115
Aanwinsten bibliotheek
Recente aanwinsten bibliotheek
De redactieleden en de bibliotheekmedewerkers belichten een aantal recent door de bibliotheek van de Boekmanstichting verworven publicaties.
Baggerman, A. (et al.), Rietrae, M. (red.) (et al.) (2012) Schakels in de keten van het boek. Boeketje boek wetenschap II. Den Haag/Amsterdam: Dr. P.A.Tiele-Stichting, Amsterdam University Press, 35 p. Signatuur: 12-117 De Dr. P.A.Tiele-Stichting stelt zich ten doel om de wetenschappelijke kennis van het boek in al zijn verschijningsvormen en -aspecten te bevorderen. Vier bijzonder hoog leraren bekleden daartoe eenTieleleerstoel. Jaarlijks brengen zij tijdens deTiele-leerstoelendag verslag uit over hun onderzoeks bevindingen. Net als vorig jaar leverde dat ook nu weer een interes sante bundel op, of beter, zoals de ondertitel toepasselijk aangeeft: een boeketje boekwetenschap. De presentaties in dit tweede deeltje van respectievelijk Arianne
Baggerman, Paul Hoftijzer, Gerard Unger en Adriaan van der Weel demonstreren de diversiteit van het onderzoeksgebied. Hoftijzer legt uit dat bestudering van een 18de-eeuwse boekverkoper kan bijdragen aan onze boekhistorische kennis. Baggerman gaat in op ego documenten die in de 19de eeuw gepubliceerd werden en de groeiende belangstelling voor ‘human-interest’-verhalen. Unger laat zien hoe vanaf de 20ste eeuw letterontwerp, typografie en grafische vormgeving glansrijk het digitale tijdperk betraden. Van der Weel, bijzonder hoogleraar in de moderne geschiedenis van het boek
(met name in de 19de en 20ste eeuw) en van de bedrijfseconomische en technische ontwikkeling van de boekensector aan de Universiteit Leiden, gaat in op de rolverdeling in het hedendaagse boekenvak.Taken en rollen liggen in de keten van het boekenvak al eeuwen vast, maar de digitalisering doet de verhoudingen radicaal veranderen. Het keten model als standaard heeft dan ook zijn langste tijd gehad, aldus Van der Weel. Hij noemt als voorbeeld het in 2009 opgerichte Nederlandse TenPages. Op basis van tien blad zijden die op een speciale website worden geplaatst, kunnen geïnteres seerden geld investeren in de reali satie van het eindproduct. Pas bij een bepaald aantal aandeelhouders garandeertTenPages de publicatie van het werk. Hiermee staat de traditionele ketentheorie op zijn kop, want in plaats van de uitgever is het de toekomstige lezer die bepaalt én betaalt. De hoogleraar
116
Boekman 92
Uitgelicht
introduceert daarom een nieuw model voor het bestuderen van ontwikkelingen in de moderne uitgeverij. De publicatie werd op 24 april 2012 gepresenteerd op het door deTiele-Stichting, de KVB en het Vlaamse BoekenOverleg georganiseerde symposium ‘De staat van het boek. De toegevoegde waarde van de traditionele markt partijen’ in de Beurs van Berlage te Amsterdam. De Boekmanblog bevat een verslag over deze bijeen komst, www.boekmannieuws. blogspot.com (Jack van der Leden)
decennia steeds meer ‘versteend kapitaal’ gaan vertegenwoordigen. Projectontwikkelaars, grond bedrijven, corporaties, banken en beleggers verdienden letterlijk goud geld. Er was een groei in vastgoed ontwikkeling die grotendeels was gebaseerd op de luchtbel van over creditering, waarbij zoiets belang rijks als de gevoelsmatige binding die er bestaat tussen het gebouw en zijn sociale omgeving ongemerkt
(OMA). Ongekroonde koning van deze Gouden Eeuw van de architec tuur is de meester van de ‘moderne barok’, Erick van Egeraat. Tweeën twintig gebouwen ontwierp hij in deze periode, bijna elk jaar een. Twee jaar voordat zijn bureau met vijftien medewerkers failliet ging (het maakte daarna een doorstart) ontwierp hij in 2007 de uitbreiding van het Drents Museum, ingegeven door groeiende bezoekersaantallen en een ambitieus tentoonstellings beleid. Hij gaf de nieuwe entree van het museum surreëel vorm door het koetshuis een meter op te tillen en op een glazen sokkel te plaatsen. (Sylvia Verduin)
Bantal, S. (red.) (et al.) (2012) Architectuur in Nederland. Jaarboek 2011/12. Rotterdam: NAi Uitgevers, 256 p. Signatuur: 12-120 De totale omzet in de architecten branche zal in 2012 naar verwach ting opnieuw dalen. Meer dan de helft van de Nederlandse architectenbureaus verwacht een lagere omzet en een kleiner aantal opdrachten. Projectontwikkelaars, aannemers, corporaties en over heden zijn behoorlijk terughoudend geworden; particulieren en zorg instellingen doen het nog relatief goed. Bureaus bezien daarom hun rol en strategie. Steeds vaker initiëren zij zelf nieuwe projecten tot kwaliteitsverbetering van de gebouwde omgeving. Zodat ironisch genoeg de huidige economische crisis tot een herbezinning op de inhoud van het architectenvak zou kunnen, of eigenlijk zou moeten leiden. Dus: wil de ‘nieuwe architect’ opstaan? – de onder zoekende architect, van wie verwacht mag worden dat hij met zijn expertise ook aan de sociale en duurzame kwaliteit van de stede lijke omgeving timmert. Want dat is hard nodig. Het gebouw is de laatste
Brentjens, Y. (2011) Rechte stoelen, rechtschapen burgers. Wonen volgens ’t Binnenhuis (1900-1929). Zwolle/Den Haag: WBOOKS, Gemeentemuseum Den Haag, 367 p. Signatuur: 12-126
werd gesloopt. In 2012 kwam deze ‘Gouden Eeuw’ van de Nederlandse architectuur die vijfentwintig jaar duurde tot een einde. Dit jubileum jaarboek bevat onder meer een selectie van tien markante gebouwen uit die Gouden Eeuw, gekozen door vroegere redacteuren op basis van de vraag: Welke gebouwen uit de afgelopen kwarteeuw doen er, ook bij nader inzien, werkelijk toe en waarom dan wel? Eén daarvan werd unaniem gekozen: het gebouw met de onvindbare entree, de onbegaan bare, hellende vloeren en de roostervloeren waar niemand over heen durft te lopen: de Kunsthal in Rotterdam van Rem Koolhaas
De oprichting van het Amsterdamse Atelier voor Woninginrichting, ’t Binnenhuis in 1900 door de socialistische architect Berlage, samen met de zilversmid Willem Hoeker en meubelontwerper Jac. van den Bosch, is als een steen in een weg die naar toekomstige sociale gelijkheid moest leiden. Dit verkooplokaal ‘ter meubileering en versiering van het interieur’ had als sociaal-maatschappelijke doelstelling om goed ontworpen en betaalbare gebruiksvoorwerpen op de markt te brengen voor mensen uit elk milieu. Helaas behoorden hun vele maatschappelijk geëngageerde klanten, zoals de socialisten Henri Polak en Floor Wibaut, tot de bovenlaag van de samenleving; want door de hoge kostprijzen en door het ontwerpen in particuliere opdracht bleef
117
’t Binnenhuis toch vooral een elitaire aangelegenheid. De kostbare, hand matig vervaardigde producten waren te duur voor Jan met de pet, zodat alleen de welgestelde burger, al dan niet met een oprecht sociaal hart, de streng vormgegeven meubels kon aanschaffen. Eigenlijk verkocht ’t Binnenhuis, onbedoeld, dure goede smaak voor rijke notabelen en intellectuelen, meubels die oogden als een in mahoniehout
Aanwinsten bibliotheek
klanten. Zij kochten meerdere meubels bij Berlage en Van den Bosch en gaven verschillende opdrachten voor de meubilering van hun beider villa’s. Hun hyper moderne gloeilampen lieten zij monteren in handgesneden armaturen van ’t Binnenhuis. In deze publicatie ligt de focus op de kopers en (salonsocialistische) klanten van ’t Binnenhuis, waardoor er een fascinerend beeld geschetst wordt van de culturele en intellectuele elite van Nederland in de eerste decennia van de 20ste eeuw. Pikant puntje: in de zakelijke oprichtingspapieren van ’t Binnen huis wordt met geen woord gerept over het hun later toegeschreven, hooggestemde streven om huisraad te maken die ook voor de arbeiders klasse bereikbaar is.Tsja, bestaat er eigenlijk wel, zoals Komrij eens schreef, zoiets als een ‘klasse bewuste stoel’? (Sylvia Verduin)
de monumenten op Curaçao zelf. Het duurde tot 1993 voordat panden werden aangewezen als beschermd monument. Sinds de opname van de historische binnenstad van Willem stad op de Unesco-werelderfgoed lijst in 1997 kwam de restauratie van het erfgoed op het eiland in een stroomversnelling. Na een laatste eenmalige injectie vanuit Den Haag, vlak voor de wijziging in de staat kundige verhoudingen binnen het
Ditzhuijzen, J. van (2012) Geschiedenis in steen. De ontwikkeling van de monumentenzorg op Curaçao. Amsterdam: KIT Publishers, 147 p. Signatuur: 12-114 gevatte demonstratie van macht. Voor Berlage had de rationele woonstijl zijn wortels in de Gouden Eeuw. Het was het antwoord op de ‘vermicellistijl’ van de art nouveau. Nu is het tijd, zo schrijft Berlage, voor een huiskamer die ‘typisch Hollandsch’ is: ‘Wij bedoelen dien stijl, van welke nog zulke fraaien gedeelten wandbetimmering bestaan’; maar ook ‘prachtig gesneden panelen’ en ‘stoelen met rechte pooten, recht alles in “zuiver klassieke stijl”’. Kapitaalkrachtigen als de historicus Johan Huizinga en de gloeilampfabrikanten Anton en Gerard Philips uit Eindhoven waren in de eerste jaren belangrijke
Sinds 1954 strijdt de Stichting Monumentenzorg Curaçao voor behoud en restauratie van Curaçaose monumenten. Inmiddels heeft de stichting zo’n honderd monumenten onder haar hoede. In dit boek beschrijft journaliste Jeannette van Ditzhuijzen hoe de Stichting Monumentenzorg zich met een bescheiden beginkapitaal ontwikkelde tot een professionele organisatie. Dit verliep met vallen en opstaan, deels door de moei zame financiële relatie met de departementen in Den Haag, en deels door falende wetgeving en gebrekkig besef over het belang van
koninkrijk in 2010, was het afgelopen met structurele financiële bijdragen uit Nederland. Sindsdien moet de stichting het doen met huur opbrengsten, lokale financiering en – af en toe toch nog – incidentele bijdragen vanuit Nederland voor projecten. Bij het restauratiewerk heeft de Stichting Monumentenzorg altijd aandacht gehad voor de sociale kant van de stadsvernieuwing. Zo leidde de restauratie van kleine volkswoningen in het zogenaamde Stegengebied in Otrabanda in 1978 tot nieuwe particuliere investeringen in het gebied, dat allengs de allure en grandeur van weleer heeft terug gekregen. Er bestaat veel waardering
118
Boekman 92
Uitgelicht
voor deze werkwijze. Zo ontving zij in 2005 de Monumentenprijs van het Nederlandse Prins Bernhard Fonds. Oud-voorzitter Voges waarschuwt voor afkalvend draagvlak voor monumentenzorg. Hij benadrukt dat de belangstelling voor monumenten zorg weliswaar gegroeid is in de loop der jaren en de Open Monu ment endagen goed bezocht worden, maar ‘als je je oor echt te luisteren legt bij de gemeenschap, dan hoor je niks’. Men raakt er als het ware aan gewend dat Monumentenzorg de panden restaureert. Misschien dat deze gemakkelijk leesbare geschiedenis het enthousiasme aanwakkert. Het boek bevat een groot aantal foto’s van gebouwen ‘voor en na de restauratie’, die verduidelijken wat de impact van de restauraties is geweest op het aanzicht van Curaçao en de positieve sociale neveneffecten van de monumentenzorg (leefklimaat, toerisme). Beschrijvingen van een tiental restauraties van monu menten en haar bewoners bieden een sociaal-economische context aan deze interessante geschied schrijving. (Jack van der Leden)
in Engels, stelden een waardevolle aanvulling op de bestaande litera tuur samen. In veertien hoofd stukken, verdeeld over vier thema’s, worden de gevolgen van 9/11 voor de muziekindustrie beschreven door professoren en Ph.D-kandidaten van diverse Amerikaanse universi teiten. Daarbij gaat het om techno logische aspecten, maar ook om tekstuele en genrespecifieke ontwikkelingen van populaire
Thief, genoemd naar een slogan die anti-Bush-activisten gebruikten in de presidentsverkiezingen van 2000 en gevuld met onder meer teksten over de ‘War onTerror’. Muziek als politiek protest is het thema van deel drie, dat aansluit op het nostalgiethema uit het eerste hoofdstuk, aangezien het daarmee dezelfde functie vervult als punk muziek in de jaren zestig. Het laatste hoofdstuk laat aan de hand van Beyoncé, de Dixie Chicks en Carrie Underwood zien hoe genres de afgelopen elf jaar zijn veranderd (de auteurs noemen christelijke punkrock en rapmuziek in het Obama-tijdperk) en zangeressen aan kracht hebben gewonnen met revenge songs over onafhankelijk heid, religie en patriottisme. De gevarieerde essays plaatsen de muziekontwikkelingen sinds 2001 daarmee niet alleen in een politieke en historische context, maar geven ook stof tot nadenken over de relatie tussen politiek, muziek en nationale identiteit in de (nabije) toekomst. (Kim van der Meulen)
Fisher, J.P. en Flota, B. (2011) The politics of post-9/11 music. Sound, trauma, and the music industry in the time of terror. Farnham: Ashgate Publishing Limited, 211 p. Signatuur: 12-128 Ruim een decennium na de terroris tische aanslagen op de Verenigde Staten is de invloed van 9/11 op de populaire cultuur nog altijd dank bare onderzoeksmaterie. De jonge wetenschappers Joseph P. Fisher, verbonden aanThe George Washington University en gespe cialiseerd in populaire muziek en Amerikaanse cultuur, en Brian Flota, een muziekrecensent met een Ph.D
muziek. Zo laat het eerste deel zien hoe de digitalisering van de muziekindustrie in een stroom versnelling is geraakt sinds 2001 en dit tegelijkert ijd een ‘technostalgie’ teweeg heeft gebracht: alternatieve Amerikaanse bands brengen mix tapes op cassette uit, compleet met synthesizers en jarentachtig riedeltjes. In het tweede deel wordt meer inhoudelijk op bands en hun al dan niet politiek geladen teksten ingegaan: van het Britse duo Cassetteboy dat Frank Sinatra’s lofzang op New York combineerde met eigen teksten over 9/11 vanuit het perspectief van de terroristen tot Radioheads album Hail to the
Haselbach, D. (et al.) (2012) Der Kulturinfarkt: von allem zu viel und überall das Gleiche. Eine Polemik über Kulturpolitik, Kulturstaat, Kultursubvention. München: Knaus, 287 p. Signatuur: 12-095 De Nederlandse kunstwereld roemt altijd de Duitse situatie, waarin kunst serieus wordt genomen, iets waarop nooit bezuinigd wordt. Iedere stad heeft zijn stadstheater en museum, er zijn televisie programma’s waarin diepgaand wordt ingegaan op literatuur en beeldende kunst, kortom een situatie om jaloers op te zijn. Het kon niet op: de traditie dicteerde dat iedereen van kunst en cultuur moest
119
kunnen genieten, esthetische vorming was onontbeerlijk.Toch bleek kunst niet het tovermiddel te zijn dat automatisch leidt tot verbroedering en verheffing van de mensheid, vinden de auteurs. Ook de economische effecten van cultuur worden zwaar overdreven. De kunstsubsidies houden met name de gevestigde culturele instellingen in stand, die vooral hard lobbyen voor hun eigen
Aanwinsten bibliotheek
infarkt doet in Duitsland veel stof opwaaien: mensen uit de kunst sector vinden het een verwerpelijke visie die voortkomt uit de neo liberale tendens die rondwaart. Er zijn op landelijk niveau nog geen plannen om flink te snijden in de cultuursubsidies, maar de deel staten en gemeenten moeten wel al bezuinigen, zodat musea bijvoor beeld nauwelijks nog een aankoop budget hebben. Het is een schot voor de boeg dat de auteurs geven, vroeger of later zal er in Duitsland ook bezuinigd moeten worden op cultuur, maar deze klap komt wel heftig aan in een land dat prat gaat op zijn bestuurlijke degelijkheid en hooggestemde idealen. (Marike Lindhout)
het begrip ‘artification’ bedacht, iets tot kunst verklaren. En het tegendeel bestaat ook: dés artification (letterlijk ‘ontkunsten’), wanneer iets niet meer als kunst beschouwd kan worden. Steeds meer objecten worden kunst genoemd als ze tot het nationaal erfgoed gaan behoren. Maar waar is de grens? Is een ANWBpaddenstoel (de Nederlandse variant van het Franse Michelin-
Heinich, N. en R. Shapiro (red.) (2012) De l’artification. Enquêtes sur le passage à l’art. Paris: Éditions de l’école des hautes études en sciences sociales, 334 p. Signatuur: 12-074
voortbestaan. Geen bestuurder durft ze aan te pakken. De vier auteurs, allen cultuur wetenschappers, vinden dat de kunstsubsidies in Duitsland gehalveerd kunnen worden, omdat de huidige situatie alleen maar leidt tot stagnatie: er is te veel kunst die bovendien te identiek is, er is veel te weinig ruimte voor innovatie. De Duitse overheid geeft 9,6 miljard euro per jaar uit aan ongeveer zes duizend musea, 140 staats- en stadstheaters en achtduizend open bare bibliotheken: uitgaven die in deze tijd van economische neer gang niet meer te verantwoorden zijn. De publicatie van Der Kultur
Wat is kunst? Dat is de vraag in deze Franse sociologische essays. Wanneer kan een voorwerp of een discipline zich kunst noemen? En wat is het verschil tussen kunst en ambacht? Aan de hand van essays over verschillende kunstvormen wordt getracht deze lastige vragen te beantwoorden. Fotografie bijvoorbeeld heeft een lange weg achter de rug om als kunst gewaar deerd te worden en nog zijn er mensen die foto’s niet als echte kunst zien. Hiphop maakte een vergelijkbare ontwikkeling door: begonnen als straatkunst en inmiddels geaccepteerd in het theater als nieuwe stroming binnen de moderne dans. Graffiti stond op muren en treinen en hangt nu in het museum. In het Frans is hiervoor
paaltje) kunst? Is circus kunst? En hoe zit het met de relatie tussen ambacht en kunst? Als een bakker heel bijzonder vormgegeven broodjes bakt, is dat kunst? De typografie heeft een dergelijke ontwikkeling doorgemaakt: een ambacht dat bedoeld was om teksten goed te kunnen lezen, heeft zich tot kunst ontwikkeld, grafische kunstenaars zijn in het museum terug te vinden, zoals onlangs Wim Crouwel in Amsterdam en Londen een solotentoonstelling had. Een zelfde ontwikkeling hebben de industriële vormgeving en de mode doorgemaakt: gebruiksvoorwerpen kregen door hun schoonheid of
120
Boekman 92
Uitgelicht
uniciteit museale waarde. Er worden nog meer voorbeelden gegeven van objecten die tot kunst zijn verheven: niemand heeft zich ooit bekommerd om voorwerpen die behoren tot de katholieke eredienst die al eeuwen lang in kerken worden gebruikt of getoond, maar als een kerk afgebroken dreigt te worden, beseft men opeens wat voor waardevolle objecten er zijn. Over wat kunst is en wat niet, is het laatste woord nog niet gesproken en dat zal ook nooit het geval zijn, omdat waardeoordelen voortdurend aan verandering onderhevig zijn. Beauty is in the eye of the beholder. Al de in het boek gegeven voorbeelden maken wel dat je met andere ogen naar je omgeving kijkt. (Marike Lindhout)
tot 2011 is de handelswaarde meer dan verdubbeld, mede door nieuw komers als China, India, Rusland en het Midden-Oosten die op veilingen enorme portemonnees opentrokken. Zo is China in 2010 goed voor een onvoorstelbare stijging van de veilingverkoop van 177 procent en is het nu met een aandeel van 30 procent verantwoordelijk voor de geleidelijke aantrekking van de kunstmarkt die in 2011 begon.
(www.artseconomics.com) en onder meer gebaseerd op gesprekken met deskundigen, (antiek)handelaren, veilingmeesters van Christie’s en Sotheby’s, verzamelaars en andere verwanten uit het veld. Belicht wordt onder meer kunst als investering, de kunstmarkt en de economie, de invloed van internet, wetgeving en een groeiende voorkeur voor het aanschaffen van moderne kunst. Het liefst moderne kunst die tot de huisraad van een beroemdheid heeft behoord, want dan kan de kapitaalkrachtige koper nog achtelozer zijn rijkdom uit venten, het zogenaamde ‘Warhol effect’: je betaalt dan namelijk heel chic het dubbele. (Sylvia Verduin)
Nijsen, J. (2012) ABC van de literaire uitgeverij. Amsterdam: Podium, 266 p. Signatuur: 12-123
McAndrew, C. (2012) The international art market in 2011. Observations on the art trade over 25 years. Helvoirt:TEFAF, 191 p. Signatuur: 12-118 De laatste vijf jaar van de kunst markt zijn de grilligste geweest in haar geschiedenis. De wereldwijde financiële crisis die in 2007 begon, wordt beschouwd als een van de ergste recessies sinds de jaren dertig en heeft geleid tot de ineen storting van vastgoed- en aandelen markten in talloze landen. Hoewel de kunstmarkt deze ineenstorting redelijk doorstond, mede vanwege de langetermijnwaarde die kunst nu eenmaal heeft, nam haar omvang in 2009 sinds de recessie van 1991 toch met 33 procent af. Maar met haar gebruikelijke veerkracht opteerde de kunsthandel binnen twee jaar weer voor de vrolijke rit die het tot dan had gereden. Opzien barend aan de kunstmarkt van de afgelopen vijfentwintig jaar is haar groei. Vanaf de late jaren tachtig
Het is hetzelfde jaar waarin China voor het eerst de leidende rol van de Verenigde Staten overneemt. Het jaar waarin het popart kunstwerk I can see the whole room!.. and there’s nobody in it! van Roy Lichtenstein bij Christie’s New York voor 43,2 miljoen dollar het pand verlaat. Wereldwijd blijft het Chinese aandeel groeien. Het is dan ook toepasselijk (en streetwise) om van dit zilveren jubileumboek van de MaastrichtseTEFAF dat terugkijkt op vijfentwintig jaar internationale kunsthandel, ook een Chinese editie uit te brengen. De gepresenteerde gegevens zijn verzameld en geana lyseerd door Arts Economics
Collega-uitgevers verkozen hem in Vrij Nederland tot de beste literaire uitgever van 2012: Joost Nijsen. Hij richtte in 1997 Uitgeverij Podium op. Vijftien jaar na dato bundelt hij zijn vakkennis in een ABC van de literaire uitgeverij. Het traditionele boeken vak staat geheel op zijn kop, legt hij uit in de inleiding. Wat je vandaag noteert over het digitale lezen en verkoop via internet, is morgen al toe aan een herziening. Desondanks wilde hij een state of the art op schrift stellen. Niet alleen omdat er onder aankomende boekenvakkers op hogescholen en universiteiten behoefte is aan wetenswaardig heden over het reilen en zeilen van de literaire uitgeverij. Maar ook omdat er onder de vele boeken liefhebbers nieuwsgierigheid is naar deze ins en outs, met name naar de verhouding tussen uitgevers en auteurs. Nijsen brengt de informatie onder in alfabetisch
121
geordende trefwoorden, zoals Auteursrecht, Deadline, Frankfurt, Omslag, Royalty’s, Vaste boeken prijs. Alle aspecten van het vak, van manuscript tot lezer, komen in het lexicon aan bod. Het resultaat is een leerzaam, interessant en onder houdend geschreven kijkje in de keuken. Naast vele feiten over de praktijk van de literaire uitgeverij, geeft Nijsen ook zijn persoonlijke visie op deze zaken. Hij put daarbij
Aanwinsten bibliotheek
handels wat betreft hun invloed op de verkoopcijfers; de verschuiving van de macht van de schrijver naar de uitgever. Op de cover van het mooi verzorgde boek pronkt een felzilveren stikker met opdruk: 15 jaar Uitgeverij Podium! 15 euro, na 1 november 2012 19,50 euro. Dus zó verkoop je een boek! Volgens Nijsen. (Jack van der Leden)
van de wetenschap, musea als revolutionair en nationaal instrument tot hun functie in het hart van de huidige samenleving. De uit de koloniale tijd stammende forten Zeelandia (nu het Surinaams Museum) en Nieuw Amsterdam (nu openluchtmuseum) zijn belangrijke ijkpunten in het museumlandschap. Het uitvoerig geïllustreerde boek geeft een goed beeld van de ontwik keling van de musea in Suriname,
Reeser, P. (2012) Verzamelaars en volksopvoeders. Musea in Suriname 1863-2012. Leiden: KITLV, 256 p. Signatuur: 12-121
graag uit eigen (rijke) ervaring en refereert aan secundaire literatuur. Wat al te amusant is het lemma voor Alcohol (‘Schrijven en drinken vormen een vermaard koppel’). Maar consequent noteert hij tevens het lemma Roken (‘Voor wie graag en stevig rookt, is schrijven het ideale beroep’), en vermeldt hierbij een terugverwijzing naar het tref woord Alcohol. Zo zijn er, naast de serieuze wetenswaardigheden, meer lolligheidjes. Nijsen gaat dieper in op relevante kwesties (‘stellingen’): de overdreven aan dacht van media voor schrijvers (in plaats van voor hun werk); de zelfonderschatting van boek
Suriname heeft een rijke en veelbewogen geschiedenis. Alle voorouders van de huidige Surinamers kwamen uit andere streken. De inheemse bevolking kwam duizenden jaren geleden over land of via de grote rivieren van Zuid-Amerika in Suriname terecht, anderen belandden er via de slaven handel (Afrikanen en Aziaten) of kolonisators (Europeanen). Onder invloed van de Europees georiën teerde elite ontstonden er halver wege de negentiende eeuw particuliere initiatieven om musea in Suriname op te zetten. Na de afschaffing van de slavernij was er grote behoefte aan een door alle burgers gedeelde taal en cultuur om de eenheid van het land te versterken. Musea moesten daaraan bijdragen, waarbij de blik vooral was gericht op Nederland vanwege het Nederlandse bestuur en de Nederlandse taal en nauwe lijks op de buurlanden. De ontwik keling van de Surinaamse musea is in deze publicatie per periode beschreven, van het tijdperk als plantagekolonie van Nederland, via het belang van musea voor het onderwijs, de musea in dienst
van hun rijke, vooral volkenkundige en cultuurhistorische collecties, het belang voor educatie en de waaier aan culturen die deel uitmaken van de historie en het huidige leven: Indiaans, Hindoestaans, Javaans, Chinees, Afrikaans, Europees: uit al die werelddelen worden objecten getoond die in de diverse musea aanwezig zijn. Het betreft vaak gebruiksvoorwerpen zoals meubels, kleding, vaatwerk, peddels of hoofdtooien. Vóór de onafhanke lijkheid van Suriname speelde de Sticusa een grote rol bij de financiering, daarna werden de musea grotendeels afhankelijk van
122
subsidies van de Surinaamse overheid, maar spelen sponsoring en vriendenverenigingen ook een belangrijke rol in het verwerven van fondsen: een ontwikkeling die zich overal in de kunstwereld voltrekt. Een laatste, verontrustende ontwikkeling is dat president Bouterse van Fort Zeelandia een festivalterrein wil maken. Hij overweegt de oude gevangenis te slopen en de kogelgaten van de Decembermoorden te laten dicht smeren. Wat er gaat gebeuren met de plaquette met namen van de slachtoffers erop, is onduidelijk. Bouterse lijkt wel heel opzichtig de sporen van de moorden te willen uitwissen. (Marike Lindhout)
Boekman 92
Uitgelicht