2015-192 Reactie op Ambtelijk wederhoor rapport sturing en controle samenwerkingsverbanden met als casus de gemeenschappelijke regeling WIL Vooraf Hierbij ontvangt u verslag van de wijze waarop wij de ambtelijke verificatie hebben verwerkt. De ambtelijke wederhoor leidt tot een aantal aanpassingen zoals vermeld in onderstaande tabel. Ook is de paragraaf over de begroting aangepast. Daarnaast is op basis van de reacties de inzet van gemeenten op ontwikkeling van sociale wijkteams en de aansluiting daarop vanuit WIL (met de 'WÏLgeneralisten') beter in beeld gebracht. Dat werkt door op bevindingen/conclusie over integraal werken. We proeven uit de ambtelijke reacties dat gemeenten en WIL zoeken naar wegen om op een goede manier verder te bouwen aan de concretisering en precisering van doelen en indicatoren, mede in relatie tot planning en control. Het gaat onder meer om een aanpak die zichtbaar maakt dat sprake is van een samenwerkingsopgave waarin meerdere partijen een aandeel nemen. Dit is een actueel thema dat bij veel meer samenwerkingsverbanden relevant is. We willen hier op inspelen door de aanbevelingen beter te richten en op onderdelen aan te scherpen.
Partners+Pröpper, 15 februari 2015.
Opmerking uit wederhoor guiyi^]; Aanleiding van het onderzoek De vraagstelling van het onderzoek is om te kijken of de raad voldoende kan sturen, maar ook om te kijken welke leerpunten er getrokken kunnen worden uit de GR WIL. Bij de beantwoording kan ik me voorstellen dat P&P kijkt naar de soorten KPI's (in hoeverre dragen ze bij aan het doel), maar niet naar de score op de KPI's ([p. 16, 34 e.v.] want in dit geval wordt het functioneren van WIL beoordeeld en niet de sturing van de raad). Moet in het rapport misschien scherper worden gekeken naar de oorspronkelijke bedoeling van het onderzoek en vervolgens naar de feitelijke beantwoording van de twee onderzoeksvragen? Teleurstelling over samenwerking Bij hoofdstuk 3 (p. 19, 'samenwerking') is het niet altijd duidelijk of wordt gedoeld op de samenwerking tussen WIL en het veld of de samenwerking binnen WIL (dus de 5 colleges / raden / gemeenten).
T.a.v. de samenwerking tussen WIL en het veld, pagina 21 over interne organisatie: - dit onderdeel behoeft actualisatie: - SWT zijn al een verbetering tov oude werkwijze. - WIL zit in/rond de sociale wijkteams, introductie van de WIL generalist. - Daarnaast recentelijk aftrap geweest van gebiedsgericht werken (van buiten naar binnen).
Reactie /verwerking
Relevant is hier waar de Rekenkamercommissies het onderzoek op richten. Zij willen naar beide aspecten kijken: Sturen op resultaten en ook de vraag of het vervolgens lukt om deze zaken te realiseren. Zie ook de vraagstelling - deze is door de rekenkamercommissies vastgesteld. Partners+Pröpper heeft als uitvoerder van het onderzoek invulling gegeven aan die wens.
In figuur 3.1 en de toelichting staat de toelichting dat het onderlinge samenspel betrekking heeft op de gemeenten onderling en de samenwerking met WIL. Waar bredere samenwerking aan de orde is wordt dit ook expliciet gemaakt, zoals op p. 21. Verderop in dit hoofdstuk nemen we deze voorbeelden op waar nu de wijkteams in üsselstein zijn benoemd. (NB zelfde geldt voor gemeente Houten). Dit werkt door op de kernbevinding (p.21).
Dus het beweerde op deze pagina is niet geheel conform werkelijkheid. Er is een algemeen besef dat dit anders moet. Graag deze informatie opnemen. De informatie over de samenwerking in het veld is niet volledig: regelmatig wordt in het rapport aangegeven dat de raad van Üsselstein stuurt op lokaal maatwerk middels de sociale wijkteams. Dit geldt ook voor Nieuwegein. We willen graag dat Nieuwegein ook steeds genoemd wordt. Daarnaast ook benoemen dat we andere maatwerkprojecten hebben: minimabeleid, collectieve ziektekosten, kwetsbare jongeren, CMPG.
In paragraaf 3.2 is ook het voorbeeld 'kwetsbare jongeren' in Nieuwegein opgenomen. Voorbeelden over het minimabeleid zijn in par. 1.4 - voor alle gemeenten benoemd.
De informatie over de samenwerking is soms verwarrend: er wordt gesproken over de 'sociale interfaces' en de 'sociale wijkteams' alsof dit verschillende zaken zijn (o.a. p. 25). Echter, de sociale wijkteams zijn onderdeel van de interfaces (net als de samenwerking met het CMPG en het Nieuwegeinse netwerk voor minimabeleid).
T.a.v. de samenwerking tussen raad en college: de raad is teleurgesteld over de mate waarin hij zich mag uitspreken over het reilen en zeilen bij WIL Rapport moet meer verschil maken tussen feiten / afspraken en gevoelens / beleving. Interessant zou ook zijn om verschillen tussen beide aspecten zichtbaarder te maken. - P&P zou moeten starten met een analyse van dit gevoel van teleurstelling. Heeft het gevoel te maken met feiten (onthouden WIL en college informatie aan de raad) of met verwachtingen (waarover wil de raad meepraten: over kaders of over de uitvoering)? En maakt de raad maximaal gebruik van de mogelijkheden om op meerdere niveaus te sturen (wat is de participatie en inbreng van de raadsleden tijdens de regionale bijeenkomsten, tijdens de informatieavond van het minimabeleid en tijdens de bespreking van de jaarstukken)? - P&P zou dit gevoel (deels) om moeten zetten in een zakelijke, feitelijke beoordeling. P&P kan bv. een overzicht maken van de momenten waarop de raad wordt benaderd voor inspraak en voor besluiten: regionale raadsbijeenkomsten van WIL, regionale raadsbijeenkomsten van het sociale domein, raadsinformatieavond armoedebeleid (verzameling input), raadsvergaderingen rondom minimabeleid en ziektekostenverzekering, diverse verordeningen, het MJBP en de begroting, de jaarstukken en de auditcommissie. (PS: voor de ambtelijke overlegmomenten is dit overzicht wel gemaakt, p. 7, 8). Daarnaast ook de P&C-cyclus van de gemeente (hierbij stelt de raad telkens heel veel vragen). Verder ontvangt de raad per brief elk kwartaal de kwartaalrapportages en stukken waar het college over gaat. De raad kan elke keer een onderwerp/stuk aangrijpen om een vergadering te plannen en/of vragen te stellen. -
P&P zou dit gevoel van teleurstelling ook kunnen aanwenden om te komen t o t een stellig advies: op welk niveau zou een raad moeten sturen (op kaders of op de uitvoering), hoeveel afstand moet de raad betrachten tot de materie (moet de raad de lokale inbreng borgen of juist op regionaal niveau meedenken). Wij denken dat, in de huidige opstelling van het rapport, het moeilijk is om te komen tot een eindanalyse of een eindadvies omdat: - niet het gehele spectrum aan inspraakmogelijkheden bekend is (zo wordt het minimabeleid van Nieuwegein en de diverse inspraakmomenten van de raad vrijwel nergens genoemd) - er steeds wordt versprongen van perspectief als het gaat om de bevoegdheden die de raad zou moeten hebben: enerzijds moet de raad zich kunnen profileren met lokaal/ maatwerk (p. 25, l e alinea: de raad maakt 'beperkt' gebruik van de mogelijkheden voor maatwerk) en anderzijds moet de raad zich confirmeren/onderwerpen aan de regionale afspraken (o.a. p. 23). Hetzelfde geldt voor de gewenste sturing: sturing op kaders of op de uitvoering.
ije. D t one el uit van het rapport. (1) Een belangrijke oorzaak is het ontbreken van inzicht in de bijdrage van de samenwerking aan gewenste maatschappelijke effecten. Andere verklaringen aangedragen vanuit het bestuur en de ambtelijke organisaties zijn (2) toename van het aantal cliënten samenhangend met economisch klimaat en de daarmee samenhangende stijging van de uitvoeringskosten (open einde regeling) (2) klachten van cliënten over de kwaliteit van dienstverlening in de beginfase van de samenwerking. Tweede streepje: dit maakt onderdeel uit van de rapportage. Zie paragraaf 1.3 voor een feitelijke uiteenzetting. Derde streepje: verwezen wordt naar de aanbevelingen - deze worden door de Rekenkamercommissie nooit meegezonden bij het rapport van bevindingen. Vierde en vijfde streepje: In de rapportage staat niet dat de raad zich moet onderwerpen / conformeren aan regionale afspraken. De rapportage wijst wel dat vanuit samenwerking wordt ingezet op standaardisering maar dat afweging tussen uniformering vs. maatwerk voor raad lastig is.
Tenslotte is het belangrijk om, in het kader van sturing en Wij hebben over dit punt geen informatie in bevoegdheden, te benoemen dat binnen het bestuur van de stukken of de interviews. We laten dit WIL (bestaande uit 5 wethouders) een discussie gaande is specifieke punt buiten beschouwing. Wel is in over directe besluitvorming door de het rapport aangegeven dat de raad via de gemeenten/wethouders in bijzondere (schrijnende) eigen wethouders kunnen sturen - dit punt gevallen: de discretionaire bevoegdheid. Deze valt daar onder (zoals ook in de ambtelijke bevoegdheid geeft de raad nadere mogelijkheden om via reactie wordt aangegeven). de wethouder extra sturing te realiseren. De KPI's dekken noch het doel van WIL, noch de beoogde effecten in de samenleving KPI's kunnen soms inderdaad wel scherper. Kan P&P een Zie de aanbevelingen. Zie ook hieronder. advies geven? Echter, moet P&P niet eerst de kern van effectmeting In de rapportage wordt niet gesteld dat sprake pakken? We doelen hierbij op de vraag of je een is van een causale relatie tussen de interventie (of organisatie) volledig verantwoordelijk kunt interventies van WIL en de maatschappelijke achten voor een effect in de samenleving? Oftewel: kun je effecten waar WIL op afgerekend kan worden. een direct verband leggen tussen interventie en effect? Er is ook aandacht voor omstandigheden waar Kun je bv. stellen dat mensen werkloos zijn of schulden WIL geen invloed op heeft zoals de hebben omdat WIL haar werk niet goed doet? Of zijn er economische situatie. ook autonome (crisis) of persoonlijke omstandigheden die belemmerend of stimulerend werken op een effect? (Zie In de rapportage bestaat ook waardering voor ook p. 14, 2 e alinea.) de stappen die al in korte tijd zijn gezet. Wel zijn nog verdere stappen nodig. Voorts: het doel dat geformuleerd is door WIL (zie p. 12: alle burgers participeren naar vermogen en sociale De opgave waar WIL voor staat is bij uitstek uitsluiting, schulden en armoede worden voorkomen) kan een samenwerkingsopgave waar meerdere niet door WIL alleen worden behaald. WIL kan er wel een partijen een aandeel in hebben. Belangrijk is bijdrage aan leveren. Maar als andere kernpartners (incl. te expliciteren welke coproducenteen welk de burgers zelf) falen, kan WIL niet verantwoordelijl aandeel in de opgave nemen als inzet voor worden gesteld voor het missen/niet behalen van dit doel samenwerking en bundelen van krachten. Dit of effect. Kan P&P een uitspraak doen/advies geven gebeurt onder meer via de sociale interfaces. hierover? Vraag is of we liever een breed doel willen waar WIL een bijdrage aan levert of een smal doel waar WIL verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Ook is sprake van een integrale opgave - zoals uiteengezet in het rapport, bijvoorbeeld ook bijdragen vanuit sport, wonen et cetera. Een ingrediënt is ook om een combinatie van kwantitatieve maatstaven en kwalitatieve maatstaven te gebruiken. Nu wordt overwegen ingezet op kwantitatieve maatstaven. Lee larhe De teksten zijn soms erg techni :h en theoretisch; kijk naar leesbaarheid (o.a. p. 14, hfst 3, p. 26 etc). Soms verdwaal je in een labyrint van abstracte woorden; het blijft dan onduidelijk wat wordt bedoeld. Overige punten
We herkennen het lab int nie n zie in de reactie geen concrete voorbeelden daarvan). De rapportage start telkens met een beknopte kernbevinding in het eerste hoofdstuk.
Algemeen: In het stuk lopen dingen door elkaar: - Wat is de rol van de raad; is er geantwoord uitgaande van de in de GR vastgelegde rol, of uitgaande van een gewenste (andere) rol? - evaluatie WIL inhoudelijk en evaluatie wijze van sturing - feiten en meningen
P. 3 Onderaan: raden sturen nauwelijks op lokaal maatwerk. Voor Ng klopt dit niet: we hebben armoedebeleid (nieuw beleid vastgesteld door de raad in december 2014), waaronder collectieve ziektekostenverzekering, compensatieregeling chronisch zieken en daarnaast besluitvorming van de raad rondom sociale wijkteams/Geynwijs en CMPG. P. 3, 4:1 ie rat in en en de DVO's i van de raad. Klopt, de DVO's zijn van de colleges.
als instrunr
ten
In het rapport is beschreven wat de mogelijkheden zijn voor de raad op grond van de GR. Het onderzoek richt zich op de feitelijke invulling van sturing en controle door de raad en - los van bevoegdheden - de wijze waarop de samenwerking verloopt. De twee andere punten herkennen we niet. Meningen worden niet gegeven - waar bronnen ontbreken op grond van de ambtelijke reacties worden deze nader geëxpliciteerd. Deels zijn deze punten - ook t.a.v. andere gemeenten - aan het einde van hoofdstuk 1 opgenomen. Rond de sociale wijkteams zijn in alle gemeenten belangrijke ontwikkelingen vanuit het thema sociale interfaces. Dit is in hoofdstuk 3 geëxpliciteerd.
In het r; ports at niet dat de raden de overeenkomsten niet ervaren als instrument van de raad, maar dat zij deze niet ervaren als een instrument om het samenwerkingsverband te sturen en te controleren. Het klopt dat de colleges uiteindelijk beslissen over de DVO's, maar de raden kunnen hier wel een zienswijze over indienen. De raden ervaren dat zij hiertoe onvoldoende 'in stelling' worden gebracht.
p.4 bovenaan: Er zijn momenteel te veel plaatsen/documenten waar afspraken worden vastgelegd. GR, DvO, MJBP, convenant (CMPG)
Dit punt nemen we - onder verwijzing naar deze ambtelijke reactie op in hoofdstuk 3. Het sluit naadloos aan bij de ervaringen van raadsleden om op basis van de informatievoorziening overzicht te houden.
p.4, 3 e alinea: Raadsleden zijn ontevreden over omvang en gebrek aan focus. Kan dit concreter?
Onder dit kopje staat alleen de kernbevinding. In paragraaf 1.3 en ook in hoofdstuk 3 wordt dit nader uitgewerkt wanneer wordt gesproken over de informatieparadox.
p. 8 tabel: Kernteam plus bestaat ook uit beleidsmedewerkers van Vianen en Lopik
Aangepast, nu is duidelijk dat alle gemeenten vertegenwoordigd zijn.
p. Il I e + 2e + 3e alinea: Indien de door WIL verstrekte uitkeringsgelden voor cliënten in één van de gemeenten hoger zijn dan de door die gemeente vanuit het rijk ontvangen doeluitkeringen, dient de gemeente bij te passen. Dit gebeurt met ingang van de begroting voor 2015 op basis van de zogenoemde 'p*a-svstematiek'. OD dit onderdeel van de begroting delen de gemeenten geen risico's. - Hier wordt geïmpliceerd dat p*q betrekking heeft op de uitkeringskosten. Dit is niet zo: het heeft betrekking op de uitvoeringskosten. Verder: enkel het participatiebudget is solidair; de andere budgetten (uitkeringsgelden, de uitvoeringskosten en de kosten voor het maatwerk, w.o. minimabeleid) zijn niet solidair,
De paragraaf 'begroting' is aangepast om een en ander te verduidelijken. Dit punt is hierin meegenomen.
- voorts: doeluitkeringen zijn in 2014 alleen BUIG en Participatiebudget. In 2015 alleen nog BUIG. Overige dekking komt uit algemene middelen van gemeenten. , 5e alinea: Raden geven weinig invulling aan formuleren van inzet voor onderhandelingen. Waar is dit op gebaseerd? Raden formuleren toch zienswijzen? p. 10, laatste alinea: de raad kan een opdracht geven aan de portefeuillehouder voor onderhandelingen in het WILbestuur, maar de raad doet dit niet. De raad van Nieuwegein heeft een uitgebreide zienswijze ingediend. Wij willen dat de zienswijze van de gemeenteraad van Niewuegein daarom wordt meegenomen in het onderzoek: het staat niet in de lijst van stukken. p. 11: Auditcommissie heeft bevoegdheid om een advies te geven op de jaarstukken van de GR's. - Dit kan scherper: art. 2.5 zegt 'de auditcommissie beoordeelt (..)'; dit is dus niet zo vrijblijvend als er in de conceptrapport staat. - Bovendien is dit (óók) een moment waarop de raad zijn invloed kan aanwenden p.12, kader, 4 e streepje: Waarom wordt deze brief hier genoemd? Heeft weinig met sturing vanuit de raad van doen. P14, I e alinea: Hoe kan een abstract doel als eigen kracht geconcretiseerd worden? En in hoeverre is het realiseren daarvan dan te verbinden aan inzet van WIL? Zit hier niet sowieso een onmogelijkheid? De uitdaging hoeft niet altijd te zitten in een nadere concretisering. Het kan ook zijn dat doelen te hoogdravend zijn geformuleerd, waardoor een hoge dekkingsgraad van prestatie-indicatoren ingewikkeld wordt. Bij het formuleren van doelen vraagt dit dus om een zeker 'realiteitszin'. Kan dit worden benoemd?
Raden dienen zienswijzen in - zie ook het tekstblok in deze paragraaf. Raadsleden hebben het gevoel (groepsinterviews) dat zij met de zienswijzen pas laat in stelling komen als bijv. begroting of dienstverleningsovereenkomst al in concept gereed is - soms zelfs al is vastgesteld zoals de begroting van 21 U5. Alle documenten die zijn ontvangen zijn opgenomen in de bronnenlijst. Tekst is aangepast.
Het voorbeeld is interessant uit oogpunt dat WIL bijdraagt of kan bijdragen aan allerlei integrale opgaven, in dit geval voortijdig schoolverlaten. Zie de eerdere opmerkingen over de kpi's hierboven.
P. 15, ka< er, I e streel s: Inko lensgrens bijzondere bijstand Nieuwegein 100%. Dit klopt niet. Nieuwegein heeft geen vast omschreven inkomensgrens, maar doet een draagkrachtberekening, rekening houdend met bijzondere omstandigheden.
De formulering hier is aangescherpt: het gaat om de inkomensgrens voor het bepalen van de draagkracht.
P. 15, kader, 3e streepje: Hele tekst over sociale interfaces en pilots is verouderd. In de begroting 2015 van WIL (vastgesteld door de raden rond zomer 2014) is een onderdeel 'investeringsagenda' opgenomen, waardoor WIL ruimte heeft om mee te bewegen en mee te ontwikkelen in het sociale domein. Er zijn onder andere afspraken gemaakt met WIL over de inzet van WILgeneralisten in de sociale (wijk)teams / loketten van de gemeenten. Hierdoor is ruimte voor maatwerk per gemeente.
Dit punt (3e streepje) is hier verwijderd. In hoofdstuk 3 wordt - op basis van andere opmerkingen in de ambtelijke reacties - in gegaan op de ontwikkelingen van de sociale wijkteams en inspelen daarop door WIL via de wil-generalisten.
P15, 2e alinea: De DVO's geven nauwelijks uitdrukking aan lokaal maatwerk. Hoe komt deze conclusie tot stand? Er heerst een andere indruk bij de direct betrokkenen.
Mede op basis van andere reacties op deze plaats aangepast met voorbeelden van lokaal maatwerk. In H3 wordt hier verder op ingegaan uit oogpunt van sturing door de raad (raad heeft moeite om in stelling te komen om te sturen op lokaal maatwerk).
P16, 2e alinea: Kan de meerwaarde van de samenwerking (ten opzichte van zelfstandig uitvoeren) op basis van de KPI's worden vastgesteld? De KPI's staan in verbinding met doelen, niet met prestaties van zelfstandige uitvoering. Dat vraagt een andere insteek. P16, 6e alinea: Dit hele stuk heeft geen betrekking op de enquête. Past hier niet.
Dit had wel gekund als vooraf ook op basis van de kpi's een nulmeting zou zijn uitgevoerd. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 2.2.
P.17, fi|
.2: Gr;
jitspli ;en per gemeente.
Titel van paragraaf is aangepast om duidelijk te maken dat het niet alleen gaat om de resultaten van de enquête maar om de meerwaarde van samenwerking in het algemeen. Figuur 2.2 laat zien dat raadsleden in zijn algemeenheid nauwelijks meerwaarde van samenwerking zien. De verschillen in de percentages tussen de raadsleden van de verschillende gemeenten zijn miniem en laten we hier daarom niet zien: die voegen inhoudelijk niks toe, maar zouden een figuur wel veel moeilijker leesbaar maken.
P21, I e streepje: 'Het lukt matig ...' Waar is dit op gebaseerd? Raden krijgen voorgelegd wat is afgesproken dat aan hen wordt voorgelegd (al het armoedebeleid, alle verordeningen en kunnen zieswijzen geven op meerjarenbeleidsplan, begroting, jaarrekening etc. Ook lokaal maatwerk komt daarin regelmatig terug (interfaces).
Dit is gebaseerd op de bevindingen in par. 3.1 en 3.2.
P. 21,laatste streepje: Er worden kansen gemist voor integrale aanpak van bredere opgave. Graag voorbeelden. M.i. klopt deze aanname niet. Juist vanaf 2014 zijn WIL en gemeente hierover breed in gesprek en neemt WIL deel aan lokale initiatieven, zoals bijvoorbeeld de sociale wijkteams en de lokale armoedeketen.
De deelname van WIL met de WILgeneralisten is toegevoegd - mede op basis van andere ambtelijke reacties.
P21, 4e streepje: De interne organisaties zijn onvoldoende ingesteld op samenwerking. Heb hier geen herkenning bij. De lekstroom gemeenten werken juist ook op andere vlakken in het sociale domein samen.
P23, 2e alinea: De oplossingen moeten ook gedragen worden door de gemeenteraden. Dat heeft de voorkeur; maar is niet altijd mogelijk. De wensen van 1 gemeenteraad, ook al zijn die unaniem in die gemeenteraad, kunnen het in de samenwerking toch niet halen. Graag nuanceren. P24, 2e alinea: Te abstract omschreven. Is niet te volgen. P25, kader Het huidige lokale maatwerk wordt als 'beperkt' bestempeld. Wat is hiervoor het ijkpunt? P25, I e alinea: Het samenwerkingsverband voert taken uit die haar door de raad zijn gegeven. Als de raad vindt dat het (deels) toch lokaal moet, dan had het eigenlijk bij de besluitvorming over het samenwerkingsverband anders moeten beslissen. En als het daar op wenst terug te komen dan zou het daar opdracht toe kunnen geven. Misschien goed om verschil te maken tussen overdracht van taken (versus zelf uitvoeren) en differentiatie van uitvoering (gegeven de overdracht van taken). Pagin? twee ; gearceerde blok: met raad is al afgesproken om effectiviteit van het armoedebeleid beter in beeld te brengen. Pagina 26, 2e en 3e alinea"Er is onvc Joende synergie...(etc) en gemeenten kunnen veel integraler werken ...(etc,). - Waar gaat dit over? - Herken ik niet voor Nieuwegein. Kunnen er voorbeelden gegeven worden waar dit uit blijkt? Kunnen hier verschillen per gemeente zijn? -
Dit punt is aangepast door de stappen die gezet worden rond de sociale wijkteams en de aansluiting vanuit WIL hierop (WILgeneralisten) te belichten. (Dit werkt door op een aantal andere opmerkingen die hiermee verband houden). Geen aanpassing. Dit punt raakt een belangrijke kern voor de toekomst. Hoe kun je de werkwijze zo inrichten dat het veel beter lukt om de wensen van de raden te bedienen en te verbinden- zonder te redeneren vanuit bevoegdheden. Hier wordt aangegeven dat het voor raadsleden lastig is om een goede afweging te maken tussen maatwerken standaardisatie. Zaken zijn overgedragen vanuit de raad onder voorwaarde dat er voldoende mogelijkheden voor lokaal maatwerk/ coleur locale is. (Zie bijvoorbeeld de gemeenschappelijke regeling: "het beleid en de uitvoering biedt ruimte voor lokaal maatwerk".)
We nemen dit ter kenni: ivingaan. Het ontbreekt aan bronnen bij de reactie om hier aan te refereren. De sociale wijk is en ai :ing d; op vanuit WIL is beter in beeld gebracht - mede op basis van andere ambtelijke reacties.
Het voorbeeld van IJsselstein over sociale wijkteams is geen goed voorbeeld. Juist sociale wijkteams zijn in alle gemeenten ontwikkeld en juist dit is integraal met WIL ontwikkeld.
Voorbeeld specifiek voor Nieuwegein naast sociale wijkteams: gezonde wijkaanpak. P26, 3e alinea: Beleid van gemeenten groeit namelijk steeds meer naar elkaar toe. Is dat zo? En: belang van integraal werken neemt toe. Wat betekent dat?
Dit is niet op deze manier verwoord in het rapport. Nb: zie ook de volgende opmerking in de ambtelijke reactie. Daar gaat het om: naar elkaar toegroeien van WMO, jeugd, wonen etc. Door de decentralisaties neemt de vraag naar een integrale aanpak (verder) toe.
Pagina 26,4e alinea: GG bestaat niet meer in Nieuwegein. De preventieve taken rondom jeugd worden volledig opgepakt binnen de sociale wijkteams. Dit zijn in Nieuwegein teams waarin problematiek integraal wordt aangepakt ikv 1 gezin 1 plan: WMO; Jeugdhulp, welzijn, werk&inkomen, wonen. Voor de samenwerking met WIL worden WIL generalisten ingezet. De wijze van samenwerking wordt in 2015 verder doorontwikkeld, conform afspraken in begrotingen meerjarenbeleidsplan. P29, doelstelling: Is de doelstelling behaald?
Punt GG is aangepast.
Dat is een vraag aan de rekenkamer(s)
10