Reflectie op het onderzoek Naar aanleiding van mijn gehouden onderzoek omtrent ICT-communicatie op het HMC wil ik terugkijken naar mijn handelen en de verworven kennis. Een terugblik op de aanpak, het onderwerp en de uitkomsten van dit onderzoek bieden de nodige ruimte voor reflectie. Voor deze reflectie wil ik de ‘Reflectiecyclus van Korthagen’ hanteren.
Vanuit mijn achtergrond als docent (drie jaar ervaring) en mijn werkzaamheden voor het bedrijf MeeMetICT (extern docent) kom ik regelmatig op professioneel gebied in aanraking met ICTcommunicatie. Zo heb ik te maken met ICT-communicatie vanuit de gebruikerskant (docent) maar ook vanuit de rol als trainer (MeeMetICT). Dankzij deze rollen kan ik mij goed inleven in voor- en nadelen van beide gebruikersgroepen en heb ik inzicht en ervaring verkregen op dit gebied. Als externe professional is het vaak moeilijk om de voor en tegens te ontdekken in de ICT-communicatiesystemen of procedures binnen een organisatie, omdat je gewoonweg niet de kennis en tijd hebt om elk detail en voorkeur uit te zoeken, terwijl de instelling vaak juist deze details kan waarderen. Deze details kunnen zorgen voor een krachtige implementatie in de organisatie. Ik ben daarom heel blij dat ik dit onderzoek heb kunnen doen. Ik hoop naderhand binnen mijn organisatie (HMC) actief te kunnen werken aan de verbetering van de ICT-communicatie.
Handelen In de eerste fase van de reflectiecyclus beschrijf ik de ervaring/situatie die ik tijdens het schrijven van mijn onderzoek ben tegengekomen. Dit zal ik doen aan de hand van de volgende punten
Wat was de concrete situatie?
Wat was mijn taak binnen deze situatie?
Welke concrete acties heb ik in deze situatie ondernomen?
Wat was het resultaat van deze acties?
Ik ben in het begin van dit jaar voortvarend begonnen aan het afstudeeronderzoek dat ik moest doen voor de Hogeschool van Amsterdam. Het onderzoek dat ik wilde uitvoeren ging over de communicatie via ICT-middelen. Mijn planning voor dit schooljaar was erop gericht om alle opdrachten (inclusief mijn onderzoek) rond januari 2014 af te ronden. De start van het onderzoek verliep voortvarend. De planning, onderzoeksopzet, hoofd- en deelvragen en de start van het literatuuronderzoek verliepen soepel. Dit resulteerde in een Go moment eind oktober. Het duurde niet lang voordat ik een grote enquête had uitgezet binnen mijn LIO-werkplek. Een kantelpunt in mijn voortvarend handelen kwam begin november toen ik enorm veel tijd moest besteden aan de afronding van mijn minor ‘Schoolmanagement’. Ik heb door het vele werk voor deze minor (waaronder ook een minor-onderzoek) maanden niet veel kunnen doen aan mijn afstudeerscriptie. Ook het verzamelen van ingevulde enquêtes bleek minder makkelijk dan gedacht. Veel docenten gaven niet thuis bij de vraag over het invullen van de enquête. Enkele medewerkers gaven aan dat het onderzoek ze niet aanstond of dat ze eigenlijk helemaal niets met computers deden en daarom, volgens henzelf, niet van nut zouden zijn voor het onderzoek. Ik kwam er achter dat veel docenten het moeilijk vonden om ervoor uit te komen dat ze erg achter lopen op het gebied van ICT kennis. In dit stadium was ik bang dat ik nooit de benodigde 60% van de organisatie zou kunnen enquêteren voor een betrouwbaar onderzoek. Tot het moment dat ik dit probleem voorgeschotelde aan mijn teamleiders. Mijn teamleiders hebben toen een bericht verspreid waarbij de medewerkers vragend dog dwingend werd verzocht deel te nemen aan de enquête. Hierdoor kwamen er een stuk meer ingevulde enquêtes terug. Het daadwerkelijke uitschrijven van het onderzoek en de herziene versie van het literatuuronderzoek uitwerken heb ik als zwaar ervaren. Dagen heb ik mij achtereenvolgend opgesloten in de universiteitsbibliotheek om rustig te kunnen werken. Maar ik was enorm blij met het resultaat. Na de definitieve versie de eerste keer te hebben ingeleverd was ik ervan overtuigd dat het goed zou zijn. Toen het onderzoek daarna nog vijf keer terug gestuurd werd, vond ik dat soms best confronterend. Ik heb echter wel gemerkt dat het onderzoek daardoor mooier en strakker werd.
Terugblikken In fase twee wil ik concreet gaan kijken naar wat er gebeurde naar aanleiding van mijn handelen. Dit zal ik doen aan de hand van de volgende punten
Wat zag ik?
Wat deed ik?
Wat dacht ik?
Wat voelde ik?
Hoewel ik ambities heb om mij te scholen in de wetenschappelijke kant van het onderwijs had ik van tevoren weinig zin in het onderzoek. Mijn dyslexie speelt daar een overheersende rol bij. Door mijn dyslexie vind ik het moeilijk om lange teksten te lezen en samenvatten van literatuur is een bezigheid waar ik veel moeite mee heb. Nu zijn dit juist die handelingen die bij het doen van onderzoek veel naar voren komen. Mijn dyslexie heb ik altijd als een vervelende handicap gezien waar ik boven wil staan. Ondanks het feit dat ik veel moeite heb met taal, ga ik zulke onderwerpen niet uit de weg. Ik ben in de gelukkige positie dat ik mensen om mij heen heb kunnen verzamelen die mij kunnen ondersteunen bij deze niet zichtbare handicap. Het opzetten van de onderzoeksopzet verliep eigenlijk vrij vlot en ik heb gemerkt dat ik veel steun heb gehaald uit de voorbeelden die ik op internet kon vinden. De HVA biedt in dat opzichte weinig houvast (misschien stimuleert het op deze manier de zelfstandigheid). Op internet kun je veel zelfstudie verrichten op dit gebied. Internet is voor mij dan ook een fantastisch didactisch hulpmiddel wat ik zelf veelvuldig in mijn lessen gebruik. Ik merk dat ik door de studie ‘Mens en Technologie’ professioneler naar het medium ben gaan kijken en het anders gebruik. Het internet was echter wat minder meewerkend op het gebied van mijn literatuurstudie. Ik vond het heel moeilijk om recente bronnen te vinden (na 2008) omtrent ICT-communicatiemiddelen. Veel onderzoek dat was verricht ging over communicatie in het algemeen, over ICT in organisaties of over ICT in het onderwijs. Er was weinig te vinden dat specifiek ging over ICTcommunicatiemiddelen in het onderwijs. Ik vond het daarom ook jammer, maar begrijpelijk dat mijn literatuurstudie de eerste keer terug werd gestuurd met de opmerking dat er te weinig relevante bronnen in waren verwerkt. Ik was echter al begonnen met het opstellen van mijn enquêtevragen. Hierdoor kwamen deze twee processen door elkaar te lopen. Dit zorgde ervoor dat ik het uiteindelijke doel goed voor ogen kreeg. Voor die tijd was het uiteindelijke doel nog relatief vaag, maar doordat ik de enquête ging verspreiden en tegelijkertijd in de stof zat door middel van het literatuuronderzoek zat ik er opeens midden in. De ICT-communicatie problemen die een ieder elke dag krijgt te verwerken werden opeens inzichtelijk. En ik kon de uitkomsten uit mijn literatuuronderzoek prima koppelen aan de hedendaagse praktijk. Ik vond dit echter moeilijk om op een wetenschappelijke manier te
verwoorden in mijn onderzoek. Mijn studiegenoten hebben mij vaak gewezen op punten in mijn onderzoek waar ik verwees naar een uitkomst die voor de hand leek te liggen, maar die niet ondersteund werd door theorie. Enerzijds wekte dit soms grote frustratie bij mij op en onbegrip voor de lezers van het onderzoek die zulke voor de hand liggende feiten toch zouden moeten begrijpen. Anderzijds heeft mij dit kritischer laten kijken naar de functie van tekst als communicatiemiddel. Een duidelijk leerproces!
Bewustwording Tijdens fase drie ga ik in op de bewustwording van essentiële aspecten van het proces. Dit zal ik doen aan de hand van de volgende punten
Wat betekent dat nu voor mij?
Wat is het probleem (of de positieve ontdekking)?
Wat heeft dat allemaal veroorzaakt?
Waar heeft het mee te maken?
Het onderzoek heeft mij bewust gemaakt van een aantal stappen die gemaakt moeten worden voordat er conclusies kunnen worden getrokken. In zekere zin deed ik altijd maar wat als het ging om onderzoek doen en het verwerken van informatie. Er zat geen duidelijke lijn in mijn manier van omgaan met informatie. Het onderzoek heeft mij inzicht gegeven in een logische opbouw, maar heeft mij ook laten inzien hoe belangrijk het is om zorgvuldig je woorden te kiezen en met bronnen om te gaan. In zekere zin vind ik het jammer dat we tijdens de opleiding in een laat stadium zijn begonnen met onderzoek doen. Ik denk dat, als we in het begin van de opleiding concreet onderzoeken zouden hebben gebruikt bij de invulling van modules, dit een breder ontwikkelde competentie zou zijn geweest waar ik veel aan gehad zou hebben. Persoonlijk heeft een professionele kijk naar informatie en die op waarde kunnen schatten een grote waarde. Het feit dat ik mij daar nu langzamerhand bewust van wordt veroorzaakt dat ik anders ga kijken naar de onderbouwing van een argument of bijvoorbeeld een training van mijn bedrijf. Ik zie nu in dat zomaar een link met een bron niet afdoende kan zijn voor een gefundeerde stelling. In een ander aspect dat ik wil aanstippen in de bewustwordingsfase is het feit dat sommige collega’s niet mee wilden werken aan mijn onderzoek. Dit betekende voor mij een flinke tegenslag. Ik kon werkelijk niet begrijpen dat er mensen zijn die niet openlijk ervoor uit durften te komen dat ze iets niet konden. Mijn enige redenatie was dat men het zou aangeven als er problemen zouden zijn. Mijn logica dacht dat een ieder verder zou willen komen en zichzelf wil ontwikkelen. Het feit dat sommige mensen een houding hadden van ‘ik vind het allemaal best’ of ‘het zal mijn tijd wel duren’ was een probleem waar ik geen rekening mee gehouden had. De bewustwording dat ik enkel
men mijn positieve houding en wilskracht om te ontwikkelen niet verder zou komen was een hele schok. Pas toen mijn teamleiders mij geholpen hadden door een bericht te verspreiden waarbij er werd gewezen op de professionaliteit van het docentschap kwamen enkele docenten pas in beweging. Zelf vind ik het jammer dat dit nodig moet zijn in een organisatie. Ik vind het jammer dat zulke acties nodig zijn. Ik hoop dat ik nooit zo zou worden en dat ik altijd het resultaat van de ontwikkeling voorop laat staan. Indutten in mijn ontwikkeling is zo’n beetje het ergste scenario wat ik mij kan voorstellen.
Alternatieve Tijdens fase vier ga ik in op de alternatieve die mogelijk waren tijdens dit proces van onderzoek doen. Dit zal ik doen aan de hand van de volgende punten:
Welke alternatieven zie ik (oplossingen of manieren om gebruik te maken van mijn ontdekking)?
Welke voor- en nadelen hebben die?
Wat neem ik me nu voor, voor de volgende keer?
De belangrijkste keuzes binnen het onderzoek zitten hem in de aanpak. Over de keuze van het onderwerp zelf heb ik geen twijfels. Ik vraag mij wel af of ik het onderzoek niet strakker en completer zou kunnen maken door een andere onderzoeksmethode te hanteren. Interviews afnemen was één van de methodes die ik overwogen heb. Ik denk dat de kwaliteit van de verzamelde data groter en diepgaander zou kunnen zijn. Echter de kwantiteit van de data zal een stuk lager liggen. Een optie die ik ook overwogen heb is een onderzoek waarbij ik docenten aan het werk zou zetten. Het leek mij interessant om verschillende programma’s per docenten groep uit te testen en de resultaten te vergelijken. Ik zou dit interessant vinden om in een vervolg onderzoek alsnog uit te voeren alleen gaat dit veel dieper in op de inhoud en ik heb bewust de keuze gemaakt om mijn onderzoek nu vooral inleidend te houden. De voor- en nadelen zijn van arbeidsintensieve aard en resultatieve aard. Elke methode vergt een andere hoeveelheid tijd. Vooral aan de slag gaan met docenten groepen en experimenten uitvoeren is tijdrovend. Het resultaat zal afhangen van de factoren die meespelen tijdens dit onderzoek. Enquêtes en interviews zijn minder arbeidsintensief en de resultaten (indien je het oppervlakkig houd) breder te gebruiken. In een vervolg onderzoek zou een verbeterpunt voor mijzelf kunnen zijn om methodes te combineren. Vooral de combinatie tussen kwantitatief onderzoek en kwalitatief (mixed methodes) lijkt me een sterke manier van onderzoek met zowel breed als diepgaande uitkomsten. Dit zou een enorm verbeter punt zijn voor mijzelf.
Een punt van reflectie op persoonlijk gebied zit hem wel in de bewustwording omtrent mensen en de inzet van een docent. In het vervolg zou ik minder naïef zijn en er vanuit gaan de een ieder voor het beste resultaat wilt gaan voor de instelling. Ik zou voor een implementatie traject (van bijv. MeeMetICT) of een onderzoek in het vervolg veel meer gebruik willen maken van een een gespreide manier van stof aanbieden. Enerzijds op de vragende manier waarbij je docenten (vragen naar de verantwoordelijkheid) en anderzijds de sturende manier (wijze op de verantwoordelijkheid). Ik denk dat de kracht zit in het overtuigen. Ik zou mij meer willen verdiepen in het overbrengen van een visie op de tegenpartij. Ik zie dit als een vorm van leiderschap waarin ik mij vanaf volgend jaar wil ontwikkelen.
Uitproberen Deze fase heb ik op dit moment van schrijven nog niet kunnen proberen. De belangrijkste punten die ik wil uitproberen op het gebied van onderzoek doen zijn:
Mixed methode uitproberen
De manier van het benaderen van betrokken partijen (vorm van leiderschap)
Het goed zoeken naar relevante literatuur (Als het om ICT gaat niet ouder dan 3 jaar geleden.) Ook meer gebruik maken van buitenlandse literatuur.