Rapportage Kazernering repressieve dienst Brandweer Doetinchem
Projectgroep kazernering, Toon Terheardt en Wim van der Ros Versie 8 mei 2001
Inhoudsopgave
Bladzijde Inleiding
2
Operationele / organisatorische aspecten Relatie met handleiding brandweerzorg Beperkingen door arbeidstijdenwet en -besluit. Tijdsindeling kazernediensten
3 4 5
Huisvesting
5
Personele aandachtspunten Beloning Arbeidsvoorwaarden en rechtspositie Personele haalbaarheid.
6 7 8
Financiële aandachtspunten
11
Voorstel
14
Planning; voortgang
15
1
Inleiding In september 1997 heeft de gemeenteraad in principe ingestemd met het voorstel om vrijwillig brandweerpersoneel te huisvesten in de directe nabijheid van de brandweervoertuigen (kazernering). Daardoor wordt het mogelijk dat de brandweer tijdig kan arriveren bij incidenten. Momenteel komt de brandweer in veel gevallen later dan gewenst ter plaatse; de zogenoemde opkomsttijd is te lang. In de projectkaart van 1999 is als doelstelling geformuleerd er naar te streven dat de opkomsttijd in minder dan 20 % van de gevallen wordt overschreden. In de oorspronkelijke plannen, en daarmee in de meerjarenbegrotingen tot en met de MJB 2001 – 2004, is uitgegaan van een kazernebezetting van 5 personen, alleen gedurende de avonden en nachten. Als projectstructuur is gekozen voor: het portefeuillehoudersoverleg als begeleidingsgroep; een projectgroep van twee man, waaronder de plaatsvervangend commandant; een klankbordgroep met vertegenwoordigers van zowel brandwachten als bevelvoerders, beroeps en vrijwillig, verdeeld over de vier groepen. Door het vertrek van Herman Meuleman, juni 2000, en de aanstelling van zijn opvolger per oktober is er een vertraging in de projectvoorbereiding ontstaan. In de praktijk betekent dit, dat tussen mei en december vorig jaar de voorbereiding grotendeels hebben stilgelegen. Bij de “herstart” in december diende zich een groot aantal nog op te lossen problemen van met name organisatorische en personele aard aan. Met name voor het adviseren m.b.t. de personele problematiek bleek de inbreng van deskundigen onontbeerlijk. In deze rapportage is de inbreng van de Heer W.F.J. Marsman van de ARBO-dienst en de Heer G. van Lenthe van Buitenhek en van Doorn Consultancy (tevens voormalig personeelsadviseur van de gemeente Doetinchem) verwerkt. Deze rapportage is opgesteld in overleg met de klankbordgroep en beoogt inzicht in de problemen en voorgestelde oplossingen te geven en is bedoeld ter ondersteuning van de besluitvorming en praktische uitwerking gedurende de komende maanden. Inmiddels heeft het gemeentelijke managementteam, bij de behandeling van de meerjarenbegroting 2002 – 2005 op 31 januari j.l. aangegeven dat de uitrukkende teams uit 6 i.p.v. 5 personen dienen te bestaan. Dit met name naar aanleiding van de evaluatie van de brandweerinzet bij de vuurwerkramp in Enschede. De daarmee verband houdende extra structurele lasten van f 58.000 op jaarbasis zijn als onontkoombaar aangemerkt. Het kazerneren overdag tijdens weekenden en vrije dagen, extra lasten f 132.000 op jaarbasis, werd aangemerkt als een bestuurlijke keuze. Het college heeft op 20-21 maart besloten om vooralsnog wel met 6 personen, maar niet tijdens weekenden overdag te kezerneren. In de vergadering van 11 april j.l. heeft de klankbordgroep haar bezorgdheid uitgesproken dat bij uitvoeren van bovengenoemde besluiten niet op kortere termijn kazernering in het weekend volledig – dus ook overdag - gerealiseerd kan worden. Beklemtoond werd, dat dan tijdens de daguren een consignatieregeling in het leven moet blijven om de uitruktijden op hetzelfde niveau te houden als in de huidige regeling. In de financiële onderbouwing is hier reeds rekening mee gehouden.
2
Operationele / organisatorische aspecten Relatie met handleiding brandweerzorg Zoals in de inleiding verwoord is in de oorspronkelijke (financiële) planning uitgegaan van een bezetting van 5 personen; alleen tijdens avond- en nachturen. In de uitwerking is mede gezien de landelijke ontwikkelingen de mogelijkheid open gehouden om met 6 personen te kazerneren en naast alle avonden en nachten eventueel ook tijdens weekend-, feest- en andere vrije dagen ook overdag. De motivatie hiervoor is ontleend aan de kerndoelstelling van het kazerneringproject om het overschrijden van de landelijke richtlijnen, zoals genoemd in de handleiding brandweerzorg, tot een minimum te beperken . Een belangrijk aspect van deze richtlijnen is de opkomsttijd. De opkomsttijd is een cumulatie van de alarmeringstijd (verwerkingstijd op de alarmcentrale), de uitruktijd (tijd van alarmering brandweerpersoneel tot het moment dat een volledig bemand brandweervoertuig wegrijdt uit de kazerne) en de rijtijd (de tijd die het brandweervoertuig nodig heeft om naar de plaats van het incident te rijden). De in de handleiding genoemde maximale opkomsttijden zijn per gebouwsoort verschillend. Voor de bebouwing in ons verzorgingsgebied geldt overwegend 8 minuten opkomsttijd als norm. Deze norm wordt nu veelal overschreden. Volgens onderzoekgegevens uit 1999 wordt dit veroorzaakt omdat tijdens werkuren de uitruktijd vanaf 1995 opliep van 4 naar ruim 5 minuten en gedurende de overige periode van 6 naar ruim 6,6 minuten. Met een gekazerneerde bemanning, met uitruktijden variërend van onder de minuut (oefen- en wachturen) tot ongeveer 1½ minuut (slaapuren), is de normtijd voor het overgrote gedeelte van het verzorgingsgebied te realiseren. Kwetsbaar blijft de situatie overdag, zowel tijdens werkdagen als op weekend-, feest- en andere vrije dagen indien dan, conform de oorspronkelijke planning, niet gekazerneerd wordt. Tijdens werkdagen is veelal een aantal beroepsmensen op de kazerne aanwezig; voor spoedeisende klussen volstaat dan een aanvulling tot zes. Ook dit kan enkele minuten in beslag nemen. Om de beschikbaarheid van beroepskrachten, ook de uren voor en na werktijd waarin geen kazernebezetting aanwezig is, zodanig te vergroten dat in ieder geval enkele mensen op de kazerne zijn kan gewerkt worden met een vroege en een late dagdienst. Omdat dit tevens de verkeersspitsuren zijn wordt hiermee ondervangen dat extra uitrukvertraging ontstaat. Op niet-werkdagen moet de volledige bezetting van huis komen als gedurende de daguren niet wordt gekazerneerd. Dit betekent, dat dan tijdens die periode de richtlijnen overschreden zullen blijven worden. Bezien vanuit het oogpunt van de brandweerzorg wordt er derhalve sterk voor gepleit kazernering op niet-werkdagen ook overdag te realiseren (zie ook de aantekening van de klankbordgroep in de inleiding). Een ander aspect is de grootte van de bemanning. Voor het eerst uitrukkende voertuig, de tankautospuit, is de bemanning in de richtlijnen gesteld op 6 personen. Ook alle landelijke inzet- en veiligheidsprocedures en de leer- en lesstof zijn hierop gebaseerd. Afwijken hiervan, door met 5 man te kazerneren, geeft vertraging in de inzet terwijl daarenboven een volledige bezetting de veiligheid voor het eigen personeel vergroot. Als het organisatorisch nog niet mogelijk zou zijn om 6 man te kazerneren is het kazerneren met 5 mensen verdedigbaar als “stap in de richting van een structureel betere situatie”. Hoewel (nog) niet ideaal en conform de landelijke richtlijnen ontstaat dan toch een betere repressieve situatie ten opzichte van de huidige; de veiligheidsrisico’s
3
dienen dan te worden beperkt door een snellere opdracht tot opschaling door de eerste bevelvoerder dan volgens de landelijke inzetprocedures. Kazerneren met meer dan 6 mensen is, ook in termen van de handleiding brandweerzorg, niet aan de orde. Het aantal gebouwen dat binnen vastgestelde opkomsttijden een tweede blusvoertuig en/of een redvoertuig (hoogwerker) behoeft is naar verhouding gering. In termen van de handleiding brandweerzorg is het acceptabel dat de bemanning van deze voertuigen van huis wordt opgeroepen. Beperkingen door arbeidstijdenwet en -besluit. De arbeidstijdenwet en -besluit geven mogelijkheden om kazernediensten door vrijwillige brandweermensen te laten uitvoeren, maar leggen ons ook een aantal beperkingen op. De meest bepalende is de mogelijkheid om vrijwillige brandweermensen zogenoemde aanwezigheidsdiensten te geven van maximaal 24 uur, maximaal 1 maal per zeven etmalen én maximaal 10 maal per 13 weken. Na afloop van zo’n dienst mag de vrijwilliger gewoon naar zijn hoofdwerkgever. Er zijn ook beperkingen van het totaal aantal werkuren, maar omdat in de aanwezigheidsdiensten slechts 2 werkuren zitten (vergelijkbaar met de huidige oefenavond) en eventuele repressieve inzet niet meetelt als werktijd zal dit in de praktijk zelden kritisch zijn. Voor de in Doetinchemse dienst zijnde beroeps brandweermensen gelden andere regels. Zij mogen weliswaar vaker per week een 24 uursdienst doen, de opvolgende dag geldt echter als een verplichte rustdag. Voor de brandwachten in Doetinchemse beroepsdienst betekent volledig meedraaien in de kazernering met de zelfde frequentie als hun vrijwillige collega’s en compenseren van de aansluitende rustdag een verlies van 0,14 fte per persoon. Tegenover dit verlies staat een evenredig lagere betaling, zodat dit in het totale organisatie-plaatje verrekend kan worden door op één of andere wijze capaciteit in te huren. In principe gaat het om twee man; de andere twee brandweermensen in Doetinchemse dienst zijn bevelvoerders (zie onderstaande vrijstellingsmogelijkheden). Een alternatief voor bovenstaande wat complexe oplossing zou zijn beide mensen alleen op vrijdag of zaterdag dienst te laten doen en eventueel voorafgaand aan een andere vrije dag. Dit wordt door beiden als zeer ongewenst gezien en het geeft bovendien weer complicaties in het rooster. Voorgesteld wordt om de exacte ploegindeling en het bijbehorend rooster af te laten hangen van de inschrijving (zie bladzijde 8). De beroepscollega’s in regiodienst die vrijwilliger zijn bij Doetinchem vallen onder de regelgeving voor vrijwilligers. Overleg met de Heer Marsman, adviseur van de Arbo-dienst, heeft geleerd dat er niet op gerekend mag worden dat de Arbeidsinspectie ontheffing van een deel van bovengenoemde regelingen verleent. Hooguit kan het bespreekbaar worden gemaakt om tijdelijk een beperkte uitzondering te vragen. Een houtsnijdend voorbeeld in deze kan zijn om toestemming te vragen om gedurende de termijn die nodig is om nieuw personeel te werven en op te leiden eens per 6 etmalen een aanwezigheidsdienst van 13 uur te mogen doen (i.p.v. de wél toegestane dienst van 24 uur per 7 etmalen). Niet onvermeld mag blijven, dat een aantal mensen vrijgesteld is van bepalingen in de arbeidstijdenwet. De meest relevante zijn de volgende groepen: − Zelfstandigen (die tevens vrijwilliger zijn), − Mensen die in hun hoofdbetrekking twee maal het minimumloon verdienen én leidinggevend zijn (vertaald in gemeentelijke schalen: top van schaal 7; onderbrandmeester)
4
−
Mensen die in hun hoofdbetrekking drie maal het minimumloon verdienen (vertaald in gemeentelijke schalen: top van schaal 11) Van deze uitzonderingsbepalingen kan gebruik gemaakt worden, waarbij de redelijkheid en (sociale) belastbaarheid van mensen niet uit het oog mogen worden verloren. Tijdsindeling kazernediensten Een nachtdienst zal, volgens planning, lopen van 18.00 uur tot de volgende dag 7.00 uur. De uren van 19.00 tot 21.00 uur gelden als werkuren (controle materieel en oefenen); de uren van 23.00 tot 07.00 uur zijn slaapuren; de overige tijd is wachtdienst. Als er, in navolging op het in de paragraaf “relatie met handleiding brandweerzorg” gehouden pleidooi, direct of in een later stadium voor gekozen wordt om tijdens weekend-, feest- en andere vrije dagen ook overdag te kazerneren zal op die dagen een 24-uursdienst ontstaan, uit praktische overwegingen op de normale zondagen en andere vrije dagen waar een werkdag op aansluit in te korten tot 23 uur (van 8.00 uur tot 7.00 uur). Op de zaterdagen en andere vrije dagen zal van 9.00 tot 11.00 uur geoefend kunnen worden; de werkuren ’s avonds worden dan wachturen. Op zon- en feestdagen zal slechts een half werkuur worden gepland voor controle materieel (van 9.00 tot 9.30 uur). Huisvesting Inmiddels is het pand aan de Spinbaan 23, tegenover de kazerne, gehuurd voor de periode tot 1 november 2004 of zoveel langer als in het kader van het project Hamburgerbroek mogelijk is. Het pand biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een dagverblijf, een keuken, één tweepersoons- en vier éénpersoonsslaapkamers, voldoende kast- en bergruimte, toilet en douche. Wellicht ten overvloede zei vermeld dat het hier geen moderne kazerneaccommodatie betreft. Echter, na een opknapbeurt, stoffering, inrichting en aandacht voor brandpreventieve eisen voor een logiesverblijf ontstaat een huisvesting voor de gekazerneerde ploeg die, zo heeft overleg met de ARBO-unie geleerd, voldoet aan de ARBO-eisen. Hierbij is de douche- en toiletgelegenheid in de huidige kazerne meegerekend.
5
Personele aandachtspunten Beloning Voor de financiële vergoeding van de kazernediensten is van de volgende, landelijk meer toegepaste, methode uitgegaan: Beloning = basisuurloon x W/W/S +ORT waarbij: − Basisuurloon
Maximum van de bij de rang behorende salarisschaal; brandwacht = 4; brandwacht 1e kl = 5; hoofdbrandwacht = 6, onderbrandmeester = 7; brandmeester = 8. Voor beroepspersoneel geldt de werkelijke inschaling.
−
W/W/S
Factor voor werkuren / wachturen / slaapuren; werkuren = 1; wachturen = ½; slaapuren = ¼.
−
ORT
Onregelmatigheidstoelage; opslagpercentage met maximale rekengrondslag schaal 6; 20% ma – vr 06.00 – 08.00 en 18.00 – 22.00 uur, 40% ma – vr 22.00 – 06.00 en za 00.00 – 24.00 uur, 65% zo en fst 00.00 – 24.00 uur.
Indien er tijdens wachturen of slaapuren moet worden uitgerukt blijven de oorspronkelijke wegingsfactoren onverkort van toepassing. Een slaapuur of een wachtuur wordt dus geen werkuur indien daadwerkelijk werkzaamheden moeten worden verricht. De achtergrond hiervan is dat in de consignatieregeling wordt uitgegaan van het uurloon gekoppeld aan de salarisschaal van een beroeps en niet van het uurloon voor oefeningen en uitruk (ca 70% c.q. 130% van het uurloon). Per saldo is de thans voorgestelde vergoeding gunstiger voor de vrijwilligers. Momenteel wordt de vrijwilligersvergoeding 1 x per drie maanden uitbetaald. Door de kazernering wordt het bedrag van de vergoeding hoger. In overleg met de vrijwilligers moet worden gekozen voor handhaving van de kwartaaluitbetaling of wijziging in maandelijkse betalingen (achteraf). Om te voorkomen dat aan het eind van het jaar belasting moet worden bijbetaald – in combinatie met de inkomsten uit de hoofdbetrekking – is het wenselijk loonbelasting in te houden op basis van het tarief van 42%. Op de bruto vergoeding vinden geen andere inhoudingen plaats. Op grond van artikel 5 van de vergoedingsregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer kunnen burgemeester en wethouders een vergoedingsregeling vaststellen voor het verrichten van wacht-, consignatie- en bewakingdiensten door de vrijwilliger. In verband met de kazernering van de vrijwilligers moet deze regeling worden gewijzigd. Tevens wordt voorgesteld in de aanvullende rechtspositieregeling voor beroepsbrandweer een specifieke bepaling op te nemen voor de kazerneringsdienst, waardoor de vergoeding voor het beroepspersoneel op dezelfde wijze kan worden berekend als voor de vrijwilliger. Het uurloon wordt daarbij afgeleid van de werkelijke inschaling (schaal + anciënniteit) van het beroepspersoneel. (Door G. van Lenthe vervaardigde concept besluiten zijn in de separate bijlage opgenomen)
6
Indien vrijwilligers van omliggende korpsen bij de kazerneringsdienst in Doetinchem worden ingeschakeld (bladzijde 9) zijn er voor het uitbetalen van de beloning de volgende mogelijkheden: Aanstelling als vrijwilliger bij de brandweer in Doetinchem; Detachering vanuit het andere korps. Inhuren voor het verrichten van diensten. Na afweging van argumenten van praktische aard (zie separate bijlage, rapportage van Van Lenthe) ligt de laatste optie het meest voor de hand. Nader overleg met omliggende korpsen moet duidelijkheid geven op de vraag of deze optie bespreekbaar is. In verband met de fiscale bijtelling (van f 3,05 voor een broodmaaltijd en f 6,10 voor een warme maaltijd) is het niet verstandig om gratis maaltijden te verstrekken. Wel zal er van dienstwege voor worden gezorgd dat eenvoudige maaltijden beschikbaar zijn voor diegenen die door de aanvangstijden van de diensten niet meer thuis kunnen eten. Alleen de zeer beperkt te houden directe kosten dienen door de betrokkene te worden betaald; de bijkomende indirecte kosten zijn voor rekening van de dienst. Arbeidsvoorwaarden en rechtspositie De rechtspositie van de vrijwilligers wordt, zo bleek tijdens de voorlichtingsavonden in januari en in de bijeenkomsten met de klankbordgroep, door het personeel van groot belang geacht. Hierbij speelt met name de vraag of al of niet afgestapt moet worden van de huidige vrijwillige rechtspositieregeling en toegewerkt moet worden naar een part-time (beroeps) rechtspositie. In opdracht van P&O zijn door Buitenhek en van Doorn Consultancy, in de persoon van Gerrit van Lenthe (voormalig personeelsadviseur van de gemeente Doetinchem), de verschillen in kaart gebracht. Daarnaast zijn onder auspiciën van de Nederlandse Vereniging van Brandweerkorpsen (NVBK) recent drie werkgroepen gevormd die deze en aanverwante problematiek op landelijk niveau in kaart brengen en in juni aanstaande advies zullen uitbrengen. Op dit moment worden in den lande door verschillende korpsen zeer uiteenlopende regelingen gehanteerd. Samengevat komt Gerrit van Lenthe in zijn rapportage (zie separate bijlage) tot de conclusie dat er grote verschillen bestaan in de rechten van de vrijwilliger ten opzichte die van het beroepspersoneel. Het gaat hier om verschillen op het gebied van de ABPwet en CAR/UWO bepalingen (CAO voor gemeentepersoneel), salarisschalen, IZAziektekostenverzekering, verplichte ziekenfondsverzekering, werkloosheidswet, WAO (arbeidsongeschiktheid), doorbetaling loon bij ziekte, eindejaarsuitkering, vakantietoeslag, verlof- en ATV-dagen, p.c.- en fiets-prive regelingen. De vrijwilliger-status heeft ook voordelen. De volgende elementen kunnen daarbij worden genoemd: een deel van de vergoeding kan onbelast worden uitbetaald, er is geen toestemming nodig om nevenwerkzaamheden te verrichten, men kan de werkzaamheden verrichten naast een fulltime hoofdberoep elders, men kan niet verplicht worden tot het verrichten van andere werkzaamheden, vergoeding telt niet mee voor bepalen ziekenfondsgrens en het bruto-netto traject is voor een vrijwilliger gunstiger dan voor een beroeps. Uit gemaakte berekeningen blijkt dat van een bruto-vergoeding van gelijke hoogte een beroepskracht op jaarbasis netto 20% minder overhoudt dan een vrijwilliger en de loonkosten voor de werkgever voor een beroeps ca. 30% hoger liggen dan voor een vrijwilliger indien rekening wordt gehouden met uitbetaling van verlofrechten. Van Lenthe besluit zijn rapportage als volgt:
7
Landelijke ontwikkelingen. Door de NVBK is onlangs een projectgroep rechtspositie vrijwilligers ingesteld. Deze projectgroep heeft tot taak aanbevelingen op organisatorisch en rechtspositioneel vlak te doen. Uit een tussenrapportage van die projectgroep blijkt dat gedacht wordt in de richting van het ombouwen van de vrijwilligerstatus naar part-time beroepskrachten. De concrete voorstellen moeten echter nog nader worden uitgewerkt. Indien nu in Doetinchem reeds wordt gekozen voor het aanstellen van vrijwilligers als parttime beroepskrachten bestaat het gevaar dat over enige tijd weer aanpassingen moeten worden doorgevoerd teneinde aan te sluiten bij de landelijke regeling. In verband hiermee ben ik van oordeel dat met betrekking tot een eventuele wijziging van de status van de vrijwilliger enige terughoudendheid op zijn plaats is. En dat het aanbeveling verdient de voorstellen van de landelijke projectgroep af te wachten. Aanbeveling. Gelet op de landelijke ontwikkelingen thans nog niet overgaan tot wijziging van de vrijwilligersstatus in de status van part-time beroepskracht.
Het commando heeft op de ledenvergadering van de Brandweer Doetinchem, 21 maart j.l., uitgesproken het advies Gerrit van Lenthe over te nemen, met de intentie om de landelijke ontwikkelingen te steunen en in de besluitvorming in te brengen. Personele haalbaarheid. Bij de in april 2000 gehouden enquête hebben 6 vrijwilligers aangegeven niet aan de kazernering mee te willen of kunnen doen; 4 mensen hebben aangegeven niet op jaarbasis ingeroosterd te kunnen worden. De overigen hebben zich bereid getoond in principe mee te willen doen. Bij de afgelopen jaar nieuw aangenomen en nog nieuw aan te nemen mensen is deelname aan de kazernering een functie-eis. Met name tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten in januari, maar ook nu nog, zijn in de groep terughoudende reacties te bespeuren. Door de meeste betrokkenen wordt als reden hiervoor het gebrek aan duidelijkheid m.b.t. de rechtspositionele zaken aangegeven. Met het in de vorige paragraaf omschreven onderzoek en advies en de voorlichting hierover tijdens de ledenvergadering is beoogd hierin verbetering te brengen. Ook worden praktische zaken als werktijden, weekenddiensten en sociale belasting genoemd. Zeker spelen verder de onzekerheid bij veranderingen en de “aantasting” van de huidige vrijwillige organisatie een rol. De in de inleiding genoemde vertraging in het voorbereidingstraject en het daarmee samenhangende gebrek aan “nieuwe informatie” heeft hier als vanzelfsprekend een negatieve invloed op gehad. De remedie is derhalve eenvoudig weer te geven maar zal zeker nog de nodige inspanningen vragen; voortgang in voorbereiding en besluitvorming boeken en dit communiceren. De afgelopen maanden waren, en de komende maanden zijn hierbij van cruciaal belang. Onzeker is vooralsnog het aantal mensen dat bereid is geheel of slechts ten dele (bijvoorbeeld alleen doordeweeks of juist alleen weekends of op onregelmatige basis) aan de kazernering deel te nemen. Hierbij baart ook het aantal deelnemende bevelvoerders zorgen. Een groot deel heeft aangegeven pas definitief ja of nee te willen zeggen als de voorbereidingen, met name op het gebied van de arbeidsvoorwaarden, geheel zijn afgerond. Met het voltooien en bekendmaken van deze rapportage, waarin het advies van Gerrit van Lenthe is opgenomen, is naar de mening van de projectgroep aan deze voorwaarde voldaan. 8
Parallel aan verdere besluitvorming zal op korte termijn de concrete belangstellingsregistratie / inschrijving kunnen plaatsvinden. Onzekerheid over deelname heeft invloed op de realiseerbare ploegindeling. In organisatorische zin zou een indeling in 6 ploegen (van zo mogelijk 8 mensen, zodat voldoende roosterflexibiliteit verzekerd is) het best haalbaar zijn. De arbeidstijdenwet en -besluit maakt het niet mogelijk om dit structureel te doen. Zoals reeds aangegeven kan overwogen worden om aan de arbeidsinspectie de mogelijkheid van een tijdelijke zesploegendienst van maximaal 13 uren per dienst voor te leggen. Deze periode (van naar schatting 1 a 1½ jaar) zal dan benut moeten worden om extra brandwachten aan te nemen en op te leiden tot minimaal de module persoonlijke bescherming . Met betrekking tot de bevelvoerders moet worden opgemerkt, dat het opleiden van onderbrandmeesters op de reguliere manier 3 jaar in beslag neemt (uitgaande van opgeleide hoofdbrandwachten). Wellicht dat de mogelijkheid van een versnelde cursus in dagdienst uitkomst kan bieden. Uiteraard spelen hier de persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de kandidaten een belangrijke rol. Met de werving van nieuwe brandwachten en selectie van interne kandidaten voor de onderbrandmeesterscursus is recent een aanvang gemaakt. Verder is er een mogelijkheid om het tekort aan bevelvoerders tijdelijk te beperken door het inzetten van jonge officieren. Eén heeft kort geleden de opleiding tot adjuncthoofdbrandmeester voltooid; een tweede zal komend najaar afstuderen. Enkele jaren repressieve ervaring opdoen in een functioneel lagere functie dan waarvoor ze zijn opgeleid heeft overigens grote voordelen voor hun vorming. De betrokkenen hebben zich hier enthousiast voor getoond. Omdat met 7 ploegen geen verschuivend weekrooster is te maken moet derhalve in structurele zin met een rooster van 8 ploegen rekening gehouden worden. Zeker voor de korte termijn betekent dit dus een capaciteitsprobleem omdat dan rond 64 mensen voor kazernering ingezet moeten kunnen en willen worden Naast bovengenoemde mogelijkheid van het aannemen en opleiden van meer vrijwilligers is er nog een kans om het potentieel waarmee de kazernering vormgegeven kan worden - tijdelijk of structureel - uit te breiden. Aan de andere gemeentelijke korpsen in de regio Achterhoek kan gevraagd worden brandwachten en eventueel bevelvoerders beschikbaar te stellen. Indien realiseerbaar zullen deze mensen met een aanzienlijk lagere frequentie ingeroosterd moeten worden om de belasting, naast de taken in het eigen korps, beperkt te houden. Gedacht wordt aan het toevoegen van 3 of 4 collega’s uit de regio per ploeg om één kazernefunctie te vervullen. Dit zou een inzetfrequentie van gemiddeld eens in de 24 of 32 dagen betekenen. Indien deze constructie een succes zou blijken is er overigens niets op tegen om dit structureel te doen; de onderlinge bekendheid en collegiale samenwerking tussen de korpsen binnen de regio zal hier naar verwachting baat bij hebben. De eerste besprekingen hierover met de gemeentelijke commandanten, in het reguliere commandantenoverleg, hebben reeds plaatsgevonden. Vooralsnog lijkt de belangstelling niet groot, met name in verband met de toch al toegenomen (oefen)druk op de beschikbare tijd. Niettemin zullen, nu met deze rapportage de plannen concreter aan te geven zijn, de korpsen worden benaderd. Bij tijdelijke onvoldoende deelname zijn er verder de volgende alternatieven: Toestemming vragen aan de arbeidsinspectie om gedurende de termijn die nodig is om nieuw personeel te werven en op te leiden eens per 6 etmalen een aanwezigheidsdienst van 13 uur te mogen doen i.p.v. de wél toegestane dienst van 24 uur per 7 etmalen (zie blz. 4).
9
De kazernering starten met 5 mensen in plaats van 6. Dit is verdedigbaar als tijdelijke “stap in de richting van een structureel betere situatie”. Hoewel nog niet ideaal en conform de landelijke richtlijnen ontstaat dan toch een betere repressieve situatie ten opzichte van de huidige; het veiligheidsrisico dient dan te worden beperkt door een snellere opdracht tot opschaling door de eerste bevelvoerder dan volgens de landelijke inzetprocedures (zie blz. 3). Kazernering vooralsnog alleen gedurende doordeweekse avonden en nachten, met consignatie tijdens de weekenden en andere vrije dagen. Voor elk van de genoemde alternatieven geldt dat door werving, opleiding en/of aantrekken van mensen van andere korpsen zo spoedig mogelijk voorzien moet worden in voldoende mankracht om op verantwoorde wijze een volledig weekrooster met 6 mensen te kunnen realiseren. Voorgesteld wordt om het eventueel overgaan naar één van de alternatieven te laten afhangen van de resultaten van belangstellingsregistratie.
10
Financiële aandachtspunten In de meerjarenbegrotingen van de afgelopen jaren (t/m mjb 2001 – 2004) zijn de volgende structurele bedragen aangemeld voor het kazerneringsproject: t/m MJB 2001-2004 2000 2001 subtotaal 2001 2002 totaal v.a. 2002
In mjb opgenomen 32.000 100.940 132.940 201.880 334.820
personeelskosten 32.000 76.940 108.940 154.880 263.820
exploitatie 0 24.000 24.000 47.000 71.000
In de meerjarenbegroting 2002 – 2005 zijn de in de onderstaande tabel genoemde bedragen aangemeld voor het kazerneringsproject (hierbij is geen splitsing tussen personeelskosten en exploitatie aangegeven, deze splitsing is wel terug te vinden in de hierna volgende tabel, in de eerste cijferkolom): MJB 2002-2005 subtotaal 2001 2002 totaal v.a. 2002
In mjb aangemeld 132.940 393.500 526.440
Hierbij is de volgende tekst toegevoegd: In een eerder stadium van voorbereiding is de mogelijkheid om met een onvolledige bemanning van 5 personen de eerste uitruk te verzorgen besproken, terwijl voor de daguren in het weekend en tijdens feestdagen de mogelijkheid werd opengelaten om geen kazernebezetting te hebben. Om zoveel mogelijk aan de landelijke richtlijn te kunnen voldoen (en zodoende garant te kunnen staan voor een adequaat veiligheidsniveau voor brandweerpersoneel en burgers) wordt nu in de voorbereiding rekening gehouden met het kazerneren van 6 personen en in de weekenden ook overdag. De extra kosten die hiermee gemoeid zijn bedragen ongeveer ƒ 190.000,-. Een gedeelte van deze stijging is te wijten aan de verhoging van de vergoedingen voor vrijwillig brandweerpersoneel.
Deze bedragen zijn ontleend aan een recent gemaakte calculatie, waarvan de volgende tabel een samenvatting geeft; in de separate bijlage is een completer overzicht gegeven: Recente calculatie (project) leiding meer personele lasten minder personele lasten verschil personele lasten meer overige lasten totaal meerlasten verschil t.o.v. 5/niet
6 man, ook weekend dag 33.000 632.800 250.000 415.800 110.600 526.400
6 man, niet weekend dag 33.000 462.500 206.700 288.800 104.800 393.600
5 man, ook weekend dag 33.000 527.300 217.500 342.800 103.400 446.200
5 man, niet weekend dag 33.000 385.400 181.400 237.000 98.600 335.600
190.800
58.000
110.600
-
Hierbij moet worden opgemerkt, dat onder “meer overige lasten” de kosten voor kleding, maaltijden, koffie en thee en de huisvestingskosten gerekend worden. Voor een groot deel zijn dit structurele, jaarlijkse terugkerende kosten. Voor kleding is gerekend met f 45.000 (bij kleinere bezetting ongeveer f 35.000), af te schrijven in 2 jaar. Door deze korte afschrijvingstermijn kan bij gefaseerde verstrekking ook met jaarbedragen gerekend worden. Anders ligt dit bij de kosten voor het opknappen en inrichten van de huisvesting. Hiervoor is met respectievelijk f 35.000 en f 27.000 gerekend, af te schrijven in 5 jaar en een rente 11
van 6 %. Dit geeft jaarbedragen van respectievelijk f 9.100 en ruim f 7.000. In het bovenstaande is met deze jaarbedragen (kapitaalslasten) gerekend. Goed nieuws en slecht nieuws: De totaalbedragen van de recent gemaakte calculaties komen zeer goed overeen met die uit de destijds ingediende MJB, uitgaande van een bezetting van 5 man, alleen tijdens avond en nacht. Onderstaande tabel, waarbij de gegevens van de eerste en de derde tabel in elkaar zijn geschoven laat dit zien. Structureel v.a. 2002, verg. MJB 2001-2004 met recente calculatie
MJB 2001 - 2004
verschil personele lasten meer overige lasten totaal meerlasten
Recente calculatie 5 man, niet weekend dag
263.820 71.000 334.820
237.000 98.600 335.600
De verschuiving van personele naar overige lasten is als volgt te verklaren. In de MJB wordt letterlijk over “exploitatielasten onderkomen” gesproken; kosten van kleding, maaltijden e.d. zijn kennelijk als personele lasten gezien. In de recente calculatie zijn deze kosten bij overige lasten gerekend. Dat het bedrag in de MJB 2002 – 2005 hoger is, is volledig te verklaren door wijziging van uitgangspunt, namelijk kazernering met 6 man, ook in de weekends en tijdens vrije dagen overdag. Zoals in de inleiding aangegeven heeft het college bij de behandeling van de meerjarenbegroting 2002 – 2005 op 20-21 maart besloten dat de uitrukkende teams uit 6 i.p.v. 5 personen dienen te bestaan. Dit met name naar aanleiding van de evaluatie van de brandweerinzet bij de vuurwerkramp in Enschede. De daarmee verband houdende extra structurele lasten van f 58.000 op jaarbasis zijn als onontkoombaar aangemerkt. Het kazerneren overdag tijdens weekenden en vrije dagen, extra lasten f 132.000 op jaarbasis (waarin het op die dagen vervallen van consignatie- en uitrukvergoeding is verrekend), werd in dit besluit voor het jaar 2005 op de MJB gezet met de prioriteit “noodzakelijk”. Er doen zich echter nog andere financiële problemen voor. Boekhoudkundig is geen rekening gehouden met genoemde kapitaalslasten (rente en afschrijven van de opknap- en inrichtingskosten). Vanaf 2002 lijkt dit voornamelijk een financieel-technisch (op te lossen) probleem. Immers de geraamde totale lasten, inclusief deze kapitaalslasten, zijn niet hoger dan oorspronkelijk in de MJB ingeschat. Voor het jaar 2001 geldt bovendien dat onvoldoende rekening gehouden is met de aanloopkosten. Er is ongeveer 1/3 deel van de toekomstige extra jaarlasten beschikbaar. Voor de personele component is dit terecht, immers wordt volgens plan vanaf september, dus 1/3 deel van het jaar, gekazerneerd. Voor huisvesting ligt dit anders. De huur van het pand tijdens de voorbereidingsperiode is onontkoombaar terwijl andere kosten, zoals schoonmaak pas in september ingaan. Het heeft de voorkeur dat ook de eerste kledingverstrekking nog dit jaar plaatsvindt. Hoewel wellicht verdedigbaar is, dat pas eind dit jaar met afschrijven wordt begonnen gaat het gemeentelijk systeem uit van volledige kapitaalslasten in het investeringsjaar. Uitgaande van bovenstaande aannames kan het volgende worden berekend: boekjaar 2001 (meerlasten t.o.v. “organisatie zonder kazernering”)
Begroting 2001 op basis 5 man, niet weekend dag
Recente calculatie op basis van …………… 6 man, ook 6 man, niet 5 man, ook 5 man, niet weekend dag weekend dag weekend dag weekend dag
12
meer personele lasten meer overige lasten totaal meerlasten verschil t.o.v. begroting
108.940 24.000 132.940 -
160.600 94.800 255.400 122.500
118.300 92.800 211.100 78.200
136.300 88.500 224.800 91.900
101.000 86.900 187.900 55.000
In de separate bijlage is een uitwerking van de berekeningen gegeven. Conclusie voor de financiële gevolgen voor 2001: Bij het opstellen van de begroting 2001 is onvoldoende rekening gehouden met de opstartkosten van het kazerneringsproject. Om dit te corrigeren is het noodzakelijk om een begrotingsaanpassing door te voeren die investeringen van totaal f 62.000, met een kapitaalslast van ruim f 16.000 en extra uitgaven van ongeveer f 39.000 mogelijk maken (totaal kapitaalslast en extra uitgaven f 55.000). Indien het uitgangspunt dat een bezetting van 6 man op het eerste voertuig onontkoombaar is reeds in 2001 in praktijk gebracht wordt betekent deze keuze ongeveer f 23.000 aan extra lasten (totaal 55.000 + 23.200 = 78.200). Indien er alsnog gekozen zou worden voor kazernering tijdens weekend- en vrije dagen overdag geeft dit voor de begroting van 2001 daarenboven een verhoging van ruim f 44.000 (totaal 78.200 + 44.300 = 122.500) Besprekingen met de afdeling financiën hebben geleerd dat het minder gewenst, maar in principe wel mogelijk is om de dit jaar te plegen investeringen pas vanaf 2002 af te schrijven. Door dit te doen zouden de lasten voor 2001 met ongeveer f 16.000 kunnen worden gedrukt. Omdat de afschrijving de komende jaren dan in 4 jaar (i.p.v. 5) zal plaatsvinden zullen de lasten vanaf 2002 evenredig, maar gespreid toenemen. Voor 2001 zou dan het volgende beeld ontstaat: boekjaar 2001 (meerlasten t.o.v. “organisatie zonder kazernering”) Aanpassing meer personele lasten meer overige lasten totaal meerlasten verschil t.o.v. begroting
Begroting 2001 op basis 5 man, niet weekend dag 108.940 24.000 132.940 -
Recente calculatie op basis van …………… 6 man, ook 6 man, niet 5 man, ook 5 man, niet weekend dag weekend dag weekend dag weekend dag
160.600 78.600 239.200 106.300
13
118.300 76.700 195.000 62.100
136.300 72.400 208.700 75.800
101.000 70.800 171.800 38.900
Voorstel Streven naar: • invoering van de kazernering per september 2001 (praktische ingangsdatum maandag 3 september) met een bezetting van 6 personen. • het zo spoedig als financieel en praktisch mogelijk realiseren van de kazernering gedurende weekend-, feest- en andere vrije dagen overdag. Indien volledige realisatie om personele redenen nog niet mogelijk blijkt zal het management van de brandweer zodra dit duidelijk is het best passende alternatief dienen uit te werken en voor te stellen. Aanpassen van: • de vergoedingsregelingen van zowel het vrijwillig als het beroepspersoneel. • de begroting 2001 om de investeringen van f 62.000 (in 5 jaar af te schrijven vanaf 2001) mogelijk te maken en verhoging van het budget met het bedrag dat bij het uit te voeren alternatief past: verschil t.o.v. begroting 2001
6 man, ook weekend dag 122.500
6 man, niet weekend dag 78.200
5 man, ook weekend dag 91.900
5 man, niet weekend dag 55.000
Thans nog niet overgaan tot: • wijziging van de vrijwilligers-status in de status van part-time beroepskracht; dit gelet op de landelijke ontwikkelingen. Het management van de Brandweer heeft de intentie om de landelijke ontwikkelingen op het gebied van de rechtspositionele situatie van vrijwilligers te steunen en te zijner tijd in de besluitvorming in te brengen.
14
Planning; voortgang Portefeuillehoudersoverleg; overleg afdeling financiën en P&O; klankbordgroep. Voorlichtingsavonden; start inschrijvingsprocedure personeel.
april
Managementteam
uiterlijk 2 mei
B&W
uiterlijk 8 mei
OR, eigen vergadering
21 mei
OR overleg
28 mei
GO
eind mei
B&W
5 juni
Cie AB
18 juni
Cie middelen
27 juni
Raad
12 juli (in juni alleen MJB)
15