Ranger in 12 dagen
Wildlife Management
Een introductie in de wereld van het natuurbeheer Je hebt als Nederlander een wildreservaat in Zuid-Afrika, want je houdt van de natuur en je wilt je naar vermogen hiervoor inspannen. Maar hoe betrek je andere geïnteresseerden bij je reservaat? Hoe bereik je dat meer mensen kennismaken met het belang van natuurbescherming? En bovenal: hoe genereer je inkomsten voor het reservaat? Dat zijn de vragen waarvoor het echtpaar Ton en Yvonne Jansen van Kololo Game Reserve zich gesteld zien. Eén van de antwoorden: een rangercursus aanbieden. Twaalf dagen in een tentenkamp, deskundige inleiders, excursies en game drives. 80
Tekst en fotografie: Willem Laros
Word je in twaalf dagen ranger? Nee natuurlijk. De hoeveelheid informatie waarover een ranger in Zuid-Afrika dient te beschikken laat zich niet in twaalf dagen persen. Maar flink ruiken aan het werk van een ranger is het wel. En een goede kennismaking met de Zuidafrikaanse natuur is het eveneens.
Intro foto: Fascinerend kijkje in de wereld der reptielen
Inkomsten genereren Wildreservaten in heel Afrika zijn gebaat bij toeristen, want die zorgen voor inkomsten. Toeristen willen wilde dieren zien: hoe meer hoe liever. In veel reservaten lopen daarom meer dieren dan de oppervlakte en de begroeiing kunnen verdragen. Van een natuurlijk evenwicht is geen sprake. Bijvoederen is noodzakelijk om het te grote aantal dieren in leven te houden. Zonder dieren geen toerisme, zonder toerisme geen inkomsten, zonder inkomsten geen natuurbeheer. Zie hier de spagaat waarin de natuurbeheerder in Afrika zich bevindt. Ton Jansen zoekt voor dit probleem een originele oplossing door een rangercursus aan te bieden. Dat lokt toeristen, kweekt kennis en begrip voor het natuurbeheer én zorgt voor inkomsten. Vol verwachting vlieg ik naar Johannesburg om deel te nemen aan de eerste rangercursus in Kololo. Een try out, eigenlijk. Een ‘gewone’ vakantie naar Zuid-Afrika is natuurlijk al heel leuk, maar een rangercursus volgen is nóg leuker. Helemaal voor natuurliefhebbers, avonturiers en andere mensen die graag actief vakantie vieren. Ik volg een 12-daagse training in Kololo Game Reserve dat gelegen is in het Waterberg gebied in de provincie Limpopo. Alle aspecten van het rangervak komen tijdens de cursus aan de orde: van geologie tot tekeningen van bosjesmannen en sterrenkunde. En veel wildlife natuurlijk.
Gedetailleerde kijk naar flora en fauna
Foto linksonder: Van theorie naar praktijk: op pad met de Landcruiser. Foto rechtsonder: Olifanten: potentieel zeer gevaarlijk, zo ondervonden we.
Bij aankomst op het vliegveld van Johannesburg wacht een medewerker van Kololo de deelnemers op. Na een steeds stoffiger wordende rit over uiteindelijk een smalle zandweg, zo’n 40 kilometer voorbij het laatste stukje bewoonde wereld (Vaalwater, in het zuidwesten van Limpopo nabij het Marakele National Park) en een smakelijke lunch in het Kololo restaurant gaat de rit per open Landrover naar het tentenkamp. En dan weten we ons definitief in Afrika. Impala’s en een handvol wildebeesten zijn de eerste dieren die we zien, nog voor de training is begonnen. Het basiskamp van de maximaal tien deelnemers bestaat uit ruime, militaire tweepersoons tenten, met daarachter douche, wastafel en toilet. Warm water en stroom zijn er alleen als de generator draait, er is hier geen verbinding voor
80
de mobiele telefoon. De bedden zijn prima en voorzien van lakens, dekens en kussens. Dagelijks wordt de tent aangeveegd en worden de bedden opgemaakt. In juli – winter in Zuid-Afrika – zijn de nachten koud (rond het vriespunt) en de dagen aangenaam (20 graden). De theorielessen, door uiteenlopende experts verzorgd, vinden plaats in een grote tent, waarin ook de keuken is ondergebracht. De avonden brengen we rond het kampvuur door. Mijn groepsgenoten hebben zeer uiteenlopende achtergronden. Zo zitten we om het kampvuur met een universitair hoofddocent, een IT-er, een verpleegkundige, een student fysiotherapie en een Duitse makelaar. De voertaal is Engels, smakelijk afgewisseld met Zuidafrikaans.
Foto links: Comfortabele verblijfsaccommodatie tijdens de cursus
Unesco registratie. Een biosfeer is een leefgebied met specifieke kenmerken; in het geval van Waterberg met name bepaald door de savanne in combinatie met een grote biodiversiteit en een rijke cultuur. Inleider Clive Walker, internationaal bekend natuurbeschermer, voormalig ranger en tevens eigenaar van het Rhino Museum opent de rij docen-
Foto rechts: Theorieles in de buitenlucht
Unesco Het Waterberg district – bijna 15.000 vierkante kilometer groot – is een onderdeel van de provincie Limpopo. Sommige Het is een ‘biosfeer’ reservaat, in 2001 voorzien van een studie-objecten zijn veiliger op sterk water te bekijken
ten. Het Waterberg gebied kan volgens hem uitgroeien tot één van de belangrijkste natuurgebieden in Zuid-Afrika, mits verdergaande ontwikkeling van toerisme, game ranching (‘wild-boerderijen’), jacht en ecologische zorg plaats vindt. Veel grote zoogdieren waren ruim een eeuw geleden uit het gebied verdwenen, maar dankzij natuurbeschermers zijn de olifant, de buffel, de witte neushoorn, het nijlpaard, de leeuw en alle belangrijke antilopensoorten hier weer terug. Kennismaking met de natuur onder begeleiding van deskundige gidsen
80
Kennismaking met het ranger vak De eerste vijf dagen staan in het teken van vogels, geologie, ecologie en de biosfeer van het Waterberg ge-
bied. Naast theorielessen staat er een vroege wandeling op het programma, een bezoek aan het Rhino museum van het echtpaar Walker, een game drive waarbij we op zoek gaan naar witte neushoorns en een bezichtiging van tekeningen van bosjesmannen. Clive Walker vertelt ook nog een halve dag boeiende verhalen over zijn ontmoetingen met gevaarlijke dieren en dat brengt ons op een van de noodzakelijke vaardigheden voor een ranger: om kunnen gaan met een geweer. Om redenen van lijfsbehoud, maar ook in het kader van populatiebeheer is schieten een essentieel onderdeel van het rangervak en dus ook opgenomen in deze cursus. Jan Wessels, oud-militair en nu manager van een wildreservaat, deelt zijn kennis over geweren, kalibers en de plekken waar de verschillende diersoorten geraakt behoren te worden. Natuurlijk schieten we daarna zelf ook en wel op een roos, neergezet op 50 meter afstand. Henk Scheepers ontvangt ons op de zesde dag op zijn agrarisch bedrijf, dat in eerste instantie is gericht op het verbouwen en drogen van tabaksplanten. We zien het op-
Genoeg materiaal voorhanden voor zelfstudie
Rechtstreeks in contact met de Afrikaanse fauna
Het 3.000 hectare metende Kololo Game Reserve ligt op drie uur rijden van het vliegveld van Johannesburg en is voorzien van een restaurant, bar, zwembad, twee terrassen en twaalf chalets. Jaarlijks zullen er enkele rangercursussen en wildlife fotoworkshops worden gegeven. Informatie is verkrijgbaar via het boekingskantoor in Gouda, telefoon 0182-546527, of via de website www.kololo.nl
kweken van jonge tabaksplantjes tot en met het drogen, sorteren en verpakken van de tabaksbladeren. Een relatief jonge ontwikkeling is het vermeerderen van geraniums, waaruit olie wordt geperst. De coöperatie waarbij Scheepers is aangesloten heeft in 2000 de eerste pers voor geraniumbladeren aangeschaft; de allereerste in Zuid-Afrika. Het bedrijf wil een belangrijke rol gaan spelen op de wereldmarkt van dit soort oliën. Scheepers vindt het prettig dat de rangeropleiding ook aandacht besteed aan sociaal-economische aspecten, want ‘Zuid-Afrika is méér dan alleen leeuwen en olifanten’.
Witte leeuwen en kruipend spul Op dag zeven gaan we met de groep rangers-inopleiding naar de witte leeuwen in het reservaat Mama Tau. De dieren zijn heel bijzonder om te zien, maar de biologische reden voor een fokprogramma met deze in de vrije natuur kansloze mutatie is mij niet duidelijk geworden. De dieren worden enkel verkocht, vooral aan dierentuinen in Azië en aan reservaten in Afrika die ‘iets bijzonders’ willen laten zien. De autorit door een van de gebieden krijgt bijna een minder vriendelijk aanzien als vijf jong volwassen leeuwinnen wel erg veel interesse in onze open Landcruiser tonen. Een flinke dot gas brengt de dieren op andere gedachten. Eenzelfde soort ‘ontsnapping’ staat ons diezelfde avond te wachten. Tot twee keer toe doet een olifant een aanval op onze auto: oren wijd, luid trompetterend en in een draf op ons af rennend. ´Onverantwoord,´ oordeelt onze
80
80
Tekst: Jeroen Brauckmann, Fotografie: Andy Raatz eigen ranger Richard Oosterhuizen later. De afstand tussen auto en olifant bedroeg uiteindelijk nog maar vijf meter… Naast al het grote wild waarmee we op deze wijze van wel erg nabij kennis maken, is het even tot rust komen als op een van de dagen erna het onderwerp ´vissen´ op het programma staat. Wederom theorie in combinatie met praktijk. Gewapend met werphengels gaan we een middag naar een meer dat ontstaan is door het opwerpen van een dam in de rivier. We vangen niets, maar ontspannend is het wel. Hoe dan ook ligt er deze avond vis op het kampvuur. Liefhebbers van slangen, reptielen en spinnen kennen wellicht Neels Bothma wel. Tijdens tv-opnames voor een documentaire over de zwarte mamba werd hij gebeten en verkeerde hij enige tijd in levensgevaar. Dat weerhoudt hem er echter niet van om door te gaan met zijn passie en tijdens zijn gedeelte van de cursus geeft hij ons voorlichting over de herpetofauna van Zuid-Afrika. Zes slangen heeft hij voor de gelegenheid meegenomen, waaronder de zwarte en groene mamba en de pofadder. Op gepaste afstand zien we ademloos toe hoe hij de slangen één voor één uit de kist haalt en later weer terug stopt…
Heetgebakerd Veel diersoorten hebben opvallende lichaamskenmerken waarmee ze de uitdagingen die de leefomgeving hun stelt het hoofd kunnen bieden. Een meester op het weerstaan van extreme hitte is de kameel. Iedereen kent de kameel vanwege de kenmerkende bulten op de rug. Vaak wordt gedacht dat die bulten dienen als wateropslag. Hoewel een extra watervoorraadje in de woestijn misschien erg logisch klinkt, vinden we die bij de kameel in ieder geval niet in de bulten. De bulten bestaan voornamelijk uit vet, en dat dient meerdere doelen. Het opgeslagen vet is een waardevolle voedselvoorraad die kan worden aangesproken in tijden van schaarste, wat nogal eens voorkomt in de woestijn. Daarnaast komt er bij de verbranding van vet ook nog eens water vrij. Wanneer een kameel slappe bulten heeft, dan komt dat door het interen op deze reservevoorraad. Een paar dagen goed eten en rusten zorgt ervoor dat de oorspronkelijke vorm weer terugkeert.
Plussen en minnen De rangercursus die ik in het Kololo Game Reserve volgde was de allereerste. Mede op basis van de bevindingen van de deelnemers zal het programma licht worden aangepast en verbeterd. Op een rij de plussen en minnen: + Het is een zeer breed georiënteerde cursus + Er komen diverse specialisten aan het woord + Een goede kennismaking met de Zuidafrikaanse natuur + Onze ranger Richard Oosterhuizen leidt de groep op overtuigende wijze + Het tentenkamp is comfortabel - Er wordt weinig tot geen informatie over de bevolking van Zuid-Afrika gegeven - Woordvoerders zijn uitsluitend blank (75% van de bevolking is zwart) - Programma is af en toe erg vol - Van veel dieren en planten is de Nederlandse naam hier niet beschikbaar_
Om te voorkomen dat de kameel bezwijkt onder de extreme temperatuur in de woestijn die niet zelden oploopt tot zo’n 50° Celsius, beschikt hij over nog een aantal handige eigenschappen. Zo houdt de lange vacht de zonnestralen tegen en kan de lichaamstemperatuur zonder problemen oplopen tot boven de 40° Celsius en in de koelte van de nacht weer een aantal graden dalen. Waterbesparing is van cruciaal belang om te overleven in de woestijn, en om die reden wordt de urine van een kameel door diens nieren maximaal geconcentreerd zodat er zo weinig mogelijk vocht verloren gaat. Wateropname dient juist snel te gebeuren. Geen probleem voor de kameel, die binnen enkele minuten maar liefst 90 liter ‘tankt’; evenveel als de inhoud van de benzinetank van een Rolls Royce. Kan de auto hier nog geen dag mee vooruit, de kameel heeft er twee weken genoeg aan. Ook in het gedrag van kamelen is het aanpassingsvermogen van deze dieren tegen de hitte terug te zien. Door met hun kop in de richting van de zon te lopen of te staan, vangen ze de minste zonnestralen op. En lijkt het alsof ze het koud hebben, wanneer ze midden op de dag zo dicht mogelijk tegen elkaar aan kruipen? Integendeel: op die manier is het lichaamsoppervlak dat de zon kan bestralen zo klein mogelijk en per saldo heeft elk dier daar baat bij…
80
Zoo Logisch