Interface:
Links
zie
je
de
browser,
waarin
je
al
je
materiaal
voor
een
productiesequence
importeert
en
ordent
in
mappen
of
bins.
Zoals
je
ziet,
staan
er
al
twee
folders/bins
in
de
browser;
één
voor
video
en
één
voor
audio.
Je
kan
nieuwe
bins
maken
o.a.
voor
al
je
grafische
files
onder
het
filemenu
>
new
>
bin.
In
de
browser
vind
je
alle
info.
over
je
clips
zoals
lengte,
in‐
en
uitpunt,
sample
rate,
data
rate,
audio
rate
en
formaat
enz.
Rechts
daarvan
zie
je
de
viewer,
waarin
je
je
clips
bekijkt
en
in‐
en
uitpunten
zet
met
de
shortcuts i
en
o,voordat
je
ze
in
de
timeline
sleept
.
Als
je
je
videowerk
later
wil
afspelen
op
tv,
moet
je
de
“title
safe”
instelling
gebruiken,
zodat
de
tekst
niet
buiten
het
tv‐beeld
verdwijnt.
De
buitenste
lijnen
zijn
“action
safe”
lijnen
waarbinnen
de
acties
op
een
tv‐ monitor
veilig
zijn.
De
binnenste
lijnen
markeren
de
veilige
plek
voor
tekst.
In
de
timeline
bouw
je
je
videosequences
op,
waarvan
je
de
bewerking
in
de
canvas
ziet.
Bij
FCE
zie
je
onder
RT
linksboven
de
ingestelde
systeem‐settings
van
de
“playback‐ control.”
Rechts
zie
je
de
video
sporen
1
&
2
en
audio
1
tm
4:
de
v1 knop geeft
aan
waar
je
clip
komt
(hier
op
het
2de
videospoor
V2)
en
de
stereo‐knoppen
a1
en
a2
geven
aan
dat
je
bijbehorende
audio
op
spoor
A3
en
A4
wil.
Je
kunt
de
indicatoren
v1,
a1
en
a2
verslepen
naar
het
gewenste
spoor.
Nu
een
korte
beschrijving
van
de
FCE‐toolbar
links1:
De
pijl
is
de
selecttool,
waarmee
je
clips
selecteert
te
trimmen
en
te
verplaatsen.
Onder
de
selecttool
zie
je
de
edit‐selecttool
en
select‐ forwardtool
,
daaronder
de
belangrijkste
tools
in
non‐lineaire
video,
namelijk
de
trimtools
om
je
video
zo
compact
mogelijk
te
maken
om
aan
het
doel
te
beantwoorden.
De
roll‐tools
veranderen
alleen
de
in‐
en
uitpunten
van
twee
opvolgende
clips,
zonder
de
gehele
lengte
van
de
sequence
te
veranderen.
Met
de
slide‐tools
kan
je
de
montagepunten
van
drie
verschillende
clips
tegelijk
veranderen,
zodat
je
sequence
langer
of
korter
wordt.
Met
het
scheermesje
kan
je
snijden
in
je
clips
om
een
las
in
te
voegen.
Met
het
vergrootglas
kan
je
in
de
tijdslijn
of
canvas
‘zoomen;’
onder
het
vergrootglas
vind
je
een
handje
en
een
scrubtool.
Met
de
pentools
kan
je
punten
zetten
in
de
‘overlays’
(=volumeregeling
in
de
audio
en/of
transparantie
in
de
video).
In
de
‘toolbar’
vind
je
de
audiometers,
die
de
meeste
editors
rond
‐12
Db
willen
houden;
als
je
op
deze
digitale
meter
0
decibellen
haalt,
gaat
je
audio
vervormen.
Je
kan
de
vensters
‘dynamisch’
herschikken
naar
je
wensen,
maar
ook
onder
de
windowtab
>
arrange
kiezen
voor
bijvoorbeeld
“voice‐over’
om
een
commentaar
bij
je
video
in
te
spreken.
Er
opent
zich
een
venster
waarbij
je
meteen
kan
gaan
opnemen:
Je
kan
ook
‘shortcutbuttons’
toevoegen
in
de
vensters
door
onder
de
‘toolstab’
in
het
menu
op
‘buttonlist’
te
klikken
en
de
symbolen
naar
de
top
van
welk
venster
dan
ook
te
slepen.
1
De
tools
in
Première
Elements
7
werken
vegelijkbaar
met
die
van
andere
bekende
Adobeprogramma’s
zoals
Première
Pro,
After
Effects
&
Photoshop.
Materiaal importeren: Maak
op
een
schijf
(liefst
extern)
een
folder
aan
voor
al
je
Video‐projecten,
die
je
bijvoorbeeld
Video
noemt. Voordat
je
materiaal
van
je
dv‐camera
importeert
sluit
je
de
camera
eerst
met
fire‐wire
aan
voordat
je
het
programma
opstart.
Onder
het
Final
Cut
Express‐menu
stel
je
de
systeemsettings
in
zoals
de
‘scratch
disk’
en
de
folder,
die
je
net
hebt
aangemaakt
om
een
av‐archief
op
te
bouwen2.
Je
kunt
een
aantal
terugspeelopties
zoals
RT
‘unlimited’,
video
kwaliteit
‘dynamic’
en
frame
rate
‘full’
instellen;
onder
Easy Setup
kies
je
bijvoorbeeld
‘all formats’,
‘all rates’
en
DVPAL
(=
Europese
analoge
kleurentelevisie
formaat).
Je
opent
nu
onder
het
file‐menu
een
nieuw
project
en
slaat
het
op
onder
je
projectnaam
en
kiest
een
nieuwe
bin,
die
je
in
de
browser
een
naam
geeft.
Als
je
“ctr+
klikt”
op
de
bin
kan
je
in
het
uitklapmenu
kiezen
voor
Set Capture Bin, zodat al
het
nieuw
te
capturen
materiaal
in
die
folder
gezet
wordt3.
Als
je
onder
het
filemenu
voor
Capture
kiest
opent
het
volgende
venster:
Het
ordenen
en
benoemen
van
je
clipfragmenten
is
erg
belangrijk
om
overzicht
te
houden
over
het
project,
dus
geef
duidelijke
clipnamen.
Zorg
dat
je
genoeg
voor
en
na
het
gewenste
fragment
‘captured,’
zgn.
‘handels’
om
later
‘transitions’
te
kunnen
toepassen.
Fragmenten
kan
je
direct
met
capture now
binnenhalen.
FCE
heeft
geen
mediamanager,
dus
het
is
niet
handig
om
al
het
materiaal
in
je
laptop
te
capturen.
2
Als
je
met
HDD‐camcorders
werkt,
moet
je
het
bestand
in
i‐movie
capturen,
naam
geven
en
exporteren
als
FCE
XML‐file;
je
kunt
dit
XML‐file
nu
in
FCE
importeren.
Lukt
dit
niet,
dan
moet
je
de
bestanden
op
je
bureaublad
kopiëren
en
eerst
de
MPEG‐2
muxed
bestanden
scheiden
met
MPEG‐streamclip:
http://www.squared5.com/
.
Je
sleept
je
MPEG‐2
muxed
file
op
het
streamclipscherm
en
kiest
onder
file
demux to unscaled M2V and AIFF.
Je
opent
de
m2v
file
in
de
QT‐player
en
bewaart
het
als
zelfstandige
QT‐movie
in
je
FCE‐map,
die
je
nu
kunt
importeren.
AVCHD‐camera’s
die
in
die
digitaal
MPEG‐4/H.264
opnemen
zijn
wel
compatibel
met
FCE
op
Intel‐macs:
je
kiest
Log and transfer onder
het
filemenu.
3
Het
is
een
referentie
naar
de
fysieke
media
in
de
scratchdisk.
Met
de
projectknop
kan
je
later
(als
je
de
originele
tapes
met
doorlopende
timecode
nog
hebt)
alle
offline
fragmenten
weer
ophalen
vanaf
de
mini‐dv‐tape.
Bij
het
importeren
van
muziek
in
je
project
(uit
i‐tunes
of
van
een
CD)
moet
je
oppassen
met
copyrights;
muziek
luisteren
is
iets
anders
dan
gebruiken
in
een
productie4.
In
i‐tunes
kan
je
onder
de
advanced‐settings
Import
Using
op
AIFF
zetten
en
de
sample‐ rate
op
48.000
kHz,
16
bit
stereo.
Je
selecteert
de
tracks
in
i‐tunes
die
je
wil
gebruiken
en
klikt
op
advanced
selection
>
Create
AIFF
Version.
Vanuit
de
muziekbibliotheek
kan
je
(Ctr+klik)
in
het
uitrolmenu
kiezen
voor
‘show
in
finder;’
Je
kunt
de
file
nu
in
FCE
importeren
met
Export
FCE.
Narratieve strategie:
Als
editor
probeer
je
uit
het
beschikbare
materiaal
de
beste
fragmenten
te
combineren
tot
een
spannend
verhaal
om
de
aandacht
van
de
kijker
vast
te
houden.
Je
mixt
bijvoorbeeld
totaal‐,
medium‐,
close‐up‐
en
extreme
close‐upsshots
en
snijdt
precies
in
de
actie
om
een
natuurlijke
overgang
en
continuïteit
te
bewerkstelligen5.
Storyboard:
Je
kan
de
lange
clips
organiseren
door
ze
in
subclips
op
te
delen6.
Je
snijdt
het
materiaal
dat
je
niet
gaat
gebruiken
weg
en
houdt
de
goede
clips
over.
Als
je
zoals
hier
een
opname
hebt
van
twee
surfers
kan
je
bijvoorbeeld
het
stuk
dat
de
camera
zwenkt
tussen
de
surfers
eruit
snijden.
Je
zet
in
de
viewer
een
in en uitpunt
voor
het
fragment
dat
je
wil
houden.
Je
gaat
nu
naar
het
modify‐menu
en
kiest:
maak
subclip.
De
subclip
die
nu
in
de
browser
verschijnt
kan
je
een
nieuwe
naam
geven,
zoals
hier
‘wipe
out.’
Zo
maak
je
beter
te
managen
clips,
bijvoorbeeld
als
je
een
storyboard
binnen
je
montageprogramma
maakt.
Je
kiest
voor
medium
iconen
in
de
browser
en
kan
nu
de
clips
in
de
goede
volgorde
zetten
voordat
je
gaat
Zoek
met
de
scrubtool
in
de
monteren.
toolbar
onder
het
vergrootglas
het
goede
beeld
zoeken:
Markers
onder
het
markmenu
en
in
de
viewer
en
het
canvas
kan
je
gebruiken
om
belangrijke
punten
te
markeren,
bijvoorbeeld
waar
je
later
een
tekst
of
logo
wil
4
Kijk
o.a.
op
http://www.copyright.gov/
voor
meer
informatie
hierover.
5
Zie
ook
de
tekst
Camera en montagevormgeving.
6
Als
er
een
storyboard
is,
is
het
een
handige
manier
om
de
nodige
clips
te
ordenen.
invoegen.
Als
je
dubbelklikt
op
de
marker
kan
je
notities
toevoegen,
zodat
je
later
ziet
wat
je
op
de
plek
wilt
doen.
Ruwe montage: clips inkorten:
Met
een
conventionele driepunt edit kan
je
makkelijk
je
clips
trimmen.
Je
laat
je
eerste
clip
uit
het
storyboard
in
de
viewer
door
er
2x
op
te
klikken.
Met
je J (=terugspoelen), K (=stoppen) en Ltoetsen
(vooruit)
navigeer
je
door
de
clip
om
je
in en uitpunt
te
kiezen;
de
i‐toets
voor
in
en
de
o‐toets
voor
out
(Je
kunt
ook
de
in‐
en
uitpuntknop
gebruiken:
zie
afbeelding
linksonder).
In
de
tijdlijn
trek
je
de
speelkop
naar
het
gewenste
inpunt
en
sleept
de
clip
uit
de
viewer
naar
rechts
(zoals
je
hieronder
ziet),
waar
vanzelf
een
nieuw
scherm
verschijnt.
Je
zet
het
clipfragment
op
“overwrite”
en
laat
het
los.
Het
zal
nu
vanzelf
bij
de
afspeelkop
in
de
tijdslijn
worden
geplaatst.
Nu
kan
je
het
2de
fragment
in
de
viewer
bewerken
enz.
Kijk
goed
waar
je
de
speelkop
plaatst.
Dit
noem
je
een
driepunts
montage.
Iedere
montage
heeft
een
ritme
en
muziek
kan
de
basis
voor
een
montageritme
zijn.
Muzikale
‘ques’
kunnen
je
montage
natuurlijker
maken
en
meer
impact
geven.
Je
kunt
in
een
nieuwe
sequence
beginnen
met
een
muziekclip
in
de
tijdslijn.
Je
sluit
de
audio‐ sporen
A1
en
A2
links
door
op
de
hangsloten
te
klikken,
zodat
je
er
niet
overheen
kan
monteren.
Je
gaat
nu
naar
het
“generatormenu”
onder
in
het
viewervenster.
Je
kiest
‘slug’
dat
je
gebruikt
om
de
edits
op
hun
plek
te
houden
als
je
op
de
‘beat’
van
de
muziek
gaat
monteren.
(Je
kan
deze
clip
ook
op
het
natuurlijke
eb‐
en
vloedritme
van
de
golven
monteren).
Sleep
de
slug
of
insert
(F10)met
de
speelkop
aan
het
begin
van
de
tijdslijn
en
maak
hem
net
zo
lang
als
de
muziekclip.
Een
beetje
muzikaliteit
helpt
om
de
ques
te
herkennen,
waarop
je
de
edits
(ctrl
+
v
)in
real‐time
kan
maken,
terwijl
je
naar
de
muziek
luistert.
Druk
op
de
opvallende
slagen
in
de
maat
op
de
toetsen
(ctrl
+
v),
waar
je
nu
rode
tekens
en
lassen
in
de
slug
ziet.
Nu
kan
je
door
clipfragmenten
op
‘replace
edit‘
te
slepen
terwijl
de
speelkop
in
het
midden
van
de
eerste
slugclip
in
de
tijdslijn
staat,
de
slug
met
je
storyboardfragmenten
verruilen.
Ze
nemen
vanzelf
de
lengte
van
de
slug
aan,
tenzij
ze
te
kort
zijn
(dan
krijg
je
een
errormelding).
Zo
ga
je
door
tot
de
hele
sequence
is
ingevuld
en
daarna
kan
je
de
trimtools
gebruiken
om
de
fragmenten
scherp
op
de
beat
te
monteren.
Een
ander
praktische
driepunt‐edit
is
backtiming,
dat
zoveel
betekent
als
dat
het
eind
van
de
clip
belangrijker
is
dan
het
begin.
Een
videoclip
die
precies
eindigt
als
de
muziek
uitfadet
om
het
een
natuurlijk
eind
te
geven,
is
een
goed
voorbeeld.
Je
plaatst
je
laatste
clipfragment
in
de
tijdslijn
en
plaatst
aan
het
eind
een
crossdisolve
op
de
clip,
die
het
beeld
langzaam
laat
uitfaden.
Nu
zoek
je
een
muziekclip,
die
je
wil
gebruiken
en
klikt
op
de
audiotab
in
de
viewer
zodat
je
de
‘waveform’
ziet.
Je
kan
nu
aan
het
eind
van
de
muziek
een
uitpunt
plaatsen
in
de
viewer
en
in
de
tijdlijn
bij
het
eind
en
begin
van
de
clip
een
uit‐
en
inpunt.
Je
hebt
weer
drie
punten,
waarop
het
muziekfragment
kan
navigeren.
Ja
maakt
de
overwrite edit
(F10)
en
luistert
of
het
goed
is7.
De
shortcut
F9
gebruik
je
voor
een
insert
edit,
die
op
de
plek
van
de
afspeelkop
tussen
de
clips
wordt
gevoegd8.
Je
kunt
nu
een
clip
die
toch
niet
goed
werkt
van
plek
veranderen
in
de
tijdlijn
door
de
selectietool
te
activeren
en
de
clip
d.m.v.
kliksleep te
verplaatsen
naar
de
plek
waar
je
hem
wil
hebben;
als
je
de
option‐toets
indrukt
zie
je
de
‘swappijl’
en
kan
je
de
clip
plaatsen:
Je
kunt
de
clips
alle
kanten
op
verplaatsen
op
deze
manier.
De
‘snapknop’
rechtsboven
in
de
tijdlijn,
die
je
uit
en
aan
kan
zetten,
zal
de
fragmenten
magnetisch
tegen
elkaar
aan
klikken.
Probeer
het
eens!
Trimmen gebruik
je
om
je
montage
te
polijsten.
Door
dubbel
op
een
clip
in
de
tijdlijn
te
klikken
kan
je
in
de
viewer
zien
of
er
genoeg
handvatten
zijn
om
de
clip
te
manipuleren.
Voordat
je
gaat
trimmen,
kan
je
beter
de
magnetische
‘snaptoets’
uitzetten
(=
grijs).
‘Ripp‐
en
rolltools’
zijn
goed
om
de
cliplengte
te
veranderen
en
de
‘slip‐
en
slidetools’
als
je
dit
niet
wil.
Je
kan
ze
bijv.
gebruiken
om
de
lassen
van
je
muziekclip
precies
scherp
op
de
slagen
in
de
muziek
te
krijgen.
Je
klikt
links
onder
in
de
tijdlijn
op
het
pop‐up
menu:
Kies
Show Audio Waveforms om
de
uitslagen/
hoge
pieken
in
het
geluid
goed
te
kunnen
zien.
Met
de
roll‐edit
(r)kan
je
nu
de
las
van
het
videofragment
precies
op
de
slag
monteren.
7
Gooi
de
niet
gebruikte
clips
niet
meteen
weg,
maar
maak
een
nieuwe
bin
met
restclips.
Pas
als
je
zeker
bent
dat
je
klaar
bent,
kan
je
de
restclips
deleten.
Je
ctrl‐klikt
in
de
browser
op
de
clip
en
kiest
‘reveal
in
finder’
om
de
originele
clip
op
je
harddrive
te
lokaliseren
en
delete
hem
daar.
8
zorg
dat
je
in
de
Mac‐voorkeuren
(toetsenbord
en
muis)
de
F9
(alle
vensters)
&
F10
(programmavensters)
uitgezet
hebt.
Met
ripple‐edit
(rr)
kan
je
een
kort
fragment
verlengen;
hieronder
heeft
het
ook
de
functie
om
de
videotrack
evenlang
als
de
muziektrack
te
maken.
enz.
Loopt
de
sequence
nu
goed
of
hapert
er
nog
iets
in
het
ritme?
Als
je
je
editpunten
op
de
juiste
plaats
hebt,
kan
je
met
de
sliptool
de
beste
acties
binnen
je
clips
zoeken.
Klik
s
in
de
tijdlijn
om
de
sliptool
te
activeren.
Als
je
veel
acties
in
je
shots
hebt,
kan
je
je
afvragen
of
je
al
de
beste
momenten
in
de
sequence
hebt
en
of
ze
goed
op
elkaar
aansluiten.
Je
hebt
al
een
globaal
idee,
maar
kan
nu
heel
precies
te
werk
gaan.
Als
je
in
de
tijdlijn
door
de
clip
slipt,
zie
je
in
de
canvas
het
in en uitpunt
tegelijk
verschuiven.
Bedenk
wat
je
met
een
shot
wil
en
hoe
je
het
wil
laten
aansluiten
op
de
andere
clips.
De
slidetool
(ss)
kan
je
nu
tot
slot
gebruiken
als
er
nog
edits
zijn,
die
niet
op
de
juiste
plek
staan.
De
tool
verschuift
de
clip
als
geheel
en
past
de
naastliggende
clips
aan.
Je
kan
ook
een
editpunt
in
realtime
maken
als
je
in
het
‘trimedit venster,’
dat
je
kan
activeren
door
in
de
tijdlijn
2x
op
een
las
te
klikken,
de
dynamicknop
aanklikt.
Als
boven
het
venster
een
groene
baan
ligt,
is
het
venster
actief
.
Nu
kan
je
een
dynamic edit
in
realtime
maken,
door
de
clip
af
te
spelen
en
op
de
i‐toets
te
drukken
als
de
afspeelkop
in
de
tijdlijn
op
het
goede
peakpunt
in
de
muziek
komt.
Het
kan
zijn
dat
één
van
de
clips
binnen
je
sequence
irrelevant
is
geworden
en
dat
je
die
wil
vervangen.
Zorg
dat
de
muziekclip
op
slot
zit,
zodat
een
nieuwe
clip
de
audio
niet
kan
overschrijven
en
klik
fn + delete
om
de
irrelevante
clip
te
verwijderen.
Je
zet
de
speelkop
in
het
midden
van
het
gat
en
sleept
een
nieuwe
clip
op
de
“replace‐ overlay”(blauw)
in
de
canvas.
Je
kunt
ook
de
magnetische
‘snapknop’
weer
activeren
(groen)
en
de
clip
oprekken
in
de
tijdlijn.
Een
ander
manier
is
om
de
las
van
de
op
te
rekken
clip
te
activeren
door
er
op
te
klikken
en
de
speelkop
in
het
gat
te
plaatsen
tot
waar
je
de
clip
wil
rekken
en
op
de
e toets
te
drukken
(=
extend
edit).
Je
kan
ook
met
een
driepuntsedit
een
in‐
of
uitpunt
in
de
viewer
aangeven
om
zo
het
gat
bij
de
afspeelkop
te
vullen.
Experimenteer
met
deze
mogelijkheden
om
een
manier
te
kiezen
die
je
ligt
.
Er
zijn
verschillende
opties
om
je
video
en
audio
in sync te
houden
zoals
het
aanklikken
van
de
gelinkte‐selectie‐knop
naast
de
magnetische‐snap‐knop.
Mocht
je
dit
vergeten
zijn
en
de
clips
zijn
uit
sync,
dan
geven
de
rode
merkjes
in
de
tijdlijn
aan
hoeveel
de
clip
uit
sync
is.
Door
ctrl
+
klik
op
het
rode
merkje
kan
je
uit
twee
opties
kiezen,
namelijk
move into sync en
slip
into
sync.
Met
move
schuif
je
de
video‐
en
audioclip
fysiek
in
sync,
terwijl
je
slip
gebruikt
als
je
de
clip
met
opzet
fysiek
uit
sync
hebt
verschoven.
Je
slipt
je
audio
in sync
zonder
dat
de
clips
fysiek
verschuiven.
De J en Lcut wordt
veel
toegepast
om
geluid
op
te
laten
komen
voordat
je
het
bijhorende
beeld
ziet
(Jcut) zoals
in
bovenstaande
clip
om
de
kijker
alvast
de
volgende
scène
binnen
te
voeren,
zoals
aan
het
begin
na
de
titel.
De
L‐cut
doet
precies
het
tegenovergestelde
en
laat
de
audio
langer
doorlopen
dan
het
beeld.
Je
kan
simpelweg
de
audio
op
slot
doen
en
de
video
een
stukje
terugschuiven
zodat
er
een
L‐vorm
ontstaat.
Het
kan
zijn
dat
je
op
één
van
je
audio tracks
het niveau wil
aanpassen,
zoals
bijvoorbeeld
bij
een
voice‐overtrack
die
te
zacht
is
in
vergelijking
met
de
andere
audio,
bijvoorbeeld
een
muziektrack.
De
audiotracks
willen
we
–
12
Db
met
uitslagen
naar
‐6
Db
voor
enige
dynamiek.
Je
kan
je
muziektrack
in
de
audiometer
controleren.
Als
je
ziet
dat’ie
rond
de
0
Db
is
met
uitslagen
daarboven
zal
hij
vervormen
en
lelijke
storingen
geven.
Als
je
in
de
tijdlijn
met
meerder
audiokanalen
werkt,
kan
je
op
de
audioknop
links
onder
meer
mogelijkheden,
zoals
‘mute’
zien.
Met
het
koptelefoonsymbool
kies
je
de
muziekkanalen
die
je
wil
horen.
Met
de
Apply normalization gain
onder
het
‘modify’menu
>
audio
>
apply
normalization
gain,
kan
je
de
kanalen
op
‐12
Db
instellen,
zodat
de
audio
in
evenwicht
is
met
de
voice‐over.
Links
onder
kan
je
de
waveform
activeren
en
zien
dat
de
muziek
nog
steeds
veel
meer
pieken
heeft
dan
de
stem.
Net
voor
en
na
het
spreken,
zet
je
met
option + klik
(pentool)
twee
punten
op
de
roze
overlaylijn
die
je
3
Db
naar
beneden
haalt,
terwijl
je
de
stem
3
Db
omhoog
haalt.
Nu
kan
je
de
stem
zeker
goed
horen.
Je
kan
ook
met
audio filters in
het
browservenster
onder
Effects
je
geluid
bijstellen.
Je
hebt
Apple
Audio
Unit‐filters
en
FCE
filters.
Probeer
eens
het
Low
Shelf‐effect,
door
er
op
te
klikken
of
het
op
je
audiokanaal
in
de
tijdlijn
te
slepen.
In
het
filtervenster
kan
je
nu
keyframes
neerzetten
en
om
het
effect
aan
te
passen
aan
je
geluid.
Als
je
een
voice over
hebt
van
iemand
die
was
‘slist’,
gebruik
dan
de
Vocal
DeEsser;
bij
iemand
waar
de
p
teveel
nadruk
krijgt
kan
je
de
DePopper
inzetten.
Je
kunt
filters
uit
het
filtervenster
naar
een
bin
in
de
sequence
slepen
om
ze
later
weer
te
kunnen
gebruiken.
Als
je
de
audio
met
verschillende
camera’s
of
audio‐apparatuur
hebt
opgenomen,
kan
het
geluid
tussen
verschillende
clips
nogal
verschillen
en
is
het
goed
om
aan
het
eind
van
je
montage
audio‐overgangen
(transitions)
te
gebruiken.
Je
klikt
op
een
las
en
sluit
de
video
af
om
alleen
de
audio
te
beïnvloeden;
met
ctrl + klik
kan
je
in
het
uitrolmenu
voor
Cross Dissolve
kiezen
zodat
je
audio
van
clip
tot
clip
mooier
in
elkaar
overloopt.
De
Cross‐disslove
werkt
ook
op
de
videoclips,
maar
je
kan
nog
veel
meer
video‐overgangen
vinden
in
het
Effectvenster
in
de
Browser.
Je
moet
wel
genoeg
handels
hebben
aan
de
clips
om
de
overgangen
te
kunnen
toepassen.
Een
overgang
zoals
bijvoorbeeld
Dip to Color
kan
je
aanpassen
en
bewaren.
Je
sleept
de
overgang
naar
de
las
in
de
tijdlijn
en
klikt
erop.
Je
ziet
het
volgende
venster:
In
dit
venster
kan
je
o.a.
de
kleur,
lengte,
start
en
eindpunt
van
de
overgang
aanpassen.
Je
kan
met
de
eyedroptool
een
kleur
uit
je
clip
kiezen
voor
een
mooie
overgang,
of
uit
het
kleurenpalet
kiezen.
Je
kan
starten
of
eindigen
op
de
las
en
als
het
effect
je
bevalt,
sleep
je
het
handicoon
naar
de
favorietenfolder
in
de
browser.
Geef
het
een
bijpassende
naam
om
het
later
te
kunnen
gebruiken.
Eén
van
de
leukste
overgangen
is
de
Gradient
Wipe
in
de
Wipefolder,
waarmee
je
zelf
een
zwart/wit‐beeld
gebruikt
om
de
overgang
te
maken.
Sleep
Gradient
Wipe
naar
een
overgang
en
open
het
effectvenster.
Je
ziet
nu
een
vierkant
[?]
waar
je
zelf
een
zwart/wit‐beeld
op
kan
slepen
dat
je
zelf
maakt
in
Photoshop
of
op
het
web
googelt;
Bewaar
je
gradient‐wipes
in
een
folder,
die
je
importeert
in
de
browser.
In
het
editorvenster
kan
je
o.a.
de
zachtheid
aanpassen
van
de
overgang
tot
je
tevreden
bent.
Er
zijn
veel
goed
bruikbare
overgangen
zoals
de
Push Slide,
waarbij
je
de
richting
van
de
inkomende
clip
kan
veranderen
of
de
Cross Zoom
in
de
3D
simulatiefolder,
waarbij
je
de
hoeveelheid
zoom
kan
bijstellen
of
een
‘blur’
aan
kan
geven.
Probeer
ze
uit,
maar
pas
ze
zorgvuldig
toe,
want
een
overdaad
aan
effecten
kan
je
sequence
killen.
Kleurcorrectie kan
bijna
iedere
clip
verbeteren.
Bij
de
tv
wordt
de
kleurverzadiging
verhoogd
(saturation)
om
het
beeld
levendiger
te
maken.
Je
kan
de
beelden
ook
“cooler”
maken
door
de
verzadiging
te
verlagen
en
er
iets
blauw
aan
toe
te
voegen.
De
meest
voorkomende
belichtingsproblemen
zijn
over‐
en
onderbelichting
tijdens
de
opnames
of
een
foute witbalans.
Mocht
je
vergeten
zijn
de
witbalans
tijdens
de
opnamen
bij
veranderende
lichtomstandigheden
opnieuw
in
te
stellen,
dan
kan
je
in
de
kleurcorrector
in
de
linker
cirkel
alsnog
de
balans
proberen
bij
te
stellen.
Met
de
eyedropper
zoek
je
in
de
clip
naar
een
punt
dat
wit
zou
horen
te
zijn,
maar
het
niet
is.
Het
middelpunt
van
de
cirkel
zal
nu
naast
het
centrum
komen
en
om
de
balans
bij
te
stellen
kan
je
met
de
schuiven
heel
voorzichtig
bewegen
zoals
hieronder;
iets
meer
wit
en
midtonen,
iets
minder
zwart
en
iets
meer
verzadiging.
Je
kunt
nu
het
oogje
uitzetten
om
het
verschil
te
zien.
Om
over‐
en/of
onderbelichting
aan
te
passen,
sleep
je
de
‘kleur
correctorfilter’
in
de
kleurcorrectiemap
naar
de
te
lichte/donkere
clip.
Dubbelklik
om
de
filtereditor
onder
de
kleurcorrectertab
in
de
viewer
te
activeren9.
In
de
hue‐cirkel
kan
je
aanpassingen
maken
in
de
kleurtemperatuur
om
globale
verandering
in
de
clips
te
bewerkstelligen.
Met
de
schuiven
beneden
kan
je
de
wit‐,
mid‐,
zwarttonen
en
saturation
bijstellen.
De
knoppen
rechts
zijn
voor
automatische
witbalanswaarden
en
autocontrast
voor
zwartwaarden.
Met
subtiele
kleurcorrectie
in
clips
met
een
afwijkende
kleur
kan
je
de
continuïteit
van
de
hele
sequence
verhogen,
zoals
met
de
eyedropper om
huidskleur
in
verschillende
shots
beter
op
elkaar
te
laten
aansluiten.
Of
je
nu
exporteert
voor
het
web
of
dvd
en
niet
om
uit
te
zenden
op
tv
is
het
toch
belangrijk
om
met Broadcast safe
de
kleuren
veilig
te
stellen
door
een
filter
op
de
hele
sequentie
toe
te
passen.
Kleuraspecten
kunnen
bij
compressie
en
op
het
web
foutmeldingen
veroorzaken
en
bij
vertoning
op
de
tv
afgrijselijke
beelden
geven.
Selecteer
tot
slot
dus
als
laatste
voordat
je
exporteert
je
hele
sequentie
met
cmd + a
en
pas
onder
effects > videofilter > kleurcorrectie > broadcast safe toe.
Je
zult
het
subtiele
verschil
nauwelijks
opmerken,
maar
het
is
erg
belangrijk
voor
je
kleurkwaliteit
!
9
Je
kunt
de
scherminstelling
op
Compositie
zetten
onder
het
venstermenu
als
je
meer
details
wil
zien.
RT playback :
niet
iedereen
heeft
een
laptop
die
alle
effecten in realtime
kan
terugspelen
en
zal
dus
moeten
renderen.
Renderen
is
het
proces
waarbij
de
effecten
berekend
en
toegepast
worden
zodat
je
ze
in
realtime
kan
terugzien.
Boven
de
teller
in
de
tijdlijn
zie
je
twee
strepen
die
aangeven
of
respectievelijk
video
en
audio
gerenderd
moeten
worden
om
een
effect
terug
te
zien.
Een
donkergroene
kleur
betekent
een
realtime‐ effect
dat
je
niet
hoeft
te
renderen,
wat
bij
een
rode
streep
wel
het
geval
is.
In
de
browse
kan
je
zien
welke
in
realtime
(bold)
zijn
zoals
: Compound Blur.
De
ander
effecten
moeten
worden
gerenderd.
Als
je
een
oranje
streep
boven
de
tijdbalk
ziet,
betekent
dat
dat
FCE
een
beetje
energie
bespaart
en
de
kwaliteit
van
de
clip
verlaagt.
Zet
onder
het
RT‐ playbackmenu
linksboven
in
de
tijdlijn
Terugspeel Video Kwaliteit en
Frame Rate
op
dynamic
om
de
hoogste
terugspeelkwaliteit
te
krijgen.
Met
option + p
kan
je
FCE
forceren
sommige
effecten,
die
gerenderd
moeten
worden
toch
te
laten
zien,
maar
niet
in
realtime.
Je
kunt
ook
in
het
RT‐menu
Safe RT
veranderen
in
Unlimited RT,
wat
een
oranjestreep
doet
oplichten
boven
het
effect.
Je
kunt
nu
wel
het
effect
zien,
maar
in
een
mindere
kwaliteit.
Uiteindelijk
zal
je
je
hele
sequence
moeten
renderen;
onder
het
sequence‐menu
kan
je
verschillende
opties
daarvoor
kiezen.
Zorg
ervoor
dat
je
alle
subopties
hebt
aangevinkt
voordat
je
tenslotte
kiest
voor
select all.
Als
je
veel
audio‐ items
hebt
kan
je
voor
de
laatse
rendering
(render
all)
eerst
kiezen
voor
render only
> mixdown audio,
dat
alle
tracks
samenvoegt;
dit
kan
de
audiokwaliteit
verhogen.
Mocht
je
tenslotte
toch
nog
niet
tevreden
zijn
met
de
sequence
dan
kan
je
nog
wat
videofilters
gaan
uitproberen
om
de
look and feel
te
verhogen.
Behalve
de
aanwezige
doorsnee
blurs
en
wipe‐effecten
zijn
er
de
meer
gestileerde
effecten
als
bad tv
en
solarize,
maar
op
het
web
kan
je
ook
3de‐partij
plug‐ins
vinden.
Als
je
bijvoorbeeld
de
Gaussian Blur
filter
op
je
eerste
clip
toepast,
zie
je
meteen
het
resultaat
in
de
viewer.
Als
je
de
speelkop
op
de
geselecteerde
clip
hebt
staan,
zie
je
het
effect
in
het
canvas
als
je
het
filtervenster
opent
in
de
viewer.
Je
kunt
de
radius
verhogen
om
de
titeling
er
mooi
overheen
te
laten
lopen
en
de
filter
op
één
kleurkanaal,
bijvoorbeeld
blauw,
toepassen.
Er
zijn
voldoende
effecten
aanwezig,
zoals
de
borderfilter
waarmee
je
gekleurde
borders
kan
toevoegen
of
Line Art
,
waarmee
je
een
soort
getekend
cartooneffect
krijgt.
Op
het
canvas
kan
je
de
grootte
van
de
clip
verminderen,
zodat
je
met
een
wireframe
(toets
w)
de
positie
kan
veranderen
voor
een
picture in picture
effect.
Experimenteer
eens
met
het
fisheye distort effect
dat
meestal
tijdens
een
cameraopname
wordt
toegepast
maar
waarmee
je
kleine
afwijkingen
in
het
beeld
kan
vervagen.
Of
probeer
de
nieuwe
populaire
gloweffecten, zoals
de
bloom en light rays die
veel
toegepaste
geavanceerde
lichteffecten
bewerkstelligen.
Onder
de
image
controle
filters
vind
je
Sepia, Desaturate
die
je
clip
zwart/wit
maakt
en
Tint;
d.m.v.
keyframes
kan
je
het
effect
langzaam
laten
oplopen.
Met
matte filters
(bekend
uit
Photoshop)
kan
je
uitgespaarde
afbeeldingen
boven
andere
video’s
plaatsen,
met
perspectieffilters
kan
je
3D‐bewegingen
aanbrengen
d.m.v.
keyframes.
De lensflare
QT‐filter
zorgt
voor
een
populair
effect
en
het
QT‐
sharpeneffect
kan
onscherpe
‘softe’
beelden
verbeteren.
Keyfilters
zijn
belangrijk
voor
compositing
dat
op
relatief
simpele
wijze
geavanceerde
effecten
kan
geven
door
meerdere
videolagen
te
gebruiken;
het
vereist
wel
enig
renderwerk.
Kies
unlimited RT
en
schakel
de
‘overlays’
in,
zodat
je
de
‘opacity’
kan
verschuiven
om
de
clips
transparant
te
maken.
Onder
het
‘modifymenu’
kan
je
in
de
compositie modus
kiezen
voor
verschillende
opties
overlay,
dat
met
de
kleurwaarden
van
beide
clips
werkt
en
lighten,
dat
de
lichte
delen
van
de
afbeelding
zal
accentueren.
Als
je
de
foutmelding
‘drop
frames’
krijgt
kan
je
met
cmd + z
de
melding
uitschakelen
omdat
het
hier
alleen
om
terugspelen
gaat
en
niet
om
de
fysieke
clip,
die
na
renderen
perfect
zal
lopen.
Je
kan
kleuren
intenser
maken
door
dezelfde
clip
boven
elkaar
in
de
tijdlijn
te
zetten
en
te
kiezen
voor
modify > composite > multiply.
Bij
een
onderbelichte
clip,
die
je
boven
elkaar
in
de
tijdlijn
plaatst,
selecteer
je
de
bovenste
en
kiest
modify > composite > screen, dat
ervoor
zorgt
dat
de
lichtdelen
van
de
bovenste
clip
worden
geaccentueerd,
wat
de
onderbelichting
doet
afnemen.
Tot
slot
een
effect
waarbij
je
met
composite
de
kleur
van
je
gehele
sequentie
kan
aanpassen.
Ga
naar
de
slug‐generator
rechtsonder
in
de
viewer
en
kies
colormatte:
verander
de
kleur
onder
de
controle‐tab
in
de
viewer
en
plaats
de
matte
in
een
bovenliggend
videokanaal.
Kies
nu
modify > composite > softlight. Je
kunt
de
tint
met
de overlay nog
aanpassen
tot
het
voldoet
aan
je
smaak. In
composities
met
een greenscreen
of
bluescreen
verwissel
je
de
achtergrond
door
een
ander
beeld;
dit
noem
je
keying (in
Hollywood
een
beroep
op
zich).
FCE
en
PE
kunnen
een
redelijke
kwaliteit
keying bewerkstelligen
als
je
precies
te
werk
gaat
en
tijdens
de
opnamen
de
achtergrond
en
je
subject
goed
belicht
zonder
schaduweffecten.
De
persoon
moet
minstens
een
meter
van
het
strakke
gladde
scherm
(geen
rimpels
of
kreuken)
af‐
zitten
of
staan
zodat
er
geen
groen
spil
licht
op
het
subject
reflecteert.
Je
krijgt
diepte
in
je
beeld
door
nog
een
extra
lamp
op
het
scherm
zelf
te
laten
schijnen.
Opdracht:
dubbelklik
op
het
greenscreenshot
om
het
in
de
viewer
te
laden.
Kies
in
de
browser
onder
effects
Videofilter > Key > Color smoothing 4:2:2
en
sleep
het
naar
de
(hdv)
videoclip10.
De
filter
helpt
de
kartelige
randen
rond
ons
subject
bij
het
toepassen
van
de
key
te
verzachten.
Sleep
de
chroma keyerfilter
naar
de
clip
en
als
je
nog
een
groene
rand
langs
je
subject
ziet,
open
je
de
Chroma Keyer Tab
in
de
viewer
om
aanpassingen
te
maken.
Keying
is
een
nauwkeurig
proces
waarbij
je
geduld
moet
oefenen
omdat
het
om
veel
aanpassingen
vraagt.
Zet
de
achtergond
uit
om
met
de
eyedropper
de
groene
lijn
te
selecteren
die
je
wil
verwijderen
rond
het
subject.
In
de
controler
maak
je
het
groene
vlak
iets
breder,
zodat
het
groen
genoeg
verdwijnt:
De
saturatie‐
en
lumaschuiven
werken
hetzelfde;
de
topknoppen
laten
je
een
hogere
verzadiging
selecteren
en
de
onderknoppen
regelen
de
tolerantie.
We
kunnen
onderin
het
venster
de
Edge Thin slider
een
heel
klein
beetje
naar
rechts
schuiven
om
de
groene
rand
te
verwijderen
en
verhoog
de
Softening
om
het
effect
vloeiender
te
maken.
De
knop
onder
de
eyedropper
is
de
view final matte source.
Je
kan
ermee
controleren
of
je
final key
in
de
matte
die
je
een
witte
key
(toon)
geeft
met
een
zwarte achtergrond
je
subject
geheel
wit
is
zonder
randen.
De invertknop
eronder
geeft
je
het
subject
in
zwart
tegen
een
groene
achtergrond
zodat
je
het
effect
10
Gebruik
4:2:2
voor
PAL
mini‐dv
en
dvcam
(voor
NTSC
gebruik
je
4:1:1).
nog
kan
perfectioneren.
Als
je
nu
de
sequence
rendert,
zie
je
de
eenvoudige
maar
effectieve
key:
Last
but
not
least
is titels & credits
maken
in
een
bovenliggend
videospoor
makkelijk:11
Crawl
loop
als
een
neonnieuwsband
door
je
tekst;
je
ziet
ze
wel
onder
in
het
tv‐ beeld
langslopen
met
de
uitslagen
van
voetbalwedstrijden
bijvoorbeeld.
Lower thirds
zie
je
soms
links
onder
in
beeld
tijdens
interviews,
waar
de
persoon
of
locatie
wordt
geïdentificeerd.
Outline
tekst
zie
je
o.a.
als
vertaling
onder
in
beeld
bij
speelfilms
of
interviews.
Scrolling
tekst
zie
je
bij
aftiteling
van
televisieprogramma’s
en
speelfilms.12
Met
de
gewone
tekstoptie maak
je
grote
titels
voor
je
videoproject.
De
typewriter geeft
letter
na
letter
geanimeerde
tekst.
Zet
de
titelsafeknop
en
het
wireframe
aan,
zodat
je
je
tekst
kan
verplaatsen
zonder
hem
buiten
beeld
te
laten
vallen.
In
de
controletab
kan
je
lettertype,
grootte,
kleur,
tracking
enz.
kiezen.
Kies
een
lichte
kleur
op
een
donkere
achtergrond
en
vice
versa.
Tekst
die
kleiner
is
dan
24
is
moeilijk
te
lezen
op
tv;
dikkere
letters
werken
beter
dan
dunne
en
track
de
letters
een
beetje
uit
elkaar
of
verhoog
de
opacity‐waarde
om
ze
duidelijker
te
maken.
Je
kan
bij
lower third
voor
een
achtergrondkleur
kiezen
en
het
vlak
‘croppen’
en
de
transparantie
instellen.
Experimenteer
met
de
settings
en
sleep
je
effect
naar
de
browser
als
je
er
tevreden
over
bent,
zodat
je
hem
vaker
kan
gebruiken
als
een
template.
Met
keyframes
kan
je
tekst
op
een
tijdlijn
animeren
of
het
meest
toegepaste
teksteffect
‘dropshadow’
meegeven;
je
vindt
de
schaduw
onder
de
motiontab.
Hou
altijd
in
gedachte
dat
leesbaarheid de
belangrijkste
functie
van
tekst
is13.
Importeren van Photoshopfiles
is
een
onontbeerlijke
handeling
om
bijvoorbeeld
logo’s
toe
te
voegen.
Bewaar
je
Photoshopfiles
als
.png
(die
je
file
comprimeert
tot
één
laag)
zodat
je
montageprogramma
de
effectlayers
herkent
en
sluit
een
alphakanaal
in
om
ze
boven
video
te
kunnen
plaatsen.
Als
je
losse
photoshoplayers
wil
bewerken
moet
je
kiezen
voor
een
.psd‐file,
dat
de
onafhankelijke
layers
intact
laat
(hier
kan
je
aardige
animaties
mee
maken
in
de
tijdlijn).
11
Alle
tools
kan
je
vinden
in
het
generatormenu
in
de
viewer.
12
Het
toevoegen
van
de
asterix
*
in
het
tekstvlak
op
de
teksttab
geeft
een
goede
ruimte
tussen
de
namen
bij
aftiteling.
13
LIVE
TYPE
geeft
je
toegang
tot
fancy
geanimeerde
teksteffecten
als
string;
vergeet
niet
projectproperties
op
PAL 5:4
te
zetten
en
bij
Field dominance
voor
het
voor
dv
gebruikelijke
Lower (Even)
te
kiezen.
Exporteer
je
file
om
het
in
FCE
te
importeren.
Is
de
video
nu
helemaal
goed
en
tot
slot
nog
een
keer
gerenderd
met
alle
opties
aangevinkt,
dan
is
het
tijd
om
de
video
gereed
te
maken
voor
export
naar dvd, tape, web, ipod of mobiel. Zet in en uitpunten bij begin en eind van de sequence en kies File > Export > Quick Timemovie om
het
in
je
videofolder
op
te
slaan.
Zorg
dat
audio‐
en
videofiles
worden
geëxporteerd
in
een
‘selfcontained
movie.’
Open
je
dvd‐programma
als
het
nodig
is
en
kies
een
thema
om
een
menu
aan
te
maken.
Sleep
je
video
in
de
‘dropzone’
en
maak
een
playknop.
Importeer
je
storyboards
als
diashow
en
geef
ze
een
goede
titel.
Andere
proces‐docus
kan
je
ook
importeren.
Als
je
een
complex
menu
wil
maken
met
meerdere
video’s
en
diashowsknoppen,
kies
dan
voor
title safe.
Het
is
verstandig
om
je
mastervideo
op
tape
te
zetten
voor
een
reservearchief.
Je
kan
60
minuten
dv‐video
op
tape
zetten,
wat
ongeveer
12
GB
op
een
harddrive
is.
Voordat
je
je
video
op
tape
zet,
moet
je
kijken
of
je
bij
setup
de
juiste
instellingen
hebt.
Zet
een
in en uitpunt
en
open
Print to Video
onder
het
Filemenu.
Je
kunt
instellen
wat
je
voor
en
na
je
sequence
wil
opnemen,
wat
bijv.
voor
tv‐werk
belangrijk
is.
Voor
broadcasting
wil
je
15
seconden
een
colorbar
(kleurenbalk)
hebben
voor
calibratie
gevolgd
door
10
seconden
zwart.
Je
kan
de
video
laten
loopen
met
zwart
ertussen.
Laat
de
automatische
recording
aanstaan,
zodat
externe
camera’s
of
decks
automatisch
starten.
QT‐conversie
kan
je
gebruiken
om
je
video
geschikt
te
maken
voor
het
web.
Kies
onder
File
>
Quicktime
>
QT‐conversie.
In
het
Use
POP‐up
menu
kies
je
een
preset
voor
het
type
codec
zoals
de
H.264
(Broadband
–
High)
voor
degenen
met
een
snelle
connectie.
Om
aan
de
veilige
kant
te
zitten
(afhankelijk
van
je
doelgroep)
wil
je
misschien
medium
of
low.
Bij
een
optie
als
dialup
wordt
de
kwaliteit
bedenkelijk,
maar
het
kan
in
een
enkel
geval
soms
nodig
zijn.
Gebruik
alleen
de
streaming
opties
als
je
een
specifieke
webserver
gebruikt
voor
online
distributie.
Open
nu
onder
de
optionsettings de
video‐ settings,
die
nu
op
het
recente
H.264
staat
ingesteld.
Als
je
de
framerate
op
current
zet
wordt
de
PAL
framerate
van
25
fr.
per
seconde
gebruikt.
Onder
de
size‐tab
zie
je
de
customsettings
voor
PAL
720
x
576,
maar
dat
is
veel
te
groot
voor
het
web.
Kies
iets
als
480
x
360
om
de
downloadsnelheid
te
verhogen.
Nog
een
eenvoudige
export
voor
video
ipods: verander
onder
QT conversie het
formaat
in ipods (320
x
240),
geef
het
een
naam
en
exporteer
het
naar
je
movie‐folder.
Als
je
er
nu
op
dubbelklikt,
wordt
het
automatisch
in
je
i‐tunes
folder
geopend,
van
waaruit
je
het
naar
je
i‐pod
kan
exporteren.