REDACTIE Prof. dr. C. Houtman, voorzitter Dr. J.H. van de Bank Dr. A.J. van den Berg Dr. A. de Groot Prof. dr. O.J. de Jong Prof. dr. F.R.J. Knetsch Prof. dr. G.H.M. Posthumus Meyjes Prof. dr. H.J. Selderhuis Dr. J. van Sluis Prof. dr. J. Trapman
REDACTIESECRETARIAAT Dr. J.W. Buisman Drs. G. Brinkman
BIOGRAFISCH LEXICON VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET NEDERLANDSE PROTESTANTISME DEEL 6
UITGEVERIJ KOK - KAMPEN 2006
Uitgegeven met steun van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
® 2006, Uitgeverij Kok - Kampen Bandontwerp Han Prins ISBN 90 435 1279 4 NUR 700 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
INHOUD
fa*
Woord vooraf van de redactie
7
Aanvullingen en corrigenda op de delen I-VI
9
Auteurs van de artikelen van deel VI
13
Artikelen (A-Z)
15
Naamregister op de delen I-VI
363
Register van medewerkers aan de delen I-VI
530
oude terrein overgehaald. Hier is het bij gebleven. Enkele artikelen en zijn medewerking aan de kanttekeningen bij de Nieuwe Vertaling van het NBG benevens die aan de Ned. versie van Millers Algemene Bijbelse Encyclopedie tonen waarmee hij - in de geest van het nauwelijks kritische biblicisme van de rechts-ethische theologen - zich bij voorkeur bezighield. Niet zomaar trouwens: men verhaalt dat hij de Bijbel in beide grondtalen uit het hoofd kende! G e s c h r. : De zending op Nias, Rott. 1916 (Lichtstralen op den akker der wereld, XXII/4). - Aan den voet van den Kilimandsjaro, Rott. 1917 (Lichtstralen op den akker der wereld, XXIII/5). - Prof. Dr. J.H. Gunning, zijn ontwikkelingsgang en zijne beginselen, Zeist 1926 (diss.). - Bijbels theologische gedachten van Prof. Dr. J.H. Gunning, Gron. 1937 (inaug.). - De plaats van het beheer in de Nieuwe Kerkorde, 1946 (z.p.). - Onsterfelijkheid en opstanding, 's-Grav. 1962. Hij werkte mee aan Prof. dr. J.H. Gunning: leven en werken, 3 dln., Rott. 1922-1925 en aan de Ned. bewerking van Madelaine S. en J. Lane Miller, Algemene Bijhelse Encyclopedie, 's-Grav. [1954]. De kerkbeschouwing van Prof. Dr. J.H. Gunning. In: OEV, I (1926), 225-242. - De apologetiek van Prof. Dr. J.H. Gunning. In: De Toortsdrager, IV (1930), 8-10. - De dogmatische betekenis van Prof. Dr. J.H. Gunning. In: VT, VIII (1936), 9-16. -Rom. 7:7-25. In: OEV, XIV (1939), 255-265. - De Brief aan de Hebreeën. In: NwTS, XXIII (1940), 67-78. - Theologisch-exegetische opmerkingen. In: NedTT, I (19461947), 340-346. - Natuurlijke theologie (mededelingen). In: NedTT, VII (1952-1953), 302-303. - Het Evangelie naar Marcus. In: Bijbel in de Nieuwe Vertaling van het NBG met verklarende kanttekeningen [7], Baarn 1955, 96-170. - Het Evangelie naar Johannes. In: ibidem, 271-362. - De kerkbeschouwing van Prof. Dr. J.H. Gunning. In: Hervormde Teologiese Studies, XII, afl. l (1956), 1-11. H s s: Brieven aan J.H. Gunning J.H.zn [UB Utrecht]. Brief aan K.H. Miskotte [UB Leiden]. L i t.: Hand. Syn. Herv. Kerk, Bijl., 1935, 6; voorts reg. in v. - A.F.N. Lekkerkerker, Gunning en Kuyper. In: Ernst en Vrede. Opstellen rondom de ethische theologie, aangeboden aan M. van Rhijn, 's-Grav. 1951, 145. - H. de Vos, In memoriam J.H.S. In: NedTT, XXVIII (1974), 342 (ook in WDt en Nieuw Ruimzicht). - P.J. Roscam Abbing, In memoriam J.H.S. In: KT, XXV (1974), 256. - A. de Lange, Bronnen voor de studie van het leven en het werk van J.H. Gunning Jr. In: DNK, XIII (1982), 33. - Dez., J.H. Gunning Jr. (1829-1905). Een leven in zelfverloochening, I, Kampen 1995, reg. in v. - Noordmans, Verz. werken, 9a en 9b, reg. in v. - K.H. Miskotte, Uit de dagboeken 1935-1937, Kampen 2001, (Verzameld werk 5b), reg. in v. - F.R.J. Knetsch, Sprokkelingen van een kerkhistoricus. In: IDW, XXXII (2003), 91-93. F.R.J. KNETSCH
SERRARIUS (SERARIUS, SERRURIER, SERURIER), PETRUS (doopnaam: Pierre Serurier), * Londen mei 1600, t Amsterdam sept. 1669. Zn. van Philippe Serrurier, koopman, en Judith de Callonne. Stud, theol. Oxford 1617, Leiden 1620. Waals hulppred. Zeeland 1624, Waals pred. Keulen 1626-1628
290
(geschorst). Stud, geneeskunde Groningen 16281630. Corrector en publicist 1630-1669. Hij huwde in dec. 1630 met Sara Paul (t 1633). S. stamde uit een vooraanstaande Waalse familie die in de 16e eeuw naar Londen was uitgeweken. Over zijn jeugd is weinig bekend. Waarschijnlijk bracht hij die door deels te Londen, waar zijn familie tot de Franse Kerk (Threadneedle Street) behoorde, deels te Amsterdam, waar zijn ouders zich in 1604 bij de Waalse kerk lieten inschrijven. Zijn vader werd daar in 1608 tot diaken benoemd, maar keerde in datzelfde jaar terug naar Londen; in 1620 vestigde de familie Serrurier zich definitief te Amsterdam. In 1617 was S. intussen als student van Christ Church College te Oxford ingeschreven. In 1620 meldde hij zich aan als bursaal bij het Waalse College te Leiden, waar hij onder regent D. Colonius theologie ging studeren. Daar werd de basis gelegd voor een levenslange vriendschap met zijn medestudent, de Schotse irenicus J. Durie (Dury). Van 1624 tot 1626 diende S. als proponent de Waalse kerken van Vlissingen, Middelburg en Groede. In deze periode leerde hij waarschijnlijk A. Boreel en de gebroeders I. en J. Beeckman kennen, met wie hij door vriendschap verbonden werd. In 1626 werd S., als Durie's opvolger, beroepen door de Waalse kerk 'onder het kruis' te Keulen ('l'Eglise du Verger'). Slechts twee jaar diende hij deze gemeente: in 1628 werd hij door de Waalse synode geschorst, vermoedelijk vanwege mystiek-spiritualistische opvattingen. S. ging vervolgens geneeskunde studeren te Groningen, waar hij zich bezighield met iatrochemische en alchemistische experimenten, maar brak deze studie in 1630 af. Hij vestigde zich te Amsterdam waar hij tot aan zijn dood bleef wonen, eerst werkzaam als corrector bij een drukker (mogelijk J. Janssonius), vervolgens, ambteloos, als vertaler en publicist. Een poging om de breuk tussen de Waalse kerken en S. te herstellen was in zoverre succesvol dat hij, na herroeping van zijn dwalingen, weer werd toegelaten tot het avondmaal (1637). In 1640 werd hij echter ongeschikt bevonden om - op tijdelijke basis - als predikant de Waalse kerken in Zeeland te dienen, waarschijnlijk om zijn afwijkende theol. denkbeelden. S. werd een bekende in de kringen van collegianten en böhmisten. Zijn huis functioneerde als centrum voor nationale en internationale leden van de kring rond Dury, S. Hartlib en J.A. Comenius. Met de
laatstgenoemde was hij in zijn laatste levensjaren goed bevriend. S. werd vooral bekend door zijn verhandeling Assertion du règne de mille ans (1657), waarin hij stelling nam tegen het antimillenarisme van M. Amyraut. Het boek is gekarakteriseerd als de beste uiteenzetting van het 17e-eeuwse prot. chiliasme (J. Wallmann). Het werd enkele jaren later gevolgd door een klein maar bekend traktaat, dat ook in het Engels werd vertaald, waarin S. astrologie en chiliasme combineerde. Kenmerkend voor S.' eschatologie is de mengeling van mystiek-spiritualistische, filosemitische en chiliastische opvattingen. Al eerder had hij zich doen kennen als een bewonderaar van J. Tauler, van wiens werk (en van enkele pseudotauleriaanse traktaten) hij in 1647 een Ned. editie bezorgde. Ook koesterde hij belangstelling voor eigentijdse Engelse mystieke geschriften en stond hij in contact met Engelse böhmisten. Zijn mystieke embleembundel Goddelycke aandachten (1653), gemodelleerd naar H. Hugo's Pia desideria, beleefde enkele drukken en diende op zijn beurt tot model voor J. Luykens Jezus en de ziel; van de embleembundel verscheen ook een Duitse vertaling. In zijn laatste levensjaren betuigde S. zich een aanhanger van de al verzoeningsleer en gaf hij een 'innerlijke' uitleg van Openbaring 1-10 in het licht. Wars van dogmatische twisten en de veelheid aan confessies ('partijen'), zag S. in de mystiek de weg bij uitstek om aan de verdeeldheid van de contemporaine christenheid te ontstijgen. Van S. ' interesse in de joden en hun bekering getuigt zijn vertaling van H. Jessey's The Glory of Jehudah and Israël (1653). Hij was goed bevriend met rabbi Menasseh ben Israel en schijnt ook verder de nodige contacten in joodse kring te hebben gehad. Met opmerkelijk enthousiasme volgde hij de beweging rond de joodse pseudo-messias Sabbatai Sevi, die in de jaren '60 de nodige beroering zou wekken. S. vervulde een centrale rol als intermediair van het nieuws over de gebeurtenissen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten; zo zond hij informatie door naar J. de Labadie en H. Oldenburg, secretaris van de Engelse Royal Society, voor wie hij ook als tussenpersoon met Spinoza fungeerde. Tevens had S. bemoeienis met projecten van A. Boreel, geïnstigeerd door Oldenburg, en met de Turkse bijbelvertaling, een onderneming waarbij behalve Oldenburg, Hartlib, Comenius en Dury ook R. Boy Ie betrokken was. Op grond van zijn mystieke chiliasme bestreed
S. het socinianisme zoals vertolkt door L. van Brederode, en het cartésianisme zoals gepropageerd door L. Meijer in diens Philosophia S. Scripturae interpres (1666). Met A. Bourignon raakte hij in een felle polemiek verwikkeld over de interpretatie van profetieën. De veilingcatalogus van S.' bibliotheek biedt een boeiende blik op de boekenverzameling van een 17e-eeuws mystiek-spiritualistisch chiliast. G e s c h r. : Bibliografie en opgave van hss. in: E.G.E. van der Wall, De mystieke chiliast P.S., Leiden 1987, 774811. Veilingcatalogus van de bibliotheek: Catalogus variorum, Insignium, rarissimorumque tam theologicarum, tnalhematicorum, historicorum, medicorum et chymicorum, quatn miscellaneorum, compactorum en incompactorum librorum reverend.dn. Petri Serrarü, theologi p.m. et experientiss. dn. Benedict! Böhmen, mathemat.p.m. in quavis lingua Hebraica, Graeca, Latino, Gallica et Italica scriptorum, Als mede Hoogh en Nederduytsche boecken, welcke sullen verkocht worden naest de Paerdestal op de Achterburghwal, alwaer dese titul aengeplackt slaet den 9 april 1670 's morgens ten 9 en 's middaglis ten 2 uuren precijs, Amst. 1670. L i t.: Meinsma, Spinoza, reg. in v. - J. Wallmann, Philipp Jakob Spener und die Anfänge des Pietismus, Tübingen 1970, 331. -E.G.E, van der Wall, De mystieke chiliast P.S. (1600-1669) en zijn wereld, Leiden 1987. - A.C. Fix, Prophecy and Reason. The Dutch Collegia/its in the Early Enlightenment, Princeton 1991, passim. - E. Jorink, Mededogen, hoop en woorden van vermaning. Hollandse reacties op de valse joodse messias Sabbetai Sevi. In: Groniek, XXV (1992), 81-96. - J. van den Berg, Die Frömmigkeitsbestrebungen in den Niederlanden. In: Geschichte des Pietismus, o.r.v. M. Brecht (e.a.), l, Göttingen 1993, reg. in v. - Samuel Hartlib and Universal Reformation. Studies in Intellectual Communication, o.r.v. M. Greengrass (e.a.), Cambridge 1994. -Abraham von Franckenberg. Briefwechsel, uitg. Door J. Telle, Stuttgart-Bad Canstatt 1995, passim. - M. Heyd, "Be Sober and Reasonable". The Critique of Enthusiasm in the Seventeenth and Early Eighteenth Centuries, Leiden (etc.) 1995, 34. - J. van Wijk, The Rise and Fall of Shabbatai Zevi as Reflected in Contemporary Press Reports. In: Studio Rosenthaliana, XXXIII (1999), 7-27. The Hartlib Papers. A complete text and image database of the papers of Samuel Hartlib (c. 1600-1662), HROnline, Sheffield 1997; 2e uitg., 2002. - P.O. Bietenholz, Daniel Zwicker 16121678. Peace, Tolerance and God the One and Only, Firenze 1997, 275 (Studi e testiper la sloria della toleranza in Europa nei secolt XVI-XVII, 1). - J.T. Young, Faith, Medical Alchemy and Natural Philosophy: Johann Moriaen, Reformed Intelligencer, and the Hartlib Circle, Aldershot 1998, 11, 41 vlg., 82 vlg., 87, 197, 219. - A.P. Coudert, The Impact of the Kabbalah in the Seventeenth Century. The Life and Thought of Francis Mercury van Helmont (1614-1698), Leiden (etc.) 1999, 43 vlg., 100, 108, 117, 172, 274. - M. Gullan-Whur, Within Reason. A Life of Spinoza, London 2000, passim. - J. Freely, The Lost Messiah. In Search of Sabbatai Sevi, London-New York 2001, 70-72. - L. Ifrah, l'Aigle d'Amsterdam. Menasseh ben Israel (1604-1657), Paris 2001, 61, 67, 70. - E.G.E. van der Wall, Mystical Millenarianism in the Early Modern Dutch Republic. In: Millenarianism and Messianisrn in Early Modern European Culture, o.r.v. J.C. Laursen and R.H. Popkin, vol. IV: Continental Millenarians - Protestants, Catholics, Heretics, Dordrecht (etc.) 2001, 3747. - M. Zeil, Refraining Rembrandt: Jews and the Christian
291
Image in Seventeenth-century Amsterdam, Berkeley 2002, passim. - M. Boas Hall, Henry Oldenburg: Shaping the Royal Society, Oxford 2002, 54, 80, 105, 107. - M. de Baar, 'Ik moet spreken'. Het spiritueel leiderschap van Antoinette Bourignon (1616-1680), Zutphen 2004, passim. - NNBW, X. E.G.E. VAN DER WALL
SILLEVIS SMITT, JOHANNES HENDRIK, * Rotterdam l mrt. 1897, t Bussum 31 dec. 1975. Zn. van Petrus Abraham Elisa Sillevis Smitt, pred. en later hoogl., en Maria Johanna Hibbeler. Stud, theol. VU; kand. 1920. Geref. pred. Laren (NH) 1923, Semarang (NOI) 1926-1941; vlootpred. 1941-1945, hoofdvlootpred. 1945-1961 (emer.). Hij huwde op 23 mei 1923 te Rotterdam met Hilda Arendina Bavinck (1897-1985), d. van Coenraad Bernardus Bavinck, geref. pred. te Rotterdam. Hun zoon Petrus Abraham Elisa Sillevis Smitt (* 1926) werd geref. pred., o.a. te Rotterdam en Utrecht. Tijdens zijn middelbare schooljaren was S. lid van de Ned. Christen-Studenten Vereniging en aanvankelijk wilde hij zendeling worden. Tijdens zijn studie evangeliseerde hij onder de Amsterdamse achterbuurtjeugd. Na zijn kandidaatsexamen in 1920 liet hij zich niet direct beroepbaar stellen, maar gaf hij gehoor aan een verzoek van de minister van marine om een rapport op te stellen over de geestelijke verzorging bij de marine. Daarvoor, in 1921, had S. zijn eerste zeereis van zeven weken aan boord van een pantserdekschip meegemaakt. Voorafgaand aan de synode van Assen, waar de zaak J.G. Geelkerken zou worden behandeld, schreef S. samen met zijn schoonvader C.B. Bavinck en een vriend van zijn vader, B. Wielenga, een op verzoening gerichte brochure onder de titel Ons aller Moeder (...) (1925), waaraan ook de predikanten J. Douma en N. Buffinga meewerkten. Terwijl S. zelfde Geref. Kerken trouw bleef, kozen zijn moeder, vier zusters en twee broers voor de Geref. Kerken in Hersteld Verband. Zijn keus werd mede bepaald door het beroep naar de kerk van Semarang op Java in Ned.-Indië dat S. in het begin van het jaar 1926 had aangenomen. S. gaf energiek leiding aan de door de cl. Batavia geïnitieerde activiteiten tot bevordering van de onderlinge contacten. Hij gaf de stoot tot de oprichting van het Kerkblad van de Gereformeerde Kerken in Nederlandsch-Indië, en voor het evangelisatiewerk De zaaier. In 1931 werd mede door toedoen van S. de Stichting de Chr. Pers in Ned.-Indië opgericht,
292
die de Zaaier-bibliotheek uitgaf. S. schreef enkele deeltjes, o.a. Rust, rust... (1933). Tevens verscheen een aantal delen ook in het Maleis. Tijdens zijn Indische jaren maakte S. kennis met de Buchmanbeweging of Oxford-groep, die grote indruk op hem maakte. Nadat de cl. Batavia een verzoek van de Ned. regering in Londen voor de aanstelling van een vlootpredikant had ontvangen, nam S. in juni 1941 deze taak op zich. Via Australië en Amerika bereikte hij Engeland. In 1942 begon hij met de uitgave van een eenvoudig getypt blaadje: Roerganger. Na de oorlog, op 20 aug. 1945 werd S. benoemd tot hoofdvlootpredikant. Met zijn gezin, dat zich in febr. 1946 met hem herenigde, vestigde hij zich in 's-Gravenhage. Door hem werd een team van vlootpredikanten aangesteld voor verschillende marine-eenheden, zowel ter zee als aan de vaste wal. Bij zijn pensionering had S. de rang van kapitein ter zee of 'vier strepen zonder een krul'. Als eerste buitenlander ontving S. van de NAVO-geestelijke verzorgers de Amerikaanse onderscheiding de 'Four Chaplain's Award', vanwege zijn inzet voor de bevordering van de oecumene onder de strijdkrachten. Als algemeen voorzitter van het NBG van 1957 tot 1967 toonde S. een sterke oecumenische inzet - de eerste stappen om samen met de rooms-katholieken tot een gezamenlijke bijbelvertaling te komen werden gezet en er werd begonnen met een oecumenische vertaling in het Fries - en wist hij diverse internationale contacten tot stand te brengen. Vanwege zijn moedige houding in de oorlog en zijn grote kanselgaven werd S. door kroonprinses Beatrix en Claus von Amsberg uitgenodigd de prediking te verzorgen in de huwelijksdienst in de Amsterdamse Westerkerk, 10 mrt. 1966. De herv. pred. H.J. Kater leidde de officiële bevestiging van het huwelijk; S. preekte over de tekst Joh. 14:6a: "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven". S. heeft vanaf zijn 70ste jaar niet meer gepreekt. S. was een sterke persoonlijkheid met een duidelijk oecumenische uitstraling. Daarbij was hij een enthousiast prediker en een toegewijd zielzorger. Ook bezat hij een grote openheid naar de wereld, vooral ontstaan in zijn Indische tijd. Na zijn terugkeer naar Nederland had hij soms grote moeite met de structuren van zijn kerkverband. Een vergaderkerk lag hem niet. Hij verlangde naar de ene chr. kerk, bij voorkeur met een episcopale organisatie.