RAPPORT
yan de onderzoekscommissie inzake E. Dekker
Inhoudsopgave
1.
Het onderzoek
1.1
1.3
Aanleiding tot het onderzoek De commissie van onderzoek Werkwijze van de commissie van onderzoek
,
De resultaten van het onderzoek
2.t 2.2 2.3 2.4
Achtergrondinformatie Gebeurtenissen op en rond 9 oktober 1999 De onderzoeksresultaten De interpretatie van de onderzoeksresultaten
3.
Conclusies
4.
Aanbevelingen
10
4.1
Aanbevelingen aan de sponsor Aanbevelingen aan de UCI Aanbevelingen á^n de KNWU
10
t.2
4.2 4.3
Bijlage
2
2
)
5
6 7
7
l0
ll
"Relevant laboratoriumonderzoek bij de heer Dekker, verricht in erkende laboratoria en bij gezondheidscontroles door de UCI"
I.
HET ONDERZOEK
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
Bij de heer Erik Dekker, lid van de Nederlandse ploeg voor de wereldkampioenschappen wielrennen op de weg in Verona, werd op zaterdag 9 oktober 1999, tijdens een
gezondheidscontrole vanwege de UCI, een te hoge waarde voor de Haematocriet (voorts te noemen: Ht) gevonden. De waarde bedroeg 52Yo. Omdat waarden boven 50% als "ongezond" beschouwd worden, werd Dekker, conform de reglementen, voor de duur van 15 dagen ongeschikt verklaard voor deelname aan wielerwedstrijden. Hoewel het hier gaat om een, op initiatief van wielerploegen en coureurs ingestelde gezondheidscontrole die niet voldoet aan de strenge eisen van zorgvuldigheid van een dopingscontrole, wordt door de publieke opinie een te hoge Ht geïnterpreteerd als (mogelijk) gebruik van recombinant humaan erythropoietine (EPO) met als doel het erytrocytenaantal, en daardoor de sportprestaties, te verhogen. Gezien het strenger
anti-doping beleid
van de
ploegleiding
en de
sponsor (Rabobank) werd
een
vertrouwenscommissie ingesteld met als opdracht:
te hoge Dekker, Erik vastgesteld bii ís de UCI door i,999 haemotocrietwaarde die zaterdag 9 oldober zo mogelijk antwoord te geven op de vraag hoe deze waarde is ontstaan en voorts te doen al wat in het kader van dít onderzoek nodig wordt geachtEen onderzoek uit te voeren naar aanleiding van de volgens de normen van de UCI
1.2
De commissie van onderzoek
De vertrouwenscommissie bestaat uit de volgende personen: À/Ír. R.P.G.L.M. Verbunt, advocaat te Utrecht, voorzitter Prof. dr. J.J.M. Maor, hoogleraar interne geneeskunde, Universiteit Utrecht Prof. dr. W.L. Mosterd, emiritus-hoogleraar klinische sportgeneeskunde, Universiteit Utrecht Mr. A.M.F. van Veghel, advocaat te Utrechl se..cretaris.
1.3
Werkwijze van de commissie van onderzoek
De commissie is op 27 oktober 1999 voor het eerst bijeen geweest en heeft de opdracht, zoals bovenomschreven op haar merites beoordeeld en aanvaard. De commissie heeft een werkschema en tijdpad afgesproken. Tenslotte heeft de commissie, benoemd.
ter
ondersteuning van haar werkzaamheden, een secretaris
De commissie heeft op de navolgende dagen hoorzittingen gehouden enlof vergaderingen belegd: 27 oktober 1999 9 november 1999 18 november 1999 22 november 1999 29 november 1999 9 december 1999 17 december 1999 De commissie heeft de navolgende personen gehoord: 9 november
1999:
18 november
1999:
9 december 1999:
de heer J. Raas, teammanager de heer Th. de Rooy, ploegleider de heer E. Dekker de heer dr. G. Leinders, teamarts Rabobank de heer P. Nieuwenhuis, directeur KNWU mevrouw drs. N.A.E. Eyssen, coórdinator inhoudelijk beleid
KNWU. De commissie heeft tevens inzage gehad in een intern rapport, opgemaakt door de heren J' Raas en P. Hubert respectievelijk team-manager en coórdinator van Rabobank Cycling Team.
Met schriftelijke toestemming van de heer Dekker heeft de commissie kennis kunnen nemen van het medisch dossier, vootzover van belang voor het onderzoek van de commissie. De commissie was in de gelukkige omstandigheid da! vanwege de door de UCI verplichte periodieke bloedonderzoeken en bloedonderzoeken op eigen initiatief van de ploegarts, er een groot aantal relevante bloedparameters beschikbaar was die over een langdurige periode verzameld werden.
Het uitgebreide en zorgvuldige laboratoriumonderzoek werd venicht in
gerenoÍnmeerde (ziekenhuis-) laboratoria Van alle onderzoeken werden de originele uitslagen (dus niet een àatabase van de ploegarts) ter beschikking gesteld, voorzien van de identificatie van de betrokken coureur. Van anderaleden van de RABO-ploeg werden ter vergelijking over dezelfde periode geanonimiseerde, maar verder eveneens originele, laboratoriumuitslagen ter beschikking gesteld. De laboratoria" waar bloedonderzoek wer{ verricht, waren:
Ziekenhuis Eemland, Amersfoort Maaslandziekenhuis S ittard Laboratorium voor Medische Biologie, Brugge
Daarnaast waren originele uitslagen ter beschikking van eerdere gezondheidscontroles door de UCI in 1999 (uitslag Ht respectievelijk 44,5o/o en46,90Á).
Ook werd er melding gemaakt van Ht-bepalingen door de ploegarts op eigen apparatuur. Hiervan waren echter geen originele uitslagstrookjes beschikbaar, zadat deze uitslagen in principe niet voor de beoordeling gebruikt werden. Behoudens interpretatie van de laboratoriumuitslagen werd ook aandacht besteed aan de wijze van bloedafname, m.n. die op 9 oktober 1999 namens de UCI, omdat Ht-waarden sterk afivijkend kunnen zijn bij een ondeugdelijke afrrametechniek. Tenslotte heeft de commissie kennisgenomen van de reglementen van de UCI, betreffende de gezondheidscontrole door het meten van de Ht-waarde, alsmede de notulen van de op 24 januari 1997 te Genève gehouden UCl-vergadering waarin, mede op instigatie van de renners en aanweàge artsen werd besloten om, ter vermijding van gezondheidsrisico's, bloedtesten verplicht te stellen.
De commissie hecht erÍum op te merken dat zowel van de zijde van de heer Dekker, hetr management van de Rabobank Wielerploeg, de ploegarts van de Rabobank Wielerploeg, alsmede van de zijde van vertegenwoordigers van de KNWU, volledige medewerking is gegeven om de commissie in staat te stellen haar onderzoek te verrichten.
2.
DE RESULTATEN VAI\I HET ONDERZOEK
2.1
Achtergrondinformatie
Erythropoietine is een hormoon dat voornamelijk geproduceerd wordt in de nieren. De werking van dit hormoon is het aanuetten van de produktie van rode bloedcellen (erythrocyten) in het beenmerg. Het lichaam gaat meer EPO produceren indien er, om welke reden dan ook (b.". btj longziekten of bij verblijf op grote hoogte: hoogtetraining) een tekort aan zuurstof ontstaat, met als gevolg een "natuurlijke" stijging van de Ht (Ht. is dát percentage van het totale bloedvolume, dat bestaat uit - rode - bloedcellen).
Indien het lichaam onvoldoende EPO maakt O.v. btj nierziekten, kanker, ontstekingsprocessen) dan heeft dit bloedarmoede (een tekort Íum circulerende rode bloedkleurstof, ofirel haemoglobine) tot gevolg. Deze vorm van bloedarmoede is goed behandelbaar m.b.v. EPO,. waarbij weinig of geen bijwerkingen optreden, met als gevolg een grote toename van kwaliteitvan leven voor de patiënt. Uiteraard let de arts er goed op dat het haemoglobine niet stijgt boven de normale waarden, al was het alleen mÍur vanwege de hoge kosten van EPO. stijging ,gan haemoglobine, erythrocytenaantal of Ht kunnen bij nierdialyse("kunstnier") patienten hoge bloeddruk en een stolling in de bloedtoegang optreden. Bij andere patienten die EPO nodig hebben komen deze problemen nauwelijks voor. Bij patienten met een Èolycytaemia Vera (een bloedziekte die gepaard gaat met een te grote produktie van erythrocyten in het beenmerg), waarbij de Ht kan oplopen tot waarden boven de 60Yo, treden echter veelvuldig complicaties in de vonn van thrombose en longembolie op die vaak een fatale afloop hebben.
Bij een te snelle
Omdat bewezen is dat EPO, evenals "bloeddopirg", bij sporters een stijging van haemoglobine, erythrocyten en Ht kan geven met een verbetering van het prestatieveÍnogen, ligt het voor de hand dat door een aantal sporters naar EPO gegÍepen werd als dopingmiddel. Bij ongecontroleerd gebruik kan dit ernstige complicaties geven en er wordt verondersteld dat gebruik van EPO bij ien aantal wielrenners fatale gevolgen heeft gehad. Nanst het aspect van competitievervalsing bestaat er dus een ernstig gezondheidsrisico. Helaas bestaan er geen praktisch bruikbare methoden om het toegediende EPO van het zelf geproduceerde hormoon te onderscheiden. Daarom werd, terecht door de UCI een "gezondheidstest" geïn6oduceerd in de vorm van bepaling van het Ht. Een probleem van deze ingevoerde test is dat de grenswaarde van 50Yo zodanig scherp gekozen is dat ein aanzienlijk aantal normale personen, dus ook sporters, een Ht-waarde heeft die boven de door de UCI gestelde limiet ligt. De commissie merkÍ overigens op dat op eerder bedoelde UCIvergadering vaÍl 24 jawarr 1997 onder meer door de daar aanwezige artsen uiWoerig is gesproken o,r.i d. vast te stellen en te hanteren grenswaarde. Aanvankelijk is men uitgegaan van 53%. Na ampele discussie heeft men de - arbitraire - grenswaarde op 50% gesteld.
Het voorgaande kan tot gevolg hebben dat sporters bij deze "gezondheidscontrole" ten onrechte u* .ornp"titie uitgesloten worden. Aan de andere kant kunnen sporters het verboden EPO juist wel gebruiken om hun, om welke reden dan ook relatief lage, Ht op te hogen tot waarden juist beneden de 5loÁ.
Deze praktijken
zijn alleen maar op te sporen door in de loop van het jaar geregeld
bloedonderzoek te verrichten waarbij in het laboratorium een aantal waarden worden onderzocht die samen een goed inzicht geven in de produktie van rode bloedcellen. Interpretatie van dergelijk onderzoek is echter "vak\fferk" omdat, m.n. bij duursporters, diverse externe invloeden die zowel ,'verdunning" als "indikking" van het bloed kunnen geverL kunnen resulteren in aanzienlijke schommelingen in de Ht waarde, zeker bij meerdaagse wedstrijden. Daarnaast bestaan er vele vorïnen van bloedarmoede (bij sporters is ijzertekort, vooral door verlies uit de darm, het belangrijkste) die schommelingen in de Ht kunnen geven. Deze vormen van bloedarmoede dienen en mogen ook behandeld worden met reguliere middelen zoals ijzerpreparaten, met wederom Íikse schommelingen in de Ht mÍur ook in andere laboiatóriumbepalingen die te maken hebben met de bloedaanmaak. Ontbreken bij duursportersr dergelijke schommelingen in de bloedaanmaak, of zijn er goed gedocumenteerde oorzaken voor aan te
),
wijzen, dan is verboden gebruik van EPO onwaarschijnlijk.
Gebeurtenissen op en rond 9 oktober 1999
De heer Dekker en enige van zijn ploeggenoten van de Rabobank Wielerploeg zrin geselecteerd voor de Nederlandse Wielerploeg óm deel te nemen aan het wereldkampioenschap wielrennen in Verona (Italie). De heer Dekker is op maandag 4 oktober 1999 afgereisd naar Italië en heeft zich gemeld bij de G. Nederlandse ploeg, àie onder leiding stond van Prof.Dr. E. Lutjens, chef d'equipe, de heer Kneteman, bondscoach en Dr. Ï.de Vries, bondsarts. Naar de heer Dekker heeft verklaard heeft hij ter voorbereiding op de wedstrijden de normale het trainingsarbeid venicht. Op woensdag 6 oktober 1999 heeft de heer Dekker deelgenomen aan wereldkampioenschap tij drij den.
Op zaterdag 9 oktober 1999 is de heer Dekker woeg in de ochtend opgeroepen voor
de
gËzondheidicontrole, uitgevoerd door de daartoe in de UCl-reglementen aangewezen autoriteiten.
hij Na de bloedafrrame heeft de heer Dekker zijn trainingsarbeid hervat. Later in de ochtend heeft hoog te de mededeling ontvangen dat onderzoek van het bloed had aangewezen dat bij hem een zijn (buiten bloedtest tweede Àin bloed was gemeten. ook de haematocrietgihalte aanwezigheid uitgevoerd) toonde een overschrijding van de waarde van 50oÁ aan.
i"
De heer Dekker ontkende en ontkent desgevraagd gebruik te hebben gemaakt van 'verboden stoffen'.
23
De onderzoeksresultaten
Zoalsuungegeven in paragraaf 1.3 van dit rapport bestaat het voornaamste materiaal waarop de commissie haar conclusies heeft gebaseerd uit de verklaringen van de betrokkenen en de laboratoriumwaarden die betrekking hebben op eerdere en latere bloedcontroles van de heer Erik Dekker.
De voor de vraagstelling relevante laboratoriumwaarden die werden geanalyseerd hebben betrekking op de periode 28 juni 1997 tot 19 oktober 1999 en staan samengevat in de als bijlage opgenomen tabel.
2.4
De interpretatie van de onderzoeksresultaten
Op grond van de steeds normale waarden voor de bezinkings-snelheid van de erythrocyten (BSE) en het aantal witte bloedlichaampjes (leukocyten) kan worden gesteld dat er in de observatieperiode geen sprake is geweest van ontstekingsprocessen die de overige uitslagen zouden kunnen beinvloeden.
De waarden voor de aanmaak van rode bloedcellen (dit betrefFen Hb, Ht, MCV) bevinden zich steeds binnen normale referentie-grenzen voor volwassen mannen, dit geldt zelfs voor de door de UCI op 9 oct 1999 gemeten hoge waarde. Belangrijker nog is dat de variaties in Hb, Ht en MCV ruim binnen de marges liggen die verwacht mogen worden bij normale mannen, en zeker voor top-duursporters. Dit maakt manipulatie in de voÍïn van toegediend EPO zeer onw&rschijnlijk.
Dit wordt nog versterkt door de uitslagen voor de reticulocyten. Bij een abnormale stimulatie van de aanmaak van rode bloedcellen, met stijging van FIb en Ht, zou een opvallende toename van het aantal reticulocyten (onge rode bloedcellen die "vers" uit het beenmerg komen) geÀen moeten worden. Dit is niet het geval. Bovendien zou een strjging van de soluble transferrin receptor (die zorgt voor de ijzeropname in jonge rode bloedcellen) verwacht mogen worden. Ook dit is niet het geval. De door de UCI op 9 ontóU"r 1999 gemeten Ht van52oÁ is duidelijk een uitschieter. Dit kan onmogelijk het resultaat zijn van recent EPO-gebruik, gezien alle andere gemeten laboratoriumwaarden.
Wat wel afirijkend is, zijn de waarden die te maken hebben met de hoeveelheid ijzer in het lichaam- Die hoeveelheid is duidelijk verhoogd. Vanwege het frequent voorkomen van ijzertekorten nemen veel sporters ijzerpreparaten tot zich, in orale vorm of als injecties. Dat is ook bij de heer Erik Dekker het geval- Dit werd uiwoerig met hem en de ploegarts besproken. Deze medische toepassing van ijzer is toegestaan. Er is echter, kennelijk op aandringen van Dekker (omdat hij er zich beter bij voelt), duidelijk sprake van overdosering met als gevolg een te grote ijzervoorraad en vaak een erg hoge ijzerverzadiging van transferrine. Een hoge ijzewerzadiging zou kunnen bijdragen tot de vorming van toxische zuurstofprodukÍen en wordt derhalve afgeraden. Ook de waarden voor vitamine Bl2 in serum njn erg hoog, kennelijk door (toegestane) suppletie met vitaminepreparaten. Hoge waarden van vitamine 812 zijn echter in het geheel niet schadelijk maar ook niet nodig. De commissie is uiwoerig ingegaan op de bloedafirame door de laborant of arts van de UCI. De gang van zaken werd door de heer Dekker in detail op papier gezet en tijdens het gesprek werd daar diverse malen op ingegaan. De heer Dekker is zeer consistent in de beschrijving van het voorval. De bloedafrrameprocedure was niet alleen in onderhavig geval als rommelig aan te merker; maar uit verklaringen van derden blijkt dat die situatie zich veelvuldig voordoet, niet in het minst door de enorïne werkdruk voor de betrokken arts en/of laborant die in korte tijd veel monsters moet afnemen die vervolgens (veelal op een andere lokatie) onderzocht moeten worden. Uiteraard kan dit tot verwisselingen of procedure-fouten leiden. Daarvoor bestaat echter geen duidelij ke aanwij zing.
Veel belangrijker is dat de bloedafirame niet lege artis heeft plaatsgevonden. Na het aanleggen van een stuwband lukte het niet goed om een vat aan te prikken. In totaal waren er drie pogingen nodig voordat er bloed verkregen werd. In de tussentijd werd de arts nog weggeroepen, kennelijk o- érg"ttr een handtekening te zetten. Al die tijd, waarschijnlijk ruim een minuut, bleef de stuwband aangelegd. Daags na de bloedafirame had Dekker in het betreffende gebied een grote bloeduitstorting. Het is bekend dat bij te lang stuwen afirijkende bloedwaarden gevonden worden door concentratie in het gestuwde bloedmonster. Deze procedure kan er de oorzaak van zijn dat op de bewuste dag bij de heer Erik Dekker een haemàtocrietwaarde gemeten werd die duidelijk hoger was dan bepalingen kort voor en na die datum. Door de ploegarts op diezelfde dag gemeten waarden waÍen weer wel in de voor Dekker bekende'range'.
De "conÍa-expertisen door de UCI werd verricht op hetzelfde gestuwde bloedmonster als waar eerder de te hoge Ht waarde gevonden werd. Dit is volstrekt onacceptabel, ook als het "maar" om een gezondheidsconhole gaat.
Met al deze omstandigheden zA dan ook rekening gehouden moeten worden bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten.
3.
CONCLUSIES
Op grond van de hiervoor besproken
onderzoeksresultaten betrokkenen, kan tot de volgende conclusies gekomen worden:
en de verklaringen van
de
l.
Door de analyse van het gedegen longitudinale bloedonderzoek over een voldoende lange periode, voor en na de bevinding van een te hoge Ht door de UCI op 9 oktober 1999, is iret wijwel zeker te stellen dat toor de heer Erik Dekker geen manipulaties met EPO kunnen hebben plaatsgevonden-
Z.
De discrepante hoge waarde voor de Ht op genoemde datum kan zeer wel het gevolg zijn van een niet lege artis verrichte bloedafrrame na langdurige stuwing van de veneuze bloedstroom, zoals die uit de verklaringen is gebleken-
4.
AAI{BEVELINGEN
4.1
Aanbevelingen aan de wielerploeg en/of sponsor
Aanbevelingen Ílan de wielerploeg en/of sponsor voor het verkrijgen van de grootst mogelijke tegen zekerheid ten aanzien van een "schone" ploeg, tevens ter bescherming van de renners onjuiste suggesties wat betreft dopinggebruik:
l.
Binnen 2 uur na uitsluiting via de zogenaamde gezondheidscontrole door de UCI moet in van aanwezigheid van de begeleidend arts of ploegleider in een erkend laboratoratorium wordt een nabij gelegen ziekenhuis bloed worden afgenomen waarin de haematocriet worden te bepaald, utt1n"d" Hb, erythrocyten en MCV. Tevens dient spijtserum ingevroren voor later aanvullend onderzoek'
2.
Bij de drie-maandelijkse bloedcontroles t.b.v. de UCI en de thans wijwel maandelijkse td controle door de ptóegarts dienen volgens een tevoren vastgestelde lijst bepalingen worden uitgevoerd. Telkens dient 10 ml spijtserum te worden afgenomen en ingeworen (b.v. met zodateventueel achteraf nog doelgerichte bepalingen kunnen worden uitgevoerd betrekking tot EPO)-
3.
4.2
wordt Indien door de ploegarts de avond voor een wedstrijd een Ht van 50oÁ of meer in vastgesteld ,rr"i U"trulp van een microcentrifuge, is het aan te bevelen orl, monster Het u.n*"rigtreid van onaftrankelijke getuigen, nogmaals bloed af te nemen. dient gemerkt en verzegeld te worden voor later onderzoek. monster Indien een daaropvolgànde Ht controle door de UCI normaal uiwalt dan kan het vernietigd worden-
Aanbevelingen aan de UCI
Aanbevelingen aan de UCI vanwege het feit dat de door haar beoogde "gezondheidscontrole" ibuitenwereld' toch als dopingcontrole zou kunnen worden tegen ae Èaoenng in door de gei'nterpreteerd" met alle schadelijke gevolgen van dien:
l.
en Niet te veel renners in korte tijd willen testen met te weing privacy voor renneÍs (b) onjuiste laboranten en met kans op fouten zoals (a) verwisseling van monsters, waarin de bloedafirame (b.v. te lang ituwen) en (c) zorg te dragen voor een omgeving bloedafrrame in alle rust en lege artís kan geschieden'
Z.
verzegeling van Bloedafrrame en waarden beter controleerbÍur c.q. toetsbaar maken door het monster.
10
3.
Bij een te hoge Ht ij
4.
waarde dienen aan betrokkenen ongevraagd de meest recente
kresultaten te worden verstrekt.
bloedmonster te worden afgenomen.Bepaling van de Ht in dit monster dient zowel op de eigen apparatuur als in
Bij een te hoge Ht dient ongestuwd een tweede
een erkend laboratorium plaats te vinden.
5.
In de toekomst is
aan te bevelen
ofl,
behalve een veneus bloedmonster, een
bloedui6trijkje af te nemen om met Hb gevulde liposomen op te sporen.
43 1.
Aanbevelingen aan de KIIWU
Duidelijke afspraken dienen te worden gemaakt tussen de KNWU en de 'uitgeleende' renners c.q. hun ploegleiding ten aanzien van de begeleiding en de verantwoordelijkheden 3
2.
Verplichte verslaglegging door KNWU offrcials van controles met betrekking tot tijdelijk onder hun verantwoordelij kheid staande renners.
3.
Overleg tussen de verantwoordelijke bondsarts en de arts van de renner(s) vóór de 'overdracht' van deze renner(s) aan de nationale ploeg betreffende medische aspecten is geihdiceerd ter voorkoming van kennisachterstand van de bondsarts.
Àdr. R.P.G.L.M. Verbunt,
voorzitter
Prof. dr. J.J.M. Manc Prof. dr. W.L. Mosterd Mr. A.M.F. van Veghel, secretaris
Utrecht, 17 december 1999 Namens de commissie,
Mr. R.P.G.L.M. Verbunt, voorzitter
IvÍr. A.M.F. van Veghel, secretaris
11
BIJLAGE
Tabel: Relevant laboratorium onderzoek bij Erik Dekker, verricht in erkende laboratoria en bij gezondheidscontroles door de UCI. datum
Ht
labora-
MCV
Hb
BSE
lt
mn/hr
,],0" 1 2 umol/l
%
mmol/l
0.4
t0.r
9,
0.4r
9.
9"
I
6..
0.4
9.
Qt
0.
6.
0.+
9.:
9
0.
4.
i,emlanc
l@-91
Eemlanc
Brugge
0.4:
03-G9' lrugge
21+v: UCI 27-6-9' 3rugge :a6l
9..
6.
2.3
0.6.
24
86
2
l.9i
0.5,
23
l50l
2.2
2.t
0.3t 0.7
22
J
291
tt2 l4l' l7l!
9,
2"
2.1
0.4!
23
9
0.
5.
3!
2.31
0.7
tE,
I
2.1
0.3t
251
It It
2.31
0.5
2.t'
9
0.
6.
03-7-y. UCI
0.4
l0-7-v
0.4'
9.
)t
0.
6.
0.5r
10.:
6.
9t
30-8-9r lrugge
24
8.,
l9-10-9
0.4
7.
t.4-2.0
I .G. 10.0
Ht = haematocriet Hb = haemoglobine
MCV = meÍur corpuscular volume (gemiddelde volume van erythrocyten)
soluble ransferrin rec€ptoÍ BSE = bezinkingssnelheid van erythrocyten
1.0,
t'to"
0.5
Q.z
9
SIJ = serum ijzer Fe verz = plasmrtransferrine ljzew etzadigings'fractie
165',
2.2
9"
9.
t.52
20:
2
9.
0.4t
1.0-15
1.0,
0.4
28
0.4r
t.5-10.5 t0-102
0.9
305r
0.4,
lGl0-9, lnrgge
).4G.
312,
l2t
2.1
9,
0.9
27
2
9.
10.91
1.0,
4.
0.4 0.5
l.l
t52l
0..
2l-9-91 lrugge D9-10-9 UCI
sTÍR:
3
9.
9,
iexaarde
ug/l
0.4' 0.4
0.4r
leferen
mg/l
fractie
0.
0.4
t2-8-q lrugqe
pmol/l
s/l
7.
9:
0l-7-9 Jrugge 3rugge
sTfR
7.
9.
284-9,
trans- Fe ver: [erritin, vit B l2 ferrine
I
r5-3-E Brugse
2&-91
SIJ
cvten
fractie 28-ó-9' iittaÍd l8-l-9r lemlanc t8-12-9 3rusge
I8-l-9
rcticu- leukolocvter
torium
2.1
10.0-3( t.0-3.6 < 0.60
l0-250 lóG. )70
0.831.76