INVESTEREN IN MENSEN
RE-INTEGRATIEVISIE 2007-2010 GEMEENTE LEIDERDORP
Mei 2007
1
Inhoudsopgave Samenvatting
2
1 Aanleiding en kader
4
1.1 Nieuwe koers - de kaderstellende keuzes 1.2 De klanten 1.3 Financieel kader
6 7 8
2 Visie: Investeren in mensen
10
2.1 Uitgangspunten
10
3 Iedere bijstandsgerechtigde perspectief bieden met een op maat gesneden traject 3.1 Zorgvuldige intake en analyse 3.2 Gedifferentieerd instrumentarium 3.3 Versterking publieke re-integratie 3.4 Samenwerking met partners en het benutten van de lokale infrastructuur 4 Arbeidsmarkgericht toerusten en scholen
11 11 12 15 16 17
4.1 Regionale samenwerking 4.2 Centraal werkgeversloket 4.3 Doelgroepprioritering alleen bij uitzondering 4.4 Investeren in arbeidsmarktgerichte scholing 5 Verbetering kwaliteit dienstverlening en efficiënte inzet van middelen 5.1 Instroom beperken; veel aandacht voor de poort 5.2Ruimte voor de uitvoering 5.3 Risicosturing en stroomlijnen werkwijze 5.4 Klant is leidend
17 17 18 18 20 20 20 21 21
6 Resultaten
22
6.1 Doelstelling voor de omvang van het bestand 6.2 Het aantal mensen met een passend traject 6.3 Maatschappelijke effecten 6.4 Financiële vertaling 6.5 interne ontwikkelingen Bijlage I Participatieladder/instrumenten II Vergelijk inzet/aanpak uitstroom andere gemeenten en Leiderdorp/Leiden
22 22 23 23 23
1
Samenvatting In ‘Investeren in mensen’ zet Leiderdorp koers naar kwaliteit en duurzame resultaten. Tegen de achtergrond van een aantrekkende arbeidsmarkt, streeft de gemeente naar synergie en samenhang met andere beleidsterreinen, in het bijzonder met de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de nieuwe Wet Inburgering. De herpositionering van DZB Leiden en aanstaande modernisering van de Wsw in 2008, dwingt de gemeente rollen en verantwoordelijkheden scherp te stellen. Wat betreft het financiële kader: De gemeente ontvangt van het rijk twee gescheiden budgetten: het inkomensdeel, waaruit de uitkeringen worden betaald, en het werkdeel, dat kan worden ingezet voor activering, re-integratie en gesubsidieerde arbeid. Het budget voor de sociale werkvoorziening is een apart budget. Het inkomensdeel laat een tekort zien en vereist dus inspanningen op alle terreinen om de instroom te beperken en de uitstroom uit de uitkering te bevorderen. Het werkdeel daarentegen biedt volop ruimte om in mensen te investeren en maatwerk te bieden. De centrale boodschap van ‘Investeren in mensen’ is dat de klant centraal staat, ook in reintegratie en activering. Hiervoor is een gedifferentieerd re-integratie-instrumentarium noodzakelijk. Leiderdorp neemt haar verantwoordelijkheid en wil dit samen met lokale en andere partners ontwikkelen. Hierbij volgt de gemeente de landelijke trend en wil de nieuwe beleids- en handelingsvrijheid benutten om meer zelf te doen. Dit in de overtuiging dat publieke re-integratie meer kansen biedt op effectieve samenwerking met lokale partners als het ROC, het welzijnswerk, zelforganisaties, zorginstellingen en niet in de laatste plaats werkgevers. Voor stroomlijning van de werkgeverscontacten wordt arbeidstoeleiding een aparte functie van het op te richten stedelijke werkgeversloket. Samen met de gemeente Leiden wil de gemeente Leiderdorp een efficiënte, slagvaardige organisatie zijn waarin alles erop gericht is maatwerk te bieden aan alle klanten. Waarbij eigen initiatief wordt beloond maar ook klanten die al lange tijd inactief zijn worden geactiveerd. Leiderdorp wil ook een betrouwbare partner zijn in resultaatgerichte samenwerking binnen en buiten haar gemeentegrenzen. Uitbouwen en verfijnen van de ketensamenwerking op het gebied van intake, analyse, overdracht en informatieuitwisseling is een essentiële opdracht. Daarom heeft: ‘Investeren in mensen’ drie uitgangspunten: •
• •
Iedere bijstandsgerechtigde (en voorzover mogelijk ook de inburgeraars en mensen die geen uitkering hebben maar wel aan de slag willen) perspectief bieden met een op maat gesneden traject waarbij de kwaliteit van het traject en duurzaamheid (arbeidsovereenkomst van 6 maanden en 1 dag) van het resultaat voorop staan. Arbeidsmarktgericht toerusten en scholen. Verbeteren van de kwaliteit van dienstverlening en efficiënte inzet van middelen.
2
De re-integratievisie is deels een voortzetting van bestaand beleid, maar er zijn ook een aantal nieuwe beleidsvoornemens. Deze zijn: • Meer aandacht voor een zorgvuldige intake en analyse met de mogelijkheid van een praktijkassessment. Het assessment duurt maximaal 6 weken en deelname is verplicht, tenzij klanten direct geplaatst kunnen worden op een (uitzend)baan of omdat er andere in de persoongelegen/zwaarwegende factoren zijn waardoor de klant niet kan deelnemen. • Een dynamisch re-integratie-instrumentarium dat gemakkelijk uitgebreid kan worden indien de situatie van de klant of de arbeidsmarkt daar om vraagt. • Voor de inkoop van re-integratieactiviteiten zal maximaal gebruik worden gemaakt van de ruimte binnen het Europese en gemeentelijke inkoopbeleid. • De vraag van de arbeidsmarkt en de behoefte van de individuele klant worden bepalend bij trajectkeuze. Dat betekent dat doelgroepprioritering alleen nog bij lopende contracten met de re-integratiebedrijven en groepen klanten, die specifieke ondersteuning nodig hebben (bijvoorbeeld 45+ ers, jongeren), aan de orde is. • Vanuit het oogpunt van iedereen perspectief bieden wordt geïnvesteerd in sociale activering en maatschappelijke participatie voor klanten met een nog te grote afstand tot de arbeidsmarkt. • De uitvoering (casemanagers) krijgt meer ruimte om binnen een heldere opdracht en gedefinieerde targets meer individueel gericht en kansgedreven te werken. • Er wordt ingezet op een publiek uitvoering van de re-integratieactiviteiten waarmee gebouwd wordt aan een duurzaam werkgeversnetwerk en een verbetering van de sociale infrastructuur. Naast de publieke uitvoering van de re-integratieactiviteiten zal de gemeente op onderdelen gebruik blijven maken van marktpartijen. • Er wordt in 2007-2010 extra geïnvesteerd in scholing zonder dat dit ten koste gaat van de overige trajecten en de ruimte om nieuwe kansrijke projecten te initiëren. • De in het beleidsplan re-integratie vastgelegde doelstelling van het College om het aantal mensen met een bijstandsuitkering met minimaal 5% per jaar te laten dalen wordt gehandhaafd. Vanzelfsprekend reikt de ambitie van het College in de huidige hoogconjunctuur verder dan deze 5%, maar realisme noopt het College eerst de beoogde doelstelling te realiseren, alvorens deze doelstelling bij te stellen.
3
1. Aanleiding en kader De gemeenten Leiderdorp streeft naar economische zelfstandigheid of ten minste zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van al haar burgers. Dit is vertaald in de doelstelling dat alle klanten die van een bijstandsuitkering afhankelijk zijn kunnen rekenen op optimale dienstverlening en een passend traject. De beleidsvrijheid die de gemeente sinds de invoering van de Wet Werk en Bijstand en het verdwijnen van de uit- en aanbestedingsregels (behoudens Europese regels) heeft om deze ambities te realiseren, gaat gepaard met volledige financiële verantwoordelijkheid. De gemeente is risicodrager en dit vraagt om doordacht ondernemerschap en een heldere visie op doelen en inspanningen om de beschikbare middelen in te zetten. Het devies is dan ook om zoveel mogelijk burgers mee te laten doen en burgers die hun leven in eigen hand willen nemen daarvoor de ruimte te geven. De afgelopen jaren is er in nauwe samenwerking met de gemeente Leiden gebouwd aan verbetering van beleid, organisatie en dienstverlening. Het doel is de klant centraal te stellen en maatwerk te bieden. Meer integraal beleid maakt een integrale dienstverlening mogelijk met de burger als klant. Nu de economie aantrekt en de verwachting is dat er in tal van sectoren personeelstekorten zullen ontstaan, reikt de ambitie van Leiderdorp verder. Leiderdorp wil de ervaringen die sinds de invoering van de WWB drie jaar geleden zijn opgedaan met reintegratie benutten om slagvaardig in te spelen op de kansen die de arbeidsmarkt biedt. Een regionaal werkgeversloket wordt hiervoor ingezet. Leiderdorp wil boven alles investeren in mensen. Leiderdorp ziet daarnaast in nieuwe wet- en regelgeving op andere terreinen kansen de stedelijke voorzieningen en het beleid op de verschillende terreinen meer dan tot nu toe in samenhang te ontwikkelen. De drie belangrijkste relevante wettelijke veranderingen worden hieronder kort benoemd. Wmo In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) staat participatie centraal: Iedere burger moet aan de samenleving kunnen deelnemen. Daarbij staat de mogelijkheid voor burgers om dingen zelf te doen voorop. Het gemeentelijk beleid is dan ook gericht op het activeren van mensen om hen in staat te stellen zelf deel te nemen aan de samenleving. Daarnaast organiseert de gemeente een vangnet voor de ondersteuning van zeer kwetsbare burgers die onvoldoende in staat zijn voor zichzelf te zorgen. De invoering van de Wmo moet Leiderdorp tot zorg op maat voor mensen die zorg nodig hebben en tot een sociale infrastructuur die maximaal toegankelijk is voor alle bewoners, met en zonder uitkering, die (nog) niet zelfredzaam zijn. Het re-integratiebeleid kan een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van de Wmo en andersom.
4
Wet Inburgering De Wet Inburgering (WI) verplicht nieuwkomers en oudkomers in te burgeren in de Nederlandse samenleving. Leiderdorp kan niet iedereen tegelijk een inburgeringstraject bieden en kiest ervoor zich in eerste instantie te richten op mensen die niet alleen een achterstand hebben op het gebied van de Nederlandse taal of kennis van de Nederlandse samenleving, maar die daarnaast andere belemmeringen ervaren bij het vormgeven van hun plaats in de Nederlandse samenleving. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om achterstand op het gebied van onderwijs, emancipatie en re-integratie. Inburgeringstrajecten zijn in Leiderdorp per definitie duaal. Ook hier kan dus sprake zijn van synergie als beleid en uitvoering op het gebied van inburgering en re-integratie meer als geheel worden gezien. Wet Sociale Werkvoorziening en positionering DZB Tenslotte zal in 2008 de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) worden gemoderniseerd. Ook hier neemt de verantwoordelijkheid van de gemeenten verder toe. Andere kernpunten van de modernisering zijn dat alleen mensen tot de Wsw worden toegelaten voor wie de wet echt bedoeld is en dat bevordering van begeleid werken en het persoonsgebonden budget ertoe zullen moeten leiden dat minder mensen zijn aangewezen op een beschermde werkplek. Naar aanleiding van de operatie Anders Werken en ook ingegeven door deze Wsw-modernisering, heeft de gemeente Leiden de noodzaak gezien om tot een algemene herpositionering van de eigen sociale werkvoorziening DZB Leiden (de aangewezen uitvoeringsorganisatie voor Wsw door de gemeente Leiderdorp) voor te komen. Wat betreft de herpositionering op het gebied van re-integratie sluit de nieuwe taakverdeling aan op de natuurlijke rolverdeling en maakt maximaal gebruik van de expertise van zowel DZB als ook van de samenwerkende sociale diensten (Leiderdorp en Leiden) : - SOZA (= Leiderdorp en Leiden) voert regie op alle klanten (zowel de klanten met een WWB-uitkering als de klanten met een WSW-indicatie) - Trajecten gericht op mensen met een minder grote afstand tot de arbeidsmarkt worden door SOZA begeleid. SOZA is regisseur en bepaalt wie de uitvoerder van een traject is. Dit kan ook DZB zijn. - Trajecten voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt worden door DZB, samen met andere marktpartijen uitgevoerd. DZB is regisseur van de trajecten voor deze groep.
5
1.1 Nieuwe koers Al deze ontwikkelingen leiden tot een nieuwe koers: De klant staat centraal, ook in reintegratie en activering. Deze koers wordt in deze re-integratievisie uitgewerkt. De programmabegroting, bestaande beleidsdocumenten1 en recente inzichten zijn in de visie verwerkt. Het is een visie voor vier jaar. Daarom is het een re-integratievisie op hoofdlijnen. Ze biedt het kader én de ruimte om daarbinnen keuzes te maken. Hieronder staan de kaderstellende keuzes die Leiderdorp maakt. De kaderstellende keuzes - Publieke en private re-integratie: de afgelopen jaren heeft Leiderdorp alles aanbesteed en het meeste aan private re-integratiebedrijven. Voor 2007-2010 wordt een andere keuze gemaakt: Leiderdorp kiest voor duurzame samenwerkingsrelaties en zal maximaal gebruik maken van de ruimte binnen de Europese regels en het gemeentelijk inkoopbeleid. Leiderdorp zal gebruik blijven maken van private partners maar daarnaast nadrukkelijk meer zelf doen. Een publiek re-integratiebedrijf heeft meer kansen op effectieve samenwerking met lokale partners als het ROC, het welzijnswerk, zelforganisaties, zorginstellingen en niet in de laatste plaats werkgevers. Een ander voordeel is dat het publieke re-integratiebedrijf de faciliteiten, de voorzieningen en het netwerk van DZB maximaal kan benutten. Zo is er afgezien van de inhoudelijke synergie ook sprake van een financieel voordeel - Duurzame uitstroom: er is een absolute financiële noodzaak om de instroom te beperken en de uitstroom te bevorderen. Om dit laatste te realiseren kiest de gemeente Leiderdorp voor mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt voor een vorm van Work First, waarbij wordt geïnvesteerd in korte trajecten gericht op uitstroom naar werk, werk en nog eens werk. Voor mensen met een langere afstand tot de arbeidsmarkt kiest de gemeente Leiderdorp niet voor deze aanpak van Work First. Leiderdorp doet dit niet omdat hiervan geen duurzaam resultaat wordt verwacht: klanten stromen wel uit maar komen vaak net zo snel weer terug. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, waar de behoefte aan geschoold personeel toeneemt, zullen dit draaideureffect alleen maar versterken. Leiderdorp kiest voor deze groep mensen een andere vorm van Work first en kiest er daarom voor te investeren in scholing om klanten aan een startkwalificatie te helpen of ze arbeidsmarktkwalificaties te laten behalen. Dit om ervoor te zorgen dat ze een blijvende plek op de arbeidsmarkt vinden. De verhoging van de uitstroom zal ook worden gerealiseerd door verbetering van de dienstverlening, differentiatie van het re-integratie-instrumentarium en de inzet van een werkgeversloket. De Work First aanpak van Leiderdorp kenmerkt zich verder doordat nieuwe klanten en op termijn ook het zittende bestand via een verplichte praktijkassessment periode van 6 weken werken en trajectkeuze samen te laten gaan. - Het agadium ‘Werk boven uitkering’ en ‘ Werk is de meest sociale daad die je kunt verrichten voor burgers van de gemeente Leiderdorp’ blijft onverkort van kracht. - Investeren in alle klanten: ten derde kiest Leiderdorp ervoor te investeren in alle klanten en niet alleen in klanten met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Meedoen aan de samenleving en het verrichten van maatschappelijk zinvolle activiteiten is maatschappelijk waardevol en is voor een deel van de klanten (tijdelijk) het hoogst haalbare. Hier wordt dus ook in geïnvesteerd. 1
Programmabegroting 2007, Re-integratieverordening 18 mei 2004, Re-integratieplan 2006-2007 Leiderdorp,
6
Deze re-integratievisie schetst de ontwikkelingen die in de komende jaren hun beslag krijgen. Niet alles is al in 2007 geregeld. 1.2
De klanten
Over wie gaat deze visie? Wanneer we het hebben over de klanten van SOZA, bedoelen we primair de mensen met een WWB-uitkering. Op 1 januari 2007 waren dit 230 personen tussen de 18 en de 64 jaar. Sinds 2004 is het aantal mensen tussen de 18 en de 64 jaar met een WWB-uitkering na een aanvankelijke stijging in 2006 weer in zeer geringe mate gedaald. De daling van het aantal WWB-uitkeringen is echter ver onder het landelijk gemiddelde (8,2% per ultimo 2006, bron CBS), onder andere doordat Leiderdorp er van af heeft gezien Work First in te voeren. Opvallend is dat uit recente cijfers is gebleken dat ruim 50% van de bijstandsgerechtigden al langer dan vier jaar in de bijstand zit. Deze groep is ook bij blijvende hoogconjunctuur niet zonder meer bemiddelbaar. Een deel zal blijvend op de bijstand zijn aangewezen, een ander deel vereist intensief maatwerk en zal deels ook dan geen reguliere baan vinden maar aangewezen zijn op een gesubsidieerde plek. Het aantal mensen met een Wiw-baan of een ID-baan is in de beginfase via uitstroom naar werk gedaald en neemt nu volgens plan langzaam verder af. Ook dit zijn klanten van SOZA. De daling wordt grotendeels veroorzaakt door natuurlijk verloop, uitstroom naar regulier werk vindt hooguit incidenteel plaats:
ID-baan Wiw-baan
2004 26 17
2005 19 12
2006 15 6
(het betreft hier het aantal personen en niet het aantal formatieplaatsen op een WIW of ID baan)
De gemeente heeft echter ook een verantwoordelijkheid voor inburgeraars en spant zich bovendien in voor mensen die geen uitkering hebben maar wel graag willen werken. Met de huidige inrichting en capaciteit van de uitvoering is het niet haalbaar alle bijstandsgerechtigden en inburgeraars, laat staan alle mensen zonder uitkering die graag willen werken, een traject aan te bieden. Op 1 december 2006 had 52 % van het aantal uitkeringsgerechtigden een traject (120 trajecten voor klanten met lopende WWBuitkering). In het huidige re-integratie beleidsplan zijn prioritaire doelgroepen2 benoemd. In de praktijk proberen de casemanagers deze doelgroepprioritering te combineren met concrete arbeidsmarktkansen. Dit is vaak niet gemakkelijk.
2
jongeren, alleenstaande ouders met jonge kinderen, nieuwkomers en oudkomers, nieuwe instromers en gemotiveerde klanten (niet doelgroepspecifiek) binnen het zittende bestand.
7
1.3
Financieel kader
Het financiële kader De gemeente ontvangt van het Rijk twee gescheiden budgetten: het inkomensdeel, waaruit de uitkeringen worden betaald, en het werkdeel, dat kan worden ingezet voor activering, re-integratie en gesubsidieerde arbeid. Het budget voor de sociale werkvoorziening is een apart budget. Werkdeel In 2006 is € 509.211,- van het werkdeel besteed. € 150.000,- hiervan is besteed aan reintegratieactiviteiten, inclusief scholing en maatschappelijke participatie. Het betreft alle reintegratieactiviteiten, zowel die van de commerciële re-integratiebedrijven als die van Reintegratiebedrijf Leiden (DZB). Naar schatting is in 2006 € 20.000,- besteed aan sociale activering. Een substantieel deel van het werkdeel (€ 289.211,-) is besteed aan de uitvoering van de niet meer bestaande ID- en Wiw-regeling, en € 50.000 is uitgegeven aan de Opstap- en sleutelbanen. Aangezien het budget in 2006 € 965.269,- bedroeg, was er dus sprake van een onderbenutting van het werkdeel. Uit onderstaand schema blijkt dat voor de komende jaren 2007-2010 ongeveer evenveel beschikbaar is. Het betreft hier uiteraard een prognose: te ontvangen budget SZW voorgenomen korting 18% * budget Werkdeel
965.269 965.269
965.269 -173.748 791.521
965.269 -173.748 791.521
965.269 -173.748 791.521
nog te besteden Werkdeel
965.269
791.521
791.521
791.521
*kabinet heeft tot een korting besloten van 18% vanaf 2008 op het Werkdeel
Inkomensdeel
Het Rijk gaat bij de bepaling van het budget voor het inkomensdeel voor de komende jaren uit van een afnemend bijstandsvolume door de verdere verbetering van de economische omstandigheden. De hoogte van het bedrag dat voor Leiderdorp beschikbaar komt, is vooral afhankelijk van de prestaties van andere gemeenten. Wanneer Leiderdorp wat uitstroom betreft onder het landelijk gemiddelde scoort, ontstaat er onvermijdelijk een tekort op het inkomensdeel. In de periode 2003 t/m 2005 is er overgehouden op het inkomensdeelbudget, hetgeen in een geoormerkte reserve van de gemeente Leiderdorp is gestort. In 2006 is er inderdaad sprake van een tekort doordat Leiderdorp achterblijft bij het landelijk gemiddelde. Dit tekort zal ook worden verrekend met de geoormerkte reserve. De ambitie van het College van een jaarlijkse daling van 5 % van het bestand, is niet voldoende om een verder oplopend tekort te voorkomen. Bij 5% daling wordt tekort verwacht van € 0,26 miljoen. Eind 2006 is het aantal van 230 uitkeringen bereikt. Bij een bestandsdaling van 5% zal eind 2007 uitgekomen worden op een aantal van 218 uitkeringen. Het volgende financiële beeld ontstaat:
8
Voor 2007 gaan we uit van onderstaande prognose: Inkomensbudget WWB 2007 Voorlopig budget 65-minners 2.457.123,Verwachte korting ca.6% -147.427,Verwachte kosten (218 uitkeringen) *12.700 -2.768.600,Langdurigheidstoeslag -50.000,Resultaat inkomensdeel 2007 -508.904,-
SZW heeft zich bij de bepaling van het voorlopige landelijk WWB-budget 2007 voor alle gemeenten in Nederland gebaseerd op 321.000 WWB-uitkeringen (65 min) per ultimo 2006. Op basis van de realisatie van 2006 is landelijk een eindstand bereikt van 302.000 uitkeringen. Dit is ten opzichte van het bekend gemaakte voorlopige WWB-budget 2007 landelijk een daling van 6%. De jaarlijkse bijstelling van verdeelkenmerken en de daling van 6% zal zich naar verwachting vertalen in een korting op het budget. Leiderdorp zal om ‘quitte’ te spelen per saldo een uitstroom moeten halen van 34 uitkeringen (14 %). Dit wordt niet realistisch geacht. SZW gaat uit van een landelijke bestandsdaling van per saldo 10.000 uitkeringen in 2007. Dat is gezien de huidige ontwikkelingen een zeer behoudende daling. De bijstelling hiervan heeft pas consequenties voor het budget van 2008. In principe moet ingezet worden op een uitstroompercentage van 14 % om in 2007 quitte te kunnen spelen. Dit is echter geen realistisch percentage omdat het merendeel van de mensen die nu een uitkering ontvangen een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben en een intensievere ondersteuning nodig hebben. Op grond hiervan is gekozen voor een realistischer percentage van 5% bestandsdaling voor de komende periode.
De stand van zaken op het inkomensdeel vereist dus inspanningen op alle terreinen om de instroom te beperken en de uitstroom uit de uitkering te bevorderen. Het werkdeel biedt daarentegen volop ruimte om in mensen te investeren en maatwerk te bieden.
9
2. Visie: Investeren in mensen De klant staat centraal, ook in re-integratie en activering. Hiervoor is een gedifferentieerd re-integratie-instrumentarium noodzakelijk. Leiderdorp neemt haar verantwoordelijkheid en wil dit samen met lokale en andere partners ontwikkelen. Hierbij volgt de gemeente de landelijke trend en wil de nieuwe vrijheid benutten om meer zelf te doen. Dit in de overtuiging dat publieke re-integratie meer kansen biedt op effectieve samenwerking met lokale partners als het ROC, het welzijnswerk en zorginstellingen, ten behoeve van activering en re-integratie in de brede zin van het woord: van maatschappelijke participatie en het verrichten van maatschappelijk nuttige taken, tot ‘een leven lang leren’ ter voorkoming van werkeloosheid en snelle arbeidsmarkttoeleiding. Publieke re-integratie is ook een belangrijk middel tot verbetering van de kwaliteit van dienstverlening. De samenwerkende sociale diensten Leiderdorp en Leiden (SOZA )wil een efficiënte, slagvaardige organisatie zijn waarin alles erop gericht is maatwerk te bieden aan alle klanten. Waarbij eigen initiatief van zelfmelders wordt beloond maar ook klanten die al lange tijd inactief zijn worden geactiveerd. Instroom beperken en uitstroom bevorderen blijft het parool. Juist om ervoor te zorgen dat er capaciteit en middelen overblijven om de maatschappelijke participatie van mensen voor wie werk niet haalbaar is te bevorderen. SOZA wil ook een betrouwbare partner zijn in resultaatgerichte samenwerking binnen en buiten het cluster dienstverlening. Daarom zijn voor deze re-integratievisie drie uitgangspunten geformuleerd. 2.1
Uitgangspunten
De drie uitgangspunten zijn: •
Iedere bijstandsgerechtigde (en voorzover mogelijk ook de inburgeraars en mensen die geen uitkering hebben maar wel aan de slag willen) perspectief bieden met een op maat gesneden traject waarbij de kwaliteit van het traject en duurzaamheid (arbeidsovereenkomst van 6 maanden en 1 dag) van het resultaat voorop staan.
•
Arbeidsmarktgericht toerusten en scholen.
•
Verbeteren van de kwaliteit van dienstverlening en efficiënte inzet van middelen.
In de hoofdstukken 3 tot en met 5 worden per uitgangspunt de succesfactoren benoemd en vervolgens uitgewerkt. In hoofdstuk 6 gaan we in op de doelstellingen en resultaten.
10
3. Iedere bijstandsgerechtigde perspectief bieden met een op maat gesneden traject Succesfactoren: - Zorgvuldige intake en analyse - Gedifferentieerd instrumentarium voor kwaliteitstrajecten - Versterking publieke re-integratie - Samenwerking met partners en het benutten van de lokale infrastructuur 3.1 Zorgvuldige intake en analyse Zonder goede intake geen maatwerktraject. Het AKO (landelijk algemeen ketenoverleg tussen VNG, UWV en CWI) is begonnen met de invoering van A/B-routering. Op 1 juli 2007 zal deze ook in Leiderdorp ingevoerd worden. A staat voor snel en goed bemiddelbaar, B voor moeilijker bemiddelbaar. Het uitgangspunt is dat iedereen werk kan zoeken (route A) tenzij er zware persoonlijke belemmeringen zijn die dat verhinderen (route B). Aan het begin van het proces wordt op basis van een vragenlijst bepaald of een werkzoekende in route A of in route B wordt ingedeeld. SOZA en CWI geven dit samen vorm waarbij het CWI verantwoordelijk is voor de inschrijving en de vacatures en SOZA de regie voert over de poortwachtersfunctie, de intake en de analyse. Een gemeenschappelijk klantvolgsysteem zal in de komende jaren worden geïntroduceerd en moet de basis leggen voor de vervolgroute van iedere klant. De overdracht zal vloeiender verlopen omdat CWI, UWV en gemeenten vanaf de start van het proces al nauw samenwerken met een eenduidig registratiesysteem. Wanneer de Wet eenmalige gegevensuitvraag (naar verwachting 1 mei 2007) in werking treedt, wordt eenmalige gegevensuitvraag vanaf 2008 een vereiste. Dit klantvolgsysteem bevat ook de arbeidsmarktrelevante informatie over de klanten zodat werkgevers beter kunnen worden bediend. Zorgvuldige analyse Voor de mensen die instromen is een zorgvuldige analyse belangrijk, niet alleen voor de casemanager om een traject te kunnen uitstippelen maar ook voor de klant, die in veel gevallen aan het begin van zijn arbeidsmarkt(her)oriëntatie staat. Deze analyse hoeft niet altijd even uitgebreid te zijn. In de praktijk blijkt dat voor meer dan de helft van de klanten een korte analyse voldoende is. Dan is duidelijk dat iemand slechts een kort traject nodig heeft om aan de slag te komen, of dat iemand juist gebaat is bij een zorgtraject. Deze analyse kan door de casemanager worden gesteld. Vervolgens wordt direct begonnen met het zorgtraject en/of wordt alle energie gericht op een kort traject voor het vinden van een baan. De klant wordt verplicht om mee te werken aan het afgesproken traject.
11
Zodra duidelijk is dat iemand een intensiever traject nodig heeft, moet er goed onderzoek worden gedaan naar iemands competenties, mogelijkheden en beperkingen. Hiervoor staan de casemanager verschillende instrumenten ter beschikking. Het competentie testcentrum van het CWI kan worden ingeschakeld en er kan besloten worden tot een uitvoerig praktijkassessment. Tijdens dit assessment, dat maximaal zes weken kan duren, wordt iemand getoetst op zijn werknemersvaardigheden, zijn affiniteiten en mogelijkheden. De klant leert zijn eigen mogelijkheden beter kennen en kan zich een betere voorstelling vormen van bepaalde functies en de bijbehorende taken. Deze uitvoerige analyse voert de casemanager niet zelf uit. Hiervoor is DZB nadrukkelijk in beeld. De uitvoerder van de analyse koppelt een trajectadvies aan de rapportage. Deelname aan het assessment is verplicht, tenzij klanten direct geplaatst kunnen worden op een (uitzend)baan. Er kunnen ook andere in de persoon gelegen/zwaarwegende factoren zijn waardoor de klant niet aan het assessment kan deelnemen. Het assessment duurt maximaal 6 weken, maar voor wie eerder een baan vindt kan het ook korter duren. De klant krijgt in die periode zicht op zijn of haar kennis en vaardigheden, houding en competenties en daarmee zicht op zijn of haar mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Aan het einde ligt een advies voor een vervolgtraject. Hoewel er sprake is van een verplichtend karakter van het assessment blijft er altijd ruimte voor maatwerk als mensen niet kunnen deelnemen aan het assesment. 3.2 Gedifferentieerd instrumentarium De casemanager van SOZA heeft de regie over de trajectkeuze. De klant heeft hierbij inspraak. De casemanager van SOZA werkt vanuit de integrale aanpak. Dit betekent dat instrumenten tijdig en effectief ingezet moeten worden, maar het betekent ook dat verwijzing naar schuldhulpverlening, taalscholing en hulpverlening (maatschappelijk werk, opvoedingsondersteuning etc.) deel kunnen uitmaken van het traject. Om maatwerk te leveren, staat de casemanager bij de invulling van het traject een gedifferentieerd instrumentarium ter beschikking. De sluitende aanpak voor jongeren is hierbij het voorbeeld. De participatieladder (zie bijlage 2) is het uitgangspunt. De participatieladder is ingedeeld in stadia die de afstand tot de arbeidsmarkt aangeven van snel naar werk tot eerst sociale activering en maatschappelijke participatie. Het spreekt voor zich dat in ieder stadia de behoefte aan ondersteuning en instrumenten weer anders is. De casemanager heeft in deze verschillende stadia een aantal keuzes. De klant heeft hierbij inspraak. De kwaliteit van het traject en duurzaamheid van het resultaat staan voorop. Indien er sprake is van een kort traject, kan de casemanager kan ervoor kiezen een klant ‘zelf te doen’. Dan is er sprake van een intensievere regievoering door SOZA. De casemanager kan voor een dergelijke klant losse modules inkopen (voorbeelden: training, scholing, bemiddeling, jobcoaching). Het alternatief is een integraal traject. Indien er sprake is van een langer traject gericht op werk, en dat geldt voor klanten met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, ligt de regie op individuele trajecten bij DZB, samen met andere marktpartijen.
12
De casemanager kan voor die klanten waar hij losse trajectmodules voor inzet ook het te ontwikkelen werkgeversloket (zie hoofdstuk 4) inschakelen maar het zelf acquireren van banen valt buiten zijn opdracht. De casemanager kan in overleg met de klant ook kiezen voor inzet van het persoonsgebonden budget. Voor de klant is het in alle gevallen belangrijk dat hij een contactpersoon krijgt die voor hem aanspreekpunt is en zo min mogelijk te maken krijgt met overdrachtsmomenten. In het navolgende overzicht staan de keuzes beknopt weergegeven: De bedoeling is ook dat casemanagers veel meer gebruik gaan maken van de wettelijk verruimde mogelijkheden voor de inzet van Bbz-trajecten voor uitkeringsgerechtigden die een eigen bedrijf willen starten. Het betreft een landelijk speerpunt van het ministerie van SZW om zo uitkeringsgerechtigden kansen te bieden om een eigen bedrijf te gaan starten. Een interne werkgroep zal hiertoe in samenwerking met de partners (CWI, ROC, KVK enz) verdere plannen voor ontwikkelen. Casemanagers kunnen steeds meer inspelen op deze landelijke of lokale initiatieven die gericht zijn op re-integratie en actievering van uitkeringsgerechtigden.
13
Overzicht instrumenten Intake -
Analyse-instrument(en) voor korte analyse door casemanager
- Assessment (maximaal 6 weken) Vervolgkeuze: A. Persoonsgebonden budget
-
Maatwerk per persoon
B. Integrale trajecten
-
Trajecten naar werk /gesubsidieerd werk Participatietrajecten (vrijwilligerswerk/activering) Zorgtrajecten
C. Losse trajectmodules
- Trainingen - Bemiddeling - Jobcoaching - Etc. Uit te voeren door publiek/private reintegratiebedrijven of andere partijen
Bij A, B en C in te zetten instrumenten: Instrumentarium werkgeversbenadering - Re-integratie met arbeidsovereenkomst - Loonkostensubsidie - No-riskpolis jongeren - Sociale winst - Stage- en Werkervaringsplekken
Scholing -
-
Opleidingen (BOL, BBL) Projecten Functiegerichte scholing
Overige voorzieningen -
-
Minimabeleid Schuldhulpverlening Kinderopvang Taalscholing verruimde wettelijke mogelijkheden Bbz-trajecten voor het starten van een eigen bedrijf
Gesubsidieerde arbeid. Voor mensen met een ID- of Wiw-functie zullen zoveel mogelijk de kansen worden benut voor uitstroom naar regulier (ongesubsidieerd) werk. Voor de WIW en ID werknemers waarbij dit niet mogelijk is, blijft de gebruikelijke ondersteuning van toepassing. Daarnaast wil Leiderdorp de mogelijkheden onderzoeken om de Opstap- en Sleutelbanen flexibeler in te zetten, waardoor het mogelijk wordt om met gesubsidieerde arbeid meer maatwerk te bieden, zowel aan de klanten als aan de werkgevers. Werken met behoud van uitkering Het uitgangspunt van Leiderdorp blijft dat klanten alleen met behoud van uitkering voor werkgevers werken als dit in het kader van een opleiding of het (gedurende een beperkte periode) opdoen van werkervaring is of wanneer het concreet uitzicht biedt op een baan.
14
Detachering en begeleid werken WSW Verreweg de meeste mensen met een Wsw-indicatie werken nu op een beschermde werkplek binnen de muren van DZB of bij (semi)overheidsinstellingen. Voor hen zal veel meer dan tot nu toe worden ingezet op detacheringen en begeleid werken bij werkgevers in het bedrijfsleven. Op maat gesneden traject en duurzame uitstroom Door de ontwikkelingen in het inkomensdeel (het budget loopt harder terug dan verwacht) is het noodzakelijk om meer mensen te activeren. De gemeente wil inzetten op 30 extra trajecten. Het uiteindelijke doel is duurzame uitstroom naar werk Duurzaam wil zeggen dat de klant ten minste aan het werk is voor 6 maanden en 1 dag. Voor een groot deel van de mensen is dit doel echter niet direct bereikbaar, omdat de afstand tot de arbeidsmarkt nog te groot is. De (extra) trajecten kunnen dan ook verschillende tussendoelen hebben, zoals het verkrijgen van een dagritme, oplossen problematische schulden, bevorderen fysieke en psychische conditie, verhogen algemene competenties en maatschappelijke participatie via vrijwilligerswerk cq sociale activering. In 2007 zal de organisatie zo worden ingericht dat in 2008 een taakstelling kan worden geformuleerd m.b.t het aantal trajecten dat gericht is op uitstroom naar werk en het aantal trajecten dat gericht is op (sociale) activering. Er wordt naar gestreefd om 70 % van het aantal mensen een traject aan te bieden en men kan meerdere trajecten aangeboden krijgen. De vrijstellingen (van de arbeidsverplichting) die thans zijn verstrekt zullen dan ook opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden evenals de premieverstrekkingen (stimuleringspremie, deeltijdarbeid, vrijwilligerswerk) die als extra steun in de rug kunnen worden ingezet. 3.3 Versterking publieke re-integratie Voor bepaalde re-integratieactiviteiten schakelt Leiderdorp private partijen in die nieuwe kennis en methodieken inbrengen. Daarnaast kiest Leiderdorp nadrukkelijk ook voor een publiek re-integratiebedrijf. De meerwaarde van dit publieke bedrijf is in de eerste plaats dat het wortelt in de lokale sociale infrastructuur en het lokale en regionale werkgeversnetwerk. Met het bedrijf worden afspraken gemaakt over ontwikkeldoelstellingen: het bouwt een duurzame relatie op met zorg-, welzijns- en hulpverleningsinstellingen op dorp en wijkniveau. Dit is voor trajecten op het gebied van gesubsidieerd werk, zorg en sociale activering niet alleen efficiënt maar ook waardevol in het kader van de ontwikkeling van de gemeente Leiderdorp. Op het gebied van zorg en sociale activering wordt geïnvesteerd in wijken en voorzieningen zodat de zelfredzaamheid van burgers wordt vergroot. De bestaande sociale infrastructuur zal door samenwerking met zelforganisaties en welzijnsinstellingen intensiever worden benut. Het publieke re-integratiebedrijf vult de werkgeverscontacten duurzaam in als aparte functie van het werkgeversloket. Zo hoeft niet iedere paar jaar opnieuw een netwerk opgebouwd te worden. Deze functie van het Werkgeversloket is ook verantwoordelijk voor een optimale inzet van de bestaande en nieuw te ontwikkelen instrumenten van de werkgeversbenadering: loonkostensubsidie, no-riskpolis jongeren, sociale winst, werkervaringsplekken en begeleid werken.
15
Een ander voordeel van publieke re-integratie is dat de belangen van SOZA en het reintegratiebedrijf meer parallel lopen dan in de huidige situatie met de reintegratiebedrijven soms het geval is. Daar speelt soms een belangentegenstelling omdat re-integratiebedrijven er een zeker belang bij kunnen hebben veel trajectonderdelen uit te voeren (omzet te draaien) terwijl de gemeente meer gebaat is bij korte trajecten. In het streven naar maatwerk wordt sneller geschakeld tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Een derde voordeel is dat het publieke re-integratiebedrijf de faciliteiten, de voorzieningen en het lokale netwerk maximaal kan benutten trajecten of trajectmodules. Zo is er afgezien van de inhoudelijke synergie ook sprake van een financieel voordeel. Het financiële voordeel bestaat voor het overige uit besparing van de BTW (die de gemeente bij inkoop van commerciële re-integratietrajecten niet terug kan vorderen), winstopslag van re-integratiebedrijven en een deel van de kosten die gemoeid zijn met aanbestedingsprocedures. Het publieke re-integratiebedrijf investeert daarnaast in een duurzaam netwerk en een duurzame verbetering van de voorzieningen. 3.4 Samenwerking met partners en het benutten van de sociale infrastructuur Zoals uit het vorige punt blijkt, intensiveert Leiderdorp de samenwerking met lokale partners zoals het ROC, het welzijnswerk, de zorginstellingen, de zelforganisaties en de werkgevers. Dit leidt tot een duurzame verbetering van de sociale infrastructuur. Partners worden ingezet op hun kracht en uitgedaagd met initiatieven te komen, niet alleen om individuen klaar te stomen voor een dienstverband maar ook om een bijdrage te leveren aan de verbetering van het onderwijs, het sociale vangnet en het sociale weefsel van de stad. Het instrumentarium moet slagvaardig ingezet en doorontwikkeld kunnen worden. Belemmeringen hiervoor worden uit de weg geruimd. Met bestaande of nieuwe partners kunnen snel afspraken gemaakt worden om arbeidsmarktkansen te verzilveren en maatwerk aan klanten te bieden. Daarbij zal de ruimte binnen het gemeentelijke inkoopbeleid3 om slagvaardig op te treden en preferred suppliers in te zetten maximaal benut worden. Aanbesteden zal soms noodzakelijk blijven om risico’s af te dekken of nieuwe oplossingen voor vraagstukken te vinden, maar wanneer zich voor bepaalde groepen veelbelovende kansen voordoen, zullen die zonder omwegen worden benut.
3
De drempel voor een Europese aanbestedingsprocedure is wettelijk vastgelegd op € 211.000,-. Voor het gemeentelijk inkoopbeleid is de drempel van € 25.000,- vastgesteld door het college. Van de voorgeschreven aanbestedingsprocedure kan op twee manieren worden afgeweken. Van deze ruimte binnen het gemeentelijke aanbestedingsbeleid zal door SOZA voor de inkoop van re-integratieactiviteiten zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt.
16
4. Arbeidsmarktgericht toerusten en scholen Succesfactoren: - Regionale samenwerking - Centraal werkgeversloket - Doelgroepprioritering alleen bij uitzondering - Investeren in arbeidsmarktgerichte scholing Het bewustzijn dat re-integratie begint bij de vraag van de werkgevers is in de afgelopen tijd gegroeid. De benadering van de werkgevers verloopt echter nog versnipperd en de signalen die op de verschillende plekken (bij SOZA, bij de contractpartners en het CWI) binnenkomen worden nog niet systematisch vertaald naar re-integratiekansen voor de korte en de langere termijn. Dit betekent ook dat de bereidheid van werkgevers om werkervaringsplekken te bieden of op andere wijze te investeren in arbeidstoeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt onderbenut is. Om mensen toe te rusten voor de arbeidsmarkt en om bemiddelbare mensen direct naar werk te bemiddelen is inzicht in arbeidsmarktontwikkelingen en overzicht over (verwachte) vacatures noodzakelijk. Daarnaast is bundeling van krachten een vereiste, niet alleen regionaal (want de arbeidsmarkt is groter dan Leiderdorp), maar ook binnen de eigen gemeentelijke organisatie. 4.1 regionale samenwerking De meeste mensen in Leiderdorp zijn werkzaam in dienstverlenende sector. Voor de reintegratie van mensen met een WWB-uitkering is het van belang te weten dat het aantal vacatures voor laaggeschoold personeel onvoldoende is. Leiderdorp beschikt in het algemeen over te weinig banen voor laaggeschoold personeel in verhouding tot de beroepsbevolking. De arbeidsmarkt is echter groter dan Leiderdorp. Daarom is regionalisering van het arbeidsmarktbeleid een prioriteit. De schaal van het beleid wordt afgestemd op de grootte van de arbeidsmarkt. Leiderdorp participeert in diverse samenwerkingsverbanden op dit terrein. De twaalf gemeenten van het samenwerkingsverband Holland Rijnland, in totaal goed voor ca. 400.000 inwoners, werken samen aan de uitvoering van de Sociale Agenda. Daarnaast nemen de Holland Rijnland-gemeenten deel aan een gezamenlijke pilot voor re-integratie van mensen met een complexe, meervoudige problematiek en een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Een van de ontwikkelpunten van Holland Rijnland is het verder vormgeven van een regionaal arbeidsmarktbeleid waarbij vanuit een vraaggerichte benadering dwarsverbanden worden gelegd met het bedrijfsleven en het onderwijs. 4.2 Centraal werkgeversloket De gemeente Leiderdorp voert in regionaal verband onderzoek uit naar de arbeidsmarkt en ontwikkelt met het CWI en het UWV een centraal werkgeversloket waar dit inzicht en overzicht aanwezig is. In dit werkgeversloket,wordt een breed palet van diensten aangeboden, waarbij de werkgeverscontacten als aparte functie is ondergebracht. Op die manier wordt voorkomen dat een werkgever door een veelheid van personen wordt benaderd die allemaal hun kandidaat willen voordragen voor een bepaalde vacature.
17
Bovendien wordt op die manier informatie over arbeidsmarktontwikkelingen en de werkgeversvraag, die nu vaak versnipperd binnenkomt, snel verzameld en gedeeld en kan er slagvaardig worden ingesprongen op kansen. SOZA kan straks de eigen gemeentelijke organisatie voeden met informatie over de Leiderdorpse werklozen zodat een integraal arbeidsmarktbeleid tot stand komt. Er worden in dit kader stappen ondernomen om te komen tot over sociale winst (contract compliance) en de inzet van andere instrumenten. 4.3 Doelgroepprioritering alleen bij uitzondering Een consequentie van het werken vanuit arbeidsmarktkansen en de vraag van de werkgevers, is dat de casemanagers zich niet langer in de eerste plaats laten leiden door doelgroep prioriteringen. Het zou een werkgever immers niet uit moeten maken of hij een alleenstaande ouder op sollicitatiegesprek krijgt, iemand van Marokkaanse afkomst of een jongere. Het gaat hem om de geschiktheid van de persoon voor een vacature. De lopende contracten met re-integratiepartijen zijn nog op doelgroepen toegespitst. Het spreekt voor zich dat de toeleiding van klanten naar deze integrale trajecten gecontinueerd kan worden. Bij toekomstige aanbestedingen zal de vraag meer vanuit de behoefte van de klanten worden geformuleerd in relatie tot het arbeidsmarktperspectief. Er blijven natuurlijk altijd bijzondere groepen (b.v. jongeren en inburgeraars) en er blijft aandacht nodig voor de klanten van SOZA die niet of heel moeilijk bemiddelbaar zijn. Er blijft bovendien ruimte om bij ontwikkelingen in het bestand acuut en gericht in te zetten op bepaalde groepen (zoals in de pilot met het CWI voor 50 45-plussers), maar de vraag van de arbeidsmarkt wordt veel bepalender. Mensen die extra gemotiveerd zijn en zelf initiatief nemen moeten en kunnen vaak snel geholpen worden. Ze zijn immers al in beweging gekomen en dat feit op zich heeft hun afstand tot de arbeidsmarkt al verkleind. 4.4 Investeren in arbeidsmarktgerichte scholing Bij arbeidsmarktgerichte toerusting hoort ook scholing. De inwoners van Leiderdorp zijn relatief hoogopgeleid. Het aantal niet werkende werkzoekenden zonder startkwalificatie is echter gegroeid. 32% Van het aantal niet-werkende werkzoekenden had op 31 december 2006 geen startkwalificatie. Het is meer dan waarschijnlijk dat onder mensen met een WWB-uitkering het percentage mensen zonder startkwalificatie nog hoger ligt. Investeren in scholing is de komende jaren absolute prioriteit. Er is een goede aansluiting nodig van onderwijs op de regionale economische speerpunten. In Holland Rijnland zijn deze speerpunten de biolife- en spacescience, greenport bollen en bloemen (agrarisch), detailhandel, toerisme en zorg. Dit betekent afstemming van het onderwijs op het economische profiel van de regio. Dit betekent tevens dat hiermee ook aan laag- en middelbaar opgeleiden volop ontplooiingskansen worden geboden bij de ontwikkeling van de kenniseconomie. De arbeidsmarkt dwingt Leiderdorp het opleidingsniveau van de bevolking te verhogen en te investeren in mensen.
18
Om mee te kunnen blijven doen, moeten mensen een levenlang leren. Het kader voor scholing van bijstandsgerechtigden wordt bepaald door twee uitgangspunten: •
Iedereen die kan en wil een startkwalificatie. Mensen moeten zover worden toegerust dat ze hun verdere ontwikkeling en opleiding zelf kunnen organiseren. Mensen met een tijdelijke ontheffing worden gestimuleerd in hun eigen arbeidsmarktpositie te investeren. Leiderdorp investeert voor hen in scholing.
•
Scholing moet altijd arbeidsmarktgericht zijn: dit is een dynamisch uitgangspunt dat met de conjunctuur en per persoon kan verschillen. Dreigende tekorten op de arbeidsmarkt en individuele situaties kunnen het in het ene geval wenselijk maken mensen een MBO-opleiding te laten volgen en in het andere geval te volstaan met een korte functiegerichte training. Duale trajecten zijn per definitie arbeidsgericht en verdienen daarom vaak de voorkeur.
Dit is het algemene kader. Daarbinnen is er de ruimte om maatwerk te bieden. De gemeente wil de samenwerking met het ROC intensiveren en gezamenlijk onderzoeken wat er op de korte en langere termijn nodig is. Ze zet in op een proactief scholingsbeleid, vergroting van het aantal Beroeps Begeleidende Leerweg-trajecten, en kleinschalige innovatieve projecten. Zo dienen ook binnen de wettelijke kaders de scholingsmogelijkheden van hoger opgeleide vluchtelingen in relatie met de WWB nog nader bekeken te worden.
19
5. Verbetering kwaliteit dienstverlening en efficiënte inzet van middelen Succesfactoren: - Instroom beperken: veel aandacht voor de poort - Ruimte voor de uitvoering - Risicosturing en stroomlijnen werkwijze - De klant is leidend: de werkwijze wordt hierop geënt 5.1 Instroom beperken; veel aandacht voor de poort Middelen moeten in de eerste plaats worden ingezet waar het nodig is. Een blijvende focus op beperking van de instroom is daarvoor een vereiste. De poortwachtersfunctie vervult hierbij een belangrijke rol. De introductie van de A/B-routering samen met het CWI is een middel om de werkwijze te stroomlijnen: de klant wordt minder vaak uitgevraagd en informatieoverdracht kost minder tijd omdat betrokkenen hetzelfde klantvolgsysteem gebruiken. Bij het beperken van de instroom spelen ook hoogwaardig handhaven en de afspraken die worden vastgelegd in de Service Niveau Overeenkomst (SNO) tussen de ketenpartners het UWV, CWI en de regiogemeenten een belangrijke rol. Ketensamenwerking Leiderdorp heeft de samenwerking met de ketenpartners al geïntensiveerd op de thema’s dienstverleningsconcept, werkgeversloket, warme (klant)overdracht, eerdere overdracht door het UWV en digitaal klantdossier. De gezamenlijke huisvesting in het BVG in 2009 moet de bekroning van deze ketensamenwerking worden. Op regionaal niveau krijgt deze samenwerking vorm in het Regionaal Ketenoverleg (REKO). 5.2 Ruimte voor de uitvoering SOZA voert in de re-integratievisie de regie op de WWB en WSW. Om verwarring te voorkomen is het van belang een duidelijk onderscheid te maken tussen regie en uitvoering. De casemanager stelt de analyse of laat die stellen en is de regisseur van de trajecten. De inhoud van het traject of de losse trajectmodules is niet zijn domein maar hij is wel verantwoordelijk voor de samenhang binnen het traject en de doorlooptijd. Hij heeft ten slotte de regie.Wanneer een traject integraal wordt ingekocht, bemoeit hij zich evenmin met de opeenvolging van de trajectonderdelen binnen een traject, behalve wanneer hij signalen krijgt dat interventie nodig is. De casemanagers krijgen ruimte binnen een heldere opdracht met te behalen resultaten. Zo weten ze waar ze op worden afgerekend. Deze opdracht moet evenwichtig zijn en rekening houden met de verschillende soorten klanten. Een casemanager krijgt bijvoorbeeld de opdracht een bepaald aantal klanten uit zijn bestand door te verwijzen naar een re-integratiebedrijf en voor een bepaald aantal klanten (bemiddelbare maar ook zeer moeilijk bemiddelbare) zelf resultaat te halen binnen een bepaalde periode (hetzij werk, hetzij participatie of iets anders). Binnen dit kader (en de kaders van de wet en de verordening) krijgen zij de financiële en beleidsmatige ruimte om keuzes te maken met en voor hun klanten om zelf te bepalen hoe zij de afgesproken resultaten halen. Dit schept ruimte voor maatwerk. Korte, maar kwalitatief goede trajecten zullen het resultaat zijn.
20
De contractpartners van SOZA worden op contractniveau gestuurd op resultaat maar krijgen daarbinnen de ruimte om de trajecten of instrumenten naar eigen goeddunken in te vullen. Meer vrijheid maar ook meer verantwoordelijkheid. En minder rompslomp. Partners worden ingezet om hun expertise: het ROC voor beroepsgerichte scholing en taalscholing en de zelf- en welzijnsorganisaties om hun aanbod op het gebied van participatie. 5.3 Risicosturing en stroomlijning werkwijze De verhouding tussen de tijd die aan klanten wordt besteed en de tijd die aan administratie wordt besteed, moet in balans zijn. Risicosturing is een manier om te sturen op hoofdzaken. De noodzaak om allerlei details vast te leggen wordt minder en dit werkt tijd- en kostenbesparend. Er vindt verdere stroomlijning van het proces plaats, bijvoorbeeld door reductie van het aantal toetsmomenten. Het nieuwe klant volgsysteem in 2009 en de tijdelijke oplossing tot het klant volgsysteem operationeel is, ondersteunen de stroomlijning van de werkwijze en maken het mogelijk op resultaat en risico te sturen. De huidige uitvoeringscapaciteit en werkwijze zijn niet toereikend om iedereen van een passend traject te voorzien. De samenwerking met het CWI en de A/B-routering, het digitale klantdossier, targets voor medewerkers op uitstroom en succesvolle trajecten, de coaching van medewerkers en de rolvastheid van de verschillende geledingen van de organisatie, leveren een vergroting van de efficiëntie op. Dit geldt ook voor maximale benutting van het werkgeversloket, de sociale infrastructuur van Leiderdorp op het gebied van zorg, welzijn en onderwijs en de faciliteiten van DZB. Daarnaast is uitbreiding van de capaciteit ten laste van het werkdeel een mogelijkheid. 5.4 De klant is leidend De klant is en blijft leidend in het proces. Dat betekent zo min mogelijk overdrachtsmomenten. Vandaar de zorgvuldige analyse, het gedifferentieerde instrumentarium, de reductie van het aantal gegevensuitvraag- en toetsmomenten. Om maatwerk te leveren is daarnaast flexibiliteit belangrijk; creativiteit om de ruimte die de regels bieden te benutten. Zoals uit het voorafgaande blijkt, is investeren in mensen een essentiële opgave. De kwaliteit van de trajecten is daarom van meer belang dan de duur of de prijs. De kwaliteit wordt beoordeeld door het resultaat op contractniveau en op individueel niveau. Daarnaast zijn ook het oordeel van de casemanager en de ervaring van de klant belangrijk.
21
6. Resultaten In de vorige hoofdstukken is de regiefunctie van SOZA scherper afgebakend. De rol van de casemanager is duidelijker. Rolvastheid van SOZA en de casemanager, gecombineerd met de resultaatafspraken die voor de medewerkers op de verschillende niveaus worden vastgelegd, maken SOZA tot een aanspreekbare partner, intern en extern, voor de klant en voor de samenwerkingspartners. Wat betekent het voorafgaande concreet voor de periode 2007-2010? Samengevat het volgende: 6.1. Doelstellingen voor de omvang van het bestand Beperking van de instroom en bevordering van de uitstroom resulterend in een daling van het klantenbestand van 5% per jaar: Eind jaar 2006 2007 2008 2009 2010
Streefaantal WWB-uitkering 230 218 207 196 186
Het betreft een doelstelling, die nodig is om het tekort op het inkomensdeel beperkt te houden. De gemeente Leiderdorp heeft aangegeven voor 2007 tot en met 2010 een percentage van 5% per jaar te hanteren. Vanzelfsprekend reikt de ambitie van de gemeente Leiderdorp in de huidige hoogconjunctuur verder dan 5%, maar uitgaande van realisme wordt vooralsnog vastgehouden aan 5% per jaar.
6.2. Het aantal mensen met een passend traject Naast het uitvoeren van het aantal trajecten zoals voorzien in het beleidsplan Reintegrsatie 2006 - 2007 wordt ingezet op een verdere intensivering. De gemeente Leiderdorp wil zoveel mogelijk mensen die nu aan de kant staan activeren. Ook de ontwikkelingen in het Inkomensdeel, een harder teruglopend budget dan verwacht, noopt Leiderdorp er toe meer mensen te activeren. Uiteindelijk doel is duurzaam regulier werk, maar voor een groot deel van de mensen is dit niet direct bereikbaar. De extra trajecten, die hiervoor worden ingezet kunnen als tussendoel hebben: verkrijgen dagritme, oplossen problematische schulden, bevorderen fysieke en psychische conditie, verhogen algemene competenties etc. Er wordt naar gestreefd om 70% van het aantal mensen in traject krijgen. In de periode tot 1 juli 2007 zal een nadere uitwerking moeten plaatsvinden. Mensen kunnen meerdere trajecten aangeboden krijgen in de periode 2007-2010. In 2007 zal de gezamenlijke organisatie Leiderdorp en Leiden (SOZA) zo worden ingericht dat in 2008 een taakstelling kan worden geformuleerd m.b.t het aantal trajecten dat gericht is op uitstroom naar werk en het aantal trajecten dat gericht is op (sociale) activering.
22
6.3. Maatschappelijke effecten: Maatschappelijke effecten zijn het belangrijkst. Zij zijn echter vaak moeilijk meetbaar. De inspanningen op het gebied van re-integratie moeten bijdragen aan de volgende doelstellingen van de gemeente Leiderdorp: - Vergroting van de economische zelfstandigheid van burgers - Het aantal mensen zonder startkwalificatie daalt; het aantal mensen met een beroepsopleiding stijgt. - Een groter aantal mensen voert op een gesubsidieerde arbeidsplek plek maatschappelijk nuttig werk uit in bepaalde sectoren. - Arbeidsmarktbeleid en re-integratiebeleid zijn beter op elkaar afgestemd met als resultaat niet alleen de inrichting van het werkgeversloket vergroting van het aantal banen in het kader van sociale winst, snellere vervulling van openstaande vacatures en meer stageplekken. 6.4 Interne ontwikkelingen De ambities stellen hoge eisen aan de organisatie, de ondersteuning en de samenwerking. In de organisatieontwikkeling en op het gebied van samenwerking zijn de navolgende onderwerpen te noemen, die in deze re-integratievisie aan de orde zijn geweest en expliciet aandacht vragen en de komende jaren verder ontwikkeld moeten worden. Het betreft onder andere: • Het digitale klantdossier • A/B routering CWI • samenwerkingsafspraken met lokale werkgevers • een centraal werkgeversloket • een cliëntvolgsysteem • een bedrijfsverzamelgebouw.
23
Bijlage I: Participatieladder Stadia
Instrumenten
Toelichting
•
Korte bemiddelingstrajecten
•
Voor personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt voor wie ondersteuning nodig is bij het vinden of behouden van arbeid.
Reguliere bemiddelingstrajecten Reintegratie met arbeidsovereenkomst Opstapbaan
•
Voor personen met een redelijk korte afstand tot de arbeidsmarkt voor wie ondersteuning nodig is bij het vinden of behouden van arbeid
•
Personen die in staat zijn om reguliere arbeid te verrichten maar begeleiding op de werkplek en extra scholing nodig hebben om binnen twee jaar regulier aan het werk te zijn. Korte werkstages, cursus of korte scholing ingezet. De hoogste inzet ligt op een combinatie van werken en leren, liefst met baangarantie, bijvoorbeeld dmv projecten met werkgevers zoals het Lucas schildersproject en het huismeestersproject
SNEL NAAR WERK Regulier werk
GEMIDDELD NAAR WERK • Regulier werk • Gesubsidieerde arbeid met opstap naar regulier werk Starten met werken
•
• •
Startwerklocatie Leerwerktrajecten en stages
•
GELEIDELIJK NAAR (BESCHERMD) WERK Werken met behoud van uitkering
Gesubsidieerde arbeid (duurzaam)
• •
Deeltijd werk (semitijdelijk)
•
• •
ID/Wiw-betrekkingen flexibelere inzet opstapen Sleutelbaan WSW/ Begeleid werken
• •
•
•
• Vergroten kwalificaties en vaardigheden
• • • •
Taaltrajecten (en taalstages) Beroepsoriëntatie Beroepsopleidingen Omscholing
SOCIALE ACTIVERING & PARTICIPATIE • Activiteiten die Sociale en lichamelijke of geestelijke persoonsgerichte belemmeringen activering verminderen • Participatietrajecten • Vrijwilligerswerk • Doorverwijzing naar zorg/ Zorg dagbesteding/ hulp-, zorgverleningcircuit
•
Voor sommige cliënten zal parttime werk het eindpunt zijn. Bijv. voor mensen met een lage belastbaarheid (psychosociale of lichamelijke problemen. Cliënten krijgen vrijstelling van de volledige sollicitatieplicht wanneer ze deeltijdwerk verrichten. Het gaat om mensen met belastende mantelzorg (minimaal 15 uur) en alleenstaande ouders met (jonge) kinderen of kinderen met speciale zorg. Bestaande ID-banen en Wiw-betrekkingen Een flexibelere inzet van de optstap- en sleutelbaan biedt mogelijkheden om via gesubsidieerde arbeid meer maatwerk te bieden. Te ontwikkelen mede in samenhang met WMO. De Sleutelbaan is voor die blijvend zijn aangewezen op een uitkering hoewel er sprake is van enige arbeidsproductiviteit. Biedt mogelijkheden voor ontwikkeling en kan eventueel tot regulier werk leiden. Begeleid werken is een instrument voor WSWgeïndiceerden. In het kader van reguliere bemiddelingstrajecten worden cliënten toegerust met competenties om uit te stromen naar regulier werk.
•
Hier ligt de nadruk op het verminderen van geestelijke van lichamelijke belemmeringen en het stimuleren van maatschappelijke participatie voor de (mogelijke) volgende stap van doorstroom naar arbeidsactivering.
•
Voor personen met ernstige sociale, geestelijke en/of lichamelijke beperkingen. Vaak is deze groep helemaal niet in staat om te reïntegreren.
OVERIGE INSTRUMENTEN
24
Flankerende voorzieningen
• • • •
Kinderopvang Schuldhulpverlening Hulpverlening Minimabeleid
•
Kan in principe op alle treden van de participatieladder worden toegevoegd
25
Bijlage II Vergelijk Inzet/aanpak andere gemeenten en Leiderdorp/Leiden gericht op uitstroomresultaten naar werk Maart 2007 Inleiding: Landelijk zijn er 300.000 uitkeringsgerechtigde. Waarvan de vier grote steden 30% van dit aantal klanten in de WWB hebben. gemiddeld verblijft 44,8% langer dan 5 jaar in de uitkering. Dit ziin 40.300 klanten Uit de benchmark van SGBO blijkt dat het landelijk percentage uitstroom naar werk gemiddeld ligt tussen de 13,6% en 10, 9 %. De werkloosheid zal in 2007 dalen van 8,8% naar 7,3 % van de beroepsbevolking. De economie zal gemiddeld met 1,75% groeien voor de jaren 2008 – 2011 en het arbeidsaanbod neemt af door de vergrijzing. De werkloosheid is nu nog 8,8% in 2005 Rekenkameronderzoeken Amsterdam/Utrecht Uit het rekenkameronderzoeken van Utrecht /Amsterdam blijkt dat de uitstroom naar werk achterblijft. 7,1% tot 8 % van de klanten met een traject stroomt uit naar regulier werk. De gemiddelde effectiviteit van de re-integratietrajecten is 4% in Amsterdam (bron: SGBO Benchmark WWB) Groningen (daling bestand –7,75%) Er wordt een tegenprestatie gevraagd voor de uitkering en er is sprake van een strenge poortwachterfunctie. Direct na melding heldere en concrete info aan klanten. Werken in combinatie met veel ondersteuning gericht op solliciteren Werkcomponent uitgevoerd door SW bedrijf. Aanvankelijk is gestart met jongeren en is later uitgebreid naar de groep ouder dan 23 jaar. De instroom van jongeren is afgenomen. Uitstroom vindt vooral plaats in de eerste maanden na instroom naar werk en scholing.Deelnemers vertonen actiever zoekgedrag.Voor de groep die niet snel uitstroomt fungeert de werkcomponent als praktijkdiagnose, waardoor betere afspraken te maken zijn over aanvullende ondersteuning naar werk. Grootste groep die is uitgestroomd blijkt ook na langere tijd aan het werk te zijn Schiedam (daling bestand -19,35%) In Schiedam is sprake van een strenge poortwachterfunctie en maatregelenbeleid. Men zit er bovenop als klanten niet voldoen aan hun verplichtingen. Tevens wordt gewerkt volgens het Workfirst principe. De uitvoering is ondergebracht bij “Schiewerk” een onderdeel van de Sociale Werkvoorziening (BGS). DE BGS is een gemeentelijk SWbedrijf. De Workfirst bestaat uit 6 weken werkassessment. Gedurende deze periode wordt gekeken naar wat mensen kunnen (competenties) en werkhouding. Indien mensen goed gemotiveerd zijn wordt hen na deze 6 weken een Arbeidsovereenkomst aangeboden die , i.v.m. de flexwet, is opgedeeld 3 maanden, daarna voor 6 maanden en de laatste arbeidsovereenkomst is voor 12 maanden. Er is een aparte Stichting opgericht die de mensen in dienst neemt. Deze aanpak -de verloning- is gestart vanaf augustus 2006. Er zijn dus nog geen mensen die deze maximale termijn van 21 maanden hebben overschreden. Daarvoor werd gewerkt
26
met behoud van uitkering voor een periode van 6 maanden. Het werk dat wordt aangeboden is eenvoudig productie werk (inpakken spijkers, gordijnhaken enz). Een aantal mensen krijgen meer verantwoordelijke taken binnen de productie lijn. Gedurende de arbeidsovereenkomst wordt samen met de mensen gezocht naar regulier werk buiten Schiewerk via leerwerktrajecten of externe stages of indien mogelijk direct uitstroom naar regulier werk. Alle klanten die nieuwe instroom moet in principe deelnemen aan de Workfirst. Klanten uit het zittende bestand worden door de casemanagers doorverwezen naar Workfirst. Met hen worden heldere afspraken gemaakt over het vervolg traject. Opvallend is dat soms mensen uit het zittend bestand sneller regulier uitstromen dan de nieuwe instromers. Opgemerkt werd dat deze groep erg gemotiveerd is en erg blij zijn dat ze eindelijk werk hebben tegen een gewoon salaris. Bij sommige klanten is sprake van een tijdelijke armoedeval omdat heffingen wegvallen. Deze groep wordt ter overbrugging een lening aangeboden. Sinds januari 2007 is men gestart met sociale activeringstrajecten voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Mensen gaan 2 dagdelen aan het werk en daarnaast worden diverse trainingen aangeboden. Emmen (daling bestand - 5,93%) Ook in Emmen werkt men met een vorm van Workfirst, maar alleen voor klanten die nieuw instromen. Men wil de de Workfirst nu ook open stellen voor klanten uit het zittende bestand. Het Werk is ondergebracht bij een project Buurtsupport gericht op groenvoorziening en schoonmaak in de stad en worden trajecten ingekocht bij het SWbedrijf. Tevens wordt gebruik gemaakt van het vacatureloket dat is ondergebracht bij het CWI en een jongerenloket. Deze aanpak levert goede uitstroomresultaten op. Vooralsnog wordt gewerkt met behoud van uitkering, maar men wil overgaan op verloning. De nieuwe trend is direct aan het werk. De visie is dat het hebben van betaald werk de manier is voor klanten om hun talenten verder te ontplooien en onafhankelijk te worden in hun levensonderhoud. Men wil klanten uitdagen om te investeren in hun eigen kennis en competenties, zoals werkgevers dat meer en meer ook van hun eigen werknemers vragen duurzame Het maatregelen beleid wordt redelijk stringent toegepast.
Breda (daling bestand – 7,12%) Het motto is “eerst werk”. Zodra de klant zich meldt bij het CWI wordt eerste gekeken of er werk is. Vervolgens wordt er geen uitkering verstrekt alvorens de klant een trajectaanbod heeft gekregen via het team arbeid en activering. Breda beschikt over een breed scala aan instrumenten, waaronder ook een vorm van Workforst. Hiermee zijn ze gestart in 2005 en hebben dit vanwege de aanbestedingsverplichting aanbesteed en gegund aan een Re-integratiebedrijf Fourstar). Het gemeentelijk SW bedrijf heeft niet mee kunnen doen aan de aanbesteding. Het RIB beschikt zelf over een werkhal, waarin productiewerk wordt verricht, zoals in- en ompakwerk, computers ontmantelen,Mc Donald gadgets enz. Daarnaast wordt begeleiding gegeven gericht op reguliere uitstroom naar werk. Aanvankelijk werd de klant een arbeidsovereenkomst aangeboden ( voorr 3 maanden en daarna 5 maanden). Dit heeft Breda dit jaar teruggedraaid omdat het de prikkel wegnam om regulier uit te stromen en men geen mogelijkheid had om te sanctioneren. Daarnaast bleken veel klanten na meestal een korte WW-periode weer terug te komen in de uitkering. (draaideur klanten) Nu wordt bij het RIB op de Workfirst
27
voorziening gewerkt met behoud van uitkering. Niet ieder klant die instroomt gaat door naar de Workfirst. Kern van de aanpak is de gedegen analyse op basis waarvan een trajectaanbod wordt gedaan. Dit kan zijn een traditioneel traject, een activeringtraject, zorgtraject, of een verdere analyse naar de mogelijkheden of een workfirst traject. Daarnaast beschikt men over verzuimcontrole en wordt de verzuimbegeleiding verzorgt door een Arbo-dienst Ook hanteren men een streng maatregelenbeleid in combinatie met uitgebreide en helder voorlichting aan de klant over de rechten en plichten (handhaving)
Alkmaar ( daling bestand - 10.89%) In Alkmaar wordt gewerkt met een vorm van Workfirst. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het SW bedrijf.
Zaanstad (daling bestand - 10,11%) Zaanstad heeft een Bedrijfsverzamelgebouw.Er zijn goede afspraken gemaakt met het CWI en de ander partners. Hier is ook de workfirst aanpak ondergebracht. Haarlem (daling bestand – 11,11%) Haarlem werkt sinds iets meer dan een jaar via een vorm van Workfirst. Uitvoerder is Randstad en Paswerk (een commercieel onderdeel van het SW-bedrijf) Randstad heeft naast een werkaanbod ook meer opleidingsmogelijkheden. Klanten krijgen een reintegratieovereenkomst en een vergoeding waarmee ze uit de uitkering raken, voor de duur van ca 9 maanden. De kosten komen ten laste van het werkdeel. Deze vormen staan open voor nieuwe instromers en het zittend bestand. De voorlopige peiling is dat rond de 30% van de klanten terugkeert in de uitkering. Sinds kort heeft men de omvang van de caseload van de casemanagers verminderd tot ca 80 klanten. Een deel van de uitkeringstaken is ondergebracht bij de administratie. Door de kleinere caseload ontstaat er meer tijd om klanten vaker te spreken en een betere analyse te maken van wat men kan en nodig heeft. Dit kan dus ook toeleiding naar Randstad of Paswerk betekenen. Het maatregelenbeleid wordt vrij stringent toegepast. Bij weigering van Workfirst kan b.v. bij een nieuwe uitkeringsaanvraag een sanctie worden gegeven. Daarnaast is men gestart met het organiseren van re-integratiemarkt voor de gecontracteerde RIB’s waar casemanagers en klanten aan deelnemen
Amersfoort (daling bestand – 10,89%) Klanten die zich melden bij het CWI en in principe een korte afstand hebben tot de arbeidsmartk worden direct verwezen naar het het commerciële onderdeel van het SWbedrijf. De klant krijgt een arbeidsovereenkomst aangeboden van 3 maanden. Deze Workfirst aanpak heet ‘direct beginnen” .Als klanten niet regulier uitstromen dan wordt alsnog een uitkering verstrekt en een integraal trajectaanbod gedaan. Jaarlijks worden ca 330 klanten toe geleid, waarvan ca 70% geen uitkering meer aanvraagt. Na een jaar is gekeken hoe het deze mensen is vergaan. Het bleek dat het merendeel van de mensen zelf werk had gevonden. Klanten die zich bij het CWI melden en nog niet beschikken over een startkwalificatie en/of niet direct aan het werk kunnen wordt een regulier traject aangeboden en krijgen een uitkering. Recent zijn werktrajecten opgezet voor mensen uit het zittende bestand. Deze aanpak heet “Werk mee” en is gebaseerd op de afstand tot de arbeidsmarkt. Er is een traject voor klanten waarvan men inschat dat zij binnen 1 jaar kunnen uitstromen en een traject 28
waarbij uitstroom wordt verwacht binnen 2 tot 3 jaar. Deze klanten krijgen een arbeidsovereenkomst tegen het minimumloon. De kosten worden ten last gebracht van het werkdeel. Het laatste traject is een participatietraject met behoud van uitkering.
Leiderdorp Uit het voorafgaande kan worden opgemaakt dat bij gemeenten waar het uistroompercentage hoger ligt dan bij de gemeente Leiderdorp gewerkt wordt met een vorm van Workfirst. De uitstroom uit de uitkering wordt in de meeste gevallen gerealiseerd door klanten binnen deze aanpak een arbeidsovereenkomst aan te bieden en de kosten ten laste te brengen van het werkdeel. Dit is ook terug te zien in de bijlage onder het kopje “het aandeel in % Ook is over het algemeen sprake van een stringent maatregelbeleid gekoppeld aan helder afspraken tussen de klant en de gemeente De trend is dat naast een actieve instroom beperking steeds meer gemeenten zich richten op de uitstroom naar werk en activering van klanten die langere tijd in de uitkering verblijven. In de Re-integratievisie worden een aantal nieuwe beleidsvoornemens geformuleerd die onder de huidige gunstige economische omstandigheden nieuwe kansen bieden aan klanten met een WWB uitkering. De vraag op de arbeidsmarkt en de behoefte en mogelijkheden van de werkzoekenden staan voorop. De raad heeft bij de totstandkoming van het re-integratie beleidsplan destijds ingestemd met een daling van het bestand met 5%. Dit betekent dat er veel meer geïnvesteerd zal worden in een goede analyse van de mogelijkheden (competenties) van mensen, o.a. via de inzet van een verplichte werkassesment (vorm van Work first) van 6 weken waarbij werken en trajectkeuze samengaan. Er zal ook veel meer geïnvesteerd worden in arbeidsmarktgerichte scholing en het behalen van startkwalificaties en een verruiming van instrumenten (ook losse producten). Dit betekent ook dat wordt ingezet op meer leerwerktrajecten. Er komen meer mogelijkheden voor individuele (maatwerk) afspraken voor de inzet van gesubsidieerde arbeid. We willen ook de publieke re-integratie versterken waardoor we trajecten flexibel kunnen afstemmen op de mogelijkheden van mensen en de lokale infrastructuur ten volle kunnen benutten. Tevens worden de kansen en mogelijkheden op de (lokale en regionale) arbeidsmarkt geanalyseerd om een betere match te kunnen maken tussen de personeelsvraag en personeelsbehoefte. Vooruitlopend op deze ontwikkelingen zijn er dit jaar trajecten met een arbeidsovereenkomst ingekocht, waarbij directe uitstroom wordt gerealiseerd. Vanuit de ketensamenwerking zal een werkgeversloket worden geopend die de personeelvraag van werkgevers (vacatures) en het personeelsaanbod samen zal brengen. Op Holland Rijnland niveau zal m.b.t. het arbeidsmarktbeleid verder samengewerkt gaan worden. Doel is niet alleen kansen te benutten voor mensen die nieuw instromen, maar evenzeer om de mensen die al lang in de uitkering verblijven kansen te bieden om regulier uit te stromen naar werk.
29
30