Raad van Europa
De bescherming en bevordering van gebarentalen en de rechten van hun gebruikers in lidstaten van de Raad van Europa: een behoeftenanalyse
Verena Krausneker
Afdeling Integratie van Personen met een Beperking Directie Sociaal Beleid Directoraat-Generaal Sociale Cohesie Raad van Europa www.coe.int/t/dg3/disability
De bescherming en bevordering van gebarentalen en de rechten van hun gebruikers in lidstaten van de Raad van Europa: een behoeftenanalyse
Dr. Verena Krausneker, Adviseur Universiteit van Wenen (Oostenrijk)
Augustus 2008
De auteur wil Mevr. Katharina Schalber (Wenen) danken voor haar waardevolle feedback.
Franse versie: La protection et la promotion des langues des signes et des droits les Etats membres du Conseil de l’Europe : analyse des besoins
de
leurs
utilisateurs
dans
De mening in dit werk is de verantwoordelijkheid van de auteur en geeft niet noodzakelijk het officiële beleid van de Raad van Europa weer. Alle aanvragen betreffende de gedeeltelijke of volledige reproductie of vertaling van dit document moeten worden gericht aan de Public Information and Publishing Division, Directorate of Communication, Council of Europe, F-67075 Strasbourg Cedex, of
[email protected]. Alle andere correspondentie met betrekking tot deze publicatie moet gestuurd worden naar Integration of People with Disabilities Division, Directorate General of Social Cohesion, Council of Europe, F-67075 Strasbourg Cedex, of
[email protected].
Coverdesign: DPPD, Raad van Europa Lay-out: DPPD, Raad van Europa © Raad van Europa, december 2008 Gedrukt bij de Raad van Europa
Inhoudsopgave Abstract..................................................................................................................................................................................5 1.
2.
3.
4.
Een kwestie van perspectief ................................................................................................................................6 1.1.
Eerste Vereiste: Taalkundige Rechten van de Mens ........................................................................6
1.2.
Taalkundige minderheid en beperking: verschil of gebrek? ........................................................7
Taalverwerving ......................................................................................................................................................10 2.1.
Het recht op een taal...................................................................................................................................10
2.2.
Het recht op een keuze ..............................................................................................................................11
2.3.
De nood aan tweetalige taalvaardigheid............................................................................................11
2.4.
Begeleiding en ondersteuning van ouders........................................................................................11
Dovenonderwijs.....................................................................................................................................................12 3.1.
Gelijke normen..............................................................................................................................................12
3.2.
Tweetalige competentie............................................................................................................................12
3.3.
Dovenleraren.................................................................................................................................................13
Staatsaangelegenheden: de Dove burger ....................................................................................................13 4.1.
Taalkeuze ........................................................................................................................................................13
4.2.
Het recht op informatie.............................................................................................................................13
4.3.
Telecommunicatie.......................................................................................................................................14
4.4.
Eerlijke rechtszaken ...................................................................................................................................14
4.5.
Medische en andere belangrijke diensten.........................................................................................14
5.
Een kwestie van vrije toegang: technologie optimaal gebruiken......................................................14
6.
Conclusies en 25 aanbevelingen .....................................................................................................................15
7.
Bibliografie...............................................................................................................................................................20
Abstract Deze paper beschrijft de behoeften van gebarentaalgebruikers in Europa en bevat praktische en concrete aanbevelingen met het oog op een volledige toegang en deelname van deze taalkundige minderheidsgroep aan de samenleving op basis van gelijke rechten. Het document begint met een beschrijving van het principe van de Taalkundige Rechten van de Mens, dat dient als uitgangspunt voor de visie van Dove1 gebarentaalgebruikers die in deze paper wordt gevolgd. Er wordt een inzicht geboden in de discussie rond de definiëring en het begrip van Doofheid. In vier afzonderlijke hoofdstukken worden vervolgens de centrale aspecten taalverwerving, Dovenonderwijs, Dove gebarentaalgebruikers als burgers, en vrije toegang via technologie beschreven. Tot slot worden er 25 aanbevelingen gedaan inzake taalbeleid, onderwijs, democratische deelname en zelfbepaling van gebarentaalgebruikers. Kort gezegd komt het erop neer dat er maatregelen moeten worden genomen om onderzoek, gebruik, onderwijs en aanleren van de nationale gebarenta(a)l(en) van elk land te beschermen, bevorderen en ondersteunen. Verder moet worden gewaarborgd dat onderwijs voor Dove/slechthorende gebarentaalgebruikers op een tweetalige manier wordt aangeboden waarbij de nationale gesproken taal en de nationale gebarentaal zowel het onderwerp als het middel van de communicatie vormen. Het beleid inzake gebarentaal voor Doven/slechthorenden zou zich in de eerste plaats moeten toespitsen op het waarborgen van gelijke kansen door gelijkwaardige onderwijsmogelijkheden aan te bieden, in hoofdzaak door volledig tweetalige leraren op te leiden die bij voorkeur gebarentaal als moedertaal hebben. Tot slot moeten lidstaten specifieke actieplannen ontwikkelen om de burgerlijke en mensenrechten van gebruikers van gebarentalen veilig te stellen.
1
Het is de gewoonte om een hoofdletter ‘D’ te gebruiken om een onderscheid te maken tussen gewoon ‘niet-horende’ ‘slechthorende’ doven en de personen die een culturele gemeenschap vormen die wordt bepaald door de kennis en het gebruik van een gebarentaal: Doven. Personen met ernstig gehoorverlies die geen deel uitmaken van een dergelijke gemeenschap en in het dagelijkse leven geen gebruik maken van gebarentaal worden gewoonlijk niet aangesproken als Doven met hoofdletter ‘D’.
1.
Een kwestie van perspectief
Gebarentalen in Europa en andere delen van de wereld worden gecreëerd, in stand gehouden en gebruikt door de respectieve Dovengemeenschappen. Deze tekst concentreert zich uitsluitend op rechten van Dove gebarentaalgebruikers. (Er wordt hier geen rekening gehouden met het toenemende aantal horenden die gebarentaal leren en die omwille van verschillende redenen in verschillende mate en op diverse manieren verbonden zijn met de Dovengemeenschap, zie Jokinen 2001).
1.1. Eerste Vereiste: Taalkundige Rechten van de Mens Deze tekst is gebaseerd op het concept van de Taalkundige Rechten van de Mens (Linguistic Human Rights of LHR) zoals beschreven in Skutnabb-Kangas and Phillipson (1995). Het ideaal en de idee van de Taalkundige Rechten van de Mens betekent op individueel niveau: - het recht om zich op een positieve manier met de eigen ta(a)l(en) te identificeren, - en het recht dat anderen deze identificatie respecteren, ongeacht het feit om het om een meerderheids- of minderheidstaal gaat, - het recht op een moedertaal, - het recht om deze taal te leren, - het recht op een ontwikkeling ervan via formeel onderwijs in die taal, - het recht om deze taal in een officiële context (school, ziekenhuis, politie, naam geven aan kinderen, religie) te gebruiken, - en het recht om een van de officiële talen van het land te leren. Op gemeenschappelijk niveau omvatten de Taalkundige Rechten van de Mens het recht: - op het bestaan van minderheidsgroepen (het recht om “anders" te zijn), - om de taal te bezitten en te ontwikkelen, en educatieve omgevingen te creëren waarin curricula kunnen worden beïnvloed/gestuurd, - om de taal te onderwijzen, - om in politieke context vertegenwoordigd te worden als een groep, - om op onafhankelijke en autonome manier om te gaan met en beslissingen te nemen over gemeenschapszaken betreffende cultuur, onderwijs, maatschappelijke aangelegenheden en religie, - om over de nodige financiële middelen te beschikken om deze doelstellingen te bereiken2. De auteurs leggen uit: “Personen wie de Taalkundige Rechten van de Mens ontzegd worden, hebben daardoor mogelijk ook geen toegang tot andere mensenrechten, waaronder een eerlijke politieke vertegenwoordiging, een eerlijke rechtspraak, toegang tot onderwijs, toegang tot informatie en vrije meningsuiting, en behoud van hun culturele erfgoed.” (Skutnabb-Kangas, Phillipson 1995:2)
2
zie Skutnabb-Kangas, Phillipson 1995:12 en Skutnabb-Kangas 2000:498.
De Taalkundige Rechten van de Mens zijn met andere woorden een eerste vereiste voor diverse andere mensenrechten. En Gebarentalen zijn essentieel voor maatschappelijke integratie, zoals Stevens schrijft: “In plaats van doofheid enkel te zien als een ‘gebrek’ of een medische toestand die verholpen moet worden, zou er meer aandacht moeten worden besteed aan een betere toegang op alle vlakken van het leven: onderwijs, werk, communicatie, enz. In dit opzicht zijn gebarentalen een essentiële sleutel tot maatschappelijke integratie. De erkenning van gebarentalen wordt in die optiek dan ook echt een kwestie van mensenrechten.” (Stevens 2005:2) Opnieuw is de officiële erkenning van gebarentalen een belangrijke voorafgaande vereiste voor de Taalkundige Rechten van de Mens voor Doven: “De erkenning van een Gebarentaal zal niet onmiddellijk alle problemen van de gebruikers ervan oplossen - en mogelijk zelfs niet eens in de nabije toekomst. Maar een wettelijke erkenning van Gebarentalen zal een maatschappelijk en wettelijk draagvlak creëren zodat de gebruikers zich niet langer keer op keer moeten verdedigen maar creatieve, door henzelf gedefinieerde procedures en ontwikkelingen kunnen opstarten. De wettelijke erkenning van een taal geeft een minderheid de mogelijkheid om te denken en te wensen en te plannen en de vele andere dingen te bereiken die haar leden denken nodig te hebben of willen. Een basiszekerheid in de vorm van taalrechten zal een verregaande invloed hebben op onderwijs en andere relevante praktijken.” (Krausneker 2003:11) De genoemde rechten voor individuele personen en gemeenschappen zijn de doelstellingen die landen moeten bereiken. De Raad van Europa heeft de wettelijke status van gebarentalen in afzonderlijke landen gedocumenteerd (voor een beschrijving, zie Timmermans 2005).
1.2. Taalkundige minderheid en beperking: verschil of gebrek? Er is discussie geweest over de vraag of Doven een taalkundige minderheid vormen of gedefinieerd moeten worden door hun gehoorverlies, d.w.z. hun ‘beperking’. Gezien de beperkte ruimte die we hier hebben, is een bespreking van de term ‘beperking’ hier niet mogelijk. De auteur is evenwel van mening dat beperking niet verwijst naar individuele, fysieke mogelijkheden of beperkingen daarvan, maar een complex fenomeen is dat in hoofdzaak moet worden beschouwd vanuit de manier waarop het functioneert in de samenleving en welke implicaties en aspecten daarmee gepaard gaan. De controverse rond de kwestie of Doven gehandicapt zijn of een taalkundige minderheid vormen, geldt voor gebarentaalgebruikers niet enkel in dagdagelijkse situaties maar vooral in officiële, wettelijke contexten en overheidsaangelegenheden. De relevante internationale literatuur rond Doofheid, Dovenrechten en de Dovengeschiedenis identificeert duidelijk fundamenteel verschillende visies op gebarentaalgebruikers die zowel in de theorie als in de praktijk merkbaar zijn. Met het oog op een grondiger inzicht in deze kwestie zal hier een kort algemeen overzicht van deze elementen gegeven worden.
Eén visie: Doofheid als gebrek Deze visie focust op het feit dat Doven niet (goed) horen. Gebrekgerichte benaderingen focussen enkel op het gehoorprobleem en beschouwen doofheid als een medische afwijking die zo snel en zo goed mogelijk moet worden genezen. Deze - vaak medische - visies op doofheid zijn er
gewoonlijk op gericht om doofheid te elimineren en de Doven via alle beschikbare technische en medische hulpmiddelen te “integreren” in de wereld van de horenden. Deze visie is geworteld in een medisch inzicht in het menselijk lichaam dat wijst op gebreken en dat een ongewenst “anders-zijn” tracht te elimineren. Het is een problematische visie in die zin dat ze een enorme druk legt op de Doven om zich te assimileren en “zo horend mogelijk” te leven en handelen. Bovendien heeft ze een grote mate van “kolonisering” van Dovengemeenschappen in de hand gewerkt (Ladd 2003). Eén gevolg hiervan is dat Dove volwassenen die erop staan om hun gemeenschap in stand te houden en die onverschrokken hun eigen cultuur koesteren, in vele landen door zowel dokters als opvoeders worden afgetekend als onwetende en wereldvreemde navelstaarders die de technische vooruitgang niet willen zien. Pleitbezorgster van de Doven Helga Stevens beschrijft dit heel goed: “Heel wat vakmensen die actief zijn in de “dovenwereld” (artsen, ouders, leraren, enz. die meestal horend zijn), blijven doofheid zien als een “beperking”, als een “probleem” dat met alle mogelijke middelen moet worden bestreden en verholpen. In de zogenaamde “dovenwereld” is dit medische beperkingmodel helaas nog steeds wijdverspreid. Dit betekent dat het “probleem” bij het individu ligt, in ons geval het dove kind of de dove persoon. Hij of zij moet zich aanpassen aan de samenleving. Hij of zij moet zich schikken naar wat “normaal” is. Dit betekent dat hij of zij zou moeten zijn als iemand die hoort. Leer praten en laat een CI aanbrengen.” (Stevens 2005:2)3 Het meest problematische gevolg van deze gebrekgerichte benadering is dat ze aanleiding heeft gegeven tot de stelling dat “er geen dove kinderen meer zijn” omdat de “ziekte” via een chirurgische ingreep kan worden genezen. Alle vakmensen die doofheid uitsluitend definiëren als “de maximale mate van gehoorverlies” plaatsen alle kinderen en tieners die slechts een klein beetje horen in de groep van mensen die "gewoon slechthorend" zijn. Die opvoeders en dokters beweren vervolgens dat het "niet nodig" is om gebarentaal te gebruiken. Vaak wordt zelfs gewoon het bestaan van gebarentaalgemeenschappen ontkend en wordt de behoefte of de voorkeur van mensen om gebarentaal te gebruiken, gebagatelliseerd. De problemen die daaruit voortvloeien worden in het volgende hoofdstuk besproken. Een andere visie: Doven als een taalkundige minderheid Een maatschappelijke/taalkundige definitie van “doofheid” gaat uit van een verschil en niet van een gebrek. Ze omvat iedereen wiens gehoor hem of haar niet in staat stelt om een gesproken taal op een natuurlijke manier te verwerven of die moeilijkheden ondervindt bij het beheersen van dagdagelijkse informatie en communicatie via een gesproken taal. Voor veel van die mensen is dat echt gewoon een visuele taal die eenvoudig kan worden verworven en gebruikt. Doven vormen gewoonlijk gemeenschappen waarvan het lidmaatschap afhangt van taalcompetentie en –gebruik. Er bestaan in elk land gebarentaalgemeenschappen die ten gevolge van onwetendheid en een gebrek aan respect voor hun taal, decennialang het hoofd hebben moeten bieden aan discriminatie en aan de druk om zich taalkundig aan te passen. Toch zijn gebarentalen onlosmakelijk en integraal deel blijven uitmaken van hun gemeenschapsleven. De taalkundige/maatschappelijke visie op Doofheid aanvaardt deze feiten en ziet Doven eerder als een onderdeel in het net van gemeenschappen dan als individuele niet-horende personen.
3
Opmerking van de auteur: CI is de afkorting van Cochleair Implantaat, een hoorapparaat dat via een chirurgische ingreep wordt ingeplant. Voor meer informatie, zie Preisler 2002.
De meeste Dove gebarentaalgebruikers identificeren zich (bewust of onbewust) sterk als taalkundige minderheid, koesteren een Dovencultuur en zijn van het regionale tot en met het internationale niveau goed georganiseerd (Dovenclubs, nationale Dovenverenigingen, Europese Unie van Doven, Wereldfederatie van de Doven) – wat hen onderscheidt van mensen die "slechthorend” genoemd worden. Dit beeld wordt ook ondersteund door het historische feit dat de Doven sinds het begin van de 19e eeuw (en mogelijk zelfs vroeger) een groep vormden en zich internationaal gingen organiseren, en ook het feit dat het lidmaatschap van deze groep gebaseerd was, en is, op de kennis en het gebruik van gebarentaal en de daarmee verwante cultuur. Dit beeld wordt kort samengevat door een groep auteurs: “Dovengemeenschappen worden beter gezien als taalkundige minderheden dan als een groep personen met een beperking. Dovengemeenschappen zijn het slachtoffer geweest van een barbaarse vorm van taalkundige onderdrukking die heeft getracht hun talen te vervangen maar die de Dovengemeenschappen ook vaak toegang tot alfabetisme, tot onderwijs, tot kennis over een gedeelde gemeenschappelijke geschiedenis en cultuur heeft ontzegd. Ondanks deze onderdrukking hebben gebarentalen stand gehouden, wat op zijn beurt aanleiding heeft gegeven tot een sterke gemeenschapsgeest en collectieve identiteit.” (Ladd et al. 2003a:20) De meeste discriminatie en benadeling van Doven is gebaseerd op (gesproken) taalvaardigheid (of een gebrek daaraan) en niet op het gehoorverlies. Toch zijn barrières een ander centraal aspect dat relevant is om de situatie van gebarentaalgebruikers te begrijpen. Dove gebarentaalgebruikers krijgen geen toegang tot bepaalde diensten en informatie ten gevolge van hun fysieke onvermogen om te horen – net zoals andere groepen personen met een beperking. Om Doven volledige toegang te verlenen tot informatie moeten akoestische signalen soms worden omgezet in visuele signalen. Dit betekent dat een bepaald aspect van volledige toegang tot informatie buiten de taal ligt. De term “audisme” – discriminatie op basis van het vermogen om te horen – omvat elke vorm van uitsluiting, mishandeling en dreiging en is op verschillende vlakken merkbaar. Na lange discussies heeft de Europese Unie van Doven (EUD) beslist dat de taalkundige visie op Doofheid en het ‘beperking’-aspect kunnen samenwerken en dat ze beide van toepassing zijn: Doven zien zichzelf als een culturele en taalkundige minderheid. Maar ze worden geconfronteerd met barrières die door de samenleving worden gecreëerd, hebben te kampen met een gebrek aan toegang en zijn bijgevolg ook “gehandicapt”. (EUD 1997:10ff). We kunnen dus concluderen dat Dove gebarentaalgebruikers een taalkundige minderheid vormen en ook een groep personen met een beperking zijn. Waarom is dit inzicht essentieel voor beleidsmakers? Heel wat landen die de behoeften van Doven louter in het kader van een beperking zien, hebben geen oog voor het taalkundige aspect – misschien omdat dit gewoon “niet in het plaatje past”. Binnen de kaders van de beperkingen is er vaak geen ruimte, geen instrument, geen terminologie en geen ervaring om met een taalkundige minderheid om te gaan. De realiteit van Dove gebarentaalgebruikers herleiden tot een kwestie van beperking houdt geen rekening met hun behoeften, integendeel: “Er is onvoldoende bekend over de status van Dove gebarentaalgebruikers en de Dovencultuur en – geschiedenis, omdat het beleid ondanks al het bewijsmateriaal Doven steeds heeft gecategoriseerd als personen met een beperking.” (Ladd et al. 2003b:74)
Elke classificatie die geen rekening houdt met beide aspecten (taalkundige minderheid en beperking) negeert een deel van de realiteit van gebarentaalgebruikers. Nu deze basiselementen duidelijk zijn, kunnen we overgaan tot het aspect van de taalverwerving.
2.
Taalverwerving
Dove kinderen die van bij de geboorte worden blootgesteld aan gebarentalen verwerven deze talen via een identieke ontwikkelingscurve als horende kinderen die gesproken talen verwerven. Dove kinderen verwerven gebarentalen zonder enige verandering, verlies of vertraging wat betreft de timing, inhoud en ontwikkelingscurve die geassocieerd worden met het bereiken van de diverse taalkundige mijlpalen in gesproken taal (bijv. Charron & Petitto 1987, 1991; Petitto 1984, 1985, 1987a, 1988; Petitto & Bellugi 1988 ; Petitto & Charron 1988; Petitto & Marentette 1990, 1991) – een bevinding die ook wordt gestaafd door de belangrijke bevindingen van andere onderzoekers (Bellugi & Klima 1982; Meier, 1991; Newport & Meier 1985). (Chamberlain et al. 2000)
Voor kinderen die niet goed kunnen horen, is natuurlijke taalverwerving op het gehoor moeilijk. Het aanleren van taal via geschreven teksten op school kan resulteren in een volledige Alfabetisme, maar kan voorschoolse, leeftijdsadequate natuurlijke taalverwervingsprocessen in geen geval vervangen. Bewijs toont aan dat het menselijke brein talloze negatieve gevolgen ondervindt als er geen leeftijdsadequate taalinput is. Het spreekt voor zich dat pogingen om voor Dove kinderen een leeftijdsadequate toegang tot taalkundige structuren te waarborgen, gebruik moeten maken van visuele communicatie en de visuele (gebaren)talen die beschikbaar zijn in de wereld – in plaats van uitsluitend een gesproken taal aan te leren die het kind onmogelijk op een eenvoudige manier kan opvangen en begrijpen. Via visuele taal kunnen kinderen grammatica en woordenschat verwerven in de gebruikelijke tijdspanne (vanaf de geboorte, zoals Chamberlain et al. hebben bewezen en uitzonderlijk gedetailleerd hebben beschreven in 2000) – en niet pas nadat er een diagnose werd gesteld, nadat ze een hoorapparaat hebben gekregen en nadat ze hebben leren lezen/liplezen.
De tweede factor die essentieel is om de taalbehoeften van Doven te begrijpen, is het feit dat de functies die worden geactiveerd bij tweede taalverwerving gebaseerd zijn op de eerste taal. Het is absoluut noodzakelijk dat er een eerste taal (of twee eerste talen) verworven is om andere talen aan te leren, zoals gelijk welke gesproken/geschreven taal. Cummins (2003) heeft aangetoond dat dit ook geldt voor gebarentaalgebruikers.
2.1. Het recht op een taal De overgrote meerderheid Doven groeit niet op in een omgeving met gebarentaal en het verwerven van een gebarentaal is gewoonlijk een lastig parcours vol obstakels en omwegen. Ze worden geboren in horende gezinnen waar gebarentaal en de Dovencultuur onbekend zijn en in vele landen krijgen hun ouders doorgaans het advies om hun kind niet te introduceren in een gebarentaalgemeenschap. Zo wordt talloze Dove kinderen de mogelijkheid ontzegd om op een leeftijdsadequate en probleemloze manier een taal te verwerven. Voor heel wat kinderen die op
die manier uit de buurt worden gehouden van gebarentaal, betekent dit dat ze pas laat kennismaken met een volwaardige, visueel te begrijpen taal wat bijgevolg de verwerving ervan sterk vertraagt.
2.2. Het recht op een keuze Heel wat Dovenorganisaties wereldwijd eisen het recht op een vrije taalkeuze voor gebarentaalgebruikers - zeker in onderwijsomgevingen. In diverse lidstaten van de Raad van Europa gebeurt onderwijs voor gebarentaalgebruikers nog steeds uitsluitend of hoofdzakelijk in een gesproken taal. Er wordt vanuit gegaan dat leren spreken de belangrijkste doelstelling is in dovenonderwijs, zodat de Doven geïntegreerd kunnen worden in een horende samenleving. Onderzoek op het gebied van tweede taalverwerving heeft aangetoond dat een natuurlijk ontwikkelde eerste taal noodzakelijk is om nieuwe talen te leren. Een goed werkende taal is nodig om andere talen te kunnen uitleggen, begrijpen en leren. En uiteraard moet het onderwijs gebeuren in een begrijpelijke taal. In de meeste landen is gebarentaal als onderwijstaal echter geen recht voor Doven.
2.3. De nood aan tweetalige taalvaardigheid Gebarentaalgebruikers moeten in het dagdagelijkse leven altijd twee talen machtig zijn. De gebarentaal wordt gebruikt voor een aangename communicatie zonder barrières of grenzen. De gesproken/geschreven taal is noodzakelijk om zichzelf te laten “horen” en een “stem te hebben” in de horende gemeenschap die door de meerderheid wordt gevormd. Alfabetisme is essentieel om toegang te krijgen tot geschreven informatie en onderwijs. Heel wat Doven beschikken echter slechts over een minimale of onvoldoende schrijf- en leesvaardigheid en kunnen worden geklasseerd als functioneel analfabeet.
2.4. Begeleiding en ondersteuning van ouders Heel vaak hebben horende ouders van Dove kinderen geen enkele kennis van gebarentalen of de Dovengemeenschap. Dikwijls zijn hun beslissingen uitsluitend gebaseerd op “professioneel” advies dan geworteld is in de gebrekgerichte, medische visie (zoals hierboven beschreven). In het medische advies dat ouders krijgen, wordt vaak niet gesproken over de mogelijkheden van gebarentaal en welke waardevolle hulp de Dovengemeenschap zou kunnen bieden. Ze krijgen geen holistische inzichten in Doofheid en toegang tot gebarentaal. Deze eenzijdige informatie en visie is echter niet altijd het beste voor het kind – omdat hij of zij vervolgens opgroeit met een negatief zelfbeeld. Het kind gaat mogelijk vooral de inspanningen ervaren die dokters en ouders leveren om hem of haar te veranderen tot een horende persoon, in plaats van een liefdevolle aanvaarding van wie hij of zij echt is. Het kind groeit vaak op zonder dat het volwaardig kan deelnemen aan de communicatie binnen het gezin, omdat het gezin zich niet aanpast aan het
kind en niet visueel communiceert via een gebarentaal (die uiteraard kan worden aangeleerd in het belang van het kind). Of de ouders nu doof zijn of niet: zij alleen kunnen de basis en de aanzet leveren voor de levensnoodzakelijke gebarentaalverwerving door hun Dove kind. Hoe beter de ouders dus geïnformeerd zijn, hoe groter de kans dat er wordt gezorgd voor de werkelijke behoeften van hun Dove kind. In heel wat landen krijgen ouders enkel medisch advies en zijn de eerste interventies louter gericht op gesproken taal.
3.
Dovenonderwijs
Er is behoefte aan een groter aantal gebarentaalmodellen in het onderwijs, en deze modellen moeten gericht zijn op tweetalige competenties . Ook horende personen moeten in de klas blijk geven van tweetalige competenties, en hogere verwachtingen op het vlak van gebarentaal kunnen de toegang tot informatie in de klas en de taalvaardigheid van kinderen met gehoorverlies alleen maar ten goede komen. (Marschark et al. 2002:228)
3.1. Gelijke normen Er bestaan in elk land aparte onderwijsinstellingen voor Doven. Deze scholen voor Doven worden beschouwd als belangrijke plaatsen waar gebarentalen worden aangeleerd en leerlingen met elkaar communiceren en aanvoelen dat ze gelijken zijn. Gebarentaalgebruikers die les hebben gevolgd in scholen voor horenden vertellen dat ze vaak sterke en verreikende gevoelens van isolatie hebben ervaren – zoals ook werd gedocumenteerd en beschreven door Oliva (2004). Daarom is de gebarentaalgemeenschap (in tegenstelling tot andere groeperingen van andersvaliden) niet gekant tegen speciaal onderwijs/gescheiden onderwijs in aparte Dovenscholen. In veel van die scholen zijn de curricula, niveaus en opleidingen echter niet dezelfde als die in reguliere scholen. Omwille van historische redenen (d.w.z. het oude idee dat Doven onmogelijk hetzelfde niveau kunnen bereiken als horenden) mikken deze curricula veel minder hoog dan de standaardcurricula - iets wat vaak wordt bekritiseerd door de gebarentaalgemeenschap.
3.2. Tweetalige competentie Dovenscholen kunnen de ideale plek zijn om Dove kinderen met een taalkundige achterstand te vormen tot volwaardig tweetalige volwassenen die de twee talen (een gebarentaal en een geschreven taal) op hoog niveau gebruiken en bijgevolg zowel kunnen functioneren in de wereld van de Doven als in die van de horenden. In de meeste landen wordt een dergelijke tweetaligheid echter niet aangeleerd of bereikt door de meeste leerlingen. Zoals hierboven al
vermeld (hoofdstuk 1) wordt tweetaligheid in minderheidsgroepen binnen het kader van de Taalkundige Rechten van de Mens beschouwd als een essentiële vereiste voor volledige deelname in de samenleving.
3.3. Dovenleraren In de meeste Europese landen zijn er weinig tot geen leraren of docenten die zelf Doof zijn. Dit resulteert in een situatie waarin leerlingen die gebarentaal gebruiken geen rolmodellen hebben voor taal en identiteit. Het leidt verder tot een realiteit waarin Dove kinderen in Dovenscholen geen taalkundige input over een eerste taal op volwassenenniveau krijgen. Een ander gevolg is het feit dat er op vele plaatsen in het dovenonderwijs maar weinig aandacht wordt besteed aan volwassen Dove experts. Ladd et al. eisen daarom “Een beëindiging van de op dit moment nog wijdverspreide praktijk van niet-Doven die beslissingen nemen over Doven.” (2003b:68) en voeren aan dat “de door Doven zelf gedefinieerde identiteit een grotere legitimiteit zou moeten hebben dan degene die door meerderheidsgroepen worden gecreëerd." (ibid.) Laten we met dit in het achterhoofd een keer kijken naar de situatie binnen de staat en de gelijkwaardige deelname van Dove gebarentaalgebruikers in de samenleving.
4.
Staatsaangelegenheden: de Dove burger
Op plaatsen in de samenleving waar openbare diensten een directe interactie met Doven vereisen, moet werk worden gemaakt van een bewustmaking rond Doofheid. Zo is er bij wijze van voorbeeld een dringende behoefte aan opleidingen gebarentaal en bewustmaking rond Doofheid voor alle agenten in Europese politiekorpsen. (Ladd et al. 2003b:70)
4.1. Taalkeuze Dove gebarentaalgebruikers hebben vaak geen volwaardige burgerrechten omdat ze niet de mogelijkheid hebben om in hun eigen taal toegang te krijgen tot en deel te nemen aan allerlei processen. Heel wat overheidsdiensten en ambtenaren menen verkeerdelijk dat geschreven informatie goed toegankelijk is voor Doven omdat die zichtbaar is. Ze weten en begrijpen niet dat de officiële gesproken taal voor gebarentaalgebruikers in feite een tweede taal is en dat velen die slechts gedeeltelijk beheersen. De behoefte om in een gebarentaal te communiceren en informatie te verstrekken dringt slechts heel langzaam door.
4.2. Het recht op informatie
Gesproken taal (radio, televisie) en geschreven taal (gedrukte media en ondertitels) zijn zelden volledig toegankelijk voor heel wat Doven. Er wordt dus meestal slechts op beperkte schaal voldaan aan het recht op informatie (bijv. via nationale televisie en doventolken of homepages met gebarentaal).
4.3. Telecommunicatie Doven kunnen enkel ten volle gebruik maken van telecommunicatie op plaatsen waar er telefoonrelais zijn. Bij een dergelijke dienst zetten tolken in relaiscentra gesproken taal om in tekst (tekstberichten, fax, TTY, chat, e-mail) of gebarentaal (videotelefoon, chat) en vice versa. Dit is de enige manier waarop horende personen via de telefoon kunnen communiceren met Doven.
4.4. Eerlijke rechtszaken Doven krijgen vaak te maken met verhoren of rechtszittingen waarbij ze niet alles kunnen verstaan en zich evenmin duidelijk kunnen uitdrukken en vertegenwoordigen. Het feit dat ze niet alles begrijpen, is vaak toe te schrijven aan gebrekkige vertalingen van “tolken” die geen gebarentaal kennen. Andere mogelijke redenen zijn de schaamte of trots van de Doven, of hun gebrek aan taalvaardigheid (te wijten aan het onderwijssysteem).
4.5. Medische en andere belangrijke diensten Heel wat diensten zijn enkel toegankelijk en bruikbaar voor gebarentaalgebruikers wanneer de vereiste taalkundige voorwaarden geregeld zijn. Medische en andere belangrijke diensten zijn in hoge mate afhankelijk van een vlot lopende communicatie op hoog niveau. Alleen de staat is verantwoordelijk voor het nemen van de nodige maatregelen en het waarborgen van een communicatie van de hoogste kwaliteit tussen gebarentaalgebruikers in hun hoedanigheid van patiënt, klant, burger. In alle hierboven beschreven aspecten van het leven, hangt de communicatie gewoonlijk en hoofdzakelijkheid van de beschikbaarheid en opleiding van hooggekwalificeerde professionele gebarentolken.
5.
Een kwestie van vrije toegang: technologie optimaal gebruiken
Zoals hierboven beschreven, kunnen de discriminatie, uitsluiting en benadeling van Dove gebarentaalgebruikers meestal worden toegeschreven aan taalproblemen. Toch zijn er
domeinen waar informatie, veiligheid en navigatie enkel kunnen worden gewaarborgd door gebruik te maken van technologie. Dit geldt voor alle soorten waarschuwingen en alarmen (gaande van aankondigingen tot brandalarmen), nooddiensten, intercommededelingen en informatie, enz. - waarvoor in de meeste gevallen visuele versies en alternatieven bestaan. Maar hoewel ze bestaan, worden ze op vele plaatsen niet gebruikt. Na kort te zijn ingegaan op vijf fundamentele aspecten uit de leefwereld van Dove gebarentaalgebruikers, sluit dit document af met 25 praktische aanbevelingen voor toekomstige maatregelen.
6.
Conclusies en 25 aanbevelingen
Gebarentalen zijn volledig ontwikkelde, natuurlijke talen die dezelfde functies en diversiteit vertonen als gesproken talen. Ze worden gebruikt door en zijn noodzakelijk voor Dovengemeenschappen overal ter wereld. Het feit dat gebarentaalgebruikers zich beroepen op een andere taal dan de meerderheid – en soms ook het feit dat hun gehoorvermogen beperkt is – hebben geleid tot een aantal ongelijkwaardigheden en vormen van discriminatie. De volgende 25 aanbevelingen hebben betrekking op het waarborgen van rechten in alle domeinen van het dagelijks leven van ongeveer 800.000 gebarentaalgebruikers in de lidstaten van de Raad van Europa.
Aanbeveling 1: Wettelijke erkenning van gebarentalen Alle landen moeten streven naar een wettelijke erkenning van hun nationale gebarenta(a)l(en) in hun nationale wetgeving en/of hun grondwet. Indien mogelijk moeten ze ook erkend worden als minderheidstaal. De doelstellingen en gevolgen van deze wetgeving zouden moeten uitmonden in concrete taalrechten voor Doven in alle domeinen van het dagelijks leven. Aanbeveling 2: Volledige opneming van het standpunt van de Doven Doven zijn per se in staat om zelfstandig te leven en voor zichzelf op te komen. De stem/het standpunt van de Doven moet worden ondersteund, verspreid en gerespecteerd door de horende meerderheidsgroepen. Om te garanderen dat maatregelen tegemoetkomen aan effectieve behoeften, moeten de beleidsmakers in het bijzonder Dovenverenigingen en Dovenonderzoekers/-experts raadplegen. Aanbeveling 3: De druk om aan te passen verlagen De horenden moeten het bestaan van gebarentaalgebruikers respecteren, hun verscheidenheid waarderen en de huidige druk die op hen wordt uitgeoefend om zich aan te passen, verlagen. Dove gebarentaalgebruikers moeten volwaardige burgerrechten en taalrechten krijgen zonder dat hen normen van de horende gemeenschap worden opgelegd. Regeringen moeten het publiek bewust maken van de minderheid/minderheden die gebarentaal gebruiken in hun land en een positief en respectvol begrip voor gebarentaalgebruikers bevorderen. Aanbeveling 4: Rekening houden met taalkundige basisbehoeften
Om de rechten van gebarentaalgebruikers te beschermen en bevorderen, moet zowel rekening worden gehouden met het aspect van de beperking als met de taalrechten. Wanneer er plannen worden gemaakt en maatregelen worden genomen, mag niet uit het oog verloren worden dat de meeste basisbehoeften en -belangen van de Europese gebarentaalgemeenschappen van taalkundige aard zijn. Aanbeveling 5: De behoeften van gebarentaalgebruikers integreren De behoeften van de gebarentaalgemeenschappen in Europa moeten worden beschouwd vanuit de visie van het verschil, niet vanuit de visie van een beperking. De taalkundige en culturele behoeften en eigenschappen van deze gemeenschappen moeten worden gerespecteerd. Aangelegenheden die gebarentaalgebruikers aanbelangen, moeten worden aangekaart bij relevante organisaties en instanties, zoals mensenrechtenorganisaties en taalcomités, organisaties en diensten die opkomen voor minderheidstalen, adviesorganen gespecialiseerd in taalrechten, steunpunten en onderzoeksinstellingen. Aanbeveling 6: Natuurlijke taalverwervingsprocessen mogelijk maken Er moeten passende voorzieningen worden getroffen die garanderen dat elke persoon voldoende toegang heeft tot een taal zodanig dat hij of zij die in zijn of haar vroege kindertijd (tussen de geboorte en het begin van de schooltijd) kan verwerven. Dit moet in het bijzonder worden gewaarborgd en bevorderd voor Dove baby’s, peuters en kinderen. Taalverwerving moet losstaan van het feit dat een kind mogelijk in aanmerking komt voor een cochleair implantaat (zie het rapport van de Raad van Europa door Preisler 2002). Dit betekent dat aan elk Doof/slechthorend kind een visueel significante taalkundige input (d.w.z. een natuurlijke gebarentaal – en geen losse gebaren, mime of een kunstmatig gebarensysteem) moet worden geboden, ongeacht de technische hulpmiddelen die voor dat betrokken kind beschikbaar zijn. Aanbeveling 7: Begeleiding van de ouders Bij de begeleiding van de ouders moet rekening worden gehouden met en uitleg worden gegeven over alle inzichten en mogelijkheden inzake Doofheid, zodanig dat de ouders maximaal geïnformeerd worden en op die manier de keuzes en beslissingen met betrekking tot hun kind kunnen baseren op alle beschikbare factoren en niet enkel op een medisch standpunt. Aanbeveling 8: Eenvoudige toegang tot gebarentalen voor gezinnen Kinderen die Doof of slechthorend geboren worden, moeten zo eenvoudig en direct mogelijk toegang kunnen krijgen tot gebarentaal. Hetzelfde moet gelden voor hun familie. Elke Dove/slechthorende baby (en diens horende familie) moet een eenvoudige, gecontroleerde en door de staat ondersteunde manier kunnen vinden om een leeftijdsadequate verwerving van gebarentaal mogelijk te maken. De kosten en de organisatie van een dergelijke leeftijdsadequate gebarentaalverwerving zouden gedragen moeten worden door de staat, niet door de ouders of familie. Aanbeveling 9: Dovenonderwijs op maat Dovenonderwijs moet op maat gemaakt worden van de doelgroep en gericht zijn op de sterke eigenschappen (visuele aandacht en communicatie) en niet op het ‘gebrek’, het gehoorverlies. Bij deze afstemming van het onderwijs moet rekening gehouden worden met de taalkundige feiten
betreffende taalverwerving en tweede taalverwerving. Er moet gestreefd worden naar een zo optimaal mogelijk gebruik van de gebarentaal door leraren. Aanbeveling 10: Tweetaligheid als doelstelling Tweetalige taalvaardigheid zou een van de doelstellingen moeten zijn in het verplichte onderwijs van gebarentaalgebruikers. Zowel de nationale gebarentaal als de nationale gesproken taal (lezen en schrijven) moeten worden onderwezen. Aanbeveling 11: Vereisten voor leraren Iedereen die werkt met Dove kinderen, leerlingen en tieners moet de respectieve nationale gebarentaal en Dovencultuur kennen. Het competentieniveau moet worden vastgelegd en getoetst – we stellen een minimum van B2 (ERK) voor. Personen die al Dovenleraar zijn of willen worden moeten deze taalvaardigheid ontwikkelen (idealiter tot niveau C1 met de doelstelling om binnen een vooropgestelde termijn niveau C2 te behalen) als onderdeel van hun vorming of gevorderdenopleiding. Bovendien moeten ze kennis verwerven over de Dovenidentiteit, -cultuur en –geschiedenis, bij voorkeur onderwezen door volwassen Doven, zodanig dat ze een positief beeld van Doofheid ontwikkelen dat niet gericht is op Doofheid als gebrek. Aanbeveling 12: Speciale lerarenopleiding Dovenonderwijs is niet zomaar bijzonder onderwijs. Dovenonderwijs vereist een specifieke kennis en vaardigheid. Bijgevolg moet de opleiding van Dovenleraren aangeboden worden als een onafhankelijk programma, een speciale graad in de opleiding of carrière. Aanbeveling 13: Gelijkwaardige curricula De inhoud van curricula en de beoogde doelstellingen/kennis in het Dovenonderwijs moeten in principe gelijkwaardig zijn aan die voor horende leerlingen. Dat betekent dat ook middelbaar en hoger onderwijs beschikbaar moeten zijn in een gebarentaal voor gebarentaalgebruikers. Voor Dove leerlingen met beperkingen moeten er passende wijzigingen in het curriculum worden aangebracht. Aanbeveling 14: Gebarentaal als een taal in het onderwijs Elke Dovenschool moet een tweetalig programma aanbieden. De nationale gebarentaal moet worden gebruikt als onderwijstaal voor alle vakken en moet worden onderwezen als een taal in een speciaal daartoe voorzien vak. Aanbeveling 15: Gebarentaal als een vak op school In Dovenscholen moeten de grammatica en structuur van de nationale gebarentaal een onderdeel worden van het curriculum en moeten ze onderwezen worden als een afzonderlijk vak. Aanbeveling 16: Gebarentaal als vreemde taal In “gewone”/standaardscholen moet(en) de nationale gebarenta(a)l(en) worden aangeboden als vreemde taal. Op lange termijn zal de beheersing van gebarentaal door de horende bevolking bijdragen tot een inclusieve samenleving.
Aanbeveling 17: Isolatie voorkomen Dove kinderen mogen niet op zichzelf in standaardscholen worden geplaatst. Wanneer de omstandigheden of de ouders niets anders toelaten, moet ervoor worden gezorgd dat het kind toegang heeft tot en regelmatig contact heeft met de plaatselijke gebarentaalgemeenschap. Er moet voor worden gezorgd dat hij of zij in contact kan komen met kinderen en volwassenen die hem of haar in staat stellen om de gebarentaal te leren, een positieve identiteit, een grote eigenwaarde en een groepsgevoel te ontwikkelen. Aanbeveling 18: Toegang tot hoger onderwijs In vele landen hebben gebarentaalgebruikers geen toegang tot het hoger onderwijs. Dit moet veranderen onder impuls van het positieve actieprincipe. Gebarentaalgebruikers moeten worden aangemoedigd om universitaire studies te volgen en er moet voorzien worden in doventolken, notitieassistenten, vrije taalkeuze tijdens de examens, begeleiding en ondersteuning. Tegelijk moeten er bewustmaking- en informatiecampagnes worden gevoerd bij de administratie, onderwijzend personeel en medestudenten. Aanbeveling 19: Democratische rechten Burgers die gebarentaal gebruiken, moeten de mogelijkheid hebben om in dezelfde mate als horende burgers deel te nemen aan gelijk welk democratisch proces. Dit moet worden gewaarborgd via doventolken en ondertitels voor doven en slechthorenden. Bovendien moeten de belangen van gebarentaalgemeenschappen worden verdedigd door Dove gebarentaalgebruikers in overheidsdiensten en –commissies. Aanbeveling 20: Informatie en nieuws zonder barrières Informatie over het dagelijkse beleid, nationale ontwikkelingen en nieuws moeten beschikbaar worden gemaakt voor gebarentaalgebruikers. Dit moet worden gewaarborgd via doventolken in beeld en ondertitels op televisie; en/of door uitzendformats/media te creëren (op televisie of het internet) die door gebarentaalgebruikers worden gemaakt in gebarentaal. Aanbeveling 21: Dove experts Niemand weet meer over de behoeften van Dove gebarentaalgebruikers dan Doven zelf. Zelfbepaling van Dove gebarentaalgebruikers moet worden ondersteund: financiële aangelegenheden, besluitvormingsprocessen, publicaties, enz. die relevant zijn voor de gebarentaalgemeenschap moeten gebeuren in samenwerking met of uitsluitend door Dove experts. Aanbeveling 22: Zelfbepaling Zelfbepaling en Dovenervaring zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enkel wanneer Dove gebarentaalgebruikers de mogelijkheid krijgen om experts te worden, kunnen ze ook in die hoedanigheid optreden, advies geven en mee beslissingen nemen. Er is positieve actie nodig om Dove vakmensen op te leiden in de belangrijkste domeinen zoals onderwijs, politiek, communicatie en geneeskunde. Aanbeveling 23: Technologie vs. barrières
Barrières moeten worden neergehaald of technisch worden beperkt om de kansen van Doven op de arbeidsmarkt te vergroten – bijv. via door de staat betaalde telefonische relaiscentra. Het zijn in het bijzonder de technische evoluties en het gebruik daarvan die ervoor moeten zorgen dat Dove gebarentaalgebruikers dezelfde startkansen krijgen. Aanbeveling 24: Onderzoek naar gebarentalen De vele foutieve opvattingen over gebarentalen moeten verdwijnen. Gebarentalen moeten meer worden gewaardeerd als echte talen door verstrekking van informatie en feiten. Rond heel wat gebarentalen is nog nauwelijks onderzoek gevoerd en er is een gebrek aan basiskennis over de structuur ervan – daarom moet het onderzoek naar gebarentalen worden ondersteund. Universiteiten moeten financiële stimuli krijgen om onderzoek te voeren naar de nationale gebarentalen en programma’s op te starten in Dovenstudies (naar analogie met bijv. Vrouwenstudies, Joodse Studies, enz…) Aanbeveling 25: Professionele gebarentolken Voor taalkundige minderheden zoals gebarentaalgemeenschappen zijn tolken essentieel voor deelname aan de samenleving. In bijna elke lidstaat van de Raad van Europa zijn er meer en betere tolken nodig. Universiteiten moeten sterk worden aangemoedigd om opleidingsprogramma’s voor gebarentolken uit te werken en de bestaande tolkenverenigingen moeten worden aangemoedigd om te helpen bij het creëren van normen voor professionele gebarentolken.
7.
Bibliografie
Branson, Jan, Miller, Don (2002) Damned for Their Difference. The Cultural Construction of Deaf People as Disabled. A Sociological History. Gallaudet University Press Chamberlain, Charlene, Jill P. Morford, Rachel I. Mayberry (2000) Language Acquisition by Eye. Lawrence Erlbaum Associates, London Cummins, Jim (2006) The Relationship between American Sign Language Proficiency and English Academic Development: A Review of the Research, http://clerccenter.gallaudet.edu/CIEC/documents/CumminsASL-Eng.pdf (14. July 2008) Europees Parlement (1988) Resolutie over Gebarentalen voor doven. Official Journal of the European Communities, No. C 187: 236, 18 June 1988 Europees Parlement (1998) Resolutie over Gebarentalen. Dok B4-0985/98 of 18 November 1998 Europese Unie van Doven, (1997) Full Citizenship through Sign Languages, Conference Report, Brussels Jokinen, Markku (2001) „The Sign Language Person“ – A Term to Describe Us and Our Future More Clearly? S. 50-63 in: Leeson, Lorraine, ed.: Looking Forward. EUD in the 3rd Millenium – The Deaf Citizen in the 21st Century. Proceedings of a conference to celebrate 15 years of the European Union of the Deaf. Douglas McLean, Great Britain. Krausneker, Verena (2003) Has something changed? Sign Languages in Europe: The case of minorised minority languages. 33-46 in: Deaf Worlds. International Journal of Deaf studies, vol. 19, issue 2, 2003. Ladd, Paddy Mike Gulliver, Sarah Batterbury (2003a) Reassessing Minority Language Empowerment from a Deaf perspective: The other 32 Languages. Een eerdere versie van deze paper werd gepresenteerd op het Mercator First International Symposium on Minority Languages and Research - European Minority Languages and Research: Shaping an Agenda for a Global Age”, 08/04/2003 –10/04/2003, Aberystwyth Ladd, Paddy, Sarah C. Batterbury, Doug Alker, Mike Gulliver, Graham H. Turner, Verena Krausneker (2003b) An agenda for change: Principles and guidelines for policy making and research in Deaf-related areas. 66-77 in: Deaf Worlds. International Journal of Deaf studies, vol. 19, issue 2. Ladd, Paddy (2003) Understanding Deaf Culture. In Search of Deafhood. Multilingual Matters Ltd. Marschark, Marc, Harry G. Lang, John A. Albertini (2002) Educating Deaf Students. From Research to Practice. Oxford University Press Oliva, Gina A. (2004) Alone in the Mainstream. A Deaf Woman Remembers Public School. Gallaudet University Press
Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (2003) Aanbeveling 1598 (2003) aangaande de bescherming van gebarentalen in de lidstaten van de Raad van Europa Preisler, Gunilla (2002) Cochlear Implants in Deaf Children. Strasbourg, Council of Europe Publishing Raad van Europa (1992) Europees Charter voor Regionale of Minderheidstalen, CETS Nr. 148 Raad van Europa (2006) Aanbeveling Rec(2006)5 van het Comité van Ministers aan lidstaten van de Raad van Europa inzake het Actieplan ter bevordering van de rechten en volledige deelname van personen met een beperking in de maatschappij: naar een betere kwaliteit van leven voor personen met een beperking 2006-2015 (“Council of Europe Disability Action Plan 2006-2015”)
Stevens, Helga (2005) Equal rights for Deaf people: From being a stranger in one’s own country to full citizenship through sign languages. Paper presented at ICED 2005, Maastricht, 17-20 July 2005 Skutnabb-Kangas, Tove, Robert Phillipson, eds. (1995) Linguistic Human Rights. Overcoming Linguistic Discrimination. Berlin, N.Y., Mouton de Gruyter Skutnabb-Kangas, Tove (2000) Linguistic Genocide in Education or Worldwide Diversity and Human Rights? Lawrence Erlbaum Associates, London Timmermans, Nina (2005) The Status of Sign Languages in Europe. Strasbourg, Council of Europe Publishing V.N.- Conventie over de Rechten van Personen met een Handicap. New York, 13 December 2006, www.un.org/disabilities/