Innovatieprogramma Wonen en Zorg
Receptuur voor kleinschaligheid Een onderzoek naar de stand van zaken, kansen en knelpunten van acht kleinschalige initiatieven in de zorg voor mensen met dementie
Utrecht/Rotterdam, juli 2002.
De Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) en het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) voeren een gezamenlijk Innovatieprogramma Wonen en Zorg (IWZ). Het IWZ bestrijkt het hele raakvlak van wonen, welzijn en zorg. Voor ouderen, mensen met een handicap en mensen met psychische of maatschappelijke problemen. Het Innovatieprogramma Wonen en Zorg staat voor: - bundeling van kennis en ervaring op het gebied van wonen, zorg en welzijn; - uitwisseling en verspreiding van kennis en ervaring; - inhoudelijke steun bij de ontwikkeling van innovatieve concepten. Het ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu en het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport ondersteunen dit programma. Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) Programmateam Wonen op Maat Postbus 1878, 3000 BW Rotterdam Telefoon (010) 282 50 80 Fax (010) 411 42 11 E-mail:
[email protected] Website: www.sev.nl Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) Expertisecentrum Wonen en Zorg Postbus 19152, 3501 DD Utrecht Telefoon (030) 230 64 58 Fax (030) 231 96 41 E-mail:
[email protected] Website: www.nizw.nl Meer informatie Website en kennisbank: www.iwz.nl.
Receptuur voor kleinschaligheid
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Deelnemende voorzieningen
5 5
2
Altrecht, Leidsche Rijn Utrecht
7
3
Archipel, Almere
11
4
Zorgcentrum Beatrix, Culemborg
15
5
Zorgcentrum Beatrix, woonzorgboerderij, Culemborg
17
6
Breede Vliet, Hoogvliet
19
7
Stichting Verpleging en Verzorging Eindhoven en omstreken, De Strijp
23
8
Verpleeghuis Daelhoven, Wiekslag 3, Soest
25
9
Zorggroep Noord-Limburg, zorgcentrum De Wietel Helden
27
10
De belangrijkste kenmerken en knelpunten
31
11
Conclusie 11.1 Rol woningcorporatie 11.2 Rol lokale overheid 11.3 Veel afstemming met derden 11.4 Scheiden van wonen en zorg 11.5 Financiële consequenties voor cliënten 11.6 Financiële consequenties voor de instelling 11.7 Attitude medewerkers
33 33 34 34 35 36 37 38
Receptuur voor kleinschaligheid
1
Inleiding
Vernieuwingen in de vormgeving van de zorg staan volop in de schijnwerpers. Veel cliënten schikken zich niet meer in het gebruikelijke intramurale aanbod, dat volgens hen te eenzijdig en te onpersoonlijk van aard is. Zorgvragers krijgen via de modernisering van de AWBZ instrumenten in handen om ook daadwerkelijk invloed te kunnen uitoefenen op de inhoud en vormgeving van zorgarrangementen. De regie verplaatst zich daarin van de zorgaanbieder naar de zorgvrager. Kritische consumenten confronteren zorgaanbieders met hun wensen en verlangens. Zij kunnen met een persoonsgebonden financiering andere aanbieders zoeken wanneer men niet tevreden is met het geleverde aanbod. Voor veel zorgaanbieders is dit een stimulans, of zou dat moeten zijn, om zorgpakketten op maat te leveren. Echter, dat is niet zo gemakkelijk als het lijkt. Vaak is daarvoor een ingrijpende wijziging in de bedrijfsvoering nodig. Inkomsten zijn immers minder gegarandeerd als voorheen, de bestaande behuizing is veelal te klein en te onpersoonlijk en medewerkers moeten andere vaardigheden aanleren. Lastig is dat veel wet- en regelgeving nog lang niet is aangepast op deze nieuwe situatie. Indien een aanbieder de omslag naar vraaggestuurde arrangementen wil maken, heeft deze dan ook veel geduld en doorzettingsvermogen nodig om de problemen en knelpunten te overwinnen. Toch is een redelijk aantal voorzieningen aan de slag gegaan en hebben inmiddels interessante resultaten neergelegd. In deze notitie gaan we op een aantal initiatieven in die tussen de ontwerpen uitvoeringsfase verkeren. De bedoeling hiervan is om de stand van zaken onder een breder publiek bekend te maken, discussie te openen over de knelpunten en vooral om suggesties voor anderen aan te dragen. De initiatieven zijn aangedragen door het ‘Netwerk kleinschalige woonvormen voor dementerenden’. Dit netwerk is opgericht om de ontwikkeling van kleinschalig wonen onder de aandacht te brengen en te stimuleren. Dat gebeurt door onderzoek te doen naar relevante thema’s zoals de ‘integrale medewerker’, aansturings- en organisatiemodellen en de toepassingsmogelijkheden van domotica. Hiervan verschijnen rapporten. Op de kennisbank van het ‘Innovatieprogramma wonen en zorg’, www.iwz.nl, staat een aantal geslaagde initiatieven vermeld. Dit rapport beschrijft acht initiatieven tussen de ontwerp- en uitvoeringsfase. Naast een globale omschrijving van het initiatief, is met name gelet op ervaren knelpunten tijdens het ontwikkelingsproces. Een kijkje achter de schermen geeft relevante informatie over mogelijke oplossingen van de knelpunten. Dat is niet alleen interessant voor andere initiatiefnemers, (waar dienen ze rekening mee te houden), maar ook voor die instanties die een rol hebben in het oplossen van deze knelpunten. Hopelijk inspireert het gedachtegoed van de kleinschalige woonvorm anderen deze weg ook in de slaan. Steeds meer is hiervoor draagvlak te vinden bij cliëntenverenigingen, zorgaanbieders, zorgkantoren, woningcorporaties en overheid. Het moet mogelijk zijn om het realiseren van kleinschalige woonvormen makkelijker te maken. Dat betekent winst, niet alleen voor de dementerende zelf, die in de eigen omgeving kan blijven wonen, maar ook voor zijn familie en sociaal netwerk, die makkelijker betrokken kan blijven bij de zorg en ondersteuning. In de volgende hoofdstukken komen de acht projecten aan de orde. Na een korte beschrijving volgt een uiteenzetting van de ervaren knelpunten. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan een nadere analyse van de knelpunten met recepten voor andere initiatiefnemers. Na een jaar zal een tweede ronde langs de projecten duidelijk moeten maken of het pad al wat meer vereffend is.
1.1
Deelnemende voorzieningen De deelnemende voorzieningen in het voorhoedeproject zijn: - Altrecht, Leidsche Rijn Utrecht; - Archipel, Almere; - Zorgcentrum Beatrix, Culemborg;
5
-
6
Zorgcentrum Beatrix, woonzorgboerderij, Culemborg; Breede Vliet, Hoogvliet; Stichting Verpleging en Verzorging Eindhoven en omstreken, De Strijp; Wiekslag 3, Soest; Zorggroep Noord-Limburg, zorgcentrum De Wietel Helden.
Receptuur voor kleinschaligheid
2
Altrecht, Leidsche Rijn, Utrecht
Hoewel het project Vleuterweide in de nieuwste wijk van Utrecht, Leidsche Rijn, op dit moment nog in een haalbaarheidsfase zit, wijst alles erop dat een concrete uitwerking niet lang op zich zal laten wachten. Twee jaar geleden is men met de voorbereidingen begonnen. Inmiddels is een projectleider aangesteld en binnenkort ondertekenen de partners een samenwerkingsovereenkomst. Daarmee verbinden vertegenwoordigers uit verschillende sectoren zich aan een unieke opzet van zorg en dienstverlening op wijkniveau. Drie zogenaamde basiszorgstations zullen op verschillende plekken in de wijk de zorg en dienstverlening voor geïndiceerden aansturen. Deze kan variëren van ambulante zorg tot 24-uurs ondersteuning. Aan elk zorgstation zijn acht appartementen en één groepswoning voor vier personen gekoppeld. Deze bewoners ontvangen zorg met een 24-uurs toezicht. Daarnaast geeft het zorgstation ambulante zorg aan bewoners die op zo’n 300 meter afstand zijn gehuisvest in twee groepswoningen. In elke groepswoning wonen vier bewoners. Ten slotte kunnen vier bewoners die met een partner of mantelzorger samenwonen in appartementen zorg ontvangen. Het totaal aantal cliënten per basiszorgstation komt daarmee op 24. Drie sectoren: ouderenzorg, gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg, werken in dit project intensief met elkaar samen. Zij brengen daartoe de benodigde middelen in. Met de thuiszorg vindt samenwerking plaats. Dank zij deze gezamenlijke werkwijze is een breed aanbod van zorg en dienstverlening te realiseren. Nu eens niet een gebruikelijke sectorale benadering, maar een lokale benadering als invalshoek. Daardoor kan men op wijkniveau een keten van zorg inrichten. Op den duur wil men ook andere geïndiceerde burgers in de wijk van zorgarrangementen voorzien. De realisatie is gepland in 2004, een jaar later dan gehoopt.
2.1
De woonruimte De initiatiefnemers hechten binnen de kleinschaligheid van de groepswoning veel belang aan privacy. De privéruimte, de zit-slaapkamer binnen de groepswoning, heeft een eigen, interne voordeur. Verder is een gezamenlijke woonkamer en keuken beschikbaar. De indeling maakt het mogelijk om aan verschillende doelgroepen met een wisselende zorgzwaarte ondersteuning te geven. Over het gebruik van domotica vindt nog discussie plaats. Men vraagt zich af hoe ver je hierin moet gaan. Uitgangspunt is om te wonen zoals dat voor iedereen geldt. Moet dan het licht automatisch aan als je uit bed stapt? Aanpassingen zijn ook erg duur en het is de vraag wie dat gaat betalen. Wel wil men loze leidingen leggen om op een eventuele toepassing van domotica te zijn voorbereid. De woningen zijn te gebruiken voor alle doelgroepen, dus ook voor mensen met mobiliteitsproblemen. De Wet voorzieningen gehandicapten, de Wvg, geeft een basis voor financiering van aanpassingen. Hoewel de indicaties individueel zijn gekoppeld aan de cliënt, is de gemeente genegen om op voorhand al aanpassingen te realiseren. Dit is goedkoper dan deze later aan te brengen. Het is te kostbaar om alle aanpassingen reeds nu te realiseren. Wel houdt men bij de bouw zoveel mogelijk rekening met toekomstige bewoners die wisselende zorgvragen hebben. Zo komen er brede deuren en sterke muren om eventueel later beugels en douchezitjes aan te bevestigen. Ook zullen de drempels ontbreken. In de groepswoning opent een schuifdeur de toegang naar de sanitaire ruimte. De constructie van de trap maakt het plaatsen van een traplift op een later moment mogelijk. Het aantal bewoners dat in de groepswoning woont is, naar huidige maatstaven gerekend, beperkt in omvang. Vier bewoners die elk een zit-slaapkamer met sanitair hebben. Zes vindt men te groot omdat dan de instellingssfeer weer gaat domineren. De bouwkavels in Leidsche Rijn zijn reeds bekend. Tot nu toe zijn in Nederland geen vergelijkbare projecten gevonden waarin drie sectoren met elkaar samenwerken. Naar omgevingsvoorwaarden zoals de inrichting van de wijk, is niet gekeken. De contouren lagen er al. In de nieuwe wijk is alles op loopafstand aanwezig zoals het activiteitencentrum, buurthuis,
7
winkels en kerk. De huis- en tandarts hebben een post in het gezondheidscentrum. Er zijn andere zorgaanbieders in de wijk aanwezig, dit heeft nog niet geleid tot onderlinge contacten.
2.2
De bewoners Door de samenwerking tussen verschillende sectoren zijn meerdere doelgroepen bij het project betrokken. Op dit moment wonen zij nog op de hoofdlocatie van de verschillende voorzieningen. De vraag is of bewoners met een verschillende achtergrond ervoor zullen kiezen om samen in één groepswoning te gaan wonen. Vermoedelijk zullen ze elkaar kiezen op basis van een gemeenschappelijke achtergrond. Het blijkt dat kandidaten aarzelend staan tegenover cliënten uit een andere doelgroep. Een mix van achtergronden is dan ook in de groepswoning niet te verwachten. Dat geldt gezien de opzet minder of niet voor de individuele appartementen. Op dit moment is de belangstelling bij cliënten voor het project wisselend. Sommigen vinden het wonen op de huidige hoofdlocatie prima, een ander heeft de koffers al ingepakt. De toewijzing van de woningen is nog niet gestart. Er is eerst een indicatiestelling van het RIO of RIC nodig. Om de toekomstige bewoners een idee te geven in wat voor woonomgeving zij komen te wonen, krijgen alle groepswoningen een eigen karakteristiek. Daarin is onder andere opgenomen of de woning gesloten, besloten of open is, op de begane grond of op de eerste etage ligt, het aantal vierkante meters en een aantal omgevingselementen. Ook het zorg-dienstenaanbod is globaal omschreven zodat cliënten weten waarvoor zij kiezen. Na inschrijving van de kandidaten vindt de matching met het aanbod plaats.
2.3
De medewerkers Voor medewerkers, die tot nu toe binnen één sector werkten, heeft de werkwijze grote gevolgen. Binnen één basisstation krijgen zij te maken met zorgvragers die verschillende achtergronden hebben. Altrecht ziet dit niet als een probleem. De basiszorg zal voor iedereen vrijwel gelijk zijn, zo is de opvatting, ongeacht de achtergrond van de cliënt. Specifieke kennis is uiteraard nodig, een psychose is totaal wat anders dan autisme. Men lost dit op door het team uit verschillende disciplines samen te stellen: medewerkers met een agogische en een ziekenverzorgende/verpleegkundige achtergrond. Bovendien krijgt het team bijscholing op specifieke zorgvragen. De samenstelling van het team zal zijn afgestemd op de samenstelling van de bewonersgroep. De inzet van medewerkers ’s nachts is nog onderwerp van studie. Zo mogelijk wordt dit een slaapwacht, die bij calamiteiten voor cliënten telefonisch bereikbaar is.
2.4
Financiering De initiatiefnemers hebben een voorkeur voor financiering via het persoonsvolgend budget. Het persoonsgebonden budget vinden zij te lastig, zeker voor mensen die geen regie meer over hun leven hebben. Een groepsgrootte van vier met een permanente begeleiding is financieel niet te runnen. Daarom combineren de medewerkers de werkzaamheden met zorg aan de andere cliënten in het basiszorgstation. In totaal zijn 24 cliënten met verschillende zwaartes van zorg aan één zorgstation gekoppeld. Deze schaalgrootte is wel haalbaar. De bewoner huurt de woning van de woningcorporatie. Daarmee is de scheiding van wonen en zorg een gegeven.
8
Receptuur voor kleinschaligheid
2.5
Knelpunten Regelgeving Een aantal regelingen is alleen binnen het regime van een erkende Wzv-voorziening van toepassing, bij voorbeeld de BOPZ. Bij het scheiden van wonen en zorg heeft de cliënt ten opzichte van zijn zorgaanbieder eenzelfde status als elke andere burger in Nederland. Het toepassen van middelen en maatregelen is zonder rechterlijke machtiging niet mogelijk. In geval van een ernstige psychische problematiek, kan men alleen via een dwangopname een beroep doen op de afzonderingsruimte en separeer op de hoofdlocatie van Altrecht. De praktijk zal uitwijzen of dit problemen gaat opleveren. Een aantal andere regelingen: HACCP, Arbo en eisen van de brandweer is wel van toepassing maar levert knelpunten op. Zij zijn toegespitst op gebruik binnen instellingen en tasten de huiselijke sfeer van kleinschalige woonvorm aan. Financiering De woningcorporatie werkt aan de opzet van de verschillende woonruimtes constructief mee. De huisvesting pakt echter duurder uit dan men verwachtte. De corporatie neemt de extra kosten, de onrendabele top, voor zijn rekening om de huur onder de subsidiegrens te houden. In dat geval komt de bewoner in aanmerking voor huursubsidie. De infrastructuur, zoals het kamertje voor de slaapdienst en kantoortje, is voor rekening van de drie zorgaanbieders die meedoen. Hiervoor is subsidie uit de woonzorgstimuleringsregeling aangevraagd. De inventaris in de privé-ruimte financiert de cliënt zelf. Indien deze een intramuraal verleden heeft, zal hiervoor weinig geld beschikbaar zijn. In dat geval zijn de inrichtingskosten een probleem. Competentie medewerkers Van medewerkers vraagt de nieuwe opzet andere vaardigheden. Men moet een antwoord kunnen geven op vragen vanuit meerdere doelgroepen die op maatschappelijk herkenbare wijze wonen. Soms geven begeleiders ambulante ondersteuning, soms 24uurs zorg. Een goede kennismaking met de verschillende doelgroepen is noodzakelijk. De reacties van medewerkers zijn tot nu toe positief; er is veel enthousiasme om aan het project deel te nemen.
9
Receptuur voor kleinschaligheid
3
Archipel, Almere
De missie van Archipel is het realiseren van een keten van zorg. Dit wil men bereiken door schotten tussen typen van zorg te verwijderen. De zorgvraag van de cliënt is een leidend principe en daarvoor staan alle onderdelen uit het voormalige intra-, semi- en extramurale aanbod ter beschikking. De naam Archipel, naar een bundel van Slauerhoff, staat symbool voor deze bundeling van krachten. De organisatie is uit een fusie van intramurale en eerstelijnsvoorzieningen ontstaan. Om een totaal aanbod te creëren, is naar een compacte formule gezocht. Deze is gevonden in het onderbrengen van het zorg-, gezondheids- en dienstencentrum onder één dak. Het centrum ligt in een woonwijk, vlakbij het buurthuis, het winkelcentrum en de bushalte naar het station. De bouw van het centrum vindt in twee fases plaats. Het gezondheidscentrum is inmiddels klaar en draait. Hier zijn eerstelijnsvoorzieningen ondergebracht zoals huisartsengroep, apotheek, tandarts, fysiotherapie, maatschappelijk werk en thuiszorg. De tweede fase omvat het realiseren van het dienstencentrum met café en restaurant, en het zorgcentrum met: - 40 huurappartementen; - 17 verzorgingsappartementen; - 6 groepswoningen voor elk 6 pg-cliënten; - 12 appartementen voor somatische cliënten. De bouw van de laatste fase start eind 2002. De ingebruikneming is gepland eind 2003. Door de opzet, alles onder één dak, kunnen medewerkers over en weer, tussen het gezondheidscentrum en zorgcentrum, diensten verrichten. Aan de huisartsenpraktijk zijn dan zes bedden verbonden voor 24-uurs verpleging. Logistiek vormen deze een bedrijfsmatige eenheid met het zorgsysteem voor de appartementen en groepswoningen. De eerstelijnsvoorzieningen zijn beschikbaar voor bewoners uit de buurt en dus ook voor de bewoners die in de appartementen en groepswoningen van Archipel wonen. Daarom zal aan de huisartsengroep ook een verpleeghuisarts zijn verbonden. Zorgvragen worden steeds complexer van aard, zo is de ervaring. Door diverse deskundigheden in de huisartsengroep onder te brengen speelt men hierop in. Elke groepswoning voor dementerenden heeft een eigen karakter, een sfeer waarin bewoners, afhankelijk van herkomst, zich thuis kunnen voelen: een Amsterdamse sfeer, een Gooise sfeer, voor allochtonen, et cetera. Daarnaast is er aandacht voor tactiele sensaties. Dit leidt tot minder afstomping en verlenging van de levensduur, zo stelt men. Het is niet goed als het neonlicht het dagritme, of de verpleging door het uit- of aandoen van de verlichting het levensritme bepaalt. Men wil dat de cliënt zelf zoveel mogelijk regie over zijn leven blijft behouden. Daarom doen in de Archipel de ouderen zelf de gordijnen dicht als het gaat schemeren en staan in de kamertjes van de cliënten de eigen meubels. De cliënt bepaalt ook zelf of deze wil uitslapen of niet. Koken gebeurt op de groepswoning zelf, cliënten helpen daaraan mee. Er is in het dienstencentrum een keuken, gekoppeld aan het restaurant aanwezig, dat eventueel ook maaltijden aan de cliënten in de groepswoningen kan verstrekken. Cliënten blijven in principe tot hun dood in de groepswoning wonen. Er is een logeermogelijkheid voor familie aanwezig. Dit bed is ook te gebruiken als overbed waardoor een 100% bezetting mogelijk wordt. Eventueel zijn de huisartsenbedden voor terminale cliënten te gebruiken. Almere kenmerkt zich door een onstuimige groei. Er komen op dit moment zo’n 8.000 bewoners per jaar bij, dat gelijk staat aan de behoefte van één gezondheidscentrum. In de 25 jaar dat Almere bestaat, is de stad uitgegroeid tot 160.000 inwoners. Over 25 jaar zullen dat er 400.000 zijn. De wijken worden voor alle leeftijdsgroepen gebouwd: ouderen en jongeren. Uitgangspunt is dat het zorg/gezondheidscentrum centraal in de wijk staat: bij winkels, vervoer en dergelijke. Tegenover Archipel komen 180 seniorenwoningen te staan. Ook daar kan men op zorg vanuit Archipel rekenen. Veel cliënten zijn import. De kinderen wonen hier en laten de ouders dan overkomen. Bij de start van het zorgcentrum rekent men op de aanwezigheid van een wachtlijst. 11
3.1
De woonruimte De groepswoningen zijn ruim van opzet. Naast zes zit-slaapkamers is een gemeenschappelijke woonkamer beschikbaar en twee sanitaire units. Door de combinatie van functies, gezondheids-, diensten- en zorgcentrum is een beperkte schaalgrootte in een wijk van 8.000 inwoners mogelijk. Het centrum is centraal in de wijk gesitueerd. Winkels, buurtcentrum en dergelijke zijn op loopafstand bereikbaar. Het geheel heeft door het samengaan van de verschillende activiteiten onder één dak een compacte opzet. Deze opzet verschilt van de opzet van een woonzorgzone, waarin de diensten en zorg zich in de wijk als een inktvlek verspreiden.
3.2
De bewoners Echtparen kunnen een zorgwoning huren. De partner kan bij overlijden van een cliënt gewoon in de zorgwoning blijven wonen.
3.3
Financiering De financiering kent door de opzet verschillende stromen. De zorgverlening vindt plaats met persoonsgebonden en persoonsvolgende budgetten, met Wzv-financiering en met particuliere gelden. Het probleem van een persoongekoppelde financiering is dat deze niet de zorginfrastructuur betaalt. Daarom worden de groepswoningen Wzv-gefinancierd via ‘zwevende bedden’. Niet-geïndiceerde cliënten betalen de producten via abonnementen. De bewoners van de seniorenwoningen aan de overkant van Archipel krijgen deze gefinancierd door de woningcorporatie. Bewoners in de zorgwoningen huren deze rechtstreeks van de corporatie.
3.4
Knelpunten Regelgeving De groepswoningen moeten door de normering waar het Bouwcollege op toeziet via de gang onderling bereikbaar zijn. Dit sluit echter niet aan op de behoefte aan huiselijkheid en privacy bij cliënten. Er ligt ook een probleem bij de minimale omvang van de badkamers die is toegesneden op de situatie in het verpleeghuis. Daar houdt men rekening met het gegeven dat er voldoende ruimte moet zijn voor een brancard waar twee begeleiders aan kunnen werken. In de kleinschalige groepswoning wil men een kleiner formaat aanhouden. Indien er sprake is van brancardgebruik kiest men daar individuele oplossingen voor. Het Bouwcollege nam het grotere aantal geplande vierkante meters van de somatisch geïndiceerde bewoners in de groepswoning niet over. Archipel heeft dit opgelost door een extra echtparenkamer te realiseren waardoor het aantal cliënten op papier met één werd verhoogd. Zo kwam men wel op de norm. De zes huisartsenbedden hebben per twee kamers een gemeenschappelijke sanitaire ruimte. Het Bouwcollege wil dat elke kamer een eigen sanitaire ruimte heeft. De ruimte voor de fysiotherapie in het gezondheidscentrum moest van het college bij de groepswoningen staan. Voor de financiering van het aantal vierkante meters van het dienstencentrum tellen alleen de twaalf intramurale Wzv-bedden mee. Maar de desbetreffende voorziening, onder andere een restaurant met 70 plaatsen, staat ook ter beschikking voor de bewoners in de zorgwoningen en in de wijk. De benodigde ruimte in het dienstencentrum is uiteindelijk mede gefinancierd met Wbo-gelden. Maar niet alleen de normen van het Bouwcollege leveren problemen op. De zorgwoningen zijn gebouwd onder het Bouwbesluit van Volkshuisvesting. Daarom dienen alle voordeuren op een buitengalerij of atrium uit te komen. Voor deze bewoners wil Archipel liever een verwarmde binnengang aanbrengen: dat blijkt niet mogelijk te zijn.
12
Receptuur voor kleinschaligheid
Afstemming Men had het gehele complex in één fase willen afbouwen. De afstemming en discussie over de normen met het Bouwcollege en Volkshuisvesting leverde veel vertraging op. De omliggende wijk was reeds gerealiseerd en deze bewoners hadden nu al behoefte aan een goede en bereikbare eerstelijnszorgpost. Daarom vindt de bouw in twee fases plaats. Dat betekent een extra kostenpost van 230.000 euro. Voor veel instanties en organisaties is de opzet van bouwen en financieren nieuw. Regelgeving is niet op dit type projecten afgestemd. Door gebrek aan ervaring is veel overleg en geduld nodig om alles in orde te krijgen. Competentie medewerkers Medewerkers hebben in de nieuwe situatie andere vaardigheden nodig. Het accent van de begeleiding ligt sterk op de sociale omgang met de cliënt. Archipel vindt deze vaardigheid belangrijker dan het hebben van een diploma. De opleiding zou zich veel meer moeten richten op het antwoord geven op individuele zorg- en ondersteuningsvragen. Medewerkers krijgen intern bijscholing, Archipel heeft via de Zorggroep Almere contacten met het ROC.
13
Receptuur voor kleinschaligheid
4
Zorgcentrum Beatrix, Culemborg
De bouwkundige opzet op de hoofdlocatie van het zorgcentrum Beatrix is gedateerd. De afdelingen zijn groot, er is weinig privacy en dat maakt de sfeer van de woonomgeving onrustig. Er wonen zestig psychogeriatrische cliënten in het zorgcentrum en negentig somatische cliënten. Nu wonen cliënten nog in grote groepen van dertig. Na de verbouwing zullen er nog maar zestig somatische cliënten in het zorgcentrum wonen omdat dertig cliënten naar andere locaties van de stichting verhuizen. Het aantal woonplekken voor psychogeriatrische cliënten gaat met vijfentwintig omhoog naar vijfentachtig. Men gaat een deel van de gebouwen slopen. De cliënten wonen straks in kleine groepswoningen met een kleinschalige opzet. Dit project meldt het zorgcentrum Beatrix aan als voorhoedeproject. Dat de nieuwbouw op de hoofdlocatie plaatsvindt is een bewuste keuze die is ingegeven door de boekwaarde-problematiek op de bestaande gebouwen. Over tien jaar zijn de resterende gebouwen afgeschreven. Wellicht dat dan een spreiding in Culemborg beter haalbaar is. Wel gaat daar een kleine renovatie plaatsvinden na realisatie van de groepswoningen voor dementerenden. Het zorgcentrum wil nadrukkelijk op de eerste plaats de factor welzijn bij het wonen betrekken. Je hebt niets aan een mooie woning wanneer welzijn niet goed is ingevuld, zo is de opvatting. Te vaak nog ligt het accent op de zorg en komt het welzijnselement pas daarna aan de orde. Dat artsen nog rondes lopen, ook als cliënten niets hebben, is daar een voorbeeld van. Cliënten kunnen in de nieuwe optiek naar het spreekuur gaan wanneer dat noodzakelijk is. Het is de bedoeling dat welzijnselementen het plein in het atrium domineren: een winkeltje, kiosk, barretje, hobby en verenigingswerk. Zorgelementen, zoals een ruimte voor de fysiotherapie en artsenpraktijk, worden elders ondergebracht. Bij het inrichten van welzijnselementen wil men zich richten op de affiniteit van bewoners en niet op wat de organisatie leuk en aardig vindt. Een inventarisatie geeft aan wat cliënten willen: bloemschikken, borduren, kleding maken, schilderen, muziek maken, et cetera. De visie van het zorgcentrum is om zoveel mogelijk regie bij de cliënt zelf, c.q. zijn familie, te houden en de vragen rondom zorg en welzijn door hen te laten formuleren in plaats van door de voorziening. Met de verandering naar kleinschalige wooneenheden vindt een individualisering van de zorg plaats. Dit heeft enorme consequenties voor medewerkers. Beatrixoord is nu al bezig zich hierop voor te bereiden. De vraag is hoe makkelijk de medewerkers de omslag naar vraaggericht werken kunnen maken. Daarnaast werken zij straks met een geïntegreerd takenpakket. De benodigde competentie is in beeld gebracht in een notitie over vraaggestuurde zorg.
4.1
De woonruimte De woningen zijn gesitueerd op de begane grond en eerste etage. Begin 2001 is hiervoor een programma van eisen opgesteld. Het Bouwcollege heeft al groen licht gegeven. De architect werkt nu aan de uitwerking van de structuurschetsen. De nieuwe woningen zijn gepland op de locatie van het zorgcentrum. Hoewel men liever gedeconcentreerd wilde bouwen, bleek de huidige boekwaarde van de gebouwen dit in de weg te staan. De locatie is gelegen aan de rand van Culemborg, in een nieuwbouwwijk.
4.2
De bewoners De woningen zijn bedoeld voor cliënten met een psychogeriatrisch ziektebeeld.
4.3
De medewerkers Het in dienst nemen van leerlingen is in verband met de schaarste op de arbeidsmarkt een bewuste keuze. Men hoopt dat deze leerlingen in dienst bijven, zodat er later voldoende gediplomeerden zijn. ’s Nachts is een nachtdienst beschikbaar voor meerdere woningen. 15
4.4
Financiering In de nieuwe groepswoningen gaan zeven cliënten wonen. Berekeningen laten zien dat deze omvang logistiek gezien het meest haalbaar is. Met deze schaalgrootte is het mogelijk om overdag op alle woningen permanent één medewerker in dienst te hebben en per twee woningen een leerling. Nieuwbouw vindt plaats zonder scheiden van wonen en zorg. Bij de ontwikkeling van de plannen was dit nog niet aan de orde. Wanneer dit nu nog zou veranderen levert dat een ongewenste vertraging op.
4.5
Knelpunten Competentie medewerkers Het transformatieproces verloopt van verzorgende-oude stijl naar de geïntegreerde medewerker-nieuwe stijl. Een bepaalde deskundigheid is noodzakelijk, maar Beatrixoord zoekt geen specialisten op een beperkt terrein: “we zoeken huismoeders die deskundig zijn…”. De medewerker hoeft niet per se een zorgachtergrond te hebben, het mag ook een inrichtingswerker of activiteitenbegeleider zijn. Het is lastig om hierin een weg te vinden. Er is nog geen kant en klaar-beroepsprofiel beschikbaar waarin duidelijke kerncompetenties zijn omschreven. Daar ligt zeker ook een taak voor de reguliere opleiding. Regelgeving De Wzv-bouwmaatstaven maken het lastig om een passende omgeving voor de cliënten te creëren. Deze maatstaven zijn niet meer van deze tijd. Van het beperkte aantal vierkante meters en de noodzaak van brede gangen is bijvoorbeeld niet af te wijken. Dat geeft niet de beoogde huiselijkheid.
16
Receptuur voor kleinschaligheid
5
Zorgcentrum Beatrix, woonzorgboerderij, Culemborg
Het aangemelde project bevind zich nog in een vroeg stadium. In samenwerking met de woningcorporatie, provincie (toewijzing bouwcontingent), gemeente (toewijzen kavel), verenigingsleven en stadsboerderij vindt de ontwikkeling naar een woonzorgboerderij plaats. De doelgroep zijn dementerenden met een agrarische achtergrond: in de Betuwe zeker te vinden. De corporatie is eigendom van de boerderij, die bestaat uit twee woonruimtes waarin elk zes mensen wonen. Elke bewoner heeft een eigen appartement en per woonruimte is er een gemeenschappelijke huiskamer. Bewoners huren rechtstreeks van de corporatie. Huursubsidie is mogelijk. De boerderij komt in de wijk Eva Lanxmeer te liggen: een nieuw te bouwen wijk in Culemborg waar volgens ecologische bouwprincipes wordt gebouwd. De boerderij heeft veel grond. Voor een deel wordt het terrein afgesloten, zodat bewoners daarbinnen vrij kunnen rondlopen. Een boomgaard maakt onderdeel uit van het complex. Contacten met de buurt zijn er nog niet, de wijk is in opbouw en er wonen nog weinig mensen. Een van de randvoorwaarden is dat het personeel affiniteit heeft met de opzet. Mogelijk vindt een aanstelling van enkele agrarisch geschoolde medewerkers plaats. De cliënt kan tot zijn overlijden in de boerderij wonen. Het zorgcentrum Beatrix vindt het onverantwoord om de cliënt te laten verhuizen juist als deze in een kwetsbare zorgpositie zit. De meerwaarde zit met name in de ‘broederschap’-relatie die bewoners onderling hebben. Ook al krijgen deze door het ziekteproces niet alles wat er in de omgeving gebeurt meer mee, zij hechten toch belang aan deze saamhorigheid. Zoals gezegd verkeert het project nog in een experimenteel stadium. De gemeente moet ook meewerken en een schappelijke prijs voor de bouwkavel vragen.
5.1
De woonruimte Van de boerderij is inmiddels een voorlopige schets gemaakt, maar deze valt te duur uit. In ieder geval wil men in het plan twee woonruimten onderbrengen waar elk zes cliënten kunnen wonen. Deze hebben een eigen woon-slaapkamer en kunnen gebruikmaken van een gezamenlijke woonkamer. Als aanvulling op de slaap/nachtdienst vinden domotica-toepassingen plaats. Er is een voorlopige kavel aangewezen. Vervoer en winkels zijn in de buurt.
5.2
De bewoners Cliënten komen voor een deel van de wachtlijst en voor een deel van de capaciteit van Beatrix. Men verwacht dat met name cliënten met een agrarische achtergrond uit de Betuwe belangstelling voor het project zullen hebben. De gedachte is om op de eerste etage huurappartementen te bouwen, waar echtparen kunnen wonen waarvan één van de partners zorg nodig heeft.
5.3
De medewerkers Voor de twee woningen met twaalf cliënten zijn 11,1 fte’s beschikbaar: 9 fte verzorgenden, 1,5 fte huishoudelijke hulp, 0,6 fte voor verpleegkundige coördinatie en nacht. De formatie is hoger dan in het verpleeghuis. Daar zijn 106 fte’s in dienst voor 150 bewoners. Het verschil zit in de schaalgrootte: in het verpleeghuis kan de avonddienst meer groepen aan. Hoewel een oplossing voor de meerkosten nog niet is gevonden, is er wel vertrouwen dat deze wordt gevonden.
5.4
Financiering De financiële positie van de cliënt vraagt nog om verdere uitwerking.
17
5.5
Knelpunten De knelpunten zoals die voor de hoofdlocatie van het zorgcentrum Beatrix zijn genoemd, gelden ook voor de woonzorgboerderij.
18
Receptuur voor kleinschaligheid
6
Breede Vliet, Hoogvliet De stichting De Waarden exploiteert onder andere Breede Vliet, een geriatrisch centrum dat zorg levert aan 140 cliënten. Daarvan wonen 120 cliënten op de hoofdlocatie, en 20 in vier woningen die samen de kleinschalige woonvorm Bahreinstraat 14-20 vormen. De vier woningen zijn gehuisvest in zes casco’s van eengezinswoningen tussen andere woningen van hetzelfde type in een normale straat op circa drie kilometer afstand van Breede Vliet. Het huidige bouwkundige concept aan de Bahreinstraat voldoet niet meer aan de eisen en inzichten van deze tijd. De panden zijn intern lastig aan te passen aan mobiliteitsproblemen van bewoners en de opzet gaat ten koste van privacy en huiselijkheid. Bijzonder is dat de woningen pas negen jaar oud zijn. Normaal gesproken staat kapitaalverlies afstoting van een gebouw niet toe. In dit geval worden de woningen gehuurd. Daardoor is men in staat om snel in te spelen op wisselende cliëntenwensen op het gebied van wonen. De corporatie verbouwt de panden weer tot reguliere eengezinswoningen. Het project verkeert in de voorbereidingsfase. Het programma van eisen is opgesteld en door betrokkenen goedgekeurd, evenals de daarop gebaseerde structuurschets van de architect. Het project is met een positief advies van de zorgverzekeraar opgenomen op de concept-bouwprioriteitenlijst van VWS. In de loop van 2002 wordt een aanvraag verklaring/vergunning in één keer ingediend.
6.1
De woonruimte De Waarden gaat straks ook de nieuwe woningen van de woningcorporatie huren. Elke groepswoning heeft op de begane grond een gemeenschappelijke ruimte met zicht op de straat. De eerste en tweede etage zijn met een lift bereikbaar. Op elke etage zijn drie zitslaapkamers met gedeeld sanitair gepland. In de woning kunnen zo zes cliënten wonen. Elke woning heeft een eigen voordeur en eigen omsloten tuin hetgeen de eigenheid van de groepswoning benadrukt. Er is een mogelijkheid gecreëerd voor een interne doorgang tussen de twee tegenoverelkaar liggende eetkeukens. De woonkamer is zo ruim van opzet dat zelfs zes bewoners rolstoelgebonden kunnen zijn. Hoewel men wel binnen de financiële normen blijft, pakt het aantal vierkante meters hoger uit dan de Wzv-ruimtenormen aangeven: 72 vierkante meter per cliënt in plaats van 56. De ruimte die als behandelruimte is gereserveerd, wil de organisatie als cliëntenruimte meetellen. Er is geen behandelruimte nodig. Indien nodig, kan de cliënt daarvoor naar het geriatrisch centrum Breede Vliet gaan. De vraag is nog hoe het College Bouw hiermee zal omgaan. Op elke woning is overdag en in de vroege avond een begeleider aanwezig. Het is de bedoeling dat domotica-toepassingen op momenten van een lagere personele bezetting, de late avond en ‘s nachts, de medewerkers gaan ondersteunen. Daardoor blijft toezicht mogelijk in alle woningen. Men denkt een minimale schaalgrootte van 24 bewoners nodig te hebben vanwege de personele en logistieke voorwaarden. Daarbij hanteert men een maximum van zes bewoners die samen in één woning wonen. De beoogde schaalgrootte is een maximum omdat men geen verpleeghuissfeer wil creëren. Overigens staat men er voor open om in een volgend concept te werken met een bredere doelgroep waarbij de woningen onderdeel uitmaken van een ruimer concept met bijvoorbeeld dienstverlenings- en eerstelijnsvoorzieningen. Er is veel aandacht besteed aan omgevingseisen. Binnen 500 meter moest er een winkelcentrum met supermarkt aanwezig zijn. Verder wilde men in de buurt een kerk, een wijksteunpunt of buurthuis hebben als ontmoetingsplaats of voor activiteiten. Ook stelde men eisen aan bereikbaar openbaar vervoer en de aanwezigheid van wandelroutes.
19
6.2
De bewoners De Waarden beschouwt de kleinschalige woonvorm als onderdeel in een keten van woonmogelijkheden. Er is behoefte aan verschillende typen woonvormen, de kleinschalige groepswoning is een waardevolle aanvulling op het bestaande aanbod. De sfeer van wonen en leven in een huiselijke omgeving draagt bij aan de verhoging van de kwaliteit van het leven van de dementerende ouderen. Hoewel de bewoner daar zo lang mogelijk kan blijven wonen, is er geen sprake van een levensloopbestendige woonvorm. Wanneer de cliënt de specifieke meerwaarde van de kleinschalige woonvorm niet meer als positief ervaart en last heeft van de beperkingen van de kleinschaligheid, is het geriatrisch centrum voor de cliënt een betere woon- en leefomgeving. Overwegingen om deze stap te zetten hebben te maken met loopdrang, storend gedrag voor de omgeving, ernstig gestoorde communicatieve en sociale vaardigheden, frequent en intensief verplegings- en behandelingsbehoeftig, langdurige bedlegerigheid vanwege lichamelijke handicap(s) of een combinatie hiervan. Overigens zal het geriatrisch centrum een ingrijpende renovatie ondergaan. De bedoeling is om meer kleinschalige woonvormen te creëren met een beschut karakter.
6.3
De medewerkers Aanvankelijk had het personeel de neiging om in de bestaande kleinschalige woonvorm dezelfde werkwijze als in het verpleeghuis te hanteren. Inmiddels werken zij daar veel zelfstandiger. In het verpleeghuis kon men nog makkelijk op het afdelingshoofd terugvallen. De nieuwe woonvorm vraagt om een duidelijk andere werkwijze en attitude. Geen verpleegkundige benadering meer, die de bewoner ziet als patiënt met problemen. Het accent in de begeleiding ligt nu op het zoveel mogelijk voortzetten van het gewone leven: het verrichten van kleine huishoudelijke werkzaamheden, boodschappen doen en eten koken. De medewerker neemt de bewoner daarbij zo weinig mogelijk uit handen. Begeleiden met de handen op de rug, heet dit wel. Dat vraagt van medewerkers veel flexibiliteit en zelfstandigheid. Om de vaardigheden eigen te maken ontvangen zij een scholing op het gebied van ‘begeleid wonen’ en ‘groepswonen’. Een onderdeel daarin is het stage lopen op de dagbehandeling waar men al volgens de nieuwe principes werkt. Indien blijkt dat medewerkers niet met de nieuwe werkwijze kunnen omgaan, is er de mogelijkheid om terug te keren naar het verpleeghuis.
6.4
Financiering De cliënten maken gebruik van een integraal AWBZ-pakket, met financiering van wonen en zorg. Men heeft de indruk dat dementerenden geen meerwaarde ontlenen aan meer regie in het eigen leven en beter af zijn als een aantal zaken voor hen is geregeld. Vooralsnog is gekozen voor een intramurale financiering. Naast vragen over de meerwaarde daarvan, bestaat de indruk dat er nadelen aan verbonden zijn gezien de financiële consequenties voor de cliënten. Daarover is nog te weinig bekend. Het vermoeden bestaat dat het besteedbaar inkomen minder wordt. Zo is het de vraag of zowel de cliënt als de thuis overblijvende partner beiden gebruik kunnen maken van huursubsidie. Ook andere zorgaanbieders aarzelen of keren na negatieve ervaringen op hun intramurale schreden terug. Het scheiden van wonen en zorg vindt men een middel en geen doel op zich.
6.5
Knelpunten Financiering Bij partners kan een financieel probleem ontstaan indien geen goed pensioen is opgebouwd. De cliënten hebben de beschikking over een eigen bankrekening. Daarvan worden de waskosten, de kapper, et cetera betaald. De familie zorgt dat het saldo toereikend is. Door de eigen bijdrage-regeling houdt een cliënt met een uitkering per maand zo’n 140,- over.
20
Receptuur voor kleinschaligheid
Locatie Het vinden van een bouwkavel is een actueel probleem. Nu het concept concreet is uitgewerkt heeft De Waarden aan Woonbron Maasoevers gevraagd niet slechts in oriënterende zin over een passende omgeving te praten, maar een concreet grondaanbod te doen. Het blijkt nu dat daar niet eerder dan in 2005 aan kan worden voldaan. Dat sluit niet aan bij de wensen en het feit dat het project voor 2003 op de (concept-) bouwprioriteitenlijst staat. Tevens worden wat problemen verwacht met betrekking tot de grondprijs, zeker in relatie tot de eisen die de organisatie aan de omgeving van de kleinschalige voorziening stelt. Er zijn weinig contacten met buurtbewoners. Op de uitnodiging van een barbecue werd niet gereageerd. Competentie medewerkers Werving van medewerkers blijkt lastig, zowel voor het verpleeghuis als voor de woonvorm. De begeleiders moeten leren met een andere attitude te werken. Het werk moet je ook aantrekken. De medewerker is beperkt in ruimte, onderlinge contacten en terugvalmogelijkheden. Velen zijn opgeleid als ziekenverzorger. Zij nemen makkelijk de gewoontes van het verpleeghuis mee en dat is niet de bedoeling. Daarom bestaat er de mogelijkheid scholing te krijgen en stage te lopen. Samen met de medewerker wordt de keuze gemaakt om in de groepswoning te (blijven) werken. De medewerkers worden door de leiding van het project actief gestimuleerd, gevolgd en gecoacht. In sommige gevallen blijkt het werken in het geriatrisch centrum iemand toch beter te liggen, hetgeen dan ook wordt gerealiseerd. Medewerkers dragen geen schorten of uniformen, maar eigen kleding. Eventueel een plastic schort bij het baden. Regelgeving De HACCP stelt zeer hoge eisen, zo hoog dat het zelf koken erg moeilijk wordt. Voor kleinschalige woonvormen zijn de normen intern bijgesteld. Medewerkers hebben een klinische les gevolgd over hygiëne en diëten. De nieuwe woonvorm heeft een groter aantal vierkante meters voor haar bewoners ter beschikking dan de bouwnormen van het College Bouw toestaan. Dat komt omdat de ‘behandelruimtes’ niet zijn ingepland, de bewoners worden bij behoefte daaraan naar de hoofdlocatie verwezen. De vrijkomende vierkante meters zijn toegevoegd aan de bewonerruimtes. Het is nog een vraag hoe het College hierop zal reageren.
21
Receptuur voor kleinschaligheid
7
Stichting Verpleging en Verzorging Eindhoven en omstreken, De Strijp
Bij de Stichting Verpleging en Verzorging Eindhoven (SVVE) heeft men al lang ervaring met kleinschalige woonvormen. Als een van de eerste in Nederland, in het begin van de jaren negentig in de vorige eeuw, heeft men het initiatief genomen om cliënten in huizen van zes bij elkaar te laten wonen. Nu wil men ook voor cliënten met een somatische problematiek deze woonvorm ter beschikking stellen. Om voor de nieuwbouw ruimte te scheppen, is op de locatie nabij het centrum van Eindhoven een groot deel van het oude hoofdgebouw gesloopt. Een nieuw complex komt daarvoor terug met gemêleerde woonvormen. Appartementen voor zorgbehoevenden, huur- en koopappartementen voor niet zorg-geïndiceerden en groepswoningen voor somatisch-verpleeghuis-geïndiceerde cliënten. De bestaande woonvormen voor psychogeriatrische cliënten blijven gehandhaafd. De SVVE brengt voor het voorhoedeonderzoek het project groepswoningen voor somatisch geïndiceerden in, onder de projectnaam Strijp. Cliënten zijn mondiger dan voorheen, ze kunnen hun wensen beter formuleren. In het verpleeghuis ligt het accent op zorg, in de nieuwe woonvormen ligt veel meer nadruk op de kwaliteit van het wonen. Zo kan de cliënt op een zo gewoon mogelijke manier zijn leven voortzetten, ook al heeft deze zorg nodig. Niet de structuur van het verpleeghuis domineert, zoals bij het gebruikelijke ‘rondje koffie’ om 10.00 uur, maar het eigen levensritme van de cliënt: deze zet nu koffie op de eigen kamer. Men wil graag samenwerken met de thuiszorg. Met de stichting Welzijn Ouderen vindt al samenwerking plaats. Ook staat men open om de wijk ‘naar binnen’ te halen. Veel cliënten komen daar vandaan en zo blijven bestaande sociale netwerken gehandhaafd. Het project ligt dicht bij een winkelcentrum, kerk, café en postkantoor. Van een aantal functies op de locatie maken bewoners uit de wijk nu al gebruik. Zo is er voor wijkbewoners een extra bed met 24-uurs zorg beschikbaar, zet de wijkverpleegkundige in het centrum de medicijnen uit en is er op het centrum een sleutelbewaarplaats voor de thuiszorg aanwezig. Een verdergaande betrokkenheid met de buurt ligt voor de hand, bijvoorbeeld bij de seniorenwoningen.
7.1
De woonruimte De cliënten hebben allen een eigen woon-slaapkamer. Nu slapen cliënten in sommige gevallen nog op vierpersoonskamers, wat sommigen overigens een veilig gevoel geeft. De huiskamer, keuken en sanitair worden gemeenschappelijk gebruikt. De woningen zijn bouwtechnisch omkeerbaar, dat wil zeggen: bij een veranderende behoefte worden deze weer appartementen. Domotica-toepassingen zijn zowel in de huur- als de koopappartementen te vinden. De SVVE start met een drietal woningen op de eerste etage. In elke woning gaan zes cliënten wonen. De drie woningen liggen aan en naast elkaar en vormen samen een halve cirkel. De leeftijd van de cliënten varieert van 70 tot 102 jaar. Op de begane grond is ruimte voor kantoren, restaurant en activiteiten beschikbaar. Op de bovenste twee etages komen huurappartementen met garantie van zorg. Eerder is discussie gevoerd over de schaalgrootte. Moesten er nu twee woonlagen met elk drie groepswoningen komen of drie woonlagen met twee groepswoningen. De ervaring met groepswoningen voor psychogeriatrische cliënten leert dat een grotere groepsgrootte personeeltechnisch gezien beter is. Dit vanwege het noodzakelijke permanente toezicht. Voor somatische cliënten ligt dat anders. Daar is niet zozeer permanent toezicht nodig als wel bereikbaarheid. Om deze reden heeft De Strijp gekozen voor een groepsgrootte van zes, waarbij drie woningen naast elkaar liggen. Zodoende is onderlinge ondersteuning op bepaalde momenten mogelijk. Afhankelijk van hoe de belangstelling zich ontwikkelt, houdt men de optie open om nog een etage van het gebouw te reserveren voor deze doelgroep.
23
7.2
De bewoners Het project is bedoeld voor somatisch geïndiceerde cliënten, met ziektebeelden zoals: ALS, ziekte van Kaler, NAH, CVA, cara, combinatie van aandoeningen, diabetici en longziektes. In woonbehoefte zitten er veel overeenkomsten met de doelgroep psychogeriatrische cliënten. De verschillen zitten met name in het begeleidend systeem. Bij de psychogeriatrische categorie is er een permanent toezicht aanwezig, iets wat bij somatische cliënten niet altijd noodzakelijk is. Uiteraard zitten er ook verschillen in de benodigde vaardigheden en kennis van medewerkers.
7.3
De medewerker Medewerkers dienen in de nieuwe situatie meer oog te hebben voor individuele wensen. Dat vraagt andere vaardigheden op het gebied van omgang en communicatie. Overigens geldt dat voor alle disciplines. Ook de arts dient een flexibele houding te hebben en mogelijk zijn spreekuurtijden aan te passen aan wat cliënten wensen. Deze klantgerichte oriëntatie heeft ook consequenties voor de kwalificaties: die mogen breder zijn dan alleen verpleegkundige, zoals voorheen. Nu is een meer gemêleerd gezelschap van medewerkers wenselijk, met woonbegeleiders en activiteitenbegeleiders.
7.4
Financiering Het gesloopte gebouw was erg oud en had geen boekwaarde meer. Cliënten van de groepswoningen krijgen een integraal pakket van zorg uit de Wzv. Financiering via Zorg op maatgelden, pgb, pvb of privaat sluit men niet uit. De bewoners die de appartementen huren of kopen krijgen een zorggarantie en financieren deze zorg met een persoonsgekoppelde financiering. De groepswoningen vallen onder het regime van de Wzv. Het scheiden van wonen en zorg is overwogen, er is ook nog discussie over, maar men vindt de constructie lastig. De voordelen zijn niet direct zichtbaar. De doelgroep kan niet zo heel veel en wat is dan de meerwaarde, zo vraagt men zich af. Men ziet wel een voordeel naar meer zeggenschap voor de cliënt, bijvoorbeeld in het inrichten van zijn eigen kamer.
7.5
Knelpunten Afstemming Eind januari 2002 is een tijdspad opgesteld. Men hoopt eind dit jaar te kunnen bouwen maar daar zijn wel twijfels over. De aanvraag van de vergunning is nog niet weg. Het traject loopt ook via de provincie, men heeft gehoord dat de looptijd hiervoor 42 weken is. De procedure loopt via de provincie in verband met wijzigingen in het bestemmingsplan. Vertraging zit ook in bezwaarprocedures die vanuit de buurt afkomstig zijn. Zij protesteerden tegen de sloop van het voormalige klooster. Uiteindelijk is een deel van het gebouw gesloopt en alleen het oude kloosterpand staatsmonument geworden. Dat gaf ruimte voor de plannen van de SVVE. Een andere vertraging betrof de samenwerking met de woningcorporatie Trudo. Deze stagneerde en dat leidde tot een andere koers bij de SVVE. Het project wordt nu door en in eigendom van de SVVE gebouwd. Na realisatie neemt een andere woningcorporatie de uitvoering van de huur ter hand.
24
Receptuur voor kleinschaligheid
8
Verpleeghuis Daelhoven, Wiekslag 3, Soest
Wiekslag 3 is een vervolg op Wiekslag 1 en 2. De kleinschalige woonvorm voor dementerenden Wiekslag 1 bestaat nu al weer drie jaar en is beschreven in het IWZ-rapport ‘Huiselijk en vertrouwd’. Wiekslag 2 is nog niet gerealiseerd. Er zijn met de gemeente problemen van planologische aard. Zo werd een beoogde locatie geschrapt en een tweede optie gaf veel discussie met de buurt. Dat leverde vertraging op. In tegenstelling tot de andere twee Wiekslagen is Wiekslag 2 bedoeld voor somatische cliënten. De kleinschalige voorzieningen maken onderdeel uit van het verpleeghuis Daelhoven in Soest. Ook daar is de opzet kleinschalig: groepswoningen voor zes cliënten, uitkomend op een overdekt en sfeervol binnenplein met een glazen dak. Tien woningen zijn bedoeld voor psychogeriatrische cliënten; drie voor somatische cliënten. Daarnaast heeft Daelhoven een revalidatieafdeling, een afdeling voor dagbehandeling en krijgen 45 cliënten verpleeghuiszorg thuis.
8.1
De woonruimte Wiekslag 3 bestaat uit twee woningen waarin elk zes cliënten gaan wonen. In schaalgrootte is dit één van de kleinste woonvormen die in dit onderzoek is aangetroffen. Elke cliënt heeft een eigen woon-slaapkamer. Daarnaast is een gemeenschappelijke huiskamer aanwezig evenals een sanitaire unit per drie cliënten. Samen beschikken de woningen over een multifunctionele ruimte voor activiteiten van diverse aard, een ruimte voor de slaapwacht en een overbedkamer. Dit laatste is bedoeld om een 100% productie te realiseren. Met een verbindingsgang staan de woningen in contact met een bestaand verzorgingshuis. De eerste etage is beschikbaar voor reguliere driekamerhuurappartementen. Het totaal aantal vierkante meters bedraagt 706. Daarmee blijft de oppervlakte ruim binnen de door het Bouwcollege gestelde norm van 757 m2. Met het gebouwde aantal vierkante meters is men tevreden, er is dus geen behoefte aan een andere vormgeving. Twaalf cliënten blijkt met moeite een minimale schaalgrootte te zijn, zo leert de ervaring van Wiekslag 1 (met eveneens twaalf cliënten) en de kleinschalige woonvormen in Daelhoven. Per woning is een permanente inzet van een medewerker mogelijk, niveau 3 met igaantekening. ’s Nachts is een nachtdienst aanwezig. Financiering van deze schaalgrootte is mede mogelijk dank zij het platte organisatiemodel. Bovendien zijn meerdere taken ondergebracht bij de ‘integrale’ medewerker. De twee woningen liggen in een vergrijsde nieuwbouwwijk van Baarn. De plek is levendig en ligt gunstig ten opzichte van het nabijgelegen winkelcentrum.
8.2
De bewoners Na indicering kunnen cliënten in Wiekslag 3 blijven wonen totdat zij overlijden. Daarmee is het een levensloopbestendige woonplek.
8.3
Financiering De cliënt ontvangt een integraal AWBZ-pakket. De bouw vindt geheel binnen de kaders van de Wet ziekenhuis voorzieningen (Wzv) plaats. Woonzorg Nederland is bouwer en eigenaar van de woningen. Daelhoven huurt de woningen van Woonzorg; er is dan ook geen sprake van scheiden van wonen en zorg. Pikant is dat Wiekslag 1 wel is opgezet met scheiden van wonen en zorg in combinatie met een persoonsgekoppelde financiering. De ervaringen hiermee zijn zo negatief dat nu weer voor een integraal pakket is gekozen.
25
8.4
Knelpunten Financiering Een persoonsgekoppelde financiering brengt volgens de directie negatieve inkomensconsequenties met zich mee. Naast huur betaalt de cliënt namelijk servicekosten voor onderdelen die normaal gesproken in het AWBZ-pakket zijn ondergebracht. Bijvoorbeeld: - brandmeldinstallatie; - personenzoekinstallatie; - meerkosten van een tillift-berijdbare vloerbedekking; - meerkosten van brandvertragende gordijnen; - meerkosten van veilige inductiekookplaten; - waskosten; - geavanceerd sleutelsysteem; - schoonmaakkosten van het eigen appartement; - tuinonderhoud. Ook andere onderdelen van het AWBZ-pakket zijn bij een persoonsgebonden financiering niet van toepassing zoals: - de hogere huurkosten door een kortere afschrijvingstermijn van gerealiseerde aanpassingen; - na vijf jaar geen vrijkomende middelen voor de instandhoudingsinvesteringen. (In Wiekslag 1 zou men daarvan graag een recreatieve ruimte willen bouwen.) Afstemming De directie vindt dat er veel afstemming nodig is om de woonvorm te realiseren. Deze afstemming vindt plaats met verschillende partijen die elk onderdelen in het proces weer kunnen beïnvloeden. Dit wordt als erg knellend ervaren. Het gaat hierbij om regionale afspraken met: - collega-zorgaanbieders om op de bouwprioriteitenlijst te staan van het zorgkantoor; - de lokale overheid om een geschikte locatie te vinden; - het Bouwcollege om bouwnormen af te stemmen; - het bestuurlijk overleg ouderenzorg; - in het kader van de task-force met de provincie, gemeente en zorgkantoor. De directeur ervaart dit als simultaanschaken, waarbij de uitkomst van het ene overleg, het andere overleg beïnvloedt. Dit maakt het totstandkomen van het project redelijk complex met telkens een onzekere uitkomst. Niet iedereen blijkt goed op de hoogte van nieuwe regelgeving. Bij een persoonsgekoppelde financiering dient de gemeente vanuit de Wvg-gelden aanpassingen te financieren. Dat geldt ook voor tilapparatuur zoals een tillift. De gemeente ziet dit als een nieuw fenomeen op zich afkomen maar heeft nog het beeld van een verpleeghuis, dat normaal gesproken dit soort middelen zelf financiert. Zonder kennis van de nieuwe situatie is de neiging groot om in eerste instantie een pas op de plaats te maken door een aanvraag nader te bestuderen Dat kost veel tijd. Toekenning liep in dit geval zoveel vertraging op (een jaar) dat de cliënt inmiddels was overleden.
26
Receptuur voor kleinschaligheid
9
Zorggroep Noord-Limburg, zorgcentrum De Wietel Helden
Onder de projectnaam: ‘Wonen, welzijn, zorg à la carte in de regio Helden’, ondergaat het huidige aanbod van zorg, dienstverlening en welzijn in Noord-Limburg een ingrijpende verandering. De Zorggroep is totstandgekomen na een fusie tussen verzorgings- en verpleeghuizen in de regio en het Groene Kruis. Deze laatste heeft gezien de aard van haar werkzaamheden al veel ervaring met extramurale zorgverlening. Omdat de Zorggroep de zorg bij de mensen wil brengen in plaats van andersom, is deze ervaring een welkome aanvulling binnen de organisatie. Eén van de partners is het zorgcentrum ‘De Wietel’, onderdeel van de voormalige stichting Boncura. De Wietel is een gebouw met vijf woonlagen in Helden en biedt zorg en huisvesting aan 150 verzorgingshuis- en 56 verpleeghuisgeïndiceerden. Van de 150 zijn nog eens 30 plaatsen tijdelijken twee plaatsen definitief omgezet in verpleeghuisplaatsen. De verpleeghuiscapaciteit is daarmee op dit moment op 86 plaatsen gekomen. De woningcorporatie ‘Wonen Helden’ wordt de nieuwe eigenaar van het gebouw. Deze zal het voor een deel slopen en voor een deel verbouwen in appartementen en groepswoningen. De bestaande kamers zijn niet meer van deze tijd en zijn te klein. De bouwkundige constructie maakt door de aanwezigheid van steunmuren, verbouw in grotere eenheden gecompliceerd. Het nieuwere gedeelte blijft beschikbaar voor huisvesting van dementerenden in groepswoningen. De plannen hiervoor zijn nog niet definitief, ze kunnen dus nog veranderen. De regio kenmerkt zich door ruimte en openheid in een plattelandsgebied. De inwoners vinden voor een groot deel werkzaamheden in de agrarische sector. Er is geen sprake van een compacte opzet, zoals in een stedelijke omgeving. Dit heeft als consequentie dat betrokkenen redelijk grote afstanden moeten overbruggen. De opzet is nadrukkelijk om op lokaal niveau een keten van zorg te organiseren. Samenwerking tussen sectoren ligt dan ook voor de hand. Verzorgingshuisplaatsen In de kern van Panningen - Panningen en Helden zijn aan elkaar vastgebouwd - verrijst binnen een termijn van vijf jaar een nieuwe woonwijk, het project Ringovenpark, op het terrein van de voormalige steenfabriek. De woningcorporatie wil daar aan het eind van dit jaar starten met de bouw van vijftig appartementen annex zorgwoningen, waar De Wietel de zorg gaat leveren. De overige honderd plaatsen van De Wietel verhuizen naar andere locaties in de regio. De planvorming is nog niet verder uitgewerkt, omdat men nadrukkelijk de stem van de bevolking bij de invulling daarvan wil laten meetellen. Duidelijk is wel dat de functie verzorging straks wordt ingevuld in nieuw te bouwen ‘zorgwoningen’ en in de bestaande woningen van de burgers. In beide gevallen woont de cliënt dus in zijn eigen woning. De Zorggroep Noord-Limburg geeft zorgproducten op basis van een indicatie, de welzijnsstichting levert dienstverleningsproducten. De zorggroep wil zijn producten zo weinig mogelijk geïnstitutionaliseerd aanleveren. De opvatting is dat ook intensief zorgbehoevenden normale mensen zijn en men wil voorkomen dat deze met een dubbele afhankelijkheid, van zorg en wonen, te maken krijgen. Daarom wil men de woningen door de woningcorporatie laten bouwen. Deze is door haar ervaring in staat om in samenspraak met de gemeente op een planologisch verantwoorde manier te bouwen. Zorgaanbieders hebben toch de neiging om volgens principes van een instituut te bouwen, zonder daarbij te letten op omgevingsfactoren. Verpleeghuisplaatsen Het is de bedoeling om op lokaal niveau, ook in de kleinere gemeenschappen, alle typen van zorg te leveren. Naast thuiszorg dient dan ook de functie verzorging en verpleging beschikbaar te zijn. Om logistieke redenen wil men de verpleeghuisplaatsen op de eventueel al aanwezige verzorgingshuisplaatsen laten aansluiten. Dat is het geval in de dorpen Meyel, Baarlo en Maasbree. Over vormgeving van de verpleeghuiszorg vindt nog discussie plaats. Qua bouwstijl denkt men aan twee
27
groepswoningen van elk zes bewoners bij elkaar. De woningcorporatie gaat de woningen bouwen. Voor dit type van zorg beoogt men geen scheiding van wonen en zorg omdat men van mening is dat bewoners de meerwaarde hiervan niet ervaren. Gezien de hogere mate van zelfregie in deze constructie, is dat bij deze cliënten dan alleen maar lastig.
9.1
De woonruimte De groepswoningen krijgen zes bewoners. In de planning staan twee woningen bij elkaar zodat deze logistiek profijt hebben van elkaar. Er zijn nog geen tekeningen beschikbaar. Wel kan worden gerefereerd aan de al bestaande kleinschalige groepswoningen bij De Wietel in Helden. Daar hebben alle cliënten een eigen zit-slaapkamer en beschikken zij over een gemeenschappelijke woonkamer. Het zo normaal mogelijk wonen staat nadrukkelijk voorop.
9.2
De medewerkers De begeleiders zijn gewend om een intramurale totaalbenadering van zorgzaamheid aan te bieden. Dit past niet in een huiselijke omgeving. De Zorggroep wil de zorg individualiseren. Dat vraagt om een andere attitude. Het RIO indiceert na de modernisering van de AWBZ onderdelen van zorg in plaats van het totale pakket. Medewerkers in de thuiszorg staan hier eerder bij stil. Op dit moment al traint men de medewerkers op de vaardigheden die in de nieuwe situatie nodig zijn. Het accent hierbij ligt op de individualisering van de zorg. Medewerkers krijgen op ludieke wijze een spiegel voorgeschoteld. De gangen in het verzorgingshuis hebben inmiddels straatnamen gekregen. Huisnummers vervangen de deurnummers. Medewerkers hechten sterk aan het werken in teamverband. Straks is dat anders; dan werken ze individueel. Zij leren nu al om het samenwerkingsverband op een andere manier te organiseren, om ervaringen te delen om zo het begrip ‘team’ op een nieuwe manier in te vullen. Medewerkers kunnen minder snel terugvallen op anderen, collega’s en leidinggevenden, in de organisatie. Zij zullen zelf met verschillende problemen in aanraking komen en deze zelf moeten oplossen. Daarom geeft de organisatie aandacht aan onderhandelingsvaardigheden met cliënten. De spiegel laat zien hoe je onderhandelt en welke beslissingsruimte er is. Hier maakt men dankbaar gebruik van ervaringen vanuit de thuiszorg. Veel bijscholing vindt intern plaats omdat de regionale opleiding nog onvoldoende op individuele zorg is voorbereid.
9.3
De bewoners De groepswoningen zijn bedoeld voor cliënten met een psychogeriatrische indicatie. Men wil voorkomen dat cliënten uit de regio van herkomst moeten verhuizen indien zij in aanmerking willen komen voor dit type zorg. Niet alleen voor de cliënt zelf is dit nadelig, die dan in een vreemde omgeving komt, maar ook voor het sociaal netwerk. Vervoer in dit plattelandsgebied is een heikel punt. Veel mensen uit dit gebied regelen van oudsher noodgedwongen zelf het vervoer als zij ergens naar toe gaan. Daarom is het belangrijk om ook de afstanden naar groepswoningen beperkt te houden en deze verspreid in de regio proberen te realiseren. Bestaande sociale contacten krijgen zo bovendien meer kans om gehandhaafd te blijven.
9.4
Financiering Cliënten die gebruik maken van verzorgingshuis-geïndiceerde zorg in de zorgwoningen, zullen kunnen kiezen op welke wijze zij de zorg willen financieren: in natura of via een persoonsgebonden systeem. De omslag naar een persoonsgebonden financiering heeft naar verwachting positieve financiële consequenties voor de cliënt. Zij betalen straks een lagere eigen bijdrage. Scheiden van wonen en zorg is bij deze cliënten mogelijk. De keuze voor een persoonsgekoppelde financiering ligt voor dementerende cliënten in de
28
Receptuur voor kleinschaligheid
groepswoningen minder voor de hand, zo stelt de Zorggroep. De vraag is wat de meerwaarde is. De verantwoordelijkheid voor een aantal zaken zoals financiën en het regelen van zorg ligt bij het scheiden van wonen en zorg bij de cliënt zelf of bij zijn vertegenwoordiger. Voor deze doelgroep zou dat alleen maar lastig zijn. Een ander punt is dat ondanks een vraaggerichte benadering, soms gedwongen zorg noodzakelijk is met het gebruik van ‘middelen en maatregelen’. Uiteraard binnen de condities van de BOPZ, maar dat kan alleen binnen het werkingsgebied van een Wzv erkende voorziening. Het scheiden van wonen en zorg moet geen dogma zijn, zo stelt de Zorggroep. De grens ligt daar waar je geen regie meer hebt over je leven. Ook bij somatiek zie je veel gedrag dat tegen psychogeriatrisch gedrag aanligt.
9.5
Knelpunten Overgangsfase De leegloop van De Wietel gaat problemen opleveren. De ontmanteling kan ook niet te snel: de wensen van burgers zijn een bepalende factor, het bouwen van woningen kent een eigen dynamiek. De overgangsfase is problematisch omdat voor een deel de infrastructuur nog nodig is terwijl de capaciteit steeds verder vermindert. Bedrijfsproces Tot voor kort opereerden zorgaanbieders binnen een gegarandeerd stukje capaciteit. Bij scheiden van wonen en zorg krijgen cliënten zorgarrangementen op maat verstrekt. Indien de cliënt met het arrangement niet tevreden is, kan deze voor een andere aanbieder kiezen. Om deze reden kan de capaciteit variëren terwijl de uitgaven, zoals de contracten met de vaste medewerkers, stabiel blijven. Dat is voor een organisatie die gewend is aan vaste inkomsten, lastig. De planning van zorg verloopt compleet anders vergeleken met waar men tot nu toe mee vertrouwd was. Zekerheden vallen weg, dat vraagt van de organisatie behoorlijke aanpassingen. De mogelijkheden voor oproepkrachten zijn beperkt door wetgeving. De Zorggroep wil een interne flexibiliteit van medewerkers creëren maar daar zit een groot bedrijfsrisico in vanwege de totaal andere werkwijze. Men hoopt op een overgangsmaatregel die de druk kan verlichten. Een ander knelpunt is de organisatie van 24-uurs beschikbaarheid voor de niet-planbare zorg. De grote geografische spreiding op het platteland is daarbij lastig. Financiering Individualisering van de zorg maakt per saldo de collectieve kosten hoger. Bijvoorbeeld in plaats van één tillift per afdeling, heeft men nu meerdere tilliften voor individuele cliënten nodig. De vraag is hoe de overheid hiermee omgaat en of dit financiële consequenties zal hebben binnen de verdeling van het totaal beschikbaar gestelde budget voor de zorg. Er is angst dat de financiële consequenties zich vertalen in langere wachttijden voor de cliënt. De vraag daarbij is, wat de cliënt als wachttijd aanvaardbaar vindt. Op De Wietel staat nog een redelijke boekwaarde. Bij extramuralisering verlaat de Zorggroep voor een groot deel dit pand. Voor het wegschrijven van de restwaarde is nog geen oplossing gevonden. De gemeente en woningcorporatie hebben wel de intentie dit op te lossen, die ligt mogelijk in het verlengde van een differentiatie in de ver- en nieuwbouw. Zorgverlening Een andere vraag is wat straks wel en wat niet in het zorgpakket gaat vallen. Op dit moment maakt de was bijvoorbeeld onderdeel uit van het AWBZ-pakket. Bij een
29
persoonsgebonden financiering is dat niet meer het geval. In het verzorgingshuis vindt veel zorg plaats op niet geplande momenten, wat ook niet is benoemd. Tussendoor zie je in de zorg naar cliënten toe veel, gewoon bij het langslopen en daar spelen medewerkers op in. Dat lukt straks in geïndividualiseerde situaties in zorgwoningen niet meer of in ieder geval veel moeilijker. De overheid heeft van verpleeghuiszorg een collectief recht gemaakt. Dit is contraproductief ten opzichte van de individuele rechten van de cliënt, want er zit veel meer nuance in. De Zorggroep zou met name voor somatische cliënten meer mogelijkheden willen hebben om zorg aan huis te leveren. In de thuiszorg heeft het een paar jaar geduurd voordat duidelijk was wat de producten precies inhielden. Men hoopt op een overgangsfase waarin ruimte zit voor minder duidelijk omschreven zorg, zolang alles nog niet zo exact is geformuleerd. De zorggroep Noord-Limburg wil een 24-uurs beschikbaarheid regelen op lokaal niveau. Hiervoor is samenwerking nodig met collega-organisaties om zorgposten op te richten. Door de individualisering en zorg aan huis zal de behoefte aan alarmopvolging groter worden. Het is van het grootste belang dat de niet-planbare zorg goed is geregeld. Welzijn Nu is er in zekere mate in het verzorgingshuis sprake van gemeenschapszin. Er zijn veel ontmoetingen, wat eenzaamheid tegengaat. Als de organisatie straks alleen op het wonen en zorg inspeelt, krijgen cliënten in de lokale omgeving een probleem. Daarom wil de Zorggroep een koppeling maken tussen de extramurale woonvorm en het bestaande welzijnsaanbod. Voorbeelden hiervan zijn om zorgwoningen en groepswoningen bij een buurthuis te bouwen, daartussen eventueel een verbindingsgang aan te brengen en goede vervoersmogelijkheden te realiseren. Het is de bedoeling om ook welzijnsdiensten als producten neer te zetten. De meeste welzijnsdiensten zullen nog een grote slag moeten slaan. De zorgcoördinator speelt hierin een grote rol. Afstemming Men wil van plannen naar voortgang komen. Maar voortgang is onder meer afhankelijk van het vinden van voldoende geschikte bouwlocaties. Deze is gekoppeld aan een ruimtelijke ordeningsproblematiek. Zijn in de dorpskernen geschikte bouwlocaties te vinden? Voor groepswoningen is de kern de meest geschikte plek; deze is echter ook de duurste. De verwachting is dat het uiteindelijk wel zal lukken, omdat alle betrokken partners achter deze ontwikkeling staan.
30
Receptuur voor kleinschaligheid
10
De belangrijkste kenmerken en knelpunten
De belangrijkste kenmerken en knelpunten van de beschreven projecten:
Altrecht Utrecht Kenmerken Samenwerking tussen sectoren. Variatie in vormen van zorg, van ambulant en individueel tot 24-uurs en groepsmatig. Zorg aan cliënten met partners mogelijk. Werken vanuit basiszorgstations in de wijk. Kritisch m.b.t. domotica-gebruik. Op voorhand al Wvg-gelden ingebracht. Omvang groepswoning beperkt tot vier bewoners. Financiering bij voorkeur persoonsvolgend.
Archipel, Almere Kenmerken Schotten tussen eerste- en tweedelijnszorg weg. Zorg-, gezondheids- en dienstencentrum onder één dak. Zes huisartsbedden voor 24-uurs verpleging. Verpleeghuisarts aan huisartsengroep gekoppeld. Elke groepswoning heeft zijn eigen karakteristiek. Bewoners kunnen tot overlijden in groepswoning blijven wonen. Zorg aan cliënten met partners mogelijk. Verschillende financieringsstromen: Wzv, pgb, particulier.
Beatrixoord, Culemborg Kenmerken Kleinschalig wonen op hoofdlocatie. Nadrukkelijk accent op welzijnscomponent. Medewerkers worden nu al voorbereid. Groepsgrootte van zeven.
Beatrixoord, woonzorgboerderij, Culemborg Kenmerken Doelgroep: dementerenden met agrarische achtergrond. Volledig scheiden van wonen en zorg. Bewoner kan tot overlijden blijven wonen. Schaalgrootte: twee woonruimtes met elk zes bewoners.
Knelpunten Bopz is niet van toepassing. HACCP, Arbo en brandweereisen tasten huiselijkheid aan. Woningcorporatie financiert onrendabele top. Cliënt met intramuraal verleden heeft weinig middelen om inrichting te financieren. Medewerkers dienen gekwalificeerd te zijn voor meerdere doelgroepen.
Knelpunten Normering Bouwcollege sluit niet aan bij eigen wensen. Ook normering Volkshuisvesting sluit niet aan bij wensen. Door afstemmingsproblemen extra kosten. Opleiding medewerkers sluit niet aan op nieuwe situatie.
Knelpunten Competentie medewerkers vraagt veel aandacht. Bouwnormen te beperkt voor de huidige maatstaven.
Knelpunten Nog geen oplossing voor zwaardere personele bezetting.
31
Breede Vliet, Hoogvliet Kenmerken Afstoten vorige woonvorm is gezien huur gemakkelijk. Geen gemeenschappelijke tuin meer. Gebruik van domotica kan lagere bezetting in avond en weekend ondersteunen. Veel aandacht voor omgeving. Zodra meerwaarde niet meer aanwezig is, gaat bewoner verhuizen. Medewerkers kunnen terug naar verpleeghuis als zij moeite hebben om vaardigheden eigen te maken. Wzv-financiering.
SVVE De Strijp, Eindhoven Kenmerken Locatie wordt omgebouwd tot woonplek voor geïndiceerden en niet-geïndiceerden. Sterk accent op eigen levensritme cliënt. Groepswoningen bouwtechnisch omkeerbaar. Geen scheiden van wonen en zorg. Medewerkers dienen oog te hebben voor individuele wensen.
Wiekslag 3, Soest Kenmerken Geen scheiden van wonen en zorg meer, maar binnen Wzv. Kleine schaal van het project: twee maal zes cliënten. Overbed maken om 100% productie te behalen. Aantal m2 ruim binnen normering Bouwcollege. Platte organisatie en integrale medewerker. Bewoners kunnen tot overlijden blijven wonen.
Zorggroep Noord-Limburg, De Wietel Helden Kenmerken Extramuralisering op het platteland: groepswoningen verspreid in de regio. Burger krijgt nadrukkelijk stem bij invullen arrangementen. Groepswoningen met zes cliënten. Training van vaardigheden bij medewerkers vindt nu al plaats. Meerwaarde van scheiden wonen en zorg wordt niet gezien.
32
Knelpunten Financiële consequenties voor cliënt bij scheiden wonen en zorg niet duidelijk. In bezit krijgen van locatie loopt veel vertraging op. Lastig om geschikt personeel te vinden. Door HACCP-eisen is koken op de groepswoning moeilijk.
Knelpunten Verkrijgen van vergunningen duurt lang door procedures, bezwaren buurt, samenwerkingsprobleem met corporatie.
Knelpunten Externen stellen specifieke eisen aan het wonen, hiervoor is geen financiering gevonden, daarom geen scheiden wonen en zorg. Onnodig veel geregel en afstemming met derden.
Knelpunten Overgangsfase van intramuraal naar extramuraal is lastig te financieren. Van organisatie worden andere bedrijfsprocessen gevraagd. Hoe niet-planbare zorg te regelen. Welzijnscomponent dient nog te worden uitgewerkt. Boekwaardeprobleem hoofdlocatie.
Receptuur voor kleinschaligheid
11
Conclusie
Acht projecten zijn nader onder de loep genomen. Nagegaan is op welke wijze de initiatieven tot stand zijn gekomen. Daarbij hebben we met name gekeken naar de bevorderende en belemmerende factoren in het proces. Is er een kansrijke receptuur te geven? En is na diagnose van de belemmeringen en knelpunten een bepaalde genezende medicatie aan te raden? De ontwikkeling tot kleinschalige wonen met zorg zou erg eenvoudig zijn als dit zo zou werken. Helaas is geen blauwdruk te geven waarin volgens een stappenplan elk initiatief succesvol zou verlopen. De werkelijkheid is anders. Het gaat om een complex ontwikkelingsproces waarvan we hebben gezien dat succes afhangt van een veelheid van factoren, personen en lokale omstandigheden. Dat wil niet zeggen dat we bij het ontwikkelen van kleinschalige woonvormen niet kunnen leren van deze ervaringen. De acht beschreven initiatieven laten goede suggesties zien waar elk nieuw initiatief zijn voordeel mee kan doen. Daarom toch een poging om kansen zichtbaar te maken.
11.1 Rol woningcorporatie Van de acht projecten zijn er twee die de groepswoning in eigen bezit willen hebben. Bouwen en exploiteren laten de overige projecten graag over aan de woningcorporatie. Dit past goed in de nieuwe rol die de corporaties hebben na inwerkingtreding van het zogenaamde zesde prestatieveld. Dit geeft hen de mogelijkheid zich als partij op de markt te profileren. Zo zijn zij in staat om enerzijds opbrengsten uit projecten te genereren en anderzijds daarmee te investeren in sociale woningbouw, waaronder groepswoningen voor dementerenden. Expertise over bouwen en wonen Het voordeel om gebruik te maken van een woningcorporatie ligt in de expertise die zij hebben om tegen redelijke prijzen kwalitatief goede woningen te bouwen. Een corporatie denkt ver vooruit: de woning moet niet alleen nu geschikt en aantrekkelijk zijn voor de markt, maar ook nog over tien of dertig jaar. Dat verklaart waarom corporaties meestal niets zien in de beperkte vloeroppervlakte conform de normen van het Bouwcollege. Een ander voordeel van de corporatie is de kennis en ervaring die zij hebben op het gebied van planologie en ruimtelijke indeling. Uit dien hoofde zijn er contacten met de lokale overheid. Bijvoorbeeld met betrekking tot het verdelen, overnemen of uitruilen van bouwkavels. Zodoende kan de corporatie rekening houden met de meest geschikte plek voor de groepswoning in de wijk. Dit is voor een zorgaanbieder, die maar even en sporadisch met bouwprojecten te maken heeft, aantrekkelijk. Sneller inspelen op veranderende vragen Een ander voordeel van huren is de flexibiliteit die de zorgaanbieder heeft om van woning te veranderen. Wanneer cliënten andere wensen hebben, of als de woning niet meer voldoet, kan er behoefte ontstaan aan andere woningen. We zien dit in Hoogvliet, waar de woningen te weinig mogelijkheden hebben voor immobiele bewoners. De zorgaanbieder heeft geen last van boekwaardeproblemen en de woningcorporatie verhuurt de woningen, na enige herstelwerkzaamheden, gewoon weer op de reguliere markt. Bijdrage in onrendabele top Om te voldoen aan de huidige kwaliteitseisen van wonen, voldoen volgens velen de normen van het Bouwcollege niet. Met uitzondering van de situatie in Wiekslag 3 vragen veel projecten om meer vierkante meters. Maar daarmee stijgen de kosten en die krijgen aanbieders niet vergoed. De praktijk laat zien dat verschillende corporaties bereid zijn deze extra kosten voor hun rekening te nemen, de zogenaamde onrendabele top. De corporaties doen dat enerzijds om tegemoet te komen aan de
33
maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij hebben, anderzijds om een woning te bouwen die bij verandering van huurders op de markt aantrekkelijk blijft. Deze bijdrage is afhankelijk van de mogelijkheid die de betrokken corporatie heeft en is niet af te dwingen. Wel heeft VROM inmiddels gemeld dat zij het gedrag van corporaties hierin zal volgen. In de praktijk is een verschil in opstelling tussen prestaties te zien. Voor zorgaanbieders is het verstandig om zich daarom op meerdere corporaties te oriënteren. Planologie Een laatste argument om de woningcorporatie de woningen te laten bouwen is het gegeven dat zij goed bekend zijn met het bouwproces en het inbedden van woningen in de omgeving. Steeds meer zijn omgevingsfactoren van belang en daar tellen planologische factoren mee. De periode van het bouwen van rijtjeshuizen is voorbij. Woningbouw maakt nu onderdeel uit van een breder concept, waarbij meerdere functies zijn betrokken. Veiligheid telt daarin mee en aansluiting met de omgeving. Voor woningcorporaties steeds meer gesneden koek, die daar ook in samenspraak met de gemeente en vormgevers concepten voor uitwerken. Het is niet van een zorgaanbieder te verwachten dat deze vanuit eenzelfde invalshoek naar deze elementen kijkt. Zijn deskundigheid ligt immers op het gebied van zorg- en dienstverlening, en dat is een andere tak van sport.
11.2 Rol lokale overheid Het vinden van geschikte bouwlocaties is een probleem dat een aantal maal in de gesprekken naar voren komt. De dorpskernen blijken vaak een prima plek te zijn. Veel voorzieningen zijn binnen handbereik, evenals vervoer. Echter, het is ook de duurste plek om te bouwen. Een oplossing is om niet solistisch het plan te implementeren, maar dit in samenspraak met de woningcorporatie te doen. Dit kan een plan opleveren waarin niet alleen zorgwoningen zijn verwerkt, maar ook andere functies die voor de doelgroep van belang zijn. Bovendien heeft de corporatie vaak een goede relatie met de lokale overheid. In sociaal opzicht streven zij immers hetzelfde na: een goed woonproduct, ook voor de financieel en/of sociaal minderbedeelden. De gemeente kan bouwgrond op een aantrekkelijke locatie voor een redelijke prijs ter beschikking stellen. In dat geval is de corporatie in staat om onder de huursubsidiegrens te bouwen.
11.3 Veel afstemming met derden Een ander probleem betreft de afstemming met nogal wat andere instanties en organisaties. Soms vraagt de nieuwbouw om het wijzigen van het bestemmingsplan. Gezien inspraakprocedures kan dit lang duren. Een oplossing is om bij wijziging van bestemmingplannen meerdere functies in het nieuwe plan onder te brengen. Zo probeert de stichting Wonen van Senioren op Boerderijen (WSB) bij dit soort wijzigingen altijd de functie woonzorgboerderij, in diverse benamingen, in te brengen. Dat vergemakkelijkt initiatieven in deze richting. Het voorbeeld van De Wiekslag geeft aan welke manoeuvres nodig zijn om het alle partijen naar de zin te maken. Afstemming hiermee vraagt tijd en kan onnodig het proces vertragen. Bovendien is het erg ingewikkeld geworden, zie ook Archipel. De vertraging levert daar vervolgens weer een behoorlijke kostenpost op. De vraag is hoe het aantal betrokkenen beperkt kan blijven. Is het nu echt nodig om plannen af te moeten stemmen met collega zorgaanbieders, zorgkantoor, lokale overheid, Bouwcollege, het bestuurlijk overleg ouderenzorg en provincie? Wanneer de toetsing van de kwaliteit van zorg meer bij de cliënt komt te liggen als gevolg van de modernisering van de AWBZ, zou het voor een aanbieder eenvoudiger moeten zijn daar een antwoord op te geven. Dat lukt het beste wanneer deze voldoende speelruimte heeft om een aanbod op maat te doen en zich daarbij niet teveel hoeft te storen aan derden. Immers, voldoende keuzemogelijkheid is één van de pijlers van de modernisering van de AWBZ.
34
Receptuur voor kleinschaligheid
11.4 Scheiden van wonen en zorg In slechts twee van de acht situaties huren de bewoners de woning rechtstreeks of via de zorgaanbieder van de woningcorporatie. Hier is sprake van ‘scheiden van wonen en zorg’. De laatste tijd staat dit bijzonder in de aandacht, maar het lijkt ook een doel op zich te worden in plaats van een middel. Meerwaarde voor dementerenden Veel aanbieders plaatsen vraagtekens bij het scheiden van wonen en zorg voor dementerenden. Zij zien hierin geen meerwaarde. Bij het scheiden van wonen en zorg betaalt de cliënt zelf de woonlasten en de kosten van het levensonderhoud. De zorgaanbieder levert alleen zorg via een ‘zorg op maat’-afspraak met het zorgkantoor of via een persoonsgebonden financiering. Om zorg via een persoonsgebonden financiering in te kopen, is regie over het leven noodzakelijk. Dat kan de cliënt zelf doen - bij dementerenden is dat op een gegeven moment niet meer mogelijk - of via een zaakwaarnemer. In de gehandicaptenzorg zijn ouders vaak de zaakwaarnemers. Bij dementerenden werkt het net andersom, daar zouden de kinderen deze rol op zich moeten nemen. Dat is niet altijd eenvoudig omdat kinderen wellicht niet meer in de buurt wonen, als er al kinderen zijn. Bovendien, het retardatieproces bij dementerenden kan snel verlopen zodat een regelmatige afstemming noodzakelijk is. Blijft over dat scheiden van wonen en zorg met name via ‘zorg op maat’-afspraken met het zorgkantoor zal plaatsvinden. De meerwaarde zit in het benadrukken bij de cliënt dat de woning van de cliënt zelf is en de verzorging in feite op bezoek komt. Deze situatie sluit veel meer aan op de vertrouwde verhoudingen die de cliënt met zijn omgeving heeft. Ook getuigt zij van respectvol omgaan met de cliënt die door deze setting veel meer vanzelfsprekend is.
Geen scheiden van wonen en zorg bij: • De woning is eigendom van de zorgaanbieder. Deze levert een integraal pakket van wonen, welzijn en zorg. De cliënt betaalt een eigen intramurale bijdrage en houdt zakgeld over. De cliënt hoeft zich niet druk te maken over de te ontvangen zorg en diensten omdat deze een totaalpakket krijgt. • De woning is eigendom van de woningcorporatie. De zorgaanbieder betaalt de wooncomponent als huur aan de corporatie. Voor de cliënt verandert er verder niets, de zorgaanbieder levert een integraal pakket van wonen, welzijn en zorg. De cliënt betaalt een eigen intramurale bijdrage en houdt een bedrag aan zakgeld over. De cliënt hoeft zich niet druk te maken over de te ontvangen zorg en diensten omdat hij een totaalpakket krijgt. De zorgaanbieder hoeft zich niet bezig te houden met bouwen en onderhoud, iets waar een corporatie bij uitstek verstand van heeft. De corporatie kan besluiten een hogere kwaliteitsnorm aan te houden dan het Bouwcollege aangeeft, maar dat is dan voor eigen kosten. Woningcorporaties zijn genegen dit te doen om de woning ook in de toekomst te behouden als aantrekkelijke woonruimte.
35
Wel scheiden van wonen en zorg bij: • De woning is eigendom van de corporatie. De zorgaanbieder huurt de groepswoning van de corporatie en verhuurt de individuele woonruimte weer door aan de cliënt of de cliënt huurt de woning rechtstreeks van de corporatie. De woning valt in de categorie ‘onzelfstandige woonruimte’ en daarmee komt de cliënt in aanmerking voor individuele huursubsidie. De cliënt heeft twee contracten, één met de corporatie en één met de zorgaanbieder. Vaak zijn deze aan elkaar gekoppeld en kan de cliënt niet in het complex wonen als er geen zorgcontract is en andersom. De zorgaanbieder levert de zorg vanuit de ‘zorg op maat’-productieafspraak met het zorgkantoor. De woonkosten en kosten voor het levensonderhoud zijn voor rekening van de cliënt. De cliënt betaalt een lagere eigen bijdrage in vergelijking met een integraal pakket. Het voordeel van deze constructie is dat de cliënt meer zeggenschap heeft over de inrichting van zijn leefomgeving. De zorgaanbieder heeft het voordeel dat voor de woning alleen zorg-geïndiceerden in aanmerking komen. • De woning is eigendom van de corporatie, de cliënt huurt de woning rechtstreeks van deze corporatie. Deze situatie is te vergelijken met de vorige constructie, echter de regie ligt nu nadrukkelijk bij de cliënt. De 24-uurs zorg koopt de cliënt via een persoongebonden budget in. De zorg is alleen te financieren als alle bewoners de budgetten bij elkaar leggen en samen in onderhandeling treden met zorgaanbieders. Andersom, een zorgaanbieder zal in de groepswoning alleen zorg verlenen als alle cliënten de zorg bij hem inkopen. Daarom wordt in dit soort situaties een bewonersvereniging of -stichting opgericht die namens alle bewoners/cliënten met zorgaanbieders onderhandelt over de te verlenen zorg. Het is gebruikelijk dat dit leidt tot een overeenkomst, met de zorgaanbieder die het meest tegemoet komt aan de wensen, voor de duur van een aantal jaren. Daarna ontstaat een nieuwe situatie waarin de bewonersvereniging opnieuw bekijkt met welke zorgaanbieder een overeenkomst wordt afgesloten.
11.5 Financiële consequenties voor cliënten De keus voor een intramurale of ‘scheiden van wonen en zorg’-oplossing zou geen financiële consequenties moeten hebben. Hier is discussie over. Is het scheiden van wonen en zorg voor de cliënt duurder als een integraal pakket? Volgens sommigen wel. Daarom aarzelen veel aanbieders deze variant toe te passen. Een goed inzicht hierin is lastig omdat cliënten een verschillende financiële achtergrond hebben. Eenvoudig gesteld: scheiden van wonen en zorg is niet duurder als de kosten van het wonen, levensonderhoud en servicekosten overeenkomen met de eigen bijdrage voor intramurale zorg. Maar de eigen bijdrage verschilt per inkomensgroep. En uitgaven voor wonen en levensonderhoud zijn ook per persoon verschillend. Toch is er wel iets in het algemeen over te zeggen. Geen financiering van gemeenschappelijke kosten Bij scheiden van wonen en zorg betaalt de cliënt alle woonkosten voor de huur, gas, water en licht, belastingen, etc. Cliënten in groepswoningen maken daarnaast gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen en apparatuur. Het onderzoek laat zien dat het om de volgende posten gaat: - brandmeldinstallatie; - akoestisch systeem en personenzoekinstallatie; - meerkosten van een tillift-berijdbare vloerbedekking; - meerkosten van brandvertragende gordijnen; - meerkosten van veilige inductiekookplaten; - geavanceerd sleutelsysteem; - aanleg en onderhoud tuin.
36
Receptuur voor kleinschaligheid
In de intramurale zorg maken deze posten onderdeel uit van het pakket. Bij scheiden van wonen en zorg is hiervoor geen financiering voorhanden. Sommige voorzieningen kan de cliënt via bestaande regelingen aanvragen die voor elke burger gelden, zoals een tillift via de Wvg. Voor een akoestisch systeem of een brandalarmeringssysteem is helaas geen financieringsmogelijkheid aanwezig. Deze, en de andere genoemde kosten, vallen onder servicekosten als de organisatie geen kans ziet hiervoor een andere financiering te vinden. Soms lukt het om via sponsoring gemeenschappelijke kosten te financieren. Voor tuinaanleg bijvoorbeeld zijn voorbeelden bekend waarbij het bedrijfsleven de kosten voor zijn rekening neemt. Lastiger is dat met brandmeldinstallaties en dergelijke omdat dit sponsoren minder aanspreekt. Soms is de woningcorporatie bereid deze, of een deel daarvan, te betalen. Zolang hier geen goede regeling voor is getroffen, zullen aanbieders aarzelen om het principe van scheiden van wonen en zorg toe te passen. In ons onderzoek is die aarzeling ook vastgesteld. Zelfs voorzieningen die voorheen de cliënt de huur lieten betalen, komen daar nu op terug en kiezen voor het bouwen van de woningen vanuit het intramurale Wzv-pakket. Toch zijn er nog steeds aanbieders te vinden die wel kans zien bovenstaande kosten op ander wijze vergoed te krijgen en tegen alle weerstand in kiezen voor scheiden van wonen en zorg. Wonen en levensonderhoud De kosten voor het wonen en levensonderhoud zijn minder een probleem. Er zijn meer Nederlanders die met een minimum-uitkering moeten rondkomen. Hieronder is een berekening gemaakt waarbij de cliënt zijn eigen woon- en levensonderhoudskosten betaalt. Indien dit ongeveer gelijk is met de eigen bijdrage heeft scheiden van wonen en zorg geen financiële consequenties. Let wel, een aantal posten is afhankelijk van individuele inkomenssituaties en kunnen de mate van huursubsidie beïnvloeden. Het is bekend dat gemeentes voor de laagste inkomensgroepen (gedeeltelijke) vrijstelling geven van belastingen of in materiële zin bijdragen aan bepaalde kosten. De bedragen zijn een schatting. Scheiden wonen en zorg in euro: Huur, 30 m2 woonruimte - huursubsidie ( 305,82 - 136,39) Gas, water, licht Gemeentelijke belastingen Provinciale belastingen Onderhoud installaties Telefoon Waskosten Voeding en huishouding Eigen bijdrage thuiszorg Totaal
169,43 38,5,3,9,25,45,135,9,438,43
11.6 Financiële consequenties voor de instelling Wanneer een voorziening bouwt binnen volkshuisvesting kan deze geen aanspraak maken op vervangingsgelden. Na vijf jaar komen er binnen de Wzv bedragen beschikbaar die men kan inzetten als aanvulling op de bestaande voorziening. Zo heeft men bij de Wiekslag 1 behoefte aan een recreatieve ruimte, die hieruit kan worden gefinancierd. Bij scheiden van wonen en zorg is de bouw hiervan alleen mogelijk indien de woningcorporatie zich hiervoor
37
wil inzetten. In andere projecten zien we deze voorzieningen als ‘onrendabele top’ voor rekening van de corporatie terugkomen. Indien dit niet kan, zal men de kosten onderbrengen in de huur of servicekosten, wat uiteraard voor de cliënt duurder uitpakt.
11.7 Attitude medewerkers Medewerkers krijgen bij het werken in kleinschalige woonvormen te maken met twee ingrijpende veranderingen. Eén daarvan is dat zij moeten begeleiden met ‘de handen op de rug’, de andere is dat begeleiders in de nieuwe situatie veelal alleen werken. Voor het handelen van de begeleider staat niet meer de voortgang van de organisatie centraal, maar de individuele zorgvraag van de cliënt zelf. Deze woont in zijn eigen omgeving en wil zo lang mogelijk gebruikmaken van de mogelijkheden en kansen die in deze omgeving aanwezig zijn. Afhankelijkheid naar de organisatie toe zou de eigen regie over het leven alleen maar verminderen. Voor de begeleider ligt daar een belangrijke taak om de cliënt te helpen zijn zelfredzaamheid vast te houden. De begeleider heeft echter jarenlang geleerd om goed voor de cliënt te zorgen, binnen het aanwezige aanbod van de organisatie. Dit vertaalde zich in het overnemen van verantwoordelijkheden en regie over het leven van de cliënt. In de traditionele situatie werken medewerkers in teamverband. Op de werkvloer heeft men direct met collega’s te maken, waardoor beslissingen over de gang van zaken gezamenlijk of in ruggespraak met elkaar worden genomen. Voor overleg is er een leidinggevende in de buurt waarop men kan terugvallen. De werkplek heeft zo alle kenmerken van een compacte organisatorische eenheid waar diverse disciplines beschikbaar zijn. Geëxtramuraliseerde kleinschalige woonvormen zijn decentraal van opzet. Zij verspreiden zich in de regio. Van medewerkers vraagt deze nieuwe opzet een ingrijpende andere werkwijze. De inzet dient zeer flexibel te zijn en afgestemd op individuele zorgvragers die een diverse achtergrond kunnen hebben. De reacties van medewerkers om aan kleinschalige projecten mee te werken zijn over het algemeen erg positief. Opvallend is dat veel meer accent wordt gelegd op sociale vaardigheden. Sommige zorgaanbieders hechten hier zelfs meer belang aan dan aan diploma’s. Regelmatig is te horen dat ‘huismoeders’ uitstekende begeleiders van dementerenden zijn. Zij zijn goed in staat om solistisch te werken, de opvoeding van eigen kinderen heeft een rijke levenservaring gegeven en zij kunnen daardoor in de groepswoning op verantwoorde wijze zelfstandig beslissingen nemen. Gezien de leeftijd van deze begeleiders, over het algemeen vanaf 40 jaar, is er een natuurlijk overwicht aanwezig, wat juist bij deze doelgroep goed werkt. De medewerker hoeft niet per se een zorgachtergrond te hebben, levenservaring is net zo belangrijk. Bovendien blijken ervaringen vanuit andere sectoren, bijvoorbeeld van ‘inrichtingswerkers’ of activiteitenbegeleiders, een welkome aanvulling te zijn. Bij de werving van nieuwe medewerkers kan de zorgaanbieder zich nu ook richten op begeleiders met een opleiding tot Sociaal Pedagogisch Werker. Het is niet noodzakelijk om alleen met verpleegkundigen te werken. Verpleegkundige handelingen, tegenwoordig ‘voorbehouden handelingen’ genoemd, blijken in de praktijk zeer beperkt voor te komen. De wet BIG maakt het mogelijk om ook anders opgeleiden met een gerichte scholing hierop voor te bereiden. En als de nood aan de man is, is er binnen de organisatie wel iemand te vinden die net als de wijkverpleegkundige langskomt om de voorbehouden handeling uit te voeren. Daarmee is niet gezegd dat opleiding onbelangrijk is. Niet alleen om kennis te nemen van ziektebeelden, maar ook om te leren hoe cliënten tot hun recht komen, hoe men gebruik kan maken van mogelijkheden die cliënten hebben, blijft opleiden van belang. De attitude van de verpleegkundige van voorheen is echter teveel gericht op ‘het zorgen voor…’. Deze
38
Receptuur voor kleinschaligheid
gaat er teveel vanuit dat de cliënt een defect heeft waardoor deze een aantal activiteiten niet meer zelf kan ondernemen. Veel medewerkers zijn van oudsher ziekenverzorgers. Zeker wanneer deze een ervaring hebben in het verpleeghuis, ziet men dat zij makkelijk de gewoontes van het verpleeghuis naar de kleinschalige woonvorm meenemen. Dat is niet gewenst. Naast scholing, kan men ook op andere wijze de vaardigheden eigen maken. Zo biedt De Breede Vliet een stage op het activiteitencentrum, waar activiteitenbegeleiders al volgens de nieuwe principes werken. Deze instelling biedt ook coaching aan, om medewerkers op het spoor te zetten. Scholing Uit de gesprekken blijkt dat de externe opleiding in een overgangsfase verkeert, het lesmateriaal speelt nog niet op de nieuwe vaardigheden in. Als gevolg daarvan ondernemen veel organisaties zelf actie in de vorm van aangepaste bijscholing en training. Frappant is dat hier dezelfde externe opleidingsinstituten zijn betrokken die ook verantwoordelijk zijn voor de reguliere opleiding. Kennelijk zien deze bij een duidelijke opleidingsvraag wel kans om hiervoor expertise te ontwikkelen en in te zetten. Hoewel er tussen zorgaanbieders en regionale opleidingscentra contacten zijn, is het scholen van begeleiders die in kleinschalige woonvormen werken belangrijk. Door gebrek aan een competentieprofiel, vult elke organisatie deze behoefte aan scholing op eigen wijze in. Dit is voor het ‘Netwerk kleinschalige woonvormen dementerenden’ aanleiding om aandacht te vragen voor het ontwikkelen van een competentieprofiel en bijscholingstrajecten. Daarbij richt zij zich niet alleen tot de doelgroep dementerenden, maar ook op doelgroepen als gehandicapten en ggz, die een vergelijkbaar proces van extramuralisering en individualisering van de zorg doormaken.
39
Colofon
Uitgave
In opdracht van het Netwerk kleinschalige woonvormen voor dementerenden Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) en Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) in het kader van het Innovatieprogramma Wonen en Zorg.
Tekst
Eric Krijger, NIZW/Innovatieprogramma wonen en zorg
Opmaak
Karien van Dullemen, Rotterdam
Ontwerp omslag
Gé grafische vormgeving, Rotterdam
Druk omslag
Drukkerij Goos, Ouderkerk aan den IJssel
Utrecht/Rotterdam, juli 2002.