Programmaverslag 2012 Vastgesteld door het algemeen bestuur in zijn vergadering d.d. 19 juni 2013
BRU
Programmaverslag 2012
2
Inhoudsopgave Aanbieding 05 Samenstelling dagelijks bestuur 07 Programmaverantwoording 09 Bestuur 10 Ruimtelijke Ordening 12 Economische Zaken 15 Groen, Recreatie en Milieu 17 Wonen 20 Wegen en Verkeer 24 OV concessie 30 Netwerkontwikkeling Mobiliteit 35 OV infrastructuur 39 Paragrafen 47 Financiering 48 Bedrijfsvoering 52 Weerstandsvermogen 54 Onderhoud kapitaalgoederen 59 Jaarrekening 59 Programmarekening 64 Balans en toelichting 67 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 70 Toelichting op de balans 73 Toelichting op de programmarekening 81 Sisa 85 Controleverklaring 87 Bijlagen 89 Verdeelbesluit BDU 90 Verdeling Regiobijdrage 95 Activa 91 Overzicht personele sterkte 92 Afkortingen 93
3
BRU
Programmaverslag 2012
4
Aanbieding Geachte leden van het algemeen bestuur, Geachte lezer, Hierbij bieden wij u de jaarstukken 2012 aan. Via deze jaarstukken leggen wij verantwoording aan u af over wat BRU het afgelopen jaar heeft gedaan om de doelstellingen zoals die in de programmabegroting 2012 zijn vastgelegd te bereiken en welke kosten daarmee gepaard gingen. De resultaten van de voor BRU belangrijkste beleidsterreinen leest u terug in de programma’s. Zij geven u een compleet beeld van de in 2012 gemaakte keuzes en geboekte resultaten. De programmarekening 2012 sluit met een batig saldo van € 395.000 ten opzichte van de begroting 2012. Onze accountant, Deloitte, geeft over de in de jaarstukken opgenomen jaarrekening een controleverklaring. Wij leggen de jaarstukken 2012 met vertrouwen aan u voor en hopen op een positief besluit van uw algemeen bestuur bij de vaststelling er van in de vergadering van 19 juni 2013.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur
5
BRU
Programmaverslag 2012
6
Samenstelling dagelijks bestuur
Voorzitter Dhr. A. Wolfsen Algemeen
Mw. M.M. van ’t Veld Economische zaken (inclusief energie)
Dhr. J.A.E. Landwehr Financiën
Dhr. C. van Dalen Wegen en verkeer
Dhr. J.J.L.M. Janssen Bestuur en Organisatie
Dhr. F. Lintmeijer Netwerkontwikkeling mobiliteit
Dhr. H.M. Ostendorp Groen en Milieu
Dhr. G. Isabella Wonen
Dhr. M.G.M. de Jong Recreatie (incl. Groene hart)
Dhr. A.J. Gerritsen Openbaar vervoer
Dhr. A.J. Adriani Ruimtelijke Ordening (incl. A12 Salto)
Dhr. P.C.M. van Elteren Algemeen directeur
7
BRU
Programmaverslag 2012
8
Programmaverantwoording
9
Portefeuillehouder: Dhr. J.J.L.M. Janssen
Programma Bestuur Wat willen we bereiken? Het is de kunst om de besluitvorming zo te faciliteren, dat het ook in de deelnemende gemeenten gevolgd en begrepen kan worden. Alles wordt in het werk gesteld om dit te bereiken. Informatie overdracht kan schriftelijk, digitaal, mondeling. Wensen van gemeenten om betrokkenheid te vergroten worden zoveel als mogelijk gehonoreerd. Op het moment dat deze begroting wordt opgesteld is nog niet duidelijk hoe de tekst in het regeerakkoord, waaruit blijkt dat de WGR+ regio’s worden afgeschaft uitgewerkt zal worden. Het is zaak deze ontwikkeling op de voet te volgen en zo mogelijk de besluitvorming te beïnvloeden.
Hebben we in 2012 gerealiseerd wat we zouden realiseren? De Regionale Agenda wordt in de P&C cyclus opgenomen. Zoals in de bestuursrapportage d.d. 3-10-2012 reeds is beschreven is de regionale agenda in de P&C (Planning & Control) cyclus opgenomen. Ook de tussentijdse evaluatie van de regionale agenda is conform planning uitgevoerd; het resultaat is vastgesteld in het AB van december 2012. Dit resultaat is belangrijke input geweest voor het DB werkplan 2013, dat half januari 2013 is verspreid onder vele betrokkenen bij en stakeholders van BRU. Er worden Themabijeenkomsten gehouden. Er heeft een themabijeenkomst plaatsgevonden op 21 maart. De themabijeenkomst van 16 mei is, zoals gemeld in de Bestuursrapportage, vervangen door een extra AB vergadering. De themabijeenkomst van 7 november over de verzelfstandiging van het trambedrijf is verplaatst naar 16 januari 2013. Er wordt jaarlijks een Regiodag georganiseerd. De regiodag is in 2012 als activiteit vervallen. Het AB heeft hier op 3 oktober 2012 mee ingestemd. Het Algemeen bestuur vergadert wisselend in de gemeentehuizen in de regio die daarvoor geschikt zijn. 29/2 : De Bilt 18/4 : Stichtse Vecht (Loenen) 16/5 : BRU kantoor 20/6 : IJsselstein 3/10 : Houten 12/12 : Utrecht De besluitvorming omtrent de WGR+ worden nauwkeurig gevolgd samen met de andere regio’s in het bijzonder met die in de Randstad. De voornemens van het kabinet om de bestuurlijke drukte in Nederland te verminderen hebben geleid tot veelvuldig bestuurlijk overleg binnen en tussen de WGR+ gebieden en de provincies, in de Randstad en ook daarbuiten. Belangrijke winstpunten uit deze overleggen voor de stadsregio Utrecht zijn (1) het U10-traject, waarin de huidige BRU-gemeenten plus Woerden met elkaar het gesprek zijn aangegaan over de toekomst van de regionale samenwerking, (2) de afspraken tussen BRU en de provincie Utrecht over de opheffing van BRU, mocht het kabinetswetsvoorstel daadwerkelijk tot wet worden verheven en (3) de nieuw gevormde samenwerkingsstructuren in Noordvleugel-verband, vooral op economisch terrein. Inmiddels is duidelijk dat het kabinet Rutte 2 het voornemen heeft een wetsvoorstel voor opheffing van WGR+ in te dienen. Wanneer dit gaat gebeuren is nog niet duidelijk. Evenmin is duidelijk of en hoe de besluitvorming over de opheffing van de WGR+ gekoppeld gaat worden aan het voornemen om de provincies Utrecht, Flevoland en Noord-Holland te laten fuseren.
BRU
Programmaverslag 2012
10
Heeft het gekost wat het zou kosten Bestuur
Rekening
Begroting
Begroting
2011
2012 voor
2012 na
wijziging
Rekening
Verschil
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000
na wijziging
Lasten Bestuurlijke organisatie
658
503
750
766
-16
Regionale samenwerking
349
81
254
234
20
1.004
1.000
4
Totaal lasten
1.007
584
Baten Regiobijdrage
836
584 1.004
1.004
Totaal baten
836
584
1.004
Saldo
1.004
0
-171 0 0 4 4
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Bestuur worden gedekt vanuit de regiobijdrage. Het programmaresultaat is € 4.000 voordelig. • De financiële afwijkingen binnen Bestuurlijke organisatie en Regionale samenwerking worden voornamelijk veroorzaakt door mutaties in de toerekening van de personele lasten.
11
Portefeuillehouder: Dhr. A.J. Adriani
Programma Ruimtelijke Ordening Wat willen we bereiken? Binnenstedelijke bouw en behoud van het landschap, daar ligt de focus van de regionale samenwerking op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. De Utrechtse regio kent ook op langere termijn een grote verstedelijkingsdruk. Op korte termijn zorgt de crisis op de woningmarkt voor grote stagnatie. Voor de lange termijn blijft de centrale opgave echter het voorzien in de blijvende behoefte aan woningen. Tegelijkertijd willen we de kwaliteit van het buitengebied verder te versterken, gerelateerd aan de doorontwikkeling van het regionale OV-netwerk. Daartoe zal een groot deel van de te bouwen woningen op binnenstedelijke locaties worden gerealiseerd. Daarnaast is aandacht nodig voor (structurele) veranderingen op de kantorenmarkt en voor herstructurering van bedrijventerreinen.
Hebben we in 2012 gerealiseerd wat we zouden realiseren? De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie wordt naar verwachting in 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. De BRU-gemeenten trekken samen op in dit proces. BRU faciliteert deze gezamenlijke inbreng. In het voorjaar van 2012 lag de ontwerp-Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie ter inzage. In april is een gezamenlijke BRU-zienswijze ingediend, met als belangrijke onderwerpen de algemene sturingsfilosofie en de daarmee samenhangende rolverdeling tussen provincie en gemeenten en de regels inzake kantoorontwikkeling. In december 2012 stelde GS een Nota van Beantwoording vast, waaruit blijkt dat de provincie de boodschap ter harte heeft genomen. De teksten over de rolopvatting van de provincie zijn aangescherpt en enkele onderdelen uit het kantorenbeleid zijn aangepast of in het geheel geschrapt. De komende jaren staat het realiseren van de binnenstedelijke opgave centraal. BRU agendeert het belang van deze opgave (vooral middelen en instrumenten) bij Rijk, provincie en andere partijen. De crisis op de woningmarkt is hardnekkig en wordt versterkt door de verminderde investeringscapaciteit van corporaties. Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat de haalbaarheid van binnenstedelijke locaties verder onder druk is komen te staan. Veel gemeenten en corporaties maken scherpe keuzes over prioritering van programma en projecten. Ondanks deze veranderende omstandigheden wordt in de lobby naar Rijk, provincie en andere partijen vastgehouden aan de ruimtelijke strategie van de ontwikkelingsvisie NV Utrecht. Opnieuw (massaal) gaan bouwen in het groen (uitleg) is verleidelijk, maar voor de lange termijn geen goede strategie. Daarmee zou immers het aantrekkelijke woon- en werkklimaat voor de kenniswerkers waar de Utrechtse economie op draait worden aangetast. BRU bracht deze inzichten onder meer in het proces van de gezamenlijke gebiedsagenda voor de Noordvleugel van de Randstad. BRU brengt de programmering van grootschalige ontwikkelingen in de regio in beeld. In dat kader wordt een beperkt aantal integrale, prioritaire projecten geselecteerd waar de focus van BRU en samenwerkende gemeenten de komende jaren op gericht is. In 2012 heeft BRU een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden en meerwaarde van regionale programmeringsafspraken. Daartoe is het regionale woningbouwprogramma geactualiseerd en afgezet tegen de verwachte afzetmogelijkheden de komende jaren. Ook is onderzocht in hoeverre sprake is van een regionaal samenhangende woningmarkt. Op basis van de inventarisatie verzochten de portefeuillehouders RO om een verdere uitwerking richting concrete afspraken. Een selectie van prioritaire projecten kan onderdeel uitmaken van deze afspraken. Dit proces wordt naar verwachting in de eerste helft van 2013 afgerond. BRU faciliteert kennisuitwisseling tussen gemeenten en biedt ondersteuning bij de uitvoering van projecten in het kader van het Actieprogramma Woningbouw. In 2012 hebben enkele themabijeenkomsten voor gemeenten plaatsgevonden, onder meer over de woningmarkt en over knooppuntontwikkeling. Daarbij waren ook ontwikkelaars, corporaties en
BRU
Programmaverslag 2012
12
makelaars aanwezig. Via de ambtelijke en bestuurlijke portefeuillehoudersoverleggen wordt door gemeenten uitgewisseld hoe de doorstroming op de woningmarkt kan worden bevorderd. Ondersteuning van gemeenten bij de uitvoering van projecten is na 2009 afgebouwd vanwege de vraaguitval op de woningmarkt. In 2011 zijn nieuwe uitvoeringsafspraken geformuleerd voor de periode tot 2020 over binnenstedelijke en sociale woningbouw, werklocaties en infrastructuur. De uitvoering van deze afspraken wordt gemonitord en ondersteund. Eind 2011 heeft het dagelijks bestuur de startnotitie Uitvoeringsafspraken ruimtelijke ontwikkeling vastgesteld. Op basis daarvan is in 2012 in parallelle sporen toegewerkt naar samenhangende afspraken over (programmering van) woningbouw (zie hierboven) en een regionale kantorenmarktstrategie (zie programma EZ). Over bedrijventerreinen werd eerder in 2012 reeds een regionaal convenant ondertekend. Of deze parallelle sporen worden samengebracht in één integraal pakket uitvoeringsafspraken, is afhankelijk van de uitkomsten van de parallelle sporen en de onderlinge samenhang daartussen. In 2013 wordt het proces richting nieuwe uitvoeringsafspraken afgerond. BRU blijft verkennen op welke locaties de verstedelijkingsopgave op langere termijn gerealiseerd kan worden, zoals de A12-zone tussen knooppunten Oudenrijn en Lunetten en ontwikkelingen langs OV-corridors. Hoewel de crisis op de woningmarkt tot een forse vraaguitval heeft geleid, is de verwachting dat op langere termijn de groei in de Utrechtse regio blijft aanhouden. In 2012 is in een aantal sporen verkend waar de groei op langere termijn kan worden geaccommodeerd. Samen met de provincie Utrecht en de gemeenten Utrecht, Nieuwegein en Houten wordt samengewerkt rondom de A12 zone. In 2012 werd een intentieverklaring en een dynamisch werkprogramma opgesteld, op basis waarvan een periode van actief rentmeesterschap van start is gegaan. Voorts is aangesloten bij een initiatief van de Kamer van Koophandel, die het proces rondom de A12 zone een extra impuls wil geven. Deze samenwerking met de Kamer krijgt in 2013 verder vorm. In 2012 is daarnaast gewerkt aan een studie naar knooppuntontwikkeling, gericht op verbeteren van de wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkeling en het OV-systeem.
Heeft het gekost wat het zou kosten Ruimtelijke Ordening
Rekening
Begroting
Begroting
2011
2012 voor
2012 na
wijziging
Rekening
Verschil
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Management RO
174 304 341 240 101
Uitvoering RSP
167 358 235
6 229
A12 Zone
20 30
A12 Zone
179
Programmakosten BLS fonds 20.011 Totaal lasten
20.551 692 576 245 331
Baten Regiobijdrage
667 592 526 526
BLS fonds
20.011
Totaal baten
20.678 592 526 526
Saldo voor bestemming
0 0
127 100 -50 281 331
Onttrekking bestemmingsreserve Rentebaten BLS Saldo na bestemming
0
100
127
0
13
50 0
281
-50 281
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Ruimtelijke ordening worden gedekt vanuit de regiobijdrage. Het programmaresultaat is € 281.000 voordelig. Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht. • Management RO: De uitwerking van de NV Ontwikkelingsvisie en eigen onderzoek lange termijn ontwikkelingen kon uitgevoerd worden zonder een beroep te doen op het beschikbare totaal budget voor externe ondersteuning, wat per saldo een voordeel geeft van € 101.000. • Uitvoering RSP: In het kader van regionale programmering is in 2012 een verkenning met en door gemeenten uitgevoerd, waarbij nauwelijks een beroep is gedaan op externe ondersteuning. De personele kosten zijn ook lager dan oorspronkelijk geraamd. Totaal is ten opzicht van de raming € 155.000 minder uitgegeven. Voor het Actieprogramma Woningbouw was een budget geraamd van € 50.000. In verband met de economische crisis en het stilvallen van de woningmarkt is in de afgelopen jaren nauwelijks geïnvesteerd in projectondersteuning bij gemeenten. De verwachting is dat dit in de naaste toekomst wel kan gebeuren.
Mutaties reserves • Door het niet inzetten van het budget van € 50.000 voor het Actieprogramma Woningbouw is er geen onttrekking uit de bestemmingsreserve BLS, zoals geraamd in de begroting 2012.
BRU
Programmaverslag 2012
14
Portefeuillehouder: Mw. M.M. van ’t Veld
Programma Economische Zaken Wat willen we bereiken? Een economisch sterke regio met een goede kwalitatieve en kwantitatieve verdeling van werklocaties. Een evenwichtige ontwikkeling van zowel de kantorenmarkt als de bedrijventerreinenmarkt, gesteund door een succesvolle aanpak op het gebied van herstructurering van bedrijventerreinen. De Utrechtse regio innoveert en versterkt zijn concurrentiepositie op (inter)nationaal schaalniveau.
Hebben we in 2012 gerealiseerd wat we zouden realiseren? Afspraken maken/actualiseren en naleven in BRU-verband over de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de kantorenmarkt. Om bestaande leegstand te bestrijden en toekomstige leegstand te voorkomen is het van regionaal belang afspraken te maken over kantoren. Er wordt regionaal kantorenmarktbeleid geformuleerd, voortvloeiend uit de aanbevelingen uit de in 2010 opgestelde kantorenmarktanalyse en de kwalitatieve discussie die begin 2011 gevoerd zal worden. Eind 2012 is de kwalitatieve kantorenmarktanalyse opgeleverd. Als eerste stap naar afspraken over de aanpak van de kantorenmarkt is een regionale visie op de kantorenmarkt geformuleerd, die begin 2013 bestuurlijk wordt vastgesteld. In 2013 wordt dit doorvertaald in een regionale kantorenmarktstrategie. Nieuwe bedrijventerreinen kunnen niet meer worden aangelegd zonder aandacht te besteden aan de herstructurering van bestaande terreinen. Ook zondermeer kiezen voor uitleglocaties wordt als ongewenst ervaren. Hiertoe wordt een regionaal convenant bedrijventerreinen opgesteld. Hierin zullen afspraken over herstructurering van bestaande en ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen worden vastgelegd. Uitvoering van het convenant zal een doorlopend karakter hebben. Het convenant is opgesteld en de uitvoering hiervan is gestart. De provincie is gevraagd een verduidelijking te geven op de toepassing van het begrip ‘redelijke verhouding’ in de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen in relatie tot de herstructurering van bestaande terreinen. Hierover is nog geen duidelijkheid. Acquisitie, promotie en afstemming in BRU-verband voor een goed vestigingsklimaat voor bedrijven in de regio. Dit om de concurrentiepositie van de regio te bewaken door als één regio naar buiten te treden en onderlinge concurrentie te voorkomen. Samenwerking in de Noordvleugel, het platform Regionale Stimulering (PRES) en daaruit voortkomend de Economic Board Utrecht maakt hier deel van uit. Er is en wordt naar gestreefd om deze doelstelling in breder verband te realiseren, met name door intensivering van de bestuurlijke samenwerking met onze partners in de Noordvleugel van de Randstad. In dit verband is een economische agenda voor de Noordvleugel opgesteld. BRU neemt, met de andere overheidsorganisaties, deel aan het PRES (Platform Regionale Economische Stimulering) in de provincie. Ook is de Economic Board Utrecht (EBU) opgericht als platform voor de samenwerking met marktpartijen, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. De portefeuillehouder EZ van BRU heeft zitting in de EBU. BRU draagt via de Taskforce Innovatie regio Utrecht (TFI) bij aan activiteiten om innovatie te stimuleren en de sterke punten van de regionaal economische structuur te promoten. BRU werkt steeds intensiever samen met de TFI. De Taskforce is onder meer ingezet bij de oprichting van de Economic Board Utrecht. TFI vervult een belangrijke rol om samenwerking tussen partijen gericht op innovatie te bevorderen.
15
BRU behartigt belangen van BRU-gemeenten en vervult een regiefunctie waar het economische onderwerpen van regionaal belang betreft. Voorbeelden hiervan zijn de vertegenwoordiging van onze gemeenten richting rijk en provincie om te komen tot regionaal beleid over onder andere bedrijventerreinen en kantoren. In dit kader ondersteunt BRU ook de promotie van innovatieve activiteiten van bedrijven (via RTV Utrecht). Om de regionale economie te stimuleren ondersteunt BRU tevens de kennisopbouw/kwaliteit van Utrechtse startende bedrijven als participant van de Utrechtse Ondernemersacademie.
Heeft het gekost wat het zou kosten Economische Zaken
Rekening
Begroting
2011
2012 voor
wijziging
Begroting 2012 na
Rekening
Verschil
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Regionale economische ontwikkeling 199 204 232 174 58 Energie Management en strategisch beleid Totaal lasten
25 65 65 26 39 3
25
18
21
-3
227 294 315 221 94
Baten Regiobijdrage
277 229 250 250
Bijdragen van derden aan energie-inkoop 25 Totaal baten Saldo
65
65
28
-38
302 294 315 278 -38 75 0 0 56 56
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Economische Zaken worden gedekt vanuit de regiobijdrage. Het programmaresultaat is € 56.000 voordelig. Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht • Regionale economische ontwikkeling: De bijdragen voor regionale economische ontwikkeling zijn per saldo € 58.000 lager dan geraamd. De bijdrage aan programmaserie van BV Utrecht voor promotie van de regio is in 2012 gehalveerd voor dit seizoen (2012/2013). De reden is dat de meerwaarde niet zonder meer helder is. Daarnaast de kosten van € 50.000 voor het opstellen van het convenant bedrijventerreinen gesubsidieerd door de provincie, waardoor er geen uitgaven hoefde te worden gedaan. Ook was begroot dat er uitgaven gedaan zouden worden voor het opstellen van een kantorenmarktstrategie. Omdat de provincie een uitgebreid kantorenonderzoek liet uitvoeren heeft BRU deze kosten niet hoeven te maken in 2012. Het opstellen van de kantorenstrategie zal nu in 2013 plaatsvinden. • Energie: De kosten voor de gezamenlijke inkoop van gas en elektra waren € 39.000 lager dan geraamd, vanwege een mindere toerekening van interne kosten. De doorberekening aan de participerende gemeente is daardoor ook lager. Het verschil heeft geen gevolgen voor het resultaat van het programma.
BRU
Programmaverslag 2012
16
Portefeuillehouders: Dhr. H.M. Ostendorp & Dhr. M.G.M. de Jong
Programma Groen, Recreatie & Milieu Wat willen we bereiken? De Utrechtse regio koestert zijn hoogwaardige woon- en leefmilieu. De bestaande natuur- en groengebieden moeten behouden blijven. De groei van woon- en werkgebieden in de regio heeft op haar beurt consequenties voor de behoefte aan kwalitatief hoogwaardig groen en recreatiegebieden. In de regionale agenda 2011-2014 is vastgelegd dat het BRU slechts een beperkte rol voor zichzelf ziet op het gebied van groen, recreatie en milieu.
Hebben we in 2012 gerealiseerd wat we zouden realiseren? Omdat er vanaf 2010 geen BLS-gelden meer zijn, moet gezocht worden naar een andere financiële basis voor het groenprogramma in de periode 2010-2015. Voor een deel is financiering gevonden (€ 650.000) uit het resultaat van de jaarrekening 2009. Nadat de “Subsidieverordening Groenvoorziening Bestuur Regio Utrecht 2011-2015” in oktober 2011 door het algemeen bestuur is vastgesteld, zijn eind 2011 de beschikkingen afgegeven voor de zeven groen- en recreatieprojecten: Heerenwaarden (Vianen), Speeleiland Maarsseveense Plassen (Stichtse Vecht), Binnenstedelijke Vecht (Utrecht), Recreatieve verbindingen (Bunnik), Renovatie dagrecreatieterrein De Leijen (De Bilt), Elpad/Waalse Bos/Verdronken Bos (Houten), Ontsluiting IJsselveld (IJsselstein). Het merendeel van deze projecten is inmiddels in uitvoering. De projecten dienen uiterlijk in 2015 te zijn gerealiseerd. In het geval dat BRU als pleitbezorger namens de gemeenten kan optreden of als een strategische partner danwel middelen gevonden kunnen worden heeft BRU een rol. Er wordt, in het kader van de regionale agenda, gezocht naar een alternatieve dekking voor de resterende projecten. Gezien de keuze in de Regionale Agenda om geen (nieuw) regionaal groenprogramma op te stellen of uit te voeren wordt niet verder gezocht naar aanvullende middelen. De inzet voor het beleidsveld ‘groen’ is in 2012 vooral gericht geweest op de herijking Recreatie om de Stad (RodS, zie volgende punt). Er heeft in 2012 één portefeuillehoudersoverleg plaatsgevonden. Ook zijn de portefeuillehouders tweemaal schriftelijk geïnformeerd. Het bestuurlijk overleg Groen (provincie, gemeente Utrecht en BRU) zal in 2012 de afstemming tussen EHS (Ecologische Hoofdstructuur) en RodS-projecten nader uitwerken mede door herijking van de RodS-opgave in de regio aan te pakken. De begroting van de Gebiedscommissie Stad en Land Utrecht en de invulling van RodS-financiering van het uitvoeringsprogramma worden daarbij getoetst aan de financiële haalbaarheid nadat de besparingen zichtbaar zijn gemaakt. De herijking RodS (Recreatie om de Stad) is in het najaar van 2012 afgerond. De BRU-bijdrage (in totaal € 3,5 mln.) wordt ingezet voor de inrichting van de deelgebieden Haarzuilens (gemeente Utrecht) en Hollandse IJssel (gemeente IJsselstein). Het AB beslist hierover in haar vergadering van 27 februari 2013. Concrete uitwerkingsvoorstellen worden in het voorjaar van 2013 verwacht. De voorstellen worden getoetst aan de door BRU gestelde voorwaarden voor medefinanciering van € 3,5 mln., namelijk dat de gelden worden ingezet voor inrichting in Utrecht-West en dat de provincie eenzelfde bedrag in zet. Per 1 juli 2012 is de gebiedscommissie Stad en Land Utrecht opgeheven, evenals de andere landinrichtingscommissies. De provincie Utrecht heeft deze vervangen door twee gebiedscommissies (Utrecht-West en Utrecht-Oost). Daarnaast bestaat de stuurgroep RodS, waarin ook BRU vertegenwoordigd is.
17
In de begroting van het RSP is voor de regionale cofinanciering van RodS projecten € 3,5 mln. opgenomen. Uitwerking hiervan in voorstellen komen aan de orde mede in het licht van de bezuinigingen door Rijk en provincie. Zie vorige onderdeel. Het project Amsterdam-Rijnkanaal is inmiddels gestart en de visie op de landschappelijke en recreatieve betekenis van dit kanaal voor de regio is door het dagelijks bestuur vastgesteld. Een verdere uitwerking hiervan in pilots heeft plaatsgevonden in 2011. Resultante hiervan zal zijn een aantal uitvoerende projecten die worden aangestuurd door BRU. Op 31 maart 2011 organiseerde BRU een symposium om de uitkomst van het in 2010 uitgevoerde onderzoek naar de recreatieve mogelijkheden van de oevers van het Amsterdam-Rijnkanaal te delen met betrokken partijen als gemeenten, recreatie- en waterschappen en Rijkswaterstaat. Doel was om te bezien hoe samen met die partijen de voorgestelde maatregelen (of: ‘verbeteringen’) daadwerkelijk gerealiseerd zouden kunnen worden. De verwachting dat het symposium er toe zou leiden dat partijen de maatregelen zouden oppakken, is te optimistisch gebleken. BRU is gevraagd de coördinerende rol nog even te blijven vervullen. Er wordt nu gekeken hoe het project in 2013 over kan worden gedragen aan de gemeente Utrecht. De gemeente Utrecht heeft zich (ambtelijk) aangeboden als regionaal coördinator. Het Woerdens Beraad komt gemiddeld zes maal per jaar bij elkaar en daarin vindt in het project Bestemmingsplannen met Groene Hart kwaliteit afstemming en uitwisseling van expertise plaats. Daarnaast wordt ingespeeld op besluiten die door de Rijks- en provinciale overheid worden voorgesteld. Het Woerdens Beraad is gevraagd om zitting te nemen in de Stuurgroep Groene Hart, die tot nu toe alleen door de provincies wordt gevormd. Het jaar 2012 is gezien als transitiejaar, waarin de mogelijkheden voor verdergaande samenwerking zijn verkend. De financiële bijdrage die BRU jaarlijks levert aan het Woerdens Beraad is ook in 2012 voldaan. Het DB heeft op 25 mei 2012 besloten de onderwerpen rond het Woerdens Beraad voortaan te agenderen voor het portefeuillehoudersoverleg Ruimtelijke Ordening en niet langer voor het portefeuillehoudersoverleg Groen en Milieu / Recreatie (incl. Groene Hart). Hiervoor is een aantal redenen. De onderwerpen in het Woerdens Beraad gaan over meer beleidsvelden dan alleen groen. Bovendien komt het portefeuillehoudersoverleg RO vaker bijeen. Dat is relevant nu het Woerdens Beraad is gevraagd zitting te nemen in de stuurgroep Groene Hart (opgericht door de provincies) en raadpleging van de achterban vaker aan de orde zal zijn.
BRU
Programmaverslag 2012
18
Heeft het gekost wat het zou kosten Groen, Recreatie en Milieu
Rekening
Begroting
Begroting
2011
2012 voor
2012 na
wijziging
Rekening
Verschil
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Groen en recreatie Management Totaal lasten
649 692 58 39 19 2 32 25 10 1 651 724 83 49 34
Baten Regiobijdrage
104 74 83 83 1
Onttrekking overlopende passiva “groen in en rond de stad”
650
Totaal baten
754 724 83 83 1
Saldo voor bestemming
103
Saldo na bestemming
650 0
0
34
34
0 103
0
0
34
34
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Groen, recreatie & milieu worden gedekt vanuit de regiobijdrage. Het programmaresultaat is € 34.000 voordelig. Hieronder worden het belangrijkste financiële verschil toegelicht • Door de afbouw van de personele inzet op dit programma zijn de toegerekende personele uitgaven voor Groen en recreatie en Management per saldo € 34.000 lager dan geraamd.
19
Portefeuillehouder: Dhr. G.P. Isabella
Programma Wonen Wat willen we bereiken? Betaalbare huisvesting is nog altijd een schaars goed in de regio Utrecht. De gewenste oplossingen kunnen zelden binnen een enkele gemeente worden geboden. Daarom hebben de samenwerkende gemeenten al langer geleden deze taak op zich genomen. In de regionale agenda zijn daartoe twee doelen geformuleerd en uitgewerkt: 1. Evenwichtiger spreiding sociale woningbouw in Utrechtse regio 2. Eerlijke verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen woningzoekenden.
Hebben we in 2012 gerealiseerd wat we zouden realiseren? Regionale afspraken over sociale woningbouw zodanig aanpassen dat gemeenten en corporaties zich maximaal inzetten om de voorraad sociale huur- en koopwoningen op niveau te brengen en op peil te houden. En gemeenten ondersteunen bij het realiseren van de sociale bouwopgave. Regionale afspraken over sociale woningbouw worden meegenomen bij de Uitvoeringsafspraken Ruimtelijke Ontwikkeling. Hiervoor heeft het DB eind 2011 een startnotitie vastgesteld. Voor een verdere toelichting: Zie programma Ruimtelijke Ordening. Door middel van de jaarlijkse woningmarktmonitor wordt de realisatie van (sociale) woningbouw bijgehouden. Indien geconstateerd wordt dat de daarover gemaakte afspraken niet worden nageleefd, zal BRU zoeken naar mogelijkheden om bij te sturen. De monitor is in de zomer van 2012 gepubliceerd. De monitor is op 5 juli 2012 aan de orde geweest in de gecombineerde vergadering van de portefeuillehoudersoverleggen RO en Wonen, in het kader van een discussie over de woningbouwprogrammering, onderdeel van de uitvoeringsafspraken Ruimtelijke Ontwikkeling. De portefeuillehouders hebben kennis genomen van de slechte ontwikkelingen op de woningmarkt, met toenemende schaarste en afnemende nieuwbouw door de economische malaise. BRU gaat samen met de gemeenten in 2013 regionale uitvoeringsafspraken maken. Toezicht op de taakstelling die gemeenten is opgelegd voor de huisvesting van statushouders. Bij onvoldoende voortgang kunnen de acties uiteenlopen van bestuurlijke druk tot daadwerkelijk de huisvesting overnemen van de gemeente. Tweemaal per jaar ontvangt de minister een rapportage van BRU over de voortgang. In het dagelijks bestuur van 5 maart en 3 september 2012 zijn de verslagen over, respectievelijk, de tweede periode 2011 en de eerste periode 2012, behandeld en vervolgens verstuurd aan de minister. Op 1 oktober 2012 is het toezicht op de taakstelling overgedragen aan de provincie Utrecht. Door een nieuwe wet is deze BRU-taak vervallen. Een volgende rapportage over de tweede helft van 2012 is een verantwoordelijkheid van de provincie. De overdracht aan de provincie is in goede samenwerking verlopen. Op het moment van overdracht was er geen sprake meer van een achterstand in de taakstelling. Het Algemeen Bestuur is op 3 oktober 2012 op de hoogte gesteld van het wegvallen van deze BRU-taak. Implementatie Huisvestingswet. De nieuwe huisvestingswet zou, afhankelijk van de politiek, in 2011 of 2012 in werking treden. Deze wet heeft consequenties voor het regionaal beleid op de woonruimteverdeling. Met name op het gebied van het lokaal maatwerk. De behandeling van de huisvestingswet in de Tweede Kamer heeft niet in 2012 plaatsgevonden. Het is nog niet bekend wanneer dit proces wordt vervolgd.
BRU
Programmaverslag 2012
20
In 2011 is de zogeheten 90%-norm in werking getreden. Een fundamentele wijziging voor de slaagkansen van huishoudens met een inkomen hoger dan € 33.614. De kansen op de woningmarkt van deze lage middeninkomens worden weliswaar al in 2011 in de gaten gehouden, maar pas in 2012 zijn de gevolgen te overzien. Een onderzoek naar de kansen van deze groep, ook in relatie met de kansen van andere aandachtsgroepen, wordt in de eerste helft van 2012 gepland. Eventueel kan dit leiden tot aanpassing van de huisvestingsverordening. In de vergadering van het algemeen bestuur van 20 juni 2012 is een evaluatie over de 90%-norm vastgesteld. Deze evaluatie heeft niet geleid tot een aanpassing van de verordening. De evaluatie was echter beperkt tot de sociale woningmarkt. De positie van de middeninkomens blijft een punt van aandacht, gelet op de onzekere situatie op de woningmarkt. Vanuit het algemeen bestuur is verzocht om onderzoek naar de positie van de middeninkomens op de gehele woningmarkt. Dit onderzoek zal in 2013 plaatsvinden. Bewaken van de afspraken over woonruimteverdeling en zo nodig aanpassen van de regionale huisvestingsverordening. De verordening is voor corporaties en het gemeente het instrument voor de uitvoering van woonruimteverdeling. Regelmatig komt het voor dat één van deze partijen verzoekt om een aanpassing van de verordening zodat ze hun taken beter kunnen uitvoeren. In 2012 is besloten de huisvestingsverordening te wijzigen per 1 juli en per 1 januari 2013. De aanpassingen per 1 juli hadden vooral betrekking op aanpassing van de woonruimtevoorraad, bijvoorbeeld het omzetten van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte. De aanpassingen per 1 januari 2013 waren divers. Het meest beleidsinhoudelijk is de aanpassing van de regels, waardoor het mogelijk is sociale woonruimte dagelijks aan te bieden in plaats van één keer in de twee weken. In 2011 worden de prestatieafspraken geëvalueerd en geactualiseerd. In 2012 zal BRU sturen op uitvoering van deze afspraken. De evaluatie en actualisatie hebben niet plaatsgevonden in 2011. Het maken van nieuwe prestatieafspraken is volgend op de nieuwe uitvoeringsafspraken Regionale Ontwikkeling. De toegevoegde waarde van het maken van nieuwe prestatieafspraken tussen BRU en RWU is in de huidige tijd discutabel. Wel worden op dit moment de gemeentelijke prestatieafspraken binnen BRU afgestemd. Het werkprogramma van de Woonvisie zal in 2011 worden geactualiseerd, de eventueel daaruit voortkomende nieuwe acties voor 2012 zullen (naast de reeds geplande) worden uitgevoerd. De woonvisie zou in 2011 worden geactualiseerd. Dit is uitgesteld in het kader van de discussie over de regionale agenda. Hieruit is voortgekomen dat het accent wordt gelegd op een aantal concrete onderwerpen zoals doelgroepen en doorstroming. Op 20 juni 2012 is in dit kader het eindverslag van het project Wonen met Welzijn en Zorg vastgesteld door het algemeen bestuur.
21
Heeft het gekost wat het zou kosten Wonen
Rekening Begroting Begroting Rekening Verschil
2011
2012 voor
wijziging
2012 na
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Regionale volkshuisvesting
251 312 236 220 16
Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS)
356 310 398 436 -38
Toezicht huisvesting verblijfsgerechtigden Wonen met Welzijn en Zorg Management en strategisch beleid Totaal lasten
10 12 12 5 7 -44
0
0
-94
94
10
25
18
10
8
583 659 664 577 87
Baten BWS-middelen
255 40 129 266 137
Regiobijdrage
322 329 246 246
0
Bijdrage van derden aan beleidsinformatie woningzoekenden (BRUtaal) 12 8 8 0 -8 Bijdrage van derden aan toezicht huisvesting verblijfsgerechtigden 12 12 12 9 -3 Totaal baten Saldo voor bestemming
601 389 395 521 126 18
-270
-269
-57
212
0
0
-94
-94
Toevoeging Wonen met welzijn en zorg Onttrekking Vrijval middelen BWS Ontrekking Onzelfst wooneenh Toevoeging Algemene reserve
-44 1.713 637 -1.800
Toevoeging Wonen met Welzijn en Zorg Toevoeging Rentebaten BWS budget
-44 -449
Onttrekking Onzelfstandige wooneenheden 637 Toevoeging aan algemene reserve
-1.800
Onttrekking Rentebaten BWS 270 269 171 -98 Saldo na bestemming
BRU
Programmaverslag 2012
75
0
22
0
20
20
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Wonen worden gedekt vanuit de regiobijdrage en een bestemmingsreserve. Het programmaresultaat is € 20.000 voordelig. Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht. • Regionale volkshuisvesting: De uitgaven zijn saldo € 16.000 lager dan geraamd. De belangrijkste reden is dat in 2012 een aantal voorgenomen onderzoeken doorgeschoven zijn naar 2013 in verband met de stagnerende woningmarkt en de uitblijvende huisvestingswet. • Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS): de exploitatie van het Budgetbeheer BWS is per saldo € 78.000 lager dan geraamd. Dit komt voornamelijk door een hogere rentetoerekening. Het saldo van de BWS exploitatie wordt gedekt door een onttrekking uit de bestemmingsreserve Rentebaten BWS. • Wonen met Welzijn en Zorg: De uitgaven zijn € 94.000 lager dan geraamd. In 2012 zijn 5 beschikkingen afgerekend, wat heeft geleid tot een positief resultaat van € 94.000. Deze terugontvangst wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve Wonen met Welzijn en Zorg.
Mutaties reserves • Uit de bestemmingsreserve Rentebaten BWS wordt € 171.000 onttrokken. Deze onttrekking is € 107.000 lager dan geraamd. Dit komt door een hogere rentetoevoeging aan de BWS exploitatie. • Een bedrag van € 94.000 wordt toegevoegd aan de reserve Wonen met Welzijn en Zorg, vanwege afrekeningen subsidiebeschikkingen.
23
Portefeuillehouder: Dhr. C. van Dalen
Programma Wegen & Verkeer Wat willen we bereiken? Doel van het programma Wegen & Verkeer is-, het verbeteren van de bereikbaarheid van de regio, het bevorderen van de doorstroming van het openbaar vervoer en het verhogen van de verkeersveiligheid. Om deze doelen te bereiken ontvangt BRU jaarlijks middelen uit de Brede Doeluitkering (BDU) van het Rijk. De inzet van BRU is erop gericht om de BDU-middelen snel, efficiënt en effectief in te zetten. BRU richt zich meer dan voorheen op de regie op uitvoering van projecten.
Hebben we in 2012 gerealiseerd wat we zouden realiseren? Op verkeersgebied hebben de overheden in Utrecht in 2006 de handen ineen geslagen. Onder de naam pakketstudie is een samenhangend programma van verkeersmaatregelen 2010-2020 vastgesteld (2009). Hierin staat de bereikbaarheid per auto, fiets en OV van de grote werkgelegenheidlocaties in de stadsregio voorop. Projecten uit de pakketstudie, bedoeld om de bereikbaarheid van de regio in 2020 te waarborgen, zijn: de no-regrets, het basispakket en het aanvullend pakket. In 2012 zal BRU verder gaan met de uitvoering van dit pakket. Het zal ondermeer gaan om de projecten Nieuwe route en frequentieverhoging Tangentlijn 10 en Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht. In 2008 heeft het algemeen bestuur een bedrag van maximaal € 180 mln. ter beschikking gesteld voor een regionaal VERDER-maatregelenpakket van maximaal € 500 mln. Er was daarbij nog geen rekening gehouden met een overprogrammering van circa € 50 mln. op het uiteindelijk overeengekomen pakket. Voor die overprogrammering was geen regionale dekking beschikbaar. In 2011 is besloten tot een besparing op het VERDER-pakket. Dit heeft geleid tot een herprioritering van projecten binnen BRU; die herprioritering wordt in 2013 besproken met de andere partners binnen het samenwerkingsverband VERDER. Het algemeen bestuur heeft op 20 juni 2012 ingestemd om de volgende wijzigingsvoorstellen in het VERDER-pakket aan te brengen en te bespreken met de andere VERDER-partners: • benoemen van prioritaire HOV-projecten (Uithoflijn, bustunnels Zuidradiaal, versnellen en frequentieverhoging SUNIJ-lijn, Westtangent incl. tangentlijn 10 en Noordradiaal), naast fiets- en P+Rprojecten; • toevoegen van een vijftal nieuwe projecten (Oosttangent, Noordelijke Randweg Utrecht, fietstunnels Utrechtseweg/N237, havens Lage Weide, A12 SALTO 2e fase); • plaatsen van een 12-tal projecten op de VERDER-reservelijst (windschermen Jan Blankenbrug, P+R marketing en communicatie, oprichten mobiliteitsplatforms, stimulering Mobiliteitsmanagementmaatregelen, programma stedelijke distributie, programma tijdsordening, binnenvaart in de regio Utrecht, goederenvervoermanagement, bewegwijzering vrachtverkeer, marketing en communicatie regionaal OV, stimuleren autodelen, programma Regionaal Verkeersmanagement; • besparingen in 3 HOV-projecten (versnellen en frequentieverhoging SUNIJ-lijn, Westtangent incl. tangentlijn 10, Oosttangent) • taakstellende korting van € 2 miljoen (ten opzichte van VERDER afspraken € 180 miljoen) uit toekomstige projectbegrotingen (programma Wegen en Verkeer, programma OV-exploitatie.
BRU
Programmaverslag 2012
24
In de tweede helft van 2012 is getracht om met de andere VERDER-partijen tot overeenstemming te komen over de volledige te prioriteren lijst aan VERDER-maatregelen. Dit is nog niet gelukt; met de gemeente Utrecht is wel (ambtelijke) overeenstemming bereikt. Planning is erop gericht om in 2013 tot overeenstemming te komen. In 2012 is door BRU feitelijk uitgegeven aan VERDER-projecten: • beschikking havens Lage Weide; • eerder toegezegde bijdrage aan project stimuleren autodelen; • beschikking van het project Westtangent fase 1. Dit is uitgegeven aan deze proejcten onder de voorwaarde dat na herschikking van de VERDER projecten hiervoor ook budget beschikbaar is. Projecten die de doorstroming van het openbaar vervoer bevorderen. Naast de projecten uit de pakketstudie wordt het project Kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes verder uitgevoerd. In 2011 is aanpassing van 50% van de bushaltes aangepast; naar verwachting zal het project in 2012 worden afgerond. In 2011 is 25% van de bushaltes aangepast. De in de gemeente Utrecht geselecteerde bushaltes zijn toegankelijk gemaakt. De uitvoering van de halteverbeteringen in de overige BRU-gemeenten is vergevorderd. Het project wordt naar verwachting in 2014 afgerond. Op dat moment zijn ruim 51% van alle haltes toegankelijk gemaakt. Daarmee voldoet BRU aan de afspraak met het ministerie van I&M om voor 2015 51% van alle haltes aan te passen conform de toegankelijkheidseisen. Gebiedsgewijze aanpak van projecten met een groot regionaal belang, bijvoorbeeld station Driebergen-Zeist. De planvorming is in het eerste kwartaal van 2011 afgerond. De daadwerkelijke uitvoering vindt naar verwachting plaats in de periode 2015-2019. De beschikking van het Rijk om tot de feitelijke uitvoering van het project station Driebergen-Zeist te kunnen overgaan is juni 2012 verleend. De voorbereiding van de uitvoering van een aanvullende verbindingsweg van Houten naar de A12 (Rijsbruggerwegtracé/N421 in het kader van A12 SALTO 1e fase) vordert gestaag. De verwachting is dat, na de uitspraak van de Raad van State eind februari/maart, in 2013 met de uitvoering wordt gestart. In 2008 zijn er uitvoeringsafspraken gemaakt met alle gemeenten, gebaseerd op het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan. Het gaat hierbij vooral om fietsprojecten en OV-projecten. BRU subsidieert, de gemeenten voeren deze projecten uit. 2011 is het laatste jaar geweest waarin gemeenten aanspraak hebben kunnen maken op opname van projecten uit de uitvoeringsafspraken in het uitvoeringsprogramma. In 2011 zijn de uitvoeringsafspraken ook geëvalueerd. De projecten zijn door de gemeenten uitgevoerd. Enkele projecten zijn nog in een afrondende fase. Verkeersveiligheidsprojecten: lokale fysieke projecten en projecten voor gedragsbeïnvloeding. Voor dit laatste onderdeel heeft BRU deelname aan het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid (ROV) Utrecht beëindigd. Gemeenten kunnen vanaf 2012 geen subsidie meer krijgen voor projecten op het gebied van gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid. De samenwerking met het ROV is volgens schema beëindigd. De reserve die overblijft na beëindiging wordt toegevoegd aan Lokaal Maatwerk 2013. Gemeenten kunnen dit (extra) budget naar eigen inzicht inzetten voor verkeersveiligheidsprojecten, zoals het Utrecht VeiligheidsLabel (UVL) in 2013.
25
Afronding Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR). Van het Rijk is een jaar uitstel gekregen, waardoor een aantal van de projecten in 2011 kon worden afgerond. Overige projecten zullen naar een later tijdstip worden doorgeschoven. In 2012 is: • project HOV Bilthoven (project 16) wat betreft voorbereiding afgerond; • project Krakelingweg (project 17) uitgevoerd; • project aansluiting Vianen Gaasperwaard (project 25) afgerekend en afgerond. Alle projecten die na 2012 worden uitgevoerd liggen op dit moment op schema. De Mobiliteitsaanpak “Actieprogramma OV” is een actieprogramma op basis van een convenant met het Rijk. Het is gericht op de verbetering van de doorstroming van het OV. Belangrijk onderdeel van dit actieprogramma is het project Doorstroming as Utrecht centrum – Zuilen – Maarssen, dat in 2011 gestart zal worden. Zowel vanuit BRU al vanuit de gemeente Utrecht was de behoefte om het oorspronkelijke AROVprogramma (Actieprogramma Regionaal OV) te actualiseren. Op 9 mei 2012 heeft BRU, na intensief overleg met de gemeente Utrecht, het gewijzigde AROV-programma ter goedkeuring aangeboden aan het Rijk. De definitieve goedkeuring van het Rijk heeft BRU eind 2012 ontvangen. De uitvoering van de AROV-projecten moet voor 1 januari 2013 worden gestart (dit is gebeurd bij alle projecten); uiterlijk 31 december 2020 moeten de projecten tot stand zijn gebracht. Het gaat om de volgende projecten: • doorstromingsmaatregelen as Utrecht Centrum-Zuilen-(Maarssen)/Overvecht; • uitbreiding frequentie sneltram; • Westtangent Nieuwegein-Papendorp-Leidsche Rijn Centrum (fase 1); Leidsche Rijn Centrum-Lage Weide-Maarssen (is fase 2); tangentlijn 10; • HOV Utrecht CS-Leidsche Rijn (ontvlechting vervoerwijzen).
BRU
Programmaverslag 2012
26
Heeft het gekost wat het zou kosten Wegen en verkeer
Rekening
Begroting
Begroting
2011
2012 voor
2012 na
wijziging
Rekening
Verschil
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) BRU
2.012
402
9.808
10.207
-399
41.251
0
0
48.561
-48.561
Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) Gem. Utrecht en Prov. Utrecht Lokaal maatwerk & Gedragsbeïnvloeding
4.094 2.180 2.110 2.098
12
Uitvoering/regie BDU
0
OV-terminal
0 0 12 23 -11
Fietsprojecten HOV-Utrecht Projecten infrastructuur
0 235 137 98
4.346 9.880 9.850 7.359 2.491 -9.175 3.423 3.412 162
52
972
22 3.390 1.316
-344
Autoprojecten
6.950 7.072 4.093 2.353 1.740
Mobiliteitsmanagement
1.450 98 351 265 86
Actieprogramma OV OV projecten
0 14.958 8.279
6 8.273
2.441 1.946 2.461 817 1.644
Regionaal verkeersmanagement 30 40 93 45 48 Beheer verkeersmodel regio Utrecht Monitoring RVVP
76
75
79
339
-260
1 60 60 1 59
VERDER-projecten
588 2.151 9.601 3.934 5.667
Management en strategisch beleid
178
254
128
244
-116
passiva BDU regulier
7.858
3.520
37.343
-33.823
0
-10.787
10.787
Storting in Overlopende Vrijval BDU (afrekening beschikkingen) Totaal lasten
0
54.404 50.449 55.064 104.284 -49.220
Baten BDU regulier
8.812 31.957 33.362 33.362
0
BDU specifiek
2.253 10.846 11.499 11.499
0
Rentebaten BDU 111 316 316 Mutatie saldo BDU eerdere jaren BOR-middelen Bijdragen derden verkeersmodel Totaal baten Saldo
0
0
7058
43.263 76
402 9.808 58.768 48.960 75
79
339
260
54.404 50.449 55.064 104.284 49.220 0 0 0 0 0
27
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Wegen & Verkeer worden gedekt vanuit de BDU en BOR. Het programmaresultaat is per saldo nihil. De totale lasten en baten van dit programma zijn € 49,1 mln. hoger dan geraamd. Het verschil is samengevat als volgt opgebouwd. BOR Uitstel projecten Afrekening BDU beschikkingen Mutatie Overlopende passiva Totaal
-€ -49,0 mln. € 22,9 mln. € 10,7 mln. -€ -33,7 mln. -€ 49,1 mln.
- Het verschil van BOR heeft te vooral te maken met de BOR mutaties van de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht, zie ook de toelichting hierna. - Voor een totaal bedrag van € 22,9 mln. zijn geraamde projecten niet doorgegaan en zijn om redenen doorgeschoven naar het volgende jaar. - Afrekening BDU beschikkingen betreft het afrekenen van uitgevoerde projecten, zie toelichting hierna. - Overlopend passiva BDU, betreft een hogere storting dan geraamd in de begroting. Dit betreft het resultaat van het programma, zie ook de toelichting hierna. Hierna wordt op activiteitniveau een toelichting gegeven van de belangrijkste verschillen. Voor een overzicht van de beschikkingen op projectniveau verwijzen wij u naar bijlage 1. • BOR BRU: De vaststellingsbeschikking het project Knoop Driebergen-Zeist is € 0,4 mln. hoger dan geraamd vanwege meerkosten van het project als gevolg van hogere eisen door ProRail. • BOR gemeente Utrecht en provincie Utrecht: BRU verzorgt het beheer en subsidierelatie richting het rijk. De mutaties worden in de jaarrekening van BRU neutraal verwerkt. Omdat deze mutaties niet worden geraamd veroorzaakt dit een verschil ten opzichte van de begroting. • Lokaal Maatwerk: Alle geraamde projecten zijn beschikt. Er is geen budget aan Bezwaar en Beroep uitgegeven omdat mogelijke problemen vroegtijdig zijn aangepakt en daarmee mogelijke juridische conflicten zijn voorkomen. • Fietsprojecten: Enkele onderdelen van de Snelfietsroutes zijn verschoven naar 2013 en 2014. De post Fietsprojecten door DB nog nader te bepalen is gebruikt voor de afwikkeling van 4 oude fietsprojecten van de stad Utrecht. Hierbij resteerde bijna de helft van deze post. Hierdoor is per saldo in totaal € 2,5 mln. minder beschikt dan geraamd in 2012. • Autoprojecten: Het project Westelijke randweg in Vianen is (met gewijzigde invulling) doorgeschoven naar 2014. Conform de besparingsmaatregelen is de gemeente Vianen in 2012 gekomen met een vervangend maatregelpakket voor dit project. Cumulatief is hiervoor € 3,2 mln. beschikbaar. Verschillende projecten zijn beschikt. Hierdoor is per saldo in totaal € 1,7 mln. minder beschikt dan geraamd in 2012.
BRU
Programmaverslag 2012
28
• Mobiliteitsmanagement: Het geraamde budget van € 75.000 voor externe kosten en een second opinion hoefde niet ingezet te worden. • Actieprogramma OV: BRU heeft de definitieve goedkeuring van het Rijk op het voorstel tot herijking van het programma eind 2012 ontvangen. De uitvoering van de AROV-projecten moest voor 1 januari 2013 worden gestart (dit is gebeurd bij alle projecten). • OV projecten: Voor het project Kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes hebben de gemeenten (Stichtse Vecht, IJsselstein, Vianen, Bunnik en Zeist) BRU gevraagd de werkzaamheden via een gezamenlijke aanbesteding uit te laten voeren. BRU is hier regisseur in en heeft in 2012 opdracht verleend aan een aannemer voor ongeveer € 2,9 mln. Dit budget was opgenomen in de begroting 2012. In 2012 is een klein deel hiervan verbruikt. Concreet betekent het dat de budgetten voor 2012 door schuiven naar 2013 en verder. • VERDER-projecten: door de herijking van de VERDER projecten loopt de beschikking van projecten vertraging op. Dit heeft geresulteerd in een onderbesteding van in 2012 van € 5,5 mln. Die herijking was nodig vanwege het schrappen van de overprogrammering ten opzichte van het beschikbare BRU-budget voor VERDER van € 180 mln. en het realiseren van de bestuurlijk vastgestelde bezuinigingsopdracht van 5%. • Storting in Overlopende passiva BDU: Voor 2012 was de verwachting dat het aandeel BDU voor het programma Wegen & Verkeer € 3,5 mln. hoger zou zijn dan de verwachte uitgaven. Dit bedrag is in begroting 2012 gereserveerd door een storting in de Overlopende passiva BDU. Omdat de werkelijke uitgaven in 2012 lager zijn en door de afrekening van BDU-beschikkingen vindt er een storting plaats van € 33,7 mln. • Vrijval BDU beschikkingen: Wanneer een project binnen het programma uitgevoerd zijn, vindt er een afrekening plaats van de BDU-beschikking. In 2012 zijn 41 beschikkingen afgerekend, wat gesaldeerd leidde tot een terugbetaling van € 10,7 mln. De belangrijkste afrekening betreffen beschikkingen voor HOV-Leidsche Rijn met een terugbetaling van € 9,0 mln.
29
Programma OV Concessie Wat willen we bereiken? BRU draagt als concessieverlener voor het regionale openbaar vervoer zorg voor een kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer. Dit wil BRU bereiken samen met de eigen gemeenten, vervoerders en aanliggende vervoerders, het Rijk en de weg- en railbeheerders. In het openbaar vervoer in de regio Utrecht heeft BRU kwaliteitsnormen op het gebied van openbaar vervoer beschreven en geëist. Uitvoering geschiedt door de vervoerder binnen de hiervoor gestelde financiële kaders. Dit moet resulteren in: • Het behouden van de kwaliteit en het faciliteren van de groei van het regionaal openbaar vervoersaanbod via de kernwaarden Snel, Betrouwbaar, Gemakkelijk en Comfortabel; • (het handhaven van de) reizigerswaardering en hoger gevoel van sociale veiligheid. OV reizigers binnen BRU-gebied waarderen het openbaar vervoer in 2011 met een 7,2. Het streven is dat OV reizigers het OV in 2020 met een 7,5 waarderen. • Groeiend aantal reizigers tegen gelijkblijvende exploitatiekosten.
Hebben we in 2012 gerealiseerd wat we zouden realiseren? Aanbesteden van de nieuwe concessie “Regio Utrecht” en alle activiteiten die hiermee samenhangen. De aanbesteding is gerealiseerd conform planning. De concessie “Regio Utrecht” is in het voorjaar van 2012 op de markt gebracht. In september zijn er twee offertes ingediend. Na beoordeling heeft het DB in oktober de concessie gegund aan Qbuzz. De andere inschrijver, OV regio Utrecht (Connexxion), heeft hierop bezwaar ingediend. In januari 2013 heeft de bezwaarcommissie haar advies hierop aan het DB voorgelegd. Op 14 januari 2013 heeft het DB het bezwaar ongegrond verklaard.
Het beheren van de nieuwe concessie ‘Regio Utrecht’. Omdat nu nog niet bekend is hoe het met de aanbesteding gaat verlopen, zal in 2012 de huidige concessie nog gereden worden door de huidige vervoerders. Aangezien de nieuwe concessie pas eind 2013 van start gaat, zijn de huidige drie concessies verlengd. Gedurende 2012 zijn maandelijks concessieoverleggen gehouden met GVU en Connexxion. Grote uitdaging voor Connexxion, en van grote impact op de reizigers, was het grootschalige onderhoud aan de infrastructuur van de trambaan en het vervangend busvervoer dat, vanwege de geplande buitendienststelling, hiervoor moest worden ingezet. De geplande buitendienststelling van de tram tussen Utrecht Westraven en Nieuwegein/Ijsselstein van zes weken is uiteindelijk uitgelopen tot een periode van ruim vijf maanden. Connexxion heeft zich flexibel opgesteld en meerdere keren het vervangend vervoer aangepast aan een nieuwe planning en omstandigheid. Er waren klachten over de prijs van de rit van het vervangend vervoer en de langdurige onzekerheid en ongemak voor de reiziger. In totaal zijn er bij Connexxion relatief weinig klachten binnengekomen over het vervangend vervoer. Het finale beoordelingsgesprek over 2011 van de concessie Spitslijnen en concessie Regiovervoer Utrecht heeft plaatsgevonden in het voorjaar 2012, in aanwezigheid van de portefeuillehouder openbaar vervoer. De volgende punten zijn besproken en beoordeeld: uitvoering concessie, contacten met het ROCOV, beeld van de BRU-gemeenten over het functioneren van Connexxion, communicatie en samenwerking met BRU en met andere vervoerders, pro-activiteit en creativiteit. Er is een gedeeltelijke bonus aan Connexxion over 2011 toegekend. In 2012 hebben er drie functioneringsgesprekken plaatsgevonden over 2012.
Regiotaxi Utrecht De effecten van het onderzoek naar de financiering Regiotaxi Utrecht hebben in 2012 gezorgd voor een stevige daling van de exploitatiekosten. Met name de verhoging van het reizigerstarief voor de OV-reiziger en het stoppen van vervoer tegen gereduceerd tarief voor 65-plussers hebben tot een daling van kosten geleid. Herindicering en verhoging van Wmo reizigerstarieven hebben in een aantal gemeenten ook geleid tot
BRU
Programmaverslag 2012
30
minder ritten en stijging van reizigersinkomsten. Door deze maatregelen zijn de kosten van regiotaxi ruim 1,2 miljoen onder het budget uitgekomen. In 2012 is een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden tot samenwerking met de provincie Utrecht op het terrein van regiotaxi. Hoewel de uitkomst van het onderzoek positief was, is het niet gelukt om tot een gezamenlijke aanbesteding en beheerorganisatie te komen. De provincie wenste niet tot afspraken te komen over een volgende contractperiode van zes jaar. In 2012 is Bestuur Regio Utrecht in opdracht van de negen gemeenten gestart met een onderzoek naar de bundeling van doelgroepenvervoer. Fase 1 van het onderzoek is door het onderzoeksbureau opgeleverd. In april 2013 zal het onderzoek worden afgerond. Uitvoering van het OV-uitvoeringsplan 2012 door de vervoerders. Onder dit uitvoeringsplan vallen de deelplannen: - Dienstregelingplan/kwantiteiten; - Vlootplan; - Tarievenplan; - Communicatie- en promotieplan; - Sociaal veiligheidsplan; - Plan bijzondere omstandigheden (waaronder calamiteiten, sneeuwval). De uitvoering van het OV-uitvoeringsplan 2012 is gerealiseerd conform planning. Het jaar 2012 was de eerste bezuinigingsslag die in de dienstregeling tot uitdrukking is gekomen. De wijziging van de dienstregeling leidde tot enige klachten van reizigers. Deze klachten hebben tot kleine aanpassingen in de dienstregeling geleid. Eind 2012 is de nieuwe dienstregeling, op basis van het uitvoeringsplan 2013, ingegaan. Een tweede bezuinigingsslag is hierin doorgevoerd. Gezien de vele wijzigingen is eind november een grootschalige informatiecampagne gehouden eind november. De marketingactie “Probeerkaartjes” is conform planning in de zomer uitgevoerd. De kaartjes hebben zoals altijd gretig aftrek bij de reizigers gevonden. Het klantonderzoek in november 2012 laat een tevredenheid zien van gemiddeld een 7.3. Ondanks dat het cijfer stijgende is, scoort de informatievoorziening bij vertraging nog steeds onvoldoende (5.9). Het jaar 2012 is het eerste jaar dat de chipkaart volledig is ingevoerd, de tevredenheid over het reizen met de chipkaart is gestegen tot een 7.1. Opstellen van het OV-uitvoeringsplan 2013 door de vervoerder in nauwe samenwerking met en onder regie van BRU volgens de procedure. Vanwege extra consultatieronden is het OV-uitvoeringsplan 2013, later dan voorzien, vastgesteld in het DB van 8 oktober 2012. De tweede bezuinigingsslag die in 2013 wordt doorgevoerd is grootschaliger dan in 2012. Er zijn vele wijzigingen doorgevoerd. Ook in verband met de aanstaande werkzaamheden in het Utrechtse stationsgebied. Om de voorziene dienstregeling 2013 geheel volgens plan te kunnen rijden, zijn vooral in de gemeente Utrecht een aantal infrastructurele wijzigingen nodig, die nog niet allemaal zijn gerealiseerd. De definitieve uitvoering van het uitvoeringsplan 2013 en volbrengen van de bezuinigingstaakstelling 2013 is afhankelijk van gereedkomen van deze maatregelen/wijzigingen. Vanwege de vele wijzigingen wordt het uitvoeringsplan 2013 geëvalueerd. Hierbij worden ook de klachten van de reizigers meegenomen. Door middel van monitoring en het jaarlijkse uitvoeringsplan zicht houden op de prestaties van de vervoerder en informatie inwinnen over de ontwikkelingen in het OV. Het monitoren houdt ook in dat wordt gekeken of de vervoerder de prestaties haalt zoals die in het bestek staan omschreven. Naast de doelstellingen zoals beschreven onder “Wat willen we bereiken?” houdt dit onder andere ook in: - Monitoren van rituitval; - Monitoren van aantal incidenten (aangeleverd door vervoerder via de A-B-C methodiek); - Monitoren van de ontwikkeling van het aantal klachten;.
31
Voor de regiotaxi is in 2012 een nieuwe webapplicatie ingekocht en is gestart met de implementatie. Hiermee wordt de monitoring en de informatieverstrekking aan de gemeenten sterk verbeterd en kan er een betere controle op de uitvoering plaatsvinden. Voor het bus- en tramvervoer wordt gebruik gemaakt van de managementrapportages van de vervoerders zelf, maar ook van de Grenzeloze Openbaar Vervoer Informatie (GOVI) data en de OV-chipkaartdata. Doordat BRU is aangesloten bij GOVI is er inzicht in de aankomst- en vertrektijden van bussen en trams op de haltes en kan de stiptheid van de dienstregeling worden gemeten. Er wordt gewerkt aan een plan om deze informatie ook voor het dagelijks en algemeen bestuur toegankelijk te maken. Voorzien wordt in het voorjaar 2013 een eerste concept aan het DB aan toe bieden. De rituitval in de verschillende concessies ligt ruim binnen de normen. Het aantal incidenten in de stadsconcessie is zeer minimaal en laat een daling zien. Alle activiteiten die samenhangen met een eventuele nieuwe aanbesteding van Regiotaxi Utrecht. Per augustus 2013 lopen de huidige contracten af. Op verzoek van het DB en Gedeputeerde Staten (GS) is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden tot samenwerking tussen Provincie Utrecht en BRU voor de regiotaxi. Hier is uitgekomen dat er geen gezamenlijke aanbesteding zal plaatsvinden, omdat de provincie er van af ziet. De bestaande samenwerking op ambtelijk niveau blijft wel bestaan. De voorbereiding van de aanbesteding van Regiotaxi Utrecht heeft hierdoor enkele maanden vertraging opgelopen. Daarom zijn de huidige contracten van Regiotaxi Utrecht enkele maanden verlengd. Per 1 februari 2014 gaan de nieuwe contracten in. De voortgang van de aanbesteding verloopt verder volgens planning. Op reguliere basis overleg voeren met de vervoerder, vervoerders van aangrenzende concessiegebieden en wegbeheerders om onder andere de bereikbaarheid van Utrecht op peil te houden. Overleg met vervoerders, wegbeheerders en andere concessieverleners binnen het BRU-gebied over bereikbaarheid vindt plaats in verschillende overleggen. Zo participeerde BRU in 2012 in het project OV-terminal (in verschillende overleggen), in het netwerkteam, in VERDER- verband en in overleggen met gemeenten. Op landelijk niveau neemt BRU deel aan het OV-bureau Randstad. Dit bureau is opgericht om het openbaar vervoer in de Randstad op een samenhangende manier aan te pakken en te verbeteren. Deelnemers zijn de vier WGR+ gebieden in de Randstad en de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht en Flevoland. Tevens neemt BRU deel aan het SKVV overleg. SKVV staat voor Samenwerking Kaderwetgebieden Verkeer en Vervoer. Deelnemers zijn alle WGR+ gebieden in Nederland. Op tactisch niveau activiteiten uitvoeren (uitwerking uitvoeringsplan) op het gebied van vervoersontwikkeling en bereikbaarheid. Binnen het programma OV Concessie wordt het initiatief genomen om de doorstroming van het openbaar vervoer te bewaken en te bevorderen, onder andere door bij te dragen aan visievorming. Vooral met de gemeente Utrecht is zeer frequent overleg geweest over de doorstroming van het openbaar vervoer, niet alleen over het stationsgebied, maar over de hele stad. In het VERDER-pakket staan een aantal doorstromingsmaatregelen waar door BRU op uitvoering wordt aangedrongen. Door de bezuinigingen op het openbaar vervoer is de dienstregeling in 2012 aangepast en ook in 2013 vinden er nog verdergaande aanpassingen plaats. De hiervoor benodigde infrastructurele maatregelen worden door de gemeenten uitgevoerd, in nauw overleg met BRU. BRU werkt samen met de gemeente Utrecht aan de “Uithof intussen Bereikbaar”. In 2012 zijn zeven maatregelen benoemd om De Uithof in de tussentijd goed bereikbaar te houden. Deze maatregelen zijn uitgewerkt in 2012 en begin 2013 worden deze aan het bestuur voorgelegd.
BRU
Programmaverslag 2012
32
Het regionaal OV-belang behartigen en de kwaliteit van het regionaal OV bewaken binnen het project OVTerminal. De inpassing van de Uithoflijn in de OV-terminal is een belangrijke uitdaging in dit project. BRU heeft in 2012 een gewijzigd ontwerp van de bus- en tramdelen bij ProRail en gemeente ingediend nadat tot aanleg van de Uithoflijn aan de oostkant van de OVT is besloten door BRU en gemeente. De uitwerking van het ontwerp van het definitieve bus-tramstation aan de oostzijde tot Definitief Ontwerp (DO) gebeurt door BRU (projectorganisatie Uithoflijn). BRU heeft in het kader van het project Beter Benutten 10 miljoen euro Rijkssubsidie aangevraagd voor kwaliteitsverbetering voor Regionaal OV tijdens de bouw van de OVT. Met uitvoering van een deel hiervan is eind 2012 begonnen. BRU is met de realisatie van de Uithoflijn aanlegpartij in het gebied geworden. Met de aanleg van de Uithoflijn verschuiven de ontwerp- en aanlegverantwoordelijkheden en –risico’s. BRU blijft als OV-autoriteit bovenal een eisende en toetsende partij (kwaliteit / functionaliteit) bij alle ontwikkelingen (eindfase en tussenfases) vanuit de exclusieve verantwoordelijkheid voor regionaal OV.
Heeft het gekost wat het zou kosten OV Concessie
Rekening
Begroting
Begroting
2011
2012 voor
2012 na
wijziging
Rekening
Verschil
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Concessiebeheer bus/tram
38.076 48.561 48.596 44.736 3.860
Regiotaxi
9.020 10.251 10.617 8.485 2.132
OV Chipkaart
891
85
0
Aanbesteding
290 46 464 496 -32
Monitoring
275 277 253 135 118
Vervoersontwikkeling korte termijn 232 338 359 301 58 Deelname landelijke overleggen 50 50 50 21 29 OV Terminal
183 175 193 169 24
Management OV concessie
314 327 322 285 37
Vrijval BDU (afrekening beschikkingen) Totaal lasten
0
0
0
125
-125
49.331 60.110 60.854 54.752 6.102
Baten BDU regulier BDU specifiek
47.187 44.985 45.468 45.468 0
0
-1.201
0
-1.201
0
Rentebaten BDU 161 430 430 Concessiebeheer ontvangsten 0 0 0 0 Mutatie saldo BDU eerdere jaren Reizigersbijdrage Regiotaxi Totaal baten Saldo
10.722
11.840
6.508
-5.332
2.144 4.242 4.317 3.548 -769 49.331 60.110 60.854 54.752 -6.102 0 0 0 0 0
33
Financiële toelichting De uitgaven in het programma OV Concessie worden gedekt vanuit de BDU. Het programmaresultaat is per saldo nihil. In de begroting 2012 is de verdeelsystematiek op de programma’s toegepast. Ondanks een flink pakket aan bezuinigingsmaatregelen voor de periode 2011-2014 werd hierdoor in de begroting 2012 toch een programmatekort voorzien van € 11.8 mln. Het gerealiseerde tekort is uiteindelijk € 6,1 mln. Het gerealiseerde programmatekort wordt gedekt uit de onttrekking BDU van eerdere jaren. Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen binnen het Programma OV concessie toegelicht. • Het begrootte bedrag voor de exploitatie van bus en trams in de regio was gebaseerd op de in 2011 gehouden aanbesteding inclusief de bezuinigingstaakstelling. De nieuwe concessie zou leiden tot een verhoging van het benodigde budget. Het vervoer in 2012 is echter blijven rijden onder de huidige concessies. Dit verklaard de lagere kosten van circa € 3,2 mln. Ook de kosten voor marketing zijn 0,6 mln. lager dan geraamd, totaal een lagere uitgaven van € 3,8 mln. Dit zijn voorlopige kosten aangezien de exploitatiesubsidies pas vastgesteld worden in het daaropvolgende jaar. • Deze afrekensystematiek verklaart de € 125.000 aan de lastenkant onder de post vrijval BDU. Dit bedrag is de som van definitieve exploitatievaststellingen over 2011 ten opzichte van de begroting 2011. • De bezuinigingsmaatregelen voor Regiotaxi Utrecht hebben geleid tot een reductie van de kosten ten opzichte van de begroting van in totaal € 1,4 mln.
BRU
Programmaverslag 2012
34
Portefeuillehouder: Dhr. F. Lintmeijer
Programma Netwerkontwikkeling mobiliteit Wat willen we bereiken? Kwaliteit behouden en groei faciliteren van regionaal openbaar vervoersaanbod De huidige sterke groei van het OV in de regio en daarmee samenhangend groeiende kosten en de beperktere financiële middelen, stellen het regionale openbaar vervoer op korte termijn voor een grote uitdaging. Het doel is om, ondanks de opgaven, het aanbod kwalitatief op peil te houden en de groei volgens de vastgestelde ambities te faciliteren. Een robuuster regionaal busnetwerk met een sterker accent op de verbindende radiale en tangentiële lijnen tussen bestaande en nieuwe woongebieden, de openbaar vervoer-/P+R-knooppunten en de kerngebieden. Uitbouwen van een tramnetwerk voor de toekomstige regionale ontwikkeling De regio heeft voor de langere termijn hoge ambities met openbaar vervoer en de ruimtelijke ontwikkeling. Door de inzet op stedelijke verdichting, neemt de druk op het verkeerssysteem nog verder toe. Een kwalitatief hoogwaardiger openbaar vervoerssysteem met een grotere capaciteit dan het huidige bussysteem is dan noodzakelijk als aanjager van economische ontwikkeling en het aantrekken van investeringen. Stevige regionale lobby bij snelwegverbredingen Diverse BRU-gemeenten worden beïnvloed door de planstudie Ring en de overige snelwegprojecten in de regio die de bereikbaarheid verbeteren. Naast de bereikbaarheid zijn leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit (inpassing) echter van groot belang. BRU behartigt bij de planstudie Ring de belangen van de BRU-gemeenten en zorgt ervoor dat deze belangen in de besluitvorming worden meegewogen. Zowel ambtelijk als bestuurlijk wordt periodiek met de betrokken gemeenten overlegd over aandachtspunten bij de diverse snelwegprojecten. Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en mobiliteit Door in te zetten op alternatieven voor autogebruik wordt beoogd de leefbaarheid en mobiliteit in de Utrechtse regio te verbeteren. Uitgangspunt bij het bedenken van nieuwe maatregelen is de zogenaamde ladder van Verdaas. Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt Wegen en verkeer houden niet op bij gemeentegrenzen. Gemeenschappelijk beleid en kennisuitwisseling is gewenst, bijvoorbeeld op het gebied van verkeersmanagement.
Hebben we in 2012 gerealiseerd wat we zouden realiseren? In dit aangepaste openbaar vervoersnetwerk wordt de groei gefaciliteerd tegen gelijkblijvende exploitatiekosten. Daarnaast wordt de positie van het openbaar vervoer bij de wegbeheerder versterkt. Het is van belang ervoor te zorgen dat de huidige sociale functie van het openbaar vervoer overeind blijft. De OV-chipkaart met een vernieuwd regionaal tarievenassortiment en de nieuwe openbaar vervoersconcessie met nieuw busmaterieel worden succesvol geïmplementeerd. In 2012 zijn significante wijzingen in het regionale en stedelijke lijnennet doorgevoerd volgens de principes ‘Snel, Betrouwbaar en Efficiënt’ uit de Regionale OV-visie. Dit aangepaste netwerk faciliteert groeiende reizigersstromen op drukke corridors tegen gelijkblijvende exploitatiekosten. Daarnaast is BRU in 2012 op beperkte schaal gestart met het zogenaamde Servicenetwerk dat in wijken en kernen de sociale functie van
35
het OV moet waarborgen. Deze uitrol zal overigens pas echt vorm krijgen in de nieuwe concessie die in december 2013 start. Dan is ook nieuw materieel beschikbaar voor het Servicenetwerk. Besluit voorbereiden tot uitbouw van de frequenties van Randstadspoor, inclusief nieuwe stations en infrastructurele aanpassingen, naar 6 tot 8 x per uur. Ook wordt op de huidige SUNIJ-lijn en de HOV om de Zuid/ Uithoflijn gewerkt aan realisatie in de periode 2015-2020 van één doorgaande tramlijn. In 2012 wordt het besluit voorbereid over een openbaar vervoersvisie 2025 met doorkijk tot 2040. Samen met Rijk, provincie en gemeente Utrecht voert BRU een MIRT-onderzoek uit naar kansen en knelpunten van het regionale OV, waarbij mogelijke toekomstige tramverbindingen naast de SUNIJ-lijn en de Uithoflijn zullen worden betrokken. Het besluit is genomen om in juni 2013 te starten met vier sprinters per uur tussen Woerden en Utrecht. Stations Leidsche Rijn Centrum opnet gelijktijdig, maar zal de eerste jaren nog slechts met twee sprinters per uur bediend worden omdat de infrastructurele capaciteit op de corridor nog onvoldoende is: het is wachten op de tweede spoorbrug over het Amsterdam- Rijnkanaal. Voor de overige corridors werken regionale overheden en NS gestaag aan het opvoeren van sprinterfrequenties per corridor waarbij vier of zes maal per uur voor de diverse corridors het eindbeeld zal zijn. In 2013 zullen de regionale overheden samen met ProRail en NS een gezamenlijk lange termijn beeld opstellen waarin gedetailleerd komt te staan welke productverbeteringen wanneer worden doorgevoerd. Dit beeld zal nadrukkelijk een koppeling leggen tussen vervoersontwikkeling, infrastructuur en RO-ontwikkeling rond de diverse corridors. Belangrijke mijlpaal in 2012 is daarnaast het afronden van het MIRT-onderzoek geweest waarin knelpunten en kansen in het regionale OV-systeem onderzocht zijn op het gebied van bereikbaarheid en leefbaarheid. Op basis van dit onderzoek, dat samen met Rijk en regio is uitgevoerd, zullen in 2013 afspraken gemaakt worden over het uitwerken van de oplossingsrichtingen: vertramming va de drukste OV-assen van en naar de OV-terminal, versterking van decentrale knooppunten en de tangentverbindingen daartussen, verbeteren van de doorstroming van OV en fiets in stedelijk gebied en de integratie van regionaal OV en spoor. Er zal voor gezorgd worden dat lokale bestuurders permanent zicht hebben op de stand van zaken van de studies en de eerstvolgende inspraak- en beslismomenten. In de studies worden alternatieven onderzocht voor een zo goed mogelijke inpassing van de snelwegverbredingen. BRU verkent op welke wijze het openbaar vervoer kan helpen om op lange termijn de snelwegen te ontlasten. Bij de onderhandelingen over snelwegverbredingen zit BRU aan tafel namens de BRU-gemeenten. BRU is zowel ambtelijk als bestuurlijk vertegenwoordigd bij de planstudie Ring en stemt de inhoud van dit project af met de betrokken gemeenten. Zo vindt periodiek overleg plaats tussen BRU en de betrokken gemeenten en worden de aandachtspunten daarbij besproken in het projectteam van de planstudie. Tevens worden gemeenten op de hoogte gesteld van formele inspraak- en beslismomenten. De planstudie Ring heeft een aanzienlijke doorlooptijd en de komende jaren blijft BRU betrokken bij dit project. Het afgelopen jaar is er bij de doorlopen trechterstappen discussie ontstaan over aanpassing van de A27 en de consequenties voor de bak Amelisweerd. De minister heeft de Tweede Kamer naar aanleiding hiervan toegezegd onderzoek uit te laten voeren naar het besluitvormingsproces tot nu toe. Eind 2012 is dit onderzoek door de commissie Schoof opgestart. De uitkomsten van dit onderzoek worden begin 2013 verwacht en op basis van deze uitkomsten zal besloten worden hoe het project verder wordt opgepakt.
BRU
Programmaverslag 2012
36
BRU verbetert bestaande fietsverbindingen en legt nieuwe verbindingen aan, vooral woon-school en woon-werk tussen kleine kernen. Daarnaast toont BRU met onderzoek aan hoe maatregelen op het gebied van beprijzen, gedragsbeïnvloeding en leenfietsen werken. In 2012 is de nulmeting voor de snelfietsroutes uitgevoerd. Daarmee is bekend op welke doelgroepen de communicatie rond deze snelfietsroutes zich kan richten. Tevens heeft BRU een toolbox voor communicatiemiddelen ontwikkeld waarmee de gemeenten aan de slag kunnen. Het eerste deel van de snelfietsroute Houten-Bunnik-Uithof-Bilthoven is in 2012 geopend. BRU neemt een grotere rol op zich op het gebied van regionaal verkeersmanagement binnen het VERDERsamenwerkingsverband. We werken actief samen met het bedrijfsleven op gebieden als vervoersmanagement en mobiliteitsmanagement. BRU fungeert als kennisbank voor de aangesloten gemeenten. BRU is in 2012 vertegenwoordigd geweest op drie niveaus in het programma Regionaal Verkeersmanagement (strategisch, tactisch en operationeel). Daarnaast was BRU ook vertegenwoordigd op de twee niveaus voor regionaal verkeersmanagement in het kader van wegwerkzaamheden (strategisch en operationeel). In deze gremia zijn de BRU-belangen ten aanzien van het openbaar vervoer en fiets vertegenwoordigd, maar ook de belangen als het gaat om leefbaarheid van onze gemeenten. Wat betreft mobiliteitsmanagement is 2012 het laatste jaar geweest dat BRU subsidie heeft verstrekte aan Vervoeranalyse en Mobiliteitsadvies (VNM) om activiteiten op dit gebied te organiseren. De focus lag daarbij op een transitieproces van werkgevers naar Slim Werken en Reizen en de borging van het proces, kennis en netwerk wat betreft mobiliteitsmanagement in de regio na 2012. Doel hiervan is dat het bedrijfsleven vanaf 2013 dergelijke activiteiten zelf actief kan oppakken. Deelname aan landelijke activiteiten, zoals het overleg binnen de koepelorganisatie SkVV (Stadsregio’s kader Verkeer en Vervoer), overleg met het ministerie van I&M, en het OV-bureau Randstad.. BRU neemt deel in het SkVV en OV-bureau Randstad en heeft doorlopend overleg met het ministerie van I&M. Met name het thema tariefintegratie is in deze gremia op de agenda gezet. Eén en ander heeft er toe geleid dat de regio in 2013 samen met ministerie en NS gaat starten met een pilot tariefintegratie Spoor-ROV op de corridor Utrecht-Woerden. Inbrengen van openbaar vervoer belangen in infrastructurele en/of ruimtelijke programma’s, zowel intern BRU als extern. Onder andere in de gebiedsagenda Noordvleugel, waarvan Utrecht onderdeel uitmaakt, komen deze belangen terug. De Utrechtse en Amsterdamse uitdagingen voor wat betreft het realiseren van een robuust OV-systeem vertonen grote gelijkenissen.
37
Heeft het gekost wat het zou kosten Netwerkontwikkeling Mobiliteit
Rekening Begroting Begroting Rekening Verschil 2011
2012 voor
wijziging
2012 na
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Spoorse lobby OV-visie
30 25 98 76 22 438 250 314 477 -163
Management en strategisch beleid 193 589 431 329 102 Projectbureau Randstadspoor 96 Storting Overlopende passiva BDU Totaal lasten
27
757 891 843 883 -40
Baten BDU regulier Rentebaten BDU
697 888 554 554
0
0 0 9 9
Mutatie saldo BDU eerdere jaren
3
224
273
49
Projectbureau Randstadspoor 60 Spoorse lobby 56 47 -9 Totaal baten Saldo
757 891 843 883 40 0 0 0 0 0
De uitgaven in het programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit worden gedekt vanuit de BDU. Het programmaresultaat is per saldo nihil. De totale lasten en baten van dit programma zijn € 40.000 hoger dan geraamd. Hierna worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht.
Financiële toelichting • OV-Visie en Management strategisch beleid laat per saldo een overschrijding van € 40.000 euro zien. Deze is veroorzaakt doordat de advies kosten t.b.v. versterking opdrachtgeverschap, totaal € 44.000 ten laste van dit budget zijn gebracht.
BRU
Programmaverslag 2012
38
Portefeuillehouder: Dhr. A.J. Gerritsen
Programma OV Infrastructuur (assets) Wat willen we bereiken? Een deel van het door BRU geconcessioneerde openbaar vervoer is railgebonden. BRU is, als regionale OV-autoriteit, eigenaar van het gehele regionale tramsysteem, dat wil zeggen: de infrastructuur, het materieel, de haltes en de remise. Als eigenaar is BRU ook beheerverantwoordelijk voor de systeemonderdelen en stuurt hiertoe via contracten marktpartijen aan die de uitvoering verzorgen. De ambtelijke organisatie is hiertoe volledig ingericht en toegerust. BRU streeft naar een betrouwbaar (assetmanagement) en veilig (safetymanagement) tramsysteem en wil daarin toonaangevend zijn in Nederland (www.hetbestetramsysteem.nl). Dit dient voor reiziger en medeweggebruiker aantoonbaar te zijn. Onder voorbehoud van een positief projectbesluit (2011) geldt dit ook voor de aanleg van de Uithoflijn, welke via een technische koppeling verbonden zal worden met de bestaande infrastructuur van de SUNIJ-lijn.
Hebben we in 2012 gerealiseerd wat we zouden realiseren? Het faciliteren van de railgebonden OV-exploitatie. Deze jaarlijks terugkerende activiteit bestaat uit het beheer van infrastructuur, materieel, haltes en remise en het op basis daarvan aansturen van de marktpartijen met betrekking tot de uitvoering Het meerjarig contract voor het regulier onderhoud aan de railinfrastructuur is eind 2012 aanbesteed en de gunning wordt verwacht in het voorjaar van 2013. In tegenstelling tot het lopende contract, dat van ProRail is overgenomen, zal dit contract diverse prestatieprikkels voor de aannemer bevatten. Het meerjarig contract voor het onderhoud aan het materieel is in 2011 aanbesteed volgens de innovatieve BVP-methode (BestValueProcurement) en in medio december 2011 gegund aan Voith. Na één jaar samenwerken in de nieuwe contractrelatie blijkt dat de verwachte kostenbesparing en verbetering van de dagelijkse beschikbaarheid en kwaliteit van het materieel inderdaad wordt gerealiseerd. De schoonmaakmarkt blijkt weerspannig: Faillissementen zetten de bedrijfsvoering onder druk. Vanuit het contractmanagement heeft BRU in 2012 de continuïteit kunnen borgen en is na aanbesteding, eveneens volgens de BVP-methode, een nieuwe contractpartner voor de dagelijkse reiniging van het materieel geselecteerd. BRU heeft in 2012 ook de Code Verantwoordelijk Marktgedrag ondertekend. Hiermee zijn de schoonmaakactiviteiten aan het materieel inmiddels weer in rustig vaarwater beland. Vanuit voornoemde beheerverantwoordelijkheid worden zowel de infrastructuur als het wagenpark grondig herzien. 2012 stond in het teken van de aanbesteding en uitvoering van zowel infra (GVI) als materieel (LVO). De eerste fase van de vervanging van de infrastructuur (GVI 1A) is afgerond. Ofschoon in meerjarenperspectief het programma op schema ligt, heeft de uitvoering als gevolg van een technisch probleem (lasbreuken) een grote vertraging gekend met dito maatschappelijke gevolgen. Inmiddels is er een onderzoek gestart naar de toedracht hiervan. Omdat er sprake was van een positief aanbestedingsresultaat zal de uiteindelijke budgetoverschrijding beperkt blijven. De voorbereiding van fase 1B is begin 2013 in de aanbestedingsfase. Daarnaast is per 1 januari 2013 de nieuwe afstandbesturing/bediening van de energievoorziening van de baan in beheer genomen door de RET. Daarmee is conform afspraak met het ministerie van I&M de bediening losgekoppeld van de infrastructuur die door ProRail wordt bediend. Het levensduurverlengend onderhoud aan het sneltrammaterieel (LVO) loopt conform plan. De eerste fase (modernisering van de carrosserie en het interieur van de tram) is in 2012 naar tevredenheid afgerond. Fase 2 (draaistellen) loopt op dit moment conform schema en wordt in 2013 afgerond. Fase 3 (technische voertuigsystemen) is in 2012 aanbesteed en gegund, waarbij een afgewezen partij beroep heeft aangetekend. Hierdoor zal enkele maanden vertraging ontstaan in de voor 2014 geplande oplevering. In 2012 zijn de spitstrams voorzien van nieuwe wielen met een aangepast profiel, waardoor het rijgedrag is verbeterd en de slijtage aan de wielen en railinfra is verminderd. In de zomer 2012 is tijdens GVI 1A een opknapbeurt aan de haltes uitgevoerd, waarbij het vervoerderonafhankelijke kwaliteitsbeeld is doorgevoerd.
39
Op basis van het vastgestelde IPvE (2011) zal de systeemveiligheid van de SUNIJlijn binnen het project GVI worden aangepast. Hiermee zal in 2012 worden begonnen. Ten behoeve van het project GVI 1 (van Utrecht Centraal tot Nieuwegein Stadscentrum) is een quick-scan op de systeemveiligheid uitgevoerd. Maatregelen zijn/worden verwerkt in de bestekken voor GVI. Ten behoeve van het project GVI 2 (van Nieuwegein Stadscentrum tot de eindpunten IJsselstein en Nieuwegein Zuid), start in 2013 een uitgebreide toets. Start voorbereiding (oa vaststellen definitief ontwerp) en aanbesteding Uithoflijn. Ondanks dat het uitvoeringsbesluit later (algemeen bestuur van 18 april 2012) is genomen dan gepland, kan tot nu toe de planning op de projectuitvoering worden gehandhaafd (start exploitatie begin 2018). Ook de bestuursovereenkomst tussen BRU en gemeente Utrecht is inmiddels getekend. Naast de eerder gedane toezegging dient het ministerie van I&M een formele subsidiebeschikking aan BRU te verstrekken. Dat traject is in voorbereiding in overleg met het ministerie van I&M. Op basis van zowel de instandhoudingsopgave, als de voornoemde uitbreiding zal de remise herzien en uitgebreid moeten worden. Dit is bij de aankoop voorzien. Hiertoe zal in 2012 planvorming moeten zijn uitgewerkt tot een voorlopig / definitief ontwerp. In 2012 is op basis van een verkennend onderzoek het functioneel programma van eisen uitgewerkt. Voorjaar 2014 wordt het uitvoeringsbesluit inclusief financiële consequenties aan het algemeen bestuur voorgelegd. Op basis van een positief projectbesluit Uithoflijn en een besluit wanneer de SUNIJlijn om te bouwen tot een lagevloersysteem zal ook het wagenpark vernieuwd en uitgebreid moeten worden. 2012 zal in het teken staan van de voorbereidingen hiertoe (oa opstellen programma van eisen). Het voorbereidingsproces van het besluit tot aankoop van nieuwe lage vloer trams is in volle gang, de marktconsultaties vinden in 2013 plaats. BRU bereidt zich in 2012 voor op certificering van haar relevante werkprocessen. BRU heeft een contract gesloten met IES, een specialistisch bureau op het gebied van asset management. IES is een resultaatverplichting aangegaan voor een succesvolle certificering van BRU eind 2014, conform de internationale PAS55 standaard op het gebied van asset management. Het verbeterproces is in volle gang en is geïntegreerd in de voorbereiding van de verzelfstandiging van het trambedrijf. BRU heeft extern advies gevraagd hoe de activiteiten en de verantwoordelijkheden van het trambedrijf het meest adequaat te organiseren. Hiertoe is het inrichten van een agentschap als voorkeursrichting aangegeven. Als hiertoe wordt besloten, is operationalisatie met ingang van 2013 logisch. Het dagelijks bestuur heeft geconstateerd dat de complexiteit van beheer, instandhouding, aanleg en de dagelijkse bedrijfsvoering van alle tramgerelateerde activiteiten niet goed passen binnen de bestaande BRU-organisatie en dat er aanleiding is om een interne verzelfstandiging van het “trambedrijf” voor te bereiden. Het algemeen bestuur heeft zich achter die visie geschaard met zijn besluit van 3 oktober 2012 om de interne verzelfstandiging zodanig uit te werken, dat het trambedrijf per 1 maart 2013 operationeel kan zijn.
BRU
Programmaverslag 2012
40
Heeft het gekost wat het zou kosten Infrastructuur (assets)
Rekening
Begroting
Begroting
2011
2012 voor
2012 na
wijziging
Rekening
Verschil
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Beheer & Onderhoud Overdracht Safetymanagement Ontwikkeling netwerk en systemen Management OV infrastructuur Uithoflijn
16.092
18.599
0
18.705
12.890
5.815
0 500 497
3
276 447 373 352 21 518
740
691
689
2
1.210
805
870
1.701
-831
0 0 0 3.053 -3.053
Vrijval BDU (afrekening beschikkingen)
0 0 0 -1.811 1.811
Storting in Overlopende passiva BDU regulier Totaal lasten
0
0
0
4.566
-4.566
18.096 20.591 21.139 21.939
-800
Baten BDU regulier
9.386 9.765 13.031 13.031
0
BDU specifiek
8.159 4.859 4.979 4.979
0
Rente BDU middelen Verhuur remiseterrein Uithoflijn - onderhanden werk
0
0 0
Mutatie saldo BDU eerdere jaren
5.933
Saldo
123
551 34 583 753 170 0
Totaal baten
123 0
3.053
3.053
2.423
-2.423
18.096 20.591 21.139 21.939
800
0 0 0 0 0
41
Financiële toelichting De uitgaven in het programma OV Infrastructuur worden gedekt vanuit de BDU. Het programmaresultaat is per saldo nihil. De totale lasten en baten van dit programma zijn € 0,8 mln. lager dan geraamd. Hierna lichten wij de belangrijkste financiële afwijkingen toe. Beheer en Onderhoud € 5,8 mln. minder uitgegeven dan begroot: • Beheer & Onderhoud Materieel € 1,6 mln. lager dan begroot: de kosten van schoonmaak zijn lager dan begroot, onder meer omdat er gedurende GVI 1A minder trams schoongemaakt hoefden te worden. Voorts zijn kosten voor levering van camera’s lager uitgevallen dan begroot en is de beheersorganisatie lager dan gebudgetteerd uitgekomen omdat er minder externen voor diverse projecten zijn ingehuurd. Ook is de uitvoering van enkele verbeterprojecten, zoals bijv. het optimaliseren van het onderhoudsconcept voor de trams naar 2013 verschoven. De begrote kapitaallasten van € 1,1 mln. voor het levensduurvervangend onderhoud (LVO) zijn in 2012 niet benut omdat fase 1 van het project eind van het jaar is afgerond en waardoor op dit project pas vanaf 2013 wordt afgeschreven. • Beheer & Onderhoud Infrastructuur € 3,6 mln. lager dan begroot: in verband met de uitvoering van de grootschalige vervanging infrastructuur (GVI) zijn de uitgaven voor overige groot onderhoud tot een minimum beperkt. In dat kader zijn wel enkele overwegen vernieuwd: in Utrecht de overweg Griffioenlaan, in IJsselstein de overwegen Duizendblad en Valeriaan. In Nieuwegein is van de spoorboog tussen de remise en de Symphonielaan de spoorwijdte hersteld. • Op Beheer & Onderhoud remise, telematica, haltes en algemeen is € 0,6 mln. minder uitgegeven dan begroot. Management OVI: • De tweede helft van 2012 hebben de voorbereidingen voor verzelfstandiging veel aandacht gekregen. Hiervoor was veel inzet van management advies, juridische en communicatie ondersteuning nodig. Op dezelfde ondersteuning werd tevens een fors beroep gedaan bij de afwikkeling van de gevolgen van de vertraging van GVI 1A. Daarnaast vereisten de veelal complexe projecten die in uitvoering zijn een adequate coördinatie en aansturing, hiervoor is een projectcoördinator aangesteld. Met deze extra benodigde capaciteit was in de begroting geen rekening gehouden. Daardoor is het budget met ruim € 0,7 mln. overschreden.
BRU
Programmaverslag 2012
42
Project Uithoflijn: • In april 2012 heeft het algemeen bestuur ingestemd met het uitvoeringsbesluit voor de aanleg van de Uithoflijn, waarin ook opgenomen een Financieel Plan en een Bestuursovereenkomst tussen BRU en gemeente Utrecht. In 2011 en 2012 zijn diverse voorbereidingskosten gemaakt voor het project, totaal € 3,0 mln. Deze kosten worden via dit programma verantwoord op de balans als onderhanden werken onder de post Voorraden. De kosten zijn op de balans gedekt door de inzet van de beschikbare BDUmiddelen, waardoor onderhanden werken weer op nul gewaardeerd staat, zie ook de toelichting op de balans. Vrijval BDU: • Betreft de afrekening van een drietal beschikkingen voor groot en klein onderhoud infrastructuur 2009 en 2010, wat een lagere vaststelling van € 1,8 mln. betekende Storting in Overlopende passiva BDU: • Het verschil tussen het voor OV-I beschikbare bedrag en de daadwerkelijke uitgaven in 2012 ad € 4,6 mln. is opgenomen als “overlopende post” hetgeen betekent dat deze onderschrijding in latere jaren besteed kan worden voor onder meer groot onderhoud infrastructuur. Lopende projecten, bedragen in € mln.
Projectbesluiten
T/m 2011
2012
2013 t/m
Prognose
2016 project resultaat
Project-
Realisatie Begroting
Realisatie
Restant
begroting budget
Renovatie haltes
1,3 0,4 0,9
Remiseterrein en -gebouw LVO fase 1
0,2 0,1 0,1 0,2 3 0,6 2,4 2,3 0,1
LVO fase 2
3,2
0,5
2,7
LVO fase 3
3
0
3
GVI – voorbereiding en 24 oktoberplein 2,9 2,2 0,7 GVI – 1a
14,8
14,8
11,8
3
GVI – 1b
27,5
0,3
27,2
Uithoflijn
321,5 0,3 2,7 318,5
Projecten: • Renovatie haltes In 2012 zijn vrijwel alle haltes van de SUNIJ-lijn vervoerderonafhankelijk gemaakt. Dit houdt in dat de haltes zijn geschilderd in de kleuren van U-OV. Daarnaast zijn afscheidingen/leuningen vervangen door nieuwe hekwerken/leuningen. Dit vanwege einde levensduur, besparing op beheerkosten en uniformiteit. Het project is binnen het budget uitgevoerd.
43
• Levensduur Verlengend Onderhoud (LVO) trammaterieel LVO-1 betreft de revisie c.q. vernieuwing van het interieur en carrosserie van het der tramstellen (m.u.v. de spitstrams). De eerste tram is in 2011 gereviseerd, de overige 25 trams zijn in 2012 gereviseerd. De vernieuwing is binnen het daarvoor bestemde budget gerealiseerd. In januari 2012 is het contract voor LVO-2 voor revisie van de draaistellen getekend. In 2012 zijn 27 van de 84 draaistellen gereviseerd. De overige 57 draaistellen worden in 2013 gereviseerd. LVO-3 betreft de revisie / vernieuwing van technische systemen (elektrisch en pneumatisch) van de SIG-vloot en zal vanaf 2013 worden uitgevoerd. • Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) fase 1A Ondanks de vertraging en de kosten die de vertraging met zich heeft medegebracht is het project binnen het budget gebleven. Dit is voor een groot deel te danken aan een gunstig aanbestedingsresultaat. • Project Uithoflijn In oktober 2012 heeft het algemeen bestuur ingestemd met het uitvoeringsbesluit voor de aanleg van de Uithoflijn, waarin ook opgenomen een Financieel Plan en een Bestuursovereenkomst tussen BRU en gemeente Utrecht. In 2011 en 2012 zijn diverse voorbereidingskosten gemaakt voor het project, totaal € 3,0 mln. Deze kosten worden via dit programma verantwoord op de balans als onderhanden werken onder de post Voorraden. De kosten zijn op de balans gedekt door de inzet van de beschikbare BDU-middelen, waardoor onderhanden werken weer op nul gewaardeerd staat, zie ook de toelichting op de balans.
BRU
Programmaverslag 2012
44
45
BRU
Programmaverslag 2012
46
Paragrafen
47
Paragraaf Financiering In dit programmaverslag wordt de uitvoering van de specifieke beleidsvoornemens uit het treasuryjaarplan 2012 verantwoord.
Financiering Sneltram (SUNIJ) Voor een aantal grote toekomstige investeringen zoals de Uithoflijn en het levensduurverlengend onderhoud (LVO) van de SUNIJ-lijn zal wellicht externe financiering aangetrokken moeten worden. Ook kan er sprake zijn van een mix van interne en externe financiering. In de exploitatie van dergelijke investeringsprojecten zal i.v.m. de financieringskosten rekening worden gehouden met een rente die gelijk is aan de gemiddelde kapitaalmarktrente van de swaprente en de effectieve rente op Nederlandse Staatsobligaties bij een looptijd van 25 jaar (momenteel ligt deze rond de 4%). Op het moment dat er duidelijkheid is over de start en de omvang van de investeringen en de benodigde externe financiering, kan bij verschillende financiële partijen offerte aangevraagd worden om te zorgen voor de best mogelijke condities voor het BRU. In de Kadernota 2012 is de huidige afspraak opgenomen dat geen rente wordt toegerekend aan investeringen bij financiering uit eigen middelen. Bij de toekomstige hoogte van de verwachte investeringen is die afspraak niet meer haalbaar. In de Kadernota 2013 en verder, die aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden, wordt het aangepaste rentebeleid opgenomen inclusief het voor dat jaar te hanteren rentepercentage. Overeenkomstig de financiële verordening 2012 wordt aan investeringen een marktconforme rente toegerekend. Dat ongeacht of de investering intern dan wel extern wordt gefinancierd. In 2012 is deze rekenrente op 4% vastgesteld. De afspraken rond kasstromen van de Uithoflijn en de grootschalige vervanging infrastructuur (GVI) van de SUNIJ-lijn zijn nog niet zover gevorderd dat voldoende inzicht in de meerjarige financieringsbehoefte bestaat om afspraken met banken te maken. Wel is overleg met het ministerie van I&M opgestart over het kasritme van de MIRT-bijdrage voor de Uithoflijn. De omvang van het LVO is relatief gering zodat deze via interne financiering betaald kan worden.
Beleggingen In de Treasury Advies Groep wordt vier keer per jaar onder andere een beleggingsvisie voorgelegd van waaruit een beleggingsplan wordt geadviseerd. Ook voor 2012 zal in het kader van spreiding en afdekking renterisico, hierbij zoveel mogelijk rekening worden gehouden met een balans tussen lang en kort beleggen. Ook zal er aandacht zijn voor duurzaam beleggen In 2012 is drie maal een Treasury Advies Groep gehouden. Ook in 2012 hebben de ratings van de financiële sector onder druk gestaan. Vanuit de regelgeving (Fido en de Ruddo) dienen beleggingen aan ratingvereisten te volstaan, mede om deze reden zijn de ratings van alle (mogelijke) tegenpartijen in 2012 goed gemonitord en binnen de mogelijkheden is gestreefd naar flexibiliteit en spreiding in de portefeuille. Daarnaast is er een looptijdbeperking vanuit regelgeving gekomen deze beperking heeft er voor gezorgd dat de beleggingshorizon tot 31-12-2013 loopt.
Huisbankierschap In 2012 zal een effectuering plaatsvinden het volgende huisbankiercontract, al dan niet bij een nieuwe bank. Het huidige contract voor het huisbankierschap heeft een looptijd van 1 januari 2009 tot 1 januari 2012. De beoordeling van bankrelaties vindt plaats gedurende 2011. Van een aantal banken zal in 2011 een offerte worden gevraagd met betrekking tot hun treasurycondities en creditvergoedingen in de rekening-courant verhouding. Ook de duurzaamheid speelt hierbij een rol. Daarna zullen de gesprekken en onderhandelingen plaatsvinden. De Secretaris Directeur besluit vervolgens over het aangaan van de (nieuwe) bankrelatie.
BRU
Programmaverslag 2012
48
Vanwege de onzekere toekomst van het BRU is in de Treasury Advies Groep besloten om een optie in het contract van ABN AMRO te lichten en te kiezen voor een verlenging van het contract met 1 jaar.
Duurzaam beleggen Er wordt over het algemeen een deel van de portefeuille bij BNG vermogensbeheer belegd in het Fido Geldmarktselectfonds, dit is een duurzaam geldmarktfonds. Op deze manier houdt het BRU zich bezig met duurzaam beleggen. Daarnaast zal in de tender voor een (nieuwe) huisbankrelatie rekening gehouden worden met de duurzaamheid van de bank. Elk jaar worden de beleggingen van BNG Vermogensbeheer beoordeelt op duurzaamheid. Dit gebeurd altijd achteraf. In maart 2011 heeft BNG Vermogensbeheer (over 31 december 2010) voor het Fido Geldmarktselectfonds de volgende beoordeling gekregen: “dat deze fondsen beheerd worden met in acht name van duurzaamheidsbeginselen.” Het BRU is doorgaans voor een belangrijk deel van de portefeuille belegd in het Fido Geldmarktselectfonds.
Treasuryscan Gezien in 2012 verwachte verminderde treasuryactiviteit wordt voor 2012 geen treasuryscan uitgevoerd. In 2012 is een interne controle op het gebied van treasury gedaan. Aandachtspunten die hieruit voort zijn gekomen worden opgepakt of zijn inmiddels opgepakt.
Tegenpartijen Treasury is continu opzoek naar extra tegenpartijen voor de spreiding in de portefeuille. Hier wordt risico en rendement in acht genomen. Tevens wordt hierbij gekeken naar Fido & Ruddo. De partijen waar naar gekeken wordt zijn zowel Nederlandse partijen als buitenlandse partijen. Ratingveranderingen of veranderingen van het aangeboden productenpalet worden met name gevolgd. Het zou interessant kunnen zijn om met een aantal buitenlandse partijen te bespreken welke mogelijkheden zij kunnen bieden voor het BRU, dit is vooral interessant om het beperkte aantal partijen voor beleggingen langer dan 3 maanden uit te breiden en tevens het aantal partijen uit te breiden waar spaarrekeningen aangehouden kunnen worden om zo de spreidingsmogelijkheden binnen de portefeuille te bevorderen. Gezien de druk op de ratings in de financiële sector (en ver daarbuiten) en de onzekere toekomst van het BRU tezamen met het verplicht Schatkistbankieren voor BRU maak dat andere dan de reeds bekende partijen vooralsnog niet geïnteresseerd zijn in WGR+ en ook nog aantrekkelijke producten bieden. Daarnaast zijn er weinig partijen buiten de reeds bekende partijen die voldoen aan de ratingvereisten.
Kasgeldlimiet Naar verwachting zal er geen sprake zijn van vlottende schulden waardoor BRU rekeninghoudende met de vlottende middelen (kortlopende deposito’s en rekening couranttegoeden) naar verwachting ruimschoots binnen de voorgeschreven kasgeldlimiet zal blijven. Er is in 2012 geen sprake van een vlottende schuld, zodat de renterisiconorm niet van toepassing is.
Renterisiconorm De renterisiconorm is bedoeld om er voor te waken dat geen overmatige renterisico’s op vaste schuldposities worden gelopen. Het BRU heeft op dit moment geen vaste schuldposities en geen geldleningen aangetrokken en behoeft derhalve de renterisiconorm niet in acht te nemen. BRU heeft in 2012 geen vast schuldpositie en heeft ook geen geldleningen aangetrokken. De renterisiconorm is derhalve niet van toepassing.
49
Beleggingen 2012 Het verloop van de beleggingsportefeuille van 1 januari - 31 december 2012 was als volgt (afgeronde bedragen en exclusief rekening-courantsaldo Stand 1 januari 2012 Saldo vrijval en belegging Stand 31 december 2012:
€ 254 mln. € 34 mln. € 220 mln.
Er wordt een rekening courantsaldo van gemiddeld maximaal 15% van het totale beheerde vermogen nagestreefd waardoor dit saldo (tegen een laag rendement) zo beperkt mogelijk wordt gehouden. Alle herbeleggingen in 2012 zijn uitgezet bij banken met een rating van A+ (<3 maanden), AA of AAA . In 2012 zijn spaarproducten aan de portefeuille toegevoegd die een hoger rendement opleveren dan de andere depositoproducten rondom die periode. Bijkomend voordeel van een dergelijk spaarproduct is de flexibiliteit. Op elk moment kunnen deze middelen liquide worden gemaakt waarbij de basisvergoeding dan toch hoger ligt dan de rekening courantvergoeding. De spaarproducten kennen voor een optimaal rendement een maximaal volume per bank (ABN € 75 mln, RABO € 11,5 mln. en ING € 65 mln.) Hieronder volgt een vergelijking van de begrote beleggingsopbrengsten ten opzichte van de gerealiseerde beleggingsopbrengsten (afgerond).
Heeft het gekost wat het zou kosten Paragraaf Financiering
Rekening
Begroting
Begroting
2011
2012 voor
2012 na
wijziging
Rekening
Verschil
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Rentelasten
2.026
0 1.222 1.761 -539
Totaal lasten
2.026
0 1.222 1.761 -539
Baten Rentebaten
3.949 1187 2.488 4.179 1.691
Totaal baten
3.949 1.187 2.488 4.179 1.691
Resultaat voor bestemming 1.923 1.187 1.266 2.418 1.152 Toevoeging aan reserve BDU rente
1.317
-1187
-1.266
-2.418
-1.152
Resultaat na bestemming 606 0 0 0 0
Financiële toelichting De lasten hebben betrekking op de wettelijk verplicht toe te rekenen rente aan de BDU en de BOR. De renteopbrengsten in 2012 zijn hoger uitgekomen dan begroot. Dit heeft met name te maken met binnen de gestelde kaders gezochte mogelijkheden om meer rendement te behalen. Dit is met name terug te zien in de spaarrekeningen met gegeven de markt aantrekkelijke rendementen. In februari 2012 is de nota Reserves en Voorzieningen door het algemeen bestuur vastgesteld. Hierin is
BRU
Programmaverslag 2012
50
opgenomen de reserve BDU rente. Deze reserve dient voor het opvangen van renterisico’s BDU en risico’s mbt de indexering van BDU-subsidies van grote projecten.. De reserve wordt gevoed door het renteresultaat BDU vanuit de treasury. Het resultaat van de treasury 2012 wordt conform de nota Reserves en Voorzieningen toegevoegd aan de reserve BDU rente.
Kasgeldlimiet Het gehele jaar 2012 is er per saldo geen sprake van vlottende schulden. De vlottende middelen in 2012 (kortlopende deposito’s en rekening courantgelden) overstegen de kasgeldlimiet ruimschoots. De kasgeldlimiet was in 2012 als volgt:
Omschrijving
1e kw 2012 2e kw 2012 3e kw 2012 4e kw 2012
1. Toegestane kasgeldlimiet Begrotingstotaal 1 januari (=grondslag)
€ 144.778.000 € 144.778.000 € 144.778.000 € 144.778.000
Kasgeldlimiet in procenten van de grondslag Kasgeldlimiet in een bedrag
€
8,2%
8,2%
8,2%
11.871.796 €
11.871.796 €
11.871.796 €
8,2% 11.871.796
2. Omvang vlottende korte schuld Schulden in rekening-courant
€
-
€
-
€
-
€
-
Opgenomen gelden korter dan 1 jaar €
-
€
-
€
-
€
-
Overige geldleningen, niet zijnde vaste schuld
€
-
€
-
€
-
€
-
Totaal vlottende schuld
€
-
€
-
€
-
€
-
3. Vlottende middelen a. Tegoeden in rekening courant
€
-
€
-
€
-
€
-
b. Contante in kas
€
-
€
-
€
-
€
-
c. Overige uitstaande gelden korter dan l jaar (incl. a en b)
€ 273.109.874 € 283.160.883 € 267.579.715 € 251.828.736
Totaal vlottende middelen
€ 273.109.874 € 283.160.883 € 267.579.715 € 251.828.736
4. Toets kasgeldlimiet Totaal netto vlottende schuld
€ (273.109.874) € (283.160.883) € (267.579.715) € (251.828.736)
Toegestane kasgeldlimiet
€
Ruimte (+) c.q. overschrijding (-)
€ 284.981.670 € 295.032.679 € 279.451.511 € 263.700.532
11.871.796 €
51
11.871.796 €
11.871.796 €
11.871.796
Paragraaf Bedrijfsvoering Deze paragraaf gaat in op de uitgevoerde activiteiten ter handhaving en verbetering van de bedrijfsvoering. De bedrijfsvoering betreft alle activiteiten die gericht zijn op de organisatie van de activiteiten die het bestuur vraagt, en op het zo effectief mogelijk uitvoeren ervan en ten dienste stellen aan de gemeenten. De belangrijkste criteria voor de bedrijfsvoering zijn doelmatigheid, betrouwbaarheid en klantgerichtheid.
Financiering Sneltram (SUNIJ) De Planning & Control-cyclus van BRU heeft een kwaliteitsslag doorgemaakt. Doel van deze kwaliteitslag is het vergroten van de transparantie en het verbeteren van de sturing. Een van die verbeteringen is het koppelen van de Regionale Agenda en het daaraan verbonden Overdrachtsdocument aan de P&C cyclus. De reguliere P&C producten (programmabegroting, bestuursrapportage en programmaverslag) zijn conform de financiële verordening door het algemeen bestuur behandeld en vastgesteld. Daarnaast heeft het algemeen bestuur de financiële verordening en de nota reserves, voorzieningen en overlopende passiva beide geactualiseerd vastgesteld. Om de P&C te versterken heeft het algemeen bestuur de meerjarenraming BDU 2011-2025 voor de verdeling van de BDU vastgesteld. Met dit belangrijke besluit worden de meerjarige budgettaire kaders voor de verdeling van de Brede Doeluitkering (BDU) vastgelegd waarbij expliciet het uitgangspunt is dat structurele uitgaven worden gedekt door structurele inkomsten. Met dit besluit is de basis gelegd voor een meerjarige stabiele en evenwichtige begroting van BRU. Het algemeen bestuur is op 3 oktober 2012 in een informatiebijeenkomst door de portefeuillehouder financiën in een informatiebijeenkomst nader geïnformeerd over het financieel beeld van BRU in relatie met de besparingsmonitor. De belangrijkste conclusies van die bijeenkomst waren dat er sprake is van structureel begrotingsevenwicht en dat de besparingsmaatregelen vanaf 2013 zijn opgenomen in de programmabegroting van BRU. Het monitoren van de risico’s en de effecten blijft daardoor van groot belang.
Communicatie In 2012 zal vanuit communicatie verder gewerkt worden aan het versterken van de relatie met de aangesloten BRU gemeenten overeenkomstig de speerpunten in de Regionale Agenda 2011-2014. De uitkomsten van de WGR+ discussie zullen worden meegenomen, als in 2011 mocht blijken dat een gewijzigde aanpak nodig is. De profilering van Bestuur Regio Utrecht wordt verder ondersteund. In de voorbereidingen voor het DB en AB en bij de uitvoering van grotere projecten en ontwikkelingen zal communicatie vroegtijdig worden betrokken. Op die manier kan de samenhang tussen de verschillende communicatie uitingen (BRUwebsite, BRUActueel, BRUberichten e.d.) nog beter worden benut. Daar waar mogelijk worden kostenbesparingen doorgevoerd bij de productie van communicatie uitingen en bij de inzet van extern personeel. In 2012 werkte Communicatie aan het versterken van de relatie met de aangesloten BRU-gemeenten. Dat resulteerde onder andere in regelmatige contacten met de communicatieadviseurs van de gemeenten Nieuwegein, IJsselstein en Utrecht over de werkzaamheden aan de SUNIJ-lijn. Communicatie ondersteunde individuele DB-leden bij hun optredens namens BRU. Communicatie werd in een eerder stadium betrokken bij de voorbereidingen voor de DB- en ABvergaderingen. Bestuursvoorstellen werden steeds voorzien van een communicatieparagraaf, waarin de communicatieaanpak per onderwerp – veelal inclusief kernboodschap - werd vastgesteld. Daardoor kwam er meer samenhang tussen de verschillende communicatie-uitingen. In opdracht van het DB ontwikkelde Communicatie het DB Werkplan, waarvan het concept in de vergadering van het algemeen bestuur van december 2012 is behandeld en in januari 2013 definitief is vastgesteld in het dagelijks bestuur. Er werd in 2012 versterkt ingezet op de verbijzondering van de positie van het trambedrijf binnen BRU, de Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) en de start van de aanleg van de Uithoflijn. Voor deze
BRU
Programmaverslag 2012
52
ontwikkelingen werd extra menskracht ingehuurd, naast de bestaande bezetting van Communicatie. Daarnaast is Communicatie nauw betrokken geweest bij de voorbereidingen op de wijzigingen als gevolg van de kabinetsplannen met de WGR+. In het woelige politieke jaar 2012 werden deze echter gestopt of op een laag pitje gezet, waardoor er slechts op beperkte schaal voortgang werd geboekt.
Automatisering In 2011 wordt een begin gemaakt met onderzoeken of het mogelijk is om de automatiseringsomgeving buiten de deur te zetten. Als het antwoord op deze vraag positief is zal 2012 in het teken staan van het realiseren van deze uit huis plaatsing. De reeds ingeslagen weg om de automatisering extern te hosten zal in 2013 worden uitgevoerd.
Huisvesting In 2012 zal verder gegaan worden waar in 2011 mee begonnen is namelijk het opknappen van de binnenkant van het kantoorpand Maliebaan 34. In verband met de kosten die dit met zich meebrengt wordt in 2011 een eerste deel uitgevoerd. Het restant gebeurt dus in 2012. Het dagelijks bestuur heeft op 25 juni 2012 besloten de huur van het huidige pand aan de Maliebaan op te zeggen per 1 januari 2014. Alle grootschalige onderhoudsplannen om het pand aan de binnenzijde op te knappen worden niet meer uitgevoerd. Het jaar 2013 staat volledig in het teken van de verhuizing van de BRU organisatie. In de loop van het jaar zal bekend worden waar BRU zich zal huisvesten en welk huisvestingsconcept zal worden toegepast in het nieuwe pand.
Heeft het gekost wat het zou kosten Bedrijfsvoering
Rekening Begroting Begroting Rekening Verschil 2011
2012 voor
wijziging
2012 na
2012 rekening en
wijziging
begroting
x € 1.000 na wijziging
Lasten Bedrijfsvoering
3.718 3023 3.015 3.441 -426
Totaal lasten
3.718 3.023 3.015 3.441 -426
Baten Overheadtoerekening
3.533 2.864 2.856 3.273 417
Totaal baten
3.533 2.864 2.856 3.273 417
Saldo voor bestemming
-185 159 159 169 -10
Onttrekking bestemmingsreserve Personele verplichting (frictie) 185 159 159 169 10 Saldo na bestemming
0 0 0 0 0
Financiële toelichting De totale kosten voor bedrijfsvoering zijn € 0,4 mln. hoger dan geraamd. Het takenpakket van Financiën, Facilitaire zaken en Communicatie is toegenomen door de groei van het team OVI. Hiervoor is extra capaciteit ingezet. Daarnaast is er sprake geweest van langdurige uitval van een aantal medewerkers van Financiën en Communicatie. Ook is hiervoor tijdelijk extra capaciteit ingehuurd. De mutatie reserve betreft een onttrekking uit de bestemmingreserve Personele verplichtingen frictiekosten.
53
Paragraaf Weerstandsvermogen Algemeen Deze paragraaf omvat het weerstandsvermogen als inschatting van risico’s die daarmee moeten worden afgedekt. Het weerstandsvermogen is de relatie tussen de weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen. Risico’s die door een voorziening of begrotingspost worden afgedekt, hebben geen invloed op het weerstandsvermogen. Hieruit volgt dat het weerstandsvermogen bestaat uit alle middelen en mogelijkheden om niet-begrote kosten te dekken. De weerstandscapaciteit dient de continuïteit van de organisatie te borgen.
Ontwikkeling risicomanagement Binnen BRU wordt invulling gegeven aan risicomanagement die erop gericht is om op een systematische wijze inzicht te verschaffen in de aard, omvang, frequentie en gevolgen van mogelijke risico’s. Op 21 november 2011 heeft het dagelijks bestuur de Nota Weerstandsvermogen en risico’s vastgesteld. Met deze nota is een kader vastgesteld met betrekking tot het weerstandsvermogen en risico’s. Een gekwantificeerde risicoanalyse kan gemaakt worden en daarmee de benodigde weerstandscapaciteit. Deze nota heeft ook samenhang met de Nota reserves, voorzieningen en overlopende passiva, vastgesteld in de AB-vergadering van 29 februari 2012. Hierin wordt specifiek ingegaan op de hoogte van het weerstandsvermogen. Het systeem van risicomanagement bestaat uit een aantal onderdelen: 1. Risico-analyse: de inventarisatie van de risico’s. Onderscheid wordt gemaakt in soorten risico’s: Decentrale risico’s: hierbij gaat het om risico’s die regulier voorkomen en die binnen de bedrijfsvoering c.q. programma’s opgevangen moeten worden, zonder dat er sprake is van beleidswijzigingen. Projectrisico’s: risico’s met financiële gevolgen binnen veelal grote projecten, dienen binnen het vastgestelde projectbudget opgevangen te worden. Centrale risico’s:( incidentele) risico’s die een grote impact kunnen hebben op de weerstandscapaciteit als ze zich voordoen en die niet binnen de afzonderlijke programma’s opgevangen kunnen worden. 2. Risicoweging: na de inventarisatie van de risico’s komt de risicoweging waarbij kansklassen worden onderscheiden. Vertaald in een tabel ziet dit er als volgt uit: Kansklasse Omschrijving kwantificering 1 Gering 10% 2 Beperkt 25% 3 Midden 50% 4 Hoog 75% 5 Zeer hoog 90% 2. Risicobeheersing: Om een risico te kunnen beheersen, zullen voor iedere geïdentificeerd risico beheersmaatregelen genomen kunnen worden. Het risicomanagement onderscheidt een viertal risicostrategieën: Vermijden: hierbij wordt de kans/mogelijkheid van optreden van een bepaald risico opgeheven. Verminderen: hierbij wordt beoogd de kans van optreden of het gevolg van het optreden van een risico te verkleinen, bijvoorbeeld door een voorziening. Overdragen: het verkleinen van het risico door de gevolgen aan anderen over te dragen, bijvoorbeeld door een verzekering. Accepteren: wanneer een risico niet wordt vermeden, verminderd of overgedragen, dan wordt het risico geaccepteerd.
BRU
Programmaverslag 2012
54
4. Weerstandscapaciteit: is het vermogen dat beschikbaar is om financiële tegenvallers op te vangen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitvoering van bestaande taken. De algemene reserve(s) vormen de basis van de weerstandscapaciteit. 5. Weerstandsvermogen: is de verhouding tussen de weerstandscapaciteit en de geïnventariseerde risico’s. Het benoemen van het weerstandsvermogen geschiedt op basis van een ratio. Uitgangspunt is dat BRU de impact van de risico’s minimaliseert. Dit betekent dat het weerstandsvermogen tenminste voldoende is. Dat komt neer op een weerstandsvermogen tussen 1,0 en 1,4. In het geval dat de ratio onder het vastgestelde niveau komt dan dienen er maatregelen te worden genomen om weer op het gewenste niveau te komen.
Risicoprofiel BRU Aan de hand van het kader zijn de centrale risico’s geïnventariseerd. Het gaat hierbij om de risico’s met financiële consequenties die resteren na het nemen van beheersmaatregelen.
Frictiekosten personeel opheffing WGR In het regeerakkoord is de opheffing van de WGR-plus regio’s aangekondigd. Het moment waarop dit moet plaatsvinden is nog niet bekend. De opheffing betekent een ingrijpende reorganisatie van taken. Het heeft personele consequenties waarvan de omvang van de frictiekosten niet exact berekend kunnen worden. Dit heeft te vooral te maken met het effect van uitstroom van medewerkers. Voor de berekening van de verwachte frictiekosten is een berekening gemaakt. Het mogelijke financiële effect is bepaald op € 2.392.000. In de berekening is geen rekening gehouden met kosten voor omscholing en kosten inhuur. De kans wordt ingeschat op 75% (klasse 4, hoog). Naast de centrale risico’s kent BRU ook programmagerelateerde risico’s en projectrisico’s. Aangenomen wordt dat de beschikbare budgetten voldoende zijn om optredende risico’s financieel het hoofd te bieden.
OV concessie • Ontwikkeling reizigersbijdragen OV: - Risico van wegvallen bestaande regeling voor studentenjaarkaart - Risico van afwijking tariefindexering ten opzichte van de in de begroting opgenomen jaarlijkse tariefstijging - Risico tegenvallende vraaguitval door de begrote eenmalige extra tariefstijging in 2013 - Risico van afwijking (positief en negatief ) van opbrengstontwikkeling ten opzichte van de gemiddelde aangenomen opbrengstontwikkeling van 1,25% over 2012-2015, van 2,25% over 2015-2020 en van 1,25% vanaf 2020 - Risico van reizigersgroei in het netwerk exclusief de Uithoflijn. De capaciteit binnen dat deel van het netwerk is laag gesteld. Als er groei optreedt, kan de benodigde capaciteit toenemen wat kan leiden tot meer kosten. • Risico van uit elkaar lopen van de indexering van de kostenontwikkeling en de opbrengstenontwikkeling binnen de OV exploitatie (kan positief en negatief uitpakken) • Uit elkaar lopen van de kostenindex die binnen de OV concessie geldt en de index die voor de BDU geldt De bovenstaande risico’s zijn alle onderdeel van de concessie openbaar vervoer. Bij het optreden van de risico’s wordt in eerste instantie gekeken of de veroorzaker een bijdrage levert (bijvoorbeeld bij het wegvallen van de regeling van de studentenkaart is het aannemelijk dat het rijk daarvoor compensatie beschikbaar stelt). Afwijkingen in de opbrengsten worden gedeeld met de vervoerder. Indien door het
55
optreden van risico’s in een bepaald jaar minder middelen beschikbaar zijn, wordt het eerstvolgende vervoerplan daarop aangepast. • Realiseren van de financiële afspraken rond de regiotaxi met de gemeenten. Dit risico wordt beperkt door de uitgaven te monitoren en er op toezien dat de gemeenten de afspraken nakomen.
Wegen en verkeer • Verschil in hoogte indexering voor de lopende HOV beschikkingen ten opzichte van de BDU-index. Indien dit risico optreedt moet budgettaire ruimte binnen de RUVV worden gevonden door het inzetten van geld uit vrijvallende projecten of projecten die lager worden afgerekend, dan wel door verdere fasering van het beschikbaar stellen van de middelen voor projecten uit het RUVV.
OV infrastructuur • Verschil in hoogte indexering voor de lopende HOV beschikkingen ten opzichte van de BDU-index. Indien dit risico optreedt moet budgettaire ruimte binnen de RUVV worden gevonden door het inzetten van geld uit vrijvallende projecten of projecten die lager worden afgerekend, dan wel door verdere fasering van het beschikbaar stellen van de middelen voor projecten uit het RUVV.
Algemeen • Risico nog lagere BDU bijdrage Rijk Indien de BDU substantieel lager wordt vastgesteld dan de nu bekende bedragen, moet een herbezinning op de inzet van de middelen plaatsvinden.
Projectrisico’s • • • • • •
BRU voert een aantal projecten in eigen beheer uit. Daarbij is een behoorlijk financieel belang gemoeid: project LVO € 10,6 mln. project GVI 3 vastgestelde deelprojecten voor een totaal van € 45,2 mln., project Uithoflijn € 321 mln. project aanschaf trammaterieel Uithoflijn (bedrag nog vast te stellen) project nieuwbouw remise (bedrag eveneens nog vast te stellen).
Deze projecten kennen enkele algemene projectrisico’s: • aanbestedingsrisico’s • indexeringsrisico’s bij meerjarige looptijd: uiteenlopen van indexering van dekkingsbron bij projectplan en werkelijke uitvoeringskosten bij realisatie • planningsrisico’s vanwege afhankelijkheid van gemeenten, leveranciers en afstemming met raakvlakprojecten • exploitatierisico’s (gedurende het project is infrastructuur of materieel tijdelijk niet beschikbaar) • technische risico’s (materieel, infrastructuur en omgeving moeten technisch goed op elkaar aansluiten) • veiligheidsrisico’s tijdens uitvoering van project • kwaliteitsrisico’s (wordt de verwachte kwaliteit ook daadwerkelijk geleverd en behaald) • scopewijzigingen, waardoor financiële buffers vroegtijdig worden benut
BRU
Programmaverslag 2012
56
Binnen de projectplannen wordt rekening gehouden met deze risico’s door vanuit risicomanagement en veiligheidsvoorzieningen op deze risico’s te sturen. Binnen projectbudgetten wordt rekening gehouden met onvoorziene posten, zodat tegenvallers in beperkte mate opgevangen kunnen worden. Project Uithoflijn Voor het project Uithoflijn gelden enkele specifieke risico’s. Die komen voort uit de duur, de omvang en de complexiteit van het project en de dubbele bestuurlijke aansturing vanuit gemeente Utrecht en BRU. In de bestuursovereenkomst zijn de risico’s op hoofdlijnen verdeeld over gemeente Utrecht en BRU: Gemeente Utrecht draagt de risico’s voor de aanleg van de onderbaan en de omgeving (de omgeving omvat tevens de aankoop en sloop van het Cranenborch pand en de inpassing in de OV terminal van Utrecht Centraal). BRU draagt de risico’s voor de aanleg van de bovenbouw (alles tussen en met rails en bovenleiding), het materieel, het toekomstige beheer en onderhoud en de toekomstige exploitatie van de lijn. Voor projectrisico’s is een buffer van € 17 mln. in de begroting opgenomen. Bij overschrijding hiervan komt 76% ten laste van BRU en 24% ten laste van gemeente Utrecht. Er is vanuit verschillend perspectief gekeken naar de risico’s van het project Uithoflijn. Er is in eerste instantie gekeken naar de risico’s in het project zelf, de aanleg van de Uithoflijn. Daarnaast is er een nulmeting gedaan waarin de risico’s breder zijn geïnventariseerd. In april 2012 zijn de risico’s van het project bekeken. Belangrijke conclusies destijds waren dat bij een projectbudget van € 321 miljoen een risicobudget beschikbaar was van € 36 miljoen. Het gekwantificeerde risico dat uit dit budget betaald moet worden (bij een waarschijnlijkheid van optreden van 50%) is geraamd op € 48 miljoen. Het verwachte tekort was derhalve € 12 miljoen. Omdat een groot deel van deze risico’s wordt veroorzaakt door risico’s in de financiering (rentekosten), die door afspraken met financierders over kasritmes, omlaag gebracht kunnen worden, heeft het bestuur in april 2012 besloten geen aanvullende middelen te reserveren om mogelijke risico’s op te kunnen vangen. In maart 2013 is er nogmaals naar de risico’s gekeken. De uitkomsten zijn bij de samenstelling van deze paragraaf Weerstandsvermogen nog niet bekend. Het bestuur wordt hierover separaat geïnformeerd. De projectrisico’s voor het project Uithoflijn zijn eveneens geïnventariseerd, een zogenaamde nulmeting. De volgende toprisico’s zijn voor BRU als organisatie geïnventariseerd: Geld De afgegeven beschikking aan de gemeente Utrecht biedt onvoldoende handvat en kaders om de uitnutting van het budget en de voortgang van de realisatie te kunnen monitoren. Onderschatting van de plan- en voorbereidingskosten in de kostenramingen. De risicovoorziening van € 17 mln. blijkt onvoldoende te zijn om de risico’s af te dekken. Organisatie • Onevenwichtige risicioverdeling tussen gemeente en BRU, gegeven belangen, mogelijkheden voor en genereren van eigen inkomsten en financiële armslag. • Gemeente realiseert (op rekening Uithoflijn) de onderbouw, terwijl de bovenbouw en materieel nog worden ontworpen en aanbesteed. • Uithoflijn is een organisatievreemd project voor BRU, waardoor specifieke kennis en ervaring ontbreekt om het succesvol te kunnen realiseren.
57
Tijd • Diverse projecten rond Uithoflijn (niet vallende onder de projectorganisatie Uithoflijn) liggen op het kritieke pad van de Uithoflijn. Kwaliteit • Ontbreken integrale aanvliegroute voor de gehele realisatie en exploitatieperiode. Life cycle costing benadering ontbreekt. Op dit moment is het nog niet opportuun om deze risico’s in geld te kwantificeren omdat deze door een aantal organisatorische beheersmaatregelen en afspraken tussen BRU en gemeente Utrecht verminderd kunnen worden. De vervolgstappen zijn dan ook dat control en risicomanagement een prominente plek in de projectorganisatie krijgen zodat aan de hand van de nulmeting de nodige beheersmaatregelen opgepakt worden. Het bestuur wordt hierover separaat geïnformeerd. Uitgangspunt voor de concrete financiële vertaling van de kwalitatieve en kwantitatieve risicoanalyses is dat de risico’s binnen het vastgestelde projectbudget opgevangen moet worden. Indien dat niet lukt en dus een centraal risico voor BRU wordt, zal in eerste instantie het beschikbare BDU-budget als achtervang dienen. Benodigde Weerstandscapaciteit BRU Het hiervoor genoemde risicoprofiel beperkt zich tot één belangrijk centraal risico, de personele frictiekosten. De omvang is bepaald op € 2,4 mln. met een kwantificering van 75%. Dit betekent een benodigde weerstandscapaciteit van € 1,8 mln. Hierbij dient wel vermeld te worden dat de risico’s rond het project Uithoflijn niet zijn gekwantificeerd, m.a.w. dat deze binnen het totale projectbudget opgevangen kunnen worden. Datzelfde uitgangspunt geldt voor de programmagerelateerde risico’s voor OV concessie, OV Infra en Wegen en verkeer. Weerstandsvermogen De weerstandscapaciteit komt tot uitdrukking via de algemene reserve en de nieuwe reserve weerstandsvermogen. De hoogte van de weerstandscapaciteit is: - Algemene reserve - Reserve Weerstandsvermogen Totaal
€ 45.000 € 1.800.000 € 1.845.000
De benodigde weerstandscapaciteit komt uit op een bedrag van € 1.800.000 (exclusief risico’s Uithoflijn, OV concessie, OV Infra en Wegen en verkeer). Dit geeft een weerstandsvermogen van 1.845/1.800 is 1,03 en voldoet daarmee aan de norm van voldoende, opgenomen in het kader.
BRU
Programmaverslag 2012
58
Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen In deze paragraaf beschrijven we het beleidskader voor het onderhoud van kapitaalgoederen. Vanaf 2008 heeft BRU diverse onderdelen van de traminfrastructuur van de SUNIJ-lijn overgenomen van Prorail en Connexxion. Deze onderdelen vormen de kapitaalgoederen waarbij BRU ook een onderhoudsplicht heeft. Het gewenste onderhoudsniveau is op globaal niveau beschreven in het Integraal Programma van Eisen (IPVE) en wordt verder gedetailleerd in de op te stellen SLA’s. uitgangspunt. Daarbij wordt een relatie gelegd met de aan dit onderhoudsbeleidskader verbonden financiële consequenties. OV-Infrastructuur In het onderstaand overzicht wordt inzicht gegeven in de begrote en werkelijke onderhoudslasten van de kapitaalgoederen van de infrastructuur over 2012: Kapitaalgoed
Investering Boekwaarde Begrote Werkelijke
In € mln. kosten kosten onderhoud1 onderhoud2 Weense Trams (2008,2009)
2,4
€
1
€
SUNIJ-trams (2008,2009), excl LVO
6,2
€
1
€ 2.970.000
155.000
€ 2.534.000
€
514.000
1,7
€
1
€
918.000
€ 1.098.000
400.000
Haltevoorzieningen, incl validators OV chip (2009) Remise (2009)
10,5
€
1
€
Infrastructuur (2010), excl GVI
Pm
€
1
€ 6.000.000
Telematica
6,4 €
€
170.000
€ 2.820.000
0 € 280.000 € 198.000
1 Het betreft ‘out of pocket’ kosten voor reparaties en onderhoud aan het betreffende kapitaalgoed, exclusief schoonmaak, extern advies, overhead en beheerorganisatie. 2 Het betreft ‘out of pocket’ kosten voor reparaties en onderhoud aan het betreffende kapitaalgoed, exclusief schoonmaak, extern advies, overhead en beheerorganisatie.
De werkelijke kosten van onderhoud infrastructuur zijn lager dan begroot, omdat in de begroting ook een component is opgenomen voor de afschrijving op het project Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI). Spitstrams In de periode mei 2008 tot en met februari 2009 zijn de Spitstrams bij BRU in eigendom gekomen. Het gaat dan om 16 motorwagens (MW) en 11 bijwagens (BW). Tussentijds zijn er 3 MW en 4 BW afgevoerd, omdat deze als plukwagen voor onderdelen waren gekocht. Daarmee resteren 13 MW en 7 BW (stand december 2012). In 2012 is een gedeelte van de vloot spitstrams voorzien van nieuwe wielen met een aangepast profiel, waardoor het rijgedrag is verbeterd en de slijtage aan de wielen en railinfra is verminderd. SIG-trams (voormalige Connexxion tramstellen) Sinds december 2008 heeft het BRU het eigendom van 27 tramstellen die zijn overgenomen van Connexxion. In 2010 is een van deze SIG-trams betrokken geraakt bij een ernstig ongeval en zodanig beschadigd dat herstel bedrijfseconomisch niet verantwoord is, mede op grond van de exploitatiebehoefte en een aanscherping van het onderhoudsregime. Daarmee resteren eind 2011 26 SIG-trams.
59
In 2012 is de eerste fase van het Levensduurverlengend onderhoud (LVO) aan de SIG-trams afgerond. Het betreft modernisering van de carrosserie en het interieur. In 2013 wordt de revisie van de draaistellen afgerond (fase 2) en begin 2015 de derde fase (technische systemen). Daarmee kunnen de SIG-trams weer 10 jaar mee. Als separate onderdelen van LVO fase 3 worden de airco en de trambestuurderstoelen van de SIG-trams in 2013 vervangen. Vanaf december 2011 is een onderhoudscontract aangegaan met Voith voor een periode van 8 jaar met optie op verlenging met 1 jaar. Remise In en op de remise worden de trams gestald, onderhouden en schoongemaakt. Voorgenomen investeringen in en groot onderhoud van de technische outillage worden zoveel mogelijk uitgesteld in verband met de beoogde vernieuwing in 2015 van de remise aan de komst van de Uithoflijn. Haltes Bij de overname van de trams in 2008 heeft BRU ook 26 tramhaltes met de bijbehorende haltevoorzieningen overgenomen. In 2009 en 2010 is veel achterstallig onderhoud weggewerkt. Tevens is eind 2009 de halte Moreelsepark opgeheven en gesloopt in het kader van de herstructurering Openbaar Vervoer Terminal van het Centraal Station. BRU beschikt in 2012 over 25 tramhaltes langs de SUNIJ-lijn, die allemaal zijn voorzien van OV-chipkaart validators. Vrijwel alle haltes zijn voorzien van beveiligingscamera’s en DRIS-panelen. In de zomer 2012 is tijdens GVI 1A een laatste opknapbeurt aan de haltes uitgevoerd, waarbij het vervoerderonafhankelijke kwaliteitsbeeld is doorgevoerd (hekwerken, kleurstelling). Infrastructuur (trambaan traject Utrecht Centraal- Nieuwegein/IJsselstein-Achterveld) In 2010 heeft de overdracht van beheer en eigendom van de infrastructuur van Prorail naar BRU plaatsgevonden. In 2011 heeft een nulmeting naar de kwaliteit en staat van onderhoud van de infrastructuur plaatsgevonden, aangezien deze bij overname aan het einde van de technische levensduur was. In het project Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) wordt gewerkt aan de voorbereiding van de vervanging. De huidige infrastructuur wordt in de komende jaren in 2 fases vervangen: fase 1 (Utrecht CS tot Nieuwegein Stadscentrum) in 2012-2014, fase 2, de ‘takken’ naar Nieuwegein Zuid resp. IJsselstein, naar verwachting in 2018-2019. De eerste fase (GVI 1A) is in 2012 afgerond. Ofschoon in meerjarenperspectief het programma op schema ligt, heeft de uitvoering als gevolg van een technisch probleem (lasbreuken) een grote vertraging gekend met dito maatschappelijke gevolgen. Inmiddels is er een onderzoek gestart naar de toedracht hiervan. In verband met de renovatie door de gemeente Utrecht van het 24 oktoberplein is de trambaan daar al in 2011 vervangen. Telematica Eind 2011 is het Dynamisch Reizigers Informatie Systeem (DRIS) volledig opgeleverd en begin 2012 overgedragen aan beheer.
BRU
Programmaverslag 2012
60
61
BRU
Programmaverslag 2012
62
62
Jaarrekening
63
63
Programmarekening over het jaar 2012 Programmarekening
Begroting 2012 voor wijziging lasten
x € 1.000,–
Programma Bestuur
baten
saldo
584 584
0
Programma Ruimtelijke ordening
692
592
-100
Programma Economische Zaken
294
294
0
Programma Groen, Recreatie & Milieu
724
724
0
Programma Wonen
659 389 -270
Programma Wegen & Verkeer
50.449
50.449
0
Programma OV Concessie
60.110
60.110
0
Programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit Programma OV infrastructuur (assets) Paragraaf Financiering
891
891
0
20.591
20.591
0
0 1.187 1.187
Paragraaf Bedrijfsvoering
3.023 2.864 -159
Totaal resultaat voor bestemming
138.017
138.675
658
Mutaties reserves
Toevoegingen
Programma Ruimtelijke ordening
Vrijgevallen BWS middelen
Programma Wonen
Vrijgevallen BWS middelen
Rentebaten BWS budget
Wonen met Welzijn en zorg
Paragraaf Financiering
BDU rente -1.187
Vrijgevallen BWS middelen
Rente baten BLS Totaal toevoegingen reserves
-1.187
Onttrekkingen
Programma Bestuur
Personele verplichting frictiekosten
Programma Ruimtelijke ordening Rentebaten BLS
100
Uitvoering RSP 2005-2015
Groen, Recreatie en Milieu
Rentebaten BLS
Programma Wonen Rentebaten BWS middelen
270
Vrijgevallen BWS middelen
Wonen met Welzijn en Zorg
Onzelfstandige Wooneenheden
Paragraaf bedrijfsvoering Personele verplichting frictiekosten
159
Totaal Onttrekkingen reserves
529
Resultaat na bestemming
0
Specificatie resultaat na bestemming
Regiobijdrage
Rente Financiering
BRU
Programmaverslag 2012
64
Begroting 2012 na wijziging lasten
baten
Rekening 2012
saldo
1.004 1.004
lasten
0
baten
saldo
1.000 1.004
4
576
526
-50
245
526
281
315
315
0
221
278
56
83
83
0
49
83
34
664 395 -269
577 521 -57
55.064
55.064
0
104.284
104.284
0
60.854
60.854
0
54.752
54.752
0
843
843
0
883
883
0
21.139
21.139
0
21.939
21.939
0
1.222 2.488 1.266
1.761 4.179 2.418
3.015 2.856 -159
3.441 3.273 -169
144.778
145.566
788
189.153
191.721
2.568
-94
-1.266 -2.418
-1.266
-2.512
50
269
171
159
169
478
339
0
395
395
395
65
BRU
Programmaverslag 2012
66
Balans en toelichting
67
Balans en toelichting BALANS PER 31 DECEMBER 2012
ACTIVA
31 december 2011
31 december 2012
x € 1,–
Vaste activa: Materiële vaste activa – Investeringen met economisch nut – overige investeringen met een economisch nut
3.117.685
18.574.655
Financiële vaste activa -overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer
Totaal vaste activa
69.995.127
20.951.000
73.112.811
39.525.655
Vlottende activa
Voorraden – Onderhanden werk - Uithoflijn
-
-
Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar – Vorderingen op openbare lichamen
6.253.531
5.741.793
– Overige vorderingen Liquide middelen – Kassaldi – Bank- en girosaldi Overlopende activa
BRU
243
36
274.649.172
248.058.237
6.483.769
8.746.537
Totaal vlottende activa
287.386.715
262.546.602
TOTAAL
360.499.525
302.072.257
Programmaverslag 2012
68
BALANS PER 31 DECEMBER 2012
Passiva
31 december 2011
31 december 2012
x € 1,–
Vaste passiva Eigen vermogen – Algemene reserves
1.845.301
1.845.301
– Bestemmingsreserves – Overige bestemmingsreserves
11.633.742
– Nog te bestemmen resultaat
813.622
395.317
Voorzieningen -Voorzieningen voor verplichtingen, verliezen en risico’s
58.906
9.979
Vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer – Onderhandse leningen van: – Overige binnenlandse sectoren
7.069.766
Totaal vaste passiva
21.421.337
4.633.651 21.504.322
Vlottende passiva Netto vlottende schulden met een rente typische looptijd korter dan één jaar – Overige schulden Overlopende passiva
9.268.587
11.033.866
329.809.599
269.534.068
Totaal vlottende passiva
339.078.186
280.567.93
TOTAAL
360.499.524
302.072.257
Er zijn geen borg- en/of garantiestellingen.
69
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten daarvoor geeft.
Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden. De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt. Daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden, overlopende vakantiegeld- en verlofaanspraken en dergelijke. Voor arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten vier jaar. Indien er sprake is van (eenmalige) schokeffecten (bijvoorbeeld reorganisaties) dient wel een verplichting opgenomen te worden.
Balans Vaste activa Materiële vaste activa met economisch nut De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Slijtende investeringen worden vanaf het moment van ingebruikneming annuitair afgeschreven in de verwachte gebruiksduur. Op 14 december 2011 heeft het algemeen bestuur de Financiële verordening 2012 vastgesteld. Hierin zijn de kaders m.b.t. het activeren en afschrijving van vaste activa aangescherpt. Door het beheer en onderhoud is het beleid op dit gebied gewijzigd. De Financiële verordening is in werking getreden op 1-1-2012. De gehanteerde afschrijvingstermijnen bedragen in jaren: • 40 jaar: nieuwbouw woonruimten en bedrijfsgebouwen; • 30 jaar: riolering, trams, rails, haltevoorzieningen; • 25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten en bedrijfsgebouwen; • 20 jaar: motorvaartuigen; • 15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen; • 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties; kantoormeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken; nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen; groot onderhoud woonruimten en bedrijfsgebouwen;
BRU
Programmaverslag 2012
70
• 5 jaar: zware transportmiddelen; aanhangwagens; personenauto’s; lichte motorvoertuigen; automatiseringsapparatuur. Financiële vaste activa Kapitaalverstrekkingen en leningen u/g zijn opgenomen tegen nominale waarde. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht. De obligaties worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De aankoopkosten en (dis)agio worden afgeschreven over de looptijd van de betreffende obligatie.
Vlottende Activa Voorraden De als onderhanden werk opgenomen Uithoflijn is gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. De verkregen subsidies voor de Uithoflijn worden ten volle op de vervaardigingskosten in mindering gebracht. Vorderingen en overlopende passiva Waardering geschiedt tegen de nominale waarde. Na een bepaalde periode wordt de wettelijke rente in rekening gebracht. Liquide middelen De liquide middelen zijn tegen de nominale waarde gewaardeerd.
Passiva Eigen vermogen Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserve en bestemmingsreserves en het saldo van de rekening van baten en lasten. De aard en doelstelling van de afzonderlijke bestemmingsreserves wordt nader toegelicht in de toelichting op de balans. Voorziening Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. Vaste schulden Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van één jaar of langer. Kortlopende schulden en overlopende passiva De waardering geschiedt tegen de nominale waarde. De overlopende passiva omvatten na de wijziging van het BBV op 10 juli 2007 de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen maar nog niet bestede voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren. Voor het BRU betreft dit van het rijk ontvangen middelen voor de BDU, BLS, Luchtkwaliteit en BOR middelen.
71
Schriftelijk aangegane verplichtingen jegens leveranciers/dienstverlenende instelling zijn. Voor zover betrekking hebbend op in dit jaar uitgevoerde activiteiten, ten laste gebracht van het resultaat van dat jaar. Met betrekking tot de door het BRU te verstrekken subsidies zoals BDU worden de verplichtingen verantwoord in het jaar van afgifte en als last genomen ten laste van de vooruitontvangen bedragen
Programmarekening Algemeen Alle bedragen in de rekening van baten en lasten zijn opgenomen tegen de nominale waarde. In de begroting is het saldo per taak/product aangemerkt als regiobijdrage. In de jaarrekening is de als voorschot in rekening gebrachte regiobijdragen als baten verantwoord. Het resterende saldo betreft derhalve het nog af te rekenen resultaat over 2012. De in rekening gebrachte voorschotten zijn in principe gebaseerd op de vastgestelde begroting 2012 inclusief door het algemeen bestuur vastgestelde begrotingswijzigingen. Vergelijkende cijfers 2011 Per programma zijn de vergelijkende cijfers van het boekjaar 2011 in de rekening van Baten en Lasten opgenomen.
BRU
Programmaverslag 2012
72
Toelichting op de balans Toelichting op de balans per 31 december 2012 = ACTIVA Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012 Vaste activa: Materiële vaste activa a. Overige investeringen met een economisch nut: Bedrijfsgebouwen Vervoermiddelen Machines, apparaten en installaties: Totaal materiële vaste activa
58.602 2.973.193 85.889 3.117.685
366.159 18.176.037 32.460 18.574.655
Het onderstaande overzicht geeft het verloop van de boekwaarde van de overige investeringen met een economisch nut: Boekwaarde Investeringen Vermindering/ Boekwaarde x € 1,– 31-12-2012 Afschrijving 31 - 12 - 2012 Bedrijfsgebouwen: Remise Nieuwegein 1 - - 1 Renovatie Remise gebouw 58.601 307.556 - 366.158 Vervoermiddelen: Weense Trams 1 - - 1 SUNIJ trams 1 - - 1 Haltevoorzieningen 1 - - 1 Renovatie Haltes - 401.073 - 401.073 Rails 1 - - 1 LVO 753.733 2.764.773 3.518.506 GVI-1A 2.219.456 11.790.876 20.817 13.989.515 GVI-1B - 266.939 - 266.939 Machines, apparaten en installaties: Inventaris 50.865 24.939 25.926 Automatisering 35.024 28.491 6.534 Totaal 3.117.685 15.531.217 74.247 18.574.655
Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012 Financiële vaste activa, overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer a. Overige langlopende vorderingen 69.175.254 20.951.000 b. Langlopende deposito’s c. Obligaties BOR (zijn in 2012 afgelost) 819.872 69.995.127 20.951.000 Totaal financiële vaste activa, overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer Boekwaarde Investeringen Desinvesteringen x € 1,– 31-12-2012 Overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer 69.995.127 - - Totaal 69.995.127 - -
Aflossingen/ Afschrijving
Boekwaarde 31 - 12 - 2012
49.044.127 49.044.127
20.951.000 20.951.000
De overige langlopende vorderingen (financiële vaste activa) zijn als volgt samengesteld: 31-12-2011 31-12-2012 BOR gemeente Utrecht 34.916.254 - BOR provincie Utrecht 34.259.000 20.951.000 * (zie bijlage Staat van financiele vaste activa) 69.175.254 20.951.000
73
Toelichting op de balans per 31 december 2012
ACTIVA Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012
BOR De uit te keren BOR subsidies zijn gebaseerd op een liquiditeitenplanning in het BOR van de deelnemende gemeenten. De subsidies die niet direct worden beschikt, kunnen worden belegd.Totaal materiële vaste activa
Totaal vaste activa 73.112.811 39.525.655
Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012 Voorraden Onderhanden werk - Uithoflijn - 0 Totaal Voorraden - In oktober 2012 heeft het algemeen bestuur ingestemd met het uitvoeringsbesluit Uithoflijn, waarin ook opgenomen een Financieel Plan en een Bestuursovereenkomst tussen BRU en de gemeente Utrecht. In 2011 en 2012 zijn diverse voorbereidingskosten gemaakt. De kosten worden via het programma OV Infrastructuur verantwoord bij Onderhanden Werken. De kosten worden gedekt door de Vooruitontvangen BDU, Wegen en Verkeer, zodat Onderhanden Werk nihil is . De specificatie is als volgt: 2011 2012 Bijdrage BDU Wegen en Verkeer
309.000 2.744.000 3.053.000 -3.053.000 0
Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012 Totaal Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar 6.253.531 5.741.79 – Vorderingen op openbare lichamen 31-12-2011 31-12-2012 Debiteuren 5.731.081 5.224.103 Debiteuren beschikkingen 6.253.531 5.741.79 Totaal Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar 6.253.531 5.741.793
Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012 Liquide middelen: Het saldo van de liquide middelen bestaat uit de volgende componenten: Kas 243 36 Banksaldi (o.a. kortlopende geldmarktfondsen, parkeerrekeningen) 274.649.172 248.058.237 Totaal liquide middelen 274.649.415 248.058.273 Het bedrag van de banksaldi bestaat uit een bedrag van € 85.187.992 vrij opeisbaar en een bedrag van € 162.870.279 niet vrij opeisbaar.
Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012 Overlopende activa De post overlopende activa kan als volgt onderscheiden worden: Vooruitbetaalde bedragen 777.828 154.133 Nog te ontvangen bedragen 5.705.940 8.592.404 Totaal overlopende activa 6.483.769 8.746.537 Nog te ontvangen betreft voornamelijk rentebaten van deposito’s en nog te ontvangen mbt het project A12 salto.
TOTAAL VLOTTENDE ACTIVA
287.386.715
262.546.602
TOTAAL GENERAAL ACTIVA
360.499.526
302.072.257
BRU
Programmaverslag 2012
74
Toelichting op de balans per 31 december 2012
Passiva Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012 EIGEN VERMOGEN Het in de balans opgenomen eigen vermogen bestaat uit de volgende posten: Algemene reserve 1.845.301 1.845.301 Bestemmingsreserves: -overige bestemmingsreserves 11.633.742 14.620.074 Resultaat na bestemming 813.622 395.317 Totaal 14.292.665 16.860.692 Bestemmingsreserves: Saldo Toevoeging Onttrekking Bestemming uit 31-12-2011 resultaat 2012 Vrijgevallen BWS middelen 4.542.185 813.622 Rentebaten BWS budget 1.282.044 170.687 Financiële knelpunten BRU 122.000 Wonen met Welzijn en Zorg 163.401 93.546 Rentebaten BLS 2005-2010 2.295.794 BDU rente 2.597.106 2.418.418 Personele verplichtingen frictiekosten 631.212 168.567 Totaal 11.633.742 2.511.964 339.254 813.622
Saldo 31 - 12 - 2012 5.355.807 1.111.357 122.000 256.947 2.295.794 5.015.524 462.645 14.620.074
Toelichting bij de aard en de doelstelling van de afzonderlijke reserves Algemene reserve De algemene reserve dient als buffer voor het opvangen van risico’s met betrekking tot de paragraaf Weerstandsvermogen. De reserve is in 2011 incidenteel gevoed van € 1,8 mln vanuit de reserve Vrijgevallen middelen BWS. Het positief resultaat van de jaarrekening 2011 groot € 813.622 is conform besluit van het algemeen bestuur van 20 juni 2011 toegevoegd aan de algemene reserve en vervolgens onttrokken om toe te voegen aan de reserve Vrijgevallen BWS middelen. Het verloop van de algemene is als volgt: Stand 31-12-2011 1.845.301 Toevoeging resultaat 2011 813.622 Onttrekking resultaat 2011 (toevoeging aan de reserve Vrijgevallen middelen BWS) -813.622 Stand 31-12-2012 1.845.301 Bestemmingsreserve Vrijgevallen BWS-middelen Deze bestemmingsreserve bestaat uit de vrijgevallen BWS middelen (onder meer als gevolg van de inkomenstoetsen)en zijn vrij besteedbaar. Deze reserve heeft een algemeen karakter. In 2011 is een bedrag van € 1,8 mln toegevoegd aan de algemene reserve. Jaarlijks wordt na vaststelling van de jaarrekening het aandeel van de BRU gemeenten bepaald. Op grond hiervan zal dit worden afgestemd met reeds eerder gedane betalingen. Het positieve resultaat van de jaarrekening 2011 groot € 813.622 is conform besluit van het algemeen bestuur van 20 juni 2012 toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen BWS middelen door een onttrekking aan de algemene reserve. In 2013 wordt aan het bestuur een voorstel voorgelegd over de inzet van de reserve. Bestemmingsreserve Rentebaten BWS-budget In deze bestemmingsreserve zijn de rentebestanddelen verantwoord die zijn begrepen in de van VROM ontvangen respectievelijk aan derden uitgekeerde subsidietermijnen die hun oorsprong vinden in de budgetjaren 1992 tot en met 1994 (sociale-bouwsector). Wij verwijzen naar de toelichting op de waarderingsgrondslagen, meer in het bijzonder de onderdelen “financiële vaste activa” en “langlopende schulden”. Het verloop van deze reserve wordt met name beïnvloed door renteconversie gedurende de looptijd van inkomende respectievelijke uitgaande BWS-geldstromen. Omdat renteconversie van genoemde geldstromen niet op hetzelfde moment plaatsvindt kunnen voor- en nadelen ontstaan. Jaarlijks wordt de stand van deze reserve op basis van een aantal rentescenario’s (zowel positief als negatief) beoordeeld. Op basis van de risicoanalyse BWS is vastgesteld dat de omvang van deze reserve minimaal gelijk is aan het saldo tussen d e te betalen en de te ontvangen rente. De verplichtingen lopen naar verwachting door tot en met 2017. Voor de rentverplichtingen BWS wordt € 170.687 onttrokken.
75
Bestemmingsreserve Financiële knelpunten BRU Deze reserve dient als buffer voor het opvangen van financiele knelpunten in verband met de ontvlechting van gemeenten. De reserve wordt naar verwachting in 2013 ingezet. Bestemmingsreserve Wonen met welzijn en zorg Op 25 juni 2008 heeft het algemeen bestuur ingestemd met de regeling wonen met welzijn en zorg. De totale kosten bedragen maximaal € 2mln. Maximaal 10% zal worden besteed aan onderzoeks- en proceskosten. Deze regeling is samen met de provincie Utrecht opgesteld. De bijdrage van de provincie Utrecht is 50% van de totale kosten (€ 1 mln.). De bijdrage van het BRU is afkomstig uit de bestemmingsreserve vrijgevallen BWS-middelen. Deze regeling heeft tot doel om projecten financieel te ondersteunen die bijdragen aan de realisatie van de regionale opgave op het terrein van wonen met Welzijn en Zorg. Na afrekening van een aantal beschikkingen wordt het restantsaldo naar rato tussen de provincie en BRU afgerekend. Een bedrag van € 93.456 is toegevoegd zijnde het positief exploitatiesaldo 2012, vanwege afrekeningen op de beschikkingen. Bestemmingsreserve Rentebaten BLS 2005-2010 De BLS middelen die het Bestuur Regio Utrecht in beheer heeft leveren rentebaten op. Voor de rentebaten is een specifieke bestemmingsreserve gevormd. Deze reserve werd ingezet als afdekking van het van het risico dat, door achterblijvende woningbouwproductie, het Bestuur Regio Utrecht minder BLS middelen ontvangt en daardoor de inkomsten en uitgaven niet meer in balans zijn. De regeling is geeindigd in 2010. In de begroting 2010 is besloten om een bedrag van € 250.000 in te zetten voor het actieprogramma Woningbouw. In 2013 wordt aan het bestuur een voorstel voorgelegd over de inzet van de reserve. Bestemmingsreserve BDU rente Bij resultaatbestemming 2009 is de bestemmingsreserve BDU rente ingesteld en is opgenomen in de nota Reserves en Voorzieningen, vastgesteld door het algemeen bestuur in februari 2012. Het doel is renterisico’s en risico’s mbt de indexering van BDU subsidies van grote projecten op te vangen. De reserve wordt gevoed door het renteresultaat op de Treasury. In 2012 is de voeding van de reserve € 2.418.418 (zie paragraaf Financiering). In 2013 vindt de laatste toevoeging aan de reserve plaats. Dit komt omdat vanaf 2014 het schatkistbankieren ingevoerd wordt. Bestemmingsreserve Personele verplichtingen frictiekosten Deze post is bedoeld voor het afdekken van de financiële consequenties van personele fricties. Hiertoe behoren ondermeer bovenmatig ziekteverzuim en eventueel ontstane personele overcapaciteit als gevolg van het wegvallen van taken. Bovendien dient de reserve ter dekking van individuele (breder dan eigen functionele) opleidingskosten personeel.
Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012
Saldo exploitatierekening BRU Saldo af te rekenen regiobijdrage 208.560 395.317 Saldo nog te bestemmen resultaat Saldo Treasury 605.062 Totaal saldo exploitatierekening BRU 813.622 395.317 TOTAAL EIGEN VERMOGEN 4.292.665 16.860.692
Voorzieningen Voorzieningen voor verplichtingen, verliezen en risico’s Voorziening Saldo Toevoeging Onttrekking Saldo x € 1,– 31-12-2011 31 - 12 - 2012 BDU: 58.906 - 48.928 9.979 Voorziening FPU 58.906 - 48.928 9.979 Totaal 58.906 - 48.928 9.979
BRU
Programmaverslag 2012
76
Voorziening FPU ( voorziening ex artikel 44, lid 1 a en b BBV) Deze voorziening heeft tot doel de toekomstige FPU-lasten welke niet in de reguliere begroting zijn opgenomen af te dekken.
Boekwaarde per x € 1,– 31 - 12 - 2011 31 - 12 - 2012 Vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer Onderhandse leningen – Overige binnenlandse sectoren 7.069.766 4.633.651 Totaal vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer 7.069.766 4.633.651 Deze vaste schulden hebben betrekking op verplichtingen inzake de BWS-regeling. Vlottende passiva Onder de vlottende passiva zijn opgenomen: Netto vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan één jaar – BWS verplichtingen kortlopend 3.561.927 3.101.510 – Overige schulden 5.706.660 7.932.356 9.268.587 11.033.866 De specificatie van de post overlopende passiva is als volgt: Vooruit ontvangen bedragen 1.200 1.077.565 Vooruit ontvangen bedragen subsidies (zie tabel) 197.344.703 171.817.245 Nog te betalen bedragen 2.679.764 4.150.816 Nog te betalen crediteuren beschikkingen 129.783.932 92.488.441 329.809.599 269.534.068 Het verloop van de vooruitontvangen bedragen wordt in onderstaand overzicht weergegeven: Vooruitontvangen bedragen subsidies (het niet bestede deel van subsidie met een specifiek bestemmingsdoel) x € 1,– Quick Wins BDU algemeen BDU Netwerk Mobiliteit BDU Wegen & Verkeer BDU OV concessie BDU OV Infrastructuur Luchtkwaliteit BOR -fonds provincie Utrecht BOR -fonds gemeente Utrecht BOR -fonds BRU BLS 2005-2010 Technische assistentie V&V Apparaatskosten BOR Integratie A2 Totaal
77
Saldo 31-12-2011 240.003 28.754.935 333.164 47.511.503 1.549.916 9.563.479 2.727.950 34.259.000 34.916.254 32.501.894 .302.227 177.512 97.893 1.408.972 197.344.703
Toevoeging/ Onttrekking 7.497 10.908.429- - 34.289.601 - 8.693.492 - 13.308.000 34.916.254 9.708.443 299.155 - 23.923 - 25.527.458
Saldo 31 - 12 - 2012 247.500 17.846.506 333.164 81.801.105 1.549.916 18.256.972 2.727.950 20.951.000 - 22.793.451 3.601.382 177.512 121.816 1.408.972 171.817.245
Quick Wins Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft aan het BRU, in twee tranches, voor 6 regionale projecten middelen toegekend. Deze projecten zijn conform de BOR systematiek verdeeld over drie regionale partijen (BRU, gemeente Utrecht en de provincie Utrecht). BDU (Brede Doel Uitkering) Deze post vertegenwoordigt het saldo van de van het Rijk ontvangen BDU subsidiebedragen. Het saldo is beschikbaar voor subsidiëring van toekomstige BDU-plus waardige projecten. Jaarlijks moet er aan het rijk (ministerie van Verkeer & Waterstaat) verantwoording worden afgelegd over de besteding van deze middelen. Met ingang van 2006 gebeurt dat middels de Sisa bijlage, opgenomen in de jaarrekening. Jaarlijks wordt door het algemeen bestuur een verdeelbesluit BDU vastgesteld. In de Nota reserves, voorzieningen en overlopende passiva zijn beleidsregels opgenomen mbt de BDU middelen. Besloten is om de BDU middelen per programma te verdelen en in de jaarrekening de niet bestede BDU middelen per programma inzichtelijk te maken. Deze beleidsregels zijn met ingang van het begrotingsjaar 2012 ingegaan. De jaarrekening 2011 vormde de startpositie. Luchtkwaliteit Deze post vertegenwoordigt het saldo van de van het Rijk ontvangen subsidiebedragen. Het saldo isbeschikbaar voor subsidiëring van projecten die in het programma Luchtkwaliteit passen.Jaarlijks moet er aan het rijk (ministerie van VROM) verantwoording worden afgelegd over de besteding van deze middelen (Sisa-bijlage). Deze post wordt ingezet miv de nieuwe concessie. BOR-fonds (BRU, gemeente Utrecht en provincie Utrecht) BRU is beheerder van het Fonds Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR-Fonds). In deze hoedanigheid is het BRU belast met de jaarlijkse verantwoording van de bestedingen uit het BOR-fonds en van de stand van het BOR-fonds aan het Rijk. Krachtens een overeenkomst tussen de drie regionale partijen in het BOR-fonds, de provincie Utrecht, de gemeenteUtrecht en BRU, heeft BRU het sub-beheer van het fondsaandeel van de provincie Utrecht en van degemeente Utrecht overgedragen aan respectieve partijen. Tevens zijn de desbetreffende middelen door BRUbetaald aan genoemde partijen. Met ingang van 2007 wordt de totale omvang van het BOR-fonds in de jaarrekeningvan BRU opgenomen. Op basis van de jaarlijkse verantwoording van de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht worden de mutaties opgenomen in de jaarrekening van BRU. Een en ander betekent dat de provincie en de gemeente Utrecht zelf verantwoordelijk zijn voor de belegging (voor hun deel) van de nog niet bestede middelen en de administratie van rente-inkomsten en projectuitgaven. Jaarlijks verzorgt BRU de verantwoording van dit fonds aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. In het BOR-fonds zijn gestort de bedragen in het kader van het Bereikbaarheids Offensief Randstad voor het BRU-gebied exclusief de provincie en de gemeente Utrecht. De bedragen zijn gestort door 8 BRU gemeenten (Zeist, Woerden, Vianen, Nieuwegein, Houten, Driebergen, De Bilt en Bunnik). Ook zit in het fonds de verdubbeling door het Rijk. De wettelijke rente die ontstaat door de belegging van de gelden wordt in het fonds gestort. BLS 2005-2010 Deze post vertegenwoordigt het saldo van de van het Rijk ontvangen subsidiebedragen. Het saldo is beschikbaar voor realisering van oningbouwafspraken 2005-2010 en zijn door het Ministerie van VROM beschikbaar gesteld. Begin 2011 is de regeling BLS afgerekend naar de gemeenten. In 2013 wordt een voorstel voorgelegd aan het bestuur voor afrekening van de reserve. Technische assistentie V&V Deze post vindt zijn oorspong in de verordening regionale fondsen Infrastructuur 1997, waarin de regelgeving voor o.a. de. GDU-, De Boer- en IDV is vastgelegd. Met ingang van 2005 zijn deze geldstromen samengevoegd in de BDU en is er een nieuwe verordening Verkeer en Vervoer vastgesteld. Deze post is gevormd om de kosten voor de afwikkeling van deze oude regelingen te dekken. Deze kosten waarvan over de omvang onzekerheid bestaat, hebben voornamelijk betrekking op personele lasten met betrekking tot het subsidiebeheer. Apparaatskosten (technische assistentie) BOR Deze post vindt zijn oorsprong in de bijdrageregeling BOR-fonds, waarin de regelgeving voor het BOR-fonds is vastgelegd. Deze post heeft tot doel de apparaatskosten, waarvan over de omvang onzekerheid bestaat, te dekken rechtstreeks verband houden met de technische assistentie inzake het BOR. De onttrekking heeft betrekking het saldo van de exploitatie inzake het BOR-beheer. De verwachting is dat in 2013 de laatste beschikking gebaseerd op deze regeling zal zijn afgewikkeld.
BRU
Programmaverslag 2012
78
Integratie A2 Van de gemeente Houten is in 2004 een bedrag van € 1.849.721 en gemeente Nieuwegein is € 790.641 ontvangeninzake de bijdrage van het BRU aan het (rijks)project integratie A2. De gemeente Utrecht heeft in 2007 circa € 9 mln. van de € 12 mln. aan BRU overgemaakt. De betaling van de resterende € 3 mln. zal worden overgemaakt wanneer de exploitatie van Rijnenburg wordt geopend. Deze post is gevormd om de renteverschillen tussen de voor het project integratie A2 gehanteerde index en de bijdrage van BRU af te dekken. De bijdragen van deze gemeenten zijn in eerste instantie door BRU van het rijk ontvangen dit in kader van de BLS-regeling.
Niet uit de balans blijkende verplichtingen Subsidies BDU BRU BRU verstrekt subsidies in het kader van de BDU. De meeste subsidiebeschikkingen worden in zijn volledig ten laste van het betreffende budgetjaar gebracht. Voor meerjarige projecten met een materiele omvang worden de toegekende subsidies over verschillende budgetjaren verdeeld.
De beschikkingen met meerjarige verplichtingen zijn: – Bijdrage Uithoflijn 100 mln. – Nieuwegein Binnenstad (2012-2013) 7 mln. – Tunnel Soestdijkseweg De Bilt 6 mln. – Toegankelijke bushaltes Utrecht 2 mln.
Concessie Er loopt thans een bezwaarprocedure van een vervoersonderneming. De bezwaarprocedure behelst met name een schadeclaim van de vervoersonderneming ter hoogte van ca € 7 mln. BRU is thans in afwachting van een nadere toelichting door de vervoersonderneming van de gronden van haar bezwaar. Concessie Tegen het gunningsbesluit concessie van 8 oktober 2012 heeft een vervoerder bezwaar aangetekend. Op 14 januari 2013 heeft het DB het bezwaar ongegrond verklaard. De vervoerder overweegt in beroep te gaan. BRU is in afwachting van een nadere toelichting door de vervoerder over het beroep. Bodemprocedure Er loopt een bodemprocedure inzake een geschil met een schoonmaakonderneming. Het gaat om een vordering van circa € 130.000. In de twee juridische procedures zijn de claims door BRU afgewezen. Naar verwachting spreekt de rechtbank in april 2013 definitief vonnis uit. Het vonnis wordt in 2013 afgewikkeld.
79
BRU
Programmaverslag 2012
80
Toelichting op de programmarekening
81
BRU
Programmaverslag 2012
82
Omschrijving / economische
€
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
€
Baten
Realisatie 2012
nawijziging
Begroting 2012 Saldo
BWS
Rentebaten Welzijn
Wonen met
Bestemmingsreserves Personele
Totaal
frictiekosten
Inwoner bijdrage
Rente
Totaal
TOTAAL PROGRAMMA RUIMTELIJKE ORDENING 576 526 -50 245 526 281 0 281 0 281 PROGRAMMA ECONOMISCHE ZAKEN 0301B Management EZ 18 18 0 21 18 -3 0 -3 -3 0601A Reg.Economische Ontw.(SB) 0 0 0601B Reg.Economische Ontw.(RoU 232 232 0 174 232 58 0 58 58 Regionale economische ontw 232 232 0 174 232 58 58 58 0701 Energie 65 65 0 26 28 1 0 1 1 TOTAAL PROGRAMMA ECONOMISCHE ZAKEN 315 315 0 221 278 56 056 0 56 PROGRAMMA GROEN, RECREATIE & MILIEU 0301C Management GR & M 25 25 0 10 25 15 0 15 15 0701B Groen en Recreatie (RoU) 58 58 0 39 58 19 0 19 19 TOTAAL PROGRAMMA GROEN, RECREATIE & MILIEU 83 83 0 49 83 34 0 34 0 34 PROGRAMMA WONEN 0301D Management Wonen 18 18 0 10 18 8 0 8 8 0902A Reg.volkshuisvest.(SB) 10 10 0 2 10 8 0 8 8 0902B Reg.volkshuisvest.(RoU) 210 210 0 218 210 -8 0 -8 -8 0940 Beleidsinfo woningzoekend 16 16 0 8 8 0 8 8 Regionale volkshuisvesting 236 236 0 220 228 8 8 8 0910 Budgetbeheer BWS 398 129 -269 436 266 -171 171 171 0 0 0918 Wonen met Welzijn en Zorg -94 94 -94 -94 0935 Toezicht huisv. verbl.ger 12 12 0 5 9 5 0 5 5 TOTAAL PROGRAMMA WONEN 664 395 -269 577 521 -57 171 -94 77 20 0 20 PROGRAMMA WEGEN & VERKEER 0850 Vrijval BDU -10.787 10.787 0860B BDU Wegen & Verkeer 3.520 45.177 41.657 37.343 45.177 7.834 0801B Management Wegen en Verkeer 128 -128 244 -244 0844 BOR BRU 9.664 9.664 0 10.193 10.193 0 0845 Technische ass.BOR BRU 144 144 0 14 14 0 BOR BRU 9.808 9.808 0 10.207 10.207 0 0855 BOR gemeente Utrecht 0 35.217 35.217 0 0856 BOR provincie Utrecht 0 13.344 13.344 0 BOR Gem. Utrecht en Prov. Utrecht 0 0 0 48.561 48.561 0 0861 Lokaal maatwerk en gedragsbeinvloeding 2.110 -2.110 2.098 -2.098 0862 Uitvoering/regie BDU 235 -235 137 -137 0863 OV-Terminal 12 -12 23 -23 0864 Fiets-projecten 9.850 -9.850 7.359 -7.359 0866 HOV-Utrecht 3.412 -3.412 22 -22 0867 Projecten Infrastructuur 972 -972 1.316 -1.316 0867A Auto-projecten 4.093 -4.093 2.353 -2.353 0867B Mobiliteitsmanagment 351 -351 265 -265 0867C Actieprogramma OV 8.279 -8.279 6 -6 0867D OV projecten 2.461 -2.461 817 -817
PROGRAMMA BESTUUR 0110 Medezeggenschap personeel 22 22 0 34 22 -12 0 -12 -12 0150 Bestuurlijke Organisatie 728 728 0 732 728 -4 0 -4 -4 Bestuurlijke Organisatie 750 750 0 766 750 -16 -16 -16 0120 Regionale samenwerking 254 254 0 234 254 20 20 20 TOTAAL PROGRAMMA BESTUUR 1.004 1.004 0 1.000 1.004 4 0 4 0 PROGRAMMA RUIMTELIJKE ORDENING 0301 Management RO (RoU) 18 18 0 54 18 -36 0 -36 -36 0301A Management RB&W (SB) 323 323 0 186 323 137 0 137 137 Management RO 341 341 0 240 341 101 101 101 0205 Coordinatie uitv. RSP 163 163 0 8 163 155 0 155 155 0210 Actieprogramma woningbouw 72 22 -50 -2 22 24 0 24 24 Uitvoering Regionaal Structuurplan 235 185 -50 6 185 179 179 179 0306 A12 Zone 0 0
categorie
nr.
Programma
83
0868 Regionaal verkeersmanagement 93 -93 45 -45 0869 VERDER projecten 9.601 -9.601 3.934 -3.934 0871 Beh.verkeersmodel reg.Utr 79 79 0 339 339 0 0881 Monitoring RVVP 60 -60 1 1 0 TOTAAL PROGRAMMA WEGEN & VERKEER 55.064 55.064 0 104.284 104.284 0 BDU besteding SiSa 7.833.672 BOR besteding SiSa 58.753.928 PROGRAMMA OV CONCESSIE 0851 Vrijval BDU 125 -125 0860D BDU OV Concessie 56.537 56.537 51.205 51.205 0801D Management OV concessie 322 -322 285 -285 0804 OV Bureau Randstad 50 -50 21 -21 0802 Project aanbesteding bus 365 -365 445 -445 0806 Aanbesteding 99 -99 51 -51 Aanbesteding 464 -464 496 -496 0809 Exploitatie Regio-taxi (btw) 10.342 4.242 -6.100 8.224 3.548 -4.676 0809A Beheer Regio-taxi(btw) 275 75 -200 261 -261 Concessiebeheer Regio-taxi 10.617 4.317 -6.300 8.485 3.548 -4.937 0811A Monitoring 253 -253 135 -135 0815 OV Terminal 193 -193 169 -169 0815B Verv. Ontw. Korte termijn 359 -359 301 -301 0846 Concessiebeheer bus/tram 48.596 -48.596 44.736 -44.736 0849 OV Chipkaart TOTAAL PROGRAMMA OV CONCESSIE 60.854 60.854 0 54.752 54.752 0 BDU besteding SiSa 51.204.865 PROGRAMMA NETWERKONTWIKKELING MOBILITEIT 0860A BDU Netw.ontw.Mobiliteit 787 787 836 836 0801A Management Netw. Ontw. Mobiliteit 431 -431 329 -329 0815A OV-visie 314 -314 477 -477 0842 Spoorse loby 98 56 -42 76 47 -30 TOTAAL PROGR. NETWERKONTWIKKELING MOBILITEIT 843 843 0 883 883 0 BDU besteding SiSA 836.129 PROGRAMMA OV INFRASTRUCTUUR (ASSETS) 0860C BDU OV Infrastructuur 20.556 20.556 2.756 18.133 15.377 0801C Management OV-I 870 -870 1.598 -1.598 0814L Positionering OV-I 20 -20 0814M Bedrijfsbureau 84 -84 Management OV-I 1.701 -1.701 0814A Ontw. netwerk en systemen 691 -691 689 -689 0814E Overdr. rails 500 -500 497 -497 0814B B&O Beheer (btw) 2.984 -2.984 2.577 -2.577 0814C B&O Materieel (btw) 5.240 -5.240 3.686 -3.686 0814D B&O Rails (btw) 7.589 -7.589 4.019 -4.019 0814F Telematica 405 -405 336 -336 0814G Remise-terrein (BTW) 794 583 -211 705 753 48 0814H B&O locaties (BTW) 1.693 -1.693 1.567 -1.567 Beheer en Onderhoud 18.705 583 -18.122 12.890 753 -12.137 0814J Veiligheidzorgsysteem 373 -373 352 -352 0814U Uithoflijn 0 0 3.053 3.053 0 TOTAAL PROGR. OV INFRASTRUCTUUR (ASSETS) 21.139 21.139 0 21.939 21.939 0 0 0 0 0 BDU besteding SiSa 16.619.799 Paragraaf Financiering TREA Treasury 1.222 2.488 1.266 1.761 4.179 2.418 -2.418 -2.418 TOTAAL PARAGRAAF FINANCIERING 1.222 2.488 1.266 1.761 4.179 2.418 -2.418 -2.418 0 Paragraaf Bedrijfsvoering Bedrijfsvoering 3.015 2.856 -159 3.441 3.273 -169 169 169 0 TOTAAL PARAGRAAF BEDRIJFSVOERING 3.015 2.856 -159 3.441 3.273 -169 169 0 169 0 0 0 TOTAAL GENERAAL PROGRAMMA’S 144.778 145.567 788 189.153 191.721 2.568 171 -94 169 -2.418 -2.173 395 395 Totaal besteding BDU SiSa 76.494.465 Totaal besteding BOR SiSa 58.753.928
Staat van Incidentele baten en lasten 2012 x € 1000,– Incidentele baten Incidentele lasten Omschrijving Geraamd Werkelijk Werkelijk Geraamd Bestuur - - - Ruimtelijke ordening - - - Economische zaken - - - Groen, Recreatie - - - Wonen - - - Wegen en Verkeer - 10.718.000 - Netwerkontwikkeling Mobiliteit - - - OV Concessie - - 125.000 OV-infrastructuur - 1.810.000 - Bedrijfsvoering - - - Totaal - 12.528.000 125.000 - Toelichting De incidentele baten in de programma’s betreffen afwikkelingen van subsidiebeschikkingen. Wet Openbaarmaking uit Publiek gefinancierde Topinkomens (WOPT) In 2012 zijn er geen inkomens in kader van de wet WOPT.
BRU
Programmaverslag 2012
84
SiSa
85
BRU
Programmaverslag 2012
86
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht te Utrecht Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in de jaarstukken 2012 op pagina’s 66 tot en met 91 opgenomen jaarrekening 2012 van Bestuur Regio Utrecht te Utrecht gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de programmarekening over 2012 met de toelichtingen, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met het in Nederland geldende Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Deze verantwoordelijkheid houdt onder meer in dat de jaarrekening zowel de baten en lasten als de activa en passiva getrouw dient weer te geven en dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Rechtmatige totstandkoming betekent in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet- en regelgeving waaronder verordeningen van de gemeenschappelijke regeling. Het dagelijks bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado). Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de gemeenschappelijke regeling. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het dagelijks bestuur gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Deze financiële rechtmatigheidscriteria zijn vastgesteld door het algemeen bestuur met het normenkader en het toetsingskader. De bij onze controle toegepaste goedkeuringstolerantie bedraagt voor fouten 1% en voor onzekerheden 3% van de totale lasten inclusief toevoegingen aan reserves. Op basis van artikel 2, lid 7 Bado is deze goedkeuringstolerantie door het algemeen bestuur vastgesteld. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van Bestuur Regio Utrecht een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van zowel de baten en lasten over 2012 als van de activa en passiva per 31 december 2012 in overeenstemming met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties over 2012 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet- en regelgeving, waaronder verordeningen van de gemeenschappelijke regeling. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 213, lid 3 onder d Gemeentewet vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening. Utrecht, 7 mei 2013 Deloitte Accountants B.V. Was getekend: K. Bruggeman RA
87
BRU
Programmabegroting 2014
88
Bijlagen
89
Bijlage 1 Realisatie subsidiebeschikkingen Programmabegroting BDU / W&V 2012 x € 1.000,–
Prod Programma Wegen en Verkeer Begroting Realisat20 0861 Lokaal maatwerk en gedragsbeinvloeding 2.060 2.060 Lokaal maatwerk Bunnik 172 172 Lokaal maatwerk De Bilt 208 208 Lokaal maatwerk Houten 208 208 Lokaal maatwerk IJsselstein 208 208 Lokaal maatwerk Nieuwegein 208 208 Lokaal maatwerk Stichtse Vecht 208 208 Lokaal maatwerk Utrecht 400 400 Lokaal maatwerk Vianen 172 172 Lokaal maatwerk Zeist 208 208 Lokaal maatwerk Vianen restant 2010 68 68 0864 Fietsprojecten 9.850 7.353 Nieuwegein herstel historische Oost-westverbinding 5.000 5.000 Snelfietsroutes Houten-De Bilt en Houten-Maarssen 2.000 Fiets Filevrij Nieuwegein 221 Fiets Filevrij Bunnik 231 Ijsselstein verbetering fietsroute Omloop oost 148 148 Nieuwegein aanpak fietsknelpunten 300 300 Utrecht hoofdfietsroute Brennerbaan-De Wadden 350 350 Houten Oud Wulfseweg 52 52 Fietsprojecten door DB nog nader te bepalen 2.000 Utrecht Bilstraat-West 84 Utrecht Gansstraat-Koningsweg-Tamboersdijk 81 Utrecht Oudenoord-David van Mollemstraat 186 Utrecht Fiets Westflank 700 0866 HOV-Utrecht 3.400 0 HOV Leidsche Rijn 0 0 HOV om de Zuid 6.000 0 Correctie op in 2010 beschikte indexering HOV 2008-2010 -2.600 Indexering 2012 e.v. 0867 Projecten Infrastructuur 875 875 Zeist kruispunt Schaerwijdelaan-Oude Arnhemseweg 150 150 Uitrecht Nieuwe Meernbrug 725 725 0867A Autoprojecten 4.031 2.350 A12 Salto korte termijnmaatregelen (BUHZ) 350 IJsselstein Baronieweg 245 Nieuwegein binnenstadscorridors HWN 2.000 2.000 Vianen Westelijke randweg 1.786 0867C Actieprogramma OV 8.267 0 Nader te benoemen projecten 8.267 0867D OV-projecten 515 485 Houten extra lift station Houten 400 400 Houten bushaltes vinex 35 35 KAR voorziening Utrecht 80 Aanassing kruising Langerakbaan/Ouderijnseweg 50 0869 VERDER projecten 9.321 3.892 Snelfietsroutes Houten-De Bilt en Houten-Maarssen financiering uit VERDER 1.121 Havens Lage Weide 2.300 2.300 NDW 300 296 Nog nader in te vullen in het kader van de herprioritering 5.600 Fietsstraat Oud Mereveldseweg 175 Fiets Filevrij Nieuwegein 103 Fiets Filevrij Bunnik 1.018 Totalen 38.319 17.015
BRU
Programmaverslag 2012
90
Bijlage 2
Verdeling regiobijdrage
x € 1,–
Gemeente Begroting 2012 Realisatie 2012 Aantal1 Voorschot Aantal2 Herrekening Resultaat Totaal per Saldo per inwoners regiobijdrage inwoners regiobijdrage 2012 gemeente gemeente De Bilt 42.017 141.597 42.017 141.597 -26.538 115.059 -26.538 Bunnik 14.459 48.727 14.459 48.727 -9.132 39.595 -9.132 Houten 47.622 160.486 47.622 160.486 -30.078 130.408 -30.078 Stichtse Vecht3 39.663 133.664 39.663 133.664 -25.051 108.613 -25.051 Nieuwegein 60.896 205.220 60.896 205.220 -38.462 166.758 -38.462 Utrecht 307.081 1.034.863 307.081 1.034.863 -193.953 840.910 -193.953 Vianen 19.647 66.210 19.647 66.210 -12.409 53.801 -12.409 IJsselstein 34.226 115.342 34.226 115.342 -21.617 93.724 -21.617 Zeist 60.286 203.164 60.286 203.164 -38.077 165.087 -38.077 625.897 2.109.273 625.897 2.109.273 -395.317 1.713.956 -395.317 Bedrag per inwoner 3,37 3,37 -0,63 2,74 -0,63 inwonertal per 1-1-09 (zogenaamde “berekende gegevens” van CBS) 2 inwonertal per 1-1-10 (vastgestelde gegevens volgens CBS) gebaseerd op inwonertal Maarssen
1 3
Bijlage 3
Financiële rapportage BRU - Activa
gr.boek Omschrijving reknr: 000200 000300 001010 001030 001050 001070 001091 001095 001097 011040 011060 011180
aanschaf saldo begroot resultaat t/m deze verplichting dit jaar t/m deze periode periode
Gebouw Renovatie Remise gebouw (0814R) Tram (Weense) Tram (SUNIJ) Rails Haltes LVO (0814T) GVI 1a.(0814V) GVI 1b.(0814V) Automatisering 20% Automatisering 33,33% Inventaris 20%
- 307.556 - - -
-
- 2.764.773 11.790.876 - - - -
-
- -
307.556 - 2.764.77311.790.876266.939-
Totaal 15.264.278 - - 15.130.144 Activa 2012 saldo per realisatie activa 01-01-2011 t/m deze t/m deze periode periode Totaal Gebouw 1 - 1 Totaal Renovatie Remise gebouw 58.601 307.556 366.158 Totaal Tram (Weense) 1 - 1 Totaal Tram (SUNIJ) 1 - 1 Totaal Rails 1 - 1 Totaal Haltes 1 - 1 Totaal LVO 753.733 2.764.773 3.518.506 Totaal GVI 2.219.456 11.790.876 14.010.332 Totaal Automatisering 160.731 - 160.731 Totaal Inventaris 182.320 - 182.320 3.374.846 15.264.278 18.238.052
91
Bijlage 4
Overzicht personele sterkte
OVERZICHT PERSONELE STERKTE PER 31 DECEMBER 2012 20111 2012 Nieuwe organisatie: Begroting Werkelijk Begroting Werkelijk fte fte fte fte
Secretaris-directeur 1,00 0,00 Staf 4,17 4,28 Team Strategisch Beleid 7,45 6,39 Team Regie op Uitvoering 8,03 9,14 Team Openbaar Vervoer Exploitatie 8,56 8,64 Team Openbaar Vervoer Infrastructuur 12,50 16,72 Team Financien 8,28 8,28 Team Facilitaire Zaken 4,60 4,71 Totaal 55,15 54,59 55,15 58,16 OVERZICHT PERSONEELSLASTEN Rekening Begroting Rekening 2011 na wijziging 2012 2012 Totaalbedrag personeelslasten 3.756 4.049 4.313
BRU
Programmaverslag 2012
92
Bijlage 5 Lijst van gebruikte afkortingen Afkorting Verklaring AB Algemeen Bestuur DB Dagelijks Bestuur BRU
Bestuur Regio Utrecht
BDU
Brede Doel Uitkering
BLS
Besluit Locatiegebonden Subsidies
BOR
Bereikbaarheidsoffensief Regio Utrecht
BWS
Besluit Woninggebonden Subsidies
DRIS
Dynamische Reizigers Informatie Systeem
DVII
Duurzaam Veilig fase II
DVM
Dynamisch Verkeers Management
EZ
Economische zaken
FIDO
Financiën Decentrale Overheden
GH
Groene Hart
GVU
Gemeentelijk Vervoersbedrijf Utrecht
IPvE
Integraal Programma van Eisen
IVW
Inspectie Verkeer & Waterstaat
KTO
Klant Tevredenheids Onderzoek
MER
Milieu Effect Rapportage
MIRT
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
OV
Openbaar Vervoer
OVT
Openbaar Vervoer Terminal
OWN
Onderliggend Wegen Net
P&C
Planning & Control
P+R
Park + Ride
POS
Project Organisatie Stationsgebied
PHS
Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
REOS
Regionale Economische Ontwikkelings Strategie
RGD
Rijks Gebouwen Dienst
ROCOV
Regionaal Overleg Consumentenorganisatie Openbaar Vervoer
RSP
Regionaal Structuur Plan
RVVP
Regionaal Verkeer en Vervoer Plan
SOC
Slachtoffer Ongevallen Concentraties
SUNIJ
Sneltram van Utrecht naar Nieuwegein en IJsselstein
TAG
Treasury Advies Groep
TFI
Task Force Innovatie
UB
Utrecht Bereikbaar
V&W
Verkeer & Waterstaat
VROM
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VZS
Veiligheids Zorg Systeem
WRO
Wet Ruimtelijke Ordening
WWZ
Wonen met Welzijn en Zorg
RCT
Regionaal Coördinatieteam
93
Colofon Uitgave en eindredactie Bestuur Regio Utrecht Vormgeving Sabel Design Juni 2013 In Bestuur Regio Utrecht werken negen gemeenten samen aan de bereikbaarheid, leefbaarheid en economische ontwikkeling van de regio Utrecht. Het zijn: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen en Zeist. Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.