Reader 37
Workshop Fotografie September 2007 Mediatheek Moller Tilburg
2
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 2 2.1 3 4
Theorie van fotografie…………………………………………….. Diafragma en sluitertijd………………………………………………. Pixels……………………………………………………………………………. Bestandgrootte…………………………………………………………….. Scherpte/diepte……………………………………………………………. Tips………………………………………………………………………………. Belichting………………………………………………………………………. Oefenopdrachten fotografie……………………………………. Eindopdracht fotografie……………………………………………
4 4 8 9 10 11 11 12 13
Beoordelingslijst eindopdracht fotografie……………………..
14
Extra; - Fotocursussen op het Internet…………………………………….. - Fotograferen met je mobieltje……………………………………… - Bruikbare links bij de workshop Fotografie…………………
15 16 17
3
1
Theorie van fotografie
Deze workshop is grotendeels gericht op het het creatieve gedeelte van fotografie. Gezien de beschikbare tijd is het niet mogelijk alle ins en outs van fotografie te behandelen. Dus we zetten de camera nu niet op automatisch, maar we proberen door handmatige instellingen de foto’s te optimaliseren.
1.1
Diafragma en sluitertijd
De hoeveelheid licht die de sensor of film bereikt wordt bepaald door het diafragma en de sluitertijd. Het diafragma is de opening in de lens waardoor het licht op de sensor kan vallen: hoe groter dit gat des te meer licht er doorheen kan. De opening wordt aangeduid met de f-waarde; hoe hoger het getal, des te kleiner de diafragmaopening. Op de funktieknop kan met de stand A de diafragmaopening gewijzigd worden met plussen en minnen. Het is een beetje te vergelijken met de pupil in bijv. een menselijk oog hoe minder licht, hoe groter de opening van de pupil; bij veel licht wordt de pupil kleiner.
De invloed van het diafragma op de scherptediepte
4
Diafragmaopeningen
kertjee
samenhang tussen sluitertijd en diafragma
De samenhang tussen sluitertijd en diafragma; uitgelegd met de kraan en een bekertje- uitgelegd met een kraan en een bekertjeAls we ergens licht gemeten hebben, blijkt dat we meestal kunnen kiezen uit een hele reeks kombinaties van sluitertijd en diafragma. Stel we hebben gemeten: 1/125 bij f 5.6, dan is de hele volgende reeks bruikbaar:
Dit volgens het principe van de kraan: Als de kraan hard stroomt en kort, wordt de maatbeker even vol, als wanneer de kraan zachtjes stroomt maar lang (zie afbeelding volgende bladzijde)
5
2 seconden kraan helemaal open: beker helemaal vol
2 seconden kraan half open: beker halfvol
4 seconden kraan half open: beker helemaal vol
Als iedere combinatie van sluitertijd en diafragma een goede belichting oplevert, waarom doen we dan moeilijk? Een keer meten en klik ! De moeilijkheid is dat grote lensopeningen zeer weinig scherptediepte geven en dat scherpstellen daar een stuk kritischer door wordt. Kleine lensopeningen geven weer lange sluitertijden en dat geeft weer het probleem van mogelijke bewegingsonscherpte. Want dan is het moeilijker je camera stil te houden en ook moet je onderwerp niet bewegen. Het gemiddelde ligt dan natuurlijk voor de hand. In ieder geval zijn onze objectieven beter bij gemiddelde diafragma's, zo ongeveer tussen 5.6 en 11. Voor veel zoom objectieven is dat rond 11. Uitzonderingen zijn natuurlijk bewegende onderwerpen: je eerste aandacht gaat naar de sluitertijd en je past het diafragma aan. En bij onderwerpen waar je veel dan wel juist weinig scherptediepte nodig vindt, geef je eerst aandacht aan het te kiezen diafragma. En je past de sluitertijd aan.
6
Sluitertijd Met de sluitertijd wordt de tijdsduur geregeld waarmee het licht via het diafragma tot de beeldsensor wordt toegelaten. De gemiddelde sluitertijden liggen tussen 1/30 en 1/1000 sec. en zijn dus erg kort De tijd dat de sluiter van een camera geopend is - en de film/censor dus belicht wordt - wordt de sluitertijd of belichtingstijd genoemd. Dit doe je op de camera met de stand van de funktieknop op S.
Meetrekken: Deze foto is expres gemaakt met een lange sluitertijd en door mee te draaien met het jongetje dat op verzoek van de fotograaf om hem heen cirkelde. De achtergrond is onscherp door de beweging, het jongetje is scherp omdat hij ten opzichte van de camera stil staat.
7
Korte sluitertijd: het water lijkt bevroren
Lange sluitertijd: het water gaat als een vloeiend geheel naar beneden.
1.2
Pixels
Het beeld is opgebouwd uit pixels (picture elements). Het aantal pixels op de beeldsensor wordt de resolutie van een digitale camera genoemd. Het woord pixel is een samentrekking van de twee eerste lettergrepen van het Engelse picture element en staat voor een enkele punt (Eng.: dot) op het beeldscherm van de computer of in een digitaal beeld. Veel punten bij elkaar geven een beeld. Alles wat op het scherm te zien is bestaat uit een veelvoud van pixels. Het aantal pixels op een scherm (uit of aan) is bepalend voor de resolutie. Resolutie: het aantal pixels (horizontaal x verticaal) waarmee een beeld wordt opgeslagen. Hoe hoger de resolutie hoe duidelijker de prints. Als de resolutie echter hoger wordt, wordt de grootte van het bestand ook groter waardoor het aantal foto’s dat opgeslagen kan worden kleiner wordt (zie afbeelding volgende bladzijde)
8
Lage resolutie (weinig pixels)
1.3
Bestandsgrootte
De bestandsgroote (resolutie) bepaald hoeveel foto’s er op een geheugenkaart kunnen. In de meeste gevallen worden foto’s opgeslagen in het JPEG-formaat, dit is een gecomprimeerd bestand maar levert relatief weinig kwaliteitsverlies op. Dit is ook het bestandsformaat voor gebruik op Internet. In het menu van de camera kan de kwaliteit ingesteld worden. Hiervoor wordt in de meeste gevallen de gradaties Superfine, Fine, Normal en Economic gehanteert.
Resolutie 2272 x 1704 2272 x 1704 1024 x 768 1024 x 768
Kwaliteit Hoog Laag Hoog Laag
Aantal foto’s op 64 MB 31 112 109 356
9
1.4
Scherpte/diepte
Scherpte/diepte: om scherpte/diepte te krijgen moet je een bijv. achterliggende muur verder weg laten lijken /de afstand groter maken, dit regel je met het diafragma. Het is al een beetje ter sprake gekomen, de scherpte diepte. Wat is dit nu eigenlijk: De simpelste uitleg is: hoeveel is er scherp in op de foto. Gezien vanaf het onderwerp richting camera, en achter het onderwerp.
In het voorbeeld links is alleen het onderwerp scherp en de achtergrond onscherp, hier is sprake van weinig scherpte diepte. In het voorbeeld rechts is van voor naar achter helemaal scherp, hier is sprake van veel scherpte diepte. Spelen met scherpte diepte; Er zijn drie manieren om de scherpte diepte zelf te regelen; 1) Het brandpunt: Een groothoek objectief geeft veel scherpte diepte. Een Tele objectief geeft weinig scherpte diepte. 2) Het diafragma: Een klein diafragma (f/16) geeft veel scherpte diepte. Een groot diafragma (f/2.8) geeft weinig scherpte diepte. 3) De afstand: Is het onderwerp ver weg, zal er veel scherpte diepte zijn. Is het onderwerp dichtbij zal er weinig scherpte diepte zijn.
10
2
Tips
Met de stand M (Manual) op de funktieknop kun je de belichting geheel met de hand instellen Met SCENE-stand op de funktieknop kun je kiezen voor speciale foto’s: in de sneeuw, achter glas in een museum, portretten etc. Bij portretten: let altijd goed op de achtergrond: laat niets “uit het hoofd” van de geportretteerde komen, geen afgehakte ledematen e.d. Perspectieven: probeer eens foto’s vanuit een ander perspectief te maken: bijv. van onderen, hiermee bereik je dat iets of iemand groter wordt, meer aanzien krijgt, met foto’s van bovenaf juist het tegengestelde. Vocht is funest voor camera’s en lenzen, dus bewaar altijd de bijgeleverde zoutcapsules. Houding: hoe houd je de camera vast om te voorkomen dat de camera beweegt bij het afdrukken? Ondersteunen met linkerhand. Opslagformaten: jpeg, bmp, tiff etc. Elk formaat heeft een verschillende bestandsgrootte. Het meest gangbare opslagformaat is jpeg, en dit is dan ook een heel hanteerbaar formaat. 2.1
Belichting
D.m.v. een lichtgevoelige cel in de camera wordt de hoeveelheid licht gemeten. De meetpunten zijn verschillend verdeeld over het kader van de opname. Meestal is een camera voorzien van een interne flitser, maar let wel dat onnatuurlijk licht vaak een heel plat effect geven. Je kunt evt. het licht van de flitser gedeeltelijk afplakken met een stukje tape of afschermen met een wit koffiebekertje.
11
3.
Oefenopdrachten fotografie
• • • • • •
Close-up portret; achtergrond/schaduw/vlakverdeling/statief Model; afsnijding/achtergrond/vlakverdeling/statief Model voor raam; tegenlicht Landschap; scherpte/diepte Abstract; spanning/uitsnijding Bewegend object; sluitertijd
12
4
Eindopdracht fotografie
Je kunt een thema kiezen uit de lijst die je van de workshopmedewerker krijgt. Minimaal drie foto’s die bij elkaar horen • •
Komt het bij de kijker over wat er bedoeld wordt? Werken de foto’s aanvullend en/of versterkend? Niet verdubbelend!
13
Beoordelingslijst eindopdracht Fotografie
Thema: …………………………………………………………..
goed
slecht
Originaliteit:
0
0
0
0
0
Logische volgorde
0
0
0
0
0
Min. 3 foto’s over
0
0
0
0
0
Is bedoeling duidelijk
0
0
0
0
0
Aanvullend/versterkend
0
0
0
0
0
Kwaliteit foto’s
0
0
0
0
0
14
Fotocursussen op het Internet: http://home.hetnet.nl/~zeylmaker/basis1/basis.htm
http://www.defotoschool.nl/
http://web.canon.jp/imaging/enjoydslr/index.htm
15
Fotograferen met je mobieltje: •
Houd je lens schoon: lenzen van mobieltjes zijn heel klein, een vingerafdruk is heel goed te zien op de foto’s die je maakt. Maak de lens schoon met je t-shirt of overhemd.
•
Als je mobieltje geen flits heeft maak dan geen foto’s meer als het echt te donker wordt: de sluitertijd wordt dan langer en de gevoeligheid groter met als gevolg dat je beeldruis (zichtbaar als een grote pixel) krijgt.
•
Vermijd digitaal inzoomen: het toestel vergroot dan als het ware de pixels. Het resultaat is vaak pas te zien op de afdruk of op het computerscherm.
•
Probeer te anticiperen op wat komen gaat: mobieltjes hebben vaak last van “ontspanvertraging” wat inhoudt dat je te laat kunt zijn. Dus druk liever iets vroeger af. Heeft je toestel autofocus dan kun je tijd winnen door de afdrukknop half in te drukken: hij stelt dan vast scherp en op het moment suprème druk je door.
•
Probeer “hard” licht te vermijden: fotomobieltjes kunnen over het algemeen niet zo goed met fel (zon)licht overweg, het contrast wordt dan te hoog. Een lichte bewolking of schaduw is gunstiger. Het mooiste licht is meestal vroeg in de ochtend en laat in de middag
•
Bepaal van te voren je standpunt: kijk vanuit elke hoek voordat je de foto maakt, dus zowel links, rechts, van voren en van achteren, maar ook van boven en van onderen. Kom evt. wat dichterbij, probeer je beeld te vullen. Van mensen en dieren kun je het beste vanuit ooghoogte fotograferen.
•
Beweeg mee: de spannendste foto van iemand die fietst maak je als je zelf ook op de fiets zit.
16
Bruikbare links bij de workshop Fotografie: http://www.reizen.nl/published/rei/content/pagina/funenwin/digitalere iziger/r0506mini-cursusnr1.nl.html
http://www.xs4all.nl/~wiskerke/artikelen/basis1.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Belichtingstijd
http://www.digitalefotografietips.nl/ http://www.msphotographics.nl/fotografieweblog/2007/04/14/sluitertijd-en-diafragma-uitgelegd/ http://raymsfotosite.weblog.nl/raymsfotosite/2005/10/diafragmasluite.html
17