RAI005-08 A0 EN cmyk.indd 1
26-02-2007 17:15:08
Redactioneel Zoals u vorig jaar in de begeleidende brief bij Beelden 2006#4 heeft kunnen lezen, is Beelden overgegaan naar een nieuwe uitgever. Per 1 januari van dit jaar heeft de Stichting Thoe Schwartzenberg Fonds het blad overgedragen aan Van Spijk Grafimedia. Dit om de groei van het blad verder te kunnen uitwerken. Een professionele organisatie heeft meer mogelijkheden dan een Stichtingsbestuur bestaande uit betrokken kunstenaars. Wij zijn het bestuur wel veel dank verschuldigd. Zonder hun inzet en enthousiasme was het blad negen jaar geleden niet ontstaan en was het niet gestaag gegroeid naar wat het nu is. Verdere groei is mogelijk door verdere professionalisering met Van Spijk Grafimedia. De eerste stappen van deze groei zijn al duidelijk geworden. Beelden verschijnt in 2007 definitief volledig in kleur. Zoals wij in de eerder genoemde brief schreven is de intentie om dit jaar met 40 pagina’s per nummer uit te komen. Dit eerste nummer van de nieuwe jaargang komen wij nog met 36 pagina’s uit. Daar zijn twee redenen voor. De eerste is dat onze advertentieverkoper plotseling is overleden en de tweede dat de galeriehouders van de diverse beeldentuinen op dit moment een beetje huiverig zijn om te adverteren vanwege alle bronsdiefstallen. Wij gaan er van uit dat dit de komende tijd weer aantrekt. Omdat Beelden een kwartaaltijdschrift is, zijn onze beschouwingen en kritieken meestal retrospectief. Ik hoor vaak dat trouwe lezers dit enigszins betreuren, omdat ze naar aanleiding van wat ze lezen graag de tentoonstelling gezien zouden hebben. Dit kan ik mij voorstellen, maar daar wij slechts om de drie maanden verschijnen, kunnen wij gewoonweg niet actueel zijn. Beelden is geen podium van een galerie, museum of manifestatie om in de vorm van overgenomen persberichten vooraankondigingen te doen. ‘Mededelingen’ kunnen in de vorm van een advertentie of bij de Beeldenroute gedaan worden. Het is aan de hand van de advertenties, de Beeldenroute, of agenda’s in kranten of collega kunstbladen om zelf te besluiten wat je niet wilt missen. Met onze retrospectieve insteek ontstaat naast de andere kunstbladen een pluriform tijdschriftenaanbod. In Beelden stellen wij ons ten doel tentoonstellingen, opgeleverde kunstwerken, boeken, etc. die belangrijk genoeg zijn voor een groot publiek onder de aandacht te brengen. Onze auteurs hebben een brede kennis van de beeldende kunst. Helaas echte objectiviteit bestaat mijns inziens niet in het kunstoordeel; kennis, persoonlijke beleving en persoonlijke mening resulteren in een levendige kritiek. Dit kan resulteren in zowel een positieve als negatieve beoordeling. Is het laatste het geval, dan moet er in ogenschouw genomen worden dat dit de mening is van één persoon. Echter zelfs een negatieve kritiek kan wel Beelden wordt uitgegeven door Van Spijk Grafimedia en verschijnt vier maal per jaar Hoofdredactie John Blaak Postbus 42621 3006 DC Rotterdam 010-2122857
[email protected] Tekstredactie Ineke Soeterik Vormgeving Sarah Manders Druk Van Spijk Grafimedia, Venlo
Inhoud degelijk hout snijden en de desbetreffende participanten en de lezers kunnen hiermee hun voordeel doen. Bijvoorbeeld door te reflecteren in hoeverre de beleving door de schrijver adequaat is en in hoeverre dit communiceert met de bedoeling van een kunstwerk of kunstproject. “Waarheid is een beleving” zei de Franse filosoof Michel Foucault. Als twee belevingen conflicteren betekent dit dat twee waarheidsbelevingen niet overeenstemmen. Het blijft altijd interessant om te kijken of het conflict uit het kunstwerk voortkomt en of dit een goede zaak is. Zo ja, vervolgens blijkt de negatieve kritiek ineens de dienaar van het kunstwerk. Zo nee, dan mist het kunstwerk in ieder geval bij een persoon haar doel. Het is voorts interessant om te kijken of deze persoon alleen staat. Ik hoop dat u als lezer veel plezier en voordeel aan de komende jaargang zult beleven.
6 7 8
10 11 12 14 16 18 21 22 23 Woody van Amen, Jupiter, 1992-1993, object met licht
Personalia Piet Augustijn, tentoonstellingsmaker, freelance journalist Anne Berk, auteur, recensent Ans van Berkum, kunsthistoricus Judith Beukering, kunsthistoricus, kunstmanager Etienne Boileau, communicatieadviseur, freelance journalist Annemiek van der Bruggen, kunsthistoricus en freelance auteur Riet van der Linden, kunsthistoricus Edwin van Onna, kunsthistoricus, publicist Roos van Put, kunsthistoricus Antonie den Ridder, beeldend kunstenaar, publicist Beatrijs Schweitzer, beeldend kunstenaar, kunsthistoricus Astrid Tanis, kunsthistoricus, kunsttheoreticus Sya van ’t Vlie, kunsthistoricus, publicist Geraart Westerink, kunsthistoricus ISSN 0921-7916
COLOFON
5
9
John Blaak
Abonnementen & Adreswijzigingen Jaarabonnement 30,Donatieabonnement min. 35,Losse nummers 7,50 Proefnummers 2,50 S.P. Abonneeservice Postbus 105 2400 AC Alphen a/d Rijn 0172-476085 (t) 0172-653307 (f)
[email protected] Advertenties AM Creations Postbus 90 5900 AB Venlo 077-3201334 (t) 077-3201331 (f)
[email protected]
4
Beelden 2007#2 verschijnt in week 26; Sluitingsdatum voor advertenties week 20
24 25 26 27
Lichtjaren Beatrijs Schweitzer De Appel Riet van der Linden Woody van Amen Edwin van Onna Cornelis Rogge Piet Augustijn Tom Claassen Ans van Berkum Gerhard Lentink Piet Augustijn On The Road Again Geraart Westerink Hall Object Judith Beukering Triomfpoorten Annemiek van der Bruggen Stroom Roos van Put 65+ Sya van ’t Vlie Turkije Antoine Boileau Giuseppe Penone Antonie den Ridder Juan Muñoz Anne Berk Gavin Turk Riet van der Linden Keith Tyson Edwin van Onna Zuidvleugel Antonie den Ridder Textiel+ Ans van Berkum Boeken Astrid Tanis
Omslag: Juan Muñoz, Winterreise, 1994
AL GENERATIES LANG GIETWERK MET STIJL BRONSGIETERIJ FLASSH JOS STIJLAART TEL 0514-605868 WWW.FLASSH.NL
Gouda bij Kunstlicht; 2006 Lichtjaren Kerstuitje met kunst. Het lijkt alweer even geleden maar in die context moet 2006 Lichtjaren in Gouda toch gezien worden. De kunstroute, met acht lichtkunstwerken, viel openlijk binnen een groter marketingplan om mensen in de donkerste weken van het jaar naar Gouda te lokken. SKOR die de tentoonstelling heeft samengesteld, moet zich wel even bedacht hebben voor het zijn medewerking gaf. Door Beatrijs Schweitzer Gouda op de kaart De informatiekrant ronkt van alle sfeervolle initiatieven die in de weken na de traditionele kaarsjesavond (2e dinsdag van december) ontplooid zijn om Gouda ‘op de kaart te zetten’. Naast een kerstmarkt, een vrolijke buitenijsbaan op de markt en bedenkelijk opgetutte lampenkappen, dus óók een kunstroute. Omdat achter ‘Gouda bij Kunstlicht’ toch ook echt serieuze ambities staken, heeft SKOR zijn medewerking toegezegd. Het ging niet alleen om beelden met licht als medium, maar de door SKOR-projectleider Theo Tegelaers geselecteerde kunstenaars waren voor deze gelegenheid ook gevraagd een ontwerp te maken dat inhoudelijk aansloot bij de betekenis van licht in deze tijd van het jaar. De werken waren alleen ‘s avonds te zien en er ging beslist een zekere bekoring van uit om zo in het donker door het stadje te dwalen. Daarmee is de kwaliteit van het geheel natuurlijk niet gegarandeerd. Kunst voor een groot publiek Op de markt kan het werk Beloved van Geert Mul niemand zijn ontgaan; Letterlijk huizenhoge projecties van steeds wisselende gezichten óp de omringende gevels. Het blijken portretten van mensen uit Gouda te zijn. VJ Mul, die graag interactieve situaties realiseert, had de bevolking opgeroepen hiervoor een portret van een geliefde op te sturen. Het sprookjesachtige effect en het warme wintergevoel van elkaar liefhebben moeten het
werk zeker gewaardeerd hebben gemaakt bij een groot publiek, inclusief de schaatsende jeugd. Beloved toont meteen twee opvallende kwaliteiten van licht als medium. Aan de ene kant het immateriële van de lichtbeelden en tegelijkertijd het gigantische volume dat schijnbaar moeiteloos bereikt kan worden. Een heel plein in een keer van beeld voorzien en bovendien onkwetsbaar voor vandalisme! Toch is het zeker niet het beste werk van de tentoonstelling. Het heeft effect en behaagt, maar veel meer is het eigenlijk niet en het mist subtiliteit. Nee, dan het ingetogen filmpje van Euan MacDonald. Parabola, ouderwets geprojecteerd op een loshangend scherm in een achterafzaaltje, toont een heldere komeet die zich langzaam uitgezoomed laat herkennen als de ster van Betlehem. Maar als het uitzoomen doorgaat worden we meedogenloos geconfronteerd met de illusie. Het landschap waarin we de stal en de herders verwachten blijkt, net als de film zelf, een in een zaaltje opgehangen voorstelling te zijn. Zo eenvoudig en treffend stemt het geheel tot nadenken over onze veronderstellingen. Op hetzelfde grachtje was eveneens de videomontage Wintersolstice van Stansfield/ Hooykaas te zien. Van binnen uit werden raamvullend op een fraaie, oude (gematteerde) etalageruit stemmige beelden geprojecteerd rondom het midwintermoment. Een brandende kaars in de vorm van een Boeddha, mensen lopend in de sneeuw. Een verrassend en meditatief gegeven temidden van voorbijrijdend verkeer. Andere bijdragen kwamen minder goed uit de verf, terwijl Day in Day out, van Hermelinde Hergenhahn, met verborgen opnamen van dezelfde locatie overdag, te lijden had onder een slechte situering op de stoep van de sponsor. Zeer krachtig, eenvoudig en gelaagd tegelijkertijd tenslotte, was de lichtzuil Endless Column van de Duitse Michael Sailstorfer, die vanuit een oude elektriciteitsfabriek (een heerlijk industrieel monument in het hart van de stad) via een gat in het dak kilometers ver, recht omhoog de hemel in straalde. Het begeleidende geluid uit het binnenste van de kunstenaar vormde daarbij een intrigerende toevoeging. Glad ijs SKOR had voor 2006 Lichtjaren enkele prachtige leegstaande panden in de stad gevonden en wist daarmee het werk ook enigszins van het kerstgebeuren te isoleren. Enigszins, want het gevaar van de aantrekkelijke lichtjes in het duister lag toch overal op de loer en door thematisch aan te sluiten bij het Goudse marketingconcept begaf de beeldenroute zich toch ook zelf een beetje op het gladde ijs van de kunstschaatsbaan. Moest alles prettig en aardig zijn en waren confronterende beelden ongewenst? Evengoed heeft het idee van kunst als kerstuitje een positieve kant. Het is laagdrempelig en mede dankzij de ruim voor handen zijnde informatie en een openbare gespreksavond met een deel van de kunstenaars, zal er bij veel mensen, ook de artofoben, belangstelling zijn opgewekt. Tegelaers zou de positie van Gouda bij Kunstlicht voor een volgende keer graag versterken, zowel qua visie als qua draagvlak. Die kans komt er zeker en Gouda kan zich hiermee ontwikkelen tot een podium voor spraakmakende lichtkunst.
Michael Sailstorfer, Endless column, foto Marieke Wulms
2006 Lichtjaren: 13 december 2006 t/m 7 januari 2007
www.goudabijkunstlicht.nl www.lichtjaren.nl
Geert Mul, Beloved, foto Marieke Wulms
4
Swingen op de revolutie De Appel in Amsterdam was vanaf de oprichting in 1975 tot 1981 een uniek podium voor performancekunst. Die periode viel samen met de hoogtijdagen van het feminisme. Een selectie uit het archiefmateriaal toont documenten en video’s van performances van coryfeeën als: Valie Export, Gina Pane, Martha Wilson, Carolee Schneemann, Moniek Toebosch en Joan Jonas, waarbij de existentialistische Schreeuw van Munch bleekjes afsteekt. Door Riet van der Linden
¹ M. Westen, 'The F word is buzzing*. Over de invloed van de feministische kunstbeweging.' In Tijdschrift voor Genderstudies. Nr. 4, 2006 M. Westen, 'In/visible:Vrouwenstudies en kunstgeschiedenis'. In: Jong Holland, nr. 4 2006
If I can’t dance reist dit voorjaar door naar Huis a/d Werf in Utrecht. De afsluiting vindt eind dit jaar plaats in het MUHKA te Antwerpen. www.ificantdance.org
Lily van der Stokker, Wat Zielig!, 2006, muurschildering, foto Cassander Schattenkerk
De feministische erfenis in Het Schaduwkabinet vormt de leidraad voor Feminist Legacies And Potentials in Contemporary Art Practise. Gastcuratoren van de manifestatie zijn Annie Fletcher en Frédérique Bergholtz, tevens oprichters van het reizende beeldende kunstplatform If I can’t dance, I don’t want to be part of your revolution (een bekende uitspraak van anarchiste Emma Goldman). Behalve een tentoonstelling en een performanceweekend in de Appel, staan twee symposia en filmvoorstellingen op het programma. Doel is het in kaart brengen van de erfenis en het potentieel van feminisme in de hedendaagse kunstpraktijk. Herkenbaar zijn de gedrevenheid en de ambitieuze opzet, die niet in verhouding staan tot de financiële armslag en de gebrekkige organisatie. Ook herkenbaar is het gedrag van Ann Demeester, directeur van de Appel. Als gespreksleider van het symposium Curating and Feminism Today smoort zij elke discussie in de kiem door publiekelijk afstand te nemen van het feminisme. ‘Waarom richten jullie je niet op vrouwen met hoofddoekjes? Die zijn nu het probleem.’ ‘Die avond was dramatisch’, geeft Bergholtz toe. ‘Ik denk dat Demeester advocaat van de duivel wilde spelen.’ Een diplomatiek antwoord zonder spoor van opstandigheid, en
5
dat is ook de teneur van de matig ontvangen tentoonstelling. ‘Mensen hadden verkeerde verwachtingen’, zegt Bergholtz. ‘Het hedendaags feminisme is subtieler dan vijfentwintig jaar geleden.’ Rondleiding Samen met een vriendin en een verdwaalde toerist volg ik de rondleiding van Fletcher. We beginnen bij de entree met Popular Guest; Céline: een op de muur getekend portret van Céline Dion door de zusjes Claudia en Julia Müller. Ik weet niet wie Céline is en mis dus de kritische link naar het feminisme. Zij blijkt een beroemde, ‘tranentrekkende’ zangeres uit de jaren tachtig. De tekening laat haar zien als jonge vrouw, voordat ze een beroemdheid werd en door plastische ingrepen ‘forever young’. Ook Afterimage, een installatie van de Koreaanse Haegue Yang, roept vraagtekens op. Op de vloer liggen zilverkleurige, spiegelende planken en latten met daarboven een warmtelamp. Een ventilator blaast door bosjes serpentine en de geur van houtskool moeten wij erbij denken. Er staat ook een grote koelkast waar je water uit mag nemen. De catalogus (een minuscuul boekje zonder afbeeldingen of informatie over de 15 kunstenaars) biedt geen uitkomst. Ik lees (achteraf want het boekje was niet meer beschikbaar), dat de installatie een analyse en herbewerking is van haar project Sadong 30, zo genoemd naar het adres van haar ouderlijk huis. Het project draait om de constructie van een plaats, een potentieel (t)huis dat met haar geschiedenis is verweven. Jutta Koether, lees ik, ‘is geïnteresseerd in Europese geschiedenis toen schilderkunst nog vernieuwend was’. Van haar zijn schilderijen en tekeningen waaronder haar interpretatie van Courbet’s Origine du Monde. Ik veer op bij de enige Nederlandse bijdrage: een grote muurschildering van een lichtblauwe, vormeloze homp met handgeschreven statement WAT ZIELIG, van Lily van der Stokker. Even simpel als doeltreffend steekt zij de draak met het feminisme, haar eigen positie in het midden latend. Performances Een week later vinden performances plaats. Het is zondag en er heerst een gezellige drukte in de Appel. Veel jonge vrouwen en het gevoel dat oude tijden herleven. Helaas blijkt de tentoonstelling ontruimd, een dag eerder dan was aangekondigd. Geen gelegenheid dus om alles nog eens rustig te bekijken. Ik ga luisteren naar Will Holder die Gertrude Stein reciteert. Met een twintigtal mensen laat ik mij meenemen door Judith Hopf die ons voor een grote spiegel plaatst. Zo staan wij een tijdje naar onszelf te kijken. Op straat gaat Storage Piece van Hague Yang van start. Twee acteurs zijn in de weer met houten pallets. De bijbehorende tekst is onverstaanbaar. Het is koud en ik ga weer naar binnen. Sarah Pierce leest in het halfdonker een tekst voor over Eva Hesse. Tussen de verschillende acts door loop ik naar de zolder van de Appel waar een naaiatelier is ingericht. Pascale Gatzen ontwerpt hier in samenwerking met kunstenaars een kledingcollectie. Ik praat wat met modeontwerpster Myrza de Muynck, een heel jong, aandoenlijk serieus meisje, dat met de hand een middeleeuws ogend jasje in elkaar zet. De middag wordt afgesloten door een ruige zangeres die ‘rocked’ tegen een decor van een animatiefilm met een vagina in de hoofdrol. Jonge dertigers willen dansen en richten zich dus vooral op verworvenheden en idealen van het feminisme: collectief aan dingen werken, meer aandacht voor het proces dan voor affe kunstwerken, het kunstenaarschap als levenswijze. Dit althans is de visie van de curatoren, want er zijn legio recente voorbeelden te noemen van kunstenaressen die het feministisch erfgoed, expliciet nieuwe inhoud geven.¹
Popster in eigen universum en ver daarbuiten Woody Van Amen is zijn tijd altijd ver vooruit geweest. Uit rommel, neon, ijs en rieten matjes schept hij sinds de jaren zestig intrigerende assemblages. In zijn geboorteplaats Eindhoven wordt de kunstenaar nu gehuldigd als lichtend voorbeeld van de internationale Pop Art. Door Edwin van Onna Pop Art laat zich vaak vereenzelvigen met klinkende namen als Andy Warhol, Edward Kienholz, Claes Oldenburg en Robert Rauschenberg. In Nederland beperkt het rijtje zich ongeveer tot Daan van Golden, Wim T. Schippers, Rudi van de Wint, Jeroen Henneman en Woody van Amen. Laatstgenoemde is mij niet eens zo bekend, hoewel híj juist geldt als de sterkst door de internationale Pop Art beïnvloedde kunstenaar. Midden jaren zestig woonde Woody van Amen twee jaar in New York en maakte hij kennis met Warhol en Rauschenberg. Terug in Nederland introduceerde hij de stroming op eigen bodem. Waarom geniet de man toch zo weinig bekendheid, kun je je afvragen, want zijn werk spreekt enorm tot de verbeelding. Dat blijkt uit een bezoek aan de tentoonstelling van Woody’s lichtobjecten in Museum Kunstlicht in de Kunst. Hier ontdek je hoezeer zijn assemblages en collages uit de jaren zestig, veertig jaar na dato nog even krachtig sprankelen. Amusementswaarde Van Amen stelt zijn werk aanvankelijk veelal samen uit gebruiksvoorwerpen en ready mades die hij vooral op tweedehandsmarkten verzamelt; een noodgedwongen methode voortkomend uit zijn armlastige kunstenaarschap. Naarmate de jaren zestig vorderen, krijgt zijn werk een steeds modernere uitstraling. De wandobjecten Kaleidoscoop en Let your fingers do the walking – beide uit 1967 - ogen in hun materiaal- en kleurgebruik bijzonder eigentijds. Beide objecten verwijzen naar een kermisachtige omgeving en zijn uitnodigend vormgegeven. Zo zijn ze samengesteld uit originele telefooncelkoepels van geel doorzichtig perspex tegen een achtervlak van spiegelende roestvrijstalen vlakjes. Bij Kaleidoscoop gaat in het voorbijgaan bovendien een zwaailicht in de koepel ronddraaien. Dan begrijp je ook de keuze van de titel: het licht weerspiegelt zich in de stalen plaatjes met een kaleidoscopisch effect tot gevolg. De amusementswaarde van dit werk is groot en de kunstenaar was zich daar terdege van bewust. Werkelijk verrassend zijn Van Amens experimenten met ijs, waarvan in Eindhoven twee voorbeelden zijn te zien: Overwintering Barentz en Red Target. In het perspectief van de tijd gebruikt Van Amen aanzienlijke ‘high-tech’-materialen. Beide pronkstukken zijn gevormd uit glimmend staalplaat en hebben het gestalte van een jukebox of fruitautomaat, opgetuigd met neon en koelelementen. Ze zouden tegenwoordig het stempel ‘design’ waardig zijn. Maar waarin Van Amen zich misschien onderscheidt van hedendaagse ontwerpers, is dat hij vormgeving ondergeschikt maakt aan sensitieve uitdrukkingskracht. De boodschap van genoemde assemblages duidt zich in een warm-koud contrast via een zichtbare tegenstelling tussen roodgloeiende neon en bevroren koelelementen met een wit laagje neergeslagen condens. Het brommen en borrelen van de koelkastcompressor draagt zonder
meer bij aan de intense amusementsbeleving van het werk. Het is een thematiek die hedendaagse parallellen kent, zoals bijvoorbeeld Jukebox (2005) van Rob Birza in het auditorium van het hoofdkantoor van de Rabobank Utrecht; eveneens samengesteld uit ronddraaiende zwaailichten, roestvrijstaal en perspex behuizing. Symboliek Vanaf de jaren zeventig ondergaat het werk van Woody ‘exotische’ invloeden als gevolg van vakanties in Zwitserland en een groot aantal reizen door Zuid-Oost Azië. Herhaaldelijk verschijnt in zijn werk het silhouet van de Matterhorn of de contouren van het eiland Bali. Ook raakt zijn werk doorweven met oosterse religieuze motieven, Zwitserse kruizen, sterren, spiralen, cijfers en letters. Het gaat dan vooral om vormonderzoek, een echt diepere betekenis valt eerlijk gezegd niet uit het werk op te maken; behalve misschien ‘East meets West’ als positieve verbinding dan wel als negatief contrast. In zijn zoektocht naar symboliek en systematiek maakt Van Amen midden jaren tachtig steeds meer gebruik van dezelfde ruimtelijke vorm, opgebouwd uit dertien kubussen: de taxat.
Sinds hij het symbool in een taxi in Singapore heeft opgemerkt, verdwijnt het niet meer van zijn netvlies. Zowel in objecten als in zijn latere lichtschilderijen keert de taxat terug met als hoogtepunt een serie spannende werken waarin het motief aan de verbeelding van het universum is gekoppeld. Bijvoorbeeld Jupiter (1992-93) met zijn icoonachtige vuurtorenvorm of Voyager (2002), een zwart ruimteschip met knipperende landingslichtjes. Van Amens fascinatie voor de taxat is zo groot dat hij zijn eigen lapje grond in Sal Serveux (Fra) omdoopt tot Taxania met bijbehorende vlag waarop, hoe kan het anders, de taxat figureert. Het eigen universum tot kunstwerk verheven.
6
Woody van Amen, Pura Melanting, 1978, object met neon
Woody van Amen, Lichtobjecten, 27 januari t/m 3 juni 2007, Centrum Kunstlicht in de kunst, Eindhoven www.kunstlichtkunst.nl
De Reflecterende portretten van Cornelius Rogge Een tentoonstelling van Cornelius Rogge geeft altijd weer stof tot nadenken. Zijn meest recente bij Galerie Zaal in Delft, Reflecterende Portretten, laat de kijker vooral naar zichzelf kijken. Door Piet Augustijn
Cornelis Rogge, Figuur 2, verchroomd staal, foto Jan-Willem Groenendaal
Galerie de Zaal, Delft, 14 januari - 25 februari 2007. Een deel van de tentoonstelling blijft in stock.
‘Opeens komt er een beeld in me op, met daaraan gekoppeld een hoeveelheid energie, een soort anonieme lading, en dan ineens is het op en volgt een depressie.’ Een citaat van beeldhouwer Cornelius Rogge (1932) uit een interview met Paul van de Vliet. Ik vraag me sterk af of deze uitspraak klopt met de werkelijkheid. Rogge is geen beeldhouwer die zomaar wat doet en aan de slag gaat met een beeld dat in hem op komt. Dat van de energie klopt wel, want ondanks zijn inmiddels respectabele leeftijd is hij nog energiek aan het werk. De recente tentoonstelling in Galerie de Zaal in Delft legt daarvan getuigenis af. Zo’n 20 nieuwe figuren, portretten en maskers in verchroomd staal en 25 portretten in karton, gemaakt in 2004 tot en met 2006, laten die dadendrang zien. Dat die portretten niet zomaar ergens vandaan komen, maar logisch voortkomen uit eerder werk, toont de kunstenaar zelf door drie werken uit 1969, waarin eenzelfde vormentaal is waar te nemen als in de recente wandobjecten, een prominente plek in de tentoonstelling te geven. De kunstenaar heeft zich kunnen ontladen, komt in een kortstondige depressie, maar is alweer bezig met nieuw werk. Waarschijnlijk over twee jaar weer in Delft. Weerspiegeling De recente figuren en portretten zijn uitgevoerd in spiegelend verchroomd staal. De beschouwer ziet zichzelf in het werk weerspiegeld, maar ziet ook de omgeving en de tegenover hangende maskers en portretten. Wat reflecteert wat? Of wie reflecteert wie? Is het de kunstenaar alleen te doen om het beeld of wil hij de beschouwer laten nadenken over zichzelf? Wil de kijker zichzelf zien of wil de kunstenaar hem tijd geven tot innerlijke reflectie? Hoewel het bij Rogge vrijwel nooit gaat om een letterlijke vertaling van wat je ziet (een strijdwagen is vaak zo humoristisch klein dat het geen strijdwagen kan zijn), maar om wat je ervaart en er zelf mee doet. De spiegelende figuren (hoofd met torso) hebben insnijdingen in het lichaam waar organische, natuurlijke elementen (een soort bladeren), zijn opgelegd of uitgroeien. Diezelfde vormen komen terug in de portretten en maskers, maar zijn ook te zien in de oude werken, zoals Raam als grot uit 1969. Het verschil tussen de portretten en maskers is, dat de eerste langgerekter zijn en voorzien van opgelegde ogen, neus en lippen, terwijl deze elementen in de maskers weergegeven zijn door gaten. Diezelfde gaten zijn te vinden in de portretten/maskers van karton, waar de ogen, mond en neus zijn uitgescheurd of geknipt en opgeplakt. Alsof Rogge ze met geweld uit de gezichten heeft verwijderd en met evenveel geweld teruggezet.
www.dezaal.nl
7
Inhoud Bekend van Cornelius Rogge zijn de tentsculpturen in de tuin van het Kröller Müller Museum op de Hoge Veluwe. Gesloten tenten, zonder ingang, zodat het binnenste geheim en donker blijft. Rogge geeft met zijn sculpturen vorm aan persoonlijke mythologieën en oude rituelen, waarbij hij vooral geïnspireerd is door nietwesterse culturen. De sculptuur is voor hem een middel om naar een diepere (metafysische) inhoud te verwijzen. Zijn werk laat zich in periodes indelen, die echter niet los van elkaar gezien kunnen worden en waarbij in latere periodes vaak wordt terug gegrepen op vroegere, zoals in de recente tentoonstelling. Vanaf de jaren zeventig zijn archetypische vormen als tenten, tempels, piramiden en bunkers regelmatig in zijn werk waar te nemen. Een belangrijke tentoonstelling had Cornelius Rogge in 2005 in het Legermuseum in Delft. Krijgsgewoel - strijdwagens van Cornelius Rogge was de titel van deze tentoonstelling, waarin wagens met krijgerskoppen, modelkanonnen en zwaarden een dialoog aangingen met de hen omringende historische museum objecten. Rogge gebruikte in deze opstelling de geschiedenis van oorlog en geweld om uitdrukking te geven aan het voort gaande proces van leven en dood. Kleine modelkanonnen stonden als herkenbare historische objecten op de wagens, die het toneel vormden waarop momenten uit de geschiedenis worden gesymboliseerd. Mythe en geschiedenis liepen in elkaar over. Maar Rogge toonde ook de achterkant van de militaire slag, de verplaatsbare slagvelden, zijn eigen mythe. Zo zijn ook de Reflecterende portretten. De denkbeelden van de kunstenaar, vastgelegd in glimmende objecten waarin en waaraan de beschouwer zich kan reflecteren. Zoals eerder de manshoge zwaarden, Innerlijke portretten, Rituelen en Mythologische land schappen de denkwereld van Cornelius Rogge reflecteerden.
Tom Claassen maakte Mannetje van Hoofddorp Aan de zuidkant van Almere staat een kudde grijze olifanten aan de snelweg. Vijf opgeblazen kopieën van speelgoedbeesten. Ze zijn weinig gedetailleerd, maar dat hoeft ook niet als de meeste passanten ze toch als schimmen ontwaren. Schimmen uit verre oorden in de poldermist, want die olifanten horen hier niet, zoveel is duidelijk.Toen ze werden gemaakt vloog de polystyreen huid in brand. De foto’s daarvan tonen dat de beesten bestaan uit een kunststof vel dat om een licht karkas is getrokken. De indruk van zwaarte die de dieren maken is dus pure illusie. Het gaat hier om werk van de in Denemarken wonende Tom Claassen. Door Ans van Berkum
Landmarks De olifanten zijn inmiddels uitgegroeid tot een soort van landmark. En Tom Claassen is binnen de kunst bijna een nationale held. Een nijlpaard, een walrus, paarden, honden, konijnen, mussen, leeuwen. Hij maakte ze allemaal en veranderde elk beest in een slome vadsige vleeshoop die je kunt likken en aaien zonder bij iemand vervreemding op te wekken. Zijn beelden zijn zó algemeen toegankelijk, zó leeg en tegelijkertijd zo vól suggestie, dat ze een ‘music for the millions’ in de kunst zijn geworden. Niemand kan er aanstoot aan nemen, niemand kan er lang over puzzelen. Er staat wat er staat, en dat is niet onaangenaam. In Fort Vijfhuizen werd deze winter een expositie aan zijn werk gewijd, waar men zich bijzonder trots over toonde. Twee omgegooide auto’s vormden de intro. Lomp en zwaar
alsof ze door een goedwillende kleuter uit klei waren gehakt en vervolgens door een vertoornde god op aarde waren gesmeten met als commentaar: weg met die rotzooi! Hun expositieplek in het fort, onder een laag tunnelgewelf, werkte extra vervreemdend. Hoezo hier auto’s? Holder de bolder naar binnen gebotst.. waartoe? Aanleiding voor de kleine expositie in Vijfhuizen vormde Claassens ontwerp voor het “Mannetje van Hoofddorp”, dat maar een fractie verwijderd is van het overbekende Michelinmannetje, waar de titel aan refereert. Het Hoofddorp Mannetje even stoer en stram. Het is zeven meter hoog, werd uitgevoerd in aluminium, en staat midden in het nieuwe centrum. Aandoenlijk Waarom is Claasens werk zo gewild en verleidt het tot lyrische ontboezemingen door auteurs van formaat? Waarom is die logheid lekker, die eenvoud interessant? Zulke vragen zijn niet te beantwoorden. Misschien snakken we naar werk dat niets meer is dan het is, en daarbij in alle lompheid en rust die het uitstraalt toch niet saai wordt. Dat zou een reden kunnen zijn. Verder zou het kunnen dat die rondingen een vertedering opwekken, die je doorgaans alleen voor je kinderen, of je St Bernhardshond voelt. `Het moet wel groot, maar ook een beetje zielig`, schijnt de kunstenaar gezegd te hebben. Zo weet hij een snaar te raken die direct toegang tot ontvankelijke harten biedt. Die aandoenlijkheid, die niets van de hersens vraagt, is heerlijk. Niets Een beetje anders ligt dat bij de werken die uitsluitend uit de huid van iets bestaan, én zijn reeks van houten mannen. Uit die eerste groep waren in Vijfhuizen een tweetal w.c.´s opgesteld. Na grondige analyse kwamen de dienstdoende vrijwilliger en kunstenaar Simone de Groot en ik tot de conclusie dat de w.c.´s identiek waren. Claassen had twee latex afdrukken van dezelfde ruimte gemaakt en die opgehangen. Hij had alleen de vorm van iets genomen, en die huls als sculptuur aangeboden. Een sculptuur is dus de vorm van iets, moet de bewering luiden. Dat volume hoeft zich echter niet meer in de sculpturale vorm te manifesteren, wil deze legitiem zijn en serieus worden benaderd. Het kan zo zijn dat een vorm waarvan we weten dat die de vorm wás, dat wil zeggen ruimte omsloot, een sculptuur vormt, die veel over vorm vertelt. Maar vooral ook veel over het mentale proces, dat zich afspeelt bij de toe-eigening van voorwerpen als kunstobjecten, moeten we dan ook denken. Tom Claassen ondermijnt nogal wat. De Houten Mannen vormen het sluitstuk van het verhaal. In Vijfhuizen lagen er twee aan de oever van de gracht rondom het fort. In Almere Buiten lagen twee Appletree Men, of liggen er nog. In het park de Hoge Veluwe in de directe nabijheid van het Kröller Müller Museum liggen er een paar op hun rug in het bos. In Berlijn plaatste hij een aantal van zulke figuren in een zittende pose en ergens anders ooit een aantal Hangmen. Ze bestaan allemaal uit stukken boomstam, ruw met bouten tot lichamen samengesteld. De bonken stralen een slome anonimiteit uit. De seriematige aanpak, de herhaling, en de karakterloosheid, laten ons geen andere conclusie dan de volgende: het beeld is slechts een huid, een oppervlak. De rest is ideologie. Claassen zegt het: sculpturen zijn vensters op leegte.
8
Tom Claassen, Houten man
Tom Claassen, Mannetje van Hoofddorp, foto Marcel van Kerkvoorde
Kunstfort,Vijfhuizen, 11 november - 17 december 2006. www.kunstfort.nl
Gerhard Lentink plaatste Maria/Medea in de Spuihaven De beelden van Gerhard Lentink zijn opgebouwd uit honderden verlijmde houten delen en perfect afgewerkt. Ontwerp, voorbereiding en uitvoering zijn enorm arbeidsintensief, zodat de beelden langzaam tot stand komen. De tentoonstelling Lof der Traagheid in Dordrecht refereerde aan dit werkproces. Door Piet Augustijn
Gerhard Lentink, Lof der Traagheid, 17 februari t/m 24 maart, CBK Dordrecht, Dordrecht. www.cbkdordrecht.nl Gerhard Lentink, Maria/Medea, 2004-2006; Spuihaven Dordrecht, foto Reinout van den Bergh
De aanleiding voor de tentoonstelling in het CBK Dordrecht was de oplevering in september 2006 van het werk Maria/Medea dat Lentink in opdracht van het voormalige Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden realiseerde voor de Spuihaven in Dordrecht. Het monumentale beeld is een geschenk van het Schap aan de gemeente Dordrecht in verband met een verhuizing uit de stad. Gerard Lentink liet zich voor Maria/ Medea inspireren door een krantenfoto van Maria Callas als Medea. Hij is een groot bewonderaar van de sopraan en associeert haar met zuiverheid. Daar ligt ook de relatie met het Zuiveringsschap en zuiver water. “Die foto toont een tot het uiterste getergde Callas/Medea, het gelaat in dierlijke razernij
verstard tot een Grieks masker dat met grote holle angstogen haar tegenstander hypnotiseert”, zegt Gerhard Lentink. “Ik ken geen foto waarin vertolker en personage zo tot in het extreme samenvallen als juist in dit beeld. Ze staat als archetype van de ‘oerschreeuw’ voor mij op gelijke hoogte met die andere, meer psychedelische schreeuw van Edvard Munch uit 1893. Deze uit de krant geknipte foto stond aan de basis van mijn ontwerp voor de beeldengroep, waarin woorden als helder, eerlijk, puur, onvermengd, schoon en onschuld centraal staan. Met termen die in het maatschappelijk leven slechts zeer sporadisch opduiken en daardoor te maken hebben met verlangen. Dat maskerachtige, open beeld staat in het water en daar tegenover een enorm oor (33 x de ware grootte) dat het geluid opvangt. Het is dus een polair tweedelig beeld waarin zender en ontvanger zich in een rechthoekig stuk water bevinden. Als je achter het masker op de brug staat kijk je door de ogen naar het oor. De beeldengroep staat tijdelijk op deze plek langs de Vest maar wordt over een paar jaar tweehonderd meter naar het westen verplaatst.” Hout Gerhard Lentink (Deventer, 1956) vestigde zich in 1982 in Dordrecht waar hij sindsdien werkt aan zijn monumentale, meer dan levensgrote houten beelden. Ze worden aan de hand van minutieus gedetailleerde aanzichten en bijna topografisch te noemen werktekeningen geconstrueerd. Deze werkwijze, waarbij de verschillende onderdelen op maat gezaagd en gevormd en later aan elkaar gezet worden, vergt een langdurige en precieze voorbereiding en is buitengewoon arbeidsintensief. De beelden komen langzaam tot stand en de productie is niet zo groot. Lentink werkte zo’n 1800 uur aan het beeld in Dordrecht, exclusief de plaatsing. Omdat hij de laatste jaren vrijwel uitsluitend in opdracht werkt neemt hij nauwelijks deel aan tentoonstellingen, zodat Lof der Traagheid een mooie gelegenheid was om enkele van zijn beelden, maar vooral ook een groot aantal werktekeningen en enkele dvd’s te zien. “Ik werk met hout omdat het plastische maar ook het utilitaire van het materiaal me interesseren”, zegt Gerard Lentink. “Die plasticiteit probeer ik in mijn beelden te leggen; daarnaast wordt hout voor allerlei doeleinden gebruikt. Die twee aspecten bepaalden mijn keuze voor het materiaal.” Opdrachten Tot de grotere opdrachten van de laatste tien jaar behoren het hangende beeld Daedalus (bijna 6,5 meter), een vliegende manfiguur in het atrium van het stadhuis in Alphen aan de Rijn (2002-2003), de bijna zeven meter hoge Christophorus (20022003) in de duinen van De Panne bij Oostende, aangekocht na de internationale beeldententoonstelling Beaufort-2003 langs de Belgische kust en het ‘schijfjes’-portret van Koningin Beatrix (1998-2000) in de Statenzaal van het Provinciehuis in Den Haag. In de nabije toekomst wordt Walters Huis (2000-2005), dat momenteel is opgesteld in het Stadsarchief van Dordrecht, in het te renoveren Hofkwartier in Dordrecht geplaatst. In de centrale hal van het Franciscus Ziekenhuis in Roosendaal zijn twee beelden te zien: La Berceuse (1996-99), een liggende vrouwfiguur en La Berceuse (1996-98), een celliste. De keuze van de thematiek van het werk wordt in opdrachtsituaties bepaald door de opdracht en de locatie, hoewel een opdrachtgever nooit onbekend is met het werk. Daarnaast, en vooral in zijn vrije werk, wordt Lentink geïnspireerd door wat hij om zich heen ziet en wat hij in zijn reizen door Noord- en Zuid-Amerika en het Midden-Oosten heeft gezien en opgeslagen. Zijn beelden zetten zich in het geheugen vast en blijven daar lang hangen. De tengere beeldhouwer als schepper van reusachtige hardhouten beelden.
9
Nooit meer weg van de (snel-)weg Langs diverse (snel-)wegen in Drenthe is of wordt binnen korte tijd een aantal monumentale beelden geplaatst. Dat vormde voor het Centrum Beeldende Kunst van de provincie de aanleiding om onder de noemer On The Road Again op verschillende manieren het ontstaansproces te belichten. Door Geraart Westerink
Percentagekunst Zolang het autogebruik blijft toenemen, de percentageregeling voor infrastructurele projecten blijft bestaan en er geen overijverige verkeersveiligheidbewakers ingrijpen zal de plaatsing van kunstwerken langs de Nederlandse wegen (gelukkig) een veel voorkomend verschijnsel blijven. De constructie van een aantal beelden van respectievelijk Richard Deacon, John Körmeling en Rudi van de Wint langs vers asfalt in het Drenthse landschap vormt daarop geen uitzondering. De persoon die het meest met de werken geconfronteerd gaat worden: de ´eenvoudige´ automobilist die met regelmaat zijn route aflegt, zal het echter in de regel een zorg zijn. Hij of zij ziet ineens een vreemd voorwerp in de berm oprijzen en heeft meestal geen idee wie of wat daarachter zit, laat staan van het proces dat aan de totstandkoming vooraf is gegaan, hetgeen de betrokkenheid niet vergroot. Met de manifestatie On The Road Again poogt het CBK Drenthe de interesse en het begrip voor deze beelden te vergroten, door meer inzicht te geven in de achtergronden bij het ontstaan en – en passent – in het werk van het Centrum zelf.
De manifestatie Hoofdbestanddeel van de manifestatie is een tentoonstelling in het gebouw van de CBK te Assen. Een modern, ruim, maar anoniem bedrijfspand in een uithoek van een industrieterrein, waarin ook de kunstuitleen is gevestigd, wat als voordeel heeft dat er veel bezoekers komen. Bij binnenkomst duurt het even voor uit het bombardement van indrukken de tentoonstelling zich aftekent. Eenmaal getraceerd blijkt die helder en consequent ingericht. Per kunstenaar is er een overzichtelijk vormgegeven ‘hoekje’ ingericht, bestaande uit een aantal panelen met foto’s, een geïllustreerd tekstpaneel en een beeldscherm. Op dat scherm wordt een in opdracht van het CBK geproduceerde video vertoond met beelden van het wordingsproces en een interview met de kunstenaars. De drie filmpjes zijn kort genoeg om de aandacht vast te houden. Helaas was bij Rudi van de Wint een interview niet meer mogelijk omdat hij onverwacht overleed voordat de werkzaamheden waren voltooid. De toelichting op de panelen is een verkorte weergave van de adequate teksten uit een voor de gelegenheid uitgegeven brochure, die ook weer fraai en overzichtelijk is vormgegeven. De teksten zijn leesbaar en beknopt. De presentatie van de kunstenaars wordt aangevuld met informatie over het pilotproject Verbindingen, waarin wordt verduidelijkt hoe kunstenaars in de regiovisie GroningenAssen een kaartenatlas (kunnen) ontwikkelen rond het thema ‘verbindingslijnen’. Als extra toelichting is een aantal lezingen georganiseerd - heel toepasselijk in een rijdende bus gehouden - en werd er een excursie ondernomen naar De Nollen, het Gesamtkunstwerk van Rudi van de Wint in de duinen bij Den Helder. De opening van de tentoonstelling op 6 oktober 2006 werd opgeluisterd met een uitgebreid interview door Sacha Bronwasser met Richard Deacon. In januari 2007 verscheen een cd-rom waarop alle activiteiten zijn samengevat. De kunstwerken Bij al deze activiteiten zou je de kunstwerken zelf bijna vergeten en dat zou jammer zijn, want het CBK heeft bij de selectie een gelukkige hand gehad. John Körmeling - altijd in voor een goede grap - heeft voor een plek naast een brandweergarage aan de N34 richting Borger een zestien meter hoog billboard ontworpen met daarop in neon-letters de woorden ‘Blussen, Schuim, Poeder, Water en Redden in ‘t Algemeen’. Hij besluit met ’24 uur Open’, waarmee hij kernachtig en ironisch de ‘corebusiness’ van de brandweer weergeeft. Het werk van Richard Deacon, The Same but Different, twee identieke beelden op verschillende locaties aan de N381 tussen Drachten en Emmen, zijn voortgekomen uit een onderzoek waarbij Deacon gesloten vormen van klei uitholde, waardoor een constructie met ribben ontstond, die hij uitvergrootte en omzette in roestvrij staal. Het meest bijzonder zijn de verbindingen tussen de delen, die hij heeft afgerond. Ze krijgen daardoor iets breekbaars en laconieks, alsof ze ieder moment een andere gedaante aan kunnen nemen. Het meest tijdloos en monumentaal echter zijn de vier werken van Rudi van de Wint, Velden van Nevel, gemaakt in opdracht van de gemeente Hoogeveen. Ze komen aan de rand van de stad, langs de rijkswegen A28 en A37, op ruime afstand van elkaar. Door de gehanteerde vorm die eenvoudig, elegant en niet te complex is, zijn ze duidelijk complementair. Van alle beelden sluiten deze waarschijnlijk het beste aan op het omringende landschap, dat oerachtig en cryptisch is en van een ijle schoonheid. Ze hebben dezelfde archetypische uitstraling als veel prehistorische vondsten die in Drenthe uit de grond kwamen en zullen over enkele decennia – malheur daargelaten - niets aan kracht hebben ingeboet.
10
Rudi van de Wint, schets
Rudi van de Wint, Z.T. (Velden van Nevel)
On the Road Again, CBK Drenthe, 6 oktober - 20 december 2006, www.cbkdrenthe.nl
Nukkig hummeltje bij de omroep De hal van de VARA/NPS in Hilversum heeft sinds enkele maanden een permanente bewoner. Een stralend wit, groot rond wezen met twee kegelvormige oren beweegt daar op heel eigenzinnige wijze door de ruimte. Het ontwerp is van Studio Job. Studenten van de TU Eindhoven leverden de geavanceerde techniek. Het Hall Object is een kunstwerk en robot tegelijk, geprogrammeerd om natuurlijk te bewegen en empathie te wekken. Door Judith van Beukering
Studio Job, Hall Object, foto Jannes Linders
De mannen van de technische dienst hadden het er maar druk mee de afgelopen weken. Bij mijn eerste bezoek stond het Hall Object schuin geparkeerd over de ringleiding waar binnen het had moeten bewegen. Accuproblemen. Het was te lang niet aan de nachtelijke oplader geweest en had daarom geen energie. Bij mijn tweede bezoek wiggel-waggelde het een klein stukje op zijn pootjes en nam zijn gemak, om vervolgens weer helemaal niets te doen. Het wezen werd vakkundig ontmanteld, zijn binnenste gereset en weer in elkaar gezet. De oren draaiden nog een keertje in de rondte en dat was alle beweging die er voor die dag in zat. Kunst en techniek kunnen elkaar mooi aanvullen maar hier was het nog even zoeken. Nijntje wit Wat wilde Studio Job (Job Smeets & Nynke Tynagel) met dit project bereiken? Toen het ontwerpbureau in 2001 de opdracht kreeg van Kunst en Bedrijf om een kunstwerk voor de hal te bedenken, besloot Job Smeets als eerste om alle bewegingen in de ruimte op film vast te leggen. De registratie liet zien dat de hal slechts fungeerde als doorgang en niet als verblijfsplek. Voor Smeets was het duidelijk: deze ruimte had een permanente bewoner nodig. Wat hem voor ogen stond was een abstract beeld met een eigen wil. Een levend wezen dat zich natuurlijk bewoog maar niet op een bestaand dier of mens zou lijken. Hij wilde ook dat het kunstwerk zich hulpeloos en afhankelijk zou gedragen om daarmee vertedering op te roepen. Voor de vorm liet hij zich inspireren door Brancusi, Hans Arp en Henry Moore.
Studio Job, Hall Object, Hal VARA/NPS Gebouw,
Vertederend is het beeld zeker. Het scharrelt en pruttelt en ziet er heel aaibaar uit. Maar het doet mij niet echt denken aan de subtiele zacht-witte sculpturen van Brancusi of Arp. Dat komt vooral door het harde glanzende oppervlak van glasvezel dat ik meteen associeer met een wit kunststof Nijntje. Een gigantisch speelgoedbeest dus. De aaibaarheid is meteen ook een probleem. Mensen zitten bijvoorbeeld aan zijn oren, juist daar waar de meest gevoelige techniek zit, waardoor het stuk gaat. Maar het is evident dat ze iets voelen.
www.studiojob.nl
11
Wat doet het? Drie jaar lang werkten studenten van de TU Eindhoven er aan om het object te laten bewegen als een autonoom wezen. Het kreeg een mechaniek met poten om te lopen, motoren en accu’s, sensoren om te kunnen reageren op licht, geluid en beweging en een computerbrein. Beweegt het kunstwerk zich nu zoals het Studio Job het bedoeld had? Voor een antwoord op deze vraag heb ik diverse medewer kers gevraagd naar hun ervaringen. Wat hun opvalt, is dat er niet een sterk patroon is in wat het kunstwerk doet. Het reageert niet direct op mensen die langs lopen maar lijkt eerst dingen te verwerken voordat het in actie komt. Als er weinig licht is, houdt het zich rustig. Overdag is het drukker. Ook als er geen mensen in de buurt zijn is het bezig met zijn eigenzinnige en ondoorgron delijke gedragingen.Heel af en toe lijkt het direct te reageren, bijvoorbeeld op het licht van camera’s of als een hoge stem hem roept. Maar dit is vermoedelijk ‘in the eye of the beholder’. Het is vooral een nukkig hummeltje. Naïef en uitgedacht De producten en objecten van Studio Job houden vaak het midden tussen functionele vormgeving en beeldende kunst. Hall Object is het eerste autonome kunstwerk in het oeuvre van deze ontwerpers. Wat ik interessant vind aan het Hall Object is de dubbelzinnigheid. Eenvoudig aan de buitenkant en ingewikkeld aan de binnenkant. Bewegend zoals een dierlijk wezen dat zou doen met de suggestie van een innerlijk leven, een ziel. Naïef en onschuldig. Tegelijk volkomen uitgedacht en geprogrammeerd en ogenschijnlijk onvoorspelbaar in zijn gedrag.
Een kindertriomfpoort met volwassen allure Studio Job, Triomfpoort
Eigenwijs staat een uit aluminium opgetrokken triomfpoort pal voor de monumentale trap die ingang biedt aan voorzieningenhart ‘De Klif ’ in Oosterhout-Nijmegen. Eigenwijs omdat het bouwwerkje het streng horizontale karakter van het erachter liggende pand doorbreekt. Maar meer nog doordat het klassieke karakter niet past in de steriele nieuwbouwwijk waarbinnen het al even nieuwe ‘De Klif ’ onder meer dienst doet als wijkcentrum, kinderopvang biedt, en computerzalen huisvest. Door Annemiek van der Bruggen De oudheid in de nieuwbouw Gebrek aan authenticiteit is het grote probleem van de vinexen nieuwbouwwijken die in Nederland als paddestoelen uit de grond schieten. Het deed al eerder kunstenaars besluiten gebruik te maken van typische objecten uit de Oudheid die een stad karakter geven. Reden dat Studio Job, vervaardiger van
genoemde triomfpoort, zich er door liet inspireren. Zo besloot de gemeente Nijmegen in overleg met de deelnemers van ‘De Klif’ dat er met behulp van een kunstwerk een zogenaamd ‘pleingevoel’ zou moeten worden opgeroepen. Studio Job keek vanuit die gedachte naar beroemde pleinen in Europese steden zoals de Piazza della Signoria in Florence en de Arc de Triomf te Parijs om erachter te komen wat beroemde pleinen tot plein maken. Een interessante opzet die, zo blijkt tijdens een bezichtiging, in de uiteindelijke entourage van geen kanten werkt. Zo oogt de ruimte voor ‘De Klif’ in één woord kaal. Van een plein is geen sprake, daarvoor lijkt de poort al even plompverloren neergezet als de overige attributen op het terrein, te weten twee bomen en wat speelobjecten. Het wil echter niet zeggen dat het kunstwerk niet ‘werkt’ Triomfpoort is een voorbeeld van een geslaagd kunstwerk waarbij de kunstenaar zich liet inspireren door de antieke architectuur. Van Houwelingen versus Guérain Het bekendste openbare kunstwerk waarbij sprake is van klassieke invloeden is wel de Zuil van Lely in Lelystad (2002). Kunstenaar Hans van Houwelingen werd destijds aangetrokken om het modernistische en daardoor zielloze Lelystad door middel van een kunstwerk een eigen centrum en identiteit te geven. Geïnspireerd door de zuil van Trajanus ontwierp van Houwelingen een zuil, opgetrokken uit grove basaltstenen die hij op het stadhuisplein wilde plaatsen. Feit dat het budget ruimschoots overschreden zou worden, doordat hij het gevaarte net als zijn inspiratiebron maar liefst 32 meter hoog wilde maken, leidde tot een storm van protest. Van Houwelingen wist zijn werk er toch doorheen te drukken en eenmaal geplaatst sloeg de mening van de bevolking al snel om. Dat kwam doordat Van Houwelingen letterlijk een groots object realiseerde,
12
een zuil van genoemde proporties maakt nu eenmaal indruk. Daarbij was de basaltsteen een goede keus. Aangezien dit materiaal tevens gebruikt werd voor de aanleg van de Zuiderzeewerken heeft Lelystad er een emotionele binding mee. Ook kunstenaar Robèrt Guérain liet zich inspireren door de oudheid. In 2004 vervaardigde hij op de rotonde aan de Laan van Tata in Alkmaar drie triomfbogen die tezamen een bronzen zwaan dragen. Het werk heeft een sterke symboliek, zo is de zwaan in verband te brengen met het waterrijke verleden van het gebied. Met haar open vleugels lijkt ze de bezoekers te verwelkomen en tevens bescherming te bieden aan de bewoners van het omringende gebied. De triomfbogen verwijzen naar de drie steden die naamgever zijn van de lanen die op de rotonde samenkomen. En dat gegeven zou, aldus Guérain ‘de poortfunctie versterken’. Evenals Van Houwelingen kampte Guérain met geldproblemen bij de totstandkoming van zijn werk. Hier liep dat minder goed af, met als gevolg dat het werk te kleinschalig werd uitgevoerd. Een grotere functie dan ‘sokkel’ van de zwaan hebben de bogen niet, laat staan een poortfunctie. Maar de drie bogen missen op meerdere fronten de allure die zo kenmerkend is voor een triomfboog. Zo zijn ze ongedecoreerd en opgetrokken uit een onbestemde lichtgekleurde steensoort. Er is kortom weinig aan gedaan het werk een eigentijds jasje te geven waardoor het een hoog kitschgehalte heeft. Studio Job Dat laatste is niet het geval bij Studio Job. Hoewel van huis uit ontwerpers, bevinden de producten die Job Smeets en Nynke Tynagel (samen Studio Job) vervaardigen zich doorgaans op de grens van vormgeving en beeldende kunst. Neem de serie Crafts (2001), een van de eerste successen van het duo. Hamers, sikkels en kannen werden uitgevoerd in massief brons. Door ze daarbij flink uit te vergroten konden de objecten onmogelijk
Hans van Houwelingen, Zuil van Lely, 2003
Robèrt Guérain, Zwaan
www.studiojob.nl www.guerain.nl www.hansvanhouwelingen.nl
13
nog als gebruiksvoorwerp functioneren. Deze ode aan de ambachtelijkheid had tot doel mensen na te laten denken over wat een bord, beker of kan in werkelijkheid is. Een eigenwijze kijk op design dus, die leidde tot uiteenlopende projecten. Toen Smeets en Tynagel in 2004 gevraagd werden de tentoonstelling Vikingen in het Centraal Museum in Utrecht vorm te geven resulteerde dat onder meer in een zaal vol bloedspetterbehang. Al even fantasierijk is het damasten tafellaken Pantheon (2003), bedrukt met een patroon van dieren, oorlogstuig en piratenschedels. Disneyachtig wordt het oeuvre wel genoemd, daarnaast valt een zekere tegenstrijdigheid op. Een chique object als een kroonluchter wordt gemaakt van het armzalige materiaal papier, Rock Chair, een barok vormgegeven stoel lijkt gemaakt van ruw gehakt steen. En ziet Triomfpoort er van een afstand strak en serieus uit, pas bij een tweede blik blijkt het te zijn toegespitst op de fantasie van kinderen. Klein maar overtuigend Met een hoogte van slechts 3.70 meter is ook de triomfboog van Studio Job bijzonder klein. Bewust, de meeste bezoekers van De Klif zijn immers kinderen, hierdoor is er feitelijk sprake van een kindertriomfboog. Desalniettemin heeft het werk allure, bereikt door het ongebruikelijke aluminium dat het object een spik en span maar bovenal onverwoestbaar uiterlijk geeft. En dan is er de decoratie die pas van dichtbij opvalt. Waar de Arc de Triomf deels bedekt is met schilden met Napoleon’s belangrijkste overwinningen en er op de Romeinse Triomfbogen gewelddadige vechtscènes zijn afgebeeld is op de creatie van Studio Job een reliëf van kinderattributen te vinden. Van robots, ankers en raketten tot engelen, olifanten en vlinders. Hoewel klein van stuk overtuigt deze poort, het roept herinneringen op aan de klassieke oudheid, een welkom gegeven binnen de standaardarchitectuur waarmee het is omringd.
Noodzakelijke verbeelding in de openbare ruimte Met de tentoonstelling 1951DHZW2007 Toekomstig Erfgoed wilde Stroom in Den Haag de discussie omtrent de waarde en betekenis van kunst in de openbare ruimte nieuw leven inblazen. Zowel ‘golden oldies’ als de nieuwste toepassingen waren te zien – in een tentoonstelling waar zo breed mogelijk werd ingegaan op verleden, heden en toekomst van de openbare ruimte met aandacht voor de betekenis en waarde van hedendaagse kunst daarin. Door Roos van Put
De tentoonstelling had als rode draad het gebied Den Haag Zuid West, waar je als het ware struikelde over het ene na het andere kunstwerk in het publieke domein. Was het niet een beeldhouwwerk van Theo van der Nahmer in het stadse groen, dan wel stond je oog in oog met een voormalige school waar zowel kunst was te vinden van Gunhild Kristensen (glas-in-lood, 1960), van Henk Krijger (muurschilderingen) en van Hans Petri (keramische reliëfs). Kunsthistoricus Wijnand Galema maakte in opdracht van de gemeente een inventarisatie. Het onderzoek dat hij deed was absoluut noodzakelijk want met de sloop en nieuwbouw van Den Haag Zuid West in het verschiet, zou het toch zonde zijn als kunstwerken met een museale kwaliteit verloren zouden gaan. De tentoonstelling aan de Toussaintkade gaf een mooi beeld van wat er in het verleden in Zuid West met kunst in de openbare ruimte allemaal mogelijk was. Een wijk overigens die, door de stedenbouwkundige opzet, vele mogelijkheden voor kunsttoepassingen toeliet. De combinatie van het patroon van de flats in het stedelijke
landschap met het noodzakelijke vriendelijke en niet in de laatste plaats, gemeenschappelijke groen, schreeuwden om kunst. Ook al waren dit vaak niet meer dan de klassieke, autonome beelden in een plantsoen, op een plein of voorspelbare (kleurrijke) muuren wandschilderingen. Ofwel: de stad als museum, maar dan op kleine schaal, in een Haagse wijk. Actuele voorbeelden Tegelijkertijd met het tonen van die klassieke vormen van kunst in de openbare ruimte waren ook meer actuele voorbeelden in het gebouw aan de Toussaintkade te zien. Aan een aantal spelers in het veld werd gevraagd ‘een persoonlijke lijst van goede voorbeelden’ te geven. Dus toonden Hans van den Ban (beeldend kunstenaar/adviseur Rijksbouwmeester), Tom van Gestel (adviseur SKOR), Lia Gieling (voormalig directeur de Paviljoens Almere/freelance curator/adviseur), Govert Grosfeld (adviseur SKOR), Tanja Karreman (voormalig adviseur Amsterdams Fonds voor de Kunsten/adviseur Rijksbouwmeester), Arno van Roosmalen (directeur Stroom) en Jan Wijle (adviseur openbare ruimte Stroom) hun lievelingen. Het leverde een aardig beeld op van alle soorten kunst in de openbare ruimte. Variërend van engelengezang op de radio bij een zekere frequentie op de dijk tussen Lelystad en Enkhuizen (Moniek Toebosch) tot een meer klassieke opvatting van een autonome sculptuur. Zoals de kwijlende hond van Tom Claassen. Mooi was ook de blauwe gevelwand, waar Florentijn Hofman de te slopen panden had geverfd. Het resultaat: de gevel brandde zich als het ware in op het netvlies. De voorbijganger werd zich bewust van dat wat er nu nog was, maar wat binnenkort tot een ver verleden zou behoren. Een even simpele als doeltreffende manier om je op een andere manier naar de stad te laten kijken. En dat is wat kunst in de openbare ruimte kan veroorzaken. Maar ook andere voorbeelden gaven een mooi beeld van de rijke geschakeerdheid van kunst in de openbare ruimte. Een goed voorbeeld was Museum Van Nagsael. Ooit het kleinste museum van Nederland. Kunstenaars van naam hebben er geëxposeerd. Het had een grote en een kleine zaal. De grote was te bekijken vanaf de straatkant, om te zien wat er in de kleine zaal te zien was, moest je door een lens kijken (zo’n lens die de meeste mensen in hun deur hebben, om te zien wie er buiten staat). Dit museum was niet zozeer een toepassing van kunst in de openbare ruimte, maar het wás een museum in de openbare ruimte. Gratis toegankelijk bovendien. Ook bleef in deze Stroom-expositie het Hemels Gewelf van James Turrell in Kijkduin natuurlijk niet buiten beeld. En vanzelfsprekend was ook de fietsenstalling van Körmeling aan de Scheveningse boulevard present. Steekproef Er werd een kleine steekproef gehouden bij een paar hardlopers die elke winter langs dit ‘fietshuisje’ van Körmeling renden: ‘Nooit opgevallen’, was het antwoord op de vraag. Wonderlijk. Want het oog van elke in kunst geïnteresseerde scant vrijwel altijd de omgeving af, op zoek naar werk in dat publieke domein. Wanneer zo’n kunstwerk wordt gespot, is de volgende vraag die in het hoofd opkomt meteen ‘Wie heeft het gemaakt? Körmeling herken je, ook in dit geval, uit duizenden. Kunstmakers zijn de mening toegedaan dat een werk in de openbare ruimte identiteit verleent aan een plek, of het karakter geeft.
14
Gunhild Kristensen, glas-in-lood-ramen in voormalige HBS Christelijk Overvoorde, 1960
John Körmeling, Fiets&Stal bewakershuisje, 2006
Regelmatig is die realiteit toch anders; valt het werk de doorsnee voorbijganger niet op, wordt het in het andere geval vernield, sterft dat werk in die openbare ruimte – met name die kunst die in voorgaande decennia is geplaatst - een anonieme dood. Om maar een paar voorbeelden te noemen. Een dergelijke tentoonstelling over het Toekomstig Erfgoed werkt dan ook als een eye-opener. Met name voor diegenen die zich niet dagelijks met kunst (in de openbare ruimte) bezig houden. De hardlopers keken de keer daarop wel (met andere ogen) naar dat Körmelingfietshuisje en naar de omgeving. Kunst in de openbare ruimte is in staat ogen te openen. Hoe minimaal de toepassing in dat publieke domein ook is, een stukje verbeelding in het stedelijke landschap blijft een noodzakelijk goed.
Broos, 200 zwarte stippen,VROM gebouw
1951DHZW2007 Toekomstig Erfgoed was te zien van 13 januari t/m 11 februari in Stroom/Toussaintkade en de Ingekomen Stukken waren te zien in Stroom/Hogewal, Den Haag. www.stroom.nl
15
Ingekomen stukken Tegelijkertijd presenteerden kunstenaars in het gebouw van Stroom aan de Hogewal hun voorstellen. Stroom houdt iedere twee jaar onder de titel ‘Ingekomen Stukken’ een presentatie van voorstellen en documentatie die kunstenaars insturen naar aanleiding van een publieke oproep. Dit jaar was die oproep gerelateerd aan de rol en betekenis van beeldende kunst in de wederopbouwwijken zoals Den Haag Zuid West, met name tijdens en na de zogenaamde herstructureringsprocessen. Bladerend door de mappen viel meteen al een verschil in opvattingen op. Want waar de ene de toepassing nog zocht in klassieke varianten, probeerde de ander met digitale technieken nieuwe vormen te vinden. Bijvoorbeeld door digitale archivering, door gebruik te maken van Google Earth, door nieuwe manieren om het culturele erfgoed te kunnen bewaren. Nieuwe kunst zou eveneens virtueel ontsloten kunnen worden. Weer anderen wilden de belevingswaarde teruggeven aan de openbare ruimte. Een en ander ingegeven door romantische ideeën uit de kindertijd. Sommige mappen waren een feest der herkenning voor de doorgewinterde bewoner van Den Haag. Want in de map van Ingrid Mol was een installatie te zien die zij eerder toonde aan de Toussaintkade. Werk met een filmische waarde. Ook de stippen die Pietertje van Splunter en Zeger Reyers (Broos) ooit op de gevel van VROM aanbrachten, behoorden tot ‘algemene-culturele-Haagse-kunst-in-deopenbare-ruimte-kennis’. Toch stuurde niet elke kunstenaar een bruikbare map in. Sommige kunstenaars waren blijkbaar de mening toegedaan dat een overzicht van het werk voldoende was. Bij deze documentatie werd op geen enkele manier antwoord op de vraagstelling gegeven. Jammer. Getuigt dit van gemakzucht of van arrogantie? Hoe het nu verder moet met kunst in de openbare ruimte,wat de betekenis en waarde ervan is, het blijft een boeiend vraagstuk. Conclusie na het zien van beide tentoonstellingen is: er zijn genoeg kunstenaars met geweldige ideeën.
65+ en nog steeds actief als beeldhouwer II In aflevering I, naar aanleiding van de expositie Tijd van oogsten, spitste de tekst zich toe op de vraag of hoge leeftijd fysiek een belemmering vormt om het zware vak van beeldhouwer uit te voeren. Deze keer draait het om de vraag of beeldhouwers van 65+ van hun vak kunnen leven. Door Sya van ’t Vlie
zo min mogelijk oud werk om zich heen hebben, dat remt maar af om iets nieuws te maken. Na zijn academietijd bleef Meursing tot eind jaren zestig boetseren. Maar toen kreeg hij het gevoel dat modelleren niet de juiste methode was voor wat hij wilde: beweging in zijn beelden. Zo kwam hij ertoe met lichte materialen als aluminium en RVS kinetische objecten te gaan maken. Voortbewogen door een in het beeld weggewerkte mechaniek of door de wind. Bij het maken van zijn bewegende objecten steekt hij veel tijd in de techniek, dat hij als 'niet des beeldhouwers' bestempelt. Hij noemt zichzelf wel beeldhouwer, maar zijn werk karakteriseert hij niet als beelden maar als kinetische objecten Bij Van Dijk zijn de omstandigheden anders. Hij heeft een uniek atelier in Rijsbergen waar hij het grote werk doet, en in zijn huis in Dordrecht maakt hij kleiner werk dat hij ook thuis afwerkt. Zijn atelier in Rijsbergen is een terrein met daarop een door hem
Jan Asjes van Dijk, Kroon
Meursing en Van Dijk Wicher Meursing is 79, Jan Asjes van Dijk wordt in mei 74. Beiden zijn als beeldhouwer nog steeds zeer actief. Ze nemen deel aan exposities, Meursing maakt daarvoor nieuw werk, Van Dijk pakt momenteel graag oude motieven op. Ook als er geen expositie in het vooruitzicht staat heeft Meursing de drang beelden te maken. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat hij zijn atelier aan huis heeft of eerder 'zijn huis aan atelier'. Want aan het Amsterdamse Prinseneiland, waar hij sinds 1955 zit, lijkt het aantal vierkante meters dat wordt ingenomen door het atelier groter dan het aantal vierkante meters van de woonkamer waar hij slaapt, kookt en leeft. 'Ik werk en leef tussen mijn beelden', zegt hij. Verder wil hij
zelf en vrienden gebouwd folly-achtig 'kasteeltje', schuren en zelfgebouwde gebouwtjes. In een van de grote schuren heeft hij zelfs een gieterij met oven. Aan het eind van het jaar gaat hij nog één keer gieten, maar hij is bang dat het daarna te zwaar wordt. Uitgangspunten voor het werk van Van Dijk zijn de steeds terugkerende ritmen van levenscycli in het plantenrijk: opkomen, opgroeien, opengaan, doorgroeien en afsterven. Hij werkt momenteel aan de te gieten onderdelen van planten zodat hij de komende jaren uit die voorraad kan putten om ze te combineren met metalen platen of pijpen om zijn zaadbollen, veldbladeren, peulen, zwammen en dergelijke te kunnen samenstellen. ¹ Zie Beeldsupplement 22
16
Wicher Meursing, De droom van Polifilo
Wicher Meursing, atelier
Nevenactiviteiten en/of BKR Naast het beeldhouwen heeft Meursing tot zijn 65ste dertig jaar aan een land- en tuinbouwschool lesgegeven in houtbewerking en boetseren. Gek genoeg vond hij als techneut het bij het lesgeven juist leuk om aandacht te schenken aan boetseren, want dat dwong de 'jongelui' tot het van alle kanten naar iets kijken. Door zijn leraarschap heeft hij maar drie keer werk ingeleverd bij een aankoopronde in het kader van de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR). Hij ondervond dan ook geen nadelige gevolgen toen de regeling eind jaren tachtig werd opgeheven. Integendeel, hij was het zelfs eens met het stopzetten van de regeling. Een aankoop door de overheid was niet iets waar een kunstenaar recht op had, zeker niet toen de depots van rijk en gemeenten overvol raakten. Van dat laatste was hij getuige geweest omdat hij tien jaar lang in de commissie zitting had die aankocht voor de gemeente Haarlem. Met de andere commissieleden zette hij zich er daarom voor in om kunstenaars opdrachten te geven. Voor beeldhouwers was dat makkelijker dan voor schilders omdat ze werk voor de openbare ruimte konden maken. Van Dijk heeft naast het beeldhouwen geen andere banen gehad. Vanaf 1967 zat hij in de BKR, eerst in Rotterdam, daarna in Dordrecht. Bij de eerste aankoopronde waaraan hij meedeed werd meteen een beeld van ƒ 10.000,- aangekocht, waarmee hij even vooruit kon. Daarnaast verkocht hij regelmatig aan particulieren. Na de opheffing van de BKR kwam hij in de bijstand en mocht hij voor een bepaald bedrag bijverdienen met de verkoop van werk. Verder moest hij zo'n vier jaar lang, tot zijn 57ste solliciteren maar dat heeft hem geen baan opgeleverd. Lidmaatschappen en exposities Meursing en Van Dijk zijn beiden lid van zowel de Nederlandse Kring van Beeldhouwers als het Beeldhouwerscollectief ABK. Meursing is van beide verenigingen lid geworden vanwege de contacten. Niet alleen met collega's, maar als vrijgezel had hij ook behoefte aan persoonlijke contacten om niet te veel geïsoleerd te raken van de samenleving. Van Dijk vormde met de collega's uit Dordrecht en omgeving binnen de Kring de sector Dordrecht, die heel actief was. Bij het Beeldhouwerscollectief was en is hij minder actief, zo bezoekt hij zelden vergaderingen. Wel zorgt hij voor wat hij noemt 'verbindingen'. Niet vreemd dus dat beiden deelnemen aan exposities van de verenigingen. Zo deden ze afgelopen zomer (2006) mee aan de ledenexpositie Beeldvorming van het Beeldhouwerscollectief in Oirschot, waaraan Meursing meedeed met het laatste grote beeld van zijn hand: De droom van Polifilo, gemaakt voor de ledenexpositie met de gelijknamige titel een jaar eerder. Eigenlijk wilde hij met een nieuw beeld komen, maar het object dat hem voor ogen stond wilde niet lukken. Daarmee is hij nog steeds aan het experimenteren (zie beeld op atelierfoto). Verder deed hij met Rechthoekig windobject uit gekanteld hoeklijn (2001) mee aan de expositie 100 jaar Bergen aan Zee, waar zo'n
dertig leden van de Kring exposeerden in de duinen. Van Dijk heeft de afgelopen twee jaar niet meegedaan aan exposities van de Kring. Meursing exposeert verder graag bij min of meer vaste galeries en beeldentuinen, zoals de Beerenburght van Danielle de Vreeze, waarvan hij de sluiting zeer betreurt, en Galerie Conny van Kasteel in Egmond aan Zee. Bij de laatste deed hij onder andere mee aan de expositie Hommage aan Mondriaan, waarvoor de exposanten het krukje van Mondriaan moesten maken. Door die opdracht werd hij gedwongen eens iets anders te proberen. Van Dijk exposeerde samen met Jan van Schaik in Duet 20 bij de SBK-vestiging op het Amsterdamse KNSM-eiland. Hij exposeerde er behalve wat ouder werk het nieuwe Kroon. Hij geeft toe niet hard meer achter exposities aan te gaan, maar als ze hem vragen zegt hij geen nee. Voor komend jaar staan er drie exposities op het programma, onder andere de ledenexpositie van het Beeldhouwerscollectief bij Kasteel Museum Sypesteyn, waaraan ook Meursing meedoet. Rondkomen? Op de vraag waarvan hij leeft, zegt Meursing dat hij behalve AOW ook een klein pensioentje heeft van zijn 30-jarig leraarschap. Verder heeft hij inkomsten uit de verkoop van beelden, via galeries en de kunstuitleen (ook hij deed een paar jaar geleden mee aan een Duet). Op de vraag of hij daarvan kan rondkomen, zegt hij ronduit 'nee'. Zo hoopt hij erop dat uit de kleine foto-expositie bij het buurthuis om de hoek, met door hem gemaakte foto's, iets zal voortvloeien. Het afgelopen halfjaar is er niet veel van beeldhouwen gekomen, want hij was druk bezig met het afdrukken van de foto's die hij de afgelopen veertig jaar op de Westelijke Eilanden en rondom de Haarlemmerdijk en –straat heeft gemaakt. Van Dijk leeft eveneens van zijn AOW. Verder verkoopt hij regelmatig aan particulieren, via galeries maar ook rechtstreeks vanuit zijn atelier. Hij zegt veel geluk te hebben gehad met zijn huis en atelier. Zijn huis heeft hij indertijd tegen een redelijke prijs kunnen kopen: wat hij aan rente moest betalen was niet veel meer dan wat hij aan huur betaalde toen het nog een huurhuis was. En de prijs die hij begin jaren zeventig voor zijn atelier in Rijsbergen moest betalen was een groot beeld en de overdrachtskosten. Het terrein met opstallen heeft hij in 1989 ondergebracht in een culturele stichting, waarin ook zijn kinderen en enkele vrienden deelnemen. Behalve het landschap verfraaien met bomen, waterpartijen, folly's en beelden houden ze er ook banketten. De vraag of ze het als beeldhouwer financieel zwaarder hebben dan voor hun 65e beantwoorden beiden met nee. Ook voor hun 65e was het leven als beeldhouwer in dat opzicht niet gemakkelijk. Afgaand op het verhaal van beiden is de conclusie dat het voor beeldhouwers van alle leeftijden moeilijk is om te leven van het beeldhouwen.
17
Kunstwereld in Istanbul flink in beweging De stad Istanbul is toonaangevend voor heel Turkije op het gebied van actuele kunst. Je vindt er interessante plekken en initiatieven, het merendeel van hoge kwaliteit. De vrijheid van meningsuiting onder Turkse kunstenaars blijkt echter niet optimaal gewaarborgd. De moord op de Turks-Armeense journalist Hrant Dink begin dit jaar veroorzaakte een enorme schok in de kunstwereld van Istanbul.Toetreding tot de Europese Unie lijkt een voorwaarde voor verbetering. Door Etienne Boileau Musea en instellingen In 2004 is er een belangrijk museum aan de Bosporus geopend, het Istanbul Modern, dat grotendeels gefinancierd wordt door een rijke Turkse zakenfamilie. Het museum brengt naast een vaste collectie moderne kunst met flink wat epigonen, ook een groot aantal wisselende exposities met actuele kunst van hoog niveau. De belangrijkste tentoonstellingen met actuele kunst werden in het verleden samengesteld door Rosa Martinez, die tot voor kort als chief curator verbonden was aan dit museum. Sinds vorig jaar worden er ook twee kunstbeurzen in de stad georganiseerd: één voor moderne en één voor actuele kunst. De laatste staat bekend onder de naam Contemporary Istanbul Art Fair. Beide beurzen staan weliswaar nog in de kinderschoenen, maar hebben zeker toekomst. De grootste aanjager voor het kunstklimaat in de stad is de Istanbul Biënnale. Vanuit de hele wereld komen kunstenaars tijdens die Biënnale hun werk presenteren rondom een centraal thema. Komende herfst vindt de 10e editie plaats. Daarvoor is als
curator aangetrokken de vermaarde tentoonstellingsmaker van Chinese origine Hou Hanru. Hanru schrijft als correspondent voor diverse internationale kunstbladen en geeft les aan de Rijksacademie in Amsterdam. Het concept dat hij voor deze Biënnale heeft bedacht, gaat er vanuit dat stedelijke issues en architecturale werkelijkheden middelen zijn om verschillende culturele invalshoeken uit te drukken. De stad Istanbul en haar architectuur zal wederom een belangrijke invalshoek zijn tijdens deze Biënnale.
Burhan Kum, From Manavgat with love, 2002
Platform Garanti, een centrum voor actuele internationale kunst met een ruime tentoonstellingsruimte aan de Istiklal Caddessi, profiteert in hoge mate van de internationale aantrekkingskracht die de Biënnale genereert. Directeur Vasif Kortun, één van de curatoren van de Istanbul Biënnale 2005, brengt in zijn instelling werk van zowel buitenlandse als Turkse kunstenaars. Daarnaast heeft Platform Garanti ook een archiverende taak en zijn er ruimtes te huur voor een artist-in-residency program. Op het moment dat ik er met Vasif Kortun sprak, was de TurksNederlandse kunstenaar Faratin Öhrenli één van degenen die zo’n programma doorliep. Platform Garanti wordt volledig gefinancierd door de Garanti Bank. Kortun vertelde me geen enkele beperking op artistiek gebied van de Garanti Bank te ondervinden. Onafhankelijkheid Maar, zo werd me door diverse kunstenaars verzekerd, als curator van zo’n instelling of van een door een bedrijf gefinancierde galerie -wat in Istanbul vaak voorkomtben je nooit helemaal onafhankelijk. Je moet in die hoedanigheid wel degelijk rekening houden met politieke of zakelijke gevoeligheden bij je geldschieter, of indirect met gevoeligheden bij Turkse overheden. Het zijn vooral de bedrijven die diverse expositieruimtes en galeries financieren: zij verzorgen dure openingen voor hun klanten, en promoten Turkse kunstenaars in het buitenland. Hun invloed is daardoor groot, en het is logisch dat ze geen problemen met de Turkse overheden willen. Een voorbeeld van zo’n gefinancierde galerie is de Kasa Galeri, die vlakbij de ingang van Tünel ligt. De galerie wordt gefinancierd door de
18
Nezaket Ekici, Zeitgeist
Sabanci Holding. Ik maakte er een spectaculaire performance mee van de Turkse Nezaket Ekici: een virtuele joggingtocht door de straten van Istanbul: hardlopen op de plaats, op basis van geprojecteerde straatbeelden en bijbehorend geluid.
Genco Gulan, Blackbox is actually orange, 2006
Controversiële onderwerpen Maar er zijn ook galeries die volledig op eigen vermogen draaien, zoals de Galerist galerie, gevestigd in de Istiklal Caddessi, de hipste winkelstraat van Istanbul in de wijk Beyoglu, vlakbij het Taksimplein. Galerist brengt als belangrijkste kunstenaars Yesim Akdeniz Graf, Haluk Akakçe en Taner Ceylan. Meestal geen compromitterend werk met uitzondering van het werk van Taner Ceylan, een schilder die door zijn homo-erotisch getinte schilderijen in de problemen kwam op de Kunstacademie, waar hij les gaf. Ceylan werd vanwege zijn werk gedwongen ontslag te nemen als docent aan die Academie. Een andere, nog jonge galerie is Galeri X-ist, waar meestal werk van jonge Turkse kunstenaars wordt gebracht. Deze laatste galerie ligt in Nisantasi, een wijk vlakbij het Hilton hotel. Ik woonde er de opening bij van de Turks-Nederlandse schilder Burhan Kum, die er een serie schilderijen presenteerde met als thema ‘Angst’. Doeken waarin diverse voor Turkije uiterst controversiële onderwerpen aan bod komen zoals de angst voor homoseksualiteit, de maagdelijkheidcultus, terrorisme, en gated communities. Repercussies of censuur heeft deze tentoonstelling niet opgeleverd, terwijl de pers er wel uitgebreid aandacht aan besteedde en er ook een catalogus was uitgebracht.
Kunstenaarsinitiatieven Istanbul herbergt ook de nodige kunstenaarsinitiatieven: Genco Gulan heeft er zijn virtuele Istanbul Contemporary Art Museum, waarmee hij in wisselende samenstelling allerlei kunstenaarsactiviteiten organiseert. Hij vertelde me dat het voor kunstenaars in Istanbul, zoals ook elders in Turkije, moeilijk is om van hun kunst te leven; subsidies zijn er niet, reden waarom hij les geeft aan de Academie aldaar. Andere kunstenaars vertelden me dat ze om in hun onderhoud te voorzien tekenles geven aan amateurs of allerlei bijbaantjes hebben. Centrale figuur in de Istanbulse kunstscène is Halil Altindere. Hij geeft het trendy tijdschrift Art-ist uit, maakt video’s, en organiseert als curator spraakmakende tentoonstellingen, waaronder de expositie Free Kick ten tijde van de vorige Biënnale. Vorig jaar november woonde ik de lancering bij van het nieuwste nummer van Art-ist, ergens vlakbij Tünel, in de lege kelder van een chique kantorenflat: er werd gedanst op hip hop muziek, er was gratis bier, en er werden spannende videoprojecties op de muur geprojecteerd. Maar ook buiten Istanbul gebeurt het nodige: er zijn kunstenaarsprojecten in o.a. Izmir en Diyabakir. Alleen blijkt Istanbul in alles toonaangevend; daar gebeurt volgens de Nederlandse kunstenaar Philippine Hoegen tien keer meer dan in de rest van Turkije. Hoegen woonde en werkte de laatste twee en een half jaar in Istanbul. En ook zij bevestigt dat het praktisch onmogelijk is om in Turkije van je werk te leven. Artistieke vrijheid Bovendien blijkt het verstandig om als kunstenaar rekening met je sponsor of opdrachtgever te houden. Philippine Hoegen: “Zodra bedrijven je projecten sponsoren, let je wel degelijk op politieke gevoeligheden. Je wilt ze uiteindelijk niet in de problemen brengen. Een voorbeeld: de Griekse curator Sylvia Kouvali initieerde een project waarbij 12 maanden lang elke maand een andere film op een scherm op het Mamara Hotel in Istanbul wordt vertoond. De politie had bezwaar tegen één van de films, die van de Turkse kunstenaar Ahmet Ögüt, en zette de directie van het Marmara onder druk deze te verwijderen. Het Marmara voldeed aan dat verzoek omdat ze de goede relatie met de politie niet op het spel wilde zetten; het hotel was al eerder slachtoffer van een bomaanslag en had de bescherming van de politie hard nodig. Kouvali en de kunstenaar stemden ermee in omdat ze het Marmara niet in problemen wilde brengen. Zelf geef ik samen met een Turkse partner een serie kunstenaarsboeken (van voornamelijk Turkse kunstenaars) uit. Dit project is alleen mogelijk dankzij het feit dat we een aantal bedrijven bereid hebben gevonden dit te sponsoren, en ook een privé-persoon die gelooft in het project. Alle sponsors doen mee uit ideologie of een vorm van ‘corporate responsabilty’ want wij maken niet echt reclame voor ze. Ze worden heel bescheiden in het colofon vermeld”. Aanstootgevend De in Antalya woonachtige kunstenaar Burhan Kum weigert concessies te doen aan politieke of sociale gevoeligheden. Die houding leverde hem een proces op toen hij in 2002 zijn schilderij met de titel From Manavgat with love op ansichtkaarten liet drukken. Voorop de kaart stonden twee halfontklede jongens voor een waterval. Een plaatselijke journalist stoorde zich aan de tekst achter op de kaart: ‘Touristic Pornography, Sad boy because he is leaving Turkey’, en diende een klacht in. Omdat Manavgat een speciaal oord is voor Europese homo’s gaf Kum door de tekst achterop de kaart impliciet aan dat de geportretteerde vrienden, een Turkse en een Duitse jongen, een sexuele relatie hadden. Homoseksualiteit als promotiemiddel voor de Turkse kust, waar de plaats Manavgat ligt, vond de rechter die de klacht in behandeling nam, niet passend. Een speciale commissie oordeelde op verzoek van de rechter dat de kaarten niet onzedelijk of pornografisch waren. Daarna vonniste de rechter dat de kaarten weliswaar gemaakt mochten worden, het is immers kunst, maar niet verspreid. Een andere beperking van zijn artistieke vrijheid als kunstenaar ondervond Genco Gulan. Dit keer niet op grond van een klacht van een Turkse autoriteit of privé-persoon maar van een Engelse instelling. Toen Gülan zijn installatie Blackbox is actually orange
19
tijdens de groepstentoonstelling Territorities of duration in een tentoonstellingsruimte wilde plaatsen, werd deze geweigerd door The British Council, één van de subsidiegevers van de tentoonstelling. De Britse organisatie stoorde zich niet zozeer aan de verwijzingen naar 9/11 zoals: losse vliegtuigonderdelen, een ‘zwarte doos’ en de geluidstapes tijdens de crash van beide vliegtuigen. Maar wel werd de computeranimatie van Gulan, waarin het vierde vliegtuig Capitol Hill invloog en dat liet exploderen, expliciet verboden op de tentoonstelling. De curator van de expositie hield echter voet bij stuk en dreigde de hele tentoonstelling niet door te laten gaan. Uiteindelijk ging The British Council alsnog overstag; de artistieke argumenten, die de curator ter verdediging had aangedragen, prevaleerden.
gezien. Daarna konden hij en Altindere gaan. Verspreiding van de catalogus werd niet langer tegengehouden. Kortun: “Dit is weliswaar met een sisser afgelopen, maar in dit land weet je nooit precies wat er gebeurt als je je mond opendoet. Artikel 301 heeft veel verprutst in de afgelopen jaren; er zijn te veel gevallen voor de rechter gebracht. Nou hebben die rechters er ook niet zo’n zin in, reden waarom ze zo’n aanklacht meestal afwijzen. De druk van de Europese Unie heeft wat dit betreft ons land de afgelopen jaren zeker goed gedaan: de zaak tegen Orhan Pamuk is ingetrokken, en na de verkiezingen hier krijgt Erdogan misschien de kans artikel 301 af te schaffen. En bedenk ook dat Bush veel meer christen is dan Erdogan Moslim. Veel angstiger vind ik de populistische, nationalistische beweging in dit land.”
Vrijheid van meningsuiting Een ingrijpender ervaring had Vasif Kortun. Hij was samen met Charles Esche curator van de 9e Biënnale in Istanbul. Onder auspiciën van beide curatoren werd er tijdens die Biënnale ook een tentoonstelling met jonge Turkse kunst gemaakt onder de naam Free Kick. De samensteller ervan was Halil Altindere. Zowel Altindere als Kortun moesten zich voor de rechter verantwoorden wegens schending van het beruchte artikel 301: belediging van de Turkse identiteit. Twee foto’s in de begeleidende catalogus vond de aanklager beledigend: op één foto stond een man met ontbloot bovenlijf met daarop allerlei insignes, op een andere foto stond een man die een groot mes (manchetta) achter z’n rug vasthield, terwijl hij tegenover een militair op wacht stond bij het Dolmabaçe paleis. Verspreiding van de catalogus met daarin beide afbeeldingen werd verboden, de catalogi werden in beslag genomen. In de rechtszaak die daarop volgde legde Kortun de rechter middels een uitvoerig gedocumenteerde motivering uit dat het hier om een antimilitaristisch project ging dat als kunstuiting moest worden
Hrant Dink Op het moment dat ik hem sprak kon Kortun niet vermoeden dat minder dan drie maanden later de Turks–Armeense journalist Hrant Dink zou worden vermoord door Turkse nationalisten. Na zijn veroordeling op grond van belediging van de Turkse identiteit naar aanleiding van zijn gewraakte uitspraak dat ´de Turken gif in hun bloed hebben´, was het hek van de dam. De rechter had Dink veroordeeld tot zes maanden cel wegens die uitspraak in een interview, waarvan hij overigens zei dat deze uit z’n context was gehaald. Die veroordeling haalde veel agressie naar boven bij Turkse nationalisten. Vrijdag 19 januari werd hij voor de deur van zijn krant vermoord. De Turkse kunstwereld reageerde geschokt. Philippine Hoegen: “Sinds die moord lopen de gemoederen hier hoog op, ook onder kunstenaars. Direct erna werd er een e-mailgroep opgericht van beeldend kunstenaars, curatoren en anderen die niet meer passief toe willen kijken, die behoefte hebben om iets te doen. Er is vergaderd en er wordt druk gediscussieerd. Maar pas op, dit is een heel kleine groep, ik weet ervan omdat een deel ervan vrienden van mij zijn, maar ze zijn niet de enigen en zij vertegenwoordigen heus niet het gedachtegoed van alle kunstenaars. Er bestaat bijvoorbeeld al heel lang een organisatie met kunstenaars waarvan de voorzitter ervan, die in een bepaalde kring behoorlijk succesvol is, ook wel nationalistisch getinte sympathieën heeft.” Europese Unie als panacee Alles overziende kan gesteld worden dat het met de beperkingen van de vrijheid van meningsuiting in Turkije tot voor kort niet zo’n vaart liep. Er kon veel in de kunstwereld, zolang er maar geen sprake was van het vermenigvuldigen van controversiële kunstuitingen in de vorm van een catalogus, ansichtkaart of boek. En werk in de openbare ruimte blijkt sneller als aanstootgevend of controversieel aangemerkt te worden. Maar zodra de Armeense kwestie ter sprake komt, is het uitkijken geblazen; met de veroordeling en de moord op Hrant Dink is een flinke stap teruggezet op het gebied van de vrijheid van meningsuiting. Voorwaarde tot toetreding tot de Europese Unie, zo lees je regelmatig, zou onder andere afschaffing van het gewraakte artikel 301 moeten plaatsvinden. Maar ook dan zal de invloedrijke nationalistische beweging in Turkije haar invloed op de artistieke vrijheden van de kunstwereld kunnen behouden door middel van dreigementen en andere oneigenlijke drukmiddelen, tot aan een moord zoals die op Hrant Dink toe. Er zal dus ook niet alleen de jure maar vooral ook de facto het nodige moeten veranderen in Turkije.
20
Burak Delier, Guard, 2005
De huid, de tijd en de kunstenaar Giuseppe Penone Het bezoeken van de overzichts tentoonstelling van werken van de Italiaanse arte povera kunstenaar Giuseppe Penone in Museum Kurhaus Kleve en het haar omringende barokke tuinlandschap, lijkt nog het meest op een tijdreis. En wel in verschillende opzichten. Door Antonie den Ridder Giuseppe Penone, Albero Porta, 1993-95
Giuseppe Penone, Albero di quattro metri, 1974
www.museumkurhaus.de
We hebben ternauwernood de stad Nijmegen achter de wielen gelaten of het tijdreizen begint al. Met het passeren van de Duits-Nederlandse grens, ooit een fysiek te nemen hindernis, die uitzicht bood op het zo vreemde buitenland en nu slechts nog een symbolische scheiding. Na het passeren van ontmantelde grenskantoren daagt Kleve sneller op dan gepast is voor een beetje buitenland. Met de barokke tuin van de vorst Johan Maurits van Nassau-Siegen en het classicistische gebouwencomplex van het voormalige kuuroord en huidige museum, dat als een voorname dame bevallig tegen de heuvelrug leunt. De Nieuwe IJzeren Man van Stephan Balkenhol heft op zijn hoge sokkel het zwaard als ironisch commentaar op de heroïek van historische elementen in het parklandschap. De gelaagdheid van de tijd krijgt een nog pregnantere aanwezigheid bij het betreden van de tentoonstelling, die gewijd is aan het oeuvre van de kunstenaar Giuseppe Penone en de jaren tussen 1968 en de dag van heden overspant. We zien op fotowerken een piepjonge Penone in 1969 een zware steen plaatsen tussen de vertakte stam van een boom. En middels een dienares dezelfde Penone een jaar later met spiegelende contactlenzen. De huid van de dingen, het verloop van de tijd en de rol die sculptuur als intermediair kan spelen, vormen de kerngegevens in het werkgebied, dat de kunstenaar afbakent. Achter dit streven lijkt een diepgravende behoefte te schuilen, de kloof tussen kunst en natuur te slechten met inzet van hoofd en handen. De factor tijd in de natuurlijke processen van groei en wording ligt echter in een geheel andere orde van grootte waar het bomen of stenen betreft, dan waar het de mens aangaat. Om die hindernis te nemen, plaatst Penone het eigen lichaam zowel passief als handelend als een ijkpunt tegenover de natuurlijke gegevenheden. Arte Povera In 1947 in Garessio Ponte geboren, leeft en werkt Giuseppe Penone tegenwoordig in Turijn. Als invloedrijke vertegenwoordiger van de arte povera heeft hij inmiddels de status van icoon bereikt. Maar ter gelegenheid van de tentoonstelling in Kleve is hij nauw betrokken geweest bij alle aspecten van de presentatie. Dientengevolge doet het
21
geheel tamelijk geregisseerd aan, als was het een poging de eigen geschiedenis te definiëren. Alle facetten van het veelvormige werk passeren de revue met de nadruk op de innerlijke samenhang, terwijl de grootste charme van Penones’ werk nu juist schuilt in het wat springerige onderzoeks karakter ervan. De kunstenaar pelt de jaarringen van een reusachtige boomstam en ontdekt de vorm van de oorspronkelijke twijg. Daarna begint het filosoferen over de ingreep en sluipt de herhaling in het oeuvre. In het oudste gedeelte van het museum treffen we dan ook de meest diverse en tot de verbeelding sprekende bijdragen aan; de afdruk van het lichaam van de kunstenaar in een berg beukenbladeren, twee rivierstenen, waarbij de één de gebeeldhouwde kopie van de ander blijkt te zijn. Of bronzen afgietsels van gezichtsdelen, die schuilgaan in een berg aardappels. Als geen andere kunstenaar neemt de jonge Penone een sensibele en bevragende houding ten opzichte van natuurlijke verschijningsvormen aan. Formeler In het nieuwe gedeelte springt de installatie Spoglia d’oro su spine d’acacia in het oog. Een gouden velletje, vastgeprikt in een woud van doornen, dat in vorm de menselijke lippen representeert. Net als in de serie Gesti vegetali treedt de poëtische zeggingskracht in deze werken met nadruk naar voren. De oudere Penone lijkt zijn thematiek formeler tegemoet te treden. De monumentale opstelling van grafietpanelen die het licht weerkaatsen en marmerplaten, waarvan de aderen benadrukt worden, spreken minder tot de verbeelding dan oudere werken. En dat geldt ook voor de twaalf meter hoge bronzen boom die Penone in het tegenover het museum gelegen arboretum heeft geplaatst. Hier wordt bij de gratie van de herhaling een spel van de mimicry in materiaal en vorm opgevoerd en eens temeer het statement geplaatst, dat een beeldhouwwerk niet middels een conflicterende en contrasterende vormgeving een plaats in de buitenwereld moet claimen. Hoeveel waarheid die vaststelling ook mag bevatten, de verrassing is eruit geweken. Het blijft ironisch dat de tentoonstellingsbezoeker, dankzij de schat aan tekeningen en documentatie, de kunstenaar zelf als een oude boom van zijn jaarringen kan ontdoen. Om vervolgens te constateren, dat er diep in de tijd verzonken, een jonge Penone schuilgaat achter het zwaar aangezette imago van de gevestigde kunstenaar.
Vragen, geen antwoorden. Installaties van Juan Muñoz In de stad Düsseldorf zag Anne Berk het raadselachtige Rooms of my mind, een overzichtstentoonstelling van de Spaanse beeldhouwer Juan Muñoz (1953-2001) in K21. De jong gestorven Spaanse beeld houwer was een verhalenverteller die zijn inspiratie vond in de architectuur en literatuur.
was het antwoord van Muñoz. De illusie is een metafoor. In 1984 maakt Muñoz Spiral Staircase (1984), een ijzeren maquette van een trap. Datzelfde jaar debuteert hij in Madrid met een installatie van vier (kleine) uitkijkposten. Daarmee verandert hij de ruimte in een leeg slagveld, een herinnering aan de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Sommige auteurs brengen zijn fluisterende, samenzwerende figuren in verband met de repressie onder Franco en er is inderdaad sprake van onderhuids geweld. Zoals het mes in First Banister (1987) dat is verborgen achter een trapleuning. Of de ongenaakbare vloer van Ganchos no. 9 (1994) die de indruk wekt dat je op een rooster boven een onpeilbare afgrond loopt, met een rij roestige vleeshaken erboven… Als herinnering aan, of in afwachting van naderend onheil?
Juan Muñoz, Conversation Piece, 1996
Door Anne Berk Ik zag zijn werk voor het eerst in Arti. In The Wasteland (1986) had Juan Muñoz de vloer voorzien van een diagonaal patroon dat fascineerde vanwege zijn grafische helderheid, maar ook vanwege het optische effect. De grond leek onder mijn voeten weg te zinken. Ik aarzelde om de uitgestrekte golvende vlakte over te steken, terwijl ik werd uitgelachen door het raadselachtige mannetje aan de overkant. Ik kon mijn ogen niet vertrouwen. Ook Die Winterreise in K 21 bestaat uit een vloer met een geometrisch patroon die de suggestie werkt van een trap. Een witte figuur draagt een jongen op zijn rug die zich vol vertrouwen aan hem overgeeft. De twee zijn duidelijk onderweg, maar de figuren, tijd en plaats van handeling zijn niet nader gedefinieerd. Zijn het misschien de broers Muñoz, met Vincente als steunpilaar voor Juan’s artistieke carrière? Verwijst Muñoz naar ‘Die Winterreise’, waarin een jonge man met liefdesverdriet de dood ontmoet? De polyester figuren hebben geen eigen persoonlijkheid. Hun lichaam wordt uitgebeeld door opgevulde kledingstukken, maar als je dichterbij komt zie je de lippen van de drager bewegen. Onhoorbaar. Wat wil Muñoz hiermee vertellen? Symbolische taal Muñoz wordt in 1953 in Madrid geboren als zoon van een bouwconstructeur. Muñoz begint aan een architectuurstudie, maar onder Franco heerst er een verstikkend klimaat en hij vertrekt naar Londen en New York om te studeren. Vervolgens werkt hij in Stockholm en Rome en keert pas twaalf jaar later terug naar zijn geboorteland. Muñoz is een van de eerste beeldhouwers die de figuur weer centraal stelt, eerder dan Kiki Smith, Stephan Balkenhol of Thomas Schütte. Maar verhalen waren taboe en dat verlamt hem aanvankelijk. Hij stort zich op het schrijven en organiseert begin jaren tachtig van de vorige eeuw twee ambitieuze tentoonstellingen. In de begeleidende catalogi citeert hij Panofsky: ‘Het belang van kunst voor een maatschappij is afhankelijk van haar capaciteit om het spirituele en intellectuele gedachtegoed van een maatschappij te verenigen in een symbolische taal.’ Muñoz worstelt met de dominante kunstopvatting van die tijd, waarin sculptuur als autonoom, als een fysieke vorm in de ruimte wordt opgevat, maar hij is wel schatplichtig aan Amerikaanse minimalisten. Ook hij maakt vloeren net als Carl André, maar het zijn wel illusionistische vloeren. ‘What you see is what you see,’ zei Frank Stella. ‘What you see is not what seems to be,’
Vragen Via de architectuur slaat Muñoz een brug naar het verhaal. Architectonische fragmenten zoals de trap, vloer of balkon kunnen allegorisch worden opgevat. Muñoz gaat op ware grootte werken. Zo lijken de reeks ijzeren balkons in K21 de museale ruimte te veranderen in een straat, met de toeschouwer in de hoofdrol van een onbekend drama. In latere werken wordt het podium bevolkt met ‘vreemde’ figuren: buiksprekersoppen, dwergen, duikelaars en Chinezen. De aandachtige Listening figure (1991) legt zijn oor tegen de muur, maar het is volslagen stil. Positive Corner (1992) bestaat uit vier vastberaden figuren die op een bal zijn gemonteerd. Ze kunnen zich wel bewegen, maar komen niet van hun plaats. Gaandeweg worden de figuren talrijker. Ze vormen nu een omgeving die de ‘vloeren’ overbodig maakt. In K 21 begeef ik me in een massa glimlachende Chinezen (Many Times, 1999) die geanimeerde gesprekken lijken te voeren, maar hun emoties gaan schuil achter hun ondoorgrondelijke glimlach. Muñoz heeft mij in de rol van buitenstaander gemanoeuvreerd. Muñoz zoekt naar betekenis, maar verzet zich tegen een eenduidige interpretatie. Daarmee weerspiegelt hij, om met Panofsky te spreken, de spirituele en intellectuele opvattingen van deze postmoderne tijd. Beelden zijn niet langer de spreekbuis van de macht, maar van de kunstenaar. En die worstelt met dezelfde vragen als u en ik.
22
Juan Muñoz - Rooms of My Mind, 14 oktober - 4 februari 2007, K21 Kunstsammlung, Düsseldorf, Duitsland. www.kunstsammlung.de
Gavine Turk, Marcelle Duchamp, Yveline Klein, en de anderen¹ Gavin Turk (1967) profileert zichzelf als nihilist. Zijn kunstwerken zijn persiflages van modernistische iconen waarin zijn eigen signatuur de hoofdrol speelt. Authenticiteit bestaat niet, de moderne samenleving is alleen geïnteresseerd in uiterlijkheden. Gavin Turk, zelf een product van de media, heeft zijn kritiek tot kunst verheven. Door Riet van der Linden
Gavin Turk, Oi!, 1998, Drie R-type foto’s
¹ BAR-code. Agnes Thurnauer. Bien faite, mal faite, pas faite in het SMAC te Gent tot 20.5.2007. Zij toont hier ondermeer Project XX story, waarbij zij de namen van grote mannelijke kunstenaars vervrouwelijkt heeft en als een nieuwe artiestenpopulatie als een virus verspreid over de muren van het museum.
Gavin Turk. The Negotiation of Purpose, 3 februari t/m 20 mei. GEM Den Haag.
Welkom in het Haagse GEM, op de eerste omvangrijke museale solopresentatie van Gavin Turk. Er is een ruime keuze gemaakt uit zijn werk van de afgelopen vijftien jaar. Direct bij de ingang kunt u persoonlijk kennismaken met deze, inmiddels niet meer zo jonge, vertegenwoordiger van de Young British artists. Hij staat daar levensecht voor u in een glazen vitrine, vermomd als alcoholist. Een verklikkertje verraadt uw aanwezigheid waarop hij in lachen uitbarst. En nee, maak nu niet de fout om de vuilniszakken in de hoek stiekem een trap te geven, want dan zou u uw teen kunnen breken. Deze niet van echt te onderscheiden vuilniszakken zijn namelijk beschilderde bronzen beelden. Bent u van de schrik bekomen? Kijk dan rustig rond. Turk houdt van imiteren, dus deze tentoonstelling is een feest van herkenning. Duchamp, Klein, Manzoni, Warhol, Judd, Caro: u komt ze allemaal tegen, onveranderlijk gesigneerd door, hoe kan het anders, Gavin Turk. Zijn handtekening in Unoriginal Signature beslaat maar liefst een wand van 11 meter, prachtig uitgevoerd in monumentale bronzen letters, bedolven onder een zee van blauwe sponzen. Een elegant kunstwerk, een artistieke variant van pornochique. Een even oogstrelend hoogtepunt is One Thousand Two Hundred and Thirty Four Eggs (dat moet u letterlijk nemen) waarin opnieuw zijn signatuur monumentaal aanwezig is. Gedenkplaat Gavin Turk, Schot van origine en wonend en werkend in Londen, heeft een lange lijst publicaties en tentoonstellingen op zijn naam staan. Het is allemaal begonnen in 1991, bij zijn afstudeertentoon stelling aan de Royal Academy of Art in Londen. Het enige werk dat hij daar liet zien was een traditionele, keramische gedenkplaat: Gavin Turk worked here 1989-1991. Normaal gesproken wordt
23
op deze manier de woonlocatie van historische beroemdheden gemarkeerd. Maar Turk was de geschiedenis voor. Hij kreeg geen MA-diploma, maar trok wel de aandacht van de kunstwereld en wordt sindsdien een van de meest originele vertegenwoordigers van Brit Art genoemd. Het kan verkeren. Op de grote Brit Art tentoonstelling in de Royal Academy verscheen Turk - geheel in stijl - als zwerver, stinkend naar urine en zijn voeten omwikkeld met oude kranten. Je moet wat over hebben voor de kunst. Het fotowerk Oi! (1998) dat naar aanleiding daarvan ontstond, is ook op de tentoonstelling te bewonderen: een even ontluisterend als schitterend drieluik waarop Turk meer dan levensgroot is geportretteerd in de geest van de bekende Benetton reclames. Het werk van Gavin Turk wordt geïnterpreteerd als kritiek. Zijn alomtegenwoordige handtekening (zijn handelsmerk) wordt geduid als parodie op de kunstwereld, waar de signatuur van grotere economische en culturele betekenis is dan de inhoud van het kunstwerk. In zijn visie is alles nep en bestaat er niet zo iets als originaliteit of artistieke integriteit. Alles draait om uiterlijkheden.
De moderne samenleving is verslaafd aan beroemdheidcultus. De nieuwe ‘haircut’ van Britney Spears is wereldnieuws terwijl de anonieme zwerver aan zijn lot wordt overgelaten. Tot zover geen nieuws. Maar Turk is geen hemelbestormer. Zijn kunst is ‘kritiek om de kritiek’ en dat legt hem geen windeieren. De kunstwereld heeft hem omarmt omdat zijn werk past in een trend (Brit Art) en dus goede handel is. Roem verkoopt, net als seks. Turk leunt aan tegen beroemdheden en dat is een bekende strategie. Daarbij valt op - en dat is mijn preoccupatie - dat Turk uitsluitend beroemde mannen citeert. Het kan een vorm van (over)identificatie zijn (hij kruipt soms zelfs letterlijk in hun huid), maar ik vrees dat dit bewijst dat de ‘mental map’ nog steeds exclusief mannelijk is. Nu ik het er toch over heb, zou Gavin Turk het als Gavine Turk ook zover hebben gebracht? Dat zou pas echt spectaculair zijn: een kunstenares die zich als verwaarloosde heroïnehoer uitgeeft en stinkend naar pis haar opening opluistert. En dan maar beroemde voorgangsters citeren en signeren. Het is een tip voor Tracy Emin (ze komt in de richting) en Sarah Lucas. Maar natuurlijk, nu vergeet ik even dat vrouwen sowieso geen ‘originals’ zijn. Gavine, er ligt nog een wereld voor je open.
De wereld in 300 voorbestemde blokken Turner Prize winnaar Keith Tyson heeft zijn eerste tentoonstelling in Nederland. Met Large Field Array presenteert deze Brit Art nakomeling letterlijk de bouwstenen van onze werkelijkheid. Soms angstaanjagend gedetailleerd, soms complex abstract. Door Edwin van Onna De grote zaal van De Pont in Tilburg is van vloer tot wand stelselmatig gevuld met objecten van dezelfde omvang: 60 x 60 cm. Bewonderenswaardig is de strakheid waarmee het principe is doorgevoerd. Nergens overschrijdt het grondvlak van de blokken deze afmeting, tenzij het een beeldende functie heeft. Zoals de illusie van een smeltend blok aluminium dat met dikke klodders over de vloer uitloopt. De installatie – getiteld Large Field Array - was deels eerder te zien in het Louisiana Museum in Humlebæk, Denemarken. Voor de tentoonstelling in Tilburg heeft Keith Tyson de monumentale vloersculptuur flink uitgebreid. De opstelling omvat nu ongeveer 300 onderdelen en lijkt bijna wetenschappelijk tot stand gekomen, de tussenruimte beslaat nauwgezet 1.20 meter – de afstand van een dubbel blok dus - zodat bezoekers er ruimschoots tussendoor kunnen wandelen. Hiermee krijgt ook de titel Large Field Array betekenis, die immers een verwijzing is naar een sterrenkundig observatorium in de woestijn van New Mexico. Overigens moeten we de verwijzing naar die batterij radiotelescopen niet te letterlijk nemen. Het gaat Tyson vooral om de intrinsieke vergelijking, de wetenschappelijke systematiek waarmee het raadsel van universum wordt doorgrond. ‘Tysons installatie spiegelt het krachtenveld dat aan de werkelijkheid ten grondslag ligt’, verklaart de begeleidende museumbrochure. Zwarte haren De elementen van Large Field Array staan niet op zichzelf, er zijn verbanden en verbindingen aanwezig. De ordening is veelal associatief op kleur, vorm of inhoud en hoe langer je kijkt hoe uitgebreider de connecties worden. Staand voor een rekje met Japanse Samuraizwaarden tref je daarnaast twee Japanse lakkastjes die tot één blok zijn verdubbeld. En het volgende object bestaat uit een glazen kubus, waarin een oosterse slangenmens – alleen gekleed in lendendoek - zit opgevouwen. Al snel glijd je aandacht af naar de realistische uitvoering van het figuur. De huid van de man is iets glimmend en zijn lijf is voorzien van zwarte haren waardoor een levensecht, bijna angstaanjagend beeld ontstaat in de traditie van Ron Mueck. Verderop ligt een vierkante homp vlees als een abstract lichaam, voorzien van haren en tatoeages. Hier is geen artistieke hand aan te pas gekomen, dit is het werk van ambachtelijke modelmakers. Dat blijkt ook uit een aantal objecten dat met materialen uit de maquettebouw is vervaardigd. Overigens geeft Tyson grif toe dat hij werkt met een groep assistenten die onder zijn supervisie handmatig en precies op maat de realistische objecten en maquettes maakt. Het biedt de garantie van een optimaal gepolijste werkelijkheid.
Geen toevalligheid Kuierend over het speelveld van kunstig vormgegeven ‘schaakstukken’ pijnigen we meer en meer onze hersens over mogelijke links. Een blok dat aan alle zijden als een Hawaiblousje is beschilderd hangt boven de kop van een glanzende zwaardvis. Natuurlijk vormt de oceaan hier het ‘cement’ tussen beide blokken. Elders puzzelen we een piramide aan een bruidstaart van vier verdiepingen; een enorme gerijpte kaas aan een fladderend eendje van gatenkaas; een afgerukt Medusahoofd met krioelende slangen aan een met stikstof bevroren hoofd. Maar hoe ver reiken de associaties werkelijk? Hebben de zwarte basketbalfiguren iets te maken met de naburige antracietgrijze basaltblokken of het duistere lichtschijnsel van een zwarte gloeilamp? Staat de regenboog met de pot van goud bewust naast de kubus met stervormige stepstones van Broadway Boulevard en een fluorescerend blauw schaalmodel van de Hollywoodheuvel in LA? Je krijgt bijna de neiging om medebezoekers te wijzen op die ene unieke connectie: ‘Ziet u ook dat het hangende beeld van die gangsterrapper helemaal zilverkleurig is behalve die twee gouden kettingen? En dat op het blauwrode blok eronder een gouden Zippo pronkt? En dat het blok daarnaast hetzelfde object is, maar dan in een vloeibare fase, waarbij het blauw, rood en goud tot onherkenbare slierten in een draaikolk worden opgeslurpt? Al mijn ontdekkingen zijn geen toevalligheden. De begeleidende catalogus toont schetsen van rigide schema’s en schaalmodelletjes van de manier waarop de blokken zijn gegroepeerd. Tyson is gefascineerd door wetenschappelijke concepten en filosofische theorieën als middel om de werkelijkheid te doorgronden. In dit licht kunnen de blokken gezien worden als voorbestemde atomen of cellen van een wereld in wording. Large Field Array is de som van causale krachten. Als bezoeker zit je midden in een geredigeerd scheppingsverhaal. Welke van de bouwstenen samenklonteren lijkt te worden bepaald door onze eigen associatievermogen. De werkelijkheid doet ons geloven dat wij hierop invloed kunnen uitoefenen. Maar Tyson weet beter, in zijn optiek is het een gelopen race. Over de definitieve uitkomst kan helaas niet worden gecorrespondeerd.
24
Keith Tyson, Skate boarder
Keith Tyson, Large Field Array, 10 februari t/m 17 juni, De Pont, Tilburg. www.depont.nl
Bevlogenheid en skepsis rond Panorama Zuidvleugel Een samenhangende ontwikkelingsvisie formuleren ten aanzien van één van de meest gecompliceerde stedelijke gebieden in Nederland is geen sinecure. Samen met SKOR en Kunstgebouw geeft Atelier Zuidvleugel een impuls aan dit proces door de visies van een achttal kunstenaars kritisch te toetsen tijdens de Presentatiedag Panorama Zuidvleugel. Door Antonie den Ridder
www.atelierzuidvleugel.nl
Karen Lancel & Hermen Maat, Zapscape
In heel Nederland is ruimte een schaars en dus kostbaar goed aan het worden, maar dit geldt des te meer voor het gebied tussen Dordrecht, Den Haag, Leiden en Gouda. Met 3,5 miljoen inwoners vormt de Zuidvleugel één van de dichtstbevolkte regio’s van Europa en een waar knooppunt van tegenstrijdige belangen. Een plaats, waarin mensen werken en zich verplaatsen, maar ook de plaats, die het decor vormt van menselijke levens. Een compromisstelling, waaruit de kwaliteit van leven als uiteindelijke winnaar naar voren treedt, is het hoogst haalbare resultaat. Atelier Zuidvleugel bekritiseert bestaande plannen, inspireert tot nieuwe ideeën en wil een brug slaan naar het publiek. Zo ontstond hier het idee voor een kunstproject rond het thema Zuidvleugel en zowel SKOR als Kunstgebouw is gevraagd om gezamenlijk na te denken over de inbreng van kunst en kunstenaar in dit project. Zodoende vond op 1 december van het vorige jaar in cultuurgebouw Scheltema Complex in Leiden een bijeenkomst plaats, waar een achttal kunstenaars hun schetsontwerpen presenteerden aan een publiek, dat vele betrokken partijen vertegenwoordigde. Met de uitdrukkelijke bedoeling om tot discussie te komen over de raakvlakken tussen kunst, planologie en ruimtelijke ordening. En om het zo ongrijpbare begrip “identiteit van de Zuidvleugel” nader te definiëren. Het laatste gegeven vormde een ware hersenbreker voor de betrokkenen. Wellicht vanuit het gegeven, dat de kunstenaar het specifieke graag door wil trekken naar een algemenere duiding. De nieuwe communicatiemiddelen maken het historisch gegroeide karakter van een streek niet ongedaan, maar ze herschikken danig de toegekende prioriteiten en gezichtspunten ten aanzien van deze identiteit.
25
Nederstad Willem de Ridder wist de toehoorder al snel uit zijn evenwicht te brengen met een radicale draai in denkrichting. “We doen onszelf onrecht door te spreken over een overvol Nederland. Beschouwen we onszelf als inwoners van de betrekkelijk grote stad met de naam Nederstad, dan verandert het hele beeld. Want welke stad heeft parken zoals de Veluwe en buitenwijken zoals de Friese meren?”. Op de voor hem kenmerkende Fabeltjeskrant-toon wist de rasverteller effectief een project te schetsen, waarbij het gesproken woord de beleving van de omgeving zou kunnen intensiveren. Wendelien van Oldenborgh dichtte film de rol van medium toe en koos als uitgangspunt de Glazen Stad met een bevolking van onzichtbaar blijvende personages. Geert Mul liet zien, hoe je al spelend met modellen en de feedback van Google Earth Interface situaties verheldert en de verwondering haar intrede laat doen. Terwijl Matts Leiderstam op basis van kunsthistorisch onderzoek de werkelijkheid trachtte te bevragen in zijn projectvoorstel, zette Matheusz Herzcka in op de beleving van de mobiele waarnemer, wiens persoonlijke snelheid in perceptie de landschapservaring bepaalt. Erg aansprekend was ook het voorstel van Karen Lancel, die middels nieuwe communicatietechnologie twee plaatsen in het afgebakende gebied met elkaar tracht te verbinden, waarbij haar speciale belangstelling uitgaat naar zogenaamde nonspaces. Plaatsen, die je in ieder stedelijk gebied kunt aantreffen en waarvan je de anonimiteit kunt doorbreken door ze te koppelen aan plaatsen met een geheel ander karakter. Evaluatie Gezien de diversiteit van gerichtheden en gebruikte media is het geen geringe opgave te bepalen welke voorstellen de doelstellingen van Atelier Zuidvleugel het dichtst nabij komen. Buiten kijf staat, dat veel aangekaarte projecten het meer dan waard lijken om uitgevoerd te worden. Is het niet binnen de Zuidvleugel, dan wel op een andere plaats in Nederland. In dit gegeven ligt ook de crux van het hele verhaal besloten. Hoe specifiek en dus beperkt moet een kunstingreep zijn om de vaak ongrijpbaar blijvende identiteit van een bepaalde landstreek adequaat te raken? Terwijl de relevantie van een kunstwerk sterk mede bepaald wordt door de mate waarin haar geldingsdrang zich zo breed en algemeen mogelijk doet gelden. Aan Atelier Zuidvleugel komt de moeizame taak toe zich door opgeworpen vragen heen te worstelen en uiteindelijk een drietal van de aangedragen plannen het begeerde groene licht te geven. Maar het grote pluspunt van de presentatiedag is onmiskenbaar te vinden in het gegeven dat kunst nadrukkelijk betrokken wordt bij een gebied dat gewoonlijk gedomineerd wordt door economische noodzaak en politieke belangen.
Een PLUS voor Textiel Ans van Berkum bekeek jaargang 2006 van het tijdschrift Textiel Plus. Wat staat daarin over beeldhouwkunst? Voor wie is het blad en hoe komen de keuzen voor artikelen tot stand? Door Ans van Berkum Heerlijk Textiel Plus heeft ruim drie en een half duizend abonnees. Ze zullen het heerlijk vinden als er weer een nummer in de bus valt. Voortgekomen uit een tijdschrift over handwerken heeft Textiel Plus een grote achterban van geïnteresseerden in alles wat met textiel te maken heeft. Lezers die alles over de nieuwste technieken willen weten en graag geïnspireerd willen worden door kunstenaars met mooi werk. Textiel is nog altijd een beetje een onderschatte materiaalsoort in de kunst, al komt daar verandering in nu zelfs mannelijke kunstenaars aan het borduren zijn geslagen. Maar voor wie vanuit het handwerken aanvliegt, bestaan er geen vooroordelen tegen het materiaal. Het gaat om vrouwen die veelal zelf het genot smaken van het werken in textiel. Soms geheel zonder pretentie, maar in toenemende mate ook heel serieus vanuit de kunst. Een groep die graag naar beurzen en workshops gaat en de tentoonstellingsagenda met veel plezier uitpluist. Kortom, een vakblad voor een grote groep van specialisten. Doel Textiel Plus is ook de naam van een stichting, die de bekendheid en de kwaliteit van de textiele vormgeving in Nederland en België wil bevorderen. Dat doet ze door een textielfestival te organiseren, prijsvragen en workshops op te zetten en tentoonstellingen te maken. Er is een speciale bibliotheekservice in Utrecht. En tot slot is er het kwartaalblad dat Textiel Plus heet. Een vrij volledig pakket, waarmee je het gestelde doel aardig zou kunnen dienen. Wie een paar nummers van het blad door zijn handen laat gaan, ziet een reeks van aantrekkelijke covers, die het gevoel van de gefotografeerde stof goed overdragen. Het Zomernummer komt met een close-up van een vilten reliëf van Irene van der Wolf. Het is schitterend
van kleur en moet een lust voor tastende handen zijn. Het artikel over Van der Wolf verderop in het nummer, bestaat voor driekwart uit citaten. Dit werk wordt inhoudelijk niet binnen het kader van de hedendaagse kunst belicht. Wel weer vanuit de persoonlijke belevingswereld van de kunstenares. Het nummer van Herfst 2006 toont een stof van Aleksandra Gaca. Haar werk wordt door Marjolijn van Duyn in een drie pagina’s tellend artikel uitgelicht. We lezen hoe ze zich technisch vernieuwt, en we komen te weten waar haar werk een toepassing vindt in de wereld van de interieurkunst. Ook krijg je een voorstelling van haar persoonlijke werkomgeving. De cover van het Winternummer toont een gehaakte eend met een pijl in zijn kop van Patricia Waller, die beeldhouwen studeerde aan de Kunstacademie van Karlsruhe. Ze wilde niet van de dure materialen en apparaten afhankelijk zijn die voor het echter beeldhouwen nodig zijn, staat er in het artikel, en schakelde daarom over op de haaktechniek, die overal toepasbaar was: “Ik heb niet eens een stopcontact nodig. Dat is vrijheid.”
Cover Textiel Plus 196
Kwaliteit Vervolgens lezen we dat veel mannen niet begrijpen hoe arbeidsintensief haar werk is: “..ze denken dat ik een machine heb waar ik wol ingooi en ‘krokodil’ intoets en dat er dan aan de andere kant een kant en klaar gehaakte krokodil uitkomt.” Het mag waar zijn, maar het klinkt een beetje naar een vooroordeel. Aan de formaten die bij de afbeeldingen staan, zie je wel dat het geen speelgoedjes zijn, maar grote dingen, die zo maar niet in een vloek en een zucht gehaakt zijn. Maar dat zegt verder niets over de artistiek inhoudelijke kwaliteit van het werk, een
thema dat in dit artikel wel even wordt aangestipt. Waller zou maatschappelijk gevoelige onderwerpen aanstippen en haar publiek op een ironische manier
Cover Textiel Plus 197
spiegels voorhouden. Helaas zie ik vooral ééndimensionale beelden, zowel inhoudelijk als qua uitvoering. Een kind dat van zijn fietsje dondert is een kind dat van zijn fietsje dondert, en een gebraden kip op een bord is een gebraden kip op een bord. Een gehaakt gebit in een waterglas confronteert echt niemand met ouderdom zoals beweerd wordt. En kleur kan dan heel belangrijk voor haar zijn, mij als toeschouwer zegt dit werk qua kleur helemaal niets. Er is niets mee gedaan ten behoeve van de zeggingskracht, de vervreemding, de verfraaiing, of wat dan ook. Nee, we zijn hier nog heel ver verwijderd van een Wim Delvoye, die graafmachines van houtsnijwerk maakte, of een Liza Lou met haar tuin van kraaltjes. Textielkunst of kunst in textiel Hoofdredacteur van Textiel Plus is Raoul Locht, die voor de uitgeverij van het blad, de Doelenpers, ook Atelier maakt, een tijdschrift voor tekenaars en schilders. Hij laat zich inhoudelijk voeden door een redactiecommissie die veel van textiel weet. Naast de hoofdartikelen presenteert hij in elk blad een scala aan informatie uit een breed aantal disciplines. Mode, sieraden, kostuumen interieurontwerpen, accessoires, vormgeving, knipkunst, zelfs schilderen in stof komt aan bod. Evenementen worden genoemd, nieuwe technieken en materialen, eindexamenexposities en prijzen, maar vrijwel geen beeldhouwkunst. In nummer 198 ontmoeten we Mattanja Coehoorn, die
26
autonoom textiel aan de academie van Maastricht studeerde en ruimtelijk werk maakt uit onder andere sisal, wilgentenen en wol. Het doet zowel monumentaal als teer aan, en heeft inhoudelijk een onderzoekend karakter. Maar over het algemeen komt beeldhouwkunst er bekaaid af in jaargang 2006. Het aanbod kan daarvoor geen reden zijn. Wie wil, kan heel wat monumentale kunst opsporen waarin textiel een toepassing vindt. Marian Bijlenga, Juul Sadee, Jan Fabre, Luciano Fabro, Eva Hesse, Louise Bourgeois, Joseph Beuys, Fransje Killaars, Berend Strik, Siebe Wiemer Glastra, C.A. Wertheim, de rij wordt eindeloos. Als deze aan bod zouden komen, zou het blad een totaal andere dimensie krijgen. De artikelen, die nu soms niet meer zijn dan een uitgebreid persbericht, zouden een ander karakter moeten krijgen. Veel minder beschrijvend en veel meer onderzoekend en wegend. De auteurs gaan dan kijken naar hoe textiel in kunst een toepassing vindt in plaats van het materiaal voorop te stellen. Kortom: van textielkunst schakel je over naar kunst in textiel. Wil je dat, en zijn je 3500
Mattanja Coehoorn, Overgangen
abonnees daaraan toe? Die vragen zal het tijdschrift zich hebben gesteld, en voorlopig met nee hebben beantwoord. Toch zou de doelstelling van Textiel Plus er baat bij hebben eens wat stappen in die richting te zetten. De mogelijkheden van het materiaal, en de velen die het toepassen, worden nog altijd schromelijk onderschat.
www.textielplus.nl
Boeken Door Astrid Tanis Open 11 Open 11, Hybride Ruimte, Hoe draadloze media de publieke ruimte mobiliseren, NAi-uitgevers Rotterdam, 2006, ISBN 905862-535-7/978-99-5662-535-1
Open van SKOR en NAi Uitgevers richten zich in hun publicaties altijd op de openbare ruimte. Ze belichten vanuit dit concept de openbare ruimte vanuit een breed scala aan invalshoeken. De openbare ruimte is toegankelijk voor iedereen: in deze ruimte begeven zich zij die de private ruimte verlaten. Zo ontstaat een ruimte van gemeenschappelijkheid die bol staat van onderlinge verschillen. Openbaar betekent zichtbaar voor iedereen die zich op dezelfde plek begeeft. Toch gebeuren in de openbare ruimte ook veel onzichtbare dingen, en dan heb ik het niet over door de wet verboden activiteiten die voor het oplettend oog alsnog waarneembaar zijn. Wat het oplettende oog niet ziet is de in snel tempo oprukkende draadloze media. Midden op de markt kan onze GSM geluid maken omdat ergens op een andere plek iemand contact met ons zoekt. Inmiddels lopen we in de openbare ruimte door een onzichtbare massa golven en straling veroorzaakt door GSM, GPS, Wi-FI en RFIO. Ik stel me soms voor dat de beelden en berichten mij om de oren vliegen, zonder dat ik er weet van heb. Als ik in mijn auto van A naar B rijd dan luister ik naar de stem van Bram die mij feilloos weet te vertellen waar ik mij bevind en over hoeveel meter of kilometer ik de hoek om moet. Bram heeft geen gezicht, alleen een stem die via satellieten en GPS mijn oor bereikt; ik ben met mijn gebrekkige richtinggevoel behoorlijk aan hem gehecht. Dat je met deze technologie veel meer kan doen is bekend, criminelen die nog onder bewaking staan, mogen in sommige gevallen vrij, als ze maar via GPS (Global Positioning System) op te sporen zijn. Het Historisch Museum Rotterdam organiseerde in 2005 een stadswandeling langs historische plekken waarbij een ieder een handheld computer met GPS mee kreeg die hen langs, in cultureel opzicht belangrijke locaties voerde. In Amsterdam was de tentoonstelling ‘Real Time’ waarbij via GPS de standsgang van vrijwilligers te volgen was door de stad. Het leverde een kaart op met bewegende stippen. Zo zie je dat het dagelijks leven toch regelmatig op de een of andere manier in de kunstwereld belandt. In Open 11 vindt je een CD met de weerslag van dit project. Natuurlijk niet meer ‘real time’ maar het geeft wel een duidelijk beeld van hoe de tentoonstelling er moet hebben uitgezien. Uit de artikelen in deze Open blijkt dat de mobiele media de kunstwereld veroveren onder de noemer ‘locative arts’. Twee metaforen komen bij deze kunst naar voren, in Harry Potter The Prisoner of Azkaban krijgt Harry een magisch stuk papier “de sluipwegwijzer”, waarmee hij iedereen die zich binnen het schoolgebouw bevindt kan lokaliseren. Daarnaast moet ik denken aan Big Brother uit het boek 1984 van Aldous Huxley, waarbij iedereen gezien en gevolgd kan worden door de overheersers. De locative arts en de GPS-mogelijkheden maken deze fictieve literatuur wel erg reëel. Er blijft weinig literaire fictie en magie overeind als de non-fictieve werkelijkheid de fictie inhaalt. Veel kritiek uiten de schrijvers niet op deze kunst. In
een van de artikelen in deze Open, geschreven door Kluitenberg,wordt nog gesproken over het recht op disconnectiviteit, dat is een kritisch geluid bij deze ontwikkelingen. Maar ook bij de kunstenaars die met de locative arts werken zie ik niet echt veel kritische standpunten. Er zijn mensen die zeggen ziek te worden van al die golven en straling in onze leefomgeving. Dit wordt doorgaans afgedaan als een probleem ‘tussen de oren’; maar de realiteit is dat er mensen verhuisden omdat ze in een flat woonden met een GPRS-mast op het dak. De uitstraling van de openbare (communicatieve) ruimte komt dan wel erg ongezien de private sfeer binnen. Hebben al die straling, al die vormen van communicatie echt geen enkele invloed op ons welbevinden? Zijn we werkelijk immuun voor onze leefomgeving als het golven en straling betreft? Let wel, ik ben gehecht aan Bram en aan de digitale mogelijkheden die mijn leven verrijken. Bovendien vind ik veel van de locative arts imposant. In een wat bredere kijk erop, waar voors en tegens aan de oppervlakte komen, zie ik zeker een taak voor de kunst. De openbare ruimte is hybride en van iedereen. Juist daarom moet je binnen de openbare ruimte oog hebben voor de private beleving van een ieder, en respect voor het recht op zelfbeschikking van een ieder die zich hier bevindt. Wat is de ethiek van de openbare ruimte en wat is het recht op zelfbeschikking en vrije keuze hierin als het communicatieve golven betreft. Ligt hierin een taak voor de kunst, of is de kunstenaar alleen maar gebruiker van de nieuwe digitale mogelijkheden?
aandacht wordt gevestigd op de diverse aspecten van de waterweg. De Biografie is een van deze projecten. Iedere auteur kreeg een stukje vaarweg te beschrijven zodat in één dag de biografie geschreven was. Sjaak Langenberg is de meest bekende en misschien wel de eerste Nederlandse kunstenaar die als materiaal om een beeld te maken, of moet ik zeggen om een beeld te schetsen, taal gebruikte. Natuurlijk doen schrijvers dat al eeuwen, maar Langenberg was net afgestudeerd aan de kunstacademie en streek subsidies voor beeldende kunst op, en geen literaire beursen. Dat is bijzonder. Van de 84 essays in Vaarweg Lemmer – Delfzijl is de eerste tekst de inleiding van Langenberg. Langenberg is de projectleider van Vaarweg Lemmer – Delfzijl samen met grafisch vormgever Vanessa van Dam. Met Langenberg is de ‘vergis je niet dit is kunst’ toon gezet. Het boek verscheen in een oplage waardoor je kan spreken van breed toegankelijke distribueerbare kunst die verwijst naar een specifieke locatie. Ondanks dat deze kunst locatiegebonden is komt deze kunst naar jou toe. Onder de schrijvende deelnemers bevinden zich bekende schrijvers en kunstenaars zoals K. Schippers, Nicolaas Matsier, Pauline Slot, Marga Kool, Hans Aarsman, Anne Vegter en kenners van de regio zoals Peter Karstkarel, Klaas Jansma, Wilco Berga en Meindert Talma. De auteurs zaten een dag bij bruggen, sluizen, pontjes, aquaducten, jachthavens, industrieterreinen, op campings en op bootjes aan de vaarweg. De vaarweg krijgt door de bundel een gezicht, gevuld met persoonlijke observaties en interpretaties, soms is het gezicht wat saai maar in zijn totaliteit wel boeiend. Want hoe beschrijf je iets wat op sommige plekken weinig uitstraling heeft.
Open 11
Vaarweg Lemmer – Delfzijl
Anne Vegter
Biografie van de vaarweg Lemmer – Delfzijl, Uitgeverij
Parkscapes
Noordboek, Groningen, 2006, ISBN 978-90330-0581
Parkscapes, Mieke Conijn e.a, A1 partners, Deventer, 2006, ISBN 90-809270-23
84 biografen schrijven Biografie van de vaarweg Lemmer – Delfzijl , een kunstboek vol teksten en zeer weinig beeldmateriaal. In het kader van het Masterplan Vormgeving Vaarweg Lemmer Delfzijl hebben de colleges van Gedeputeerde Staten van Groningen en Frysland onder de titel "Woordenstroom" een kunstproject laten ontwikkelen, waarin taal een centrale rol speelt. Uit het plan van aanpak blijkt, dat het gaat om een project waarbij tussen de zomer van 2004 en 2006 in totaal 13 taalkunstprojecten langs de vaarweg worden gerealiseerd. Dit moet resulteren in 13 semipermanente en permanente kunstwerken waarin de
27
Gidsen met kunstroutes door een stad zijn er veel. Kunst langs de rijksweg kreeg in het verleden nauwelijks aandacht. Daar lijkt verandering in te komen. Inmiddels houden diverse kunstinstellingen en kunstenaars zich bezig om dit onontgonnen terrein te verkennen. Parkscapes is de eerste uitgave die ik hierover in handen krijg. Parkscapes besteedt aandacht aan opvallende plekken langs de A1. Daarnaast zijn er andere provincies bezig om te volgen. Langs diverse (snel)wegen in Drenthe zijn of worden binnen korte tijd een aantal monumentale beelden geplaatst. Dat vormde
voor het Centrum Beeldende Kunst van de provincie de aanleiding om onder de noemer On The Road Again op verschillende manieren het ontstaansproces te belichten (zie elders in dit nummer). De Noord Brabantse Kunst Stichting (NBKS) is de identiteit van de A50 aan het onderzoeken en de betekenis die kunst daarin kan krijgen of al heeft. Ik ben altijd gefascineerd hoe binnen de kunstwereld nieuwe interventies in een golfbeweging over het land lijken te trekken. Hoe verhoudt zich dat met de begrippen authenticiteit en originaliteit? De uitgave Parkscapes probeert in ieder geval qua vormgeving origineel te zijn. Zo origineel dat ik automatisch de verbinding leg met de puzzelkubus van Rubik. Daar moet je ook even de tijd voor nemen om die te doorgronden. Voor of achterkant van de ‘gids’ is niet uit elkaar te houden en daarbij zit er ook nog een kaart verborgen in de chaotische uitvouwbaarheid. Het is even zoeken voor je ontdekt dat ergens tussen de bladen nog een CD verborgen zit, die een verslag doet over een reis van Oost-Europese autohandelaren die voertuigen van de automarkt in Utrecht naar Wit-Rusland brengen. De CD draagt de titel CARboys en is van Stichting G.A.N.G. Boeiend is de visie van Stichting G.A.N.G., die de snelweg opvat als een niet streekgebonden streek met eigen streekgerechten. De CARboys leven een groot deel van hun leven op deze weg en eten langs de snelweg. Stichting G.A.N.G. plaatste voor deze mensen een Russisch-Orthodoxe kapel langs de snelweg om hen een gevoel van thuis en bezinning te geven. De A1 loopt van Amsterdam naar de Duitse grens bij het plaatsje De Poppe. Een van de mooiste beelden in Nederland staat langs de A1, een kudde olifanten van Tom Claassen. Als je het over omgevingsfactoren en maatvoering hebt, is dit een geslaagde uitvoering van kunst in de openbare ruimte. De foto’s in Parkscapes zijn mooi maar bevatten niet allemaal kunst. Je ziet landschapsfoto’s van parkeergelegenheden, mooie trafficfoto’s van vrachtwagens en graffiti, de handtekening van jongeren. Het beeldmateriaal is verrijkt met teksten van auteurs met duidelijke opvattingen over esthetiek. Een nadeel blijft dat je met deze catalogus echt even aan een tafel moet gaan zitten. Voor in de auto is het te onhandig.
Appel zie je regelmatig foto's van Abramovic met of zonder Ulay. Ze blijven me boeien, misschien omdat hun werk zo fysiek is, zo kinesthetisch. Er zit zoals bij zoveel “performancekunst” wel een filosofie of levensvisie achter, maar ook zonder dat je dat weet, raken de beelden je op een ander dan visueel niveau. Het blijft jammer voor de kunstwereld dat ze na een lange wandeling over de Chinese muur afscheid van elkaar namen als kunstenaarsduo. Afzonderlijk bleven ze boeiend werk maken, maar de interactie met elkaar leverde een meerwaarde op die daarna ontbrak. Ergens in het boek staat een foto waar Ulay ligt met een erectie, erachter zit Abramovic zonder dat ze aandacht schenkt aan de aanwezigheid van Ulay. Hun samenzijn binnen een ruimte veroorzaakt een specifieke energie; die zou ontbreken als ze separaat waren. Ondanks alle teksten in het boek blijft beeldende kunst voor mij toch voornamelijk een kinesthetische zintuiglijke ervaring. Ik lees dit boek niet chronologisch maar kijk eerst naar het beeldmateriaal, bij dat wat me raakt zoek ik steun in de bijgeschreven teksten. Boeiend is de performance van Ben d'Armagnac die in een kist van doorzichtig materiaal zat. Door de witte verf aan de binnenkant van de box weg te krassen, ontstond een kijkgat waardoor d’Armanac zichtbaar werd. De kunstenaar die zich gedeeltelijk met honing had ingesmeerd werd belaagd door vliegen die ook in de ruimte aanwezig waren. Fascinatie en weerzin vallen hier samen. Naast het beschrijven van de kunstwerken staan er zeer leesbare historische interpretaties in over de diverse stromingen en de ontwikkeling die de performance-kunst doormaakte naar installaties, video en kunstprojecten. Dit boek is een boeiend naslagwerk en geeft een prima overzicht van deze bijzondere kunstvormen.
Marina Abramovic en Ulay, Installation One, 1979
Stichting G.A.N.G., Parkeerplaats Vundelaar (Deventer-Apeldoorn)
De Appel De Appel. Performances, installaties, video, projecten 19751983, Marga van Mechelen, De Appel Amsterdam, 2006, ISBN 90 7350170 9
De Appel. Performances, installaties, video, projecten 1975-1983 is een kloek boek waarin performances, installaties, video en projecten gedocumenteerd staan die tussen 1975 en 1983 in de Appel plaatsvonden. Er staan ruim 250 foto's van formaat in en 200 kleinere foto's. Omdat de meeste 'tentoonstellingen' in De Appel ‘gebeurtenissen’ waren waarin actie een belangrijke rol speelde, laat niet alles zich goed fotografisch representeren. De uitgebreide teksten zijn nodig om een verhaal rond een beeld te schetsen. Performances deden me niet zoveel in de beginjaren. Dat veranderde toen ik in 1987 Ulay en Abramovic zag op de Documenta 5 in Kassel. In de uitgave De
Museum Van Nagsael Museum van Nagsael, Tanja Karremans e.a., Veenman Publishers/Gijs Stork, Rotterdam, 2006, ISBN 90-8690-018-6
Museum Van Nagsael bestaat niet meer. Museum van Nagsael was, wereldwijd beschouwd, misschien wel het kleinste museum, niet veel groter dan een schoenendoos. Wel had het de uitstraling van “the white cube” met een echte parketvloer en plafondverlichting. Het museum is 11 jaar geleden opgericht door de kunstenaars Silvia B. en Rolf Engelen. Zij verdeelden het directeurschap over de even en de oneven maanden. Het boek geeft informatie over wat er de laatste 11 jaar te zien was. Het bevat veel beeldmateriaal, enkele teksten verduidelijken de positie van het museum. Op de lijst van kunstenaars staan veel bekende namen. Het gevoel dat bij mij opkomt is “je hoeft niet groot te zijn om mee te tellen”; veel kunstenaars blijken imposant werk te kunnen maken op bescheiden formaat. Het gaat uiteindelijk niet
28
om het formaat van de ruimte of de afmetingen van het werk, maar hoe een werk zich tot zijn omgeving verhoudt. Zo’n klein museum dwingt de kunstenaar over maatvoering na te denken, en dat is prima.
Museum Van Nagsael
NOG Collectie Anything but homeless, Corrie van der Veen, K.J. Bos Uitgeefprojecten BV, Amsterdam, 2006, ISBN 90 76923 03 5
Anything but homeless is een dik boek met afbeeldingen van kunstwerken die zich bevinden in de collectie van het SNS Reaal Fonds. Het SNS Reaal Fonds is een samengaan van diverse verzekeringsmaatschappijen. Ton Boersma die afkomstig was van de NOG verzekeringen (Nederlands Onderwijzers Genootschap), lanceerde in 1994 het plan om een collectie op te bouwen vanuit de wens om iets blijvends te creëren. De collectie kreeg de naam NOG Collectie. Stukken uit de collectie hebben niet de functie de eigen gebouwen aan te kleden maar worden in bruikleen gegeven aan minder draagkrachtige kleinere musea. Dit komt voort uit hun ideologische opstelling om iets te doen voor de gemeenschap. Een andere persoon die aan het begin van de uitbouw van de collectie stond, was Frits Becht. Hij werd gevraagd de collectie gestalte te geven. Becht kreeg alle vrijheid die paste binnen een vastgesteld budget. De enige opdracht die hij meekreeg was, om kunst te verzamelen alsof het voor hemzelf was. Slechts één criterium diende de aankoop en dat was het kwaliteitscriterium. Het resultaat mag er zijn; prachtige schilderijen, imposante tekeningen, foto’s en installaties. De nieuwe media zijn duidelijk ondervertegenwoordigd in de catalogus. Verder lijkt het een collectie te zijn met overwegend handzame kunstwerken. Geen grote buitenbeelden en geen monumentale ruimte opeisende beelden. Maar wel beelden van beperkte omvang. De intense embryoachtige werken van Anne van Eck passen goed in deze collectie, net als de aan de “object trouvé“- refererende werken van Marcus Lora Read. Emo Verkerk is ook een kunstenaar die in aanmerking komt voor collectievorming. Over de hele linie lijkt Becht toch een voorliefde voor schilderkunst te hebben. Als je dan toch “carte blanche” krijgt om een collectie samen te stellen, waarom dan niet enkele echte monumentale kunstenaars. Daarvan hebben we er genoeg. John Körmeling, Tom Claassen, Joep van Lieshout, Maria Roossen om er maar een paar te noemen, mis ik in deze selectie. Bovendien hebben de meeste kleine musea toch mooie buitenruimtes. Misschien moet de volgende adviseur dit maar rechttrekken. Een adviseur uit de beeldhouwwereld zou de collectie zeker meer
evenwicht geven, misschien samen met iemand die kijk heeft op de multimedia. Opgemerkt dient nog te worden dat het boek solide is vormgegeven met een harde kaft en de teksten en foto’s staan gedrukt op stevig papier. Het hele boek is verpakt in een mooi houten doosje. Echt een object om in je bezit te willen hebben.
Anne van Eck, Creature III, 2003
H.P. Bremmer
heeft tenslotte in 1928 geleid tot het Kröller-Müller Museum te Otterloo, dat in 1938 werd geopend. Voor haar collectie kocht Bremmer talloze Van Goghs en Mondriaans. Daarnaast schreef Bremmer een viertal kunstbeschouwelijke en kunsttheoretische boeken. Je kunt met een gerust hart stellen dat Bremmer gedurende meer dan een halve eeuw grote invloed heeft uitgeoefend op het Nederlandse kunstklimaat. Het boek De Kunstpaus is een eerbetoon aan Bremmer. Het boek is gedetailleerd waarin ook aandacht is voor de neveneffecten van zijn opstelling. Hij had veel aanhangers op zijn visie, ook onder kunstenaars. Soms vertroebelde zijn geloof in zijn eigen visie de blik op artistieke kwaliteit. Er zaten zeer goede kunstenaars in zijn circuit, maar zeker ook minder begenadigde waar je nu niets meer van hoort. Ze konden echter wel zijn theoretische toetsing doorstaan. Het boek is zo gedetailleerd dat een foto van hemzelf en van zijn vrouw op hun sterfbed niet ontbreekt. De foto van hemzelf is overigens in het bezit van het Kröller-Müller Museum. Zelfs stervende straalt het charisma van deze vooroorlogse kunstpaus van het kleine zwart/wit plaatje af.
De kunstpaus. H.P. Bremmer 1871-1956, Hildelies Balk,
Gabriel Lester. How to Act. Installations 2000-2006 Gabriel Lester. How to Act. Installations 2000-2006, Katja van Stiphout, Veenman Publishers/Gijs Stork, Rotterdam, ISBN 90-8690-010-0
Uitgeverij THOTH, Bussum, 2006, ISBN 90 6868 413
De kunstpaus is een dik boekwerk dat het leven en werk van Hendricus Petrus Bremmer (1871-1956) beschrijft. De invloed van Bremmer op de vooroorlogse kunstwereld was groot. Je kan met recht spreken van “een kunstpaus” omdat hij zijn kunstvisie predikte alsof het een evangelie was. Hij was wars van ieder religieus of positivistisch dogmatisme, maar geloofde in de moderne kunst. Hij wist belangrijke aristocraten en kunstenaars aan zich te binden, zodat er een kunstgeloofsgemeenschap ontstond die gestaag groeide. Hij creëerde een wisselwerking tussen aristocratie en kunstenaars. Bremmer was veelzijdig en dat vergrootte zijn positie als centraal figuur; hij was o.a. kunstschilder, kunstcriticus, kunstpedagoog, uitgever, verzamelaar, mecenas en kunsthandelaar. Deze spilfunctie ontwikkelde hij in de loop van zijn loopbaan naar voorbeeld van enkele Duitse ’kunstspillen’ als Julius Meier-Graefe en Alfred Lichtwark; in Parijs was Andre Breton een vergelijkbaar persoon. Na een gedegen kunstscholing werkte Bremmer als startende kunstenaar in pointillistische schilderstijl in een eigen atelier te Leiden. Zijn atelier werd een ontmoetingsplaats voor jonge Nederlandse en Belgische schilders en letterkundigen. Er was sprake van een groot engagement, waarin naast een interesse voor beeldende kunst, ook verbindingen waren naar de literatuur, de esthetiek en levensbeschouwelijke zaken. In filosofisch opzicht sprak de mystiek van Spinoza hem vooral aan. Voor Bremmer moest een kunstwerk de beschouwer in aanraking brengen met het onzichtbare absolute achter de werkelijkheid. De meer abstraherende kunst kon beter tot het absolute doordringen dan de naturalistische stromingen. Bremmer zag het als een missie om deze visie te verspreiden. Dit ging overigens wel ten koste van zijn eigen kunstproductie. Na van 1893 tot 1895 als kunstcriticus te hebben gewerkt, begon hij met het geven van kunstbeschouwelijke cursussen. Dit hield hij vol tot 1945. Bremmer was een begenadigd pedagoog. Tijdens de lessen toonde hij reproducties, verlevendigde hij zijn betoog met literaire citaten en levensbeschouwelijke opvattingen. Hij had aanhangers die soms wel 20 jaar of langer zijn cursussen bezochten. Zijn publiek was veelal kapitaalkrachtig en uit zijn leerlingenbestand ontstond een relatief grote groep kunstverzamelaars. Bremmer zelf trad hierbij weer op als bemiddelaar. Eén van de verzamelaars was Helene Kröller-Müller, die zich voor het eerst voor de cursus 1906/1907 liet inschrijven. Haar verzameling, waarvan Bremmer de vaste, onmisbare raadsman was,
waar we woonden en het werd er met de vernieuwing niet direct beter op. In de uitgave Sloophamer Schatkamer zie je dat ook. Leuke woningen die worden gesloopt en waarvan het materiaal in een rituele handeling tot kunst wordt verheven. Op de foto’s zie je dat de betrokkenheid van de bewoners met het kunstproject groot is. Kunst heeft in dit project een duidelijke sociale functie die bijdraagt in het verwerkingsproces. Uiteindelijk staat er een nieuwe wijk die net zo eenvormig is als de meeste nieuwbouwwijken. De bewoners zullen wel duurder uit zijn ook, is mijn ervaring. Maar in ruil daarvoor hebben ze wel centrale verwarming en goede isolatie. Waarschijnlijk ook dunne gipsplaten wanden, waardoor je veel te veel kan horen. En natuurlijk hebben ze herinneringen, de kunstenaar speelt hierop in. Door de inmiddels in opbouw zijnde nieuwbouwwijk heen kun je tegels vinden met ingegraveerde teksten; het zijn herinneringen van de voormalige bewoners. Zo blijft er toch nog iets bewaard van authenticiteit in deze eenvormigheid.
H.P. Bremmer op zijn doodsbed, 10-01-1956
Ida van der Lee Sloophamer Schatkamer, Ida van der Lee, uitgegeven in eigen beheer
Ida van der Lee is een kunstenaar die als troost dient voor bewoners in sloopwijken. De uitgave Sloophamer Schatkamer is een verslag van haar betrokkenheid bij het slopen van de wijk Het Vissershop in Zaanstad. Op de eerste pagina van het boek staat geschreven “met de sloop verdwijnt een stuk van mijn verleden” Ik herken dat, mijn partner en ik zijn ruim 25 jaar samen. Het café waar we elkaar tegenkwamen bestaat niet meer. Net als onze eerste 4 huizen. Het huis waar we nu wonen en waar onze kinderen geboren zijn, wordt over een paar maanden gesloopt. We zijn ervaringsdeskundigen, iedere keer als we verhuizen is dat omdat er wijkver nieuwingen moeten plaatsvinden. Het waren leuke huisjes
Gabriel Lester is een lijvig boek, waarvan de titel de inhoud verraadt. Lester is een internationaal georiënteerd kunstenaar die zowel een adres heeft in Groningen als in Brussel. Zijn werk bestaat uit installaties en kunstfilms. In zijn werk speelt visuele architectonische gelaagdheid een belangrijke rol. Je vindt doorkijkjes, architectonische doorzichten en visuele belemmeringen. Ik krijg hier en daar ook een gevoel van huiselijkheid door beschermende muren als een tweede huid. Ik betwijfel of deze interpretatie de bedoeling van de kunstenaar weergeeft, maar er zit iets in het werk dat refereert aan ‘je nooit helemaal blootgeven’. Een soort afstandelijkheid die het werk tegelijkertijd spannend en ondoorgrondelijk maakt. De titel How to Act versterkt dit gevoel; niet wie ben ik, maar hoe moet ik overkomen. Het boek bevat een paar compacte Engelse teksten en mooi beeldmateriaal.
Gabriel Lester, Fish.Bird.Dear.Bear, 2005
Moritz Ebinger Woud Zonder Genade, Moritz Ebinger, Crossing Border Festival/ Kunstgebouw, Den Haag/Rijswijk, 2006, ISBN 90-76340-14-8
Woud Zonder Genade is een magazine gemaakt door de kunstenaar Moritz Ebinger en vormgever Peter Jonker. Het blad is geïnspireerd op Zuid-Hollandse mythen. Moritz verzamelde mythen en verhalen uit Zuid-Holland. Een van de mythen is dat er op de bodem van de Noordzee een bos vol bomen zou staan. Ebinger liet zich inspireren door de verhalen en beelden die scholieren maakten over deze mythe. Zo ontwikkelde zich een creatieve samenwerking tussen scholieren en kunstenaar. Een fotoreportage vormt
Ida van der Lee
29
de herinnering aan het project. In het magazine werd alles samengevoegd en bewerkt door de kunstenaar. Zo lopen input van de kunstenaar en de scholieren door elkaar in een kleurrijke catalogus. Het beeldende “handschrift” van de kunstenaar is duidelijk aanwezig in de catalogus. Dit kunstproject kwam tot stand door middel van het project Multimediale Mythen; een meerjarig samenwerkingsproject van het Zuid-Hollandse Kunstgebouw en het Crossing Border Festival. Steeds wordt een andere kunstenaar uitgenodigd om vanuit een artistieke invalshoek in te spelen op verhalen en mythen van Zuid-Holland.
door het draaiende en wervelende karakter van de in gebakken en geglazuurde klei gevormde beelden. Tegelijkertijd kunnen de werken niet in een andere tijd gemaakt zijn als deze. Het blijven schetsen in klei waarbij juist de wat rommelige omgang met vorm, kleur en glazuur de beelden kracht geeft. Ze bestaan uit een combinatie van samengebalde doelgerichtheid en toevalligheid. Ze resoneren met de oude kunst waarbij doelgerichtheid voorop staat en toevalligheid juist zoveel mogelijk vermeden wordt. Binnen deze muren van de historiciteit lijken deze werken hun plek gevonden te hebben. In de catalogus wordt door diverse schrijvers ingegaan op het werk van de kunstenaar en hoe deze zich verhoudt tot de vormentaal van diverse historische stijlen met name de kwabben die vaak als ornament werden gebruikt in de zeventiende eeuw. De beelden en de wisselwerking met het oude spreken voor zich. De werken lijken een dergelijke geschreven verantwoording niet nodig te hebben.
diverse auteurs die op de werken van Van Lieshout ingaan. Voor een boek als dit heb je meer tijd nodig dan enkele verloren uurtjes. Voor mij is dat prima, zijn werk verveelt me niet snel.
Atelier Van Lieshout, Vagina, 2003
Henk van Bennekum Henk van Bennekum. beelden-sculptures, Piet Augustijn en Ans van Berkum, Van Spijk Grafimedia, Venlo, 2006, ISBN 978 906289-617-2
Moritz Ebinger, Hydra, Rotterdam, 2005
Johan Creten, For Otto, 2003
Atelier van Lieshout Johan Tahon
Atelier Van Lieshout, Jennifer Allen e.a., NAi Uitgevers,
IF. Johan Tahon, Peter Verhelst e.a., Uitgeverij Lannoo, Tielt,
Rotterdam, 2007, ISBN 978-90-5662-482-8
2006, ISBN 90 209 6827 0
Diep in mijn hart ben ik een pacifistische anarchist. Niet in de zin van relschopper maar in de zin dat je eigenlijk geen regels van buitenaf nodig zou moeten hebben. Dat kan alleen als actoren met een autonome ethische positie begaan zijn met de wereld en de medemens. In het anarchisme is geen plaats voor egoïsme, dan loopt het uit de hand. In de democratie waarin we leven worden de regels van bovenaf bepaald. Wel normen en waarden, maar ook gedwee achter een van s’werelds grootste agressors, en angsthazen aanhobbelen, zoals president Bush. De werkelijkheid is dat de wereld bol staat van de regels en bureaucratie, en niemand meer eigen verantwoording durft of hoeft te nemen. Het is misschien deze stille anarchistische droom waardoor ik altijd zo gecharmeerd ben van het werk van Joep van Lieshout. Er straalt anarchisme vanaf. Als de kunstwereld A zegt produceert hij Z en toont het tegendeel. Als ze het kunst noemen oké, zoniet dan ligt hij daar niet wakker van. Joep van Lieshout is oprichter van Atelier van Lieshout, een gemeenschap met een hoog anarchistisch karakter. Ze werken vanuit een eigen ideologie en proberen zo aan de grenzen van de overgereguleerde wereld te morrelen. De meest anarchistische daad was om een vrijstaat te stichten in Nederland. Natuurlijk bleek dit onmogelijk door de regelgeving van onze democratie. Verder zijn natuurlijk zijn mobile homes en kantoren een mooie metafoor voor de behoefte aan ongebondenheid. In het boek Atelier van Lieshout vind je een variëteit aan kunsttoepassingen. Projecten die verwijzen naar zelfredzaamheid en vrijheid zijn er veel. Hij maakte toiletten waarbij de uitwerpselen composteren, maar ook toiletten die intrigeren door hun vorm. Zijn interesse voor uitwerpselen hangt samen met het menselijke verteringssysteem en menselijke voortplantingsrituelen. Je zou kunnen zeggen de fysieke sporen van de mens. Je ziet in zijn werk sterk uitvergrote vrouwelijke en mannelijke voortplantingsorganen. Het werk van Atelier Van Lieshout is divers te noemen. Het boek is dik met veel beeldmateriaal. Daarnaast zijn er teksten van
IF. Johan Tahon, prijkt op de omslag van de catalogus die verscheen bij de tentoonstelling van deze kunstenaar in Museum Beelden aan Zee. Tahon is een Belgische kunstenaar die internationale bekendheid geniet met zijn figuratieve werk. Zijn figuren die veelal in gips zijn uitgevoerd doen denken aan historische heroïsche beelden. De entourage echter maakt de beelden eigentijds. Hij voegt andere materialen toe zoals autobanden, schroot, touw en veel meer. Verder werkt hij graag met speciale belichting die de beelden een bijzondere uitstraling geven. Ook vind je de beelden soms omringd door vellen, betekend, beprint en beschreven papier, dit alles schept een specifieke sfeer, waardoor je regelmatig van installaties kan spreken. Het is een boeiende en persoonlijke beeldtaal die ruimte overlaat voor de meerduidige beleving van de individuele toeschouwer.
Johan Tahon, Charlton Hole, 2001
Johan Creten Johan Creten. beelden/sculptures, Jetteke Bolten-Rempt, Stedelijk Museum De Lakenhal, Leiden, ISBN 9071655202
Johan Creten. beelden/sculptures is de catalogus die verschijnt bij de gelijknamige tentoonstelling van deze kunstenaar in de Lakenhal in Leiden. Het is niet de eerste keer dat zijn werk tussen historische beelden staat. Eerder stonden ze al in het Louvre in Parijs. Op de een of andere manier refereert het werk aan de rijke ornamentale vormentaal van vorige eeuwen. Dat komt
30
Henk van Bennekum. beelden-sculptures is een uitgave waarin het werk van deze beeldhouwer besproken wordt. Er zijn kunstenaars die met iedere nieuwe stroming meewaaien, en er zijn kunstenaars die trouw blijven aan wat ze ooit begonnen zijn en waarbinnen zij aan verandering werken. Zij diepen een thema grondig uit. Van Bennekum is een beeldhouwer die duidelijk voortkomt uit de stroming van het minimalisme en daar nooit helemaal afstand van heeft genomen. Dat je met minimalisme veel kanten op kan, blijkt uit de diversiteit van deze kunstenaar. Een beeld uit natuurhout heeft een heel andere uitstraling dan steen of gelakt metaal. Bovendien heeft ieder materiaal eigen mogelijkheden en beperkingen, daar kan je niet omheen. Heel mooi zijn de beelden van sneeuw en ijs die Van Bennekum op verschillende plekken op de wereld met koude winters neerzette. De beelden zullen er wel niet meer zijn, maar gelukkig is er de fotografie waardoor de werken toch hun materiële houdbaarheidsdatum in visueel opzicht een beetje kunnen overleven.
Henk van Bennekum, Naturgewalten, Zwitserland, 1994
Beelden liegen niet Beelden liegen niet, Henk Visch, Waanders Uitgevers, Zwolle i.s.m. Kunsthal Rotterdam, 2006, ISBN 90 400 8308 8
Beelden liegen niet is een kunstboek voor kinderen waarin de beeldhouwer Henk Visch verhaalt over beelden en hun geschiedenissen. Er staan oude Egyptische beelden in, Westerse historische beelden en zeer eigentijdse beelden. Als kunstkenner ben je er snel doorheen, maar kinderen geeft het inzicht in wat beeldhouwkunst betekent en betekende. De teksten zijn kort en bondig met grote letters en ondersteunen wat je ziet. Het bevat thema’s als: beeld, maat, openbare ruimte, de Franse revolutie, evenwicht, etc. Dit is een educatief zeer waardevolle uitgave voor kinderen vanaf 8 jaar. Misschien te laagdrempelig voor de kunstkenner, maar uitstekend geschikt als lesmateriaal in het basisonderwijs.
Beeldenroute Overzicht van beeldtuinen en galeries.Voor informatie over het adverteren in deze rubriek neem contact op met AM Creations: tel. 077 320 13 34 - e-mail
[email protected] Provincie Gelderland:
Provincie Utrecht:
DE ELYSISCHE VELDEN Beelden aan de Lingedijk - 2007
Galerie / Beeldentuin Belled
6 mei t/m 14 oktober 2007 weekend van 10.00 -16.00 uur overige dagen op afspraak Beeldentuin Land en Beeld Oude Zuiderlingedijk 12 4147 BP Asperen +31(0)345 632423
[email protected] www.landenbeeld.nl Bij regenachtig weer waterdicht schoeisel! Galerie Nieuw Beerenburght
Wielseweg 31-b 4024 BJ Eck en Wiel Tel.: 0344 691156 www.nieuwbeerenburght.nl
[email protected]
Provincie Friesland: Galerie La Lanka Beeldentuin en Galerie La Lanka is landelijk gelegen in het weidse Friese landschap, een plekje waar je nog van de stilte kunt genieten. Open: 1 mei tot 16 september. Woe. t/m zat. 13.00 tot 17.00 uur. Zon. van 11.00 tot 17.00 uur. De Warren 17, Tijnje (afslag Ulesprong) Tel.: 0513-571154, www.lalanka.nl De Ulen Park en Galerie voor monumentale kunst Ulesprong 4a 8406 AH Tijnje Fr. Tel. 0513-571128 Provincie Overijssel: Landgoed Anningahof Hessenweg 9 8028 PA Zwolle tel. 038-4534412
[email protected] www.anningahof.nl
Openingstijden: 4 mei t/m 14 oktober 2007 vrijdag t/m zondag 13.00 - 17.00 uur en op afspraak Foto: Hexagon van Henk van Putten Galerie buona-p-arte Rini Dado
Langbroekerdijk A72, Langbroek tel. 0343-561991 mob. 06-12855479 www.belled.nl Tijdens exposities: vr t/m zo, vanaf mei do t/m zo 13-18 uur en op afspraak. Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaartsdag en Pinksteren geopend. 23 maart t/m 29 april. Expositie Galerie. Schilderijen: Eugène Demane (B) en Bernard de Wolff. Beelden: Wim Kömhoff en Hugo Hol. 10 mei t/m 10 juni. Expositie Galerie. Schilderijen: Erik Mangelschots (B) en Izy Manny. Beelden: Amiran Djanashvili (Geo) en Peter Hein. Beeldentuin tijdens voormelde exposities. Circa 180 kleine beelden in galerie- en stockexpositie. Brons, hout, keramiek, lasbrons, messing, steen, marmer, RVS, gietijzer, glas, mozaïek, gemengde techniek etc. Ook beelden in en bij het water. Hank Beelenkamp, Hans Blank, Michael Bracke (B), Ingrid Breurs, Lolke van der Bij, Jeanette Claessen, Lieven D'Haese (B), Amiran Djanashvili (Geo), Joris Gaymans, Peter Hein, Wilma Hoebee, Hugo Hol, Marcel Joosen, Hans Jouta, Romee Kanis, Marinus Klap, Wim Kömhoff, Bernadette Leijdekkers, André van der Linden, Roos Mannaerts, Antonín Manto Mrnka (Tj), Kieta Nuij, Jan Pater, Jan Praet (B), Caius Spronken, Wouter Stips, Edward Vandaele (B), Koen Vanderstukken (B), Jan Verschueren (B), Marijke de Vré, Lia van Vugt en Margrieth Zijlstra.
Atelier Hans Wollenberg v.o.f.
Koetsveldstraat 6 6981 BG Doesburg tel.: 0313-476430 mob.: 06-23988638 e-mail:
[email protected] www.ateliernet.nl/dado Welkom na telefonische afspraak
Zadelstraat 13 Postadres: Buurkerkhof 16 tel. 030-2310491 fax 030- 6975851
[email protected] www.hanswollenberg.nl
Foto: 'thinking about' Provincie Noord-Holland: Galerie ”Stone Dreams” Broekstraat 50 6612 AD Nederasselt tel. 024-3239077 www.stonedreams.nl
Open t/m 15 oktober a.s. Galerie en beeldentuin De Stegge wo t/m zo van 13.00 - 18.00 Steggemansweg 1 / 7103 DC Winterswijk 76 gevestigde kunstenaars en jong talent, 115 beelden tel. 0543-521034 of 06-51959752
[email protected] / www.destegge.nl Galerie Delfi Form Open van 6 mei t/m 16 september Praubstraat 4, 8011 PN Zwolle elke wo. vr. za. zo. van 13.00 tot 17.00 uur. tel. 038-4226835
[email protected] www.delfiform.nl Openingstijden: di t/m za., di en wo graag eerst bellen, do en vr 10-17.30 uur, za 13-17 uur
31
Beeldentuin en Galerie “Seizoen in Beeld” Langevliet 1, 1759 LE Callantsoog Tel. 0223 692672
[email protected] www.seizoeninbeeld.nl Open: 21 april tot 10 september. Vr. t/m zo. van 11-17 uur.
Galerie le Pignon / Erika Vogelpoel Noordeinde 32, 1843 JJ Grootschermer Tel. 0299 - 674723 e-mail:
[email protected] website: www.lepignon.nl Permanente expositie van mrt. t/m okt. openingstijden: van wo. t/m za. 13.00 tot 17.00 uur van mei t/m aug. ook op zondag Beeldentuin: van 16 juni t/m 29 juli Voorjaarsexpositie: van 23 mrt. t/m 1 apr. Najaarsexpositie: van 12 t/m 21 okt. dagelijks geopend van 11.00 t/m 17.00 uur.
Beeldentuin Ravesteyn Heenvliet
Beeldenroute Gemeente Schijndel
Groepen op afspraak mob. 06-15266092 www.beeldentuinravesteyn.nl
[email protected] Openingstijden 12, 13, 17, 19, 20, 26, 27 mei en 2, 3, juni 2007 van 12.00 - 17.00 uur (28 mei gesloten) Beeldentuin De Tienhof
Museum en beeldentuin Nic Jonk Haviksdijkje 5, 1843 JG Grootschermer tel. 0299-671560 www.beeldentuinnickjonk.nl woe t/m vrij 11 - 17 uur / za en zo 13 -17 uur Kunst in de polder Turfspoor 195, 2165 AW Lisserbroek tel. 0252-422078 of 06-5319370
[email protected] www.kunstindepolder.nl Galerie en beeldentuin Op de Zeebodem
Markt 20 Corr. adres: Postbus 5 5480 AA Schijndel tel. 073-5440991
[email protected] www.schijndel.nl
Galerie Dom'Arte, Gerry Broos Langendijksestraat 3 4715 PH Rucphen tel: 0165-563415 fax: 0165-565975 gsm: 06-51268272 openingstijden: do/vr: 11.00-17.00 za/zo: 14.00-17.00 uur www.galeriedomarte.nl
[email protected]
Laan van Niftarlake 97 3612 BP Tienhoven tel. 06-47382341 of 0346-281728 www.detienhof.nl Expositie Najaar in de Tienhof Park/galerie voor monumentale kunst
De landelijke omgeving van Galerie Dom'Arte vormt de setting waarin een 20-tal verschillende gerenomeerde kunstenaars zeer divers werk exposeren, van kleine, intieme bronzen sculpturen tot monumentale stenen kunstwerken. Er zijn diverse stijlen te bewonderen, zoals figuratief, abstract en constructief. In de speciaal door een landschapsarchitect ontworpen tuin, lijken de sculpturen tot leven te komen. Deze zeer selectieve, exclusieve expositie biedt voor elke kunstliefhebber wat wils.
Beeldenpark Drechtoevers Schelpenbolweg 5 1774 NE Slootdorp tel. 0227-601694 jan.erika@ galerieopdezeebodem.nl www.galerieopdezeebodem.nl
In de galerie en beeldentuin kunt u een combinatie bewonderen van schilderijen en sculpturen, (brons, keramiek, hout en metaal) van een tiental kunstenaars. U kunt op uw gemak rondkijken en genieten van de galerie en een kijkje nemen in de beeldentuin. Open van 27 mei t/m 26 augustus 2007, zaterdag en zondag van 11.00 tot 18.00 uur. Provincie Zuid-Holland:
Corr. adres: Polderstraat 141 2951 AL Alblasserdam
Provincie Limburg: Giardino Beeldentuin Rijksweg 31 6325 AA Berg en Terblijt Tel. 043-6042555 fax 043-6042440 www.beeldentuinen.nl
[email protected] Open: vr 13.00-17.00, za en zo 11.00-17.00 uur of op afspraak
[email protected] www.beeldenparkdrechtoevers.nl Provincie Noord-Brabant: Titambire Vedelring 184 4876 ET Etten-Leur tel. 076-5035217 mob. 06-29055541 www.titambire.nl woe: 13-18 uur, elk 1e en 3e weekend van 12 tot 18 uur en op afspraak
Art Gallery Maurice Vrolijk
Odapark Venray Merseloseweg 117 (t.o. ziekenhuis) tel. 0478-513690 fax 0478-533999
[email protected] www.odapark.com 24 maart t/m 20 mei tentoonstelling Wilde Zeiten van Monique Kamps Dinsdag t/m zondag open van 11.00 tot 17.00 uur
Open vanaf 7 juni t/m 23 december 2005 wo t/m zo 12.00 – 17.00 uur Overige tijden na telefonische afspraak Beelden – sculpturen Schilders momenteel met werk in de galerie Riedijk 104 3311 TL Dordrecht tel. 078-6133143 / 6310317
[email protected] www.art-vrolijk.nl Beelden aan Zee Harteveldtstraat 1/Boulevard 2586 EL Den Haag tel. 070 3585857
XXXBEBQUEOM "%"15EJNFOTJPOT %F3VO -/7FMEIPWFO/U JOGP!BEBQUEOM XXXBEBQUEOM
1SPNPUJPOFMF 5FDIOJTDIFFO.POVNFOUBMFNPEFMMFO
32
Adv AMC:Adv AMC
15-03-2007
12:27
Pagina 1
UW PENSIOEN: HEEFT U DAT AL 'NS UITGETEKEND?
Reg Butler Decent Sculpture museum Beelden aan Zee Harteveltstraat1 2586 el Den Haag-Scheveningen
16.03 t/m17.06.2007 (070) 3585857 Dinsdag t/m zondag 11.00-17.00 uur
www.beeldenaanzee.nl
GALERIE GALERIE BEELDENTUIN BEELDENTUIN BELLED
beelden tuin beelden Belled tuin
BELLED
Belled
Langbroekerdijk A72, 3947 BK Langbroek (bij Doorn), Tel.0343561991, mob.0612855479, www.belled.nl Langbroekerdijk A72, 3947 BK Langbroek (bij Doorn), Tel.0343561991, mob.0612855479, www.belled.nl
expositie galerie en beeldentuin expositie galerie en beeldentuin 23 maart t/m 29 april 10 mei t/m 10 juni S10 CHILDERIJEN : ERIK10 MANGELSCHOTS (B) en IZY MANNY mei t/m juni Jan Pater “Quasi Amore” Statuario marmer 69 cm Jan Pater “Quasi Amore” Statuario marmer 69 cm
BEELDEN: AMIRAN DJANASHVILI (GEO) en PETER HEIN SCHILDERIJEN: ERIK MANGELSCHOTS (B) en IZY MANNY BEELDEN: AMIRAN DJANASHVILI (GEO) en PETER HEIN
BEELDENTUIN H B ,H B BEELDENTUIN I B ,L
Dus is het goed om ook nu al aan uw toekomst te denken. Aan uw leven ná het succes. Doe dat samen met Kunst en Cultuur pensioen en
Margrieth Zijlstra Margrieth Zijlstra seizoen” “Het“Het vijfdevijfde seizoen” Brons 25 cm x 21 cm Brons 25 x 21
S23 CHILDERIJEN: EUGÈNE DEMANE (B) en BERNARD DE WOLFF maart t/m 29 april BEELDEN: WIM KÖMHOFF en HUGO HOL SCHILDERIJEN: EUGÈNE DEMANE (B) en BERNARD DE WOLFF BEELDEN: WIM KÖMHOFF en HUGO HOL
Kunst is uw leven. Een mooi leven. Maar ook onzeker en vol risico's.
verzekering. Dat is dé verzekeraar voor iedereen die actief is in de kunst en culturele sector: werkgevers, werknemers en zelfstandigen. Wij hebben producten die u bijvoorbeeld verzekeren van een goed pensioen straks. Of van een inkomen als u er een tijdje 'tussenuit' gaat of eerder wilt stoppen met werken. Bij Kunst en Cultuur pensioen en
ANK EELENKAMP ANS LANK, MICHAEL BRACKE (B), NGRID REURS OLKE VAN DER BIJ, JEANNETTE CLAESSEN, HANK BEELENKAMP, HANS BLANK, MICHAEL BRACKE (B), LIEVEN D’HAESE (B), AMIRAN DJANASHVILI (GEO), JORIS INGRID BREURS, LOLKE VAN DER BIJ, JEANNETTE CLAESSEN, GAYMANS, PETER HEIN, WILMA HOEBEE, HUGO HOL, LIEVEN D’HAESE (B), AMIRAN DJANASHVILI (GEO), JORIS MARCEL JOOSEN, HANS JOUTA, ROMEE KANIS, MARINUS GAYMANS, PETER HEIN, WILMA HOEBEE, HUGO HOL, KLAP, WIM KÖMHOFF, BERNADETTE LEIJDEKKERS, ANDRÉ MARCEL JOOSEN, HANS JOUTA, ROMEE KANIS, MARINUS VAN DER LINDEN, ROOS MANNAERTS, ANTONÍN MANTO KLAP, WIM KÖMHOFF, BERNADETTE LEIJDEKKERS, ANDRÉ MRNKA (TJ), KIETA NUIJ, JAN PATER, JAN PRAET (B), CAIUS VAN DER LINDEN, ROOS MANNAERTS, ANTONÍN MANTO SPRONKEN, WOUTER STIPS, EDWARD VANDAELE (B), KOEN MRNKA (TJ), KIETA NUIJ, JAN PATER, JAN PRAET (B), CAIUS VANDERSTUKKEN (B), JAN VERSCHUEREN (B), MARIJKE DE SPRONKEN, WOUTER STIPS, EDWARD VANDAELE (B), KOEN VRÉ, LIA VAN VUGT EN MARGRIETH ZIJLSTRA. VANDERSTUKKEN (B), JAN VERSCHUEREN (B), MARIJKE DE VIRCA RÉ, L180 IA VAN VUGTBEELDEN EN MARGRIETH Z-IJLSTRA . KLEINE IN GALERIE EN STOCKEXPOSITIE . C
verzekering hebben we verstand van geld, maar vooral ook hart voor
en op afspraak. Goede Vrijdag en Pasen geopend. Tijdens exposities:envrPinksteren t/m zo, vanaf mei do t/m zo 13-18 uur Hemelvaartsdag geopend. en op afspraak. Goede Vrijdag en Pasen geopend. Hemelvaartsdag en Pinksteren geopend.
Kunst en Cultuur pensioen en verzekering dé verzekeraar voor de culturele sector
kunstenaars. Meer weten? Kijk op www.kunst-cultuur.nl, bel naar 070 - 306 56 78 of stuur een e-mail naar
[email protected].
Kunst en Cultuur pensioen en verzekering onderschrijft de Code Rendement en Risico.
www.kunst-cultuur.nl
CIRCA 200 SCHILDERIJEN IN GALERIE- EN STOCKEXPOSITIE. CIRCA 180 KLEINE BEELDEN IN GALERIE- EN STOCKEXPOSITIE. Tijdens exposities: vr t/m zo, mei- EN do t/m zo 13-18 uur . CIRCA 200 SCHILDERIJEN INvanaf GALERIE STOCKEXPOSITIE
33
RUIMTELIJKE VORMGEVING
VOOR
MATERIALEN
WWW.FORMX.NL
Uw Partner in Presentatie en Communicatie ,AAT EEN BEELD VOOR ZICH SPREKEN
VISUELE COMMUNICATIEMIDDELEN 3IMONß3TEVINSTRAATß ß0:ß6ENLO 4ELß ß ßß &AXß ß ßß % MAILßINFO VANSPIJKGRA½MEDIANL WWWVANSPIJKGRA½MEDIANL
X KNSM-Laan 810 • 1019 LT - Amsterdam Tel. (020) 418 21 05 • Fax: (020) 418 03 85
34
0IMPELMEES z !8 3OEST z 4 z &