Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties RCO Bijlage bij brief aan de informateur Hoofdboodschap. Ondernemers pleiten voor voortzetting van koers en beleid van de afgelopen kabinetsperiode: hervormen en investeren. De resultaten daarvan zijn zichtbaar. Wij kiezen voor ambitie in combinatie met duurzame groei. Dat is ook de filosofie van onze gezamenlijke beleidsagenda uit juli 2006, "Nederland kán winnen". Wat is onze leidraad? 1. Een echt andere overheid en ander overheidsbestuur op alle niveaus: Rijk, lagere overheden, Brussel. Een kleinere, maar effectievere overheid. Uitbannen van bureaucratie en regeldrift. Werken op basis van vertrouwen en overtreders hard aanpakken. Ruimte voor professionals in de publieke dienstverlening. 2. Een lange termijn visie voor versterking van economie en samenleving door: - een meerdere kabinetsperioden vol te houden aanvullend investeringsprogramma gericht op infrastructuur en logistiek, kennis en innovatie en energietransitie; - bevordering van het internationale ondernemerschap vanuit Nederland, vanuit het besef dat internationaal ondernemen ons land tot een sterke speler heeft gemaakt in de wereld (wat we zo moeten houden). 3. Méér mensen langer aan het werk en benutten van alle talenten. Met ruimte voor innovatie, differentiatie en toptalent, ondersteund door structuurversterkende lastenverlichting (zoals unaniem geadviseerd door de SER).
1. Hervorming overheid: van gemeenten tot Brussel. Op niveau Nederland. Dit moet een belangrijke nieuwe prioriteit zijn voor een nieuw kabinet . Wat moet daarvoor gebeuren? •
•
•
Reorganisatie van de regelgeving en optreden van de overheid vanuit het adagium "geen wantrouwen maar vertrouwen": minder regels, vergunningen alleen nog in uitzonderingssituaties, administratief toezicht en handhaving meer afstemmen op bestaande informatie- en managementsystemen die bedrijven al gebruiken, een eenduidig toezicht dat rechtstreeks valt onder het bevoegde gezag dat ook verantwoordelijk is voor het beleid; geen middelvoorschriften maar doelvoorschriften; geen paternalisme en symboolbeleid, maar ruimte geven voor eigen verantwoordelijkheid en zelfregulering (zoals bij zwerfafval, reclame en distributie van alcohol en tabak); en aanpak van Nederlandse koppen in regels. Vergroting van bestuurlijke slagvaardigheid en doorzettingsmacht. Daarvoor is ook nodig een bestuurlijke reorganisatie van het huis van Thorbecke en totstandbrenging van één bevoegd gezag per overheidstaak. Vergroting van efficiency en kwaliteit van de overheid, onder meer door een heldere werkverdeling tussen bestuurslagen en overheidsinstanties (dubbel en driedubbel werk moet worden vermeden); verdere digitalisering; het voorkomen van "brain drain" bij de overheid, die zich nu als werkgever door rigide beloningsplafonds afsluit van de arbeidsmarkt. Ruimte voor professionals in de publieke dienstverlening (managementlagen en regeldruk binnen de publieke sector afbouwen).
Bezuidenhoutseweg 12 Postbus 93002 2509 AA Den Haag
Telefoon: 070 349 03 49 Telefax: 070 - 349 03 00
Waarin samenwerken: Vereniging VNO-NCW, Koninklijke Vereniging MKB Nederland en de Land- en Tuinbouworganisatie-Nederland
Blad
2 Voor het laten slagen van deze hervorming van de overheid is het cruciaal om in het regeerakkoord (RA) te verzekeren dat we van goede bedoeldingen ook komen tot echte resultaten, zowel bij Rijk als lagere overheden. Daarom moeten in het RA worden afgesproken: •
•
•
Verplichtende taakstellingen voor minder regels (i.c. minder nalevingkosten in miljarden euro's), minder vergunningen, minder bureaucratie en minder ambtenaren bij Rijk en lagere overheden en een overheadnorm voor uitvoeringsorganen in de publieke dienstverlening (onderwijs, politie, etc). Een staatscommissie voor de bestuurlijke herinrichting ten behoeve van een grotere slagvaardigheid en doorzettingsmacht van de overheid, die binnen een jaar rapporteert. Uitgangspunt moet zijn dat er per overheidstaak (inclusief de uitvoering ervan) steeds maar één bevoegd gezag is. Implementatie van de voorstellen van de staatscommissie wordt zo snel als staatsrechtelijk mogelijk is op de rails gezet. Een sterk politiek en ambtelijk management van dit proces. Een minister/vice-premier onder te brengen bij het ministerie van Algemene Zaken, met een kleine, creatieve en doortastende eigen staf, met verantwoordelijkheid en bevoegdheden en wapens om realisatie van genoemde taakstellingen af te dwingen.
Op niveau Europa. •
• •
•
2.
Blijven kiezen voor een voortvarende vrijmaking van Europese markten, met uitbanning van protectionistische tendensen. Tegelijkertijd moeten naïviteit en eenzijdig liberaliseren worden vermeden. In de Nederlandse aanpak moet het wederkerigheidsbeginsel een vaste waarde worden. Er moeten een heldere taakverdeling en bevoegdheidsafbakening komen tussen lidstaten en EU, vanuit het uitgangspunt van subsidiariteit, via nieuwe verdragsrechtelijke afspraken over bevoegdheden en besluitvorming EU. Europese regels moeten rechtstreeks doorwerken naar Europese burgers en ondernemingen, zodat ook hier sprake is van één bevoegd gezag én van gelijke behandeling respectievelijk gelijk speelveld. Nationale interpretaties en koppen moeten verdwijnen. Nieuwe moeten voorkomen worden. Geen Europese verplichtingen meer voor lidstaten (zoals nationale milieuplafonds), maar Europese bronmaatregelen. Ook op Europees niveau schoon schip maken met overregulering door het Better Regulation programma te voorzien van concrete ambitieuze taakstellingen voor reductie van nalevingkosten en toezichtlasten. De huidige voorzichtige aanpak van de administratieve lasten moet naar Nederlands voorbeeld worden verbreed.
Versterking economische potenties Nederland.
2.1. Door het veiligstellen van een meerjarige investeringsagenda op het gebied van infrastructuur, kennis en energie. Vanuit een ambitieuze langetermijnvisie moet een nieuw kabinet een investeringsagenda ter versterking van onze economie voor meerdere kabinetsperioden uitzetten en veiligstellen. Noem het een Deltaplan. Alle regio's moeten meedoen; hun potenties voor de nationale economie moeten worden benut. Het moet gaan om een investeringsagenda voor infrastructuur, voor kennis en innovatie, voor transitie naar duurzame energie en ondersteunen van de kansrijke sleutelfactoren voor de toekomst van onze economie.
Blad
3 De nog te verwachten gasbaten uit de (aflopende) Nederlandse gasbel moeten zo veel als nodig is voor het plan worden ingezet, om te verzekeren dat die tijdelijke baten worden gebruikt om onze economie en economische mogelijkheden op orde te hebben als de gasbel leeg is. Voor een betere infrastructuur. •
• •
• •
Onze huidige weginfrastructuur vertoont grote knelpunten en smoort zo economische groei. De thans voorgenomen investeringsagenda voor de middellange termijn is qua omvang en uitvoeringstempo verre van voldoende om die knelpunten tijdig op te lossen en een ambitieus groeiscenario mogelijk te maken. Nodig is een in meerdere kabinetsperioden uit te voeren extra investeringsprogramma van 1 miljard euro extra per jaar voor vergroting van vooral de wegcapaciteit (inclusief voor OV in totaal tenminste 15 tot 20 miljard extra tot 2020). Ook de kilometerprijs (commissie Nouwen) speelt hierbij een rol. Steun van ondernemers aan de voorgenomen kilometerbeprijzing staat of valt met de besteding van de opbrengst hiervan, uitsluitend aan investeringen in wegen. Dat moet lopen via een onafhankelijke wegautoriteit en niet via de schatkist als algemeen belastingmiddel. Daarnaast moet Nederland zijn meerjarig investeringsprogramma voor bescherming tegen het water opvoeren. Binnen twee à drie kabinetsperioden met in totaal 6 à 7 miljard (bij Rijk en lagere overheden). Voor het tijdig slagen van de investeringsagenda is belangrijk dat dit samengaat met maatregelen voor een grotere bestuurlijke doorzettingsmacht (denk o. m. aan korte, efficiënte procedures).
Voor onderwijs, onderzoek en innovatie Voor de komende kabinetsperioden zal ook een meerjarig additioneel kennis investeringsprogramma (KIA) voor verbetering van onderwijs, onderzoek en innovatie moeten worden veiliggesteld. Dat vergt 2 à 3 miljard euro op jaarbasis extra in de komende kabinetsperiode. Wat de prioriteiten op hoofdlijnen betreft verwijzen we naar de meerjarige KIA van het Innovatieplatform. Die agenda wordt qua voorstellen en het benodigde extra budget breed gedragen (op 1 november heeft de RCO samen met andere maatschappelijke partijen deze agenda in een gezamenlijk manifest onderschreven). Belangrijk in die agenda is in de eerste plaats de verbetering van ons onderwijs. We benadrukken enkele punten: • • •
•
Waardering en verbetering van de positie en beloning van onderwijzers en leraren. Niet via algemene extra salarisverbeteringen, maar gedifferentieerd en gekoppeld aan prestaties. Kiezen voor en mogelijk maken van meer excellentie in vooral ons hoger onderwijs. Dat kan mede door versneld te kiezen voor een open bestel. Belangrijk is de deelname aan het hoger onderwijs te vergroten. Dat moet de ambitie in ons onderwijsbeleid zijn, naast het tegengaan van voortijdige schooluitval. Dat vergt vanaf de basis in ons onderwijs kwaliteitsverbetering, ruimte voor grotere private financiering in het hoger onderwijs. En ook geld binnen de begroting voor het hoger onderwijs om die hogere deelname ook kwalitatief mogelijk te maken. Vernieuwing (via innovatiebox voor scholen) in het beroepsonderwijs met daarbij de strikte eis van samenwerking met het bedrijfsleven.
Blad
4 In de tweede plaats is versterking van onderzoek belangrijk. Er moet meer geld voor publiek onderzoek beschikbaar komen. Wij denken aan de weg van (vooral) de tweede geldstroom, om zo in concurrentie zo veel mogelijk excellent onderzoek van de grond te krijgen. Onderzoek dat aansluit op vergroting van economische scoringskansen. In de derde plaats gaat het om stimulering van innovatie, waaronder uitdrukkelijk ook ICT (de zogenoemde innovatie-as in onze economie). Wij maken ons zorgen over het thans voorziene budget voor voortzetting van het ingezette, goede innovatiebeleid. Dat budget loopt in de meerjarenramingen terug. Extra structureel geld op de EZ begroting is nodig voor voortzetting. Wij willen doorgaan met het Innovatieplatform op basis van een verbrede taakopdracht (naar innovatie en ondernemen) en met het in de afgelopen kabinetsperiode ingezette industriebeleid. Dit vanuit het besef dat voor een sterke economie in de toekomst Nederland een sterke industrie moet houden, met in het beleid extra aandacht voor die clusters waarin Nederland in het bijzonder kan excelleren. Voor een concurrerende en betrouwbare energievoorziening. Nederlandse bedrijven kampen v. w. b. hun energievoorziening met ernstige concurrentienadelen ten opzichte van andere landen. Voor een concurrerende, economisch rendabele en CO²vriendelijke energievoorziening in de toekomst voor bedrijven en burgers moet in een RA een lange termijn investeringsagenda voor energievoorziening worden verankerd. Nederland moet samen met andere landen de omslag maken naar een duurzame, betrouwbare en economisch rendabele andere energievoorziening. Twee belangrijke stappen zijn dan nodig. •
•
Enerzijds moet in het RA ruimte gemaakt worden voor uitbreiding van kernenergie. Anderzijds moet stevig worden ingezet op een meerjarige versterking van onderzoek en investeringsfaciliteiten voor een energietransitie naar een duurzame energievoorziening. Dit vergt meer overheidsgeld, op termijn oplopend naar 1 miljard euro per jaar. De focus moet liggen op gebieden waar we zelf kansrijk in zijn. Energietransitie moet een belangrijk deel van de bredere nationale kennisinvesteringsagenda worden. Strikte eisen voor een nieuw internationaal klimaatverdrag moeten zijn dat voortaan alle belangrijke economieën eraan meedoen, het technologiespoor hoofdspoor voor de oplossing is en er relatieve in plaats van absolute emissieplafonds komen.
2.2. Door een krachtig geïntegreerd kabinetsbeleid ten behoeve van internationaal ondernemen. Nederland kan als open economie alleen een krachtige economie en sterke positie (politiek en economisch) op het internationale speelveld houden op basis van een economie die internationaal succesvol kan ondernemen, vanuit een sterke thuisbasis voor onze multinationale ondernemingen en mkb. De geschiedenis bewijst dat. Wat is nodig? •
Een samenhangend en krachtig overheidsbeleid rond internationaal ondernemen. Dat beleid is nu te veel versnipperd over departementen. Er is te weinig aandacht voor de cruciale betekenis voor ons land van internationaal ondernemen. Dat blijkt mede uit de voortdurende marginalisering van het budget voor internationaal ondernemen.
Blad
5 •
•
Versterk regie en slagkracht van EZ in het kabinetsbeleid t. a. v. internationaal ondernemen. Veranker internationaal ondernemen in het hart van het economische beleid, maak het kerncompetentie van de minister van EZ, en zorg voor samenhang met het innovatie- en industriebeleid. Volsta niet meer met alleen voorwaardenscheppend beleid maar help als overheid met het positioneren van kansrijke sectoren op buitenlandse markten. Vertaal dit in een verzwaring van de rol van en steun voor de Dutch Trade Board. Vergroot het budget voor positionering van kansrijke sectoren. Bezuinig niet op het ORET-programma en verruim mogelijkheden voor internationaal ondernemerschap mkb. Zorg voor het behoud van een goede thuisbasis voor onze multinationale ondernemingen (fiscaal, corporate governance, regeldruk, in Brussel krachtig werken aan verdere voltooiing interne markt).
3. Versterking van participatie en benutting van talenten in onze economie. Ondernemingsbelastingen en sociale werkgeverslasten. Voorwaarde voor succes van onze economie in een internationale concurrentiestrijd blijft, naast alle innovatie, het beheersen van de lasten en kosten. Onze toekomst is in dat opzicht niet zonder zorgen voor ondernemingen. We moeten voorkomen dat in een krappe arbeidsmarkt kosten op ondernemingen worden afgewenteld. De overheid moet beheersing van de kostenontwikkeling voor bedrijven blijven ondersteunen. Aan de orde zijn de volgende punten. •
• •
•
• •
Het terugdraaien van (delen van) de belangrijke operatie Werken aan Winst zou een aanzienlijke fiscale lastenverzwaring betekenen en een zeer slecht signaal voor het investeringklimaat in Nederland. Het berokkent schade aan imago en betrouwbaarheid van Nederland bij buitenlandse investeerders. De premies werknemersverzekeringen moeten kostendekkend zijn en de overreserves moeten terug naar de premiebetalers. Beheersing en waar mogelijk beperking van de sterk opgelopen pensioenkosten is geboden. Dat betekent dat politieke ambities of nieuwe maatregelen op pensioengebied die tot verdere kostenstijging leiden achterwege moeten blijven. De houdbaarheid van ons pensioenstelsel op lange termijn moet in het politieke en maatschappelijke debat veel meer voorop komen te staan. Nederland loopt al ver voorop waar het ecotaxen betreft. Daarom mag er met het oog op de concurrentiepositie bedrijven geen verhoging van ecotaxen (energie e.d.) en introductie van allerlei nieuwe specifieke ecotaxen voor bedrijven (ecotax op bestrijdingsmiddelen; op vliegtuigstoelen) komen. Dergelijke bijzondere ecotaxen zetten sectoren op extra concurrentieachterstand en doen door hun gevolgen (zoals bij een vliegtuigstoelbelasting) afbreuk aan ons vestigingsklimaat voor hoofdkantoren en zakelijke dienstverlening. Nederlandse koppen op ecotaxen moeten worden aangepakt (zoals de grondwaterbelasting en de kop op de huidige energie-ecotax voor de keramische industrie). Verder zijn hard maatregelen nodig om de huidige wildgroei en administratieve lasten van auteursrechtheffingen weg te werken. Wij pleiten voor een fiscale stimulans voor het aanbod van risicokapitaal voor het mkb via Alternext.
Blad
6 Gezondheidszorg De zorgsector moet niet primair als een kostenpost wordt beschouwd. De economische, sociale en maatschappelijke baten van goede gezondheidszorg zijn groot. Door de vergrijzing en als gevolg van medisch-technologische vooruitgang neemt de vraag naar zorg toe. Om de zorg betaalbaar te kunnen houden zal de sector ruimte moeten worden geboden om de gewenste innovatie en doelmatigheidswinst te realiseren. Dit kan door: - in de 'Care' een pas op de plaats te maken op het gebied van stelselwijzigingen (AWBZ/Wmo). - in de 'Cure' vast te houden aan de ingezette ontwikkelingen. - zorgaanbieders de ruimte te geven om klantgerichte zorg te leveren. Dit betekent dat een groter deel van de ziekenhuiszorg zo snel mogelijk via diagnosebehandelingcombinaties (DBC’s) bekostigd wordt. Mensen met een handicap of chronisch psychiatrische problematiek moeten zelf (in plaats van het zorgkantoor) hun zorg in kunnen kopen via een bedrag per indicatie; - het mes te zetten in de aanzienlijke regel-, verantwoording- en toezichtlasten in combinatie met positieve prikkels voor ondernemerschap; - ruimte te bieden voor de benodigde efficiencyverhogende investeringen op het gebied van ICT, infrastructuur, onderzoek en innovatie en instellingen ook in geld te laten profiteren van hun innovatie-inspanningen; - werkgevers in de zorg ruimte te geven om voldoende en goed personeel te kunnen aantrekken en behouden. Dit betekent dat de ova, de overheidsbijdrage voor arbeidskostenontwikkeling, aan moet sluiten bij de marktontwikkelingen. Voorkomen moet worden dat de kosten van de gezondheidszorg tot een forse automatische stijging van zorglasten voor werkgevers leiden. Om de kosten van de zorg beheersbaar te houden, kan aan de zorgsector gevraagd worden de genoemde impulsen deels door efficiencyverbeteringen zelf op te brengen. Absolute voorwaarde hiervoor is dat de overheid de sector meer ruimte biedt voor ondernemerschap, overbodige regelgeving schrapt en investeert in ICT. Stijgende zorglasten voor werkgevers moeten worden gecompenseerd door lastenverlichting, zoals ook geadviseerd door de SER. Een structureel juiste oplossing is de werkgeversbijdrage te stabiliseren op het niveau van 2007. Een andere mogelijkheid is de verplichte inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage zorg af te schaffen, met compensatie van de werknemers door een eenmalige brutering. Sociale zekerheid en ontslagrecht. • • •
Geen gratis kinderopvang. Gezonde marktwerking is er niet mee gediend. Overconsumptie en verspilling worden in de hand gewerkt. Verdere verkorting duur WW. De hoge kosten en langzame procedures in het huidige ontslagrecht beschermen de zittende werknemers bovenmatig en gaan ten koste van nieuwkomers. Vereenvoudig daarom de procedures en verlaag de kosten van het ontslagrecht door afschaffing preventieve toets en een beduidend lagere, wettelijk vast te leggen, ontslagvergoeding. Dit in combinatie met ruimere mogelijkheden voor scholing om werknemers weerbaarder te maken op arbeidsmarkt.
Hervorming IB. Hervorming van de tariefstructuur in de Inkomstenbelasting moet het belangrijke offensieve fiscale thema zijn in de nieuwe kabinetsperiode. Dat is nodig om een hogere arbeidsdeelname te stimuleren en – door het ook fiscaal lonender maken van onderwijs en scholing – het
Blad
7 opleidingsniveau van de beroepsbevolking te verhogen. Dit alles natuurlijk met het oog op de vergrijzing en de groeiambitie voor onze economie. Daarom: • • •
Tariefstructuur IB hervormen naar lagere marginale tarieven over de hele linie (dus niet via louter fiscaal geknutsel aan de onderkant) en een groter verschil aanbrengen tussen werken en niet-werken. Geen gemorrel aan de hypotheekrenteaftrek. De problemen op de woningmarkt vergen een beleid om deze weer vlot te trekken, w. o. méér woningbouw. Overdrachtsbelasting en successierechten, in elk geval voor ondernemingsvermogen, afbouwen.