Reacties
van
hoogleraren
en
wetenschappers
op
gesprek
met
Willem
Roeterdink
(17
dec
2010)
n.a.v.
aanbevelingen
uit
pleidooi
‘Duurzame
veeteelt”.
Cursief: de aanbeveling uit het pleidooi duurzame veeteelt. Daar achter: de eerste reactie van het ministerie. Daaronder, na een lege regel: reacties hierop van de hoogleraren.
1) Nederland
en
Europa
“De overheid en niet de markt moet verandering sturen”.
De
overheid
stuurt
al,
maar
het
is
lastig
vanwege
‘Europa’.
In
het
Verenigd
Koninkrijk
zijn
bijv.
wel
maatregelen
genomen,
maar
het
gevolg
was
dat
veel
meer
‘fout
vlees’
vanuit
de
rest
van
Europa
werd
geïmporteerd.
Zie
verder
punt
4.
Het Europees recht staat afwijking van de interne marktregels toe als daar een hoger belang mee gediend is, bijvoorbeeld de bescherming van het milieu (dankzij de zogeheten ‘rule of reason’). Op die grond kan ook worden voorkomen dat ‘fout vlees’ van buiten Nederland wordt geïmporteerd. Treffend dat men Europa als randvoorwaarde stelt. Alsof er pas iets mogelijk is als dwang van bovenaf onvermijdelijk wordt. Europa, dat zijn wij. En er zit veel beleidsvrijheid in Brussel, zolang je je beleid daar goed kunt uitleggen. Het staat elke lidstaat vrij om zelf scherpere maatregelen te nemen dan Europa oplegt. De regels mogen niet ruimer, wel scherper zijn. De praktijk is overigens vaak omgekeerd, want Europa laat controle doorgaans aan de landen zelf over. Engelse supermarkten zijn fel tegen ‘fout vlees’. Ze weigeren al jaren vlees van gecastreerde varkens. Er zijn Nederlandse varkenshouders die uitsluitend voor de Engelse markt ongecastreerde varkens leveren. Ze krijgen daarvoor een hogere prijs.
2) Nederland moet voortrekker van Europa worden. Dat
is
al
zo;
Nederland
pleit
bijvoorbeeld
voor
meer
regelgeving
voor
dierenwelzijn,
maar
treft
daarbij
landen
als
Italië
en
Spanje
als
tegenstander.
We
willen
niet
als
enige
de
regels
strenger
toepassen,
we
willen
wel
met
renovaties
en
subsidies
een
diervriendelijker
landbouw.
De
Nederlandse
lijn
is:
europese
wetgeving
moet
beter
worden.
Wat
betreft
de
uitvoering
gaat
NL
niet
vooroplopen
(bijv.
wat
betreft
de
gewenste
1m2
ruimte
per
varken;
in
NL
minder)
omdat
we
dan
onze
eigen
boeren
benadelen
t.o.v.
andere
boeren
in
Europa.
Nederland is geen voortrekker in Europa als het gaat om concrete keuzes en beleid. Wij hebben de bio-industrie zo'n beetje uitgevonden, en staan zeker niet vooraan als het gaat om biologische productie. Het % biologische productie is vergeleken met andere landen bedroevend laag: http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0011-Biologischelandbouw.html?i=11-61 In 2009 bedraagt het aandeel van de biologische landbouw in het totale Nederlandse landbouwareaal 2,2 procent. In vergelijking met andere Europese landen is de biologische landbouwsector in ons land klein. In 2007 was het aandeel biologische landbouwgrond in het totale landelijke landbouwareaal flink groter in Oostenrijk (11,7 procent), Zweden (9,9 procent) en Italië (9,0 procent) (Eurostat, 2010).
Het aandeel biologische landbouw neemt wel toe door een inhaalslag, maar met name t.b.v. de export en deels door “grootindustriëlen” die een vorm van biologische landbouw hebben
ontwikkeld waar veel consumenten van zouden gruwen als ze er meer van wisten. Dit is ook niet het soort duurzame landbouw dat wij bepleiten. Er is binnen de Nederlandse biologische landbouw een groot gevaar voor “conventionalisatie”. Zie punt 7 voor de oplossing daarvan/ Waarom zou Nederland niet eens een keer de eerste zijn om de regels strenger te maken? We waren er ook al niet zo vlot bij om de slavernij af te schaffen. 3) De consument De consumptie van dierlijke eiwitten moet worden verlaagd met minstens 33% in 2020.
Het
CDA
is
hierover
zeer
terughoudend.
Het
wil
mensen
niet
voorschrijven
wat
ze
moeten
eten.
De
effecten
van
vlees‐
en
zuivelconsumptie
op
de
gezondheid:
valt
onder
een
ander
ministerie.
Verlaging van consumptie dierlijke producten: gaat niet over voorschrijven (genieten van een goed stukje vlees moet zeker kunnen) maar wel over ontmoedigen. Niet alleen Volksgezondheid gaat hierover, ook ELI kan hierover meebeslissen (integraal beleid). In het gesprek met Bleker zou kunnen worden gevraagd om betere voorlichting aan de consument, zowel over gezondheid als gevolgen voor milieu en dierenwelzijn. Een keus is immers pas een echte keus als alle feiten beschikbaar zijn. Overal eisen we transparantie, behalve in de veeindustrie. Er wordt te weinig informatie gegeven over de keerzijde m.b.t. milieu, dierenwelzijn en gezondheid. De consument wordt dus dom/onwetend gehouden waardoor de norm ‘ik mag mijn kop in het zand steken’ blijft gehandhaafd. Informatie over de bezwaren van de veeindustrie (bijv. dat de meeste koeien nooit buiten komen) en het bestaan van alternatieve produkten wordt nu vrijwel uitsluitend gegeven door actiegroepen (bijv. Wakker Dier radiocampagne) op kosten van betrokken burgers. Deze groepen hebben een klein budget waardoor dier- en milieuvriendelijke alternatieve weinig aandacht krijgen, de productie/consumptie laag blijft en de producten dus relatief duur.
Kiloknaller: meer dan ¼ vd omzet van vlees komt van stuntaanbiedingen. Ook de boeren zijn daar niet blij mee (zie http://kassa.vara.nl/tv/afspeelpagina/fragment/kiloknallers-zijnonverantwoord/speel/1/?utm_source=1102WakkerMail&utm_medium=email&utm_campaign =1102+WMail na 5.30 min) Vraag aan Bleker: is het mogelijk om bulk-aanbiedingen met vlees en zuivel te verbieden? Dit op grond van het argument dat door hoge consumptie van deze artikelen anderen worden benadeeld (dieren, milieu, derde wereld, generaties na ons, belastingbetalers die opdraaien voor de gevolgen). Het standpunt van Mw Verburg was dat de markt dit zelf kan oplossen. Ons standpunt is dat dit een overheidstaak is, omdat het gaat over een algemeen belang dat niet zal worden gediend als individuele keuzes en belangen prevaleren (zoals ook gebleken is tot nu toe). Zowel planeet als mens als dier nu en in de toekomst zijn gebaat bij minder vleesproductie en -consumptie. Het is nu zo dat vegetariërs en biologisch-vlees-eters extra betalen vuur hun boodschappen (hier zit meer marge), en tegelijkertijd ook meebetalen aan de schade die door vleeseters wordt veroorzaakt. Daar zit een sterk element van onrechtvaardigheid in dat we in andere sectoren ontoelaatbaar vinden (principe ‘de vervuiler betaalt’, en niet degene die juist extra moeite om níet te vervuilen.)
Gedragsverandering zonder betutteling is mogelijk is door de sociale norm te beïnvloeden. Op dit moment moeten niet-vleeseters de lasten dragen van het ‘gemak’ voor vleeseters. Als je biologisch of vegetarisch wilt eten, moet je meer geld uitgeven, meer moeite doen (vaak andere winkels/restaurants, bellen over vliegtuigmaaltijd) en je hebt minder keus (zelfs vaak geen alternatief in bv. kantines). Een lid van de RvB van Ahold heeft bevestigd dat de duurzame consument niet alleen meer betaalt omdat duurzame productie duurder is, maar ook omdat Ahold er een hogere winstmarge bovenop legt. Daarmee betaalt de duurzame consument mee aan de stunts met kiloknallers. De overheid kan hiertegen optreden met prijsregulering. De norm kan verschuiven als de overheid het goede voorbeeld geeft of minimaal zorgt dat de bewuste consument overal terecht kan en minder moeite hoeft te doen. Dat is even iets anders dan subsidie verstrekken aan reclame voor kip en kalfsvlees.
4) Werkelijke kosten Alle maatschappelijke kosten van de productie van vlees en zuivel moeten worden verdisconteerd in de prijs.
zie
ook
punt
1:
een
vleestax
wordt
gezien
als
WTO‐technisch
niet
haalbaar;
er
is
al
een
burgerinitiatief
over
geweest
en
dat
is
afgeschoten
in
de
Kamer.
Invoering
van
een
belasting
aan
de
poort
van
het
slachthuis
is
niet
haalbaar:
boeren
hebben
niet
zoveel
macht
als
andere
bedrijfstakken
(bv.
Shell),
dus
het
effect
zal
niet
zijn
dat
ze
deze
kosten
kunnen
doorberekenen
aan
de
klant:
de
supermarkt
zal
de
boer
hiervoor
niet
compenseren,
waardoor
het
enige
effect
is
dat
de
boer
in
de
problemen
komt.
Het Ministerie heeft een sterke identificatie met het economische belang van de primaire sector. Dit is impliciet en gedreven vanuit economische motieven en géén expliciete politieke opdracht. De spanning met de maatschappelijke opvattingen over waardige omgang met dieren is groot, en er is een onvermogen in het ministerie om dat te overbruggen. Op dit moment kan in de sector alleen verdiend worden door te groeien. Er is een ander verdienmodel nodig. De huidige focus ligt op bulk-volume en bijbehorende lage marges. Dat soort industrieën zijn goeddeels uit Nederland verdwenen; de focus in (de rest van) onze economie ligt op meerwaarde en productie op maat. Er is een eerlijke kosten-baten analyse nodig van wat de landbouw ons oplevert en wat het ons kost. Die uitkomst staat bij voorbaat vast: er zijn in Nederland teveel boeren. Bovendien produceren ze voor verkeerde markten en op een verkeerde manier. Als het tegendeel blijkt, kunnen ze hun gang blijven gaan. Als dat niet het geval is, zijn harde maatregelen nodig. Vergelijkbaar met de scheepsbouw en de textiel. Het is van belang dat we alle werkelijke kosten op tafel krijgen: van de kosten voor vervuiling van water, mest (en mestfraude), inentingen tegen de Q-koorts tot de Europese subsidies en de fiscale voordelen voor trekkers (geen wegenbelasting) en diesel (laag tarief) en andere fiscale uitzonderingen voor boeren (bv. subsidie op mestvergisting). Via het CBS zijn cijfers te krijgen over de kosten / baten van de NL-Agribis: het kost ons land meer om onze landbouwexport in stand te houden dan het ons opbrengt. Er moet correcte informatie komen over het belang van de landbouw. Er wordt stelselmatig gezegd dat de landbouw 10% bijdraagt aan de economie en dat er 600.000 arbeidsplaatsen mee zijn gemoeid. Dat is onjuist. Het bruto aandeel landbouw nationaal inkomen is niet 10%,
maar 1,6%, (land en tuinbouwcijfers 2010, pag 16), het netto aandeel van de landbouw aan het nationaal inkomen is 1,3% (eurostat, geciteerd in land en tuinbouwcijfers 2010, pag 197). De werkgelegenheid in de landbouw is geen 600.000, maar maximaal 125.000 (NRC, sept 2010). Bij het berekenen van de landbouwexport worden nu ook meegeteld: 19,7 mrd euro aan noten, specerijen, hout, margarine,dranken, koffie tabak, diversen. Als je alleen al dit eraf haalt wordt het: 5,7% is de waarde van het agrocomplex; 386.000 arbeidsplaatsen. 5) Welzijn van dieren moet een centrale plaats krijgen in de veehouderij.
Dierenwelzijn
wordt
gezien
als
een
integraal
onderdeel
van
duurzaamheid.
Soms
botst
het
belang
van
dieren
met
milieu,
bijvoorbeeld
als
het
gaat
om
ammoniak
en
weidegang.
Er
wordt
per
situatie
bekeken
wat
dan
de
beste
oplossing
is
vanuit
een
geïntegreerd
perspectief
op
duurzaamheid.
“Geïntegreerd perspectief op duurzaamheid”: dit lijkt een door agro-belangenbehartigers gebruikte maar niet gedefinieerde term. In de praktijk betekent het wellicht: we veranderen alleen iets als het geen geld kost. Hier is meer helderheid nodig. Ook is er behoefte aan het toekennen van prioriteiten. Wij vinden principieel dat dierenwelzijn niet mag worden opgeofferd voor geld, maar ook niet voor milieu of klimaat. Dus bijvoorbeeld: niet meer rendement uit het dier halen door het dier binnen te zetten en stil te laten staan (opdat geen calorieën verloren gaan aan beweging). Als dat de enige manier is om milieuproblemen op te lossen, dan moet de productie omlaag.
Het ministerie heeft hier een morele rol omdat het mede verantwoordelijk is voor het welzijn van alle landbouwhuisdieren en de omstandigheden waaronder zij leven (rentmeesterschap). Vraag: Is Bleker bereid sancties op de inkomenssteun aan boeren ook toe te passen op melkveehouders die weigeren aan de weidegang mee te doen? Of melkveehouders die het licht in hun stal 24 uur per dag aanhouden (is verboden in de EU), of melkveehouders die nog steeds onverdoofd hun kalveren onthoornen. Wat zijn eigenlijk de sancties op deze overtredingen? Zulke sancties worden immers wel toegepast op boeren die weigeren hun dieren te oormerken. De sancties werken dus qua dierenwelzijn maar 1 kant op; de verkeerde. Voorstel: Schaf het begrip landbouwhuisdier af en haal het uit de wet, want dat begrip is de legitimatie om in de vee-industrie gelegaliseerde dierenmishandeling toe te passen. Laat de nieuwe dierenpolitie ook op de boerderijen controleren. Hebben ze wat te doen! 6) Antibiotica,
hormonen
en
zoönosen
Het gebruik van antibiotica en hormonen in de veeteelt moet verboden
worden.
Antibiotica mag wel in specifieke, duidelijk omschreven gevallen worden toegestaan voor individuele dieren die ziek zijn. (Dus: geen medicijnen of dubieuze kruiderijen zoals soms in biologische landbouw is niet ons oogmerk.)
De
focus
ligt
al
op
het
terugdringen.
Hormonen
zijn
al
verboden,
maar
er
zijn
te
weinig
ambtenaren
om
verboden
te
controleren.
Er
is
nu
1
miljoen
extra
beschikbaar
voor
controle
op
antibiotica.
De
branchevereniging
van
dierenartsen
heeft
het
tot
hoofdprioriteit
gemaakt.
Het
beleid
zal
erop
gericht
moeten
zijn
de
dieren
gezonder
en
robuuster
te
maken
zodat
ze
minder
geneesmiddelen
nodig
hebben.
Voorbeeld:
als
je
biggen
niet
zo
snel
weghaalt
bij
de
zeug
als
nu
gebeurt,
worden
ze
sterker.
Hierover
zal
voorlichting
gegeven
moeten
worden
aan
de
veehouders.
Iets
anders
waarnaar
gekeken
moet
worden:
er
zijn
voor
dierenartsen
teveel
prikkels
om
veel
geneesmiddelen
voor
te
schrijven.
Het
advies
om
de
eigen
apotheek
voor
dierenartsen
af
te
schaffen
(Deense
model)
wordt
niet
opgevolgd:
de
dierenarts
gaat
dan
in
inkomen
achteruit
en
dat
wordt
nergens
door
gecompenseerd.
Er
zou
in
feite
een
heel
ander
verdienmodel
moeten
komen
voor
dierenartsen.
In de reactie staat dat er in de veehouderij in Nederland geen hormonen gebruikt worden. Dat is niet waar. Er worden wel hormonen gebruikt om vruchtbaarheidsproblemen te behandelen, maar niet om dieren harder te laten groeien zoals in de VS. Er zou als eerste een verbod moeten komen op 3e generatie antibiotica (laatste redmiddelen voor mens). Dit zijn antibiotica waar nog relatief weinig resistentie tegen is. Humaan worden deze middelen restrictief ingezet om resistentie te voorkomen, maar in de veehouderij worden ze massaal gebruikt. Voor dierenartsen is het niet altijd makkelijk om deze middelen te verbieden (ook al worden ze voorgeschreven door de dierenarts), omdat veehouders dan naar een andere dierenarts gaan, die liever snel geld wil verdienen dan goede diergeneeskunde uitoefenen. Tegenwoordig kunnen veehouders zelfs antibiotica bestellen via internet. Ze hebben dit wettelijk afgedicht omdat een dierenarts de bedrijven wel gaat bezoeken. Deze internet-bedrijven maken het voor de integere dierenarts erg moeilijk. (Zo wordt ook duidelijk waarom het gebruik vorig jaar is gedaald met 12,5%. Het loopt gewoon via internet.) De belangen zijn groot. Bijvoorbeeld in melkveehouderij worden deze middelen nu bijna standaard gebruikt omdat ze niet gedetecteerd worden in de melk (voordeel: er mag bij gebruik van deze middelen 120-180 kg melk per behandelde koe extra geleverd worden). Het ministerie wijst op een handhavingsprobleem bij controle op het gebruik van antibiotica en hormonen. Een oplossing is kaderregelgeving van de overheid die ruimte laat aan regulering door de sector zelf. Steekproefgewijs kunnen dan controles worden uitgevoerd. De mogelijkheid om (zwaardere) sancties op te leggen bij overtreding evenals beloning van veetelers die duurzaam gaan werken, kan zorgen voor effectieve handhaving. De burgers zouden eens moeten weten o.a. hoeveel bloeddonors wij verloren dankzij het BSE/vCJD risico; en hoeveel werk wij hadden aan het Q-koorts-vrij houden van bloed. Het lijkt alsof “landbouw” niets heeft geleerd van het Q-koorts drama; en ook niet van de toenemende informatie over resistente bacteriën zoals MRSA en ESBL en de nieuwe gegevens over Hepatitis E uit de varkenshouderij die een gevaar oplevert bij mensen met verminderde weerstand. 7) De
kleine
boer
vs
megastallen
Grondgebonden landbouw en gesloten kringlopen in de productie van dierlijke eiwitten moeten het uitgangspunt vormen.
Dit
is
in
sommige
delen
van
de
melkveehouderij
haalbaar,
maar
voor
het
grootste
deel
zal
eerder
gekeken
worden
naar
andere
oplossingen.
De
mest
moet
beter
gebruikt
worden,
zodat
mineralen
en
fosfor
buiten
Nederland
weer
benut
kunnen
worden,
en
voedergewassen
kunnen
worden
gevoed
met
mineralen
uit
de
veehouderij.
Inkrimping
van
de
veestapel
en
van
de
export
en
consumptie
is
voor
het
ministerie
geen
optie
(ook
om
financiële
redenen,
zie
9).
Maar
het
is
wel
denkbaar
dat
Nederland
door
Europa
ertoe
zal
worden
gedwongen.
Het
gaat
in
feite
om
een
sociaal
dilemma:
voor
iedereen
in
de
keten
zou
het
beter
zijn
als
de
omvang
kleiner
wordt,
maar
geen
enkele
partij
wil
het
vanwege
de
korte‐termijn
nadelen.
De
overheid
kan
en
wil
hier
niets
aan
doen
met
regelgeving
omdat
het
te
duur
is.
Als we alle werkelijke kosten in kaart brengen, dan is het snel gedaan met de
grootschaligheid. Bovendien verbetert dat de concurrentiepositie van het grondgebonden kleinschalige bedrijf: zij beschadigen minder het milieu en hebben dus lagere kosten. Dat verschil blijft nu verborgen. Het zijn nu de grootste boeren die het meest profiteren van de bestaande situatie, die er belang bij hebben dat er weinig verandert, en die meepraten in het overleg. De kleine boeren zitten daar niet, die hebben het veel te druk om het hoofd boven water te houden. Iedere 10 jaar halveert aantal varkenshouders; alleen “groot-industriëlen” blijven over. Bleker wil ‘gezinnen’ toestemming geven om uit te breiden; daarmee kunnen ze op megastal-grootte komen en vervolgens kunnen ze vrolijk worden overgekocht door grote boerenbedrijven zoals dat heel vaak gebeurt. Grondgebonden landbouw lost ook het probleem op van de conventionalisering van biologische landbouw. Misschien moeten we af van het onderscheid tussen ‘gangbare’ en ‘biologische’ landbouw. Grondgebonden betekent dat een boer zoveel vee kan houden als het land dat direct om zijn stallen ligt, aan voer voor het vee kan opleveren. Plus dat de mest die het vee produceert op die oppervlakte op een voor het milieu verantwoorde manier kan worden verwerkt. Verder moeten veeteelt en akkerbouw regionaal samenwerken om te komen tot geïntegreerde landbouw: het ‘overschot’ aan mest uit de veeteelt wordt door de akkerbouw in de buurt (of op hetzelfde bedrijf) gebruikt. Dat is duurzaam. De vraag is in feite niet of megastallen mogen: er moet hoe dan ook per gebied een grens gesteld worden aan het aantal dieren per gebied. Of die dan in megastallen zitten (wat milieu-voordelen kan hebben) of verdeeld zijn over meer kleine boerderijen (wat het landelijk gebied aantrekkelijker maakt en het ouderwetse boeren-gezinsbedrijf in ere houdt, zoals Bleker wil) is een kwestie van smaak.
8) De vestiging en uitbreiding van grootschalige veeindustrieën moet aan banden gelegd worden.
Vanuit
de
samenleving
is
er
veel
verzet
tegen
megastallen,
maar
ze
hebben
juist
ook
voordelen
omdat
ze
geconcentreerd
kunnen
worden
op
een
beperkt
aantal
locaties.
De megastallen worden niet gebouwd op een beperkt aantal geconcentreerde locaties, maar gewoon vespreid midden in het platteland bij bestaande bedrijven. Die nieuwe grote stallen zijn alleen maar groter dan bestaande. Binnen is er tot nu toe, vergeleken met de oude stallen, geen enkele verbetering met betrekking tot het dierenwelzijn. Dierenwelzijn is ook in megastallen voor de boer en de vergunninggever geen item. Stallen zijn er voor het gemak en rendement van de boer, niet voor het gemak van het dier. Wat er bijvoorbeeld in Friesland in de melkveehouderij gebeurt is rampzalig. Daar worden megastallen gebouwd voor 400 tot 1000 koeien. Volgens het oude concept, maar dan groter. Het betekent dat er de eerste komende 30 jaar op dierenwelzijn in die provincie niets zal gebeuren. Er is geen boer te vinden die een nieuwe stal weer gaat verbouwen. Op dit moment worden er op grote schaal vergunningen voorbereid om een eventuele pauze voor te zijn. Want dat er verder gebouwd gaat worden, is wel duidelijk. Bleker wil een uitzondering maken voor het gezinsbedrijf, dat moet kunnen blijven groeien. Is een stal met meer dan 250 koeien geen megastal als de eigenaar een gezin is?? Een boer die 200 koeien heeft en wil uitbreiden naar 300 bouwt gewoon aan een megastal. Mag dat nou wel of niet?
9) Boeren moeten de kans krijgen het hoofd boven water te houden.
Als
de
veestapel
kleiner
wordt,
moeten
veel
boeren
ander
werk
zoeken
en
worden
omgeschoold.
Het
flankerend
beleid
dat
wij
hiervoor
hebben
voorgesteld
kan
niet
door
het
ministerie
zelf
betaald
worden,
en
de
minister
van
Financiën
zal
hier
naar
verwachting
niet
aan
meewerken
in
de
huidige
economische
situatie.
De veestapels in de biologische veehouderij zijn veel kleiner dan de grootschalige gangbare landbouw, dus als de boer per dier meer verdient zal het erg meevallen met de uitstroom. In tegendeel, dan kunnen meer kleine boeren overleven. Toen mega-kippenfarm Van Deurzen (Groesbeek) terugging van 300.000 naar 230.000 kippen was er toch weer werk heel wat kleine kippenboeren…. De reden dat grootschalige bedrijven moeilijk terug kunnen, is dat ze door hun investeringen schulden hebben opgebouwd. Van met name de Rabobank, die jarenlang geprofiteerd heeft van deze bedrijfstak, zou een oplossing/tegemoetkoming verwacht kunnen worden. (NB: De Rabobank heeft voor meer dan 30 miljard euro aan financieringen uitstaan in de landbouw. In het huidige systeem is deze bank gebaat bij verdere grootschaligheid: varkensflats, kippentoren en koeienkathedralen vragen miljoeneninvesteringen. Voor de bank hebben de leningen daarvoor een laag risico omdat rente en aflossing al meer dan 40 jaar zijn gegarandeerd via subsidies en marktbescherming die het Europese landbouwbeleid biedt. Elke verandering daarin, en elke verandering in de bedrijfsvoering die geld kost, vormt voor de Rabo een bedreiging omdat ze rente en aflossingscapaciteit bedreigen.) Over het aantal om te scholen boeren het volgende: het gaat in Nederland om 20.000 melkveehouders, ongeveer 5000 varkenshouders en 2000 kippenhouders. Totaal minder dan 30.000. Die hoeven niet allemaal te worden omgeschoold, en bovendien zijn boeren allerminst dom, dus zoveel hoeft dat niet te kosten. (Tenzij de regeling die de nertsenhouders redelijk vinden wordt toegepast, maar daar moeten we niet naartoe. ELI heeft becijferd dat het stoppen van de nertsenhouderij in Nederland ongeveer 2,5 miljoen euro per ondernemer gaat kosten. Dit bedrag is opgebouwd uit geschatte gederfde inkomsten van de ondernemer tussen het moment van stoppen en zijn pensioenering, plus pensioenvoorzieningen. Vergelijk deze regeling met wat iemand krijgt die onvrijwillig werkloos wordt!) Als korte termijn financiële overwegingen de hoofdrol blijven spelen, dan zijn fundamentele veranderingen ver weg.
10)
Plantaardige
vleesvervangers
De ontwikkeling van verantwoorde en smakelijke plantaardige voeding moet worden bevorderd.
Er
is
al
sprake
van
subsidies
voor
zulke
initiatieven
onder
de
noemer
Small
Business
Innovation
Research.
Dit
zou
nog
aktiever/sterker
gestimuleerd
kunnen
worden.
Het zou interessant zijn om alle directe en indirecte subsidies die naar de gangbare landbouw gaan, af te zetten tegen het bedrag dat beschikbaar is voor de ontwikkeling van verantwoord en smakelijk plantaardig voedsel. Hier kunnen we ideeën aandragen om subsidiemogelijkheden uit te breiden, evt. in overleg met Remko Boom, hoogleraar vleesvervangers WUR (via crowd-funding) (http://resource.wur.nl/wetenschap/detail/hoogleraar_vleesvervangers_in_de_maak) Ook de psychologie van de vleeseter is vermoedelijk van belang (het ‘jager’/viriliteits-gevoel).