokkering (symbool is zichtbaar, wanneer de binaire ingang van de toegangsblokkering actief is). 2. Actuele generatorvermogen 3. Adres van de meetweergave. Voor het omschakelen naar dit venster moet u dit nummer met het numeriek toetsenbord invoeren. 4. Actuele motor RPM toerental/min. 5. Actuele vermogensfactor
1. Modus van de vermogensregeling (eilandbedrijf / vaste last / BldEmLm / PwrI/E / TbyPwr) 2. Modus van de vermogensfactorregeling (vast PF / PFI / E) 3. Gewenste vermogenswaarde 4. Gewenste waarde van de vermogensfactor 5. Actuele actieve netvermogen en vermogensfactorwaarde 6. Actuele actieve lastvermogen en vermogensfactorwaarde 7. Actuele actieve generatorvermogen en vermogensfactorwaarde
32
1 2
1. 2. 3. 4.
Generatorfrequentie Generatorspanning fase-fase Generatorspanning fase-nulleider + driebalkendiagram Generatorstroom + driebalkendiagram
1. 2. 3. 4. 5.
Netfrequentie Netspanning fase-fase Netspanning fase-nulleider + driebalkendiagram Netstroom (derde fase) / aardingsfoutstroom Maximale vectorverschuiving
3 4
1 2 3 4 5
33
1 2
1. 2. 3. 4.
Actieve vermogen (totaal- en fasewaarde) Vermogensfactor (totaal- en fasewaarde) Blindvermogen (totaal- en fasewaarde) Schijnbare vermogen (totaal- en fasewaarde)
3 4
1
1. Accuspanning 2. CPU temperatuur 3. D+ spanning
2 3
34
1
2 3 4 5 6 7 8
1 2 3 4 5 6
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Synchroscoop Slipfrequentie Actuele hoek tussen de generator- en netspanning. Spanning eerste fase op generator Spanning eerste fase op net Spanningsovereenstemming bij alle drie fasen (0 – geen overeenstemming, 1 – OK) 7. SRO Speed Regulator Output – uitgang van de toerentalregelaar, weergaven in bereik SpeedGovLowLim – SpeedGovHiLim (onder- — bovengrenswaarde van de toerentalregelaar) 8. VRO weergave van de spanningsregelaaruitgang in het bereik 0-100% Statistiek 1. Bedrijfsuren van de motor totaal 2. Totaal aantal starts 3. Totaal aantal niet geslaagde starts 4. Onderhoudstijden (ingesteld in de groep Engine protect (motorbeveiliging) 5. Totaal aantal kilowatturen van het stroomaggregaat 6. Totaal aantal kVAr-uren van het stroomaggregaat Opmerking: Statistieken kunnen in Inteli Monitor → Set statistics … (statistische instellingen) na invoeren van het wachtwoord in gebruikersniveau 0 worden ingesteld.
35
History 1. De laatste regels tonen het registratienummer, datum en tijd, ook wanneer de andere kolommen momenteel worden getoond.
1
Bedrijfsstand- en functiebeschrijving Bij het stroomaggregaat bestaan drie bedrijfsstanden: OFF - MAN – AUT Voor de keuze van de bedrijfsstand gebruikt u de toetsen MODE en MODE .
Bedrijfsstand OFF (UIT)
Het is niet mogelijk de stroomaggregaat te starten. De uitgangen STARTER, GCB CLOSE/OPEN (generatorbeveiligingsschakelaar AAN/UIT) en FUEL SOLENOID (brandstof magneetventiel) staan niet onder spanning. De toetsen START, STOP, GCB ON/OFF (generatorbeveiligingsschakelaar ingeschakeld/uitgeschakeld) zijn zonder functie. MCB (netbeveiligingsschakelaar) gedrag is afhankelijk van de AMF instellingen. MCB (netbeveiligingsschakelaar) wordt bij instelwaarde ingeschakeld: MAINSFAIL (netfout): Na uitval van de netspanning schakelt de MCP (netbeveiligingsschakelaar) af. Na terugkeer van de netspanning wordt de MCB (netbeveiligingsschakelaar) met vertraging MCB close del (netschakelaar AAN vertraging) ingeschakeld. GENERATORBEDRIJF: Na uitval van de netspanning blijft de MCB (netbeveiligingsschakelaar) zolang ingeschakeld, tot het stroomaggregaat start en de spanning binnen de grenswaarden opwekt.
Bedrijfsstand MAN (HAND) 36
1) Druk op de toets START om het stroomaggregaat te starten. 2) Wanneer de generatorspanning binnen de grenswaarden ligt (ingesteld in de instellingsgroep Generator protections (generatorbeveiligingen), brandt de groene LED-diode van de GCB (generatorbeveiligingsschakelaar) op het frontpaneel. 3) Druk op de toets GCB ON/OFF , om de GCB (generatorbeveiligingsschakelaar) in te schakelen. Wanneer de generatorspanning buiten de grenswaarden ligt, reageert de regelaar niet op GCB (generatorbeveiligingsschakelaar) ON/OFF. a) Wanneer de regelaar herkent, dat de bus spanningsloos is, dan schakelt deze de uitgang GCB OPEN/CLOSE (generatorbeveiligingsschakelaar aan/uit) direct in. b) Wanneer de regelaar herkent, dat de spanning op de bus actief is, dan start de synchronisatie. 4) Druk op de toets STOP om het stroomaggregaat te stoppen. a) De regelaar ontlast het stroomaggregaat en schakelt GCB CLOSE/OPEN (generatorbeveiligingsschakelaar aan/uit) af. Ontlasting is alleen actief, wanneer de binaire ingang MCB feedback (terugkoppeling van de netbeveiligingsschakelaar) is ingeschakeld of een ander stroomaggregaat op de bus wordt aangesloten. In andere gevallen schakelt GCB CLOSE/OPEN (generatorbeveiligingsschakelaar aan/uit) direct af. b) Het stroomaggregaat wordt afgekoeld en gestopt. Opmerking: De regelaar reageert niet op de externe signalen en/of voorwaarden. Het stroomaggregaat staat volledig onder controle van de handbediening, er bestaat geen automatische manier om de generator te stoppen (uitgezonderd de beveiligingen). Het stroomaggregaat blijft in bedrijf, tot de toets STOP wordt ingedrukt. In de toepassing MINT wordt de regelaar in de vermogensregeling en -bewaking niet meegenomen.
Bedrijfsstand AUT Het stroomaggregaat wordt op basis van externe signalen (Rem Start/Stop, Sys Start/Stop – afstandsstart/-stop, systeemstart/-stop) gestuurd. Opmerking: De motor wordt niet gestopt, zodra een andere voorwaarde voor automatische start actief is. Voorbeeld: Wanneer een voorwaarde voor stoppen bij piekniveau optreedt, echter REMOTE START/STOP (afstandsgestuurd start/stop) is actief, dan blijft de motor lopen. Wanneer na het uitschakelalarm de toets FAULT RESET wordt ingedrukt, kan de motor automatisch en zonder waarschuwing weer starten.
37
kVAr hours (kVar uren) Run hours (bedrijfsuren) Num Starts (aantal starts) Num Unsc Starts (aantal starts zonder succes) Onderhoudstijd 1 Onderhoudstijd 2 Onderhoudstijd 3 Onderhoudstijd 4 Opmerking: Wanneer de onderhoudstijd is afgelopen, moet de betreffende instelling Service time X (volgende onderhoud) weer op nul worden ingesteld, om het alarm te wissen en een nieuwe telling te beginnen. U kunt de afzonderlijke timers hernoemen, om de specifieke onderhoudsperioden, bijv. ''Olie verversen'', ''bougies vervangen'', te laten weergeven.
Oproepen van de alarmlijst Er zijn 2 mogelijkheden om de storingen te laten weergeven. 1. Met de toets ''Alarm'' (4) kan vanuit ieder willekeurig scherm het venster met de storingsmeldingen (AlarmList) worden geopend en bij nogmaals bedienen weer worden gesloten (terugkeer naar het weergavevenster van waaruit de storingsmeldingen werden opgeroepen). 2. In het basismenu (oproepen via de toets Esc (3)) is de storingsmeldingslijst als 1.AlarmList opgenomen. De keuze wordt gemaakt door een markeringsdriehoek te plaatsen met de pijltoetsen (2), (6) of (8) op de 1e regel en te bevestigen met de toets ''Enter" (1).
38
Opbouw van de alarmlijst Alarm List > 1 I *I 2 I *I 3 I *I 4 I I
Fls KW-temperatuur Sd stor. HW-pomp MP L3 onder NOOD-UIT
1/ 3/ 4 > 1… I*I Fls KW-temperatuur
= < = = = = =
1/ 3/ 4 <
FAULT RESET
Alarm List > 1 I I Sd
stor. HW-pomp
1/ 3/ 4 <
aantal actieve / niet bevestigde / alle alarmen markering alarm voor meer informatie storingsmeldingsnummer stersymbool geeft de nog niet met de Fault Reset-toets (17) bevestigde storingen aan foutgroep - de foutgroep bepaalt de reactie van het aggregaat identificatie van de oorzaak van de fout
Inverse foutteksten geven aan, dat de betreffende oorzaak van de fout nog actief is. De voor de foutmelding verantwoordelijke binaire of analoge ingang geeft de waarde ook invers aan, zolang de oorzaak van de fout nog aanwezig is.
39
Foutgroepen Foutgroepen
Oorzaak
Reactie
Fls
Sensor Fail Sensorfout
Waarde van een sensor is groter of kleiner dan het waardebereik
Verder met bedrijf Foutmelding
Wrn
Warning Waarschuwing
Grenswaarde over- of onderschreden Toestand is nog niet kritisch
Verder met bedrijf Foutmelding
Stp
Slow stop Langzame stop
Grenswaarde over- of onderschreden Toestand is kritisch
Vermogensreductie; stoppen met koelprocedure Herstart pas na reset van de storing (17)
Sd
Shut down Directe stop
Grenswaarde over- of onderschreden Toestand zeer kritisch
Directe afschakeling Herstart pas na reset van de storing (17)
LoP
Low power Minimaal vermogen
Grenswaarde-overschrijding bij vollast Toestand nog niet kritisch
Verder bedrijf met gereduceerd vermogen tot normale situatie weer is bereikr
OfL
Off Load Lastontkoppeling
Grenswaarde over- of onderschreden Toestand kritisch
directe ontlasting en 1 min leegloop Herstart zonder reset van de storing, wanneer de oorzaak niet meer bestaat
BOC Breaker Open & Cool-down over- of onderschreden
Grenswaarde van de elektrische grootheden Directe ontlasting, koelprocedure en afschakeling Herstart pas na reset van de storing (17)
MP
Netspanningsfout
Mains protection
Direct ontlasting, leegloop en vertraagd stoppen
40
Foutbeschrijving Melding
Oorzaak
Maatregel
NOOD-UIT (Emergency Stop)
Nood-Uit-knop bediend (2. melding)
NOOD-UIT-drukknop mechanisch ontgrendelen en bovendien reset-toets [17] indrukken
STB
door overtemperatuur heeft de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de koelwaterbewaking aangesproken
na afkoeling STB met reset ontgrendelen, NOOD-UIT ontgrendelen en beide meldingen met reset-knop [17] resetten
Ontsteking
De ontsteking herkent een fout en schakelt bovendien de gaskleppen uit
Servicedienst inschakelen
Stor. menger
Stappenmotorkaart van de gasmenger herkent fout
Servicedienst inschakelen
Hoofdschakelaar
Hoofdschakelaar (-1Q1) is geschakeld (bij geschakelde hoofdschakelaar valt de acculading uit)
Modulehoofdschakelaar kan door overstroom of foutieve uitschakeling van de generatorbeveiliging worden uitgeschakeld. Servicedienst inschakelen
Oliepeil "MIN"
Oliepeil in het carter is onder het minimale peil gedaald reset-toets [17] resetten
Wanneer de voorraadtank leeg is, vullen en nadat de carter is gevuld, storingsmelding met
Oliepeil "MAX"
Oliepeil in het carter is boven het maximale peil gestegen
Oliebijvulautomaat defect of druk in krukkast te hoog Servicedienst inschakelen
Stor. Ventilator
Thermocontact van ventilatormotor, of beveiligingsschakelaar aangesproken
Stroomverbruik van ventilatormotor controleren, Ventilatormotor indien nodig vervangen
Stor. KW-pomp
Thermocontact van ventilatormotor, of beveiligingsschakelaar aangesproken
Stroomverbruik van pompmotor controleren, Pomp indien nodig vervangen
Stor. HW-pomp
Thermocontact van ventilatormotor, of beveiligingsschakelaar aangesproken
Stroomverbruik van pompmotor controleren, Pomp indien nodig vervangen
Veiligheidsschakelaar
Installatieautomaat door overbelasting, of kortsluiting aangesproken
Defect onderdeel vervangen, automaat inschakelen Storingsmelding met reset-toets [17] resetten
41
Melding
Oorzaak
Maatregel
W ontladingspomp
Waarschuwing beveiligingsschakelaar ontladingspomp aangesproken
Stroomverbruik van pompmotor controleren, Pomp indien nodig vervangen
Gasdrukgebrek
Aardgasdruk voor de module-inlaat onder minimale druk afgenomen
Gasleiding afgesloten, of voordrukregelaar defect
KW-druk min
Waterdruk in koelwatercircuit afgenomen
Druk op de manometer bewaken. Bij drukverlies lekkages afdichten en koelwater bijvullen.
STB verwarming
door overtemperatuur heeft de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de verwarmingswaterbewaking aangesproken
na afkoeling STB met reset ontgrendelen, Storingsmelding met reset-toets [17] resetten
W-gebrek verw.
Waterdruk in verwarmingswatercircuit gedaald
Druk op de manometer controleren. Bij drukverlies lekkages afdichten en water bijvullen.
W-druk MAX
Waterdruk in verwarmingswatercircuit te veel toegenomen
Druk op manometer controleren. Druk in verwarmingssysteem reduceren.
Oliedruk
Tijdens bedrijf van de motor is de oliedruk te laag geworden
Servicedienst inschakelen
PTC Generator
Wikkelingtemperatuur in de generator is te ver toegenomen
Servicedienst inschakelen
Behuizingstemp.
De afvoerluchttemperatuur in de geluidwerende behuizing is tot boven de grenswaarde toegenomen
Controleer het afvoerkanaal en de vrije inlaat van aanvoerlucht en de afvoerventilator
HWT-uitlaat
De verwarmingswatertemperatuur aan de module-uit-laat is tot boven de grenswaarde toegenomen
Alleen waarschuwing/veiligheid door STB Servicedienst inschakelen
HWT-inlaat
De verwarmingswatertemperatuur aan de module-in-laat is tot boven de grenswaarde toegenomen
Regelventiel werkt niet goed, of geen warmteafname in verwarmingssysteem en modulestop te langzaam. Servicedienst inschakelen
KW-temperatuur
Koelwatertemperatuur in motorcircuit is tot boven de grenswaarde toegenomen
Warmte-overdracht gestoord Servicedienst inschakelen
42
Rookgastemp.
De rookgastemperatuur is tot boven de grenswaarde toegenomen
Mengselregeling foutief Servicedienst inschakelen
Batt volt
Accuspanning te hoog of te laag
Starteraccu's controleren Servicedienst inschakelen
Gen V unba
Asymmetrie van de generatorspanning
Servicedienst inschakelen
BOC L1 under BOC L2 under BOC L3 under
generatorspanning
Fase L1 Fase L2 Fase L3
Grenswaarde 1 onderschreden Module wordt qua vermogen gereduceerd en gestopt Servicedienst inschakelen
BOC L1 over BOC L2 over BOC L3 over
Generatoroverspanning
Fase L1 Fase L2 Fase L3
Grenswaarde 1 overschreden Module wordt qua vermogen gereduceerd en gestopt Servicedienst inschakelen
Sd L1 over Sd L2 over Sd L3 over
Generatoroverspanning
Fase L1 Fase L2 Fase L3
Grenswaarde 2 overschreden Module wordt direct gestopt Servicedienst inschakelen
Gen I unbal
Asymmetrie van de generatorstroom
Stroomverbruik asymmetrisch, of veiligheidsuitval in een fase Servicedienst inschakelen
BOC IDMT
Generator overstroomherkenning
Blindstroomregeling defect
BOC Short Curr
Generator kortsluitstroomherkenning
Kortsluiting in de elektrische installatie, of blindstroomregeling defect
BOC fgen under
Generator heeft onderfrequentie
Toerentalregeling gestoord, of gasmengsel fout
BOC fgen over
Generator heeft overfrequentie
Toerentalregeling gestoord
BOC Overload
Overbelasting
Vermogensregeling gestoord / servicedienst inschakelen
BOC ReversePwr
Teruggeleverd vermogen
Toerentalregeling gestoord, of gasmengsel fout
Stp Sync Fail
Synchronisatiefout
Tot afloop van de synchronisatiebewakingstijd wordt de generator niet parallel aan het net geschakeld Storing van de toerental- en gasregelinrichting Servicedienst inschakelen
Stp GCB Fail
Generatorschakelaarfout uitgevoerd
Generatorbeveiliging heeft in- of uitschakelfunctie niet
43
Mains V unbal MP L1 under (L2; L3) MP L1 over (L1, L2) MP fmns over MP fmns under
Asymmetrie van de netspanning Netonderspanning fase L1 (L2; L3) Netoverspanning fase L1 (L2; L3) Netoverfrequentie Netonderfrequentie
Controle van de elektrische installatie zonder WKK-bedrijf Indien een fout wordt geconstateerd, servicedienst inschakelen
Start Overspeed
Overtoerental in de startfase
Toerental- of gasmengselregeling gestoord
Overspeed
Overtoerentalherkenning na de startfase
Overtoerental kan als gevolg van een lastontkoppeling bij een storingsafschakeling zijn ontstaan. Servicedienst inschakelen
Underspeed
Ondertoerentalherkenning
Toerentalimpulsen worden alleen foutief herkend (zie “Pickup Fail“) toerental- of gasmengselregeling gestoord Servicedienst inschakelen
Pickup Fail
Toerentalsensor wordt door de besturing niet herkend
De sensor reinigen en spleetmaat t.o.v. tandkrans correct instellen
Start feil
Startfout
Wrn SpdRegLim
Toerentalregelaar heeft regelgrenzen bereikt
Toerental- of gasmengselregeling gestoord Servicedienst inschakelen
Wrn VoltRegLim
Spanningsregelaar heeft regelgrenzen bereikt
Regelbereik niet voldoende voor correctie van de netspanningsverandering Aansturing van, of spanningsregelaar defect Servicedienst inschakelen
WrnServiceTime
Onderhoudstermijn
Onderhoud nodig, servicebedrijf inschakelen
ServiceTimeSd
Onderhoudstermijn overschreden Onderhoud laten uitvoeren
Uitschakeling, omdat onderhoudstermijn is overschreden
OfL Start Blck
Weergave, wanneer stoptijd loopt
Geen foutmelding
MAP Sensor Fail
Fout mengseldruksensor
Druksensor voor mengselregelaar is defect
MAT Sensor Fail
Fout mengseltemperatuursensor
Temperatuursensor voor mengseltemperatuur is defect
Sd MAP Ctrl Fail
Fout mengselregelaar Servicedienst inschakelen
Uitschakeling, omdat de mengseldruk buiten de tolerantie ligt
Dongle incomp
Hardwarebeveiliging voor besturing ontbreekt Servicedienst inschakelen
44
4
Bedrijfsstoffen
4.1
Gaskwaliteit
Het aardgas moet technisch vrij zijn van nevel, stof en vloeistoffen en een constant methaangetal en constante verbrandingswaarde hebben. Aan te houden brandstofspecificaties Brandstof Verbrandingswaarde Min. methaangetal Min. gasdruk Maximale gasdruk Maximale gasdrukvariatie Maximale veranderingssnelheid Maximale gastemperatuur Maximale relatieve vochtigheid
Aardgas 10 kWh/Nm³ 80 20 mbar 50 mbar 3 mbar 3 mbar/min 30 °C 80 %
Bij onderschrijding van de verbrandingswaarde moet het vermogen worden aangepast. 4.2
Motorolie
Voor industriële gasmotoren moet speciale gasmotorolie worden gebruikt, die conform de werknorm MAN 3271 deel 2 zijn toegelaten. Deze toelating van de olie geldt voor 2 jaar. Waarborg daarom voor het inkopen van motorolie, of een toelating nog bestaat. Motorolie SAE40 mag alleen worden gebruikt, wanneer koude starts zijn uitgesloten.
45
4.3
Koelvloeistof
Er mag alleen antivries worden gebruikt, die is vrijgegeven conform werknorm MAN 324. Een minimale concentratie van 40 vol.-% moet altijd worden aangehouden, omdat onder 40 vol.-% geen voldoende corrosiebescherming meer is gewaarborgd. 60 vol.-% drinkbaar leidingwater met de volgende analysewaarden: Uiterlijk: kleurloos, helder, vrij van mechanische verontreinigingen Hardheid: max. 20° dGH Chloride: max. 100 ppm Sulfaten: max. 150 ppm pH-waarde bij 20 °C: 6,5-8,5
4.4
Verwarmingswater
Kwaliteitsvoorschriften Maatgevend voor de kwaliteit van het verwarmingswater is de VDI richtlijn 2035, groep 2 richtlijnen voor vermijden van schade door ketelsteen en corrosie in warmwaterverwarmingsinstallaties. Kenwaarden verwarmingswater tot 100 °C Totaal aardalkaliën: Totale hardheid: pH-waarde: Zuurstofbinder Natriumsulfiet overschot: NA/2 SO/2
1-max. 2 5-max.11 8-9,5
mol/m³ °dH
5-20
mg/kg
In de regel treedt in correct ontworpen, geïnstalleerde en gebruikte, gesloten warmwaterverwarmingen geen corrosie op. Daarom kunnen chemische additieven komen te vervallen. Gebruik geen chemische additieven zonder gebruikstoestemming van de chemicaliën in relatie tot de uitvoering van de verwarmingsinstallatie en de toegepaste materialen. 46