Ruimtelijkeonderbouwing ex. art. 2.12 Wabo t.b.v. een omgevingsvergunning voor een afwijking van het bestemmingsplan
“Het realiseren van een Klimbos in het bos bij Paal 21 in De Koog”
Behoort bij besluit van Burgemeester en Wethouders van Texel, 13.UP00576 kenmerk: WHZ-2012-0178 zaaknummer: kenmerk document:Bijlage 2 van 9 Burgemeester en Wethouders van Texel, namens dezen, Teamleider Vergunningen a.i.
20 augustus 2012
( (0222)314037 @
[email protected] In opdracht van Wadventure Voor de gemeente Texel
Inhoud 1. Inleiding 2. Omschrijving nieuwe ontwikkeling 2.1 De planlocatie en zijn omgeving 2.2 Stedenbouwkundige structuur en bijzondere waarden 2.3 De nieuwe inrichting/ herordening van het perceel 2.4 Ontwerp
3. Ruimtelijk beleidskader. 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.2.1 Structuurvisie NH 2040 3.2.2 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 3.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 3.2.4 Provinciale Milieuverordening 3.2.5 Conclusie planontwikkeling getoetst aan provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Structuurvisie 2020 3.3.2 Vigerend Bestemmingsplan 3.3.3 Nota van uitgangspunten bestemmingsplan buitengebied 3.3.4 Beleidsnota toerisme en recreatie 3.4 Conclusie
4. Beeldkwaliteit 4.1 Beeldkwaliteit als onderdeel van provinciaal ruimtelijk beleid 4.2. De gemeentelijke welstandsnota 4.3 Conclusie
5. Milieubeperkingen en omgevingsaspecten 5.1 Milieu 5.1.1 Bodem en grondwater 5.1.2 Watertoets 5.1.3 Bedrijven en milieuzonering 5.1.4 Geluid 5.2 Verkeersaspecten 5.3 Luchtkwaliteit 5.4 Externe veiligheid 5.5 Cultuurhistorie 5.6 Archeologie 5.7 Natuurwaarden / Habitatrichtlijn -Vogelrichtlijn / Flora en Fauna 5.8 Duurzaam bouwen 5.9 Conclusie
6. Uitvoerbaarheid 6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.2 Economische/financiële uitvoerbaarheid 6.3 Conclusie
Bijlage Ecologisch onderzoek
1. Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing gaat over het initiatief van Wadventure Texel, Marco Tadema & Chantal Thijs, Nonnenakkker 27,1383 BW Weesp. Het initiatief is het realiseren van een klimbos in het al bestaande bos bij Paal 21 in De Koog. Dit deel van het bos wordt op dit moment gebruikt als bosspeelplaats, het is een struinbos waar je van de paden af mag. Het klimbos maakt gebruik van deze bestaande paden en zal daarom geen extra paden hoeven aan te leggen. De initiatiefnemers hopen dat er meer mensen gaan genieten van dit stuk bos, door deze toevoeging. Uit informatie van de verzoeker blijkt dat op het recreatieterrein ten hoogste 300 tot 360 bezoekers per dag (max. 100 tot 120 bezoekers per dagdeel, drie dagdelen per dag) kunnen worden ontvangen. In de meest ongunstige situatie dat alle bezoekers het recreatieterrein per auto bezoeken en een auto door drie bezoekers bezet wordt, zullen 34 parkeerplaatsen nodig zijn. Er kan gebruik worden gemaakt van de huidige parkeerplaats bij Paal 21. Deze grote parkeerplaats bevat meer dan voldoende parkeerplaatsen om de extra bezoekers van het klimbos te ontvangen. Maar de bezoekers kunnen ook van een ander vervoersmiddel gebruik maken. locatie op Texel
Op 7 april 2011 is voor een andere locatie al een eerdere bouwaanvraag ingediend. B&W heeft hierop gereageerd met een positieve principe-uitspraak. Onder andere de vereniging van eigenaren van appartementencomplex Bosch en Zee en omwonenden hebben ervoor gezorgd dat er vóór de bezwaarperiode een motie tegen het klimbos aan de Dorpsstraat is afgegeven. Deze motie is aangenomen en daarmee hielden de plannen voor het realiseren van een klimbos aan de Dorpsstraat op. Vervolgens heeft het College de nieuwe locatie voor het klimbos aangegeven. Het klimbos op deze nieuwe locatie is goed ontvangen in de media en de raad lijkt er ook welwillend tegenover te staan, zo bleek tijdens de raadscommissievergadering. De ontwikkeling is strijdig met het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied Texel” (1996), Buitengebied Texel, herziening ex artikel 30 WRO, hierin heeft het de bestemming “Natuurgebied-B” (Ex. Artikel 5). Meer hierover in paragraaf 3.3.2 Vigerende bestemmingsplan. Voor deze strijdigheid moet een specifieke planologische regeling worden getroffen, een procedure ex art. 6.5 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Als onderdeel van de procedure moet een “goede ruimtelijke onderbouwing”, ex. artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden opgesteld, waarin het plan en de beleidsmatige en ruimtelijke - stedenbouwkundige afwegingen voor de realisering van het plan worden verwoord. Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet in deze vereisten.
2. Omschrijving nieuwe ontwikkeling 2.1 De planlocatie en zijn omgeving De planlocatie is voortgekomen, nadat de motie tegen het klimbos op de locatie aan de Dorpsstraat door de gemeente is aangenomen en wethouder Edo Kooiman op zoek is gegaan naar een alternatief. Deze heeft de wethouder gevonden in een bosperceel naast bosspeelplaats Paardenwei. Het uitgekozen bosperceel ten behoeve van het klimbos (rood gebied op de kaart) behoorde toen wel tot Nationaal Park en de bosspeelplaats Paardenwei (groen gebied op de kaart) nog niet. In het overleg van de AdviesCommissie van Nationaal Park is het voorstel gedaan om de percelen tegen elkaar te ruilen. Dit is positief ontvangen. Het Nationaal Park zal zich inzetten op het “omklappen” van de begrenzing, zodat het klimbos in het bosperceel nabij de parkeerplaats paal 21 gerealiseerd kan worden. (zie bijlage brief Nationaal Park Duinen van Texel). Deze nieuwe begrenzing is nog niet verwerkt op de huidige beleidskaarten. In het beheerplan van het nationaal park staat dat wanneer aanleg en beheer door iemand, anders dan Staatsbosbeheer, verzorgd worden aan de rand van de speelweide / oefenveld de Oude Paardenwei een speelbos gevestigd zou kunnen worden. De planlocatie ligt binnen het toeristische concentratiegebied en in het bos vlak bij duincamping ‘Het Kogerstrand, ’strandpaviljoen Paal 21 en grenzend aan bijbehorende parkeerplaats. grens aanpassing NP DvT Datum: 20 augustus 2012 Schaal 1:6,798
Oud nationaal park Duinen van Texel (locatie Klimbos) Nieuw nationaal park Duinen van Texel
OGIS - Staatsbosbeheer - Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend Topografie: (c)2006, Dienst voor het kadaster en openbare registers, Apeldoorn
Grondruil
Het duin- en bosgebied van Texel vormt bij elkaar een bijzonder waardevol, vrijwel aaneengesloten natuurgebied van zo’n 5000 hectare. Sinds 2002 is een Nationaal Park. Het duingebied van Texel is een afwisselend landschap met veel natte duinvalleien tussen droge duinen, bossen, heidevelden, kwelders en een uitgestrekte strandvlakte. Vele soorten planten en dieren hebben in dit gevarieerde gebied hun plek gevonden. De weidsheid van zee en strand, de beslotenheid van bossen en het uitgestrekte duinlandschap maken van het Nationaal Park Duinen van Texel een prachtig gebied om te bezoeken en een waardevol gebied om te beschermen. Het Nationaal Park beslaat grofweg het hele Texelse duingebied, inclusief zandplaat de Hors, de Texelse bossen en de Slufter. Het totale gebied heeft een grootte van ongeveer 4300 hectare. In het duingebied is een net van wandel- en fietspaden aanwezig, waarvan de meeste vrij toegankelijk zijn. Kwetsbare gebieden in het Nationaal Park zijn een deel van het jaar afgesloten voor het publiek. Op verschillende duintoppen zijn uitkijkpunten, die meestal ook toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers. In het bos zijn veel recreatieve voorzieningen, zoals een uitkijktoren bij de Fonteinsnol, picknick- en barbecueplaatsen, een mountainbikeparcours, speelweiden en veel wandel-, fiets- en ruiterpaden (bron www.npduinenvantexel.nl). Naast een sportieve activiteit geeft het klimbos de jeugd de mogelijkheid meer oog te krijgen voor de natuur. In samenwerking met Staatsbosbeheer ligt er een mogelijkheid om de jeugd ook meer natuureducatie te geven. Er is intensief contact geweest met alle betrokken partijen om dit plan te kunnen realiseren. Hierbij zijn onder meer Staatsbosbeheer, de gemeente Texel, Nationaal Park duinen van Texel en de vogelwerkgroep betrokken geweest. Er is ook contact gezocht met omwonende om hun te informeren.
2.2 Stedenbouwkundige structuur en bijzondere waarden De stedenbouwkundige structuur is die van een bos. Hieraan verandert niks. De klimelementen worden aan de bestaande bomen bevestigd. Mogelijk worden er enkele bomen gekapt, voor bijvoorbeeld de realisatie van het uitgiftepunt. Dit tast op geen enkele wijze de aanwezige kwaliteiten van de stedenbouwkundige structuur aan. Dit benadrukt juist de eigenschappen van het bos en maakt de natuurbeleving intenser. In het najaar van 2012 worden er door Staatsbosbeheer bomen gekapt om het bos gezond te houden. Hierbij wordt alvast rekening gehouden met de komst van het klimbos. 2.3 De nieuwe inrichting/ herordening van het perceel Het gebied wordt ingericht als klimbos. Door middel van touwen, bruggen en ladders kunnen de bezoekers van het klimbos zich op een hoogte van vier tot zeven meter door het bos bewegen. De klimroutes worden buiten de openingstijden van het klimbos afgesloten door de touwladders te verwijderen of omhoog te halen. De bouwwerken van de klimroutes worden gebouwd op basis van de uitgebreide ervaring van Skywalker uit Houten. Hierbij worden de bomen niet beschadigd. Na een bepaalde periode vindt steeds een controle plaats van alle bouwwerken om een goede en gezonde groei van de bomen te waarborgen. De bouw vindt plaats in overeenstemming met de geldende NEN-normen en het resultaat wordt TÜV gecertificeerd. Het klimbos is er op gericht om het bos en de natuur op een andere manier te kunnen beleven. Naast een recreatieterrein is het klimbos dan ook vooral een natuurbelevingspark..
2.4 Ontwerp Het uitgiftepunt is kleinschalig en wordt in hout uitgevoerd en past daarmee goed in zijn omgeving. Het zal geplaatst worden vlakbij de toegangsweg en het parkeerterrein, zoals op de situatietekening zichtbaar is gemaakt. Het uitgiftepunt wordt gebruikt als verkooppunt van toegangskaarten en kleine versnaperingen. Ook zijn er in het gebouw twee toiletruimtes, een verblijfsruimte voor de werknemers en een opslagruimte voor klimmaterialen aanwezig. De oppervlakte van het gebouw is ongeveer 36 m². Zie voor de verdere maatvoering de bouwtekeningen. Voor het uitgiftepunt zullen er losse zitgelegenheden worden geplaatst. Hierbij kan gedacht worden aan boomstammen of losse stoelen en tafels die na sluitingstijd opgeruimd kunnen worden. Er komt geen vast terras. Er zijn 4 tot 5 klimparcoursen met in totaal 60 hindernissen. Deze hindernissen worden steeds uitdagender en stijgen in moeilijkheidsgraad. Het klimparcours wordt met materialen passend bij het bos uitgevoerd.
3. Ruimtelijk beleidskader. 3.1 Rijksbeleid Relevant is de ‘Structuurvisie infrastructuur en Ruimte’, die op 13 maart 2012 in werking is getreden. De structuurvisie is een strategische nota op hoofdlijnen, waarin rijksverantwoordelijkheden en die van anderen helder zijn onderscheiden. Het gaat uit van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksoverheid. De ruimtelijke ordening komt zo dichtmogelijk te liggen bij degene die het aangaat en de gebruiker komt centraal te staan. Er is een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. De structuurvisie zoomt niet in op het schaalniveau, waarop het beoordelings- en afwegingsproces inzake het genoemde initiatief zich zullen voordoen, want de ontwikkeling valt niet binnen 1 van de 13 nationale belangen. Voor dergelijke ontwikkelingen is hoofdzakelijk het gemeentelijk niveau van belang. 3.2 Provinciaal beleid 3.2.1 Structuurvisie NH 2040 De ‘Structuurvisie Noord-Holland 2040’ –“Kwaliteit door veelzijdigheid”, is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. In de structuurvisie zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het ‘Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord’ (Het voormalige Streekplan), overgenomen. Uitgangspunt voor 2040 is “kwaliteit door veelzijdigheid”. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op deze doelstelling heeft de provincie drie provinciale hoofdbelangen aangewezen, die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling vormen van de provincie, te weten: Ruimtelijke kwaliteit, Duurzaam ruimtegebruik en Klimaatbestendigheid. De Provincie Noord-Holland zorgt voor gebieden met een hoge diversiteit, maakt deze waar mogelijk toegankelijk voor recreatie en bouwt deze uit tot een robuust, samenhangend netwerk. Structuurvisie strandwallen- en vlaktenlandschap
Totaalkaart Structuurvisie Texel
Kern van het natuurbeleid is de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbondennatuurgebieden. De Structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet direct voor gemeenten en burgers. Relevant voor de onderhavige planlocatie is, dat deze is gelegen in het “Kustzone”, zoals aangegeven op de Totaalkaart Structuurvisie en als “Strandwallen en vlaktelandschap” op de themakaart “Behoud en ontwikkeling van NoordHollandse Cultuurlandschappen”. Het beleid voor deze gebieden is gericht is op: ▫ landschapsontwikkeling t.b.v. recreatie en toerisme; ▫ combinatie landbouw met andere functies; ▫ toestaan van agrarische bouwpercelen tot 2 hectare. Daarbij wordt aangetekend, dat er buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen zijn toegestaan zonder ontheffing van GS en dat eventuele ontwikkelingen dienen te geschieden op basis van de landschappelijke identiteit. De ontwikkeling van een klimbos is geen stedelijke ontwikkeling en sluit aan bij de doelstelling van landschapsontwikkeling t.b.v. recreatie en toerisme. Structuurvisie Ecologische hoofdstructuur
Kaart nationaal park duinen van Texel
3.2.2 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie Deze vleidraad is een uitwerking van het in 2006 vastgestelde Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, dat werd gebruikt als leidraad voor ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en structuurplannen. Deze leidraad is eveneens op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. Hierin worden onder andere van verschillende landschapstypen de ruimtelijke kenmerken behandeld, om bij nieuwe ontwikkelingen verantwoord om te gaan met het verleden. Strandwallen- en vlaktenlandschap, direct achter de duinen liggen de wallen en vlakten van het Noord-Hollandse landschap. De wallen zijn ontstaan door toedoen van de invloeden van wind, rivieren en zee vanaf 3000 voor Christus. Op deze wallen liggen de Oude Duinen. Vanaf het Neolithicum (vanaf 11.000 voor Christus) zijn de strandwallen continue bewoond geweest. Het oorspronkelijke gebruik werd versterkt na de vestiging vanaf 600 na Christus door de ontginning van de veengebieden (strandvlakten) en de akkers op de wallen (geesten). Door de ontwikkeling van de geestgronden kent het landschap een noord-zuid gerichte structuur. Veel geestgronden zijn verdwenen, deze zijn echter nog wel zichtbaar door dorpsstructuren van bijvoorbeeld Limmen en Uitgeest. Het huidige gebruik van de wallen zijn langgerekte, noord-zuid lopende verdichte zones met bos, landgoederen en buitenplaatsen. En later ook villaparken. De samenhang van de wallen- en vlaktes wordt gevormd door de zogenaamde binnenduinrand. De verschillen zijn tussen de wallen (met name bossen) en de vlakten (boerenland) waarneembaar.
Leidraad Openheid
Leidraad Openheid
Leidraad Tijdsdiepten
Verordening Landelijk gebied
3.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) opgesteld. Deze verordening is eveneens op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening zijn regels voor zowel het bestaand bebouwd gebied als het landelijk gebied, regels voor uitsluitend het bestaand bebouwd gebied (BBG) en regels voor uitsluitend het landelijk gebied. De achtergrond van het aangeven van BBG is het in principe willen uitsluiten van een verdergaande “verstedelijking” of “verstening” van het landelijke gebied. Het project gebied ligt in het landelijk gebied. In de verordening is bepaald dat ‘op grond van een omgevingsvergunning’ voor gronden in het landelijk gebied geen (andere) stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt mogen worden. Een stedelijke ontwikkeling is onder andere het vestigen van een bedrijf waarbij het bouwen van bouwwerken mogelijk wordt gemaakt. Gedeputeerde Staten kunnen onder voorwaarden - hiervan ontheffing verlenen. De voorwaarden voor het verlenen van de ontheffing zijn onder andere: - dat de noodzaak van de stedelijke ontwikkeling voldoende duidelijk is; - dat voldoende duidelijk is dat de stedelijke ontwikkeling niet door bijvoorbeeld herinrichting in bestaand bebouwd gebied kan plaatsvinden; - dat de zogenoemde ‘ruimtelijke kwaliteitseis’ voor stedelijke ontwikkeling in het landelijk gebied wordt uitgewerkt. In de verordening zijn daarbij ook verschillende bijzondere gebieden onderscheiden. Op de kaart bij de verordening ligt het projectgebied in de ecologische hoofdstructuur (EHS) en een nationaal park; Gebied van de ecologische hoofdstructuur In de verordening is bepaald dat op grond van een omgevingsvergunning geen projecten mogelijk gemaakt mogen worden die de ontwikkeling van de EHS onomkeerbaar belemmeren en duidelijke nadelige gevolgen voor de belangrijke kenmerken en waarden van de EHS hebben. In de ruimtelijke onderbouwing voor een omgevingsvergunning moet de ‘ruimtelijke kwaliteitseis’ voor stedelijke ontwikkeling in het landelijk gebied worden uitgewerkt. Daarbij moet
in de ruimtelijke onderbouwing ook een omschrijving worden opgenomen van: - de waarden en karakteristieken per gebied zoals deze onder andere in de verordening en de natuurbeheerplannen is uiteengezet; - de manier waarop deze waarden en karakteristieken worden beschermd; - de manier waarop nadelige gevolgen voor deze waarden en karakteristieken worden voorkomen. Op de informatiekaart over het nationaal park duinen van Texel valt dit gebied buiten de EHS en buiten het nationaal park, deze kaart is niet juridisch bindend. Staatsbosbeheer en het nationaal park duinen van Texel hebben al aangegeven geen problemen te zien in de aanleg van dit klimbos. De grens wordt verlegd zodat er een stuk compensatie bos wordt benoemd tot nationaal park duinen van Texel, zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven. Het bos is op dit moment vrij toegankelijk en is recreatief als struinbos in gebruik. Het klimbos past hier goed bij, alleen struin je dan op een grotere hoogte door het bos, de natuur kan gewoon zijn gang blijven gaan en ondervindt geen noemenswaardige hinder hiervan, zoals ook uit het ecologisch onderzoek blijkt. Een ontwikkeling als dit klimbos is niet opgenomen in het lijstje van artikel 19 waarin voorbeelden zijn gegeven van ruimtelijke initiatieven die negatieve effecten hebben.
Provinciale milieuverordening Stiltegebied en Aardkundigewaarden
3.2.4 Provinciale Milieuverordening De Provinciale Milieuverordening regelt o.a. de bescherming van aardkundige monumenten en stilte gebieden. De planlocatie ligt dicht bij een aardkundig waardevol gebied, is geen aardkundig monument en ligt niet in de buurt van een stiltegebied. 3.2.5 Conclusie planontwikkeling getoetst aan provinciaal beleid De vestiging van het klimbos zorgt voor een verbreding van het toeristische aanbod op Texel. Het zorgt ervoor dat het bos op een andere manier dan gebruikelijk wordt beleefd en dat verschillende mensen het gaan gebruiken op een verantwoorde recreatieve manier. De waarde van het bos worden met het klimbos niet aangetast, maar juist versterkt en benadrukt. Dit omdat er gebruik wordt gemaakt van deze waarden, de hoogte van de bomen en de variatie van de openheid. Vastgesteld kan worden, dat deze ontwikkeling van het klimbos geen strijdigheden vertoont ten aanzien van het provinciale ruimtelijke beleid. 3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Structuurvisie 2020 Sinds september 2002 heeft de gemeente de beschikking over de nota “De toekomst van Texel - Structuurvisie 2020”. In 2006 startte de gemeenteraad met het project “Ruimte voor ontwikkeling, samen zorgen voor de toekomst”. De uitkomst daarvan is de geactualiseerde Structuurvisie 2020 ‘Texel op koers’. Hierin staan de gewenste ontwikkelingen voor de economie, de ruimtelijke ordening en zorg en welzijn. De Structuurvisie vormt voor de komende jaren een toetssteen voor de beleidsbeslissingen op deze terreinen en geeft richting aan de uitwerking daarvan. Het toekomstbeeld dat de gemeente voor ogen staat luidt kernachtig: “Texel 2020, een vitaal en springlevend eiland”. “Toeristen komen graag naar Texel” In het beeld van Texel in 2020 is voldoende ruimte voor recreatie en toerisme voor jongeren, gezinnen alsook ouderen. Er zijn voldoende fiets- en wandelpaden, wegen en er is voldoende parkeerruimte voor toeristen en inwoners. De bebouwing van de recreatie- en toerismevoorzieningen verschillen maar passen binnen het ruimtelijke beeld van Texel. De gemeente wil waarborgen dat plannen de belangrijke karakteristieken van Texel behouden en wanneer mogelijk versterken. De ondernemers moeten het toerisme ontwikkelen. Daarbij kiezen de ondernemers zelf welke voorzieningen zij willen ontwikkelen, onder de voorwaarde dat deze passen binnen de belangrijkste karakteristieken van Texel. “Texel natuureiland” Texel is in het beeld van Texel in 2020 samen met de Noord- en Waddenzee belangrijk voor bijzondere planten- en diersoorten en bijzondere terreinsoorten. De rijkdom van de natuurgebieden is aantrekkelijk voor toeristen én de inwoners van Texel. De natuurgebieden zijn in het algemeen goed toegankelijk. Dit draagt bij aan het begrip dat Texel een bijzonder eiland is. Sommige plaatsen zijn niet toegankelijk om bijzondere soorten te beschermen. De inwoners van Texel begrijpen dat ze op een bijzonder eiland wonen, ook vanwege de rijkdom van de natuurgebieden. Uit overleg met de inwoners blijkt duidelijk dat de natuurgebieden beter toegankelijk moeten worden voor recreatie en sport. De gemeente wil een evenwichtige ontwikkeling van het landschap. Dit betekent dat er voldoende (ontwikkelings)ruimte moet zijn voor natuur- en cultuurgronden. Ook wil de gemeente de natuur verbeteren. Hierdoor wordt de natuur ook beter toegankelijk. Het beleven van de natuur en medegebruik op kleine schaal vindt veel steun op Texel.
3.3.2 Vigerend Bestemmingsplan Buitengebied Texel, zoals dat door de gemeenteraad op 9 juli 1996 gewijzigd is vastgesteld en op 25 februari 1997 door Gedeputeerde Staten gedeeltelijk is goedgekeurd; - Buitengebied Texel, herziening ex artikel 30 WRO. Dit bestemmingsplan is op 14 juli 1998 door de gemeenteraad vastgesteld en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op 16 februari 1999.
Bestemmingsplan Buitengebied
Op grond van de geldende bestemmingsplannen zijn de gronden in het projectgebied bestemd als ‘Natuurgebied-B’ (Ex. Artikel 5) . Deze gronden zijn bestemd voor landschaps- en natuurbescherming en recreatie. Deze gronden mogen alleen worden gebruikt en ingericht voor onder andere het beheer van de aan de gronden eigen waarden voor het landschap, de natuur en recreatie. Strijdig is ook het oprichten van een gebouw (art5.3). (Maar dit gebouw is nodig om de gronden optimaal voor deze vorm van recreatie te gebruiken.) 3.3.3. Nota uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied Deze nota is vastgesteld bij raadsbesluit juli 2010 en 14 december 2010. Behoud van de kernkwaliteiten van Texel is één van de belangrijkste uitgangspunten (waarbij het gaat om natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden, én de nachtelijke duisternis, rust en ruimte). 3.3.4 Beleidsnota Toerisme en recreatie Op 9 september 2003 heeft de gemeenteraad de beleidsnota Toerisme en Recreatie op Texel vastgesteld. Hierin heeft de gemeente haar beleid voor toerisme en recreatie uiteengezet. In de beleidsnota worden de beleidsuitgangspunten voor recreatie, zoals opgenomen in de Structuurvisie Texel 2020 De Toekomst van Texel uiteengezet. De belangrijkste conclusies zijn dat toeristische voorzieningen in het westen van het eiland plaats geconcentreerd van moeten worden en dat nieuwe voorzieningen aan de volgende voorwaarden moeten voldoen: - het project moet bijdragen aan het karakter van Texel; - in het project een goede ruimtelijke inrichting van het terrein moet zijn voorzien. Daarbij moet onder andere de plaatselijke landschapselementen overwogen worden. De ruimtelijke inrichting van het terrein moet in overleg met de gemeente door middel van een omgevingsplan worden bepaald; - het project geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor parken en terreinen in de directe omgeving; - het project moet bijdragen aan een landschappelijk beeld op Texel. De Koog is de ideale locatie voor een klimbos, aangezien dit het toeristische centrum van Texel is binnen het toeristische concentratiegebied. Het klimbos maakt het bos interessanter voor een grotere doelgroep door er een functie aan toe te voegen, die de landschappelijke kenmerken van het bos benadrukken. 3.4 Conclusie Onderhavig plan past niet helemaal binnen het beleid zoals is opgenomen in het bestemmingsplan, maar sluit hier wel op aan. En past wel in het beleid zoals opgenomen in de structuurvisie en de nota toerisme en recreatie.
4. Beeldkwaliteit 4.1 Beeldkwaliteit als onderdeel van provinciaal ruimtelijk beleid In de Structuurvisie 2040 is het maken van een ‘beeldkwaliteitsplan’ verplicht gesteld voor nieuwe ontwikkelingen. De intentie van de provincie daarbij is samengevat in het credo “behoud door ontwikkeling”, waarbij een sterke nadruk wordt gelegd op ‘regionale identiteit’ en ‘ruimtelijke kwaliteit’. Voor de onderhavige ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van een klimbos met daarin bebouwing van 36m2, voor het uitgifte van materialen en kleine versnaperingen, en klimelementen bevestigd aan de bomen, wordt een beknopte beeldkwaliteitsparagraaf geacht voldoende inzicht te geven in de gevolgen van de ingreep voor de bestaande beeldkwaliteit. De volgende vijf elementen worden van belang geacht voor een beeldkwaliteitsplan: - aandacht voor de ontwikkelingsgeschiedenis; - aansluiting bij de ordeningsprincipes van het landschap (omgeving); - aansluiting bij de bebouwingskarakteristiek (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte); - inpassing van het plangebied in de wijdere omgeving (grotere landschapseenheid); - aandacht voor de bestaande kwaliteiten van het gebied en voor de maatregelen om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen. In het voorliggende geval kunnen breedvoerige overweging ten aanzien van genoemde „elementen‟ achterwege blijven: het betreft een herordening op een perceel, waarbij de aanwezige landschappelijke kwaliteit worden gerespecteerd. De bestaande stedenbouwkundige structuur wordt met de ingreep niet gewijzigd en bestaande kwaliteiten (van de omgeving) worden niet bedreigd. Er wordt voldaan aan de eisen, die gesteld kunnen worden in het kader van het provinciale uitgangspunt “behoud door ontwikkeling”. 4.2. De gemeentelijke welstandsnota Van toepassing is de herziene Gemeentelijke Welstandsnota van 2008. Het gebied waarin de planlocatie ligt is welstandsvrij; er zijn daarom geen gebiedsgerichte criteria gesteld. Bij het onderhavige initiatief is ook geen specifiek object betrokken, vallend onder thematisch beleid. Er behoeft geen advies te worden gevraagd aan de gemeentelijke welstandscommissie. De nieuwe bebouwing moet wel rekening houden met de karakteristieken van de omgeving. 4.3 Conclusie Er zijn geen voorwaarden aan de beeldkwaliteit gesteld. De uitvoering van het uitgiftepunt in hout en de geringe afmeting passen goed binnen de karakteristiek van het bos, dus voldoet het plan aan redelijke eisen van welstand.
Gemeentelijke welstandskaart
5. Milieubeperkingen en omgevingsaspecten 5.1 Milieu 5.1.1 Bodem en grondwater Verkennend bodemonderzoek is niet noodzakelijk aangezien er maar een beperkte oppervlakte wordt gebouwd en er volgens het bodemloket geen verontreinigingen in de buurt voorkomen. 5.1.2 Watertoets De verhardingssituatie wijzigt zich bij het voorliggende initiatief in kleine mate; de bebouwingstoename beperkt zich tot 36m² en dus wordt de grens van 800 m2 niet bereikt, die door het Hoogheemraad-schap Hollands Noorderkwartier als grens is gesteld, waarbij de noodzaak van compenserende maatregelen in beeld komt. Er vindt in principe geen extra terreinverharding plaats. In of aan de bouwwerken zullen geen materialen worden toegepast, welke een verontreinigende werking hebben op hemelwater en/of grondwater. De afvoer van hemelwater vindt gescheiden plaats van het “vuil” water (riolering). 5.1.3 Bedrijven en milieuzonering Er verandert weinig aan de bedrijfs- en milieuzonering ter plaatse. Er moet een zone van 30 meter worden gewaarborgd tussen een recreatieterrein en de dichtstbijzijnde woning. Dit is een richtafstand op basis van de uitgave Bedrijven en Milieuzonering, versie 2009, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De woning midden in het bos houdt nog steeds een afstand van ten minste 60 meter. 5.1.4 Geluid Het Klimbos is op grond van de Wegenverkeerswet geen geluidgevoelig terrein. Een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai van de weg Paal naar het parkeerterrein bij Paal 21. Door de realisatie van het klimbos neemt de verkeersintensiteit van de weg niet noemenswaardig toe. Hierdoor is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. 5.2 Verkeersaspecten Het klimbos maakt gebruik van de bestaande parkeerplaatsen van de grote parkeerplaats bij Paal 21. Er worden geen nieuwe verkeersmaatregelen genomen, dit is niet noodzakelijk. 5.3 Luchtkwaliteit Bij ontwikkelingen is in algemene zin onderzoek nodig naar de bestaande luchtkwaliteit en de effecten, die de realisatie van die ontwikkelingen daarop zal hebben. 15 november 2007 is de “Wet Luchtkwaliteit” (Stb.2007,434) in werking getreden. Deze wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt in niet betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als de 3%-grens niet wordt overschreden. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe “Wet Luchtkwaliteit‟ geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: ▪ er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; ▪ een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; ▪ een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit; ▪ een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL. Met de voorgenomen ontwikkeling wijzigt de activiteit ter plaatse zich nihil; dit heeft dan ook geen invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse. 5.4 Externe veiligheid Op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen dient in ruimtelijke plannen aandacht geschonken te worden aan de risico’s die zijn verbonden aan risicovolle inrichtingen. Volgens de “Risicokaart Noord-Holland” zijn in de wijdere omgeving van de planlocatie geen risicovolle bedrijven, vaar-, rail- of autowegen, waarover risicovolle transporten plaats vinden. 5.5 Cultuurhistorie Op de aardkundige waarden kaart uit de Leidraad landschap en cultuurhistorie valt af te lezen dat de ontwikkeling plaats vindt buiten het aardkundig waardevol gebied en ook geen aardkundig monument bevat. De ontwikkeling heeft dus geen invloed op de aardkundige waarden van Texel.
Leidraad l & C Aardkundige waarden
Archeologische verwachtingskaart gemeente Texel
5.6 Archeologie Volgens de verwachtingskaart van de provincie uit ‘Leidraad Landschap en Cultuurhistorie’ vastgesteld door GS op 21 juni 2010 valt deze locatie buiten het gebied met een archeologische verwachtingswaarde van provinciaal belang. Uit gemeentelijk onderzoek uitgevoerd door Vestigia in 2007 blijkt echter dat de locatie ‘Paal’ een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. De grond wordt niet dieper dan tot 50cm geroerd. Archeologie vormt hierdoor geen belemmering voor de uitvoer van dit project.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie Archeologische verwachtingskaart
5.7 Natuurwaarden / Habitatrichtlijn -Vogelrichtlijn / Flora en Fauna Voor de flora en fauna is een ecologisch onderzoek uitgevoerd, die als bijlage bij dit document is gevoegd. - De conclusie van dit onderzoek is voor wat betreft de Flora- en faunawet Er bestaat geen noodzaak tot het aanvragen van ontheffingen in het kader van de Flora en faunawet. Wel blijft voor alle soorten de algemene zorgplicht gelden. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze daarom de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Voor de vogels die zijn aangetroffen geldt dat de nesten buiten het broedseizoen niet van belang zijn voor de instandhouding van de soort. Indien de werkzaamheden buiten de broedperiode worden uitgevoerd, met voorkeur in het winterhalfjaar, is het derhalve niet nodig ontheffing aan te vragen. - De conclusie van dit onderzoek is voor wat betreft de Ecologische Hoofdstructuur Voor het plangebied geldt dat bij uitvoering van de voorgenomen ingreep geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige waarden en kenmerken van het EHS-gebied. Daarnaast zijn de ambities voor het plangebied zodanig dat deze met het voorgenomen gebruik in de toekomst niet in gevaar komen. Omdat het gebruik van het plangebied in de toekomst niet wijzigt ten opzichte van de huidige situatie, zal de onderlinge samenhang en robuustheid van de EHS niet worden aangetast. De vogelwerkgroep heeft bezwaar tegen de komst van dit klimbos op deze lokatie, “het is een stevige ingreep in het leefgebied van de vogels”. Staatsbosbeheer is het hier niet mee eens, “het is nu al een speelbos, wandelaars mogen van de paden af en huttenbouwen. Er heerst al een grote recreatiedruk. De natuur die er is, is ontstaan toen het gebied al opengesteld was. We gaan er vanuit dat het er in die vorm blijft”. Zie ook het kranten artikel hiernaast. Het is opmerkelijk dat de vogelwerkgroep dit zegt aangezien ze vanaf het begin bij de locatiebepaling betrokken zijn geweest. 5.8 Duurzaam bouwen Bij het bouwen van het uitgiftepunt en de aanleg van het klimparcours zal worden uitgegaan van een uitvoering conform de richtlijnen van het ‘Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen’. 5.9 Conclusie Aan de milieukundige situatie verandert weinig tot niks, dit vormt daardoor geen belemmering voor de ontwikkeling van dit project. Er moet wel rekening gehouden worden met het broedseizoen.
6. Uitvoerbaarheid 6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid - Wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de gemeente bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning o.a. inhoudende een grote planologische afwijking, overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan of bij het project in geding zijn. Dit plan omvat zo’n kleine afwijking dat dit als het al nodig is geen problemen op gaat leveren omdat het zoals in deze ruimtelijke onderbouwing is aangegeven geen problemen te verwachten zijn. - Tervisielegging ontwerp De ontwerp omgevingsvergunning, voor wat betreft de activiteit grote planologische afwijking, zal na publicatie voor 6 weken ter inzage worden gelegd. De zienswijzen worden door burgemeester en wethouders in de besluitvorming meegenomen. - Verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo, kan slechts worden verleend nadat de gemeenteraad heeft verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. 6.2 Economische/financiële uitvoerbaarheid Het voorliggende plan is een initiatief van Wadventure Texel, Marco Tadema & Chantal Thijs, Nonnenakkker 27,1383 BW Weesp. De kosten van de ontwikkeling van het klimbos zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Met betrekking tot het planschade-risico zal tussen gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst worden gesloten. 6.3 Conclusie Voor de uitvoerbaarheid van het plan zijn geen belemmeringen.
Texelse courant dansdag 19 juni 2012
Ecologisch onderzoek in verband met de voorgenomen aanleg van een klimbos nabij paal 21 te Texel
Rapport 2012-041 J. van Goethem E. van der Ploeg
Behoort bij besluit van Burgemeester en Wethouders van Texel, 13.UP00576 kenmerk: WHZ-2012-0178 zaaknummer: kenmerk document:Bijlage 7 van 9 Burgemeester en Wethouders van Texel, namens dezen, Teamleider Vergunningen a.i.
Ecologisch onderzoek in verband met de voorgenomen aanleg van een klimbos nabij paal 21 te Texel
Rapport 2012-041 J. van Goethem E. van der Ploeg
bezoekadres postadres telefoon telefax email website
oosterweg 127 Haren postbus 111 9750 AC Haren 050 8200018 050 8200013
[email protected] www.koemanenbijkerk.nl
Toetsing Flora- en faunawet – Nienoord te Leek
3
Colofon Opdrachtgever
Wadventure Texel, Nonnenakker 27, 1383 BW Weesp
Titel
Ecologisch onderzoek in verband met de voorgenomen aanleg van een klimbos nabij paal 21 te Texel. Texel
Auteurs
J. van Goethem, E. van der Ploeg
Datum
27 augustus 2012
Pagina’s (inclusief bijlagen)
36
Projectnr
2012-078
Rapportnr
2012-041
Status
Definitief
Akkoord
Dr. ir. G. Mulderij
Paraaf
Foto omslag: zicht vanaf de grens op het plangebied Deze publicatie kan geciteerd worden als: van Goethem, J. & E. van der Ploeg 2011. Ecologisch onderzoek in verband met de voorgenomen aanleg van een klimbos nabij paal 21 te Texel. Texel Rapport 2012-041, 2012 Koeman en Bijkerk bv, Haren.
© Koeman en Bijkerk bv / Wadventure Texel Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Koeman en Bijkerk bv, noch mag het zonder zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Koeman en Bijkerk bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede schade welke voortvloeit uit toepassingen van resultaten van werkzaamheden of andere andere gegevens verkregen van Koeman en Bijkerk bv; opdrachtgever vrijwaart Koeman en Bijkerk bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing.
4
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
5
Inhoudsopgave Samenvatting
7
1
Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Doel 1.3 Opzet 1.4 Volledigheid
9 9 10 10 10
2
Wettelijk kader 2.1 Flora- en faunawet 2.2 Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 2.3 Soorten van de Nederlandse Rode Lijst
13 13 17 19
3
Huidige natuurwaarde onderzoeksgebied 3.1 Gebiedsbeschrijving 3.2 Speciale Beschermingszones 3.3 Bronnenonderzoek 3.4 Waargenomen soorten 3.5 Gebiedspotenties
21 21 22 22 24 25
4
‘Nee-tenzij’-toetsing 4.1 Toetsingscriteria
27 27
5
Conclusies 5.1 Gevolgen van de ingreep en mitigerende maatregelen 5.2 Eindconclusie
31 31 32
6
Literatuur
33
Bijlage I Waargenomen soorten in het plangebied en hun beschermingsstatus
35
6
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
7
Samenvatting In opdracht van Wadventure Texel te Weesp, heeft Koeman en Bijkerk bv een ecologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen aanleg van een klimbos nabij paal 21 te Texel. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1,5 ha en ligt ten noordoosten van het dorp de Koog. Voor de aanleg van het klimbos zullen enkele bomen worden gekapt, ten behoeve van de aanleg van een klimhindernis en de bouw van een klein uitgiftepunt van materialen en kleine versnaperingen. Het plangebied maakt deel uit van het Nationaal Park Duinen van Texel en ligt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In dat kader is naast een toetsing aan de Flora- en faunawet ook een ‘Nee-tenzij’toetsing uitgevoerd. Op basis van een op 29 mei 2012 afgelegd veldbezoek is het plangebied aangemerkt als een gebied met matige natuurwaarde. Er bestaat geen noodzaak tot het aanvragen van ontheffingen in het kader van de Floraen faunawet. Wel blijft voor alle soorten de algemene zorgplicht gelden. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze daarom de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Het plangebied kan van belang zijn voor enkele kleine zoogdieren zoals verschillende muizensoorten en het Konijn. Dit zijn echter soorten van tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet waarvoor sinds 23 februari 2005 een algemene vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet wordt verleend bij, onder andere, ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de vogels die zijn aangetroffen geldt dat de nesten buiten het broedseizoen niet van belang zijn voor de instandhouding van de soort. Indien de werkzaamheden buiten de broedperiode worden uitgevoerd, met voorkeur in het winterhalfjaar, is het derhalve niet nodig ontheffing aan te vragen. Voor het plangebied geldt dat bij uitvoering van de voorgenomen ingreep geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige waarden en kenmerken van het EHS-gebied. Daarnaast zijn de ambities voor het plangebied zodanig dat deze met het voorgenomen gebruik in de toekomst niet in gevaar komen. Omdat het gebruik van het plangebied in de toekomst niet wijzigt ten opzichte van de huidige situatie, zal de onderlinge samenhang en robuustheid van de EHS niet worden aangetast.
8
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
1
Inleiding
1.1
Achtergrond
9
In opdracht van Wadventure Texel te Weesp, heeft Koeman en Bijkerk bv een ecologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen aanleg van een klimbos nabij paal 21 te Texel. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1,5 ha en ligt ten noordoosten van het dorp de Koog. Voor de aanleg van het klimbos zullen enkele bomen worden gekapt, ten behoeve van de aanleg van een klimhindernis en de bouw van een klein uitgiftepunt van materialen en kleine versnaperingen. Het plangebied maakt deel uit van het Nationaal Park Duinen van Texel en ligt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In dat kader is naast een toetsing aan de Flora- en faunawet ook een ‘Nee-tenzij’toetsing uitegvoerd. Het plangebied bevindt zich binnen de kilometerhokken met de Amersfoort coördinaten 113-568 en 113-569 (Figuur 1). Een kilometerhok is een vastgelegd gebied van 1x1 km dat als standaard dient voor het inventariseren van de flora en fauna door de Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO’s).
Figuur 1 Links de globale situering van het plangebied binnen de km-hokken 113-568 en 113-569 (blauw omcirkeld). Rechts een luchtfoto met rood omlijnd het plangebied (bron: Google Earth).
10
1.2
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Doel
Doel van het onderzoek was het toetsen van de voorgenomen ingreep aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Hiertoe moest voor eventueel aanwezige beschermde soorten worden nagegaan of de voorgenomen ingreep naar verwachting leidt tot het overtreden van verbodsbepalingen. Bij verwachtte overtreding van verbodsbepalingen moet worden nagegaan of een vrijstelling geldt of dat ontheffing van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd (zie 2.1). Daarnaast moest worden nagegaan of er eventuele negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde natuurgebieden in de omgeving (zie 2.2).
1.3
Opzet
Tijdens het veldbezoek op 29 mei 2012, is het hele plangebied onderzocht op geschiktheid voor en het voorkomen van alle voor de Flora- en faunawet relevante planten- en diersoorten. Het bestaan van beschermde natuurgebieden, Natura 2000gebieden en gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), in of rond het plangebied werd nagegaan bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). De beschikbaarheid van bestaande inventarisatiegegevens uit het gebied werd nagegaan bij het Natuurloket, een stichting die de gezamenlijke Particuliere Gegevensbeherende Organistaties (PGO’s) vertegenwoordigt. In dit rapport worden de resultaten van de quickscan en de ‘Nee-tenzij’-toetsing beschreven. Hierbij worden de volgende vragen beantwoord: • Welke beschermde soorten zijn in het plangebied (en de directe omgeving) aanwezig en/of kunnen hier verwacht worden? • Wat is het effect van de voorgenomen ingreep op de aanwezige beschermde soorten? • Wat is het effect van de voorgenomen ingreep op de aanwezige beheertypen en beheertypenambities voor de delen van het plangebied welke binnen de EHS vallen? • Worden er verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden, en zo ja welke? • Zijn er mogelijkheden voor mitigatie en/of compensatie? • Is nader onderzoek noodzakelijk? • Moet er een ontheffing worden aangevraagd?
1.4
Volledigheid
Het uitgevoerde onderzoek betreft een quickscan en een ‘Nee-tenzij’-toetsing. Binnen de beperkte tijd van het veldonderzoek is nooit met zekerheid vast te stellen dat alle aanwezige soorten zijn waargenomen.
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
11
Op grond van de beknopte gegevens van het Natuurloket en het veldbezoek in mei 2012, denken wij echter dat de kans op het voorkomen van beschermde soorten in het plangebied goed kon worden ingeschat.
12
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
2
13
Wettelijk kader
De Natuurbeschermingswet dateert uit 1967. Deze voldeed niet aan de verplichtingen van de internationale verdragen en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Anonymus 1979, 1992). Daarom is het Nederlandse natuurbeschermingsrecht aangepast. In 2002 is de Flora- en faunawet (Anonymus 1998, 2000) van kracht geworden waarin de soortenbescherming is opgenomen en in oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden in werking getreden. De laatste wijzigingen aan de Natuurbeschermingswet zijn van kracht sinds de invoering van de Crisis- en herstelwet uit 2010. De teksten voor dit hoofdstuk zijn grotendeels ontleend aan de website van het voormalig ministerie van LNV (www.minlnv.nl, nu te vinden op www.rijksoverheid.nl).
2.1
Flora- en faunawet
In de Flora- en faunawet is het soortenbeschermingsdeel van de Habitatrichtlijn en de 1 Vogelrichtlijn geïmplementeerd evenals het CITES -verdrag. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Beschermde soorten Onder de Flora- en faunawet zijn de volgende soorten als beschermd aangewezen: • een aantal inheemse plantensoorten; • alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren (met uitzondering van Zwarte rat, Bruine rat en Huismuis); • alle van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten; • alle van nature in Nederland voorkomende amfibieën- en reptielensoorten; • alle van nature in Nederland voorkomende vissoorten (met uitzondering van soorten genoemd in de Visserijwet 1963); • een aantal overige inheemse diersoorten; • een aantal uitheemse dier- en plantensoorten. Zorgplicht en verbodsbepalingen In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen en de wet bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust gelaten worden (alleen de relevante verbodsbepalingen worden hier genoemd). • Artikel 2: Zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren 1
CITES is het verdrag dat de internationale handel van in het wild levende dier- en plantensoorten reguleert teneinde uitsterven van soorten door overexploitatie te voorkomen.
14
•
•
• •
•
•
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat; Artikel 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen; Artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen; Artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten; Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren; Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen; Artikel 13: Het is verboden om beschermde dier- en plantensoorten te vervoeren en onder zich te hebben.
Beschermingsregimes In 2005 is de Flora- en faunawet gewijzigd door een inwerking getreden Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB artikel 75 Flora- en faunawet). Artikel 75 biedt de mogelijkheid ontheffing aan te vragen van de verbodsbepalingen (artikel 8 t/m12, zie hierboven). Ook biedt de Flora- en faunawet voor bepaalde soorten en ingrepen vrijstellingen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In de huidige opzet van de Flora- en faunawet zijn beschermde soorten onderverdeeld in drie tabellen, elk met hun eigen beschermingsregime, en worden vogels apart behandeld (Figuur 2). De volgende drie beschermingsregimes worden onderscheiden: • Regime 1: Hieronder vallen de zogenaamde tabel 1-soorten. Dit betreft een aantal beschermde, maar vrij algemene soorten in Nederland. De gunstige staat van instandhouding in Nederland is momenteel niet in het geding en ze staan niet vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn; • Regime 2: Hieronder vallen de zogenaamde tabel 2-soorten. Dit betreft de ‘overige beschermde soorten’. Deze soorten zijn beschermd en de gunstige staat van instandhouding in Nederland kan in het geding zijn. Ze staan niet vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn; • Regime 3: Hieronder vallen de zogenaamde tabel 3-soorten. Dit betreft de ‘strikt beschermde soorten’. Voor deze soorten geldt dat de gunstige staat van instandhouding in Nederland duidelijk in het geding is en/of dat ze vermeld staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. De eerste groep betreft soorten die middels een Algemene Maatregel van Bestuur door de voormalig minister van LNV zijn
15
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
aangewezen (AMvB bijlage 1-soorten). De tweede groep betreft soorten uit bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn; • Vogels: Vogels zijn niet in één van bovengenoemde tabellen opgenomen en worden onder de Flora- en faunawet apart behandeld. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar door gebruiken zijn jaarrond beschermd. Er worden vier categorieën van nesten onderscheiden die hele jaar door zijn beschermd: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: Steenuil); 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: Roek, Gierzwaluw en Huismus); 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaatsen zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: Ooievaar, Kerkuil en Slechtvalk); 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (bijvoorbeeld: Boomvalk, Buizerd en Ransuil).
nee
Komen er beschermde dier- of plantensoorten voor in het gebied?
U hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen, maar u moet wel de zorgplicht nakomen.
ja
Hebben uw activiteiten effect op de beschermde dier- of plantensoorten? nee ja
Voor deze soorten geldt een vrijstelling. U hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen, maar u moet wel de zorgplicht nakomen.
Als een goedgekeurde gedragscode van toepassing is op uw activiteiten geldt een vrijstelling. U hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen, maar u moet uw activiteiten aantoonbaar uitvoeren zoals in de gedragscode staat. De zorgplicht geldt ook voor u.
Soorten uit tabel 1
ja
Kunt u werken volgens een goedgekeurde gedragscode?
Soorten uit tabel 2
Soorten uit tabel 3
Soorten uit bijlage 1 Besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten
Vogels
Soorten uit bijlage IV Habitatrichtlijn
nee
Kunt u maatregelen nemen om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen te garanderen? nee
Vraag ontheffing aan
nee
Vraag ontheffing aan op grond van een wettelijk belang uit het Besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten
nee
Vraag ontheffing aan op grond van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn
nee
Vraag ontheffing aan op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn
ja
Vraag een ontheffing aan om uw mitigerende maatregelen goed te laten keuren. Zijn de maatregelen voldoende dan ontvangt u een beschikking met daarin de goedkeuring in de vorm van een afwijzing van uw ontheffingsaanvraag.
Figuur 2 Stroomschema voor activiteiten- en werkzaamheden die uitgevoerd worden vanwege ruimtelijke ontwikkeling en -inrichting (Uit: LNV, 2009)
16
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Hoe te handelen bij het aantreffen van beschermde soorten • Tabel 1-soorten: Voor soorten uit tabel 1 geldt sinds 23 februari 2005 een algemene vrijstelling die in het kader van de Flora- en faunawet wordt verleend bij, onder andere, ruimtelijke ontwikkelingen (AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet). Voor deze soorten hoeft daarom geen ontheffing te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht (artikel 2) blijft wel onverminderd van kracht. • Tabel 2-soorten: Wanneer activiteiten worden ondernomen die zijn te kwalificeren als bestendig gebruik of bestendig beheer en onderhoud of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor deze soorten voor de artikelen 8 t/m 12, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. In zo'n code staat hoe u tijdens werkzaamheden schade aan beschermde planten en dieren voorkomt of minimaliseert. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en worden ingediend voor goedkeuring. Wanneer het niet mogelijk is de activiteiten via een goedgekeurde gedragscode uit te voeren, moeten mitigerende maatregelen worden genomen om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Deze maatregelen moeten voorafgaand aan de activiteiten worden goedgekeurd door middel van een ontheffingsaanvraag. Als de maatregelen voldoende zijn krijgt men een beschikking met daarin de goedkeuring van de voorgenomen maatregelen. De goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Er is namelijk geen ontheffing nodig doordat met de mitigerende maatregelen overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen. • Tabel 3-soorten: Dit zijn soorten die vermeld zijn in bijlage 1 van bovengenoemde AMvB, alsmede soorten die voorkomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en die daardoor een strikte bescherming genieten. In dit geval dient u mitigerende maatregelen te treffen om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Deze maatregelen moeten voorafgaand aan de activiteiten worden goedgekeurd door middel van een ontheffingsaanvraag. Wanneer de maatregelen als voldoende worden beschouwd, krijgt men een beschikking met daarin de goedkeuring van de maatregelen. De goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Er is namelijk geen ontheffing nodig doordat met de mitigerende maatregelen overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen. Wanneer geen of onvoldoende mitigerende maatregelen kunnen worden genomen dient een ontheffing te worden aangevraagd op grond van een wettelijk belang uit het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (bijlage 1-soorten) of op grond van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn (bijlage IVsoorten). • Vogels: Werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust (artikel 10), of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord (artikel 11), zijn verboden. De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt (nesten, holen en dergelijke), inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn, én slechts gedurende de periode dat er wordt gebroed. In de praktijk betekent dit dat
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
17
met name het broedseizoen (voor de meeste vogels 15 maart - 15 juli) dient te worden ontzien. Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden zal in het algemeen niet snel een ontheffing nodig zijn. In de Flora- en faunawet wordt geen vast begrensde broedperiode gehanteerd. Indien een broedgeval wordt geconstateerd valt deze binnen de broedperiode, ongeacht de datum. Wanneer een jaarrond beschermd nest wordt aangetroffen en deze door de ingreep zal verdwijnen is een omgevingscheck nodig. Dit houdt in dat een deskundige moet vaststellen of in de omgeving voldoende gelegenheid bestaat voor de soort om zelfstandig een vervangend nest te vinden of te bouwen. Wanneer dit niet het geval is dan moet, voor zover mogelijk, een alternatief nest worden aangeboden. Is dit niet mogelijk dan zal een ontheffing moeten worden aangevraagd op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.
2.2
Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet is gericht op gebiedsbescherming, de aangewezen gebieden en het beschermingsregime dat daarbij hoort. Een ontheffing voor de Flora- en faunawet betekent niet automatisch een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet. Ook het omgekeerde geldt. Beide wetten staan naast elkaar! In Nederland hebben veel natuurgebieden een beschermde status onder de Natuurbeschermingswet gekregen. Daarbij kunnen drie categorieën beschermingsgebieden worden onderscheiden: • • •
Natura 2000-gebieden Beschermde natuurmonumenten Wetlands
Onder Natura 2000-gebieden vallen de gebieden die op grond van de Vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijn zijn aangewezen. Voor al deze gebieden gelden instandhoudingsdoelen. De essentie van het beschermingsregime voor deze gebieden is dat deze instandhoudingsdoelen niet in gevaar mogen worden gebracht. Deze instandhoudingsdoelen zijn terug te vinden in de aanwijzingsbesluiten. Om dit toetsbaar te maken, kent de Natuurbeschermingswet 1998 voor projecten en andere handelingen (zowel bestaand als nieuw) die gevolgen voor soorten en habitats van de betreffende gebieden zouden kunnen hebben, een vergunningplicht. Een vergunning voor een project wordt alleen verleend wanneer zeker is dat de instandhoudingsdoelen van het gebied niet in gevaar worden gebracht. Hiervan mag alleen worden afgeweken wanneer alternatieve oplossingen voor het project ontbreken èn wanneer sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. Bovendien moet voorafgaande aan het toestaan van een afwijking zeker zijn dat alle schade gecompenseerd wordt (de zogenaamde ADC-toets: Alternatieven, Dwingende redenen van groot openbaar belang en Compenserende maatregelen). Redenen van economische aard kunnen ook gelden als dwingende reden van groot openbaar belang. Als prioritaire soorten of habitats deel uitmaken van de instandhoudingsdoelen mogen redenen van economische aard alleen gebruikt worden na toetsing door de Europese Commissie (LNV 2005).
18
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Verlenen van vergunning op grond van Natuurbeschermingswet Projecten en andere handelingen in of buiten een Natura 2000-gebied kunnen vergunningsplichtig zijn; de wet kent namelijk de zogenaamde externe werking. Ook als activiteiten buiten een beschermd gebied plaats zullen vinden en negatieve gevolgen kunnen hebben voor het gebied, moeten deze beoordeeld worden. Hierbij moeten ook cumulatieve effecten worden betrokken. Dit kan betekenen dat een plan of handeling op zich geen significant effect veroorzaakt maar in combinatie met andere handelingen of plannen wel. Ook dan is een vergunning noodzakelijk. De Natuurbeschermingswet kent twee routes voor het verlenen van een vergunning. Als significante negatieve effecten op kunnen treden moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Als er wel effecten verwacht worden, maar deze zeker niet significant zullen zijn, kan worden volstaan met een Verslechterings- en Verstoringstoets (VV-toets). Samengevat betekent dit dat er een drietal situaties mogelijk zijn: 1. Zeker geen negatief effect: Geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig. 2. Mogelijk negatief effect maar zeker geen significant negatief effect: Verslechterings- en Verstoringstoets, afhankelijk van de uitkomst wordt al dan niet een vergunning verleend. 3. Kans op een significant negatief effect: Passende beoordeling (zwaardere procedure) noodzakelijk. Afhankelijk van de uitkomst wordt al dan niet een vergunning verleend. Bij een kans op negatieve effecten is het aan te raden om in een vroeg stadium met het bevoegd gezag te overleggen over de te volgen procedure. Gebiedsbescherming buiten de Natuurbeschermingswet De natuur in Nederland is behoorlijk versnipperd. Om daar verandering in aan te brengen werken het Rijk en de provincies sinds 1990 aan de aanleg van een duurzaam, samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden: de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS bestaat uit natuurgebieden die met elkaar verbonden worden door ecologische verbindingszones. De specifieke waarden en kwaliteiten bepalen of ruimtelijke initiatieven doorgang kunnen vinden. Binnen de EHS geldt een ‘nee, tenzij’- benadering. Dit houdt in dat er geen bestemmingswijzigingen mogelijk zijn als daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast. Dit alles tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om deze ‘nee, tenzij’-benadering toe te passen is het nodig om te weten waar welke waarden en kwaliteiten van belang zijn. Hiervoor is de interactieve Natuurbeheerplankaart van de provincie Noord-Holland gebruikt (Provincie NoordHolland 2012). Daarnaast is voor de toetsing gebruik gemaakt van de algemeen geldende regels van de overheid en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie van de provincie (Provincie Noord-Holland 2010).
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
19
Grote delen van de EHS zijn, vanwege het voorkomen van specifieke kwalificerende habitats en soorten aangewezen als Natura 2000-gebied. Het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet wijkt op onderdelen af van het streekplanregime. Echter de streekplanuitwerking is, voor zover de EHS de Natura 2000-gebieden overlapt, complementair. Dat wil zeggen dat specifieke waarden die bescherming genieten onder de Natuurbeschemingswet, niet meer extra door provinciaal beleid worden beschermd. Kernkwaliteiten en omgevingscondities die geen bescherming genieten onder de Natuurbeschermingswet, vallen binnen het afwegingskader van het streekplan.
2.3
Soorten van de Nederlandse Rode Lijst
De Rode Lijst bevat een overzicht van soorten die uit Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. Dit wordt bepaald op basis van zeldzaamheid en/of negatieve trend. Doordat overheden en terreinbeherende organisaties bij hun beleid en beheer rekening houden met de Rode Lijsten, wordt gehoopt dat van de nu bedreigde organismen er in de toekomst een aantal niet meer bedreigd zal zijn en dus van de Rode Lijst afgevoerd kan worden. De Rode Lijst-soorten worden ingedeeld in de volgende categorieën, met de daarbij behorende trend en zeldzaamheid: 1. uitgestorven op wereldschaal: maximaal afgenomen en nu afwezig op wereldschaal; 2. in het wild uitgestorven op wereldschaal: maximaal afgenomen en nu in het wild afwezig op wereldschaal, maar in Nederland nog wel in gevangenschap gehouden of gekweekt; 3. verdwenen uit Nederland: maximaal afgenomen en nu afwezig in Nederland; 4. in het wild verdwenen uit Nederland: maximaal afgenomen en nu in het wild afwezig in Nederland, maar in Nederland nog wel in gevangenschap gehouden of gekweekt; 5. ernstig bedreigd: zeer sterk afgenomen en nu zeer zeldzaam; 6. bedreigd: sterk afgenomen en nu zeldzaam tot zeer zeldzaam, of zeer sterk afgenomen en nu zeldzaam; 7. kwetsbaar: matig afgenomen en nu vrij tot zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen en nu vrij zeldzaam; 8. gevoelig: stabiel of toegenomen maar zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen maar nog algemeen. Rode lijsten hebben geen juridische status. Als een soort op de lijst komt, is deze niet automatisch beschermd. Daarvoor moet de soort worden aangewezen onder de Floraen faunawet. De Rode lijsten helpen daarbij. Deze lijsten worden ook gebruikt om te toetsen of de beleidsdoelen over biodiversiteit worden gehaald.
20
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
3
Huidige natuurwaarde onderzoeksgebied
3.1
Gebiedsbeschrijving
21
Het plangebied betreft een klein deel van een uitgestrekt duinbos, dat hoofdzakelijk bestaat uit Grove den (Pinus sylvestris) en Zomereik (Quercus robur). Daarnaast zijn enkele exemplaren van de Gewone esdoorn (Acer campestre), Zwarte els (Alnus glutinosa) en Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia) in het bos te vinden. In de struiklaag is vooral de exoot Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) aanwezig. Naast de Amerikaanse vogelkers vormt Wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) een belangrijk deel van de struiklaag. Deze plant beklimt diverse bomen, maar is vooral ook te vinden tussen de veelvuldig aanwezige Gewone braam (Rubus fruticosus). De zuidwestzijde van het plangebied is iets voedselrijker dan het noordoostelijke gedeelte. Dit is terug te zien in de vegetatie die, langs de zuidwestrand, soorten zoals Riet (Phragmites australis), Grote brandnetel (Urtica dioica) en Hondsdraf (Glechoma hederacea) bevat. Deze soorten ontbreken elders in het gebied. Langs de westgrens van het gebied werden alle in de soortenlijst (Bijlage I) opgenomen dagvlindersoorten waargenomen. De vegetatiebedekking is hier hoog, in tegenstelling tot de vegetatie welke meer oostelijk in het plangebied te vinden is. In het oostelijke deel is de vegetatie plaatselijk schraler en worden soorten aangetroffen zoals Gewone veldbies (Luzula campestris), Ruw vergeet-mij-nietje (Myosotis ramosissima) en Muizenoor (Hieracium pilosella). Lokaal domineert Gewone eikvaren (Polypodium vulgare) de vegetatie en hier en daar groeit Rankende helmbloem (Ceratocapnos claviculata). In het bos werd eveneens Kraaihei (Empetrum nigrum) aangetroffen. De uiterste oostgrens van het plangebied (de berm langs de Paal) is schraal en vrij soortenrijk. Eenjarige hardbloem (Scleranthus annuus), Gewone reigersbek (Erodium cicutarium) en Tormentil (Potentilla erecta) komen alleen hier voor. Op basis van de redelijke diversiteit aan soorten kan de natuurwaarde van het plangebied worden gekarakteriseerd als matig.
22
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Figuur 3 Een overzicht van het westelijk deel van het plangebied met een redelijk ruige vegetatie (links) en een overzicht van het bos met schrale ondergroei (rechts).
3.2
Speciale Beschermingszones
Het plangebied maakt deel uit van het Nationaal Park Duinen van Texel en ligt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Daarnaast grenst het plangebied aan het Natura 2000-gebied ‘Duinen en Lage Land Texel’.
3.3
Bronnenonderzoek
Het Natuurloket geeft een eerste indruk van mogelijk aanwezige beschermde soorten. Per soortgroep wordt aangegeven met welke nauwkeurigheid deze in het verleden is onderzocht en hoeveel beschermde soorten daarbij zijn aangetroffen. Op grond van de gegevens van het Natuurloket werd vastgesteld dat de kilometerhokken 113-568 en 113-569 waarbinnen het plangebied zich bevindt, in het verleden voor de meeste soortgroepen slecht of helemaal niet, is onderzocht (Tabel 1). Alleen dagvlinders en water-/wintervogels zijn goed en vrij recent geïnventariseerd. Naast enkele lichtbeschermde vaatplanten, zoogdieren en amfibieën (tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet) zijn er ook enkele strengbeschermde soorten (tabel 2/3 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet) aangetroffen in beide km-hokken. Daarnaast is een groot aantal vogels aangetroffen. Hierbij gaat het waarschijnlijk met name om trekvogels die direct langs de kust voorkomen. Het plangebied heeft slechts een beperkte omvang en beschikt, in vergelijking met andere delen binnen het km-hok, in veel mindere mate over habitat dat potentieel geschikt is voor beschermde soorten. Het wordt zeer onwaarschijnlijk geacht dat de aangegeven beschermde soorten binnen het plangebied zijn aangetroffen en het is dan ook niet noodzakelijk om aanvullende gegevens aan te schaffen bij het Natuurloket.
23
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
Tabel 1 Rapportage Natuurloket voor het kilometerhok 113-568. FF 1 = aantal soorten van tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet, FF 2/3 = aantal soorten van tabel 2 of 3 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet, FF vogels = aantal vogels vallend onder de FF-wet. Vogels worden in de FF-wet apart behandeld en zijn derhalve niet in de tabellen 1, 2 of 3 opgenomen, RL = aantal Rode Lijst soorten.
Soortgroep
FF 1
FF 2/3
FF vogels
RL
volledigheid onderzoek
vaatplanten
3
2
-
14
onbepaald
1990-2010
libellen
-
-
-
-
matig
2000-2010
dagvlinders
-
-
-
4
goed
2000-2010
amfibieën
2
1
-
1
slecht
2000-2010
onderzoeksperiode
reptielen
-
-
-
-
niet
2000-2010
vissen
-
-
-
-
slecht
2000-2010
vogels
-
-
127
31
slecht/goed
2000-2010
zoogdieren
7
3
3
-
matig
2000-2010
Tabel 2 Rapportage Natuurloket voor het kilometerhok 113-569. FF 1 = aantal soorten van tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet, FF 2/3 = aantal soorten van tabel 2 of 3 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet, FF vogels = aantal vogels vallend onder de FF-wet. Vogels worden in de FF-wet apart behandeld en zijn derhalve niet in de tabellen 1, 2 of 3 opgenomen, RL = aantal Rode Lijst soorten.
Soortgroep
FF 1
FF 2/3
FF vogels
RL
volledigheid onderzoek
onderzoeksperiode
vaatplanten
-
-
-
15
onbepaald
1990-2010
libellen
-
-
-
-
matig
2000-2010
dagvlinders
-
-
-
5
goed
2000-2010
amfibieën
-
1
-
1
slecht
2000-2010
reptielen
-
-
-
-
niet
2000-2010
vissen
-
-
-
-
niet
2000-2010
vogels
-
-
150
36
slecht/goed
2000-2010
zoogdieren
4
3
3
-
matig
2000-2010
24
3.4
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Waargenomen soorten
In onderstaande tekst is per soortgroep aangegeven welke beschermde soorten tijdens het veldbezoek op 29 mei 2012 zijn waargenomen of waarvan het zeer waarschijnlijk wordt geacht dat de soorten in het plangebied voorkomen. Vaatplanten Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied geen beschermde soorten aangetroffen. Op grond van de aangetroffen vegetaties en terreinkenmerken worden geen strengbeschermde soorten verwacht. Libellen Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied geen libellen waargenomen. In het gebied is geen water aanwezig en de potentie voor libellen is dus, op enkele overvliegende of foeragerende exemplaren na, zeer gering. Er worden dan ook geen beschermde soorten verwacht. Dagvlinders Tijdens het veldbezoek werden in het plangebied drie algemeen voorkomende dagvlinders aangetroffen. Op grond van de aangetroffen vegetaties en terreinkenmerken worden geen beschermde soorten verwacht. Wel zouden enkele soorten van de Nederlandse Rode Lijst voor kunnen komen zoals Bruine vuurvlinder (Lycaena tityrus) en Bruin blauwtje (Aricia agestis). Amfibieën Tijdens het veldbezoek werden in het plangebied geen amfibieën aangetroffen. Gezien het ontbreken van water in het plangebied is de potentie voor deze soortgroep nagenoeg afwezig. Er worden dan ook geen beschermde soorten verwacht. Vogels Tijdens het veldbezoek werden 22 vogelsoorten aangetroffen. Huiszwaluw (Delichon urbicum) komt op de Nederlandse Rode Lijst voor als gevoelige soort, de overige soorten komen in Nederland algemeen voor (zie Bijlage I). Alle waargenomen soorten worden beschermd onder de Flora- en faunawet, zoals bijna alle in Nederland voorkomende vogelsoorten. Zoogdieren Tijdens het veldbezoek werd in het plangebied één lichtbeschermde zoogdiersoort (tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet) aangetroffen. Het betreft het Konijn (Oryctolagus cuniculus). Het plangebied fungeert als leefgebied voor deze soort. Door de voorgenomen ingreep zal naar verwachting geen leefgebied van het Konijn verloren gaan maar er zal mogelijk wel iets meer verstoring optreden. Overige soortgroepen Tijdens het veldbezoek is vastgesteld dat de huidige inrichting het plangebied ongeschikt maakt voor overige beschermde soorten.
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
3.5
25
Gebiedspotenties
Het plangebied is geschikt voor een aantal algemeen voorkomende dagvlinders. Daarnaast kan het ook voor iets minder algemene soorten of zelfs beschermde soorten van belang zijn. Hoewel de Bruine vuurvlinder op de Waddeneilanden zeldzaam is, is het voorkomen ervan in het plangebied niet uit te sluiten. Met name de berm aan de noordoostzijde van het gebied, biedt deze soort kansen. De aanwezigheid van zowel Veldzuring (Rumex acetosa) als Schapenzuring (Rumex acetosella), beide waardplanten van de Bruine vuurvlinder, is zeer gunstig. Ook het Bruin blauwtje kan in het plangebied voorkomen. Deze soort is op de Waddeneilanden veel talrijker aanwezig dan de Bruine vuurvlinder. Gewone reigersbek, één van de waardplanten van het Bruin blauwtje, komt in het plangebied voor. Zachte ooievaarsbek (Geranium molle), een andere plant die door de soort als waardplant wordt benut, is eveneens aanwezig. De drie zeldzame, op Texel voorkomende parelmoervlindersoorten zijn hooguit als zwerver in het plangebied te verwachten. Het Duinviooltje (Viola curtisii), de waardplant voor deze vlindersoorten, is niet in het plangebied aanwezig en het landschap voldoet niet geheel aan de wensen van deze soorten die eerder in het open duingrasland zijn te verwachten. Naast vlinders is het plangebied voor veel zangvogels geschikt om te broeden. Vogels met jaarrond beschermde nesten worden niet in het gebied verwacht. Door het ophangen van nestkastjes kan het plangebied geschikt worden gemaakt voor diverse soorten.
26
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
4
27
‘Nee-tenzij’-toetsing
Het plangebied maakt momenteel volgens de interactieve Structuurvisiekaart van de Provincie Noord-Holland en het Ministerie van EL&I deel uit van Ecologische Hoofdstructuur (Figuur 4).
Figuur 4 Overzicht van het plangebied (rood omlijnd) ten opzichte van de begrenzing van de EHS (groen gearceerd). Bron: Ministerie van EL&I.
4.1
Toetsingscriteria
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 21 juni 2010 (PRVS) van de provincie Noord-Holland zijn toetsingcriteria voor activiteiten binnen de EHS aangegeven. Verder is in de wet verankerd dat bij de ‘Nee-tenzij’- benadering ingrepen met een significant negatief effect op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet zijn toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en er geen alternatieven beschikbaar zijn.
28
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Op de interactieve Natuurbeheerplankaart 2012 van de Provincie Noord-Holland staat beschreven welke waarden en kenmerken als wezenlijk worden beschouwd. In de onderstaande tekst is aangegeven wat de effecten van de voorgenomen ingreep zijn in het kader van de toetsingscriteria. Mogelijke afbreuk aan areaal van de EHS Strikt genomen zal er bij de voorgenomen ingreep sprake zijn van afname van het areaal aan EHS gebied volgens de huidige begrenzing omdat een kiosk wordt gebouwd. Het oppervlak dat verloren zal gaan is echter dusdanig klein, enkele vierkante meters , dat van significant areaalverlies nauwelijks sprake kan zijn. Bovendien is de natuurwaarde van het nu aanwezige bos matig. Momenteel wordt het bos reeds gebruikt als speelbos en dat zal in de toekomstige situatie niet veranderen. De begrenzing van het gebied blijft daarbij hetzelfde. Mogelijke aantasting van samenhang tussen EHS gebieden Omdat de begrenzing en het gebruik van het gebied niet wijzigt, zal er ook geen sprake zijn van aantasting van de samenhang tussen EHS gebieden. Bovendien ligt het plangebied in een uitgestrekt EHS gebied, waardoor de samenhang rondom het plangebied ook zeer robuust is. Mogelijke aantasting van kenmerken en waarden Op de interactieve Natuurbeheerplankaart van de provincie Noord-Holland is voor het plangebied aangegeven wat de beheertypen en de –ambities zijn (Figuur 5). Voor het plangebied is slechts één beheertype aangewezen namelijk N15.01 ‘Duinbos’. Dit beheertype is tevens als ambitie gesteld. Hoewel het plangebied bestaat uit bos, en ook als speelbos in gebruik is, betreft het hier geen natuurlijk duinbos. De dominantie van Grove den wijst op een sterk door mensen beïnvloed bos zonder de karakteristieken die doorgaans samengaan met meer natuurlijke duinbossen. Het huidige en toekomstige gebruik van het bos als speelbos tast geenszins het bestaande bos aan en het beheertype is daarmee ‘veilig’ gesteld. Indien de ambitie echter inhoudt dat een meer natuurlijk duinbos wordt nagestreefd, dan zullen de huidige bomen in de toekomst geleidelijk vervangen moeten worden door bijvoorbeeld eiken. Dit kan prima samengaan met het geplande gebruik in de toekomst.
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
29
Figuur 5 De huidige beheertypen volgens de interactieve Natuurbeheerplankaart 2012 van de provincie Noord-Holland met de ligging van het plangebied (rood omlijnd). In groen het beheertype en tevens ambitie N15.01 ‘Duinbos’.
30
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
31
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
5
Conclusies
5.1
Gevolgen van de ingreep en mitigerende maatregelen
Flora- en faunawet Tijdens het veldbezoek is één lichtbeschermde zoogdiersoort, het Konijn, aangetroffen waarop de voorgenomen ingreep in meer of mindere mate gevolgen zal hebben (Tabel 3). Daarnaast kan de voorgenomen ingreep in beperkte mate invloed hebben op broedende vogels. Tabel 3 Waargenomen beschermde en Rode Lijst soorten tijdens het veldbezoek op 29 mei 2012. Tevens wordt het verwachte effect van de voorgenomen ingreep op de waargenomen soorten aangegeven. FF: nummer = nummer van de tabel uit AMvB artikel 75 Flora- en faunawet waarin een onder deze wet beschermde soort is opgenomen (Tabel 1,2 of 3), vogels zijn niet in één van deze tabellen opgenomen en zijn daarom aangegeven met een +; RL: status van soort met vermelding op de Nederlandse Rode Lijst; 0 = uitgestorven op wereldschaal, 1 = in het wild uitgestorven op wereldschaal, 2 = verdwenen uit Nederland, 3 = in het wild verdwenen uit Nederland, 4 = ernstig bedreigd, 5 = bedreigd, 6 = kwetsbaar, 7 = gevoelig (LNV 2004). Soort
Voorkomen FF
RL
Gevolgen van de ingreep
Zoogdieren Konijn
zeker
1
verstoring van leefgebied
Vogels allen
zeker
vogels
verstoring tijdens broedperiode
Het plangebied kan van belang zijn voor enkele kleine zoogdieren zoals verschillende muizensoorten en het Konijn. Dit zijn echter soorten van tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet waarvoor sinds 23 februari 2005 een algemene vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet wordt verleend bij, onder andere, ruimtelijke ontwikkelingen. Negatieve effecten van de ingreep op de aangetroffen beschermde vogelsoorten, in de vorm van verstoring en vernietiging van enkele nesten, worden verwacht wanneer de bebouwing wordt neergezet gedurende de periode dat broedende vogels aanwezig zijn of wanneer na een relatief rustige periode de recreatiedruk ineens hoog wordt gedurende het broedseizoen. Het gaat daarbij echter om een beperkt aantal algemene vogelsoorten. Om deze effecten te mitigeren wordt aanbevolen de werkzaamheden niet plaats te laten vinden in de broedperiode (voor de meeste vogels 15 maart – 15 juli) en de huidige recreatiedruk te handhaven of in elk geval gedurende het broedseizoen op een gelijkmatig niveau te houden. In de Flora- en faunawet wordt geen vast begrensde broedperiode gehanteerd. Indien een broedgeval wordt geconstateerd valt deze binnen de broedperiode, ongeacht de datum. Ecologische Hoofdstructuur Bij het realiseren van de voorgenomen ingreep zal een kiosk neergezet worden ten behoeve van het gebruik van het bos als speelbos. Hiervoor zal een beperkt aantal bomen worden gekapt. Met de bouw van de kiosk zal areaalverlies voor de EHS
32
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
optreden. Het gaat echter om een zodanig klein oppervlak dat geen sprake is van significant areaalverlies. Omdat het plangebied een zeer beperkte oppervlakte heeft en er bovendien geen verandering van gebruik zal optreden in de toekomst, zal geen versnippering van de EHS optreden en zullen robuustheid of eventuele verbindingszones evenmin aangetast worden. Op de interactieve Natuurbeheerplankaart van de provincie Noord-Holland is voor het plangebied als beheertype ‘Duinbos’ aangewezen dat tevens de ambitie is voor de toekomst. Bij realisatie van de voorgenomen ingreep, waarbij een kiosk wordt gebouwd, loopt de ambitie om het gebied als duinbos aan te houden geen gevaar. Het huidige duinbos is echter niet heel natuurlijk en er kan overwogen worden om het bos in de toekomst om te vormen naar een meer natuurlijk duinbos. Deze omvorming kan goed samengaan met de geplande ingreep en het toekomstig gebruik van het gebied.
5.2
Eindconclusie
Flora- en faunawet Er bestaat geen noodzaak tot het aanvragen van ontheffingen in het kader van de Floraen faunawet. Wel blijft voor alle soorten de algemene zorgplicht gelden. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze daarom de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Voor de vogels die zijn aangetroffen geldt dat de nesten buiten het broedseizoen niet van belang zijn voor de instandhouding van de soort. Indien de werkzaamheden buiten de broedperiode worden uitgevoerd, met voorkeur in het winterhalfjaar, is het derhalve niet nodig ontheffing aan te vragen. Ecologische Hoofdstructuur Voor het plangebied geldt dat bij uitvoering van de voorgenomen ingreep geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige waarden en kenmerken van het EHS-gebied. Daarnaast zijn de ambities voor het plangebied zodanig dat deze met het voorgenomen gebruik in de toekomst niet in gevaar komen. Omdat het gebruik van het plangebied in de toekomst niet wijzigt ten opzichte van de huidige situatie, zal de onderlinge samenhang en robuustheid van de EHS niet worden aangetast.
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
6
33
Literatuur
Anonymus. 1979. Richtlijn 70/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 103 van 25/04/1979: 1-18. Anonymus. 1992. Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 206 van 22/07/1992: 7-50. Anonymus. 1998. Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten (Flora- en faunawet). Staatsblad 402: 1-37. Anonymus. 2000. Besluit van 28 november 2000, houdende aanwijzing van dier- en plantensoorten ingevolge de Flora- en faunawet (Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet). Staatsblad 523: 1-11. LNV. 2004. Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van ..., TRCJZ/2004/5727, houdende vaststelling van rode lijsten flora en fauna. LNV. 2005. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. LNV. 2009. Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Provincie Noord-Holland 2010. Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Vastgesteld door e Provinciale Staten op 21 juni 2010. Inclusief 1 herziening vastgesteld door PS 23 mei 2011 en inclusief GS besluit dd 15 november 2011. Provincie Noord-Holland 2012. Natuurbeheerplan Noord-Holland 2012. Vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 20 september 2011. Met interactieve Natuurbeheerplankaart: http://maps.noord-holland.nl/extern/gisviewers/natuurbeheerplan_2012/
34
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
35
Ecologisch onderzoek – Klimbos Texel
Bijlage I
Waargenomen soorten in het plangebied en hun beschermingsstatus
Alle vermelde soorten zijn waargenomen in het plangebied tijdens het veldbezoek op 29 mei 2912. FF: nummer = nummer van de tabel uit AMvB artikel 75 Flora- en faunawet waarin een onder deze wet beschermde soort is opgenomen (Tabel 1, 2 of 3), vogels zijn niet in één van deze tabellen opgenomen en zijn daarom aangegeven met +; RL: status van soort met vermelding op de Nederlandse Rode Lijst; 0 = uitgestorven op wereldschaal, 1 = in het wild uitgestorven op wereldschaal, 2 = verdwenen uit Nederland, 3 = in het wild verdwenen uit Nederland, 4 = ernstig bedreigd, 5 = bedreigd, 6 = kwetsbaar, 7 = gevoelig, - = niet op Rode Lijst (LNV 2004). Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Vaatplanten Akkerdistel Amerikaanse vogelkers Bitterzoet Brede stekelvaren Canadese fijnstraal Dagkoekoeksbloem Duindoorn Duizendblad Echte kamille Echte koekoeksbloem Eenjarige hardbloem Fluitenkruid Gestreepte witbol Gewone braam Gewone eikvaren Gewone esdoorn Gewone hoornbloem Gewone reigersbek Gewone rolklaver Gewone veldbies Glanshaver Grote brandnetel Grote teunisbloem Grote weegbree Grove den Hemelsleutel Herderstasje Hondsdraf Hondsroos Hulst Jakobskruiskruid Kleefkruid Klein streepzaad Kraaihei Kraailook Kropaar Krulzuring Liggende vetmuur Mannetjesereprijs Muizenoor Paardenbloem Rankende helmbloem Reuzenberenklauw Riet Rode klaver Rood zwenkgras Ruige zegge Ruw vergeet-mij-nietje
Cirsium arvense Prunus serotina Solanum dulcamara Dryopteris dilatata Conyza canadensis Silene dioica Hippophae rhamnoides Achillea millefolium Matricaria chamomilla Silene flos-cuculi Scleranthus annuus Anthriscus sylvestris Holcus lanatus Rubus fruticosus Polypodium vulgare Acer pseudoplatanus Cerastium fontanum vulgare Erodium cicutarium Lotus corniculatus Luzula campestris Arrhenatherum elatius Urtica dioica Oenothera erythrosepala Plantago major major Pinus sylvestris Sedum telephium Capsella bursa-pastoris Glechoma hederacea Rosa canina Ilex aquifolium Senecio jacobaea Galium aparine Crepis capillaris Empetrum nigrum Allium vineale Dactylis glomerata Rumex crispus Sagina procumbens Veronica officinalis Hieracium pilosella Taraxacum officinale Ceratocapnos claviculata Heracleum mantegazzianum Phragmites australis Trifolium pratense Festuca rubra Carex hirta Myosotis ramosissima
FF
RL
-
-
36
Koeman en Bijkerk rapport 2012-041
Nederlandse naam Schapenzuring Scherpe boterbloem Smalle weegbree Stinkende gouwe Tarwe Tijmereprijs Tormentil Veldzuring Vogelmuur Vogelwikke Wilde kamperfoelie Wilde lijsterbes Winterpostelein Zachte berk Zachte ooievaarsbek Zomereik Zwarte els
Wetenschappelijke naam Rumex acetosella Ranunculus acris Plantago lanceolata Chelidonium majus Triticum aestivum Veronica serpyllifolia Potentilla erecta Rumex acetosa Stellaria media Vicia cracca Lonicera periclymenum Sorbus aucuparia Claytonia perfoliata Betula pubescens Geranium molle Quercus robur Alnus glutinosa
FF -
RL -
Vlinders Bont zandoogje Bruin zandoogje Icarusblauwtje
Pararge aegeria Maniola jurtina Polyommatus icarus
-
-
Vogels Aalscholver Ekster Fazant Fitis Groenling Grote bonte specht Houtduif Huiszwaluw Kauw Koekoek Kokmeeuw Koolmees Merel Pimpelmees Putter Scholekster Spreeuw Tjiftjaf Vink Winterkoning Zilvermeeuw Zwarte kraai
Phalacrocorax carbo Pica pica Phasianus colchicus Phylloscopus trochilus Chloris chloris Dendrocopos major Columba palumbus Delichon urbicum Corvus monedula Cuculus canorus Larus ridibundus Parus major Turdus merula Parus caeruleus Carduelis carduelis Haematopus ostralegus Sturnus vulgaris Phylloscopus collybita Fringilla coelebs Troglodytes troglodytes Larus argentatus Corvus corone
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
7 -
Zoogdieren Konijn
Oryctolagus cuniculus
1
-
5-11-2011 08-06-2012
WadventureGroningen, Gemeente Texel Dienst RO/EZ T.a.v. dhr. M. K. van Tadema Nierop Postbus 7081 27 Nonnenakker 9701 BW 1383 JB Groningen Weesp
Behoort bij besluit van Burgemeester en Wethouders van Texel, 13.UP00576 kenmerk: WHZ-2012-0178 zaaknummer: kenmerk document:Bijlage 8 van 9 Burgemeester en Wethouders van Texel, namens dezen, Teamleider Vergunningen a.i.
Geachte heer Tadema, Hierbij stuur ik u het rapport betreffende het door ons uitgevoerde Ecologisch onderzoek in verband met de voorgenomen aanleg van een klimbos nabij paal 21 te Texel. Er bestaat geen noodzaak tot het aanvragen van ontheffingen in het kader van de Floraen faunawet. Wel blijft voor alle soorten de algemene zorgplicht gelden.
Het plangebied kan van belang zijn voor enkele kleine zoogdieren zoals verschillende muizensoorten en het Konijn. Dit betreft echter soorten van tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet waarvoor sinds 23 februari 2005 een algemene vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet wordt verleend bij, onder andere, ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de vogels die zijn aangetroffen geldt dat de nesten buiten het broedseizoen niet van belang zijn voor de instandhouding van de soort. Indien de werkzaamheden buiten de broedperiode worden uitgevoerd, met voorkeur in het winterhalfjaar, is het derhalve niet nodig ontheffing aan te vragen. Bij uitvoering van de voorgenomen ingreep zijn er geen significante negatieve effecten op de EHS. De gestelde natuurambities voor het plangebied komen niet in gevaar. Omdat het gebruik van het plangebied in de toekomst niet wijzigt ten opzichte van de huidige situatie, zal de onderlinge samenhang en robuustheid van de EHS ook niet worden aangetast. Wij hopen u met deze rapportage van dienst te zijn. Wanneer u vragen of opmerkingen heeft, zullen wij u graag te woord staan. Ik verzoek u in dit geval contact op te nemen met ondergetekende. Met vriendelijke groet, Koeman en Bijkerk bv
J. van Goethem (Projectleider ecologie) Bijlage(n):
1. Rapport 2012-041.1 (in pdf-formaat)
2011/365 B2012-126
Rapportage FF Klimbos Texel