PROTOCOL GEWENST GEDRAG 1. WAT DOEN WE OM GEWENST GEDRAG TE BEWERKSTELLIGEN? 1.1 OMGANGSREGELS Onze school heeft algemene omgangsregels geformuleerd, waaraan iedereen zich houdt. De regels benoemen het gewenste gedrag:
1. In de school loopt iedereen rustig. 2. In de school praten wij zacht. 3. In school en op het schoolplein gaan wij respectvol met elkaar om. (niet duwen, slaan, schelden, enz.) 4. Iedereen gaat voorzichtig om met materiaal. (pennen, potloden, schriften, computers, spelmateriaal, enz., enz.) 5. Alle kinderen hangen hun jas netjes aan de kapstok. De afspraken zijn herkenbaar voor alle leerlingen van onze school en hangen duidelijk zichtbaar in school en in alle lokalen. Aan het begin van ieder schooljaar worden de regels opgefrist. De leerkrachten zijn alert op naleving van de regels.
1.2 GROEPSREGELS De leerkracht stelt aan het begin van het schooljaar samen met de kinderen een aantal groepsregels op. De regels worden op papier gezet en in de klas opgehangen. De regels b e n o e m e n h e t gewenste gedrag.
1.3 GEBRUIK VAN DE METHODE De school gebruikt in alle klassen de methode “Beter omgaan met jezelf en de ander”, een methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling voor de kinderen. Iedere week wordt er in de groep een les uit de methode gegeven. Sociaal Emotionele Ontwikkeling staat in als vakgebied op het weekrooster.
1.4 VERTROUWENSPERSOON Wanneer een kind het probleem niet aan de leerkracht durft te vertellen, kan een kind naar de vertrouwenspersoon gaan. De vertrouwenspersoon van onze school is Fimke Bosscha, leerkracht en IB-er van ‘t Ambyld. De vertrouwenspersoon voor de kinderen koppelt het probleem in overleg vervolgens terug naar de direct betrokken leerkracht alsmede de directeur van de school. Geheimhouding van dit probleem moet bij deze terugkoppeling gewaarborgd zijn. Ook ouders kunnen hun zorg uiten bij de vertrouwenspersoon.
1.5 CYBERPESTEN Onze school heeft lessen mediawijsheid opgenomen in het aanbod. Cyberpesten maakt onderdeel uit van dit aanbod. Er is gerichte aandacht om verstandig met de social media om te gaan. Als er incidenten zijn op dit gebied, waarbij onze leerlingen betrokken zijn, volgen wij een vastomlijnd stappenplan. (zie bijlage 1) 1
2. CONFLICTHANTERING (omgaan met ruzies op onze school) 2.1 CONFLICTHANTERING OP ONZE SCHOOL We verstaan onder een conflict een ruzie met schoppen, slaan, schelden of gemene opmerkingen (mondeling of schriftelijk). Bij conflicten tussen kinderen maakt onze school gebruik van reflectiebladen (zie blz. 6 & 7). De betrokken kinderen beantwoorden direct na een conflict een aantal vragen, voordat de leerkracht met de kinderen in gesprek gaat. De betrokken kinderen beantwoorden de volgende vragen: • Waar gebeurde het? • Wie waren er bij? • Wat gebeurde er? • Wat heb je zelf gedaan? • Hoe had je het kunnen voorkomen? • Hoe ga je het voortaan doen? • Wat spreken we af? (samen met je juf of meester invullen) De reflectiebladen dienen een aantal doelen: • Afkoelperiode (na een conflict kan het kind afkoelen tijdens het invullen van de vragen). • Reflectie op eigen rol in het conflict. • Inzicht krijgen op het ontstaan van een conflict. • Archivering van conflicten (goed zicht op de frequentie van betrokkenheid bij conflicten). • Betrokkenheid van ouders bij conflicten op school.
2.2 PROCEDURE M.B.T. GEBRUIK VAN DE REFLECTIEBLADEN (zie bijlage 1) • • • •
De leerkrachten van de groepen 5 t/m 8 maken gebruik van de reflectiebladen. De reflectiebladen worden zorgvuldig door de leerlingen ingevuld. Ook de eigen rol wordt duidelijk omschreven. De reflectiebladen worden door de leerkracht verzameld in de leerlingenmap. Wanneer een kind driemaal in drie maanden een reflectieblad heeft moeten invullen wordt er contact gezocht met de ouders. Het blijkt dat de leerling drie keer bij een conflict betrokken is geweest. Ouders, leerkracht en kind maken heldere afspraken over deze ongewenste betrokkenheid bij conflicten, de eigen rol van het kind wordt in dit gesprek benadrukt, in het bijzijn van het kind.
2
3. HULP EN BEGELEIDING Aan de hand van de ingevulde reflectiebladen krijgen leerkracht, ouder en kind inzicht in de rol van de kinderen in een conflict.
3.1 HULP AAN DE LEERKRACHT De leerkracht heeft een zeer belangrijke rol. De leerkracht zal helder en duidelijk moeten maken dat dit ongewenste gedrag volstrekt niet geaccepteerd wordt. Met de reflectiebladen (zie hoofdstuk 2) kan de leerkracht heldere afspraken maken. De leerkracht biedt in eerste instantie de gepeste leerling bescherming, spreekt ernstig met de pester en zijn ouders en richt zich vervolgens op de groep en de meelopers. De leerkracht kan begeleid worden door de IB-er van de school en in overleg met ouders hulp vragen bij het Zorg Advies Team Opsterwad. Ook kan schoolmaatschappelijk werk en de schoolarts worden ingeschakeld in geval van pesten.
3.2 HULP AAN DE GEPESTE Gesprekken met de leerkracht van het kind. De leerkracht kiest een vast moment in de week om een gesprekje te hebben met het gepeste kind, de pester(s) en een kind uit de klas. Tijdens het gesprek wordt ingegaan op de rol van ieder. De week wordt nabesproken (wat ging er goed? Wat ging er niet goed? De volgende week wordt voorbesproken: wat ga je anders doen? Naast deze wekelijkse gesprekjes is het belangrijk dat de leerkracht alleen met de gepeste praat over de gewenste vooruitgang. Het doel is tweeledig: zowel het signaleren van nieuwe prikkels als het verwerken van de eerdere ervaringen.
3.3 HULP AAN DE PESTER De pesters hebben recht op hulp, zij zijn niet in staat om op een normale wijze met anderen om te gaan en hebben daar onze professionele hulp bij nodig. Die hulp bestaat uit de volgende activiteiten: • Gesprekken met de leerkracht van het kind. De leerkracht kiest een vast moment in de week om een gesprekje te hebben met het gepeste kind, de pester(s) en een kind uit de zwijgende middengroep. Tijdens het gesprek wordt ingegaan op de rol van ieder. De week wordt nabesproken (wat ging er goed? Wat ging er niet goed? De volgende week wordt voorbesproken (wat ga je anders doen?). • Naast deze wekelijkse gesprekjes is het belangrijk dat de leerkracht alleen met de pester praat over de wenste vooruitgang. Het doel is tweeledig: zowel het signaleren van nieuwe prikkels als het concreet uitvoeren van gemaakte afspraken (zie reflectiebladen, hoofdstuk 2). Een duidelijk afspraak over welke consequentie er zal volgen indien het pestgedrag toch weer voorkomt. • Pestgedrag wordt binnen het team van de school gemeld zodat al het personeel alert kan reageren. De ouder worden geïnformeerd van zowel de pester als het gepeste kind. • Van alle gesprekken met de pester en /of ouders worden verslagen gemaakt. Indien deze activiteit geen oplossing biedt voert de leerkracht een aantal probleemoplossende gesprekken met de leerling waarbij getracht zal worden de oorzaak van het pesten te achterhalen. Daarnaast proberen we de pester gevoelig te maken voor hetgeen hij/zij aanricht bij het gepeste kind. • Als het pestgedrag blijft voortduren roept de school de hulp in van externen. Indien dit alles niet leidt tot een verbetering zal de ouders geadviseerd worden te kijken naar een andere school voor hun kind. 3
3.4 HULP AAN DE GROEP De zwijgende middengroep is als eerder beschreven in dit stuk van cruciaal belang in de aanpak van het probleem. Als de groep eenmaal in beweging is gebracht, hebben kinderen die pesten veel minder te vertellen. Deze middengroep is eenvoudig te mobiliseren, niet alleen door de leerkracht, maar ook door de ouders.
3.5 HULP AAN OUDERS Voor de ouders van het gepeste kind is het van belang dat de school ernst maakt met de aanpak van het pesten. Met de ouders van het gepeste kind zal overleg zijn over de aanpak en de begeleiding van hun kind. De ouders van de pesters moeten absoluut op de hoogte zijn van wat er met hun kind gebeurt. Zij hebben er recht op te weten dat hun kind in sociaal opzicht bepaald zorgwekkend gedrag vertoont dat dringend verbetering behoeft. • De ouders van de groep moeten zich bij de leerkracht kunnen melden als zij van hun kind vernemen dat er een kind gepest wordt. Ook voor ouders is een klimaat geschapen waarin het duidelijk is dat de school open staat voor dit soort meldingen. • Ouders kunnen hun kinderen zeggen dat zij het verschrikkelijk vinden als kinderen elkaar pesten. Dat als hun kind het ziet, het zeker niet mee moet pesten, maar stelling moet nemen. Indien het kind die stelling niet durft te nemen, het altijd aan de ouders of aan de leerkracht moet vertellen. Praten over pesten is fundamenteel iets anders dan klikken.. Ouders kunnen hun kind daarin ondersteunen en begeleiden.
4
4. PROCEDURE M.B.T. HERHAALD PESTGEDRAG Aan de hand van de ingevulde reflectiebladen krijgen leerkracht, ouder en kind inzicht in de rol van de kinderen in een conflict. Als blijkt dat het kind driemaal de rol van pester heeft aangenomen gaat de volgende procedure in werking: 1. Indien er sprake is van herhaald pestgedrag worden de ouders van de pester in
het bijzijn van de pester op de hoogte gesteld van de ongewenste gebeurtenissen in een gesprek op school. Leidraad in dit gesprek zijn ingevulde “reflectiebladen” (zie hoofdstuk 2). Aan het eind van dit oudergesprek worden de afspraken met de pester uitdrukkelijk doorgesproken en ook vastgelegd. 2. Er wordt een handelingsplan door de leerkracht opgesteld en uitgevoerd. Doel
hierbij is om negatief gedrag om te buigen in positief, gewenst gedrag. Ouders worden hiervan op de hoogte gesteld. 3. Na een periode van vier weken wordt er een tussenevaluatie uitgevoerd met kind,
ouders en IB-er. 4. Na een periode van acht weken wordt geëvalueerd met kind, ouders en IB-er. 5. Indien het probleem zich toch blijft herhalen meldt de leerkracht dit gedrag aan
de directeur van de school. De leerkracht overhandigt de IB-er en directeur de reflectiebladen, het handelingsplan, verslaglegging van gesprekken (met handtekening van ouders) en afspraken zoals die gemaakt zijn om het pesten aan te pakken. 6. De directeur roept de ouders op school voor een gesprek. Ook het kind kan in dit
eerste gesprek met de directie betrokken worden. De directeur gaat uit van het opgebouwde archief van de leerkracht. Er worden hernieuwde afspraken gemaakt. 7. Indien het gedrag niet verbetert kan er melding gemaakt worden bij het Zorgteam .
Een verwijzing kan plaatsvinden naar het maatschappelijk zorgsysteem in de richting van de afdeling Jeugdzorg dan wel het R.I.AG.G. Een en ander wordt zorgvuldig gedocumenteerd in het leerlingendossier van de school. 8. Indien het pestgedrag van de pester niet aanzienlijk verbetert, en/of de ouders van het
kind werken onvoldoende mee om het probleem ook aan te pakken, kan de directeur van de school overgaan tot bijzondere maatregelen.
© WV 2013-03-12
5