P R S IE F
T
O
Charter
Aanbevelingen uit de wetenschap
Inleiding Hoe positief sport ook is voor mens en maatschappij, sport is vaak op een negatieve manier in het nieuws. Geweld op en rond de velden, discriminatie en doping zijn grote problemen waarmee de sport worstelt. Aanhoudende incidenten rond deze drie thema’s waren in 2011 aanleiding voor VU Connected en de Faculteit der Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam om het project Sportief te starten. We brachten een netwerk bijeen van wetenschappers, medewerkers van sportbonden, sporters, sportartsen, juristen, beleidsmakers, politici, studenten en anderen die sport een warm hart toedragen. Dat resulteerde in bijna negentig aanbevelingen, rijp en groen, die we aanboden aan NOC*NSF. We hebben nu die aanbevelingen voorgelegd aan wetenschappers uit verschillende disciplines, verzameld onder de werkgroep Sport & Kennis van de Sportraad Amsterdam, om te komen tot een definitief charter. Hiertoe heeft VU Connected wetenschappers uit verschillende vakgebieden in drie expertseminars bijeengebracht. Onder voorzitterschap van prof. dr. Peter Beek (bewegingswetenschappen, VU), waren dat prof. dr. Marjan Olfers (sport en recht, VU), prof. dr. Paul van Lange (sociale psychologie, VU), dr. Cees Vervoorn (lector topsport, HvA/UvA), prof. dr. Toine Pieters (metamedica, VUmc) en prof. dr. Anton Cozijnsen (verandermanagement, economie, VU). Zij keken naar de logische consistentie van een aanbeveling, de empirische evidentie
daarvoor en de praktische toepasbaarheid ervan, gebruik makend van relevante wetenschappelijke literatuur, ieder vanuit zijn of haar eigen expertise. Het resultaat: een charter opgebouwd uit specifieke aanbevelingen om geweld, discriminatie en dopinggebruik terug te dringen en algemene aanbevelingen om sportiviteit te bevorderen. Het is niet realistisch om uit dit proces uitsluitend aanbevelingen te verwachten die én consistent, én bewezen effectief, én praktisch toepasbaar zijn. Veel aanbevelingen moeten op een of meer van die aspecten nader onderzocht worden. Hun toepasbaarheid zal in de praktijk moeten blijken. Wij hopen dan ook dat beleidsmakers de aanbevelingen zullen overnemen. Het charter sluit af met een aantal aanbevelingen voor verder onderzoek. De schrijvers hopen dat de aanbevelingen tot nieuwe initiatieven leiden die geweld, discriminatie en doping tegengaan. Wij zien deze initiatieven graag terug bij de volgende Sportiviteit Prijs. De Sportiviteit Prijs gaat naar een initiatief dat een krachtige en originele bijdrage levert aan de positieve maatschappelijke rol van sport. De eerste stappen zijn gelukkig al gezet. Toen wij begonnen met het project Sportief, had Lance Armstrong zijn bekentenis nog niet gedaan en was grensrechter Richard Nieuwenhuizen nog in leven. De problematiek is nu heftiger, maar er zijn gelukkig ook meer initiatieven tot verbetering gekomen. Recent lanceerde de KNVB bijvoorbeeld het actieplan Tegen geweld, voor sportiviteit. De cursus Sport & Agressie kreeg een prominente plaats in dit initiatief om notoire overtreders sportief gedrag aan te leren. De cursus werd gepresenteerd tijdens ons project Sportief.
3
››
Aanbevelingen tegen geweld
E W D
L
G E
Velen hebben sterke overtuigingen over hoe agressie en geweld beteugeld kunnen worden. De onderstaande aanbevelingen doen we op basis van de bestaande literatuur over gedrag in groepen, vooral op het gebied van samenwerking, communicatie en agressie. Dit betekent niet dat de onderzoekmethoden waarop bevindingen zijn gebaseerd naadloos aansluiten op situaties zoals die zich voordoen in (team)sport. Agressie is een veelkoppig monster dat zich op verschillende wijzen manifesteert, die mede afhankelijk is van de context. Voetbal verschilt van hockey en amateurvoetbal verschilt in tal van opzichten van professioneel voetbal. Toeschouwers maken andere situaties mee dan een coach of speler. Dit betekent dat de vertaling van wetenschappelijk onderzoek naar concrete sportsituaties vrijwel altijd indirect is. De wetenschappelijke literatuur uit de (sociale) psychologie kan aanknopingspunten bieden voor maatregelen, hier geformuleerd als aanbevelingen, maar geen zekerheid geven over de effectiviteit daarvan. De praktijk is de toetssteen voor de theorie over samenwerking, communicatie en agressie in groepen. Er is praktijkonderzoek in de sport nodig om meer zekerheid omtrent de effectiviteit van de aanbevelingen te verkrijgen. Het is van belang dat de aanbevelingen goed worden verankerd binnen de sportorganisatie en de juridische instrumenten aansluiten op de bevindingen.
➊ Beloon de (vroegtijdige) ingrijper.
Vaak gaat de aandacht bij geweld vooral uit naar de daders. Naast het straffen van de dader(s) kunnen maatregelen die het ingrijpen bij agressie of geweld bevorderen echter minstens zo effectief zijn. In vrijwel elke groep, en bij vrijwel elke voetbalclub, zijn mensen te vinden die er op een informele wijze voor zorgen dat de sfeer goed is en blijft. Door bij het eerste onvertogen woord al te reageren, wordt voorkomen dat een conflict escaleert. Een sportclub kan overwegen deze mensen in het zonnetje te zetten, bijvoorbeeld door expliciete publieke waardering op de website of in het clubblad. Naast een technisch aanvoerder in het team, kan een sportief aanvoerder worden overwogen. En waarom geen gratis seizoenskaart voor de supporter die optrad als effectief normhandhaver? Het zijn vaak bijzondere mensen die conflicten in de kiem smoren, die het belang van de normen die zij zo goed handhaven aan anderen meegeven. Dus: bestraf niet alleen de normovertreder, maar beloon ook de ingrijper, de normhandhaver.
➋ Bestraf individuele agressie met individuele time-out.
De risico’s van spelersagressie beperken zich niet tot agressie op het veld. Het kan leiden tot gedragsbesmetting bij supporters. Zelfs wie de wedstrijd op afstand volgt, bijvoorbeeld
5
››
›› Het is belangrijk om respect te tonen
aan de andere club, want gevoelens van wantrouwen worden snel gevoed
op tv, heeft sterke hormonale reacties, zoals toename in testosteron en cortisol. Het risico van agressie en geweld op het veld én bij het publiek kan worden verkleind door agressief gedrag op het veld consequent te bestraffen. De scheidsrechter zou de mogelijkheid moeten krijgen ernstige overtredingen te bestraffen met een tijdelijke rode kaart, een regel die al wordt toegepast in teamsporten als waterpolo, veld- en ijshockey (en onlangs ook door de KNVB is omarmd). Het team van de dader wordt dan bestraft en het team van het slachtoffer wordt beloond. Dit zal de normhandhaving op het veld bevorderen. Bijkomend voordeel: het is raadzaam een agressieve speler een time-out te geven, omdat het (tijdelijk) ontbreken van zelfbeheersing vaak de wortel is van agressie, maar ook omdat het de tegenstander de kans op vergelding ontneemt gedurende de time-out. Een timeout brengt dus voordelen met zich mee voor de speler (die afkoeling nodig heeft), voor de tegenspeler (die de mogelijkheid van vergelding wordt ontnomen) en voor het publiek (dat minder snel met agressie wordt besmet). Aanbevolen wordt deze maatregel op elk niveau van (team)sport – amateur, professioneel, en voor jong en oud – in te voeren.
➌ Bestraf collectieve agressie met tijdelijke schorsing van wedstrijd.
Soms zijn er duidelijke signalen dat een wedstrijd van beide kanten te veel overtredingen bevat. Zonder collectieve time-out
of tijdelijke, korte schorsing van de wedstrijd kan zo’n wedstrijd uit de hand lopen. Als het zo ver komt, is de rust moeilijk te herstellen. Collectieve gevoelens van verontwaardiging, onrechtvaardigheid en de drang tot vergelding zijn praktisch onbeheersbaar. Als het risico op uit de hand lopen voelbaar wordt, zou de wedstrijdleiding sneller dan nu gebruikelijk is een collectieve time-out moeten inlassen. Zo’n maatregel wordt wellicht ervaren als een (milde) straf, maar communiceert ook op heldere wijze normen voor sportief en onsportief gedrag, en kan daarmee een preventieve werking hebben op toekomstige wedstrijden.
➍ Betoon u een goed gastheer.
Frustraties en irritaties kunnen soms al voor de wedstrijd ontstaan. De tegenstander de mindere kleedkamer geven, niet goed georganiseerd zijn (bijvoorbeeld bij het invullen van het wedstrijdformulier), of de tegenstander met dedain of animositeit tegemoet treden, zijn enkele voorbeelden die hiertoe aanleiding kunnen geven. Het is belangrijk om respect te tonen aan de andere club, want gevoelens van wantrouwen worden snel gevoed. Dit geldt nog sterker als de participerende clubs verschillen in sociale klasse, etniciteit of geloofsovertuiging. Ook wordt het wantrouwen ten opzichte van de scheidsrechter of grensrechter, vooral als die van de thuisclub is, snel aangewakkerd. Elkaar met respect behandelen is dus belangrijk. Dat kan ook door het informele contact te
‹‹
zoeken: een praatje maken, koffie aanbieden aan de leider. De scheidsrechters en grensrechters, professioneel of van de eigen club, zouden dit als een onderdeel van hun rol moeten zien.
➎ Train (elkaar) in
zelfbeheersing en bestraf het ontbreken daarvan.
De meeste training richt zich vrijwel uitsluitend op het verbeteren van sportieve vaardigheden. Er is vaak minder aandacht voor vaardigheden als zelfbeheersing. Een regel als ‘tot tien tellen’ voor je reageert, is te trainen. Buitensporige vergelding jegens een tegenspeler smoor je daarmee in de kiem. Zelfbeheersing ten opzichte van scheidsrechters en grensrechters is ook te trainen in oefensessies op de training. De aanvoerder kan mede geselecteerd worden op basis van zelfbeheersing en effectieve communicatie met medespelers en wedstrijdleiding. Vooral wanneer fysieke en psychologische reserves uitgeput raken, is het belangrijk je te kunnen beheersen. Het is moeilijk te overzien wanneer de kans op verminderde zelfbeheersing het grootst is, maar denk bijvoorbeeld aan een grensrechter die de spelregels niet goed kent – wat vaak voorkomt in het amateurvoetbal – omstandigheden die sneller tot blessures kunnen leiden bij ruw spel, zoals een slechte toestand van het veld, of een beladen verleden tussen twee teams of clubs. Een goed onderdeel van de training in zelf-
beheersing kan zijn dat sporters zelf ervaring opdoen als grensrechter en scheidsrechter. Zo’n ervaring vergroot hun respect voor de wedstrijdleiding, omdat ze dan zelf ervaren dat goed waarnemen, beoordelen en beslissen onder tijdsdruk veel moeilijker is dan je zou denken. Naast het trainen van zelfbeheersing, lijkt het van belang evident gebrek daaraan tijdens de wedstrijd expliciet te verbieden. Dit zou kunnen leiden tot een cultuur zoals aan de orde is bij harde sporten als rugby en waterpolo, waarbij respect voor de leiding vanzelfsprekend is.
7
››
SI I
DI M C R NATIE
Aanbevelingen tegen discriminatie Onderscheid maken is in de sport heel gebruikelijk en vaak noodzakelijk. Niemand ziet graag een vedergewicht tegen een zwaargewicht in de ring komen. Ook worden minimale verschillen – honderdsten van seconden soms – uitvergroot tot winst en verlies. Maar bij discriminatie, ook in de sport, gaat het om oneigenlijk verschil maken: op basis van gender, seksuele geaardheid, huidskleur etc. De vraag is hoe discriminatie in en rond de sport voorkomen kan worden.
➊ Benoem een aparte official die de sportiviteit van het publiek beoordeelt.
Oerwoudgeluiden, sisgeluiden of gebaren: racistische uitlatingen komen nog maar al te vaak voor, meestal afkomstig van een kleine groep toeschouwers of aanstichters. Voor de scheidsrechter is het lastig in te schatten welke maatregelen hij moet nemen. Blust zijn actie het beginnende brandje of wakkert deze het vuur juist aan? De scheidsrechter kan dat middenin het spel vaak onvoldoende inschatten. Het is daarom verstandig dat iemand die de situatie op de tribune (beter) kan overzien, aangeeft welke actie de scheidsrechter moet nemen.
➋ Beperk de anonimiteit
van daders met bijvoorbeeld camera’s.
Bij racistische uitlatingen draait het in de jurisprudentie met name om de vraag of de
club snel en adequaat heeft gehandeld om de uitlatingen tot een einde te brengen. Het blijkt echter lastig om de personen strafrechtelijk aan te pakken, omdat vaak lastig is te bewijzen wie wat heeft gedaan.
➌ Maak een uniform
regelsysteem, dat schept duidelijkheid en daadkracht.
Er bestaat inmiddels een veelheid aan regels om wangedrag op te sporen en te straffen. Voor de betrokkenen is het een onduidelijke lappendeken aan regels. Ook is vaak niet duidelijk of, en zo ja, welke regels op wie van toepassing zijn. Zo vindt momenteel discussie plaats over de vraag of ouders binnen de reikwijdte van het verenigingsrecht moeten komen. Er bestaat bij sportbonden regelmatig onvoldoende kennis van het recht om een goede afweging te maken. Het is ook niet altijd even duidelijk wie wanneer en op welke juridische grondslag welke bevoegdheid heeft. Het gevolg hiervan is dat partijen naar elkaar gaan wijzen als het spannend wordt. Dat maakt kordaat en krachtig optreden onmogelijk. Er dient een juridische task force te worden ingesteld die kan bijdragen aan een helder en eenduidig systeem van regelgeving en bestraffing dat, na toetsing en vaststelling ervan, structureel en consistent wordt toegepast. Dan weet iedereen waar hij aan toe is. Van belang is een dergelijk systeem, als het er komt, regelmatig te evalueren.
9
››
Aanbevelingen tegen doping
OP
D G
IN
Een bijzonder heikel onderwerp is doping – het gebruik van verboden middelen en methoden om de sportprestatie te verhogen. De essentie van de wedstrijdsport is het vergelijken van prestaties van atleten. Om deze vergelijking zuiver en eerlijk te laten zijn, is het noodzakelijk dat de voor die prestaties vereiste fysieke en mentale krachten niet op oneerlijke wijzen worden vergroot. Dit roept natuurlijk de vraag op wat oneerlijke manieren zijn. Dat is een kwestie van afspraak. Het World Anti-Doping Agency (WADA), dat in 1999 werd opgericht, stelt jaarlijks een lijst met verboden stoffen en methoden op. Vervolgens moet er op worden toegezien dat atleten geen gebruik maken van deze stoffen en methoden en moet er, indien dopinggebruik is aangetoond en juridisch is bevestigd, een passende strafmaat volgen. Al deze aspecten zijn kwetsbaar en onderwerp van discussie. De aanbevelingen hieronder pretenderen niet al deze aspecten te adresseren, maar vatten de meest waardevolle en bruikbare inzichten samen die in de talkshows naar voren kwamen.
➊ IJver voor herziening van de dopinglijst van WADA
Het WADA kan, naar eigen zeggen, een stof of methode op de dopinglijst plaatsen als die aan minstens twee van de volgende drie criteria voldoet: (a) (mogelijk) prestatiebevorderend; (b) (mogelijk) schadelijk voor de gezondheid, en (c) in strijd met de spirit of sport. Het gevolg
van deze aanpak is dat op de lijst stoffen en methoden voorkomen die de nodige discussie oproepen; ook ontbreken er stoffen en methoden die er met dezelfde criteria in de hand wel op hadden kunnen of mogen staan. Met name het derde, subjectieve criterium van WADA maakt de lijst arbitrair, omdat het naar eigen inzicht kan worden ingevuld. Het doet daarmee afbreuk aan de rechtszekerheid. De lijst zou beperkt moeten worden tot die stoffen en methoden (a) waarvan op wetenschappelijke gronden aannemelijk is dat ze de prestatie in een specifieke tak van sport bevorderen, en/of (b) waarvan op wetenschappelijke gronden aannemelijk is dat ze schadelijk zijn voor de gezondheid van de atleten. Een strikter geoperationaliseerde en empirisch beter onderbouwde dopinglijst is billijker dan de huidige lijst en zal meer differentiatie kennen tussen sporten. Dit doet ook recht aan het proportionaliteitsbeginsel, als fundamenteel rechtsbeginsel. Ministeries, dopingautoriteiten en nationale sportbonden en -koepels moeten zich hiervoor sterk maken.
➋ Waarborg de financiële
middelen om op doping te controleren
Dopingcontrole kost veel geld. Er zijn grote verschillen in de financiële ruimte die sportbonden hebben en de urgentie die zij voelen om dat geld ervoor te reserveren. Ook zijn er grote
11
››
›› In principe zou elke sporter die op een
bepaald niveau presteert, een even grote kans moeten hebben een dopingcontrole te ondergaan, zowel binnen als buiten competitie
‹‹
verschillen in de manier waarop deze middelen worden ingezet – bij selecte of juist bij aselecte groepen van sporters, binnen of buiten competitie. Daardoor zijn er grote verschillen in de kans op dopingcontrole tussen sporten, maar ook binnen sporten. Dit doet afbreuk aan de nagestreefde harmonisering en uniformering van de regels. De aanname dat doping beperkt zou zijn tot enkele sporten en niet of nauwelijks aan de orde zou zijn in andere sporten, mist een empirische basis. Gezien recent gebleken feiten, lijkt deze aanname niet goed verdedigbaar. In principe zou elke sporter die op een bepaald niveau presteert, een even grote kans moeten hebben een dopingcontrole te ondergaan, zowel binnen als buiten competitie. Voorwaarde voor adequate, eerlijke controle op doping is dat sportbonden hiervoor een vast percentage van hun begroting reserveren, dat naar evenredigheid, en zonder aanzien des persoons, wordt ingezet om sporters te controleren. Van belang hierbij is dat tests regelmatig plaatsvinden, op het juiste moment, en dat een biologisch paspoort wordt bijgehouden, waardoor gegevens over langere tijd in de analyse kunnen worden betrokken. Dat moet deskundig en onafhankelijk gebeuren, omdat het correct interpreteren van testgegevens lastig is en natuurlijk gevoelig ligt. Ook deskundigen kunnen fouten maken en moeten dus gecontroleerd kunnen worden. Fundamentele rechtsbeginselen zoals het beginsel van hooren wederhoor, maar ook van expertise en con-
tra-expertise zijn hierbij aan de orde, waarvoor ook weer voldoende middelen beschikbaar moeten zijn. Daarom is het te overwegen een nationaal fonds op te richten voor sporters die na uitspraak van de tuchtraad in hoger beroep willen gaan. Momenteel is dat voor veel sporters geen optie omdat het te duur is.
➌ Betrek (oud-)sporters bij de implementatie van het dopingbeleid
Nu zijn (oud)topsporters nauwelijks betrokken bij het dopingbeleid. Een gemiste kans, want zij hebben veel kennis en ervaring. Zij weten uit de praktijk hoe het is om op alle mogelijke momenten en op alle mogelijke manieren op doping gecontroleerd te worden. Natuurlijk is dopingcontrole nodig gegeven een dopingcode, maar dat betekent niet dat elementen van redelijkheid, menselijkheid en privacy met voeten getreden mogen worden. De atleet heeft ook belangen en rechten, die bij de effectuering van het dopingbeleid mede in overweging moeten worden genomen. Tegen deze achtergrond is het nuttig en wenselijk om (oud)sporters te betrekken bij het tot stand komen van regels omtrent dopingcontroles en het toepassen van deze regels in de sportpraktijk.
➍ Zorg voor een onafhankelijke sportarts met een sterke beroepscode
De sportarts speelt een centrale rol bij het dopinggebruik en het voorkomen daarvan.
We weten nu dat artsen meer dan eens hulp hebben geboden bij of zelfs hebben aangezet tot dopinggebruik en hebben bijgedragen aan een wildgroei aan medische dispensaties. Dat vraagt om preventieve maatregelen. Bijvoorbeeld: de sportarts doet in overleg met de sporter wat hij nodig acht voor een optimale voorbereiding op de wedstrijd en doet hiervan verslag in medische dossiers. Die dossiers zijn altijd opvraagbaar door toezichthoudende instanties zoals de gezondheidsinspectie. Daarnaast zou er een formele accreditatie als sportarts moeten bestaan, net zoals die er al is voor keurings- en verzekeringsartsen. Bij gebleken wangedrag kan deze tijdelijk of definitief worden ingetrokken. Bij de sportmedische begeleiding van teams en atleten wordt idealiter geput uit een verzameling van geaccrediteerde sportartsen, die ook zo objectief mogelijk (bijvoorbeeld met geanonimiseerde meetgegevens) verantwoording aan elkaar afleggen. De band met de sport(er) wordt dan wat zwakker en die met de professie en de intercollegiale toetsing sterker.
tolerancebeleid met disproportioneel zware straffen loopt het gevaar afbreuk te doen aan democratische rechtsbeginselen en de positie van de sporter als redelijk mens en medeburger te ondermijnen. Om dit te voorkomen moet doping bestraft worden met een tijdelijke ontzegging van deelname aan sportwedstrijden en -evenementen, op een manier die recht doet aan de ernst en aard van het vergrijp én de specifieke context van de sport in kwestie. De strafmaat kan hoger worden naarmate een sporter meer rode kaarten heeft verzameld. Bij recidive kan de strafmaat verhoogd worden.
➎ Zorg voor een passende strafmaat
Atleten die betrapt worden op doping worden nu zwaar gestraft. Regelmatig ontstaat discussie over de vraag of de strafmaat nog in verhouding staat tot de ernst van het vergrijp en de specifieke sportcontext daarvan: twee jaar uitsluiting bij biljarten is iets heel anders dan twee jaar uitsluiting bij turnen. Een zero-
13
››
Algemene aanbevelingen In deze categorie vier aanbevelingen die al enige tijd in verband gebracht worden met het bevorderen van sportiviteit. Het zijn reminders die met de toename van onsportief gedrag steeds actueler worden. Zij vormen een basis voor de overige aanbevelingen in dit charter:
➊ Schenk meer aandacht aan
een echte trias politica en fundamentele rechtsbeginselen in de sport.
Scheiding der machten is van fundamenteel belang voor een goed evenwicht van de krachten in een organisatie. De georganiseerde sport heeft echter een sterk monopolistische structuur: er is maar één IOC en één WADA en per sport meestal maar één internationale federatie en één nationale bond. Hierdoor is in veel gevallen onvoldoende sprake van een strikte scheiding tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Het WADA bepaalt dat fundamentele rechtsbeginselen, zoals het proportionaliteitsbeginsel, al zijn verwerkt in de code. Dat kan deze organisatie wel zeggen, maar wie controleert dat? Kortom, er moet meer aandacht komen voor de scheiding van bevoegdheden met meer ‘checks and balances’ en meer ruimte voor de corrigerende functie van het recht. Sporters kiezen een sportvereniging, niet een sportbond. Toch zijn zij gebonden aan de statuten en reglementen van deze bond. De zogenaamde “gedwongen” onderwerping aan
de regels van de bond staat op gespannen voet met juridische vormen van keuzevrijheid, bijvoorbeeld contracteervrijheid of vrijheid van keuze van dienstbetrekking. Vanwege de “onvrijheid” zal meer aandacht moeten komen voor een verbetering van de rechtspositie van de sporter. Het verdient aanbeveling de vakbonden van sporters hierbij te betrekken om hun positie te versterken.
➋ Bevorder diversiteit in
de sport, laat de sport een afspiegeling zijn van de maatschappij.
Sport hoort niet van een minderheid of van een kleine groep te zijn. Sport moet toegankelijk zijn of worden voor iedereen die sport wil beoefenen, organiseren of besturen, of ervan genieten als toeschouwer. Precies zoals sport bedoeld is. Zorg dat verschillen van toegevoegde waarde zijn. Creëer dus een cultuur waar diversiteit in de ruimste zin van het woord – oud en jong, mannen en vrouwen, culturele verscheidenheid – een kracht vormt voor de organisatie. Dit betekent ook het bevorderen van een actief toegangsbeleid. Kortom, geef invulling aan de leus ‘Sport voor allen’.
➌ Maak sport voor alle kinderen toegankelijk via scholen.
Nederland moet inzetten op structureel bewegingsonderwijs voor alle kinderen op alle ba-
15
››
Vervolg sisscholen en het hele voortgezet onderwijs en dat onder leiding van voldoende gediplomeerde leraren lichamelijke opvoeding. Sport maakt deel uit van onze beweegcultuur. Om kinderen op een goede manier te introduceren in het plezier van bewegen, maar ook omdat het goed is voor het zelfvertrouwen en de fysieke ontwikkeling. En omdat het zorgt voor een goede balans tussen fysiek en cognitie. Bovendien leert het jonge mensen omgaan met verschillen, met respect, met winnen en verliezen, met emoties en met een gezonde leefstijl.
➍ Benadruk het belang van
sport en beweging voor een gezonde leefstijl.
Er is een groeiend besef in de maatschappij dat sport en beweging gezond zijn. In de wetenschap komen er steeds meer aanwijzingen dat sport en bewegen niet alleen gezond is voor de fysieke gezondheid, maar vaak ook voor de mentale gezondheid. Ook lijken elementaire hersenfuncties gebaat bij sport en bewegen. Het belang van sport en bewegen voor onze gezondheid is moeilijk te overschatten, vooral in een tijd waarin fysieke en mentale gezondheid in veel opzichten onder druk staan door problemen als overgewicht, depressie, en eenzaamheid. In veel afwegingen die politici, docenten en opvoeders maken is het gewenst als het belang van sport en beweging sterker wordt erkend en benadrukt.
Onderzoek De overweldigende aandacht voor sport in de media leidt ertoe dat bijna iedereen een mening heeft over oplossingen voor geweld, discriminatie en dopinggebruik. De meeste van deze opvattingen bevatten een kern van waarheid. Ook vanuit wetenschap of praktijk ontstaan nieuwe ideeën. Voor alle ideeën en opvattingen geldt dat onderzoek nodig is om antwoord te krijgen op de vraag of ze waar zijn of niet, zinvol of niet, of toepasbaar of niet. Ook zijn er nog tal van algemene thema’s die meer aandacht verdienen. Hierbij kan gedacht worden aan de biologische en psychologische processen die mensen kunnen aanzetten tot agressie en discriminatie, als actieve deelnemer en als toeschouwer van sport. Daarbij is het wenselijk meer inzicht te krijgen in de factoren die agressie en discriminatie in de hand kunnen werken, zoals (vermeende) onrechtvaardigheid, de rol van een derby, de invloed van het weer en de fysieke nabijheid van supporters van rivaliserende clubs. Daarnaast is nog altijd behoefte aan onderzoek naar de effecten van specifieke stoffen en methoden op de prestatie en de gezondheid. Dat geldt zowel voor stoffen en methoden die op de dopinglijst staan, als stoffen en methoden die er niet op staan. Ten slotte is er meer onderzoek nodig om te bepalen op welke wijze de sport besluitvormingsprocessen kan verbeteren en tegenkracht kan organiseren om veranderingen tot stand te brengen en instrumenten te ontwikkelen die het meest effectief zijn. In het
licht van al deze onderwerpen is het een goede zaak dat er recent, na jaren van ondervertegenwoordiging in de financiering van wetenschappelijk onderzoek door NWO, een specifiek op de sport gericht programma voor sportonderzoek is gekomen. Het is van groot belang dat dit vooralsnog incidentele programma structureel wordt, want er leven nog heel wat maatschappelijke vragen rond de sport die van een antwoord dienen te worden voorzien.
Van aanbeveling naar succesvolle verandering Aanbevelingen zijn gewenste veranderingen. Om die veranderingen te realiseren, is inzicht nodig in de voorwaarden van succesvolle veranderingen. Die inzichten zijn er. Bij succesvol veranderen is het startpunt: zicht krijgen op (on)mogelijkheden van de veranderende organisatie om de gewenste verandering op de juiste manier concreet te maken. Wat er binnen dat kader mogelijk is, moet getoetst worden aan de gewenste verbeteringen. Is de uitkomst positief, dan kan de verbetering worden ingevoerd met een redelijke kans van slagen. Die kans van slagen hangt af van wat we meestal ‘risicofactoren’ noemen. Deze vormen de leidraad om de organisatie met de in te voeren verandering zoveel mogelijk zonder kleerscheuren van a naar b(eter) te leiden.
Sportorganisaties: begin vandaag nog Met iets groots als het willen terugdringen en idealiter uitbannen van geweld, discriminatie en doping in de sport, moet je ergens beginnen. Het ligt voor de hand om daarvoor de sportorganisaties aan te spreken. Ook om de andere veranderingen te laten slagen, moeten zij
rekening houden met de meest fundamentele principes van iedere gezonde organisatie, zoals vertrouwen, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid. Alles staat of valt in eerste instantie met het toepassen en effectueren van deze drie principes binnen de sportclubs en -bonden. Zij moeten de bindende factor zijn, de implementatie en borging van de aanbevelingen garanderen en een voorbeeldfunctie vervullen. Zonder deze principes geen geslaagde veranderingen. Bestuurders van bonden en sportclubs moeten daarom ook in hun organisatie aan de meest fundamentele kernwaarden, zoals respect en sportiviteit, gaan werken. Ook moeten ze hun kerntaak, namelijk een bijdrage leveren aan sportieve prestaties, expliciet aanvullen met de kerntaak van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Die kerntaak, die concreet betekent dat ze verantwoordelijkheid nemen voor het bestrijden van geweld, discriminatie en doping, kunnen zij alleen effectief uitvoeren als zij zelf hun eigen verantwoordelijkheid nemen: als (moreel) leider die tegelijkertijd als professional leiding geeft aan het realiseren van genoemde kernwaarden. Dat betekent dat de kernwaarden niet slechts worden omgezet in gedragscodes, maar dat deze codes ook gehandhaafd worden. De in dit charter gedane aanbevelingen moeten zoveel mogelijk integraal benaderd en aangepakt worden. Dat veronderstelt dat bonden en sportclubs meer gaan samenwerken. Gezamenlijk kunnen zij de nieuwe maatregelen, gedragscodes, sanctievoorstellen en verbetervoorstellen uit dit charter oppakken. De urgentie is er, nu de veranderingen nog!
17
››
Tot slot: Alle aanbevelingen op een rij Tegen agressie en geweld: ➊ Beloon de (vroegtijdige) ingrijper. ➋ Bestraf individuele agressie met individuele time-out. ➌ Bestraf collectieve agressie met tijdelijke schorsing van wedstrijd. ➍ Betoon u een goed gastheer. ➎ Train (elkaar) in zelfbeheersing en bestraf het ontbreken daarvan.
Tegen discriminatie: ➊ Benoem een aparte official die de sportiviteit van het publiek beoordeelt. ➋ Beperk de anonimiteit van daders met bijvoorbeeld camera’s. ➌ Maak een uniform regelsysteem, dat schept duidelijkheid en daadkracht.
Tegen dopinggebruik: ➊ IJver voor herziening van de dopinglijst van WADA. ➋ Waarborg de financiële middelen om op doping te controleren. ➌ Betrek (oud-)sporters bij de implementatie van het dopingbeleid. ➍ Zorg voor een onafhankelijke sportarts met een sterke beroepscode. ➎ Zorg voor een passende strafmaat.
Algemeen, om sportiviteit te bevorderen: ➊ Schenk meer aandacht aan een echte trias politica en fundamentele rechtsbeginselen in de sport. ➋ Bevorder diversiteit in de sport, laat de sport een afspiegeling zijn van de maatschappij. ➌ Maak sport voor alle kinderen toegankelijk via scholen. ➍ Benadruk het belang van sport en beweging voor een gezonde leefstijl.
19
››
VU Connected verbindt wetenschap, kennis en ervaring aan actuele thema’s in de samenleving. VU Connected maakt zich sterk voor een mooiere samenleving. Op het snijvlak van wetenschap en maatschappij organiseren wij jaarlijks meer dan zestig projecten, events en debatten in vier domeinen: Economie, Samen Leven, Gezondheid en Duurzaamheid. Dat gebeurt in heel Nederland en voor iedereen. Menselijke maat, zin en betekenis klinken altijd mee. Wij brengen netwerken van diverse disciplines samen en voegen wetenschappelijke kennis toe. Zo ontstaan inzicht, inspiratie en ideeën. Zo brengen we actuele en maatschappelijke vraagstukken verder. Samen voor maatschappelijke betekenis. Het ideële project ‘Sportief’ waar deze aanbevelingen het resultaat van zijn, kan alleen maar verder gebracht worden dankzij de steun van onze leden. U kunt zich aansluiten via www.vuconnected.nl/aanmelden, zodat u het mogelijk maakt om onze ideële projecten verder te ontwikkelen.
© VU Connected mei 2013 | www.vuconnected.nl Auteurs: Peter Beek (eindredactie), Anton Cozijnsen, Paul van Lange, Marjan Olfers, Toine Pieters, Cees Vervoorn Redactie: Rianne Lindhout, Jacob Bouwman Ontwerp: Mooifraai/Monique Francissen