aan kopie aan van
Provincie Noord Brabant J. Braspenning, E. Mastenbroek, M. Jochemsen H. van Duijnhoven
telefoon e-mail versienummer datum
[email protected] Definitief juni 2008
Rapportage proefneming opslag Brandbaar afval
1 Inleiding Het nationale beleid ten aanzien van brandbaar afval is om dit te verbranden. Het storten van brandbaar afval is in beginsel niet toegestaan. Momenteel wordt indien afvalverbrandingsinstallaties (AVI´s) in onderhoud zijn, in storing vallen of als gevolg van een hoog aanbod onvoldoende afval kunnen verbranden, brandbaar afval gestort. Het storten wordt dan mogelijk gemaakt middels ontheffingen van het stortverbod. Door middel van deze proefneming wordt verdere invulling gegeven aan het nationale beleid om juist zoveel mogelijk afval te verbranden, waarbij het brandbare afval, na tijdelijke opslag, alsnog wordt verbrand en niet meer (blijvend) gestort. In zijn algemeenheid zal door uitbreiding van de verbrandingscapaciteit in Nederland aanbod en vraag door fluctuaties om preciezere sturing vragen. Als gevolg van onbalans in vraag en aanbod treden in Nederland sterke fluctuaties op in de totale verbrandingscapaciteit van de AVI’s. Revisies, onderhoud en stagnatie in de verbranding zorgen voor deze fluctuaties alsmede sterk wisselend aanbod (bv vakanties, feestdagen). Voorraadvorming is het beheersinstrument hiervoor. Tevens is voorraadvorming van belang voor de sturing van toekomstig brandbaar afval om onderbezetting van verbrandingscapaciteit te voorkomen. Om de mogelijkheid van voorraadvorming te onderzoeken is door Essent Milieu een proefneming gedaan m.b.t. het tijdelijk opslaan van (regulier) brandbaar afval op locatie Spinder. In de proef ligt de nadruk op het brandbaar afval in depot, het opkuilen. De proefopzet is op 26 juni 2007 ingediend. Met deze proefneming is door de provincie NoordBrabant ingestemd bij brief van 14 augustus 2007, kenmerk 1321297. De proefneming is begin juli gestart. Voorliggende rapportage geeft het proefverloop weer van de opslag van brandbaar afval.
ons kenmerk pagina
2 van 9
2 Doelstelling Naast beoordeling van de (milieu)effecten, is het doel van de proef aan te tonen dat brandbaar afval, dat tijdelijk in depot is gezet, kwalitatief niet zodanig degradeert dat latere verbranding (technisch) onmogelijk wordt. Om de haalbaarheid in beeld te brengen zijn de effecten van langdurige opslag geëvalueerd. Hiertoe zijn 3 varianten in opslag van brandbaar afval getest: inrichten van een terugneembaar depot, opbalen van brandbaar afval in folie, persen van brandbaar afval in containers. De uiteindelijke varianten en de afwijkingen hierop zijn in hoofdstuk 3 nader beschreven. Het doel van de proeven is als volgt; Vaststellen van de afname in calorische waarde in de tijd; Hiertoe is op drie tijdstippen de calorische waarde bepaald: bij aanvang (T0), na 3 -
maanden (T3) en na 6 maanden (T6). Vaststellen van milieuhygiënische effecten tijdens opslag en handling; Gedurende de opslag en tijdens de handling zijn de aspecten geluid (inzet
-
materieel), geuroverlast (metingen) en stofoverlast (visueel) geëvalueerd. Vaststellen van risico’s op broei/brand; Middels temperatuurmeting is de temperatuur tijdens de opslag gemonitoord.
3 Proefneming Op de locatie Spinder hebben de proefnemingen plaatsgevonden. Criteria voor locatiekeuze waren dat de proefnemingen de reguliere bedrijfsvoering minimaal verstoren, dat de aanleg van bovenafdichtingsprojecten niet wordt gefrustreerd, minimale overlast naar de omgeving plaatsvindt en dat de proefnemingen op een veilige afstand t.o.v. gebouwen en overige opstallen kunnen worden uitgevoerd. De proefneming is initieel in 3 delen uitgevoerd. Voor elke proef brandbaar afval (BA) is gebruik gemaakt van eenzelfde partij brandbaar afval. Tijdens de proefperiode zijn enkele uitgangspunten gewijzigd. Deze worden nader toegelicht bij het betreffende deel. Onderstaand wordt per proef ingegaan op de uitvoering. De evaluatie en de resultaten van de diverse proeven worden in hoofdstuk 4 beschreven.
3.1 Opslag van BA in depot, het “opkuilen” Op de Spinder is een proefvak ingericht, binnen het stortlichaam, aan de rand van het huidige stortfront op een locatie voorzien van onderafdichting. Het afval is in depot gezet in een vierkante bak (ca 20 x 20m). De bodem van de bak bestond uit een laag AVI-assen
ons kenmerk pagina
3 van 9
van ca 20 cm dikte (in de proefopzet waren dit Stelconplaten; echter een verdichte laag AVI-slak heeft dezelfde eigenschappen). Rondom zijn aarden wallen aangelegd van ca 2,5m hoog (in proefopzet gecombineerd met perrondelen en aan de achterzijde ondersteund door een aarden wal (zie figuur 1)). Bij aanleg van het proefvak bleek dat de aarden wallen dusdanig verdicht konden worden dat toepassing van perrondelen niets zou toevoegen, de kans op verstoring van het logistieke proces zouden vergroten – breuk en daarmee contaminatie). Met de afmetingen van het proefvak is er 1000 m3 (ca 800 ton) brandbaar afval opgeslagen, dat 6 maanden is blijven liggen (wk 26 – wk 51). Het afval is met behulp van een compactor verdicht en daarna afgedekt met folie en aarde. In het midden van het afvalpakket zijn drainagebuizen aangebracht om het eventueel ontwijkende stortgas af te voeren. In week 51 is de folie en de aarde verwijderd en zijn er monsters genomen ten behoeve van het bepalen van de calorische waarde. Het depot is vervolgens m.b.v. een kraan afgegraven. Het vrijkomende afval is met containerwagens afgevoerd naar AZN ter verbranding. De hoeveelheid van ca 800 ton is minimaal benodigd om de proef representatief te kunnen uitvoeren. Bij kleinere hoeveelheden kan de compactor onvoldoende manoeuvreren om de vereiste verdichting te behalen. Figuur 1: Schematische overzicht methode “opkuilen” Folie en grond
Drains laag AVI-bodemassen
3.2 Opslag van BA in geperste balen Deze proef is in 3 varianten uitgevoerd: 1. Afval is middels een mobiele persinstallatie op Spinder enkelvoudig in folie gewikkeld (16 balen) 2. Afval is middels een mobiele persinstallatie op Spinder dubbel in folie gewikkeld (16 balen)
ons kenmerk pagina
4 van 9
3. Variant 3 is ontstaan uit de proef met de perscontainers. Een nadere beschrijving hiervan is gegeven onder paragraaf 3.3. Initieel is ca. 32 ton fijn huishoudelijk afval geperst in balen (ca. 1 ton per baal). In totaal, inclusief variant 3, zijn 49 balen gedurende de testperiode opgeslagen. Aan het eind van de proefperiode is dit afval naar AZN afgevoerd en verbrand. Een deel is in balen afgevoerd, het andere deel is op locatie ontbaald door middel van het stukknijpen van de folie door een overslagkraan en naar AZN afgevoerd en verbrand. De werkzaamheden (persen in balen en ontbalen) hebben plaatsgevonden op het afvaloverslagstation op de locatie Spinder. De opslag van de balen heeft plaatsgevonden binnen het stortlichaam, aan de rand van het actuele stortfront, op een locatie voorzien van onderafdichting.
3.3 Opslag van BA in perscontainer Op het AOS van Spinder zijn 2 perscontainers (2 * 15 ton) geperst, waarna deze containers zijn gestald op locatie binnen het stortlichaam, aan de rand van het actuele stortfront, op een locatie voorzien van onderafdichting. Initieel was de bedoeling dat het afval in de perscontainers in Wijster met een vaste persinstallatie in balen zou worden geperst (3e variant zoals in 3.2 is aangegeven). Echter de eerste 4 weken van de proef was de persinstallatie te Wijster buiten gebruik. Toen deze gerepareerd was zijn de perscontainers vervolgens naar Wijster afgevoerd, het afval met de vaste persinstallatie in 17 balen geperst, in folie gewikkeld en geretourneerd naar Spinder voor het resterende deel van de proef. Na beëindiging van de proef is dit afval naar AZN afgevoerd en verbrand. De afwijking t.o.v. de proefneming is het gevolg van voortschrijdend inzicht. De verwachting was dat afval uit de perscontainers na een half jaar er hetzelfde zou uitzien als op T=0. Het balen van afval in folie gebeurt onder lagere druk en zal snellere omzettingen geven dan onder hogere druk geperst afval. Hierdoor is de proef met de perscontainers vroegtijdig beëindigd. Ook uit praktisch oogpunt is deze variant komen te vervallen. Indien gedurende een stop van de AVI in 3 weken tijd 15.000 ton brandbaar afval moet worden geperst zouden hiervoor 1250 perscontainers moeten worden gestald op Spinder. Het persen van 1000 ton afval per dag is onder de huidige omstandigheden technisch/logistiek niet mogelijk. Mede op grond van dit argument en de daaraan gekoppelde bedrijfseconomische consequenties is dit proefonderdeel vroegtijdig gestopt.
ons kenmerk pagina
5 van 9
4 Resultaten De resultaten van de proefnemingen zijn verdeeld in 3 categorieën, zoals is aangegeven in de doelstelling. Onderstaand wordt per categorie de evaluatie van de proeven weergegeven. Vaststellen van de afname in calorische waarde in de tijd Aan het begin van de proef zijn monsters genomen t.b.v. bepaling van de calorische waarde. Alleen van het depot brandbaar is na 3 maanden (T3) en na 6 maanden (T6) de calorische waarde nogmaals bepaald. Ter bepaling van de calorische waarde zijn per meting 4 big-bags afval bemonsterd en ter analyse naar Wijster getransporteerd. Tabel 1. Resultaten proeven depot brandbaar afval T=0
T = 3 maanden
T = 6 maanden
Calorische waarde [MJ/kg]
11.0
12.3
11.8
Droge stof afval
76
53
59.8
[%]
Vorming stortgas (afgeleid uit afname calorische waarde). Dit is niet toegepast voor de balen/perscontainers. Alleen in de eerste week, met het oplopen van de temperatuur tot 420 C is damp waargenomen. Het vrijgekomen stortgas is organoleptisch bepaald. Dit was echter dusdanig weinig dat dit niet is gemeten en niet is opgevangen. Met het opschalen van deze activiteit zullen in het(de) depot(s) stortgasbronnen worden geplaatst. Het vrijkomende stortgas wordt zo aangesloten op het stortgasonttrekkingssysteem voor verdere opwerking. Van de geperste balen zijn tussentijds geen monsters genomen t.b.v. bepaling van de calorische waarde. Vaststellen van milieuhygiënische effecten tijdens de proef Depot brandbaar afval Gedurende de aanleg en ontmanteling van het depot en tijdens het afgraven en verladen van het brandbaar afval zijn de aspecten geluid (inzet materieel), geur (metingen) en stof (organoleptisch) geëvalueerd. Geluid De geluidbelasting van de proef bestaat uit 2 momenten; aanleg en vullen depot (kraan – aanleg wallen, compactor – aandrukken afval, -
vrachtwagens – aanvoer afval en lossen). afgraven en afvoer (poliepkraan – laden dumpers, vrachtwagens – afvoer afval en containerwissel).
In de tussenliggende tijd hebben geen activiteiten plaatsgevonden.
ons kenmerk pagina
6 van 9
De geluidsbelasting tijdens de aanleg en het vullen van het depot is vergelijkbaar met het normale stortproces. Het afgraven en afvoeren van het afval uit het depot is minder geluidbelastend dan het normale stortproces, het bronvermogen van de poliepkraan is lager dan van de compactor. De afvoer van het afval heeft plaatsgevonden in 2 stappen, het afval is eerst in containers geladen en naar de containerwisselplaats getransporteerd. Vervolgens zijn deze containers per as afgevoerd naar de eindverwerker. In totaal zijn 66 containers gevuld à 12 ton/container. Deze zijn met combi’s afgevoerd. Aan de persinstallatie voor balen zijn geen geluidmetingen verricht. Tijdens het ontbalen zijn eveneens geen geluidmetingen gedaan. Deze handelingen zijn vergelijkbaar met het persen van containers in het overslagstation en de reguliere overslag op het overslagstation. Daar dit binnen de activiteiten van de vigerende vergunning valt en hier de geluidbelasting van bekend is, zijn geen geluidmetingen verricht.
Geur Tijdens het afgraven/verladen van het depot zijn lijzijdemetingen gedaan. Als referentie zijn geuremissies gegeven van afval van 3 dagen oud en vers gestort afval. De resultaten zijn als volgt: Tabel 2. Geuremissies afval Soort afval
Afgraven depot brandbaar na 6 maanden Afval 3 dagen oud Regulier storten en compacteren
Geuremissie
Specifieke geuremissie
[Ge/h]
[Ge/ton] 6
10,6 · 106
6
308 · 10
2,1 · 106
29 · 106
0,32 · 106
824 · 10
In bijlage 1 zijn de geurcontouren weergegeven waarin de huidige (representatieve) bedrijfssituatie is weergegeven en de huidige (representatieve) bedrijfssituatie inclusief de activiteit afgraven depot brandbaar bij een geprognosticeerde hoeveelheid van 50.000 ton/jaar. Geurvorming tijdens het losmaken van de balen is organoleptisch bepaald. Tijdens dit proces is niet meer geur waargenomen dan tijdens het reguliere stortproces en minder geur dan tijdens de ontgraving van het depot.
ons kenmerk pagina
7 van 9
Stof De hoeveelheid stof is organoleptisch bepaald. Tijdens het afgraven/verladen is geen additioneel stof waargenomen t.o.v. het reguliere stortproces. Door het hogere vochtgehalte van het afval is tijdens de afgraving zelfs minder stofvorming geconstateerd. De stofvorming is tijdens t=0 vergelijkbaar met het reguliere stortproces in geval van de verwerking van (brandbaar) ontheffingsafval. Afhankelijk van de aard van het te storten afval. Wel is sprake van enige dampvorming (T=420 C), dit is in de geurmetingen meegenomen. Stofvorming tijdens het kapotmaken van de balen is organoleptisch bepaald. Tijdens dit proces is niet meer stof waargenomen dan tijdens het reguliere stortproces. Water Het vrijkomende water wordt op eenzelfde manier behandeld als van overige gestorte stoffen. Via het percolaatsysteem wordt dit water (voor)gezuiverd in de percolaatwaterzuiveringsinstallatie (PWZI).
Vaststellen van risico’s op broei/brand Het risico op broei en brand is niet anders dan voor het reguliere storten. Verder wordt het depot met folie en grond afgedicht. Tijdens de proef zijn in het depot temperatuurmetingen verricht met een temperatuurmeter op een staaf, in een ca 1 – 1.5 m lange pijp (vergelijking met composteer). In het begin van de proef was de temperatuur tussen 30 – 350 C. Na een week was de temperatuur opgelopen tot maximaal 450 C, waarna de temperatuur weer is afgenomen. De hoogst gemeten temperatuur gedurende de hele proefperiode was 450 C. De temperatuur in de balen is niet gemeten, omdat dit praktische problemen opleverde. Met de temperatuursonde was het zeer moeilijk om in het geperste afval en door de beschermlaag te prikken. Er is voor gekozen om regelmatig aan de buitenzijde van de balen te voelen of er warmteontwikkeling optrad. Er is tijdens de proefduur, met name in de eerste weken, een lichte toename vergelijkbaar met die van het depot.
gevoeld.
De
temperatuurontwikkeling
was
5 Conclusies en vervolg Gebaseerd op het proefverloop en het afgraven van het depot kan gesteld worden dat de proef met het opkuilen is geslaagd. Met deze proef is ervaring opgedaan met het bufferen van brandbaar afval. Uit de proef is gebleken dat deze methode van tijdelijk opslaan
ons kenmerk pagina
8 van 9
technisch goed uitvoerbaar is. Bij de verwerking van dit afval in de AVI van AZN zijn geen afwijkingen gevonden t.o.v. regulier brandbaar afval. Ook hier is dit afval, na opslag van 6 maanden, technisch goed verwerkbaar. De calorische waarde van het afval op verschillende momenten is niet significant afgenomen. Gerelateerd aan het droge stof gehalte is de calorische waarde zelfs toegenomen. De proeven met de methoden van balen persen en perscontainers zullen vooralsnog geen vervolg krijgen. De motivatie voor de perscontainers is gegeven in paragraaf 3.3. Het balen persen van afval geeft extra (logistieke) handelingen zoals depotvorming, persen van balen, afvoer balen naar opslagplek, kapotmaken van balen en overslag afval naar een AVI. Bovendien is voor een te bufferen maximaal hoeveelheid afval van ca 50.000 ton, een opslag van ca 50.000 balen nodig. Vanwege o.a. het niet kunnen compacteren van dit afval is een groter ruimtebeslag nodig dan met opkuilen. Dit leidt tot gebrek aan ruimte op de huidige opslaglocatie, los van de milieuhygiënische controle op zo een grote hoeveelheid balen. Bovendien is het persen van balen onwenselijk vanwege het feit dat veel kunststof en bandmaterialen aan de balen moet worden toegevoegd, dat uit milieuhygiënisch oogpunt onwenselijk is. Broei Temperatuurmetingen tonen aan dat geen moment de temperatuur hoger dan 450 C is geweest. De verwachting is dan ook dat voor opslagperioden van een jaar geen risico’s ontstaan ten aanzien van brand en/of broei. Geluid+ energie Ten aanzien van geluid is er voor het depot geen toename van de vergunde transportbewegingen en t.o.v. de vergunde emissiepunten. De vergunde transportbewegingen, inzet materieel en handling opslag worden niet overschreden door de activiteit depot brandbaar afval. De inzet van de mobiele pers en het ontbalen vallen binnen de vergunde contouren. Gezien het vooralsnog niet verder doorzetten van de proeven met balen en perscontainers is hier geen effect op geluid te verwachten ten opzichte van de reguliere activiteiten. Geur en stof Tijdens de opslag zijn geen meetbare emissies geregistreerd. Door het afdekken met folie en grond zal er geen stortgas uittreden. Via de drains is emissie in de vorm van damp geconstateerd, dit was echter in zo’n geringe mate dat dit niet meetbaar en opwerkbaar was. Met het opschalen van deze activiteit zullen in het (de) depot(s) stortgasbronnen worden geplaatst. Het vrijkomende stortgas wordt zo aangesloten op het stortgasonttrekkingssysteem voor verdere opwerking.
ons kenmerk pagina
9 van 9
Tijdens het afgraven van het brandbaar afval zijn geurmetingen uitgevoerd. De damp die tijdens het afgraven is waargenomen, is in de geurmeting betrokken. Resultaten laten zien dat dit afval, dat een half jaar in depot heeft gelegen, meer geurt dan het “verse” afval dat tijdens het stortproces wordt verwerkt. Dit betreft de absolute geurmetingen. In de bijlagen zijn de geurcontouren opgenomen van de vergunde bedrijfssituatie en de geurcontouren van de vergunde situatie inclusief het afgraven van het depot met een geprognosticeerde jaarcapaciteit van 50.000 ton. Als vergunde contour is de 3 ge/m3, 98 percentiel gehanteerd. De geurcontour inclusief het afgraven en verladen van brandbaar afval heeft geen significante invloed op de vergunde geurcontour van 3 ge/m3, 98 percentiel ook gezien de meet- en berekentoleranties bij geur. De contour is, evenals voor de representatieve bedrijfssituatie naar NW-richting verschoven, waarbij de contour dusdanig is verschoven dat deze de hele inrichting dekt. Deze verschuiving heeft geen consequenties voor de omgeving daar de contour binnen de inrichtingsgrens blijft, itt de situatie die momenteel is vergund. Verwezen wordt naar figuur e “Geurcontouren van 1 en 3 ge/m3 als percentielwaarde als gevolg van stortplaats Spinder te Tilburg inclusief buffer brandbaar afval (huidige locatie)” uit het rapport “Geuronderzoek stortplaats Spinder te Tilburg in verband met uitbreiding van de activiteiten”, ESMA08A2, juni 2008 (zie bijlage 2 bij de melding depot brandbaar afval).
Vervolg In overleg met het bevoegd gezag zal, na beoordeling van bovengenoemd rapport, worden afgestemd wat de benodigde procedure wordt voor het vergunnen van deze activiteit. Momenteel is het geurrapport, inclusief het afgraven en verladen van het depot brandbaar afval, ter beoordeling bij de provincie Noord-Brabant.
Bijlage Rapport “Geuronderzoek stortplaats Spinder te Tilburg in verband met uitbreiding van de activiteiten”, ESMA08A2, juni 2008. Dit rapport is tevens bijlage bij de melding depot brandbaar afval.