Projectoverzicht Economie071
Projectkaart Koppelen kennis aan markt op vele manieren, bijvoorbeeld door het opzetten van een centrum voor ondernemerschap, maar ook door wetenschappers en ondernemers met elkaar in gesprek te brengen rond specifieke thema’s als zorg, vitaliteit of logistiek. Uit de gesprekken tussen ondernemers en wetenschappers blijkt dat er niet alleen toepassingsmogelijkheden zijn voor nieuwe kennis maar dat er ook kansen liggen voor het toepassen van kennis bij concrete vraagstukken afkomstig uit de bedrijven zelf. De relatie tussen de lokale en regionale MKB-ondernemingen en de kennis instellingen in Leiden kan worden verbeterd. Ook dit wordt onderzocht.
Thema vanuit de Economische agenda Versterken | Topsector De Leidse regio is beroemd vanwege zijn Bio Science Park. 25 Jaar samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid heeft geleid tot een bloeiend bedrijvenpark. Er werken bijna 17.000 mensen en het dubbele aantal bij toeleveranciers in de regio. Op het park volgen 13.500 studenten een opleiding, waarvan 5.000 zich richten op life sciences gerelateerde studies. Het park is een enorm succes, maar gebaseerd op één sector. Om de kwetsbaarheid te verminderen en de economische structuur te versterken naar de regio, wordt er gewerkt aan een nieuw aanvullend cluster vanuit het thema Vitaliteit. Aanleiding voor het project Valorisatie is het kernwoord van het project Koppeling Kennis aan Markt: het verzilveren van wetenschappelijke
kennis en techniek. Hiermee wil Economie071 de aan wezige kennis in de regio laten leiden tot meer bedrijvigheid: niet alleen banen voor hoogopgeleiden, maar ook voor de brede basis van de economie op MBO niveau en voor toeleveranciers. Door kennis meer te gelde te maken profiteert iedereen in de regio. Korte omschrijving van project Verzilveren bestaande en nieuwe kennis De Leidse regio is een wereldspeler op het gebied van Life Sciences & Health. Het Leiden Bio Science Park is met ongeveer 85 gespecialiseerde life sciences bedrijven het grootste life sciences kenniscluster in Nederland. Maar ook elders in de regio zijn kennisbedrijven en life sciences gerelateerde productiebedrijven gevestigd. Kennisvalorisatie gaat primair over het vertalen van wetenschappelijk onderzoek naar bedrijvigheid. Dat kan
Het project ‘Koppeling Kennis aan markt’ wordt getrokken door de gemeente Katwijk. Op dit moment is het project bezig met een inventarisatie. Daaruit blijkt dat er al vele initiatieven zijn om het doel te bereiken. Een thematische aanpak, zoals 25 jaar geleden werd gekozen voor bio science, lijkt ook nu weer het meest succesvol. Bovendien is het belangrijk dat de juiste spelers en netwerken worden betrokken. In dat verband wordt ook gekeken naar succesvolle voorbeelden elders, zoals Greenport. In de komende maanden wordt het projectplan verder uitgewerkt. Daarbij worden voorstellen gedaan voor te kiezen thema’s en de vervolgstappen. De aanpak moet leiden tot een werkwijze op gebied van kennis koppelen aan de markt, die ook op andere thema’s binnen de Leidse regio kan worden toegepast. Wie is/zijn trekker(s) van het project en welke partners zijn betrokken? Projectleiding: gemeente Katwijk | Betrokken partners: Universiteit Leiden, Hogeschool Leiden, OV BSP | Externe partners: bedrijven
Wat is er het afgelopen jaar gebeurd? De projectgroep is vier maal bij elkaar geweest. Er zijn nu relaties gelegd tussen de kennisinstellingen en drie bedrijven in de sierteeltsector en één bedrijf in de technologie sector. Welke netwerken worden benut? Welke dwarsverbanden zijn er met de andere projecten van Economie071? Er wordt gebruik gemaakt van de netwerken van de gemeente Katwijk en die van Luris en Generade. Op dit moment zijn er geen dwarsverbanden; op termijn is dat mogelijk met het Ondernemershuis in Katwijk en het LCIE: Leiden Center for Innovation and Entrepeneurship. Op welk moment verwacht je dat het project is afgerond? Het project is afgerond zodra er één of meer manieren zijn gevonden waardoor kennis gekoppeld kan worden aan concrete vragen vanuit bedrijven in de regio. Dat moment zal eind 2016 kunnen zijn. Op welke momenten kan de stuurgroep voor jou en je project van toegevoegde waarde zijn? De toegevoegde waarde van de stuurgroep zit in het vergroten van draagvlak voor het project in de eigen organisaties. Dat geldt direct voor de onderwijsinstellingen en voor de overheid in de volgende stap als er andere sectoren worden aangesloten om een tweede iteratie in het project te starten. Wanneer is het project voor jou succesvol? Het gaat om twee type doelen die gerealiseerd moeten zijn: Er zijn concrete samenwerkingsrelaties ontstaan waarbij een ondernemer(s) en onderzoeker(s) werken aan een gezamenlijk traject.; Uit de verschillende contacten is er een manier ontwikkeld die ondersteunt bij de structurele valorisatie van kennis.
Zijn er financiën beschikbaar? De overkoepelende projectactiviteiten worden bekostigd door de gemeente Katwijk, UL en LURIS. De deelprojecten die bestaan uit de samenwerking tussen kennisinstellingen en de ondernemers moeten zelfstandig gefinancierd worden waarbij een belangrijk deel van de financiering vanzelfsprekend afkomstig zal zijn van de ondernemers. De financiering van structurele maatregelen is afhankelijk van het type maatregel dat zal worden ontwikkeld. Zo is er al nagedacht over een mogelijke uitbreiding van capaciteit om de vertaalslag te maken tussen de vraag van de ondernemer en de academische vraagstelling van de kennisinstellingen. Voor die uitbreiding is alvast een reservering gedaan door de gemeente Leiden t.b.v. het project Leidse regio. Welke risico’s heb je in beeld? De ervaring tot nu toe wijst uit dat er voor beide kanten toegevoegde waarde zit in de relatie maar dat de benadering substantieel verschilt. Zo wordt bij de benadering van de ondernemers vanuit de kennis instellingen soms teveel nadruk gelegd op het kosten aspect (van bestaande curriculaire dienstverlening, bv. studentenstages) en te weinig op het denken in toegevoegde waarde. De ondernemer daarentegen zit nog teveel in de consultancy modus waarbij deze vergeet dat het eerder een gezamenlijk onderzoekstraject betreft met onzekere kanten. Welke beheersmaatregelen zet je in? Bovenstaand risico wordt inmiddels getoetst bij onder nemers en ook bij andere kennisinstellingen om te bezien of dit specifiek is voor deze regio of een breed erkend risico.
Klaas Jan van der Bent (projectleider): ‘Het is inspirerend om te zien dat gesprekken tussen kennisinstellingen en ondernemers goed verlopen en vaak leidt tot enthousiaste ideeën. Met de juiste aandacht ben ik er van overtuigd dat hier aansprekende projecten uit voort zullen komen.’
Kennis koppelen aan markt
Projectkaart Professioneel Expat Centre Korte omschrijving van project Internationale concurrentiepositie verbeteren Het aantal kenniswerkers uit andere landen dat in Nederland werkt is de laatste jaren gegroeid met 41,5 procent. De Leidse regio merkt die groei ook. Elk jaar vestigen 3.000 mensen vanuit het buitenland zich in de Leidse regio. Het gaat alleen al om 1.000 tot 1.500 studenten per jaar. Ook de academische staf van de Universiteit Leiden is de afgelopen jaren gegroeid tot 31 procent van het totaal.
Thema vanuit de Economische agenda Verleiden | Vestigen en winkelen Een van de doelen van de economische agenda is het aantrekkelijker maken van het vestigingsklimaat van de Leidse regio. Een concurrerend vestigingsklimaat is een dominante factor voor de concurrentiekracht van de Leidse regio. De kwaliteit van leven, woonomgeving, cultureel aanbod, gastvrijheid, imago en organiserend vermogen – samen ook wel software genoemd – zijn van invloed op een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor zowel bedrijven, werknemers als studenten. Vanuit het perspectief van investor relations is de gedachte dat een bedrijf haar werknemers volgt. Daar waar de werknemers willen wonen, willen de bedrijven zich (blijven) vestigen. Een optimale dienstverlening richting expats, is daarom van belang. Ook voor nieuwe bedrijven is het belangrijk de bedrijven zelf, maar ook de werknemers wegwijs te maken in de regelgeving en activiteiten in de regio.
Aanleiding voor het project Steeds meer werknemers van kennisinstellingen komen uit het buitenland en vestigen zich in een van de regio gemeenten vanwege het aantrekkelijke woonklimaat. Oegstgeest werd in 2011 en 2012 verkozen tot aantrekkelijkste woongemeente van Zuid-Holland en Voorschoten viel die eer in 2013 ten deel. De kust, de vele landgoederen, het Groene Hart, de vele musea en het historisch centrum van Leiden liggen allemaal op fietsafstand van elkaar. Leiden Marketing is als huidig verantwoordelijke voor het Expat Centre nauw betrokken bij verdere professiona lisering van het Expat Centre en heeft Economie071 hierbij aangehaakt.
Het huidige Expat Centre Leiden biedt beperkte dienst verlening aan de mensen die vanuit het buitenland zich vestigen in de regio. Hoewel het Leidse centrum een van de eerste in Nederland was, blijft de dienstverlening achter bij de andere landelijke centra. Het vervult vooral een VVVfunctie. Op dit moment vervult de overheid geen rol in het Expat Centre. Het is ook minder bekend onder de potentiële gebruikers (expats, bedrijven en instellingen met internationale werknemers en studenten). In de ideale situatie zorgt het Expat Centre voor een ‘zachte’ landing van de internationale werknemers en studenten in de regio. Het project heeft tot doel de dienstverlening uit te breiden en te verbeteren, zodat het Expat Centre bijdraagt aan de verbetering van de internationale concurrentiepositie van de Leidse regio. De zakelijke dienstverlening wordt ver beterd. En tenslotte zou het centrum ook een schakel moeten zijn tussen de expats en de regio. Het centrum moet de sociale cohesie in de community van interna tionale werkers en studenten bevorderen. Eerst wordt onderzoek verricht waarbij gesproken wordt met de expats zelf, de bedrijven en instellingen waar ze actief zijn en met andere centra. Ook worden de net werken van de expats in kaart gebracht. Uiteindelijk leidt dat tot een voorstel voor aanpassing van de dienst verlening van het bestaande Expat Centre Leiden.
Wie is/zijn trekker(s) van het project en welke partners zijn betrokken? Projectleiding: Economie071, beoogd bestuurlijke trekkers: gemeente Oegstgeest, gemeente Voorschoten en LUMC | Betrokken partners: alle gemeenten, LUMC, Universiteit, OV BSP, Koepel Leidse regio| Externe partners: Leiden Marketing, bedrijven
de regiomarketing kunnen leveren door de regio als internationale woon- & werkgemeenschap te profileren.
Wat is er het afgelopen jaar gebeurd? De projectgroep is sinds april dit jaar 4x in zijn geheel bij elkaar geweest. Tussendoor is daarnaast gesproken met verschillende bedrijven, dienstverleners en andere expat centra. Ook zijn er contacten gelegd met internationale netwerken zoals Leiden MIX en ACCESS. Inmiddels ligt er een concept businessplan dat in samenspraak met de projectgroep tot stand is gekomen. Er is een rapport opgeleverd dat inzicht geeft in het aantal economisch actieve internationals en studenten in de Leidse regio.
Op welke momenten kan de stuurgroep voor jou en je project van toegevoegde waarde zijn? Ten behoeve van meningsvorming bij beslispunten, zoals scenariokeuze voor uitwerking businessplan. Ten behoeve van besluitvorming op business plan en bij de evaluatie.
Welke netwerken worden benut? Welke dwarsverbanden zijn er met de andere projecten van Economie071? Er is een netwerk van alle expat centra in Nederland waar ook Expat Centre Leiden aan deelneemt. Daarnaast zijn er andere internationale netwerken zoals ACCESS, International Community Platform en contacten met o.a. de gemeente Den Haag over internationals en interna tionaal vestigingsklimaat. Het opzetten van een professioneel Expat Centre heeft een directe relatie met de andere projecten van Economie071 zoals de inzet op topsectoren: veel expats zijn werkzaam in Life Sciences, Health en zorg. Het stimuleren van ondernemerschap: veel expats zijn zelfstandig ondernemer. Een cross-over is denkbaar met het LCIE. Belangrijkste winstpunt van een Expat Centre is de ver betering van het internationale vestigingsklimaat. Ten slotte zal een Expat Centre een goede bijdrage aan
Op welk moment verwacht je dat het project is afgerond? Na vaststellen van het business plan kan tot implemen tatie worden overgegaan. Naar verwachting is dat in het voorjaar van 2016.
Wanneer is het project voor jou succesvol? Wanneer het Expat Centre bijdraagt aan het woon- en werkklimaat van de expats en daarmee hun werkgevers. Door grotere bekendheid van het Expat Centre bij expats en bij bedrijven. Dat het Expat Centre zich blijft door ontwikkelen en dat bedrijven aansluiten en daarmee de services van het Expat Centre worden uitgebreid. Wanneer de partners van de Leidse regio zich verbonden blijven voelen met het Expat Centre en willen bijdragen aan verdere professionalisering. Zijn er financiën beschikbaar? Dit is onderdeel van het business plan en wordt nu aan de betrokken projectpartners voorgelegd. Een aantal hiervan heeft al aangegeven een bijdrage te willen leveren.
Jessica Hilhorst en Laura Platte (projectleiders): ‘Het Expat Centre is een project waar zowel de regionale als lokale economie van profiteren. De gemeenten bieden hun expats dienstverlening op maat. De internationale scholen, werkgevers en bedrijvigheid hebben dadelijk één professioneel aanspreekpunt in deze regio. Het Expat Centre draagt zo bij aan de uitstraling van de Leidse regio als internationale kennisregio’.
Welke risico’s heb je in beeld? Financiën: dat alle projectpartners bijdragen aan het Expat Centre. Ook het bedrijfsleven wordt gevraagd om een financiële bijdrage en in een later stadium is er de mogelijkheid voor individuele bedrijven om bij te dragen aan extra dienstverlening vanuit het Expat Centre.
Welke beheersmaatregelen zet je in? Draagvlak creëren voor financiële besluitvorming. Na vaststelling van het business plan een stuurgroep Expat Centre oprichten voor aansturing van het Expat Centre.
Professioneel Expat Centre
Projectkaart Aansluiting Onderwijs en Arbeidsmarkt richten centrum voor innovatie en ondernemerschap past in die ontwikkeling. Een derde (in juni 2015 toegevoegde) focus richt zich op de vraag of jongeren met een beperking afkomstig uit het Praktijkonderwijs, het Voortgezet Speciaal Onderwijs en onderkant mbo een toegevoegde waarde hebben voor de Economische agenda. Wie is/zijn trekker(s) van het project en welke partners zijn betrokken? Projectleiding: ROC Leiden | Betrokken partners: Universiteit Leiden, Hogeschool Leiden, MBO, VMBO, Werkgeversverenigingen| Externe partners: expert- leden van o.a. Rabobank, UWV, LBSP, Holland Rijnland
Thema vanuit de Economische agenda Verbinden | Onderwijs en arbeidsmarkt Samenwerken is cruciaal voor de economische ontwik keling van de Leidse regio. Dat begint al op het moment dat leerlingen en studenten van het beroeps- en universitair onderwijs voor de eerste keer kennismaken met de razendsnel veranderende arbeidsmarkt. Er is behoefte aan meer hoogopgeleide medewerkers en een brede basis op MBO niveau. Leerlingen en studenten moeten beschikken over ondernemende vaardigheden. Vraag en aanbod moeten perfect op elkaar aansluiten, want alleen dan beschikt de Leidse regio over de juiste mensen om de economische groei te realiseren.
cifieke aandacht op het inbedden van ‘ondernemende vaardigheden’ in de opleidingsprogramma’s van ROC, Hogeschool en Universiteit maar al beginnend in het VMBO. Daarbij horen voldoende leerwerkplaatsen en stageplekken.
Aanleiding voor het project Voor een gezonde economische ontwikkeling is het belangrijk dat het onderwijs aansluit bij de arbeidsmarkt. Met spe-
De tweede focus is gericht op het onderwijsaanbod. Er wordt onderzocht of en hoe ondernemend gedrag een plek heeft in de opleidingen en of dat kan worden verbeterd. Het op te
Korte omschrijving van project Opleiden voor toekomstige banen Het project wordt getrokken door ROC Leiden. In eerste instantie richt het zich op het onderzoeken of er hiaten zijn in samenwerking tussen onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven en tegelijkertijd het ontwikkelen van vernieuwende initiatieven in de samenwerking met als doel het vergroten van het aantal leerwerkplaatsen en stageplekken.
Wat is er het afgelopen jaar gebeurd? Het projectplan ligt 2 december 2015 voor aan de Stuurgroep ter vaststelling. Hierop vooruitlopend zijn zeven deelprojecten gestart of staan op het punt van starten. Twee andere geformuleerde ideeën voor een deelproject op het terrein van ondernemende vaardigheden en talent herkenning worden waarschijnlijk samengevoegd tot één uit te werken project. Door de projectleiding is bewust gekozen voor formuleren van deelprojecten van “onderaf” in de verwachting dat daarmee het grootste draagvlak wordt gerealiseerd en de kans op succes het grootst is. Het projectplan en de daarbinnen geformuleerde deelprojecten zijn in 2015 tot stand gekomen door: • ruim 40 gesprekken te voeren tussen projectleider en professionals binnen de triple helix samenwerking (in de periode februari – mei); • een Expert-meeting in mei om tot project-ideeën te komen; • een toelichting in juni in de Coördinatiegroep en de Stuurgroep; • in juni deelprojectbeschrijvingen verder uit te werken tot haalbare projecten o.b.v. reacties uit de Stuurgroep;
• een vervolgsessie met experts in juli om ideeën aan • • •
te scherpen; een sessie in oktober met trekkers van de deelprojecten om status deelprojecten vast te stellen; een schriftelijke consultatie in de Coördinatiegroep van november; vaststelling van het projectplan door de Stuurgroep op 2 december 2015.
Welke netwerken worden benut? Welke dwarsverbanden zijn er met de andere projecten van Economie071? Wat in de periode voorafgaand aan het projectplan bleek is dat er veel initiatieven zijn op het gebied van aansluiting Onderwijs en Arbeidsmarkt, maar partijen dat vaak niet van elkaar wisten. Laat staan dat er sprake was van delen en uitwisselen van initiatieven en waar mogelijk samen optrekken. De Economische agenda is een goed vehikel gebleken om verbindingen te leggen en samenwerking te bevorderen. Met name onderwijs- en werkgeversnetwerken worden benut en uitgewisseld, maar ook bijvoorbeeld netwerken die actief zijn op terrein van voorkomen van jeugdwerkloosheid of arbeidsinclusie. Een mooi voorbeeld van hoe netwerken kunnen werken is het tot stand komen van het beschreven stagebeleid van de gemeente Leiden. Deze is mede tot stand gekomen door inzet van twee stagiaires Stage Nieuwe Stijl (project vallend onder het Regionaal Actieplan Jeugd werkloosheid.) Het stagebeleid van de gemeente Leiden biedt een goede ingang naar de andere 071-gemeenten om daar waar nodig het stagebeleid actief te formuleren en in te zetten. Ook andere Holland Rijnland gemeenten kunnen aanhaken. Niet alleen het aantal stageplaatsen voor studenten van VMBO tot universitair niveau zal hierdoor toenemen, maar ook het aantal traineeships voor recent afgestudeerde WO’ers en HBO’ers.
Op welk moment verwacht je dat het project is afgerond? Het project loopt in eerste instantie tot eind 2016. Op basis van evaluatie wordt dan besloten of projecten zijn afgerond, stoppen of worden verlengd. Er zijn projecten waarvan nu al vaststaat dat ze een langere doorlooptijd kennen en los van de Economische agenda door zullen lopen (bijvoorbeeld inrichting centraal BPV-expertisepunt en doorlopende praktijkgerichte leerlijn VMBO-MBO o.b.v. deelproject VMBO-Boerhaave). Op welke momenten kan de stuurgroep voor jou en je project van toegevoegde waarde zijn? De Stuurgroep, maar vooral ook de individuele stuurgroepleden zijn van toegevoegde waarde voor het project door naar elkaar toe, maar zeker ook binnen de eigen organisatie en in het eigen netwerk het belang van de deelprojecten uit te dragen. Wanneer is het project voor jou succesvol? Het project is voor mij succesvol als de doelstellingen van de huidige geformuleerde deelprojecten worden gerealiseerd. Nieuwe ideeën zullen, mochten ze in het onderhavige project worden opgepakt, vooralsnog moeten passen in een van de lopende deelprojecten.
Joost Bruggeman (projectleider): ‘Door maximale verbinding van en met alle betrokken partijen behalen we een maximaal resultaat!’
Zijn er financiën beschikbaar? Uitgangspunt is dat deelprojecten vanuit staand beleid en financiën worden gerealiseerd. Daaronder vallen ook tijdelijke aanvullende financiën vanuit subsidies die partijen inbrengen. Voortschrijdend inzicht kan alsnog leiden tot de noodzaak van aanvullende financiering vanuit de Economische Agenda.
Welke beheersmaatregelen zet je in? Op dit moment is het te vroeg om hier een uitspraak over te doen.
Welke risico’s heb je in beeld? Risico’s liggen met name op het terrein van het tijdig realiseren van acties.
Risico-inventarisatie en het inzetten van beheersmaat regelen worden in overleg met de trekkers van de deel projecten geformuleerd.
Aansluiting Onderwijs en Arbeidsmarkt
Projectkaart Centrum voor Vitaliteit
Thema vanuit de Economische agenda Vesterken | Topsector De Leidse regio is beroemd vanwege zijn Bio Science Park. 25 Jaar samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid heeft geleid tot een bloeiend bedrijvenpark. Er werken bijna 17.000 mensen en het dubbele aantal bij toeleveranciers in de regio. Op het park volgen 13.500 studenten een opleiding, waarvan 5.000 zich richten op life sciences gerelateerde studies. Het park is een enorm succes, maar gebaseerd op één sector. Om de kwetsbaarheid te verminderen en de economische structuur te versterken naar de regio, wordt er gewerkt aan een nieuw aanvullend cluster vanuit het thema Vitaliteit. Aanleiding voor het project De Leidse regio is bekend vanwege het Leiden Bio Science Park en uit onderzoek blijkt ook dat de keuze voor dit thema – bijna 30 jaar geleden – de regio geen windeieren heeft gelegd. Op het park, naast Universiteit en Leids Universitair Medisch Centrum, bevinden zich 85 bedrijven die wetenschappelijk onderzoek vertalen naar bedrijvigheid. Er werken bijna 17.000 mensen. Een aantal bedrijven is aan de Amerikaanse Nasdaq genoteerd. In navolging van dit succes
wordt gekeken of rondom vitaliteit dezelfde investeringen en werkgelegenheid kan worden gecreëerd. Korte omschrijving van project Aanvulling op Life, Science & Health Het succes van het park wordt toegeschreven aan de consequente keuzes die zijn gemaakt voor het thema bio sciences en de strikte criteria waaraan een bedrijf moest voldoen om zich op het park te mogen vestigen. Inmiddels is het park zo groot dat het deels op grondgebied van de gemeente Oegstgeest is gevestigd. Verder uitbreiding richting gemeente Katwijk is voorzien. Life Sciences & Health is een zeer belangrijke sector voor de Leidse regio-economie. Vanuit het oogpunt van versterking van de economische structuur is het wenselijk dat er een nieuwe, aanvullende sector wordt gekozen. In het kader van de economische agenda wordt daarom gekeken of vitaliteit kansen biedt. Zo wordt er bijvoorbeeld samengewerkt met Leyden Academy on Vitality and Ageing waar aan onderzoek, onderwijs en ontwikkeling wordt gedaan naar vitaliteit en ouderdom. In Leiderdorp ontstaat een vitaliteitsboulevard. Binnen Economie071 wordt onderzocht of en hoe vitaliteit vorm
kan worden gegeven. Het gaat dan om het creëren van nieuwe bedrijvigheid, het aantrekken van investeerders en het laten ontstaan van nieuwe banen. Er zijn gesprekken met tal van belanghebbenden en geïnteresseerde partijen, experts worden geïnterviewd. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van ontwikkelingen bij partners, zoals de oprichting van een centrum voor Big Data aan de Universiteit Leiden, de onderzoeksfocus op vitaliteit bij het LUMC en nieuwe samenwerkingsvormen zoals Generade bij Hogeschool Leiden. Ook verzekeringsmaatschappijen hebben interesse. Zo wordt gekeken of het analyseren van grote hoeveelheden gegevens, bijvoorbeeld over gedrag van mensen, kan worden gebruikt om de vitaliteit te verbeteren om zo de ziektekosten en dus ook de premies (op termijn) te verlagen. Allemaal met de verwachting dat vitaliteit een prima aanvulling kan zijn op het cluster Life Sciences & Health en de Leidse regio net zo op kaart kan zetten als Bio Science (link PDF brochure LBSP). Wie is/zijn trekker(s) van het project en welke partners zijn betrokken? Projectleiding: Economie071, Innovation Quarter | Betrokken partners: Stuurgroep Economie071 | Externe partners: TNO, Leyden Academy on Vitality and Ageing, Zorg en Zekerheid Wat is er het afgelopen jaar gebeurd? In de Economische Agenda voor de Leidse regio is vast gesteld dat Life Sciences & Health het belangrijkste economische cluster van onze regio is. Dit concentreert zich vooral op de ontwikkeling van Life Sciences in het BSP. Voor de economische ontwikkeling van de regio zou het aantrekkelijk zijn om naast het versterken van dit cluster op zoek te gaan naar een voedingsbodem voor een mogelijk aanvullend economisch cluster.
In eerste instantie werd daarom gedacht aan een cluster ‘Zorg’ vanwege de grote hoeveelheid zorginstellingen in de regio, de aanwezigheid van 2 ziektekostenverzekeraars en de aanwezigheid van TNO welke een directe verbinding heeft met het BSP. Deze gedachte werd om 2 redenen vrij snel verlaten. • ‘Zorg’ past prima in een verzorgingsstaat maar onze maatschappij transformeert zich momenteel naar een ‘participatiesamenleving’ waarin zorg slechts ondersteunend is aan gezondheid. • Een cluster ‘Zorg’ wordt in eerste instantie niet direct gerelateerd aan economie maar vooral aan welzijn. Op basis van het bovenstaande is uiteindelijk gekozen voor het thema ‘Vitaliteit’ als mogelijk aanvullend economisch cluster. In de gesprekken die vervolgens hebben plaatsgevonden in allerlei werkgroepen onder leiding van TNO en Innovation Quarter is vastgesteld dat het begrip ‘Vitaliteit’ best een lastig begrip is. Een containerbegrip eigenlijk. In onze beleving gaat ‘Vitaliteit’ over de relatie van de burger met gezondheid (voedsel, beweging, preventie, big data), met de omgeving (burgerparticipatie, eenzaamheid), met financiën en met het gezin. Momenteel zijn er in Nederland veel regio’s, steden en kennisinstellingen die zich met dit thema bezighouden. Ook de nationale overheid en Brussel hebben veel belangstelling voor dit onderwerp. Om de competitie met andere regio’s/steden aan te gaan zal het onderscheidend vermogen van onze regio moeten blijken uit de ambities die we met elkaar formuleren op dit thema.
op het gebied van fysieke en geestelijke gezondheid, een BSP wat uniek is in de wereld op het gebied van geneesmiddelenonderzoek, TNO, LAVA en 2 ziektekostenverzekeraars waarvan er een met een marktaandeel in de regio van meer dan 50%. Daarnaast is de meest succesvolle proeftuin van het ministerie van VWS (Zorg en Finan ciering) actief in onze regio en vinden er binnen het LUMC allerlei ontwikkelingen plaats op het gebied van E-Health en een DNA bank waar genetische informatie beschermd en gedeeld kan worden. Waar staat het project nu? Op basis van al deze informatie is een ambitieuze stip op de horizon geschetst die uiteindelijk moet leiden tot een positionering van de Leidse regio op het thema Vitaliteit waar niemand meer omheen kan. De doelstelling is dan ook dat je voor innovaties op het thema Vitaliteit in de meest brede zin in de Leidse regio moet zijn. De ambitie is opgebouwd uit vier onderdelen en door een aantal partijen (o.a. TNO en Medical Delta) uitgewerkt in een globaal plan:
• Betere Zorg voor Minder Geld. Het oprichten en inrichten
•
Uit de gesprekken met o.a. IQ, TNO en de stichting Topsector Life Sciences & Health is gebleken dat onze regio eigenlijk over alle ingrediënten beschikt om innovaties in de traditionele zorg te initiëren waarbij de economische component gekoppeld kan worden aan de maatschappelijke component. Deze ingrediënten bestaan o.a. uit de aanwezigheid van onderwijsinstellingen, zorginstellingen
•
van een ‘healthcoöperatie’ waarvan alle burgers in onze regio lid kunnen worden naar het voorbeeld van Vitaal Vechtdal. Hiermee probeer ik voor een belangrijk het maatschappelijk draagvlak en de governance te organiseren. Deze coöperatie is eigenaar van een digitale ‘Healthbank’ waar leden desgewenst hun persoonlijk gezondheidsdossier e/o hun DNA profiel kunnen onderbrengen. De 1e en 2e lijns zorg wordt hierdoor in staat gesteld om op individueel niveau een betere diagnose te stellen alsmede een beter behandelplan te adviseren. Bovendien kunnen de opgeslagen gegevens desgewenst beschikbaar worden gesteld voor onderzoek. Daarnaast is het van belang om een regionale gezondheidseconomie te creëren. Het creëren hiervan lijkt
•
ingewikkelder dan het is. De basis hiervan ligt in het in omloop brengen van een digitale ‘Healthcoin’ of in het Nederlands, een gezondheidseuro. De noodzakelijke ICTinfrastructuur hiervoor is beschikbaar en kan op korte termijn worden ingezet. De transacties worden digitaal middels een app op de smartphone afgewikkeld. Daarnaast wordt een ‘Vitaliteitsplatform’ opgericht c.q. ingericht waarmee de coöperatie een samen werkingsverband aangaat. Een digitaal platform en tege lijkertijd mogelijk een fysieke locatie (bijv. LCIE) waar bedrijven hun nieuwe producten kunnen aanbieden. Maar ook een platform waar projecten worden geïnitieerd op wijk- of gemeenteniveau op het gebied van bijvoorbeeld diabetes (obesitas) en COPD. Om deze initiatieven daadwerkelijk te kunnen ontwikkelen heb je een structuur nodig met partners die het bovenstaande onderschrijven. Dit zou het Joint Innovation Centre Vitaliteit van TNO kunnen zijn waarbij de gemeenten Leiden, Leiderdorp, het LUMC, IQ, Zorg & Zekerheid, de Alrijne groep, Jansen Biologics, de Hogeschool Leiden en LAVA inhoudelijk e/o financieel partner kunnen zijn.
Deze ambities zijn momenteel vertaald naar een globaal plan wat verder uitgewerkt zou moeten worden in verschillende deelplannen. Hiervoor zijn binnen de Stuurgroep een of meerdere trekkers nodig. De Hogeschool Leiden heeft aangegeven belangstelling te hebben om het initiatief hierin te nemen. De gemeente Leiden heeft een beperkt budget voor het thema vitaliteit in haar begroting opgenomen. Om dit plan succesvol van de grond te krijgen is het noodzakelijk dat het initiatief door het programmabureau kan worden overgedragen aan een of meerdere partners uit de stuurgroep aangevuld met een of meerdere externe partners zoals bijvoorbeeld TNO, LAVA, Z&Z en Medical Delta. Door het uitwerken van de deelplannen zal ook de financiële component inzichtelijk worden. Het globale plan treft u als bijlage aan.
Centrum voor Vitaliteit
Projectkaart Centrum voor Innovatie en Ondernemerschap (werknaam) bedrijven, experimenten en prototypes, ontmoeten ze ondernemers, investeerders en coaches, onderzoekers en docenten uit nieuwe vakgebieden. Het programma stuurt op ontmoeting, multidisciplinaire teams en veel uitwisseling met de buitenwereld - stad, regio, lokale ondernemers en het (inter-)nationale netwerk van ondernemerschapsonderwijs, incubators en innovatief bedrijfsleven. LCIE vormt het begin van de keten op weg naar nieuwe succesvolle bedrijven. Studenten nemen deel in onderwijs (worden ondernemender), een deel daarvan wil meer weten en wordt lid van een vereniging, blijft naar workshops komen et cetera. Een kleine groep tenslotte, start rond het afstuderen daadwerkelijk een bedrijf en moet dan ook onderdak en support vinden bij LCIE. Dit keten-denken is de basis van het programma. Het LCIE zal een brede uitstraling en aantrekkingskracht hebben, als bruisende community en letterlijk clubhuis voor ondernemerschap. Thema vanuit de Economische agenda Verdienen | Ondernemerschap Ondernemerschap krijgt een steeds belangrijkere rol in markt en samenleving. Dit is niet zozeer omdat iedereen een ondernemer moet worden, maar veeleer omdat deze tijd om goed ontwikkelde ondernemerschapscompetenties vraagt. Technologie, vakgebieden en (economische) context ontwikkelen zich met steeds groter tempo en een goede professional houdt zich daarin staande en, beter nog, weet die dynamiek optimaal te benutten. Het Leiden Center for Innovation & Entrepreneurship (werktitel LCIE) wordt hiervoor het brandpunt van de regio: LCIE draait om ondernemerschapsvaardigheden in, met, naast en na het onderwijs en onderzoek. LCIE is een initiatief van de Gemeente Leiden, de Hogeschool Leiden en de Universiteit Leiden, gepositioneerd in
het kader van Economie071. Het LCIE heeft als doel om het talent in de regio (studenten WO, HBO en ook MBO en anderen) de kans te geven zich te ontwikkelen tot innovatieve en ondernemende mensen in een multidisciplinaire omgeving. Focus zal liggen op het aanjagen van ondernemend gedrag, niet op het starten van bedrijven per se.
Wie is/zijn trekker(s) van het project en welke partners zijn betrokken? Projectleiding: Universiteit Leiden, Hogeschool Leiden met steun van Gemeente Leiden. Kwartiermaker is aangesteld bij Luris (Universiteit Leiden). Externe partners: Lugus, Area071.
Korte omschrijving van project Bruisende plek in de regio De kracht van LCIE ligt voor een belangrijk deel in een diversiteit aan stakeholders en bezoekers, met een gezamenlijke focus en passie: innovatie en ondernemerschap. Onder één dak lopen studenten van verschillende clusters en faculteiten door elkaar naar colleges, workshops, trainingen, challenges, lunchlezingen en netwerkbijeenkomsten. Onderweg zien zij kleine
Wat is er het afgelopen jaar gebeurd? Isis Innovations (100% dochter van Oxford University), Arnoud Jullens, Ivo de Nooijer en Bart Hoenen hebben in de afgelopen maanden een blauwdruk voor het centrum ontwikkeld: er is gesproken met een groot aantal regionale stakeholders en er is een benchmark gedaan met andere centra voor ondernemerschap in Nederland en internationaal, vooral in de UK en de US.
Er wordt momenteel gewerkt aan een fysieke locatie voor het LCIE. Momenteel wordt er gekeken naar een pand aan de Langegracht 70 - eerste en tweede verdieping. Het pand is per 1 januari 2016 beschikbaar. Het bruto vloeroppervlak is ca 3600m2. Op welk moment verwacht je dat het project is afgerond? De verwachting is dat LCIE de deuren opent in Q2 2016. Zijn er financiën beschikbaar? Het College van B&W van Gemeente Leiden heeft besloten €1,5 miljoen toe te kennen voor de opstartkosten van het LCIE. Het College van Bestuur van Universiteit Leiden heeft besloten structureel bij te dragen en de Hogeschool Leiden zit in het besluitvormingstraject maar heeft op diverse momenten publiekelijk aangegeven dit initiatief zeer belangrijk te vinden en het met middelen te willen steunen.
Arnoud Jullens (projectleider): ‘Het LCIE wordt het kloppend ondernemershart van de kennisregio: een uniek project waarin Hogeschool en Universiteit, met ondersteuning van de gemeente Leiden, samen werken aan de innovators en ondernemers van de toekomst’.
Centrum voor Innovatie en Ondernemerschap
Projectkaart Regionale visie op Retail en Werklandschappen gebieden hebben behoefte aan meer aanbod in de niet-dagelijkse goederen waardoor de recreatieve functie stijgt. Daar tegenover staan de met name grote wijk winkelcentra die het goed doen: dat aanbod past goed bij de behoeften van de consumenten. Het onderzoek is al uitgebreid besproken in diverse bij eenkomsten waaraan politici, ondernemers en andere betrokkenen deelnamen. De bedoeling is dat op basis van het onderzoek de gezamenlijke partners in Economie071 keuzes maken voor de hoofdstructuur van winkelgebieden in de Leidse regio. Worden die keuzes niet gemaakt dan loopt de kwaliteit van alle winkelgebieden gevaar. En dat heeft weer consequenties voor de leefbaarheid van de regio. Een goed en gevarieerd aanbod op het gebied van retail zorgt dat een regio aantrekkelijk is. Voor de eigen inwoners maar ook voor bedrijven die zich er willen vestigen.
Thema vanuit de Economische agenda Verleiden | Vestigen en winkelen Waarom kies je die ene plaats om te wonen en niet die andere? Je vindt het een mooie gemeente, de voorzieningen zijn goed. Het is dicht bij je werk. En voor de kinderen zijn er goede scholen. In feite word je verleid. Bedrijven die een vestigingsplaats zoeken, kijken net zo. Er is ruimte beschikbaar, het gebied is goed bereikbaar, het woonklimaat voor de werknemers is goed, er zijn goede scholen, opleidingen en een topuniversiteit. Er zijn goed opgeleide werknemers beschikbaar voor groei. De partners van Economie071 werken nauw samen om deze zaken verder te verbeteren en meer bedrijven te verleiden zich hier te vestigen. Aanleiding voor het project Steeds meer winkels hebben het moeilijk. Niet alleen door de crisis, maar ook omdat consumenten ander gedrag
vertonen. Zij winkelen online, gaan naar grotere winkel centra in andere steden of kopen hun kleding in massale outletcentra. De leegstand van winkels neemt dan ook toe. En dat leidt tot een minder aantrekkelijk winkelgebied. Korte omschrijving van project Samenwerken aan kansen In de Leidse regio zijn meer dan 50 winkelgebieden onderzocht om te kijken hoe het staat met het aanbod en de kwaliteit. 30 Winkelgebieden zijn geïdentificeerd als hoofdwinkelgebieden (5 recreatieve winkelgebieden, 21 boodschappen winkelgebieden en 4 doelgerichte winkelgebieden), de overige gebieden liggen meer in de periferie van een gemeente of een specifieke wijk. Uit het onderzoek is gebleken dat er in de Leidse regio een overschot is aan vierkante meters winkel en dat het aanbod ook kwalitatief beter kan: vooral de hoofdwinkel
Met de onderzoeken en de visie wil Economie071 ondernemers een stip op de horizon bieden, zodat zijn keuzes kunnen maken voor de toekomst. Ook gemeenten kunnen zo een lijn bepalen als het gaat om lokale en regionale investeringsafspraken. Wie is/zijn trekker(s) van het project en welke partners zijn betrokken? Projectleiding: gemeente Leiden | Betrokken partners: alle gemeenten, Koepel Leidse regio, KOV | Externe partners: Centrum Management Leiden, Bureau RMC Wat is er het afgelopen jaar gebeurd? • 1 april: werkatelier: presenteren bespreekstuk RMC aan ondernemers en partners • 22 april: gezamenlijke raadsvergadering met onder nemers, Oegstgeest • April/mei: ca. 20 maatwerkgesprekken met onder nemers en vastgoedeigenaren van ca. 20 winkelcentra
• • • •
27 mei: werkatelier PDV locaties : met ondernemers van de doelgerichte locaties 24 juni: Stuurgroep Econmie071 stelt de retailvisie Leidse regio voor inspraak vast. 30 juni: zes colleges stellen de retailvisie Leidse regio voor inspraak vast 6 juli: eindpresentatie van Econmie071 van retailvisie Leidse regio voor inspraak aan ondernemers en raadsleden.
Momenteel zijn de inspraakreacties verwerkt en is de retailvisie daarop aangepast. Het actieplan is opgesteld. Op 7 december is het de bedoeling dat de aangepaste retailvisie en actieplan door de Stuurgroep Retailvisie Leidse regio definitief wordt vastgesteld. De Stuurgroep Retailvisie Leidse regio is in 2015 zeven keer bijeen gekomen. De stuurgroep Retailvisie Leidse regio bestaat uit Erna Kortlang, Erwin Roodhart, Jan Bart van der Plas, Inge Nieuwenhuizen, Wendelien Tönjann, Willem van Duijn, Kees Wassenaar, Ton de Gans en Robert Strijk. De ambtelijke werkgroep is ca. acht keer bijeen geweest in 2015. Welke netwerken worden benut? Welke dwarsverbanden zijn er met de andere projecten van Economie071? Via de ondernemersvertegenwoordiging en lokale contacten via ambtenaren zijn (lokale) winkeliers verenigingen, ondernemers en eigenaren betrokken. Op welk moment verwacht je dat het project is afgerond? Vaststelling door Stuurgroep Economie071 is voorzien begin januari 2016. Vaststelling door de raden is voorzien rond 31 maart. Daarmee is het project ‘opstellen retailvisie voor de Leidse regio’ afgerond, waarna de uitvoeringsfase start.
Op welke momenten kan de stuurgroep voor jou en je project van toegevoegde waarde zijn? De stuurgroep Economie071 moet uiteindelijk de Retailvisie Leidse regio en het actieplan vaststellen, alvorens de colleges en raden de retailvisie en actieplan vaststellen. Wanneer is het project voor jou succesvol? Met het gecreëerde bewustzijn, brede momentum en opgebouwde draagvlak vind ik het nu al een succes. Dit is een project met zoet en zuur, dus ook moeilijke, pijnlijke keuzes. En toch hebben we die keuzes gezamenlijk durven maken. Ik ben compleet tevreden als de retailvisie en het actieplan door de stuurgroep Econmmie071 en de raden in de Leidse regio integraal is vastgesteld. Zijn er financiën beschikbaar? Ja. Voor de uitvoegingsfase in het actieplan wordt een budget voorgesteld. Hier moet bij besluitvorming in de raden dekking voor gevonden worden. Welke risico’s heb je in beeld? Ondanks de zorgvuldige voorbereiding, participatie en betrekken van de raden in de Leidse regio kan een gemeenteraad besluiten wijzigingen aan te brengen in de retailvisie. Er dient voor de uitvoering voldoende budget te zijn.
Sander Kanselaar: (projectleider) ‘Het is leuk om met zo’n actueel vraagstuk als retail bezig te zijn en om samen met de betrokken partijen er voor te zorgen dat we tot een visie komen waarmee we de retail kunnen versterken. Daarbij moeten we ook moeilijke keuzes maken. Ik ben er trots op dat onze samenwerking met en
Welke beheersmaatregelen zet je in? We hebben de raden al vroegtijdig betrokken bij dit proces, om ze mee te nemen en input op te halen. Op deze wijze proberen we er voor te zorgen dat er geen verrassingen voor de raden in zitten.
vertrouwen in elkaar sterk genoeg is om ook dit te doen’.
Regionale visie op Retail en Werklandschappen
Projectkaart Be Good And Tell It karakter van de regio, van die zaken die de Leidse regio relevant maakt voor doelgroepen als (internationale) bedrijven, wetenschappers en studenten. Op die manier wordt een aantal kernboodschappen geformuleerd, die de Leidse regio typeren. Een aantal daarvan ligt voor de hand: het Leiden Bio Science Park is al bekend en op het gebied van Health en Space zijn belangrijke bedrijven in de regio gevestigd. Alle wetenswaardigheden van de regio zijn ondergebracht in de digitale marketingtool: Toolbox071. Het vormt als het ware een digitale grabbelton aan wetenswaardigheden die bij een tender of bidbook het verschil kan maken met de concurrent.
Thema vanuit de Economische agenda Vertellen | Be good and tell it We zijn als Leidse regio goed en hebben veel te bieden, maar dat moet wel worden verteld. Wat is dan ons onderscheidend vermogen, ook als we kijken naar andere schaalniveaus als Innovation Quater en de Zuidelijke Randstad? Wat typeert de Leidse regio? Een universiteit die wereldwijd op de 54ste (!) plaats staat? De topzorg die in het LUMC wordt geleverd? De grote hoeveelheid kennis die er rond glastuinbouw is? Het aantrekkelijke woonklimaat? Het feit dat in deze regio de meeste hoogopgeleide mensen wonen? Kortom: Wat is het economische verhaal van onze regio en hoe vertellen we dat? Aanleiding voor het project De Leidse regio heeft veel te bieden: stad en strand, polderlandschappen, uitstekende woon- en leefklimaat, veel
cultuur en musea, top onderzoek- en onderwijsinstellingen en een sciencepark dat behoort bij de top in de wereld. Om maar wat te noemen. Een prima positie voor het aantrekken van (internationale) bedrijvigheid. Maar al die kwaliteiten moeten wel worden verteld. Vandaar het project Be Good and Tell It.
Het project wil de (internationale) bedrijven die hier al zijn gevestigd en hun vaak eveneens internationale werknemers inzetten om het verhaal te vertellen. Het is gebleken dat dit een effectieve manier van communicatie is. Daarvoor is het zaak om relaties op te bouwen met de belangrijkste beïnvloeders en opinieleiders bij die doelgroepen. En we moeten ervoor zorgen dat het verhaal op de juiste plekken wordt verteld: zowel op interessante bijeenkomsten als online. Met bestaande bedrijven en hun medewerkers als ambassadeurs. Oftewel, Be Good and Tell It.
Korte omschrijving van project Medewerkers en inwoners als ambassadeur De Leidse regio kenmerkt zich door kennis. Zowel in de Bio Sciences, in Health en Space. Het is een plek waar talent, kennis en innovatie bij elkaar komt.
Wie is/zijn trekker(s) van het project en welke partners zijn betrokken? Projectleiding: Economie071 | Betrokken partners: – | Externe partners: Leiden Marketing, Katwijk marketing, Innovation Quarter, Dorpslab Oegstgeest en Noordwijk Marketing
Het project kiest twee routes. De eerste route gaat over de vraag hoe we de regio profileren in de provinciale marketing richting nieuwe bedrijven. De tweede route gaat vooral over het in kaart brengen van het onderscheidende
Wat is er het afgelopen jaar gebeurd? Regiobranding Afgelopen jaar is besloten om m.b.t. de doelgroep ‘inter nationale bedrijven’ zoveel mogelijk aan te sluiten bij de
positionering van de Zuidvleugel. Innovation Quaerter is opdrachtnemer in deze en heeft het bureau Berenschot opdracht gegeven om met een voorstel te komen.
bedreigingen en marktontwikkelingen zal duidelijk worden of en in hoeverre gezamenlijke (ad-hoc) activiteiten haalbaar zijn.
Inmiddels ligt er een stuk waar momenteel veel discussie over wordt gevoerd. Het gaat dan vooral over de naamgeving op Zuidvleugelniveau. Voor wat betreft de Leidse regio kan inhoudelijk aansluiting worden gevonden in het onderdeel ‘Medical Delta’.
Welke netwerken worden benut? Welke dwarsverbanden zijn er met de andere projecten van Economie071? Voor wat betreft het plan van aanpak voor de regiomarketing werken we samen met Katwijk Marketing en hebben we contact met dorpsmarketing Oegstgeest en Noordwijk Marketing.
Wij maken samen met de kennisinstellingen en campussen van Rotterdam en Delft deel uit van een geografisch gebied wat de Medical Delta wordt genoemd. Daarnaast hebben wij aangegeven dat het voor onze profilering net zo belangrijk is om ook Amsterdam en Schiphol hierbij te betrekken. Wij wachten de discussie over de naamgeving af waarna wij e.e.a. verwerken in het concept marketingplan voor de Leidse regio.
Op welk moment verwacht je dat het project is afgerond? Begin 2016 willen we het onderdeel deskresearch afronden. Op welke momenten kan de stuurgroep voor jou en je project van toegevoegde waarde zijn? Door het gezamenlijk onderschrijven van de uitgangspunten en ambities en beschikbaar stellen van budget.
Met deze verkenning wordt beoogd de mogelijke (regio)
Wanneer is het project voor jou succesvol? Na de voltooiing van de inventarisaties en desk research gaan de marketingorganisaties vanuit een hands-on mentaliteit in een aantal sessies en rondes met elkaar constructief in gesprek, om toerbeurten in elkaars werk gebied vertoevend. In een chronologische opbouw passeren tijdens de sessies de volgende thema’s: de feiten zoals vastgesteld in het desk research, de kansen zoals die door de organisaties vooraf elk afzonderlijk worden aangegeven, de do’s en don’ts (ethiek, concurrentie, afbakening) ten opzichte van elkaar. Vervolgens leiden deze gesprekken tot een gemeenschappelijke verklaring waarin een realistische regionale ambitie naar voren komt met concrete haalbare voorbeelden.
synergie van de betreffende marketingorganisaties in kaart te brengen. Door middel van het inventariseren van de huidige individuele marketingactiviteiten, van eventuele overlap en lacunes in uitvoering en beleid, en van kansen,
Zijn er financiën beschikbaar? Kosten komen nu uit het aanjaagbudget van Economie071 en de gemeenten Leiden en Katwijk dragen financieel bij.
Regiomarketing Stichting Economie071 heeft samen met Leiden Marketing als trekker van regiomarketing onder de marketeers en bestuurders in de regio gepeild of er draagvlak is voor een onderlinge verkenning. De overwegend positieve en belangstellende geluiden geven aanleiding tot concretisering van de vervolgstap. Een verkenning vanuit de economische agenda lijkt daarom qua momentum zinvol en kansrijk. Dit is het voorstel hoe invulling te geven aan een verkenning onder de citymarketeers uit de Leidse regio.
Martijn Buthuis (projectleider): ‘Samenwerking kan voor de hele 071-regio een positieve economische impuls opleveren. Die kans moeten we benutten, zeker nu de toeristische sector een flinke groei gaat doormaken.’
Welke risico’s heb je in beeld? De samenwerking is nieuw en start met veel energie. Betrokken organisaties moeten er echter wel tijd voor gaan vrijmaken. Dat kan een struikelblok zijn. Welke beheersmaatregelen zet je in? Verwachtingen over en weer steeds helder houden: we zijn gezamenlijk eigenaar van het project en gezamenlijk verantwoordelijk voor het resultaat.
Be Good And Tell It