programma 2015 209e vergadering
25 - 27 maart 2015 Martiniplaza, Groningen
programma 2015 209e vergadering
25 - 27 maart 2015 Martiniplaza, Groningen
3
4
209e vergadering 2015
INHOUDSOPGAVE
Inleiding 5 Belangrijke mededeling over de aanwezigheid van farmaceutische industrieën
6
Algemene informatie
8
Plaats 8
Congresorganisatie
8
Registratie
8
8
Wetenschappelijk programma
Posterpresentaties
9
Sprekersvoorbereiding
9
Cursussen en workshops
10
Commerciële expositie
10
Internet corner
10
Koffie- en theepauzes
10
Lunches
10
Bereikbaarheid
10
Parkeren
10
Programma-overzicht NOG
12
Workshops en cursussen
23
Woensdag 25 maart
24
Donderdag 26 maart
28
Vrijdag 27 maart
30
Sociale evenementen
33
34
Feestavond NOG woensdag 25 maart, Puddingfabriek, 19.00 – 23.30 uur
Speciale sessies
35
Indeling NOG-stands 2015
37
Plattegrond Martiniplaza Groningen
39
Jury posterprijs 2015
40
Programma/Abstracts 41
5
6
209e vergadering 2015
INLEIDING Geachte collegae, De 209e vergadering van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap vindt plaats van woensdag 25 tot en met vrijdag 27 maart 2015 in Martiniplaza te Groningen. Naast vrije voordrachten en posters zijn er ‘state of the art for all’ lezingen gepland. De posters worden uitsluitend digitaal vertoond in de posterlounge in de Springerfoyer en de posterpresentaties vinden op woensdag en donderdag plaats. De posterprijs wordt uitgereikt op vrijdag 27 maart in de Theaterzaal aan het einde van de ochtendsessie. Tijdens het NOG 2015 introduceren we een nieuwe programmaonderdeel: mystery cases. Dit is bijzondere casuistiek waarbij het publiek geprikkeld wordt om interactief mee te denken naar de juiste diagnose en/of behandeling. Ook zijn dagelijks cursussen gepland. Meer informatie over de diverse cursussen vindt u in dit programmaboekje en op de website van het congres. De PG Binkhorstprijs wordt uitgereikt aan Dr. I.H.G. Bronkhorst voor haar proefschrift ‘The inflammatory microenvironment of uveal melanoma‘ op donderdag 26 maart aan het einde van de algemene ledenvergadering. De SOE voordacht wordt dit jaar verzorgd door dr. E. Kilic op vrijdagochtend 27 maart om 09.30 uur. Op woensdagavond 25 maart is er voor leden vanaf 18.30 uur een feest in de Puddingfabriek, Viaductstraat 3-4, 9725 BG Groningen. Dit wetenschappelijke congres is uiteraard erkend als nascholing. Per dag ontvangt u 6 accreditatiepunten. Wij wensen u allen plezierige en boeiende dagen Prof. dr. J.C. van Meurs Voorzitter wetenschappelijke commissie
7
BELANGRIJKE MEDEDELING Belangrijke mededeling over de aanwezigheid van farmaceutische industrieën In de jaarvergadering van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap wordt de industrie in de gelegenheid gesteld bij deze vergadering aanwezig te zijn met een stand. In het Reclamebesluit geneesmiddelen is onder andere geregeld wat wel en wat niet is toegestaan ten aanzien van gunstbetoning voor artsen door de farmaceutische industrie. De wet zegt dat – onder strikte voorwaarden – de farmaceutische industrie alleen reclame mag maken voor receptgeneesmiddelen voor personen die bevoegd zijn om dergelijke geneesmiddelen voor te schrijven. Alle andere personen (inclusief TOA’s, Orthoptisten, Optometristen, (OK)-verpleegkundigen, doktersassistenten) worden beschouwd als ‘publiek’. De farmaceutische industrie mag geen reclame maken voor receptgeneesmiddelen voor publiek. Het NOG is een wetenschappelijke vereniging voor personen die beroepsmatig betrokken zijn bij zorg, onderzoek en onderwijs ten behoeve van patiënten met oogheelkundige ziektebeelden. Dit betekent dat ook personen die geen arts zijn de jaarvergadering kunnen bezoeken. De aanwezigheid van artsen, niet-artsen en farmaceutische industrieën tijdens de jaarvergadering kan het NOG ongewild in aanraking brengen met de Inspectie voor Gezondheidszorg, sectie reclametoezicht, en daarmee in discrediet worden gebracht. Dat willen we te allen tijde voorkomen. Wij delen u dan ook het volgende mede. Informatie verstrekken over receptgeneesmiddelen mag zowel aan beroepsbeoefenaren als niet-beroepsbeoefenaren. Reclame voor receptgeneesmiddelen daarentegen, mag richting niet- beroepsbeoefenaren niet worden gemaakt. Farmaceutische bedrijven beperken zich tot het geven van uitsluitend algemene en objectieve informatie zodat het evenement toegankelijk is voor alle bezoekers. Reclame voor receptgeneesmiddelen in de beursstand is toegestaan, mits deze enkel op beroepsbeoefenaren gericht is, bijvoorbeeld in een apart gedeelte van de stand. Niet artsen zijn herkenbaar aan de rood/oranje kleur badge Het NOG meent u allen hiermee voldoende te hebben ingelicht en kan er niet voor verantwoordelijk worden gehouden indien u geen acht slaat op deze mededeling.
8
209e vergadering 2015
ALGEMENE INFORMATIE
9
ALGEMENE INFORMATIE PLAATS Martiniplaza Leonard Springerlaan 2 9727 KB Groningen T 06 52345845 CONGRESORGANISATIE Postbus 1583 6501 BN Nijmegen T 024 3249044 M 06 52345845 E
[email protected]
REGISTRATIE Indien u zich voor 15 maart 2015 heeft ingeschreven, krijgt u een bevestiging en uw naambadge per post toegestuurd. Op vertoon van uw naambadge krijgt u direct toegang tot het congres. Het programmaboekje ligt voor niet leden klaar bij de registratiebalie in Martiniplaza. Ingeval u zich na 15 maart 2015 heeft ingeschreven, kunt u zich op woensdag 25 maart vanaf 08.00 uur melden bij de congresbalie in de voorfoyer in Martiniplaza voor het in ontvangst nemen van de congresbescheiden. De congrestas is op vertoon van uw naambadge af te halen in de voorfoyer van Martiniplaza. De tas wordt u aangeboden door Ergra Low Vision. U wordt verzocht tijdig aanwezig te zijn daar het congres precies om 09.00 uur begint. Wij verplichten u alle congresdagen uw naambadge te dragen. WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA Naast vrije voordrachten en posters zijn ‘state of the art for all’ lezingen gepland. Voor de presentaties hebben wij alle dagen de beschikking over de Theaterzaal (A) en de Springerzaal (B) en voor de cursussen diverse zalen. Op pagina 12 vindt u een programmaoverzicht met verwijzing naar de bladzijden waarop de voordrachten en samenvattingen staan beschreven. Steeds wordt daar aangegeven de aanvangstijd van de voordracht, het nummer en de letter van de locatie waar de voordracht wordt gehouden.
10
209e vergadering 2015
ALGEMENE INFORMATIE POSTERPRESENTATIES De posters worden digitaal getoond in de posterlounge in de Springerfoyer. Er zijn dagelijks posterpresentaties gepland. Degenen die niet aanwezig zijn voor hun posterpresentatie dingen niet mee voor de posterprijs 2015. De posterprijs wordt op vrijdag 27 maart aan het eind van de ochtendsessie uitgereikt in de Theaterzaal. SPREKERSVOORBEREIDING Voor uw voordracht kunt u gebruik maken van een powerpoint- of keynotepresentatie. Degenen die een voordracht presenteren worden dringend verzocht geruime tijd vóór aanvang van de sessie hun presentatie op memory stick met vermelding van naam, nummer en letter van de voordracht bij de sprekersvoorbereiding, in zaal 4 af te geven en op de juiste wijze van volgorde gerangschikt. Het is niet mogelijk uw eigen laptop aan te sluiten! Computerpresentaties worden vanuit de sprekersvoorbereiding doorgestuurd naar de betreffende zaal. Alle voordrachten worden voorafgaand aan de sessies verzameld en technisch gecontroleerd. Daartoe dienen alle voordrachten uiterlijk een dagdeel van te voren door u te worden ingeleverd in de sprekersvoorbereiding. Voor de voordrachten van de ochtendsessies op woensdag geldt dat deze uiterlijk een half uur voor aanvang van de sessie ingeleverd moeten zijn in de sprekersvoorbereiding. Houdt u rekening met de beperkingen van het netwerk door geen grote videobestanden te verwerken. De maximale presentatiegrootte is 10 MB tenzij vooraf gemeld is dat meer ruimte noodzakelijk is.
Tips: - Gebruik geen codecs die niet op elk systeem voorhanden zijn! - Powerpoint is niet geschikt voor het vertonen van grote videobestanden, pas daarom uw video’s aan of laat ze apart (dus buiten uw PP presentatie) projecteren vanaf DVD. In de sprekersvoorbereiding en beide zalen wordt gebruik gemaakt van pc’s en laptops met powerpoint, er is eveneens ondersteuning voor keynote (Apple). Mochten deze technische specificaties problemen opleveren neemt u dan tijdig contact met ons op zodat we een passende oplossing kunnen zoeken.
11
ALGEMENE INFORMATIE CURSUSSEN EN WORKSHOPS De presentaties voor deze bijeenkomsten dienen eveneens via de sprekersvoorbereiding te lopen. Meer informatie over de cursussen en andere bijeenkomsten vindt u elders in dit programmaboekje. COMMERCIËLE EXPOSITIE In de Middenhal vindt de expositie plaats. De deelnemers aan deze expositie met standnummers staan vermeld op pagina 37. INTERNET CORNER De internet corner in de voorfoyer staat gedurende het congres ter beschikking van de congresdeelnemers. KOFFIE- EN THEEPAUZES De koffie- en theebuffetten bevinden zich in de middenhal. Koffie en thee wordt op vertoon van uw badge verstrekt. LUNCHES Op vertoon van uw badge kunt u gebruik maken van de lunch die wordt geserveerd vanaf buffetten in de middenhal. BEREIKBAARHEID Martiniplaza is gunstig gelegen aan de autosnelweg A7 (Amsterdam/Drachten, Hoogezand/Duitsland) nabij de kruising met de A28 (Assen/Zwolle). ANWB-borden langs de ringweg van Groningen wijzen automobilisten rechtstreeks naar Martiniplaza. Vanaf het NS station is Martiniplaza te bereiken met stadsbus lijn 6, richting Hoornsemeer en met de regionale lijnen 304, 306 en 316. Het is circa 15 minuten lopen vanaf het NS-station Groningen. PARKEREN In de directe omgeving van Martiniplaza bevinden zich verschillende parkeerfaciliteiten. Wij raden u aan gebruik te maken van de parkeergarage tegenover Martiniplaza tegen € 12,- per dag. Deelnemers kunnen parkeerkaarten (geldig in de parkeergarage) bij de receptie van Martiniplaza kopen.
12
209e vergadering 2015
PROGRAMMA-OVERZICHT NOG
13
14
Middag
Lunchpauze
Vitreoretinale chirurgie (53) Postersessie (60)
Theater Woensdag 25 maart 2015 Ochtend Cornea (42) Basis cursus gezichtsveldonderzoek 09.00 - 11.00 Oogletsel door vuurwerk 11.20 - 12.20
Kinderoogheelkunde (65)
Algemene ledenvergadering LVAO - 11.00 - 13.00 (zaal 6) BBC Spreekuur (zaal 5) Vergadering commissie kwaliteit - 13.30 - 15.30 (zaal 6) State of the art (14.00 - 14.30) Theater Postersessie (76) Follow up van glaucoom patiënten Mystery cases (91) 14.30 - 16.30 DBC/DOT correct registreren 16.50 - 17.50
Strabologie (68)
Neuro-ophthalmologie (71)
Zaal 1
Springerzaal
How to get started with DMEK 14.30 - 15.30 Basiscursus corneatopografie 15.50 - 16.50
Slecht zien en toch autorijden 09.00 - 10.00 Ontwikkelingen in diagnostiek en behandleing uvea melanoom 10.20 - 11.20 De nieuwste inzichten in de ontwikkeling en behandeling van myopie 11.40 - 12.40
Zaal 2
WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA 2015
209e vergadering 2015
Medische Retina (123)
Neuro-ophthalmologie pupil stoornissen 09.00 - 10.30
Diagnostiek en behandeling van epitheliale tumoren van conjunctiva, oogleden en omgeving 09.00 - 11.00 ALGEMENE LEDENVERGADERING NOG, BINKHORSTPRIJS (11.20 - 13.20) Theater VOVZ bijeenkomst Infectie preventie (12.00 - 13.00), zaal 1 Lunchpauze BBC spreekuur (zaal 5) State of the art (14.20 - 14.50) Theater Middag Glaucoom (105) Medische Retina (129) DBC/DOT correct declareren Cataract chirurgie managing Postersessie (107) Uveitis (132) 14.50 - 15.50 complicated cases 14.50 -15 50 DME/RVO BBC cursus voor AIOS 16.00 - 17.00 16.30 - 17.30 Bijeenkomst werkgroep medische retina ( 17.30 - 19.00) Theater Vrijdag 27 maart 2015 Ochtend Medische retina (138) Oncologie (151) Cataract en lensluxatie Neuro-ophthalmologie: Cataract (144) Orbita (155) op kinderleeftijd wat te doen bij onscherpe papil Uitreiking posterprijs 2015 09.00 - 10.00 09.00 - 11.00 Fundus autofluorescentie DBC/DOT correct registreren in de praktijk 11.20 - 12.20 11.00 - 12.00 State of the art (14.00 - 14.30) Theater Lunchpauze BBC Spreekuur (zaal 5) Middag Cataract (147) Orbita (161) Basale indicatiestelling en behandel Echografie van het oog Plastische chirurgie (162) strategiën IVI’s 14.40 - 16.40 14.40 - 15.40
Donderdag 26 maart 2015 Ochtend Glaucoom (100)
WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA 2015
15
16
Theater Frambach, C. Baydoun, L. Lie, J. Dapena, I. Rooij, J. van Dickman, M. Wijdh, R. Essen, T. Van Koffie
Eggink, C. Verkerk, S. Lelij, A. van der Soeters, N. Imhof, S. Wisse, R. Visser, E. Meulen, I. van der Nuijts Zijlmans, B. Rijn, G. van Gaurisankar, Z. Beenakker, J. Wolter, O. Lunch State of the art
Tijd 09.00 09.10 09.20 09.30 09.40 09.50 10.00 10.10 10.20
10.40 10.50 11.00 11.10 11.20 11.30 11.40 11.50 12.00 12.10 12.20 12.30 12.40 12.50 13.00 14.00
Refr.chir.
Nuijts/Wijdh
Onderw. Cornea Eggink/vd Lelij
11.00 11.10 11.20 11.30 11.40 11.50 12.00 12.10 12.20 12.30 12.40
Tijd 09.00 09.10 09.20 09.30 09.40 09.50 10.00 10.10 10.20 10.30 10.40 Simonsz, H. Koenraads, G. Keizer, RJW Imhof Verbraak, F. Rainey, L. Rens, G. Van Nispen, R.van Minderhoud, J. Wit, G. De Lunch
Diversen Low Vision
Kwaliteit
Schalij-Delfos/Imhof
Woensdag 25 maart 2015 Springerzaal Onderw. Ruiter, L. de Kinderoogh. Sloot, F. Neuro-opht. Schalij-Delfos Strabologie Haan, M. Simonsz/Pott Vehmeijer, W. Ebbeling, M. Sorge, A. van Loudon, S. Jellema, H. Rijn, L. van Koffie
Oogletsel door vuurwerk en dan? 11.20-12.20
Cursuszaal 1 Basiscursus Gezichtsveldonderzoek 09.00-11.00
De nieuwste inzichten in de ontwikkeling en behandeling van myopie 11.40 - 12.40
Nieuwe ontwikkelingen in diagnostiek en behandeling uvea melanoom 10.20 - 11.20
Cursuzaal 2 Slecht zien en toch autorijden 09.00 - 10.00
ALV-LVAO 11.00 - 13.00
Cursuzaal 6
PROGRAMMA
209e vergadering 2015
Leeuwen, R. Vitreoretinale aandoeningen van de macula; een overzicht voor de algemeen oogarts
Romunde,S. van
Zeeburg, E. van
Mura, M.
Stehouwer, M.
Delbecq, A.
Thee
14.30
15.00
15.10
15.20
15.30
15.40
15.50
Vitreoret. chir. Tan/v. Leeuwen
Wolff, R. Vries, N. de Voskuil-Kerkhof, E. Wang, W. Kleef, L. van Tjon-Fo-Sang, M. Bidlot, E. Hartogh, A. den Muizebelt, G. Ottevanger, M. Haan, M. Hoogslag-Bienfait, M. Ramp, L. Le Blanc, L. Engin, O. Birker, I. Steenmeijer, S. Stellingwerf C. Jong, R. de Hullenaar, F. van 't Genders, S. Dieleman, M. Vries, N. de Ricker, L. Saelens, I. Cheng, Y. Borne, L. van den Wensing, B. Snabel M. Noort,B. Van
14.30 14.33 14.36 14.39 14.42 14.45 14.48 14.51 14.54 14.57 15.00 15.03 15.06 15.09 15.12 15.15 15.18 15.21 15.24 15.27 15.30 15.33 15.36 15.39 15.42 15.45 15.48 15.51 15.54 15.57
Posters Ringens/ Verbraak Follow-up glaucoom patiënten 14.30 - 16.30
Basiscursus corneatopografie 15.50 - 16.50
How to get started with DMEK 14.30 - 15.30
WOENSDAG 25 MAART 2015
17
18
Theater
Renardel, V. Mulder, V. Scheerlinck, L.
Meurs, J. van
Goezinne, F.
Breusegem, C.
Busch, E. Dijk, A. van
Maaijwee, K.
Dijkman, G. Amarakoon, S. Klevering, B. Karadeniz, E. Kok, P. Burggraaff, M. Tilanus, M. Oosterhof, B. Keijser, S. Camp, P. Van de EINDE
Tijd
16.10 16.20 16.30
16.40
16.50
17.00
17.10 17.20
17.30
17.40 17.43 17.46 17.49 17.52 17.55 17.58 18.01 18.04 18.07 18.10
Posters
v. Meurs/ Crama
Onderw.
Sandoval Ramsy, G. Bennebroek, C. Kalinina Ayuso, V. EINDE
18.00 18.05
Wagemans, M.
17.45 17.50 17.55
Nguyen, H.
Westland, T. Veen R. van der Keizer, RJW Lapid, R. Faber, J. de Ruyven, R. van Ebbeling, M. Wong. K. Kok, R. Frambach, C. Hecke, M. van
Mysterie Cases Klevering/ de Faber
WOENSDAG 25 MAART 2015 Springerzaal Onderw. Slingerland, N. Westeneng, S. Lubbers, S. Thee
17.40
17.20 17.25 17.30 17.35
16.40 16.45 16.50 16.55 17.00 17.05
Tijd 16.00 16.03 16.06 16.09
BBC cursus DBC/DOT correct registreren 16.50 - 17.50
Cursuszaal 1
Cursuzaal 2
Cursuzaal 6
PROGRAMMA
209e vergadering 2015
19
20
Webers, C. Aychoua, N. Waard, P. de Diederen, R. Waard, P. de
Diederen, R. Ruiter, L. de
Hoevenaars, N. Hageman, F.
Lapid, R.
Jonker, S. Schellekens, P.
15.33 15.36
15.39 15.42
15.45
15.48 15.51
Posters
glaucoom Webers/ Jansonius
Algemene Ledenvergadering Lunch State of the art glaucoom 14.50 15.00 15.10 15.20 15.30
10.30 10.40 10.50 11.00
koffie
11.00 11.20 13.20 14.20 14.50 15.00 15.10 15.20 15.30
10.10 10.20
Hötte G Genders S
Bronkhorst, I. Phan, M. Hecke, M. van Walraven, I. Schlingemann, R. Toepassing NOG CA DME in de dagelijkse praktijk
Theelen, T. Keunen, J. Teussink, M. Koffie
Dijk, E. van Boon, C.
Donderdag 26 maart 2015 Tijd Springerzaal 09.00 Schuppen, S. van 09.10 Huet, R. van 09.20 Berge, J. ten 09.30 Demirkaya, N. 09.40 De Clerck, E. 09.45 Liesenborghs, I. 09.50 Pierrache, L. 10.00 Yzer, S.
10.20 10.30 10.40 10.50
Onderwerp Glaucoom Beckers/ Lemij
Theater Westland T Reuser T Mourits D Eenhorst C Gouyon Matignon C de Carvalho J de Siemerink M Darma S
Tijd 09.00 09.10 09.20 09.30 09.40 09.50 10.00 10.10
Med. Retina Schlingemann/ Vingerling
Onderwerp Med. Retina Hoyng/ Klaver
BBC cursus DBC/DOT correct registreren 14.50 - 15.50
Cursuszaal 1 Neuro-Ophthalmologie I: pupil stoornissen 09.00 -10.30
Cataract chirurgie managing complicated cases 14.50 - 15.50
epitheliale tumoren van conjunctiva, oogleden en omgeving 09.00 - 11.00
Diagnostiek en behandeling van
Cursuzaal 2
PROGRAMMA
209e vergadering 2015
Dickman, M. Littink, K. Etten, P. Dooren, B. Hendriks, M. Wisse, R. Nobacht, S. Wittenboer, P. Huis in't Veld, P. Geus, S. de Ye, L. Joosse, M. Velden, F. van der Safiruddin, F. Rijn, L. van Wang, W. Hoven, C. van den Brinkhorst, Y. Verhagen, F. Biggelaar, F. EINDE
16.23
17.30/ 19.00
17.02 17.05 17.08 17.11 17.14 17.17 17.20 17.23
16.56 16.59
16.53
16.47 16.50
16.44
16.35 16.38 16.41
16.32
16.26 16.29
16.00 16.20
Bijeenkomst WG Medische Retina
Gast, S. Coppens, S. Thee Hötte, G.
15.54
15.57
Groen, F.
Hettinga, Y.
Groot-Mijnes, J. de Boer, J. de EINDE
17.20
17.30 17.40 17.50
Haasnoot, A.
Visser, L. de
Beek-de Jong, L. vd
Graaf, M. de
Thee Kuiper, J.
17.10
17.00
16.50
16.40
16.30
16.00 16.20
Uveitis Rothova/de Boer DME/RVO 16.00 - 17.00
BBC cursus voor AIOS 16.30 - 17.30
DONDERDAG 26 MAART 2015
21
22
Theater Berendschot, T. Schlingemann, R. Mol, M. de Lechanteur, Y. Schauwvlieghe, A. Klaassen-Broekema, N. Klaver, C. Saksens, N. Buitendijk, G. Jong-Hesse, Y. de Koffie
Hoyng, C. De NOG richtlijn LMD in de dagelijkse praktijk
Bauer, N. Thepass, G. Henry, Y. Siemerink, M. Darma, S. Vrijman, V. Klijn. S.
Tijd 09.00 09.10 09.20 09.30 09.40 09.50 10.00 10.10 10.20 10.30 10.40
11.10
11.40 11.50 12.00 12.10 12.20 12.30 12.40
Cataract Henry/Reus
Onderwerp Med. Retina Boon/van Hecke
Tijd 09.00 09.10 09.20 09.30 09.40 09.50 10.00 10.10 10.20 10.30 10.40 10.50 11.00 11.20 11.30 11.40 11.50 12.00 12.10 12.20 12.30
Vrijdag 27 maart 2015 Springerzaal Marinkovic, M. Beek, J. van Kapiteijn, E. Kilic, E. (SOE) Mourits, D. Luyten, G. Yavuzyigitoglu, S. Verdijk, M. Dogrusoz, M. Jager, M. Koopmans, A. Moll, A. Koffie Cornelissen, T. Genders, S. Gouyon Matignon, C. Veer, E. van der Kalmann, R. Coumou, A. Potgieser, P. Lunch Orbita Mourits/ Paridaens
Onderwerp Oncologie Luyten/Moll
Fundus autofluorescentie in de praktijk 11.00 - 12.00
Cursuszaal 1 Cataract en lensluxatie op de kinderleeftijd 09.00 - 10.00
BBC cursus Correct registreren 11.20 - 12.20
Cursuzaal 2 Neuro ophthalmologie II: wat te doen bij onscherpe papil 09.00 - 11.00
PROGRAMMA
209e vergadering 2015
Lunch State of the art Tukkers, F. Reus, N. Wielders, L. Lapid, R. Nibourg, L. Thee
EINDE
12.50 14.00 14.40 14.50 15.00 15.10 15.20 15.30
16.30
Cataract Lapid/Joosse
14.40 14.50 15.00 15.10 15.20 15.30 15.40 16.30 Kloos, R. Kwak, A. Keizer, R. de Rengifo Coolman, A. Hartong, D. Saeed, P. Thee EINDE
Orbita Plast.Chir. Saeed Basale indicatiestelling en behandel strategieën IVI's 14.40 - 15.40
kinderoogheelk. (160) 14.00/15.00 Echografie van het oog 14.40 - 16.40 USG onderzoek op fantoom
14.00/16.00
VRIJDAG 27 MAART 2015
23
AANTEKENINGEN
24
209e vergadering 2015
WORKSHOPS EN CURSUSSEN
25
WORKSHOPS EN CURSUSSEN WOENSDAG 25 MAART Er is een gevarieerd en ruim aanbod van workshops en cursussen. Deelname is mogelijk indien u op dezelfde dag ook bent ingeschreven als deelnemer aan de jaarvergadering. Er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar per cursus. Glaucoom: basiscursus gezichtsveldonderzoek 09.00 – 11.00 uur, zaal 1 Achtergrond: Het beoordelen van de resultaten van statische perimetrie is niet moeilijk, maar voor een goede beoordeling is een systematische aanpak vereist. Aan het einde van de cursus is de cursist in staat een gezichtsveld systematisch te beoordelen. Cursusinhoud: De cursus bestaat uit een voordracht waarin alle facetten die nodig zijn om een gezichtsveld te beoordelen aan bod komen. Welke test kies je? Is het onderzoek betrouwbaar? Wat zijn veelvoorkomende artefacten en hoe herken je die? Wat zeggen de verschillende plaatjes op de uitdraai? Wat betekenen de global indices? Hoe onderscheid je een normaal van een afwijkend veld? Welke afwijkingen passen bij glaucoom? En welke bij andere pathologie? Na de voordracht volgt individueel oefenen met gezichtsvelden die aan het einde zullen worden besproken. Docenten: R.P.H.M. Müskens, N.M. Jansonius Slecht zien en toch autorijden: wat zijn de mogelijkheden? 09.00 – 10.00 uur, zaal 2 De oogarts heeft een belangrijke taak in de patiëntenvoorlichting over het autorijden. Voor slechtziende mensen bestaan er sinds een paar jaar unieke mogelijkheden om het rijbewijs te behouden of te behalen. Zo kunnen mensen met een lage gezichtsscherpte leren autorijden met een Bioptisch Telescoop Systeem (BTS). Daarnaast bestaan voor patiënten met gezichtsvelduitval (o.a. hemianopsie) speciale kijkstrategietrainingen die hen kunnen helpen om veilig auto te rijden. Programma: wet/regelgeving rijbewijskeuring, compenseren van visuele, cognitieve, operationele en tactische rijtaken, autorijden met lage gezichtsscherpte en een BTS of nystagmus, autorijden met gezichtsvelduitval. Voor oogartsen biedt deze cursus een compleet overzicht van de laatste ontwikkelingen over wet- en regelgeving, hulpmiddelen en trainingen t.b.v. het rijbewijs. Docenten: M. Tan(CBR), B. Melis-Dankers (Visio), W. van Damme (Visio), G. de Haan (neuropsycholoog)
26
209e vergadering 2015
WORKSHOPS EN CURSUSSEN Nieuwe ontwikkelingen in diagnostiek en behandeling van het uveamelanoom 10.20 – 11.20 uur, zaal 2 Deze cursus is erop gericht om de oogarts op de hoogte te brengen van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van diagnostiek en behandeling van het uveamelanoom. De beeldvormende technieken voor intraoculaire tumoren zijn door de ontwikkeling van een 7 Tesla MRI scan nog beter geworden. Terwijl de behandeling van de primaire tumor nu wordt uitgevoerd met radioactieve plaques, zal door de komst van een protonencentrum deze behandeling ter beschikking komen. Het is belangrijk te weten welke tumoren een verhoogd risico hebben op uitzaaiingen om mensen een goede screening aan te bieden. De behandeling van metastasen door middel van immunotherapie en targetted therapy wordt bestudeerd in clinical trials. Voor de ontwikkeling van deze targetted therapy is het belangrijk tem weten welke mutaties voorkomen in deze tumor. Docenten: G.P.M. Luyten, M. Marinkovic, J.W. Beenakker, M.J. Jager, H.W. Kapiteijn Oogletsel door vuurwerk en dan? 11.20 – 12.20 uur, zaal 1 Oogletsels door vuurwerk behoeven spoedeisende zorg om verdere schade te voorkomen. Triage en letsel inschatting zijn cruciaal voor de planning van de behandeling. In deze cursus zullen de 7 trauma’s door vuurwerk behandeld worden en de cursisten de therapeutische (on)mogelijkheden getoond worden om een adequate behandeling van vuurwerk gerelateerde trauma’s uit te voeren. Niet alleen in spoed fase maar ook aspecten van de late nazorg op oculoplastisch en cornea-chirurgisch gebied komen aan bod. Docenten: L. Remeijer, J.T.H.N. de Faber, A.D.A. Paridaens De nieuwste inzichten in de ontwikkelingen behandeling van myopie 11.40 – 12.40 uur, zaal 2 De prevalentie van myopie en hoge myopie neemt dramatisch toe in de wereld. Ook in Nederland verwachten we een forse stijging van het aantal complicaties door myopie. Iedere oogarts zal de consequenties hiervan in zijn praktijk bemerken. In deze cursus wordt u op de hoogte gesteld van de nieuwste inzichten in het ontstaan van myopie, het risico profiel van myopie en de kans op blindheid. U leert over de behandeling van progressieve myopie op de kinderleeftijd, over de chirurgische overwegingen bij lensimplantatie, over de moeilijke diagnostiek van glaucoom en over de nieuwste ontwikkelingen van vitreoretinale chirurgie bij myopie. Docenten: C.C.W. Klaver, J.W.L. Tideman, J.R. Polling, G.P.M. Luyten, H.G. Lemij, B.J. Klevering
27
WORKSHOPS EN CURSUSSEN Glaucoom: Follow up van glaucoom patiënten Woensdag 26 maart, 15.00 – 17.00 uur, zaal 1 De follow-up van glaucoompatiënten lijkt een complex en onoverzichtelijk gebeuren, onder andere door de vele ontwikkelingen die er zijn op het gebied van imaging en perimetrie. Met een paar eenvoudige basisregels kan de zorg van glaucoompatiënten echter zowel goed als efficiënt georganiseerd worden. De cursus bestaat uit een voordracht waarin praktische regels voor glaucoomzorg worden gegeven gevolgd door het individueel oefenen met behulp van casuïstiek waarbij de kern wordt gevormd door de belangrijkste diagnostische test, het gezichtsveldonderzoek. Vier fases in de zorg worden onderscheiden: (1) het stellen van de diagnose, (2) het vaststellen van een streefdruk, het instellen op therapie en het opbouwen van een perimetrische baseline, (3) progressiedetectie in de eerste vijf jaar van de follow-up en (4) progressiedetectie na vijf jaar follow-up. In die laatste fase speelt de interactie tussen stadium, snelheid van achteruitgang en levensverwachting een centrale rol. Docenten: N.M. Jansonius, R.P.H.M. Müskens How to get started with Descemet Membrane Endothelial Keratoplasty (DMEK) 14.30 – 15.30 uur, zaal 2 The purpose of this course is to introduce and describe DMEK, to provide necessary information needed to start with this surgical technique, and to emphasize key steps to make this technique feasible for starting and experienced corneal surgeons. The course will also entail the results of more than 600 surgeries with a maximum follow-up of 7 years. Content of the course: Evolution of endothelial keratoplasty up to DMEK, indications and patient selection. Descemet membrane graft harvesting and preparation. Standardized surgical technique and alternative surgical techniques. Clinical outcomes (visual acuity, refraction, endothelial cell density). Intra- and postoperative complications, prevention and management. Docenten: I. Dapena, L. Baydoun, J. Lie, G. Melles
28
209e vergadering 2015
WORKSHOPS EN CURSUSSEN Basiscursus Pentacam cornea topografie 15.50 – 16.50 uur, zaal 2 Keratoconus is een belangrijke contra-indicatie voor refractieve laser behandeling maar ook voor torische en multifocale IOL’s. Daarmee is zorgvuldige interpretatie van cornea topografie relevant voor veel oogartsen. Er zijn verschillende cornea topografen op de markt, de cursus is toegespitst op de Pentacam. De cursus bestaat uit een deel theorie en achtergronden, een deel patroonherkenning specifiek gericht op keratoconus met veel voorbeelden en eindigt met een interactieve quiz waarbij allerlei cornea aandoeningen aan de orde komen. Aan het eind van de cursus is de cursist in staat een Pentacam scan systematisch te beoordelen. De bedoeling is dat inzicht wordt overgebracht, geen trucjes of regeltjes die je snel weer vergeet. Docenten: R. Stoutenbeek, R.H.J. Wijdh BBC cursus: DBC/DOT correct registreren en de wijzigingen per 2015 16.50 – 17.50 uur, zaal 1 Kent u de regels? Aan de orde komen onder andere de financiering van optometrie en orthoptie en parallelliteit. Ook komen wijzigingen per 2015 in DBC/ DOT aan bod. Uiteraard hoort de BBC graag uw vragen en problemen. Docenten: C.B.J. Moerland, H.A.L.F. Hoogstede
29
WORKSHOPS EN CURSUSSEN DONDERDAG 26 MAART Neuro-ophtalmologie 1: pupil stoornissen 09.00 – 10.30 uur, zaal 1 De cursus geeft een praktische handleiding hoe te handelen op de oogheelkundige poli met pupilafwijkingen. Het pijnlijke Horner-syndroom inclusief het stappenplan d.m.v. druppelproeven anno 2015 en de beeldvorming die nodig is in acute situaties. Hiervoor een korte inleiding en uitleg van de fysiologische anisocorie. Het tweede deel van de cursus is gericht op de differentiaal diagnostiek van anisocorie, o.a. bij de Adie pupillen en parasympaticus uitval. Docenten: G. Porro, R.J.W. de Keizer, J.R.M. Cruysberg Oculo-Dermato-Oncologie: diagnostiek en behandeling van epitheliale tumoren van conjunctiva, oogleden en omgeving 09.00 – 11.00 uur, zaal 2 Aan de orde komen beeldvorming, documentatie, wijze van biopteren en aanleveren, medicamenteuze, fysische en chirurgische behandelopties, reconstructie. Programma: Periorbitale non-melanoma skin cancers, Ocular Surface Squamous Neoplasia (OSSN): diagnose en behandeling, het traject tussen de aanvraag en uitslag van de PA: denk mee met de patholoog, maatwerk in de chirurgische en niet chirurgische behandeling van ooglidmaligniteiten aan de hand van casuïstiek. Docenten: W.J. Japing, R.H.J. Wijdh, J.R. Spoo, W.F.A. den Dunnen BBC Cursus: DBC/DOT correct registreren en de wijzigingen per 2015 14.50 – 15.50 uur, zaal 1
30
209e vergadering 2015
WORKSHOPS EN CURSUSSEN Premium intraocular lenses in cataract surgery: managing complicated cases 14.50 – 15.50 uur, zaal 2 Participants will gain an understanding of the main principles and possible pitfalls of using toric and multifocal intraocular lenses (IOLs) to treat astigmatism and presbyopia during cataract surgery. The workflow of premium IOL’s, including preoperative examinations, surgical procedure, postoperative complications and causes of suboptimal outcomes will be discussed. During this course we will focus on possible sources of residual astigmatism following toric IOL imlantation, including IOL misalignment, errors in IOL calculations, unexpected amounts of surgically induced astigmatism and the influence of posterior corneal astigmatism. In addition, we will evaluate the use of high toric IOLs in complicated cases. Participants will gain a better understanding on main issues regarding the use of multifocal IOLs in cataract surgery and prebyopic lens exchange. This will be done based on clinical cases of dissatisfied patients. Finally, treatment strategies on managing suboptimal outcomes following premium IOLs will be discussed. Docenten: R.M.M.A. Nuijts, N.J.C. Bauer, R. Lapid-Gortzak, N. Reus, M. Luger, N. Visser DME/RVO 16.00 – 17.00 uur, zaal 1 Onderwerpen: DRDRnet T protocol en andere recente studies bij DME: implicaties voor de klinische praktijk. Toepassing van de NOG critical appraisal DME in de dagelijkse praktijk. Behandeling van RVO: een praktische handleiding. Docenten: M. van Hecke, R. Schlingemann, C. Boon BBC cursus voor AIOS 16.30 – 17.30 uur, zaal 2 De basiskennis van financiële regelgeving en structuur die voor elke oogarts van belang zijn, komen aan de orde in deze cursus. Drie onderwerpen zijn daarbij de leidraad: 1. DBC systematiek, DOT bomen, registratieregels, coderen en declareren. 2. Ziekenhuisfinanciering en integrale tarieven sinds januari 2015. 3. Als oogarts beginnen: waar moet je aan denken? Goodwill en onderhandelingen. Een samenwerking tussen de BBC en LVAO. Enige kennis zal opgedaan worden via een e-module van DBC Leergang. Docenten: H.A.L.F. Hoogstede, C. Moerland, L.K. van der Beek-de Jong
31
WORKSHOPS EN CURSUSSEN VRIJDAG 27 MAART Cataract en lensluxatie op de kinderleeftijd 09.00 – 10.00 uur, zaal 1 Deze interactieve cursus beoogt handvaten te geven voor de aanpak van kinderen met cataract en lensluxatie. Aan de hand van casuïstiek wordt ingegaan op de verschillende typen cataract/lensluxatie, uit te voeren diagnostiek naar onderliggende oorzaken, indicatiestelling voor conservatieve of chirurgische behandeling, per- en postoperatief beleid en lange termijn follow up. Daarnaast wordt specifiek ingegaan op de mogelijkheden en voor- en nadelen van verschillende vormen van correctie en op de vraag of en zo ja, welke implantlens geplaatst moet worden. Met beeldmateriaal zal getoond worden wat de (on) mogelijkheden zijn van chirurgie bij jonge kinderen met cataract/lensluxatie. Docenten: N. Schalij-Delfos, M. Tjon Fo Sang, J.T.H.N. de Faber, M. Sminia Neuro-ophthalmologie II: wat te doen bij een onscherpe papil 09-00 – 11.00 uur, zaal 2 Centraal in de cursus staat de differentiaal diagnose en welke methoden het meest geschikt zijn om tot een diagnose te komen. De cursus start en sluit af met een quiz en test de kennis van de deelnemers. Vervolgens het papiloedeem en het gebruik van de OCT, de AION met het hoe en wanneer te starten met de behandeling. Docenten: M.J. van Schooneveld, N.J.C. Bauer, J.A.M.van Everdingen, R.J.W. de Keizer Fundus Autofluorescentie in de praktijk 11.00 – 12.00 uur, zaal 1 Onderzoek van de autofluorescentie van het achtersegment (FAF) is van groot belang voor de diagnostiek van netvlies aandoeningen. Diagnostische FAF kan als regel met reeds bestaande apparatuur worden uitgevoerd en dus ook in een niet-academische setting. Werden er aanvankelijk vooral zeldzame erfelijke netvliesaandoeningen met FAF bestudeerd, tegenwoordig worden ook aandoeningen zoals macula degeneratie en uveïtis steeds vaker met FAF onderzocht en vervolgd. FAF is een relatief snel onderzoek dat niet alleen verborgen pathologie in beeld kan brengen, maar tevens licht kan werpen op de functionaliteit van het netvlies en het pigmentepitheel. Deze cursus geeft inzicht in het beoordelen van verminderde en verhoogde signalen van autofluorescentie. Nieuwe ontwikkelingen, zoals kwantitatief meten van lipofuscine, komen ook aan de orde. De autofluorescentie cursus wordt dit jaar voor de laatste keer aangeboden. Docenten: T. Theelen, S. Schmitz-Valckenberg, B.J. Klevering
32
209e vergadering 2015
BBC cursus: DBC/DOT correct registreren en de wijzigingen per 2015 11.20 – 12.20 uur, zaal 2 Basale indicatiestelling en behandelstrategieën IVI’s 14.40 – 15.40 uur, zaal 1 Een interactieve praktische cursus LMD, de NOG richtlijn in de dagelijkse praktijk, recente resultaten van klinische en epidemiologische studies bij LMD: impact voor de praktijk. Pitfalls en non-response bij LMD: hoe voorkom ik over- en onderbehandeling. Docenten: C.B. Hoyng, B.J. Klevering, R.O. Schlingemann Echografie van het oog, demonstratie basisprincipes en patiëntendemonstratie 14.40 – 16.40 uur, zaal 2 Met behulp van deze cursus willen wij u vertrouwd maken met de principes van de echografie, geillustreerd met vele voorbeelden uit de praktijk en een patiëntendemonstratie (geen gelegenheid om zelf te oefenen). De basisprincipes van de echografie worden kort besproken, waarvoor de A- en B-scan dienen, de settings, oriëntatie en de verschillende echotechnieken. Onderwerpen die besproken worden: echo als de fundus niet te beoordelen is, wat kun je zeggen over papil en macula, cv bloeding, waar moet je op letten, membranen, die zijn altijd moeilijk, wat kun je doen, endophthalmitis, trauma, scleritis, tumoren, papil, instinkers, echografe bij kinderen. Waar let je op bij aanschaf van een echoapparaat. Docenten: W.J. Japing, S.M. Imhof, R. Erckens, M. Marinkovic
33
34
209e vergadering 2015
SPECIALE SESSIES
35
SOCIALE EVENEMENTEN SOCIALE EVENEMENTEN Feestavond NOG woensdag 25 maart, Puddingfabriek, 19.00 – 23.30 uur Ter gelegenheid van de 209e jaarvergadering organiseert het NOG voor haar leden een feest op woensdagavond 25 maart, aansluitend aan het wetenschappelijk programma. Voor deelname aan dit avondvullende programma wordt een kleine bijdrage per persoon gevraagd. De puddingfabriek is gesitueerd direct naast het Centraal Station van Groningen, Viaductstraat 3-4, 9725 BG Groningen. www.depudding.nl
36
209e vergadering 2015
SPECIALE SESSIES SPECIALE SESSIES LVAO algemene ledenvergadering De algemene ledenvergadering van de LVAO vindt plaats op woensdag 25 maart van 11.00 – 13.00 uur in zaal 6. ALV NOG De algemene ledenvergadering van het NOG vindt plaats op donderdag 26 maart van 11.20 – 13.20 uur in het Theater. VOVZ programma De Vereniging van Oogheelkundige Verpleging en Zorgverlening organiseert tijdens de ALV NOG op donderdag 26 maart een programma met als titel: Wat weten we van infectiepreventie en wat kunnen we van elkaar leren. Deze bijeenkomst is vrij toegankelijk, vindt plaats in zaal 1 en is gepland van 12.00 – 13.00 uur. DBC/DOT correct registreren en de wijzigingen per 2015 Kent u de regels? Aan de orde komen onder andere de financiering van optometrie en orthoptie en parallelliteit. Ook komen de wijzigingen per 2015 in DBC/DOT aan bod. Uiteraard hoort de BBC graag uw vragen en problemen. Kortom een interactieve sessie waarin voldoende ruimte voor uw vragen. Sprekers: drs. C.B.J. Moerland, senior beleidsmedewerker NOG en drs. H.A.L.F. Hoogstede, senior adviseur BBC NOG. De bijeenkomsten vinden plaats op: - Woendag 25 maart van 16.50 – 17.50 uur in zaal 1 - Donderdag 26 maart van 14.50 – 15.50 uur in zaal 1 - Vrijdag 30 maart van 11.20 – 12.20 uur in zaal 2 Vergadering commissie kwaliteit De vergadering van de commissie kwaliteit vindt plaats op woensdag 25 maart van 13.30 tot 15.30 uur in zaal 6. BBC spreekuur De leden van de commissie beroepsbehartiging zijn alle dagen in de lunchpauze te vinden in zaal 5 voor informeel overleg met NOG leden.
37
SPECIALE SESSIES Bijeenkomst werkgroep Medische Retina Donderdag 26 maart van 17.30 tot 19.00 uur, Theater vindt een bijeenkomst plaats voor de leden van de werkgroep Medische Retina.
38
209e vergadering 2015
INDELING NOG-STANDS 2015 Nr. Naam 1 Carl Zeiss 2 Laméris Ootech 3 Bayer 4 Rockmed 5 Bausch & Lomb 6 Medical Workshop 7 Alcon 8 Allergan 9 AMO 10 Ophtec 11 Laservision 12 Dorc 13 Théa Pharma 14 Oculenti 15 Newtricious 16 Low Vision Totaal 17 Koninklijke Visio 18 Genzyme 19 Medivital 19a Kuijpers Instruments 20 Shire 21 HKL 22 OPS 23 Eye-Med 24 Santen 25 Optronica 26 Simovision 27 Ursapharm 28 Synga Medical 29 Bartimeus
Afmeting 10 x 10 8 x 10 6 x 10 10 x 10 8 x 10 7,5 x 10 15 x 10 7x7 10 x 10 8x4 17 x 4 9x4 8x4 4x3 3x3 7x3 5x3 4x3 3x2 3x2 3x2 3x2 3x2 6x2 9x4 4x4 12 x 4 6x3 7x3 6x3
Non profits: Eye Care Foundation, Hoornvliespatiëntenvereniging, Light for the World, MD-vereniging, Oogvereniging
39
INDELING NOG-STANDS 2015
lift
HORECA (lunch) ingeschoven tribune
koof steekt uit
11
12
10 29
9
13
8 7
28
27 HORECA
14 15 2
16
4
6
26
3
5
25
17
1
18
24 19a
19 20
21 22
ingeschoven tribune
ingeschoven tribune
23
trappenhuis
150115a/MO
40
209e vergadering 2015
toiletten
lift
Petit Restaurant
Nood uitgang
Nood uitgang
hefplateau
dienst
Restaurant
Receptie
kitchen
lift
Zaal 2
toiletten
toiletten
Zaal 1
bar
Zaal 6
Zaal 5
regie
bar
Zaal 4
Zaal 3
toilets
service
toiletten
lift
Theatercafé berging
dienst
toiletten
lift
310507/MO.
onbewaakte garderobe
Hotel Mercure
lift
Martiniplaza
PLATTEGRONDEN MARTINIPLAZA GRONINGEN
41
JURY POSTERPRIJS 2015 Voorzitter: Prof. dr P.J. Ringens Leden: Dr. B.J. Klevering Dr. C.J.F. Boon
42
209e vergadering 2015
PROGRAMMA WOENSDAG 25 MAART 2015
43
WOENSDAG 25 MAART 2015
WETENSCHAPPELIJK ALGEMENE PROGRAMMA INFORMATIE EN SAMENVATTINGEN
WOENSDAG 25 MAART 2015
08.00
Inschrijving Congresbureau
09.00
01A
THEATERZAAL (A) WETENSCHAPPELIJKE VERGADERING C. Frambach en A. Geerards (Zoetermeer Oculenti):
09.10
Horizontale visuele irisdiameter (HVID) in relatie tot zachte contactlens-gerelateerde keratitis. SAMENVATTING: Doel: evaluatie van de relatie tussen HVID en zachte contactlensgerelateerde keratitis. Methode: de HVID van patiënten met een zachte contactlens-gerelateerde keratitis (ulcusgroep n = 32) en van zachte contactlens dragende patiënten (controlegroep n = 125) is vergeleken (onafhankelijke t-Toets). Resultaat: het verschil tussen de ulcusgroep (11,63 ± 0,4 mm) en de controlegroep (11,75 ± 0,36 mm) was niet statistisch significant (p = 0,10). Het percentage patiënten met een HVID ≤ 11,4 in de ulcus- en controlegroep was 28% respectievelijk 14%; het percentage patiënten met een HVID ≥ 12.2 mm in beide groepen 22% resp. 23%. Conclusie: de gemiddelde HVID van beide groepen kent geen significante verschillen. Belangenverstrengeling: werknemer. 02A L. Baydoun, L. Ham, I. Dapena en G. Melles (Rotterdam NIIOS):
Endothelial graft survival up to 7 years after Descemet membrane endothelial keratoplasty: effect of indication of surgery. SAMENVATTING: Purpose: to determine endothelial graft survival probability and endothelial cell density (ECD) decay and their potential association with the indication for surgery, in the first cohort undergoing Descemet membrane endothelial keratoplasty (DMEK). Methods: 353 DMEK eyes were evaluated up to 84 months after DMEK for Fuchs endothelial dystrophy (FED), bullous keratopathy (BK) and failed previous endothelial graft. Outcome measures were survival rates and ECD. Results: survival rate was 96.1% at three years and 95.1% at 5 and 7 years. At 3 years, average ECD was higher in FED than BK eyes (p = 0.003). Conclusions: promising graft survival rates and stable rates in ECD decrease up to 5 and 7 years after DMEK were found. Graft 44
209e vergadering 2015
09.30
WOENSDAG 25 MAART 2015
09.20
survival may vary with the indication. Belangenverstrengeling: geen. 03A J.T. Lie, L. Baydoun, I. Dapena, F.C. Lam, M. Dirisamer en G.R.J. Melles (Rotterdam Melles Hoornvlieskliniek): Hemi-DMEK transplantation – a novel method for increasing the pool of endothelial graft tissue. SAMENVATTING: Purpose: to evaluate the clinical outcome of using a large diameter semicircular Descemet graft in Descemet membrane endothelial keratoplasty (hemi-DMEK). Method: a prospective evaluation of the technical feasibility and clinical outcome of hemi-DMEK. Hemi-DMEK was performed in 3 eyes of 3 patients with Fuchs endothelial dystrophy. Results: BCV as at 6 months were 20/28 (0.7), 20/40 (0.5; amblyopic eye) and 20/17 (1.2). At 1 month, ECD decreased 31-49% and endothelial cell migration appeared to continue up to 6 months. Central corneal thicknesses decreased from 682-707 µm before surgery to 489-534 µm at 6 months. No intra- or postoperative complications were seen. Conclusion: hemi-DMEK proved technically feasible and may give visual outcomes similar to those in route DMEK. This technique may have the potential to double the availability of donor endothelial tissue for DMEK surgery. Belangenverstrengeling: geen. 04A I. Dapena, C. Monnereau, L. Baydoun, M. Bruinsma, L. Ham, S. Oellerich en G.R.J. Melles (Rotterdam NIIOS):
Endothelial cell changes as an indicator for upcoming allograft rejection following Descemet membrane endothelial keratoplasty (DMEK). SAMENVATTING: Purpose: to report early, specific changes in donor endothelial cell (EC) morphology as a predictor of an upcoming allograft rejection after DMEK. Methods: out of 500 DMEK eyes, 7 developed an allograft rejection. EC images prior to, during and after the rejection episode were analyzed and compared with a control group of 49 DMEK eyes. EC morphology was evaluated by subjective scoring as well as by an objective comparison. Results: subjective scores were higher before and after rejection than in the DMEK control. EC density differed before and after rejection, while hexagonality did differ before, but not after rejection. Conclusion: allograft 45
WOENSDAG 25 MAART 2015
09.40
rejection may not be an acute event, but rather a slow onset immune response. Early, specific changes in endothelial cell morphology were found to ‘announce’ an upcoming allograft rejection. Belangenverstrengeling: geen. 05A J. van Rooij en M. van Heemskerk (Rotterdam Oogziekenhuis): HLA matching and cornea transplantation outcome in The Netherlands. SAMENVATTING: Aim: to investigate the effect of HLA mismatches on cornea transplant outcome. Methods: 490 HLA matched cornea transplants performed in 2000-2013 were analysed. The impact of HLA matching and other factors on 5 year graft survival were evaluated with the aid of univariate and backward selection multivariate Cox regression analyses. Results: univariate analysis: the sum of HLA-A and –B mismatches (Hazard ratio (HR): 1.681; p = 0.007) and pre-transplant deep stromal vascularisation (HR = 1.340; p < 0.001) are associated with graft failure. Prior graft failure (HR = 2.649; p = 0.003) and trauma (HR = 5.844; p < 0.001) are associated with worse graft survival. HLA-DR mismatching did not significantly affect graft survival (P > 0.05). Conclusion: HLA-A and –B matching appears to have more influence on cornea transplant outcome than HLA-DR matching. Belangenverstrengeling: geen.
09.50
06A M. M. Dickman, P.J. Kruit, L. Remeijer, J. van Rooij, R.H.J. Wijdh, A. van der Lelij, T.T.J.M. Berendschot, F.J.H.M. van den Biggelaar en R.M.M.A. Nuijts (Maastricht UMC):
Voorlopige resultaten van een multicenter gerandomiseerde studie naar ultra-thin (UT) DSAEK versus standaard dikte DSAEK. SAMENVATTING: Doel: vergelijking tussen precut UT-DSAEK en precut standaard dikte DSAEK. Methode: multicenter prospectieve gerandomiseerde klinische studie. 65 patiënten met Fuchs Endotheel Dystrofie zonder andere visuele co-morbiditeiten zijn geincludeerd in 4 centra. Donor corneas zijn voorgesneden door de Euro Cornea Bank. Resultaten: lameldikte bedroeg 101±37 µm (UT-DSAEK) en 209±37 µm (standaard DSAEK). ETDRS BSCVA bedroeg 0.35±0.2logMAR preoperatief; 0.16±0.12logMAR (UT), 0.29±0.13logMAR (standaard), p = 0.001 3-maanden postoperatief en 0.15 46
209e vergadering 2015
10.10
WOENSDAG 25 MAART 2015
10.00
±0.1logMAR (UT), 0,29±0.13logMAR (standaard), p = 0.03 6-maanden postoperatief. De hyperopic shift bedroeg 0.8±1.15D in beide groepen. Endotheelceldensiteit bedroeg 2667±143 cellen/mm2 preoperatief, 1523±224 cellen/mm2 3-maanden postoperatief en 1483±226 cellen/ mm2 6-maanden postoperatief in beide groepen. Conclusie: UT-DSAEK leidt tot sneller en beter visueel herstel ten opzichte van standaard DSAEK met vergelijkbare hyperopic shift en endotheelcendensiteit. Belangenverstrengeling: adviseurschap. 07A R.H.J. Wijdh, N.M. Jansonius en V.W. Renardel de Lavalette (Groningen UMC): Chirurgische behandeling van Peter’s anomaly. SAMENVATTING: Bij Peter’s anomaly is er sprake van een afwijking aan het voorsegment waarbij er vanaf de geboorte naast corneatroebelingen vaak iridocorneale adhesies, cataract en glaucoom aanwezig zijn. Aan de hand van 2 patiëntjes die op een leeftijd van 2 respectievelijk 10 maanden een corneatransplantatie ondergingen aan beide ogen zullen de voorbereidingen en de operatietechniek worden besproken die bij de behandeling van dit complexe ziektebeeld op deze jonge leeftijd het meest geschikt is. Daarnaast zal het postoperatieve beloop in kaart worden gebracht. Belangenverstrengeling: GEEN.
08A T.H. van Essen, L. van Zijl, A.A. Mulder, C.C. Lin, H.J. Lai, G.P.M. Luyten, A.E.L. Ghalbzouri en M.J. Jager (Leiden UMC): Implantatie van vissencollageenmatrix in konijnen. SAMENVATTING: Doel: de in vivo interactie tussen een vissencollageenmatrix en de cornea onderzoeken. Methode: de vissencollageen matrix werd intrastromaal geïmplanteerd in de cornea van 7 albino konijnen; 7 andere konijnen ondergingen dezelfde procedure, echter zonder implantatie en dienden als controle. Alle dieren werden gedurende 6 weken geobserveerd, waarna histologisch de corneamorfologie en infiltratie met ontstekingscellen werd bekeken. Resultaten: de cornea bleef helder gedurende de follow-up en er trad geen verdunning of immunologische afstoting op. Conclusie: de vissencollageenmatrix is compatibel met de levende cornea. Belangenverstrengeling: financiering onderzoek. 47
WOENSDAG 25 MAART 2015
10.20
KOFFIE-PAUZE
10.40
C.A. Eggink, P. Verweij en AJMM Rijs(Nijmegen Radboudumc):
09A
Chloorhexidine 0.02% voor schimmel-keratitis.
10.50
48
SAMENVATTING: Doel: naar aanleiding van een patiënt met een keratitis o.b.v. dubbelinfectie met Fusarium en Acanthamoebe vroegen wij ons af of chloorhexidine ook effectief is voor de behandeling van schimmels. Methode: in vitro activiteit werd getest van chloorhexidine tegen vaak resistente schimmels (Aspergillus fum, Paecilomyces, Scedosporium en Fusarium). Resultaat: chloorhexidine bleek zeer actief (remmend en dodend) tegen alle geteste soorten bij een concentratie van 0.00002%). Conclusie: chloorhexidine 0.02% zou voor de behandeling van een schimmelkeratitis ingezet kunnen worden. Vervolgonderzoek richt zich op de interactie tussen chloorhexidine en antifungale middelen. Belangenverstrengeling: geen. 10A S. Verkerk, A.C. Randag, A.T. van Goor, S.T.J.M. Gast, B.T. van Dooren, A. van der Lelij, C.A. Eggink en andere leden van de corneawerkgroep (Nijmegen Radboudumc). Acanthamoebe keratitis in Nederland, 2009-2013. SAMENVATTING: Doel: onderzoeken van de epidemiologie van acanthamoebe keratitis in Nederland. Methode: retrospectief werden de patiënten met acanthamoebe keratitis die tussen 2009-2013 in Nederland zijn gezien geanalyseerd door middel van statusonderzoek. Resultaten: in totaal 127 ogen van 122 patiënten werden geincludeerd. De gemiddelde leeftijd bij presentatie was 38 jaar. Van de acanthamoebe keratitiden was 94% geassocieerd met contactlensgebruik. De gemiddelde tijd tussen het eerste bezoek aan een oogarts en de diagnose was 33 dagen (range 0-288). In 58% van de gevallen werd in eerste instantie gedacht aan een herpes keratitis. Bij 36% van de patiënten werd een perforerende keratoplastiek verricht. Bij de eindcontrole had 67% van de patiënten een visus van 0.50 of hoger en 20% van de patiënten had een visus van 0.10 of lager. Belangenverstrengeling: geen.
209e vergadering 2015
11.10
WOENSDAG 25 MAART 2015
11.00
11A
A. van der Lelij (Utrecht UMC): Zijn A-spikes typisch voor acanthamoebe-keratitis? SAMENVATTING: Inleiding: de diagnose acanthamoebe keratitis (AK) is klinisch moeilijk te stellen. Bij een dergelijke keratitis kunnen A-spikes worden waargenomen. De vraag is of deze A-spikes een bijdrage kunnen leveren aan het stellen van de diagnose. Methode: A-spikes kunnen waargenomen worden wanneer men met strijklicht de cornea bekijkt met de spleetlamp. Van 2009 t/m 2013 hebben wij 23 patiënten in het UMCU gezien met een door een pos. PCR en/of een positieve kweek bevestigde diagnose AK. De spleetlampfoto’s, gemaakt bij het 1e consult werden retrospectief bekeken en gescoord op de aanwezigheid van A-spikes. De 22 patiënten werden ingedeeld in 4 groepen op basis van de duur van de klachten. Resultaten: 4 patiënten hadden geen A-spikes, 7 mogelijk en 11 (48%) vertoonden A-spikes. Er bestond geen relatie met de duur van de klachten. Conclusie: A-spikes kunnen niet in alle gevallen van een AK worden gezien. Zij kunnen echter wel een bijdrage leveren aan het stellen van een diagnose. Belangenverstrengeling: geen. 12A N. Soeters, R.P.L. Wisse, D.A. Godefrooij, S.M. Imhof en N.G. Tahzib (Utrecht UMC): Transepithelial versus epithelium-off corneal crosslinking for the treatment of progressive keratoconus: a randomized controlled trial with one year follow-up results. SAMENVATTING: Doel: vergelijking tussen transepitheliale corneal crosslinking (TE-CXL) en epithelium-off (epi-off) CXL bij progressieve keratoconus. Methode: prospectieve gerandomiseerde studie waarbij patiënten met TE-CXL (n=35) of epi-off CXL (n=26) werden behandeld. Visus, refractie en Scheimpflug topografie werden geanalyseerd na 1, 3, 6 en 12 maanden. Resultaten: gemiddelde maximale keratometrie (Kmax) bleef stabiel in de TE-CXL groep en nam in de epi-off groep vanaf 3 maanden significant af met 1.2-1.5 dioptrie (D) (P=0.022). Acht ogen (23%) in TE-CXL groep hadden > 1 D Kmax toename na 1 jaar (1.3-5.4 D) versus geen in de epi-off groep (P=0.017). Gecorrigeerde visus verbeterde significant in beide groepen. De TE-CXL groep had geen complicaties, in de epi-off groep ontstond in 4 ogen (15%) complicaties. Conclusie: TE-CXL was minder effectief om keratoconus progressie te stoppen dan epi-off CXL. Belangenverstrengeling: financiering onderzoek. 49
WOENSDAG 25 MAART 2015
11.20
11.30
50
13A
S. Imhof, D. Godefrooij, K. Boom, N. Soeters en R. Wisse (Utrecht UMC): Validating predictors for crosslinking treatment effects for keratoconus. SAMENVATTING: Doel: to investigate and validate putative prognostic factors for visual acuity and keratometry one year following epithelium-off corneal crosslinking for progressive keratoconus. Methode: we investigated two cohorts of 102 and 112 consecutively treated eyes. Primary treatment outcomes were LogMAR corrected distance visual acuity and maximum keratometry one year after treatment. Univariable and multivariable analysis were performed and our prediction model was tested. Resultaten: in univariable as well as in multivariable analysis, visual acuity and eccentricity were the only repeatable predictors for visual acuity and keratometry respectively. Our prediction model for visual acuity performed mediocre in the new cohort (R2 0.18). Conclusie: repeatability of results is essential for validity. The role of visual acuity and eccentricity as the only independent predictors is confirmed. Belangenverstrengeling: financiering onderzoek. 14A R.P.L. Wisse, G.M. de Vey Mestdagh, J.J. Kuipers, J.C.A. Broen, S.M. Imhof, T.R.D. Radstake en A. van der Lelij (Utrecht UMC): The role of aging processes in keratoconus. SAMENVATTING: Aim of this study is to identify intracellular markers of aging or DNA damage that might play a role in the development of keratoconus. Methods: three different groups of corneal samples were analyzed for aging markers: keratoconus corneas, decompensated corneas and healthy controls. RNA was analyzed for the expression levels of 26 aging- or cell cycle-related genes. DNA was analyzed for telomere length and double stranded breaks. Results: twelve of the 26 genes, showed sigificant differences in expression between keratoconus and healthy controls. Five of these 12 gene expressions and all three genes expression borderline significance are related to the mTOR-pathways. Telomere length and DNA damage did not differ significantly. Conclusion: a potential new relationship between keratoconus upregulation of the intracellular mTOR-pathway in corneal tissue was found. Belangenverstrengeling: financiering onderzoek. 209e vergadering 2015
11.50
WOENSDAG 25 MAART 2015
11.40
15A E.S. Visser, N. Soeters, R.P.L. Wisse, S.M. Imhof en A. van der Lelij (Utrecht UMC): MSc. SAMENVATTING: Doel: onderzoek naar de medische indicaties voor contactlenzen, de toegepaste contactlenzen en de objectieve en subjectieve resultaten hiervan. Methode: deze prospectieve observationale studie includeerde unilaterale ogen van 281 patiënten ≥ 18 jaar met contactlenzen op medische indicatie. Looptijd van de studie was 3 maanden. Best gecorrigeerde visus (CDVA) met en zonder contactlens, draagtijd en subjectieve vragenlijsten (1-100 visueel analoge schaal (VAS)) werden geanalyseerd. Resultaten: de meest voorkomende indicaties waren keratoconus (25%), keratitis sicca (23%) en keratoplastiek (20%). De toegepaste contactlenzen waren hoofdzakelijk scleralenzen (53%) en zachte contactlenzen (35%). De mediaan van logMAR CDVA was 0.301 zonder- en 0.097 met contactlens. De medianen van de VAS scores waren 84 (comfort), 76 (kwaliteit gezichtsscherpte) en 85 (algemene tevredenheid). Conclusie: contactlenzen gaven visusverbetering bij nagenoeg alle indicaties en werden subjectief positief beoordeeld. Belangenverstrengeling: aandeelhouder. 16A I.J.E. van der Meulen, J.M.J. van Vliet, C.P. Nieuwendaal en R. Lapid-Gortzak (Amsterdam AMC Oculenti): Contactlenzen voor visuele rehabilitatie na oculair trauma. SAMENVATTING: Doel: onderzoek naar het nut van contactlenzen voor visuele rehabilitatie na oogheelkundig trauma. Methode: retrospectief statusonderzoek. Resultaten: 20 patiënten werden geïdentificeerd. Gemiddelde leeftijd was 27.3 jaar (range, 4.8-72.0); 6 waren jonger dan 15 jaar. 80% was man. Mediane aantal operaties per oog was 2.0 (range, 0-12) en 5 ogen waren afaak (25%). Mediane best gecorrigeerde visus met bril was 0.32 (range, 1/3001.0) en met CL 0.50 (range, 1/300-1.0). De gezichtsscherpte verbeterde in 65% van de patiënten met CL correctie in vergelijking met brilcorrectie. Andere redenen voor CL-gebruik waren correctie van irregulair corneaastigmatisme, vermindering van strooilicht of verbetering van comfort of cosmetiek. Conclusie: na oogheelkundig trauma zijn CL een belangrijk onderdeel van het therapeutisch arsenaal. Belangenverstrengeling: geen. 51
WOENSDAG 25 MAART 2015
12.00
12.10
12.20
52
17A R.M.M.A. Nuijts, H.J.M. Beckers, F. Goezinne, A. Hacking, M.A.B. van Helden, F.J.H.M. van den Biggelaar en C.A.B. Webers (Maastricht UMC) Management van een adenovirus epidemische keratoconjunctivitis (EKC) outbreak Methode: beschrijven van het management van een EKC outbreak inclusief determineren van epidemiologische factoren, hernieuwd vaststellen van hygiëne-maatregelen en aanpassen van infectiepreventie protocollen. Resultaten: in de zomer van 2014 werden in een periode van 6 weken 31 gevallen van EKC vastgesteld, waarvan 30 een nosocomiale besmetting betroffen. Maatregelen bestonden uit het instellen van een management outbreakteam, strikte segregatie van patiëntenstromen met een vermoedelijke EKC besmetting, intensiveren van hygiënemaatregelen (personen, apparatuur en werkplek). Deze maatregelen beëindigden de outbreak en na 6 maanden werd naar een regulier hygiëne/preventie protocol teruggeschaald. Conclusie: effectief management van een EKC outbreak vereist een arbeidsintensieve multidisciplinaire aanpak en strikt doorvoeren van hygiëne- en infectiepreventie protocollen. Belangenverstrengeling: geen 18A B.L.M. Zijlmans (Rotterdam OZR): Correctie van hoge myopie door middel van implantlenzen. SAMENVATTING: Vanaf maart 2013 tot en met november 2014 werden in 60 ogen implantlenzen geplaatst om de hoge myopie en/of astigmatisme te corrigeren. Er werden 30 ICL implantlenzen en 30 Artiflex implantlenzen geplaatst. Doel: het vergelijken van de outcome tussen deze 2 typen phake implantlenzen. Conclusie: beide typen implantlenzen laten uitstekende resultaten zien in het corrigeren van hoge myope sterktes. In verband met het overlappende indicatiegebied, kan na het consult en bekijken van de meetwaarden de voorkeur gegeven worden aan één type boven het andere type. Belangenverstrengeling: geen. 19A G.A. van Rijn, Z. Gaurinsankar, G.P.M. Luyten en T.J.T.P. van den Berg (Leiden UMC): Het effect van refractie op strooilicht. 209e vergadering 2015
WOENSDAG 25 MAART 2015
12.30
12.40
SAMENVATTING: Doel: onderzoeken wat het effect is van het manipuleren van refractie op strooilichtwaarden. Methoden: strooilichtwaarden zijn gemeten in 30 emmetrope ogen als functie van negatieve lenssterkten en in 30 myope ogen als functie van lenzen met verschillende vertexafstanden. Deze waarden zijn vergeleken met theoretische voorspellingen op basis van de standaard functies gepubliceerd door de CIE (International Committee on Illumination), uitgaande van verschillen in beeldvergroting. Resultaten: in de 1e groep werd een statistisch significant effect gevonden van 0.006 log-eenheden verhoging van de strooilichtwaarde voor elke toegevoegde dioptrie negatieve correctie (p<0.001). In de myope groep werd geen statistisch significant effect gevonden. Conclusie: het effect in de emmetrope groep is groter dan verwacht op basis van CIE standaard functies. Mogelijk kan accommodatie een rol spelen. Belangenverstrengeling: adviseurschap. 20A Z.S. Gaurisankar, G.A. van Rijn, R. Wolterbeek, G.P.M. Luyten en J.W. Beenakker (Leiden UMC): Endothelial clearance distance metingen na fake intraoculaire lensimplantatie: Scheimpflug vs. OCT. SAMENVATTING: Doel: het vergelijken van de afstand tussen cornea endotheel en de fake intra-oculaire lens (E-pIOL) gemeten door de Scheimpflug en voorsegment OCT. Methode: bij 23 ogen met een Artisan lens werd met de Pentacam HR en de Visante OCT de voorste oogkamerdiepte gemeten in 5 posities. Hierbij werd gebruik gemaakt van de bijgeleverde pIOL analyse software. Resultaten: er was een goede inter- en intra-observer reproduceerbaarheid. De E-pIOL afstand was significant groter voor de Visante OCT dan de Pentacam (p<0.001) met een verschil van 0.156 mm centraal. Conclusie: de Visante OCT meet systematisch grotere E-pIOL afstanden dan de Pentacam. Belangenverstrengeling: geen. 21A J.W.M. Beenakker, D.P. Shamonin, A.G. Webb, B.C. Stoel en G.P.M. Luyten (Leiden UMC): Patent-specifieke 3D oogmodellen van 7Tesla MRI. SAMENVATTING: patiënt-specifieke oogmodellen. Methode: we onderzochten 11 emmetrope en 10 myope vrijwilligers op een 7Tesla MRI. De afbeeldingen werden 53
WOENSDAG 25 MAART 2015
automatisch gesegmenteerd en op de contouren werd een elliptisch model gefit. Resultaten: de patiënt-specifieke oogmodellen bevestigen de resultaten van eerdere 2D studies, zoals een verhoogde vertex curvatuur bij myopie. Deze nieuwe techniek meet daarnaast de vorm van de retina in 3D, wat bij de meeste (17/21) subjecten tot een betere beschrijving leidde t.o.v. eerdere 2D studies. Conclusie: nieuwe MRI-technieken maken preciezere patiënt-specifieke oogmodellen mogelijk. Deze oogmodellen kunnen enerzijds een belangrijke bijdragen leveren voor het ontwikkelen van nieuwe intra-oculaire lenzen. Daarnaast maakt de hoge reproduceerbaarheid (SD=0.11 mm) het een waardevolle techniek om veranderingen in de vorm van het oog te meten bij bijvoorbeeld de ontwikkeling van myopie. Belangenverstrengeling: geen. 12.50 22A O. Wolter, A. Bozkurt Sener, V. Droge, D. Kruger en N. Wolter (Bergen International Vision Centers): RELEX SMILE een jaar ervaring en resultaten bij IVC-Amsterdam. SAMENVATTING: Doel: techniek van de RELEX SMILE (Refractieve Lenticule Extractie/ SMALL INCISION LENTICULE EXTRACTION) behandeling en resultaten van veiligheid en effectiviteit op 3 maanden, 6 maanden en 12 maanden worden besproken. Methode: van februari 2014 tot februari 2015 (1 jaar) hebben wij bij 165 patiënten met myopie en myope astigmatisme een totaal van 331 ogen behandeld met de VISUMAX FS laser en de techniek van RELEX SMILE. Resultaten: veiligheid en effectiviteit worden besproken. Conclusie: RELEX SMILE is een veilige methode van ooglaser behandeling voor myopie en myope astigmatisme. Belangenverstrengeling: geen. 13.00 LUNCH-PAUZE 14.00 State of the art lecture 14.30 R. Leeuwen, vitreoretinale aandoeningen van de macula; een overzicht voor de algemeen oogarts
54
209e vergadering 2015
15.10
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.00
23A S.H.M. van Romunde, A. Polito, L. Bertazzi, M. Guerriero en G. Pertile (Verona Ospedale Sacro Cuore): Macula translocatie voor exsudatieve leeftijdsgebonden macula degeneratie. SAMENVATTING: Doel: lange termijn resultaten van macula translocatie (MT) voor exsudatieve leeftijdsgebonden macula degeneratie (LMD) onderzoeken. Methode: in een retrospectieve studie van ongecontroleerde casussen zijn de visus en complicaties onderzocht van 158 patiënten die MT hebben ondergaan in Ospedale Sacro Cuore (Verona, Italië). Resultaten: de mediane visus verbeterde van 0.90 logMAR preoperatief naar 0.70 logMAR 1 jaar postoperatief (P=0.000). De mediane visus van patiënten met ≥ 5 jaar follow-up (n=56) was 5 jaar na MT (0.80 logMAR) beter dan de preoperatieve visus (P=0.000). De belangrijkste complicaties waren atrofie van retinaal pigmentepitheel (n=73, 47%) en recidief van choroidale neovascularisatie (n=47, 30%). Conclusie: in deze studie was de visus van patiënten met exsudatieve LMD klinisch en statistisch significant verbeterd tot 5 jaar na MT. Belangenverstrengeling: geen. 24A E.J.T. van Zeeburg, H. de Jong, M.G. Cereda, M.E.J. van Velthoven, K.A. Vermeer en J.C. van Meurs (Rotterdam OZR): Subretinale versus intravitreale injectie van rtPA voor de behandeling van een acute submaculaire bloeding. SAMENVATTING: Doel: vergelijking van effectiviteit en veiligheid van subretinale versus intravitreale injectie van rtPA bij acute submaculaire bloeding. Methode: gerandomiseerde studie: groep 1 – intravitreale injectie met rtPA en C3F8 gas (n=12), groep 2 – vitrectomie met subretinale rtPA injectie met C3F8 gas (n=12). Uitkomst: visus- en volumevermindering gemeten met SD-OCT op 6 weken en aantal complicaties. Resultaten: volumevermindering van het subretinale bloed: 95±10% groep 1 en 91±13% in groep 2; p=0,22. Gemiddelde ETDRS winst na 6 weken: 0,13±0,26 logMAR (groep 1) en 0,14±0,41 logMAR (groep 2); p=0,56. Complicaties: 5 (groep 1) en 3 (groep 2). Conclusie: de kwantitatieve volume data in deze studie suggereren dat intravitreale injectie met rtPA niet inferieur is aan submaculaire injectie van rtPA. In beide groepen neemt de visus toe maar zijn de complicaties aanzienlijk. Belangenverstrengeling: geen. 55
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.20
25A
15.30
26A
56
M. Mura en F. Verbraak (Amsterdam AMC): Intraoculaire optical coherence tomography in vitreoretinale chirurgie. SAMENVATTING: Een beschrijving van de toepassing van een nieuwe intraoculaire probe voor het peroperatief vervaardigen van Spectral Domain Optical Coherence Tomography (SD-OCT) beelden in patiënten met verschillende vitreoretinale anadoeningen. Methode: in 7 patiënten met vitreoretinale aandoeningen werd peroperatief gebruik gemaakt van een 20G SD-OCT probe. Bij elke patiënt werd een pars plana vitrectomie uitgevoerd. Daarna werden alle patiënten gescand met de intraoculaire probe tijdens diverse fases van de operatie. Resultaten: de probe kan belangrijk zijn bij het verkrijgen van extra informatie tijdens de operatie zoals het aantonen van een tot dusver onzichtbaar membraan (epiretinaal/subretinaal) en de complete verwijdering ervan. Conclusie: het gebruik van een intraoculaire SD-OCT kan peroperatief meer informatie geven om besluitvorming te ondersteunen. Daarnaast maakt het mogelijk meer toegespitste en veiligere chirurgische technieken toe te passen en zouden kunnen leiden tot betere resultaten. Belangenverstrengeling: geen. M. Stehouwer en M. Mura (Amsterdam AMC): De behandeling van RRD en de invloed op het ontwikkelen van inner en outer retinale vouwen. SAMENVATTING: Doel: na de behandeling van een rhegmatogene netvliesloslating (RRD, macula afliggend, hebben patiënten vaak last van visusklachten. Methode: in een prospectieve studie, 28 patiënten, is gekeken of pars plana vitrectomie (PPV) met en zonder gebruik van perfluoron en een specifieke houding gedurende 5 uur na de operatie invloed heeft op de ontwikkeling van outer- en inner retinale vouwen en uitval van de foveale-junction. Analyses zijn verricht met OCT. Resultaten en conclusie: deze toonden geen significante verschillen. Het gebruik van perfluoron tijdens de PPV of een specifieke postoperatieve houding voorkomt niet de ontwikkeling van vouwen in de inner- of outer retina bij een RRD en heeft geen invloed op de uitval van de foveale junction. Belangenverstrengeling: geen
209e vergadering 2015
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.40
27A A.M.H. Delbecq, T. Theelen, B.J. Klevering en N. Crama (Nijmegen Radboudumc): De relatie tussen preoperatieve OCT en peroperatieve kenmerken bij macula pucker. SAMENVATTING: Doel: het onderzoeken van de relatie tussen preoperatieve kenmerken op SD-OCT en peroperatieve aspecten tijdens verwijderen van epiretinaal membraan (ERM) en membrana limitans interna (ILM). Methode: retrospectieve studie van patiënten met macula pucker die van januari 2011 tot juli 2014 door één chirurg werden geopereerd. Inclusie: aanwezigheid van preoperatieve SD-OCT en peroperatieve notitie van bevindingen tijdens verwijderen van ERM en ILM. Preoperatieve pucker configuratie en dikte van retina op SD-OCT werden vergeleken met kenmerken tijdens verwijderen van ERM en ILM. Resultaten: van 247 patiënten was er bij 202 patiënten een preoperatieve SD-OCT en bij 182 een beschrijving van peroperatieve bevindingen. De adhesie van ERM aan ILM bleek gerelateerd aan retinale dikte en aanwezigheid of afwezigheid van lamellair maculagat. Conclusie: preoperatieve SD-OCT bevindingen zijn gerelateerd aan peroperatieve kenmerken bij macula pucker. Belangenverstrengeling: geen. 15.50 THEE-PAUZE 16.10 28A V.W. Renardel de Lavalette, G. Postma, A.E. Huiskamp en N.M. Jansonius (Groningen UMC): Endophthalmitis na vitrectomie. SAMENVATTING: Doel: het beschrijven van een ongebruikelijk hoge incidentie van endophthalmitis na transconjunctivale vitrectomie. Methode: retrospectieve analyse van patiënten casus. Resultaten: in 2014 werden in het UMCG 1450 vitrectomieën uitgevoerd met een onverwacht hoog aantal postoperatieve endophthalmitiden van 5! De verwekker bleek 4x een staph epidermidis. Conclusie: maatregelen ter preventie van deze te hoge incidentie zijn belangrijk. Belangenverstrengeling: geen.
57
WOENSDAG 25 MAART 2015
16.20
16.30
58
29A
V.C. Mulder, E.H.C. van Dijk en J.C. van Meurs (Rotterdam OZR): Klinische bruikbaarheid van preoperatieve voorste oogkamer flare als voorspeller van PVR in patiënten met een primaire rhegmatogene ablatio. SAMENVATTING: Doel: wij hebben gekeken naar de sensitiviteit en specificiteit van voorste oogkamer flare in het kader van de klinische bruikbaarheid als beslissingsondersteuning bij het inzetten van preventieve therapie. Methoden: preoperatieve voorste oogkamer flare werd gemeten met een Kowa FM-500 Laser Flare Meter in 200 patiënten. Na minimaal 6 maanden werd geëvalueerd of een patiënt PVR had ontwikkeld. Mediane flare waarden werden vergeleken met de Mann-Whitney U test. Sensitiviteit en specificiteit werd bekeken aan de hand van een ROC-analyse. Resultaten: de mediane flare waarde tussen PVR patiënten (mdn=18,4 pc/ms, n=10 en niet PVR patiënten (mdn=9,35 pc/ ms, n=92) verschilde sigificant, p=0,007. De oppervlakte onder de ROC-curve is 0,76 (95% CI 0,62; 0,89). Conclusie: flare heeft een beperkte waarde als voorspeller voor het ontstaan van PVR bij de individuele patiënt. Belangenverstrengeling: geen. 30A L.M.E. Scheerlinck, S. Zhang, J.J.W. Kuiper, D. Steijns, T.A. Liem, P.A.W.J.F. Schellekens, T.T.J.M. Berendschot en R. van Leeuwen (Utrecht UMC): De pathofysiologie van siliconenolie gerelateerde visusdaling. SAMENVATTING: Doel: het testen van 2 hypotheses over de pathofysiologie van siliconenolie gerelateerde visusdaling: 1. Macula pigment lost op in siliconenolie 2. Kalium is verhoogd in het vocht tussen retina en olie (retro-oil fluid). Methode: siliconenolie retro-oil fluid en serum werden verkregen van 11 patiënten na olietamponade in verband met een ablatio retinae. Als controle werd glasvocht en serum verkregen van 15 patiënten die maculagatchirurgie of een floaterectomie ondergingen. De aanwezigheid van luteïne in siliconenolie werd onderzocht met Raman spectrometrie. Elektrolyten werden bepaald middels ion-selectieve elektroden. Resultaten: luteïne is niet detecteerbaar in siliconenolie na intraoculaire tamponade. Kalium en magnesium zijn verlaagd in retro-oil fluid ten opzichte van glasvocht en serum. Conclusie: verlies van maculapigment lijkt geen verklaring voor siliconenolie gerelateerde visusdaling. Veranderingen in elektrolytenconcentraties met name magnesium, speelt mogelijk wel een rol. Belangenverstrengeling: werknemer. 209e vergadering 2015
16.50
WOENSDAG 25 MAART 2015
16.40
31A J.C. van Meurs, P. van Etten, K.Maaijwee, L. Spielberg en M. Veckeneer (Rotterdam OZR, Erasmus MC): Maculaplombe: niet eenvoudig. SAMENVATTING: Doel: het beschrijven van aandachtspunten in de techniek van het plaatsen van een maculaplombe voor myope maculoschizis. Methode: retrospectieve analyse van operatieresultaten en operatietechniek van 20 opeenvolgende operaties. Status en videobeelden onderzoek. Resultaten: 15 patiënten met plombe tot aan papil, met bij 13 vermindering tot verdwijnen macula schizis en vermindering metamorfopsie. 5 patiënten met plombe niet tot papil, met bij 1 vermindering maculaschizis en vermindering metamorfopsie. Conclusies: plaatsing van de plombe tot aan de papil is belangrijk. Het herkennen van het belang van de schuine oogspieren en het aanpassen van de oogdruk leidt tot betere plaatsing van de plombe en betere resolutie van de maculaschizis. Belangenverstrengeling: geen. 32A F. Goezinne, I. Lundqvist, P. Ringens en C. Webers (Maastricht UMC): Floaters: indicatie en veiligheid van een vitrectomie. SAMENVATTING: Doel: analyse naar indicatiestelling en de veiligheid van een floaterectomie. Materiaal en methode: in een retrospectief statusonderzoek werden alle patiënten (n=175) geanalyseerd na een floaterectomie van januari 2011 tot september 2014 in de Universiteitskliniek voor oogheelkunde in Maastricht. Exclusie criteria waren de glasvochtbiopten voor analyse bij uveitis, endophthalmitis of andere glasvochtpathologie. Resultaten: preoperatieve selectie is per operateur verschillend (afspraken van 1 tot 10 (mediaan 2x) voor beslissen tot ingreep). Floaters werden middels 23 of 25 Gauge vitrectomie verwijderd (afhankelijk van voorkeur van operateur). Peroperatief werd bij een patiënt een netvliesloslating gevonden en ontstond bij een patiënt een subchoroidale bloeding door hypotonie. Bij de laatste patiënt is het eindresultaat een oog met permanent olietamponade. Postoperatief werd in 3% glaucoom gezien, hypotonie werd niet gezien. 2% kreeg postoperatief een netvliesloslating. Conclusie: floaterectomie is een eenvoudige ingreep maar toch met per- en postoperatieve risico’s. Belangenverstrengeling: geen.
59
WOENSDAG 25 MAART 2015
17.00
17.10
60
33A C. Breusegem, I. Lundqvist, P. Ringens, P. van de Camp, C. Webers en F. Goezinne (Maastricht UMC): Resultaten van de behandeling van een maculagat of pucker middels vitrectomie. SAMENVATTING: Doel: visus en sluitingspercentage 1 jaar na vitrectomie met ILM peeling voor een maculagat of pucker. Methode: retrospectief statusonderzoek aan de Universiteitskliniek voor oogheelkunde Maastricht. Resultaten: 300 consecutive patiënten werden geincludeerd van januari 2011 tot december 2013 met een maculagat of pucker. Peroperatief werd een vitrectomie verricht met kleuring van de inner limiting membrane (ILM), peeling van het maculaire epiretinale membraan en de ILM. Er werd bij maculagaten een intraoculaire tamponade (SF6 of C3F8 gas of silicone olie) achtergelaten. Bij fake patiënten werd in 98% een phacoemulsificatie verricht met implantatie van een IOL. De gemiddelde preoperatieve visus was 0.25 Snellen lijnen. Eén jaar na vitrectomie was de gemiddelde visus 0.7 Snellen lijnen. 70% van alle patiënten toonde een visuswinst van minimaal 3 lijnen Snellen. Het sluitingspercentage voor een maculagat bedroeg 94%. Conclusie: vitrectomie met ILM peeling resulteerde bij 70% van de patiënten in een visusverbetering. Belangenverstrengeling: geen. 34A E.M. Busch, J.A. van de Kreeke en D. Treskes (Alkmaar MC): Electieve vitreoretinale chirurgie: resultaten en complicaties. SAMENVATTING: Complicaties en resultaten van 98 opeenvolgende electieve transconjunctivale 23G vitrectomieën in 2012 door 2 operateurs in een topklinisch ziekenhuis werden onderzocht. Preoperatief waren 41 patiënten pseudofaak. 18 patiënten ondergingen een phaco-vitrectomie; binnen 1 jaar waren 22/36 patiënten resterende patiënten geopereerd voor cataract. Bij de macula puckers daalde de de visus bij 9/35 postoperatief, verbetering trad voornamelijk op in afwezigheid van oogheelkundige co-morbiditeit. Gemiddeld steeg de visus van 0.4 naar 0.6. Er trad een ablatio retina op bij 5/88. Een (voorbijgaande) oogdrukverhoging > 25 mmHg vonden wij bij 19/88 patiënten, vaker bij een hogere preoperatieve oogdruk en verdeeld over alle postoperatieve controles, 1 patiënt bleef op glaucoommedicatie. De gegevens waren conform de literatuur voor 20G vitrectomie. Preventieve glaucoommedicatie valt bij electieve vitrectomie te overwegen, zeker bij een 209e vergadering 2015
35A
17.30
36A
WOENSDAG 25 MAART 2015
17.20
afnemend aantal postoperatieve controles. Belangenverstrengeling: geen. A.J. van Dijk en N. Crama (Nijmegen Radboudumc): Siluron Xtra als alternatief voor siliconenolie 5000 cst; sneller en beter? SAMENVATTING: Doel: beoordelen van de klinische eigenschappen van aangepaste Polydimethyl Siloxane (Siluron®Xtra, (CH3)3Si0-(Si(CH3)20)n-Si(CH3)3) als intraoculaire tamponade bij pars plana vitrectomie. Methode: retrospectieve studie van opeenvolgende patiënten bij wie in 2013 Siluron Xtra werd gebruikt als tamponade na een pars plana vitrectomie. Deze groep werd vergeleken met een controlegroep van opeenvolgende patiënten bij wie in 2013 siliconenolie 5000 cst werd gebruikt. De eigenschappen zoals snelheid van verwijderen en de mate van emulsificatie werd vergeleken. Resultaten: bij 8 patiënten (7 met primair of recidief rhegmatogene ablatio retinae PVR C en 1 met proliferatieve diabetische retinopathie) werd Siluron Xtra gebruikt als tamponade na pars plana vitrectomie. Bij 19 controle patiënten (allen met primair of recidief rhegmatogene ablatio retinae PVR C) was siliconenolie 5000 cst gebruikt. Siluron Xtra is te injecteren en verwijderen door een 23G canule en bleef gemiddeld 80 dagen in situ. De mate van emulsificatie tijdens het verwijderen van Siluron Xtra was hoger dan bij siliconenolie 5000 cst. Bij de 7 patiënten met een primair of recidief rhegmatogene ablatio retinae in de Siluron Xtra groep werd bij 4 (57%) patiënten (exclusief verwijderen van de olie) één of meerdere re-operaties verricht en werd bij 6 (86%) patiënten uiteindelijk anatomisch succes na verwijderen van olie bereikt. In de controlegroep met siliconenolie 5000 cst was dit respectievelijk 12 (63%) en 13 (68%). Conclusie: injecteren en verwijderen van Siluron Xtra gaat sneller ten opzichte van de gebruikelijke siliconenolie 5000, maar lijkt gezien de hogere mate van emulsificatie niet geschikt voor langdurige tamponade. Belangenverstrengeling: geen. K.J.M. Maaijwee (Den Haag HagaZiekenhuis): Leesvisus betere functionele maat bij macula aandoeningen? SAMENVATTING: Doel: de functionele klachten van de patiënt met een macula aandoening, correleren vaak niet met de gemeten afstandsvisus. Toch is de afstandsvisus 61
WOENSDAG 25 MAART 2015 17.40
17.43
62
de hoofdparameter waarop het beleid (wel of niet opereren) bepaald en geëvalueerd wordt. We willen nagaan of de Radner leeskaart een betrouwbaardere functionele test is. Methode: momenteel wordt in het HagaZiekenhuis een studie opgezet waarbij we bij patiënten met een maculagat, pucker of VMT pre- en postoperatief de leesvisus met de Radner leeskaart en de afstandsvisus meten en deze correleren met de OCT. Resultaten: de gegevens van de eerste 13 patiënten tonen aan dat de leesvisus beter correleert met de OCT en klachten van patiënt dan de afstandsvisus. Conclusie: de leesvisus gemeten met de Radner leeskaart is een waardevolle aanvulling in de besluitvorming en evaluatie van het beleid. Belangenverstrengeling: patentbezitter. 37A G. Dijkman (Leiden UMC): Kwaliteitswinst bij gebruik van 20% Na-fluoresceine. SAMENVATTING: Doel: tonen van kwaliteitswinst bij gebruik van 20% Na-fluoresceine ten opzichte van 10% Na-fluoresceine. Methode/resultaten: in het verleden importeerden wij Na-fluoresceine 20%, waarmee kwalitatief uitstekende angiogrammen werden verkregen. Het afgelopen jaar was dat niet meer mogelijk door wettelijke beperkingen. Na overgang op de in Nederland verkrijgbare 10% Na-fluoresceine constateerden wij een afname van contrast in alle fasen en sneller uitwassen waardoor latere opnamen minder informatie tonen. Om deze bevindingen is onze apotheek zelf gestart met de productie van 20% Na-fluoresceine, dit is wettelijk wel toegestaan. Het product is verkrijgbaar en bestelbaar voor andere partijen. Belangenverstrengeling: betaalde lezingen. 38A S. Amarakoon, J. Martinez-Ciriano, I. van den Born, M. van Velthoven, S. Ijzer en T. Missotten (Rotterdam OZR): Exsudatieve macula degeneratie: aflibercept in non-responders. SAMENVATTING: Retrospectief onderzoek in het Oogziekenhuis Rotterdam naar de effectiviteit van aflibercept bij 31 exsudatieve maculadegeneratie patiënten die onvoldoende reageerde op voorgaande behandelingen. De primaire uitkomstmaten waren de visus en vochtverandering op OCT na de eerste sessie van aflibercept. Gemiddelde visus veranderde nauwelijks na aflibercept behandeling (0.004±0.1 logMAR verschil). 35% van de patiënten had 1 regel of meer visuswinst, 30% geen verandering en 35% meer dan 209e vergadering 2015
39A
17.49
40A
WOENSDAG 25 MAART 2015
17.46
1 regel verlies. De central foveale dikte daalde gemiddeld met 47±46 µm. In 43% was er meer dan 50 µm afname central foveale dikte. Conclusie: in deze retrospectieve studie van exsudatieve maculadegeneratie patiënten levert de overstap op aflibercept in ongeveer 1/3 van de patiënten minstens een regel visuswinst op. Belangenverstrengeling: geen. B.J. Klevering en J.E.E. Keunen (Nijmegen Radboudumc): Laserpointers en lightsabers. SAMENVATTING: Laserpen maculopathie is een relatief nieuw fenomeen. Inmiddels zijn er meer dan 30 gevallen in Nederland bekend met matige tot ernstige beschadiging van de macula(e) door laserlicht. De maximale output voor een “normale” laserpointer (klasse 3a) is 5 mW. Op het internet zijn klasse 3b laserpointers en zelfs klasse 4 lasers voor relatief kleine bedragen te koop. De belangstelling voor dit soort lasers op internetsites en –fora is groot. Wij hebben een groene laserpointer van 175 mW en een kleine portable blauwe laser van 2000 mW gekocht in Canada respectievelijk China. Beide lasers passeerden zonder probleem de douane. In enkele video’s laten we de effecten van dergelijke krachtige, vrij verkrijgbare lasers zien. We verwachten dat de ernst en het aantal beschadigde maculae door laserpointers de komende jaren zal toenemen. Belangenverstrengeling: geen. E. Karadeniz en E. Veldman (Enschede Medisch Spectrum Twente): Paraneoplastisch syndroom: retinaal en neurologisch. SAMENVATTING: De casus van een patiënt met carcinoma associated retinopathy gecombineerd met een paraneoplastisch neurologisch syndroom wordt gepresenteerd. Deze combinatie is niet eerder in de literatuur beschreven. Een overzicht van de literatuur wordt gegeven, toegespitst op specifiek oogheelkundig therapeutische mogelijkheden, naast tumorreductie. Belangenverstrengeling: geen.
63
WOENSDAG 25 MAART 2015
17.52
17.55
64
41A P.H.B. Kok, F.D. Verbraak en R.O. Schlingemann (Amsterdam Oogziekenhuis Zonnestraal-AMC): Erectiestoornissen na intravitreaal bevacizumab. SAMENVATTING: De frequentie van behandeling met intravitreaal anti-VEGF neemt nog steeds toe binnen de oogheelkunde. Systemische bijwerkingen van deze toediening zijn controversieel. Gepresenteerd wordt een casus van een 49-jarige patiënt met erectiestoornissen na intravitreaal bevacizumab. Patiënt wordt sinds 2012 behandeld in verband met een choroidale neovascularisatie in beide ogen bij Pseudoxanthoma Elasticum (PXE) en ondervond steeds terugkerende erectiestoornissen na elke intravitreale injectie bevacizumab. Er is geen overige co-morbiditeit, patiënt rookt 8 sigaretten per dag. Erectiestoornissen zouden een systemische bijwerking kunnen zijn van intravitreaal bevacizumab, in de literatuur is één ander case report beschreven van erectiestoornissen na intravitreale injectie bevacizumab. Belangenverstrengeling: geen. 42A M.C. Burggraaff, W.A.E.J. de Vries-Knoppert en A. Petzold (Amsterdam VU): Mouche dormant: centraal gezichtsvelddefect door kleine prefoveale floater. SAMENVATTING: Doel: kleine prefoveale floaters kunnen gezichtsvelddefecten veroorzaken, welke goed te definieren zijn op een amslerkaart, maar bij automatische perimetrie niet per se uitval veroorzaken. Methode: er worden 3 casussen beschreven van patiënten verwezen naar de neuro-ophthalmologie in het VUmc en het Moorfields Eye Hospital, in verband met centrale gezichtsvelduitval zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak en een vertraagde visual evoked potential in 1 patiënt. Resultaten: op de volumescan van de spectral-domain OCT van alle 3 patiënten was duidelijk een kleine prefoveale floater te zien. Conclusie: prefoveale floaters staan in de differentiaal diagnose van centrale gezichtsvelddefecten en kunnen worden toegevoegd aan redenen voor vertraagde VEP, zoals o.a. inadequate refractiecorrectie en cataract. In tegenstelling tot perifere floaters zijn deze floaters minder beweeglijk en lijken zij “slapend” te wachten tot ontdekking op OCT. Belangenverstrengeling: geen. 209e vergadering 2015
43A
18.01
44A
WOENSDAG 25 MAART 2015
17.58
M. Tilanus (Nijmegen Radboudumc): Iluvien bij CME. SAMENVATTING: Iluvien is een nieuw intravitreaal implantaat met fluocinolonacetonide als werkzame stof dat gebruikt wordt bij cystoid macula oedeem. Door langzame afgifte wordt, door de fabrikant, een mogelijke werkingsduur tot 3 jaar aangegeven. In onze casus was er sprake van secundair cystoid oedeem dat goed reageerde op intravitreaal Ozurdex echter het oedeem kwam steeds na, precies, 10 weken terug zodat een langer werkzaam alternatief, na 11x Ozurdex injecties, zeer welkom zou zijn. De follow-up sinds de Iluvien injectie bedraagt 3 maanden, het oedeem is nog niet teruggekeerd. Door de lage afgifte kan het nodig zijn een sub-Tenon “oplaaddosis” met een corticosteroid te geven. Belangenverstrengeling: geen. B. Oosterhof, H. de Jong, J.C. van Meurs en K. Faridpooya (Rotterdam OZR): Ocriplasmine: een nieuwe therapeutische optie voor het symptomatische vitreomaculaire tractie syndroom? SAMENVATTING: Doel: rapporteren van anatomische en functionele uitkomsten van een serie patiënten met symptomatische vitreomaculaire tractie (sVMT), behandeld met intravitreaal Ocriplasmine. Methode: prospectieve, interventionele single-centre studie. Case serie van 5 ogen met sVMT, welke na beoordeling door 2 onafhankelijke vitreoretinale chirurgen volgens protocol werden behandeld met een eenmalige intravitreale injectie van 125 ug ocriplasmine. Primaire uitkomstmaat was resolutie van VMT op SD-OCT. Resultaten: resolutie van VMT na injectie met Ocriplasmine trad op bij 3 ogen. Visusverbetering trad op bij alle ogen en metamorfopsie verdween bij 2 patiënten. Twee ogen ondergingen een vitrectomie wegens persisterende sVMT. Behoudens een milde verhoogde oogdruk bij een patiënt, traden er geen complicaties op. Conclusie: Ocriplasmine intravitreaal kan een effectieve behandeling zijn voor patiënten met symptomatische vitreomaculaire tractie. Wij onderzochten een klein aantal waarbij geen ernstige complicaties optraden. Belangenverstrengeling: gesponsorde studie
65
WOENSDAG 25 MAART 2015
18.04
45A
18.07
46A
18.10
S. Keijser (Nijmegen Radboudumc): Ernstige retinale toxiciteit bij subconjunctivaal gentamycine na 23G vitrectomie. SAMENVATTING: Resultaten: in 5 patiënten welke een vitrectomie ondergingen is een ernstige retinale toxiciteit ontwikkeld na het gebruik van subconjunctivaal gentamycine. Conclusie: gebruik van gentamycine wordt ernstig ontraden bij operaties waarbij er directe toegang is tot de glasvochtruimte. Belangenverstrengeling: geen. P. van de Camp en F. Goezinne (Maastricht UMC): Intraoculair foreign body: mis het niet! SAMENVATTING: In september 2014 presenteerde zich een 52-jarige man op het spreekuur met de volgende klachten: langzame visusdaling en corpus alienum gevoel linkeroog. Oogheelkundig onderzoek toonde iris heterochromie, anisocorie, een gelige conjunctiva en gelige pigmentdeposities in het voorste en achterste lenskapsel. In fundo werden pigmentverschuivingen inferior in de retina gezien, verder geen afwijkingen. Op CT-orbita werd een intraoculair foreign body (IOFB) gevonden. Vanwege het cataract werd een phacoemulsificatie + IOL uitgevoerd. Bij verdere exploratie werd inderdaad een als metaal uitziend corpus alienum in het pars plana gevonden, welk middels een grote sclerapoort en een intraoculaire magneet verwijderd werd. Verdere inspectie van de retina toonde een aanliggend netvlies. 3 weken postoperatief is de visus gestegen naar 0.7 en is het oog pijnloos en niet geprikkeld. Belangenverstrengeling: geen. EINDE
66
209e vergadering 2015
WOENSDAG 25 MAART 2015
08.00
09.00
09.10
Inschrijving Congresbureau Springerzaal (B) WETENSCHAPPELIJKE VERGADERING 01B L.B. de Ruiter,M.L. Sminia en J.M. Cobben (Amsterdam AMC): Endotheelceldichtheid en morfologie van de cornea van jonge patiënten met het syndroom van Marfan SAMENVATTING: Introductie: is het endotheel van Marfan patiënten kwetsbaarder voor schade ten gevolge van lensvervanging bij lensluxatie? Er bestaat literatuur over endotheeleigenschappen bij Marfan patiënten om deze vraag te kunnen beantwoorden. Doel en methode: evaluatie van corneadiameter, corneakromming, pachymetrie en endotheelceldichtheid en endotheelcelmorfologie bij Marfan patiënten < 25 jaar, onderzocht op het multidisciplinaire Marfanspreekuur in het AMC. Resultaten: 38 ogen werden geincludeerd. Gemiddelde corneadiameter was 11.6 mm (range 11-13). Gemiddelde keratometrie was 8.3 mm (range 7.6-9.0). Gemiddelde pachymetrie was 506 mcm (range 450-661). Gemiddelde endotheelceldensiteit was 2929 cells/mm2 (range 2311-3509). Gemiddelde hexagonality van endotheelcellen was 73.1% (range 57-88). Gemiddelde coefficient of cell size variatie was 25.3% (range 18.7-35.2). Conclusie: het endotheel van deze jonge Marfan patiënten lijkt niet veel af te wijken van de normale populatie in deze leeftijdsgroep. Belangenverstrengeling: geen. 02B F. Sloot, A. Sami, K. Hatice, S.E. Loudon, J. Benjamins, H. Raat en H.J. Simonsz (Rotterdam Erasmus MC): Desinvesteringsstudie van bevolkingswijde oogscreening op de leeftijd van 14-24 maanden. SAMENVATTING: Doel: het effect van het weglaten van de oogscreening op de leeftijd van 14-24 maanden werd onderzocht. Methode: preverbale screening (VOV test) werd weggelaten bij de helft van de kinderen. Resultaten: 112 van de 6188 kinderen (1.8%) in de controlegroep en 76 van de 5623 kinderen (1.4%) in de interventiegroep werden verwezen. Zichtbare oogafwijkingen en strabismus gezien door de ouders of jeugdarts was de reden voor verwijzing 67
WOENSDAG 25 MAART 2015
09.20
09.30
68
bij 79 (1.3%) versus 66 kinderen (1.2%). 27 kinderen in de controlegroep en 6 in de interventiegroep werden verwezen specifiek op basis van de oogscreening. Conclusie: op de leeftijd van 14-24 maanden werden de meeste kinderen verwezen vanwege zichtbare oogafwijkingen op opvallend strabisme. Specifieke oogscreening was vaker reden tot verwijzing op de leeftijd van 14-24 maanden dan op de leeftijd van 6-9 maanden. Belangenverstrengeling: geen. 03B N. Schalij-Delfos en M. Sminia (Leiden UMC): Resultaten van chirurgische behandeling bij lensluxatie. SAMENVATTING: Doel: evaluatie van resultaten van chirurgische behandeling van kinderen en adolescenten met lensluxatie. Methode: lensaspiratie met capsulectomie, vitrectomie anterior, PI en irisclaw implantatie. Inventarisatie van onderliggende oorzaak, operatie indicatie, visus pre- en postoperatief, complicaties, endotheel. Resultaten: 23 patiënten, 40 ogen. Marfan (14), ectopia lentis (4), type-1 fibrillinopathie (4), onbekend (1). Indicatie: sterk wisselende, extreem hoge refractie (8), ernstige luxatie waardoor langs lens gekeken wordt (4), wisselende hoge myopie-hypermetropie (11). Slechtziend volgens WHO criteria: preoperatief 14, postoperatief geen. Gemiddelde leeftijd operatie 7 jaar (1-22 jaar), maximale preoperatieve visus 0.15 (1/600.8), postoperatieve visus 0.7 (0.1-1.25), follow-up 2.9 jaar (0.5-8 jaar). Complicaties: ablatio retinae (1), repositie na trauma (1), fibrineuze reactie (1), acuut glaucoom (2). Conclusie: extreme, wisselende refractieafwijkingen belangrijkste indicatie voor operatie. Sterke verbetering postoperatieve visus met laag complicatierisio. Belangenverstrengeling: geen. 04B M.A. Haan, D.L. Mourits, E. Kraal-Biezen, P. de Graaf, A.C. Moll en D.T. Hartong (Amsterdam VU): Associaties bij microftalmie/anoftalmie (MICA). SAMENVATTING: Doel: associaties in kaart brengen bij MICroftalmie/Anoftalmie (MICA). Methode: oogheelkundig onderzoek werd verricht van het niet/minst aangedane oog d.m.v. orthoptisch onderzoek, spleetlamponderzoek, funduscopie en echografie/MRI. Bij intake werd een uitgebreide gestandaardiseerde anamnese afgenomen volgens het MICA vragenformulier. Gegevens van overige medische specialisten werden 209e vergadering 2015
WOENSDAG 25 MAART 2015
09.40
09.50
opgevraagd. Resultaten: 23 patiënten zijn tot dusver geincludeerd. In 2 van 21 (9.5%) unilateralen werden aanlegstoornissen in het andere oog gezien. In 43.5% bestonden er aanlegstoornissen elders in het lichaam. In 21% was er sprake van een (doorgemaakte) ontwikkelingsachterstand. 2 patiënten (8.7%) hadden een positieve familieanamnese voor MICA. Conclusie: in een groot percentage lijkt er een associatie te zijn tussen microftalmie/ anoftalmie (MICA) en overige ontwikkelings- en aanlegstoornissen. Deze resultaten geven aanleiding om verder genetisch onderzoek te starten. Belangenverstrengeling: geen. 05B W.B.H.J. Vehmeijer, V. Magnusdottir, T.W. Eliasdottir, S.H. Hardarson, E. Stefansson en N.E. Schalij-Delfos (Leiden UMC): Retinale oximetrie met een scanning laser ophthalmoscope bij neonaten. SAMENVATTING: Doel: retinale oximetrie toepassen bij à terme geboren neonaten met een “Scanning Laser Ophthalmoscope” (SLO) om tot normaalwaarden te komen. Methode: fundusfoto’s maken met 2 verschillende golflengtes licht (532 nm en 633 nm) met een SLO (Optomap 200tx, Optos) zonder mydriatica of oogspeculum en analyseren met de Oxymap software om de “Optical Density Ratio” (ODR) met als afgeleide de relatieve zuurstofsaturatie van de retinale vaten te bepalen. Resultaten: analyse van afbeeldingen van 33 van de gefotografeerde 59 neonaten (gemiddelde leeftijd 16 dagen) mogelijk. ODR arteriolen 0.277±0.062 en venules 0.429±0.094 (p<0.0001). Conclusie: non-invasieve retinale oxymetrie is mogelijk bij neonaten, maar de variabiliteit is nog groot. Belangenverstrengeling: adviseurschap, aandeelhouden, patentbezitter. 06B M.B. Ebbeling, Y. Koenraads en G.L. Porro (Utrecht UMC): Belang van gezichtsveldonderzoek bij kinderen met het Sturge Weber Syndroom. SAMENVATTING: Doel: een compleet beeld geven van het visueel functioneren van kinderen met het Sturge Weber Syndroom (SWS). Methode: patiëntendossiers van alle SWS kinderen die bij de afdeling oogheelkunde (UMCU) bekend zijn vanaf 1997 werden retrospectief onderzocht. Resultaten: in totaal werden 20 SWS kinderen geincludeerd. Mediane leeftijd bij de laatste controle was 9,0 (range 3,2-19,7) jaar. 45% werd behandeld voor glaucoom. De laatste 69
WOENSDAG 25 MAART 2015 10.00
10.10
70
gemeten mediane best gecorrigeerde visus was 0,0 logMAR (range -0,20,8). Gezichtsvelddefecten waren aanwezig bij 60% van de kinderen en bestonden in de meerderheid van de gevallen uit (partiele) hemianopsieën. Conclusie: kinderen met SWS hebben vaak een goede visus, maar regelmatig een aanzienlijk gezichtsvelddefect. Met name de combinatie van gezichtsvelddefect door glaucoom, epilepsiemedicatie en cerebrale atrofie en verkalking t.g.v. leptomeningeale angiomatosis kan visueel invaliderend zijn en behoeft zorgvuldige oogheelkundige follow-up. Belangenverstrengeling: geen. 07B A.J. van Sorge, M.E. van den Akker-van Marle en N.E. Schalij-Delfos (Leiden UMC): Kosten-effectiviteitsanalyse voor ROP-screeningsstrategieën. SAMENVATTING: Doel: kosten-effectiviteitsanalyse voor verscheidene ROP-screening strategieën. Methode: op basis van data NEDROP-studie inclusiecriteria kinderen geboren in 2009 met een zwangerschapsduur (GA)<32 weken en/of geboortegewicht (BW)<1500 gram, totaal 1551 kinderen waarvan 323 ROP ontwikkelde. De kostenanalyse is gebaseerd op verschillende screeningcriteria: 1) GA, 2) geboortegewicht (BW), 3) GA en BW, 4) combinatie GA-BW met 1 risicofactor (=nieuwe richtlijn). Resultaten: meest kosteneffectieve screeningsmodel GA <30 wk EN BW<1250g en GA van 30-32 wk en BW 1250-1500g met 1 risicofactor. Afname aantal te screenen kinderen t.o.v. oude richtlijn (1997) is 44%. Ten opzichte van de nieuwe richtlijn (2013) reductie van 27%. Kostenbesparing t.o.v. oude richtlijn 145.400 en nieuwe richtlijn 67.900 euro/jaar. Conclusie: de huidige richtlijn lijkt nog verder aangepast te kunnen worden met dezelfde effectiviteit maar lagere kosten. Belangenverstrengeling: werknemer. 08B S.E. Loudon, G.G.W. Adams en H.J. Simonsz (Rotterdam Erasmus MC-Londen Moorfields Eye Hospital): De rol van Botuline A Toxine in de strabismusbehandeling. SAMENVATTING: Doel: botuline A toxine, een neurotoxine, werd ruim 30 jaar geleden gepubliceerd als mogelijke alternatieve therapie voor strabismus. In de UK wordt dit vaker gebruikt. Methode: gedurende een periode van 10 maanden werd aan 38 patiënten botox injecties gegeven, waarvan in 32 patiënten 209e vergadering 2015
WOENSDAG 25 MAART 2015
10.20
de laterale rectus en in 6 de mediale rectus werd geïnjecteerd met 2.5 units (62,5 p.g.). Indicaties waren (consecutieve) exotropie, scheelzienshoek < 25 PD, meerdere scheelziensoperaties in het verleden, paralytisch scheelzien en als vervanging voor de prisma adaptatie test. Ook werd in 2 patiënten met nystagmus botox gegeven in de laterale rectus. Resultaten: het effect van de botox wisselde sterk; 32% in de esotropie groep had reductie van de hoek tot <8PD en in de exotropiegroep was dit 20%, waarbij patiënten met een exotropie zonder binoculair zien vaker injecties nodig hadden en 68% uiteindelijk een scheelziensoperatie onderging. De 2 patiënten met nystagmus gaven aan een rustiger beeld te ervaren. Conclusie: botox is een alternatief voor chirurgische interventie of kan ter overbrugging gebruikt worden, echter de resultaten zijn wisselend, de indicatie moet individueel bepaald worden en vaak zijn meerdere injecties noodzakelijk. Belangenverstrengeling: geen. 09B H.M. Jellema, M.P. Mourits, P. Saeed, I. Mombaearts, M. Kazim, E. Gavazi, J. Garrity, R. Nielsen, R. Kalmann, D. van der Linden, P. Dolman en C. Lyons (Amsterdam AMC): Kwaliteit van leven na een strabismusoperatie in Graves’ Orbitopathie patiënten; een multicenter studie. SAMENVATTING Doel: beoordelen van effect van strabismuschirurgie op kwaliteit van leven (QOL) en veld van binoculair enkelzien (BEZ) bij Graves patiënten (GO). Methode: prospectief werden in 2014 vanuit 6 centra Graves patiënten geincludeerd die een eerste of tweede strabismusoperatie ondergingen. Oogheelkundige gegevens werden verzameld < 1 week preoperatief en 3 maanden postoperatief en de GO-QoL en de TED-QoL werden ingevuld. Resultaten: 90 patiënten werden geincludeerd in de studie. 25% van de reeds 75 afgeronde patiënten hebben een tweede operatie nodig. Het veld van BEZ verbeterde van 0 (range: 0-17) naar 67 (range: 47-69) op een schaal 1-100 schaal (p=0.000). De correlatie tussen de postoperatieve GO-QoL en de TED-QoL is r=0,720 (p=0,000). Conclusie: bij 25% van de GO-patiënten is een heroperatie geïndiceerd. Bij de overigen verbetert de kwaliteit van leven significant. Belangenverstrengeling: geen.
71
WOENSDAG 25 MAART 2015
10.30
10B L.J. van Rijn, S.J.N. van de Ven, A.J. Bakels, J.S.M. Krijnen, S.M. Jansen en A.E.L. Langenhorst (Amsterdam VU): Tutopatch spierpeesverlenging bij strabismuschirurgie. SAMENVATTING: Introductie: soms is het wenselijk een oogspier meer te verzwakken dan conventioneel mogelijk is. Wij gebruikten Tutopatch (bovine pericardium) als spierpeesverlenging. Methode: 31 exotropen (XT, preOK hoek -21.8, plm 5.7º (gem,SD), 7 esotropen (ET, +19.1, plm 5.4) ondergingen strabismuschirurgie. Reden voor Tutopatch: 1. wil geen OK goede oog (n=15), 2. conventionele recessie niet mogelijk (n=15), 3. past bij motiliteitspatroon (n=7). Resultaten: hoek bij laatste follow-up (tot 4 jaar): XT: -3.0 plm 5.9, ET: ± 0.2 plm 0.4. Alle patiënten hadden enige ductiebeperking in richting tutopatchspier. De hoeken waren stabiel tijdens follow-up. 37 patiënten waren tevreden. Conclusie: tutopatch spierpeesverlenging is een waardevol instrument bij complexe strabismuschirurgie. De resultaten zijn fraai, wel zijn er enige ductiebeperkingen. Belangenverstrengeling: geen. 10.40 KOFFIE-PAUZE 11.00 11B H.J. Simonsz, M. Kooiker, J.J. Pel, M.M. van Genderen, R. Florijn, L.S. Smit, M. Kamermans en J. van der Steen (Rotterdam Erasmus MC): Longitudinale nystagmus registratie bij nightblindnessassociated transient tonic downgaze (NATTD). SAMENVATTING: Doel: babies met NATTD kijken naar beneden met torticollis-kin-omhoog en hebben laagfrequente, grote-amplitude blikrichtingsnystagmus naar boven welke verdwijnt op 1-2 jaar en hoogfrequente, horizontale nystagmus die blijft. De meesten hebben ERG afwijkingen en mutaties in CACNA1F, NYX of GPR179 die aan beide zijden van de staaf-ON-bipolaire synaps, welke een optokinetisch signaal transporteert, eiwitten coderen. Met vroege longitudinale nystagmusregistratie kan de ontstaanswijze van de nystagmuscomponenten bepaald worden. Methoden: oogbewegingen worden geregistreerd met een Tobii X 60 video eye tracker. Dit wordt elke 2 weken herhaald, later elke 4-6 weken. ERG en CSNB mutaties worden bepaald. Resultaten: op 2-3 maanden leeftijd staan de ogen in benedenblik met convergentie spasmes en nauwelijks waarneembare, langzame, horizontale pendelbewegingen. Op 4 maanden is de horizonale 72
209e vergadering 2015
11.20
WOENSDAG 25 MAART 2015
11.10
pendelbeweging groter en sneller, zijn er minder convergentie spasmes en begint de blikrichtingsnystagmus naar boven. Belangenverstrengeling: geen. 12B Y. Koenraads, G.L. Porro, K.P.J. Braun, F. Groenendaal, L.S. de Vries en N.E. van der Aa (Utrecht UMC): Klinische rol van diffusion tensor imaging (DTI) tractografie van de radiatio optica (RO) in de kinderneuro-oftalmologie. SAMENVATTING: Doel: onderzoeken of DTI-tractografie van de RO bijdraagt aan predictie van gezichtsvelddefecten na een perinataal herseninfarct (PHI). Methode: 15 patiënten met een unilateraal PHI ondergingen MRI met DTI-tractografie van de RO (leeftijd 3 maanden) en gezichtsveldonderzoek (mediane leeftijd 3 jaar). Met ROC-analyses werd de diagnostische waarde van DTI-parameters (FA, λ1, λ23 en MD) vergeleken met de beoordeling van myelinisatie van de OR op conventionele MRI als voorspeller van gezichtsvelddefecten. Resultaten: asymmetrie van de OR op conventionele MRI voorspelde gezichtsvelddefecten reeds in de meerderheid van de kinderen (AUC=0.94, 95%CI 0.70-1.00). Predictie op basis van DTI-parameters gaf een AUC van 0.98 (95%CI 0.75-1.00), 0.85(95%CI 0.58-0.98), 0.96(95%CI 0.72-1.00) en 0.94(95%CI 0.70-1.00) voor FA, λ1, λ23 en MD, respectievelijk. Conclusie: DTI RO-tractografie kan gezichtsvelddefecten na PHI goed voorspellen en heeft potentiele toegevoegde waarde op standaard MRI hersenen. Belangenverstrengeling: geen. 13B R.J.W. de Keizer en M. van Lint (Antwerpen UZA): Visusdaling pre- en postpartum. SAMENVATTING: Doel: het inventariseren van de soort visusdaling die in het tweede deel van de zwangerschap of na de partus plaatsvond. Materiaal en methoden: retrospectieve blik in de archieven van door ons behandelde patiënten. Resultaten: 7 patiënten konden worden getraceerd: 2 patiëntes met een niet bekend sphenoidrand meningeoom en acuut visusverlies in 1 oog, 2x chorioretinitis, 1x carotico caverneuze fistel en 1x bij ernstig bloedverlies na de partis; tenslotte een patiënte met een recidiverende visusdaling beiderzijds, als gevolg van een neuritis, mogelijk op immuunbasis. Conclusie: hormonale veranderingen, door stimulerende of een remmende werking in en na de zwangerschap, kan latente laesies doen veranderen met 73
WOENSDAG 25 MAART 2015
11.30
11.40
74
visusverlies als gevolg. De oogarts dient bij zijn analyses hiermee rekening te houden. Belangenverstrengeling: geen. 14B S. Imhof, C.B. Hoyng, C. Klaver, R. Schlingemann, M. Stoffer, M. Jager, A. Bergen, A. den Hollander, M. van Genderen, T. Berendschot, A. Moll, L. Loss, J. van Meurs, J. de Boer, N. Jansonius, F. Cremers, F. Cornelissen en M. Meester (Utrecht UMC): Strijders tegen blindheid, werven voor wetenschap. SAMENVATTING: Doel: de strijders tegen blindheid zijn opgericht om meer geld te werven voor wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Methode: in de voordracht wordt het plan van aanpak gepresenteerd en de resultaten tot nu toe. Resultaten: aangetoond wordt dat alhoewel er in Nederland al hoogwaardig oogheelkundig onderzoek gedaan wordt er voor de toekomst veel geld nodig is om dit excellente onderzoek nog meer mogelijk te maken. Tevens wordt het nationaal onderzoeksplan gepresenteerd waarin aangegeven wordt wat verwacht kan worden van de excellente onderzoeksthema’s. In vergelijking met andere specialismen (10-50 miljoen €/ jaar) is er voor Nederlands oogheelkundig onderzoek slechts 1.5 miljoen € beschikbaar. Dit moet veranderen en de strijders tegen blindheid zetten zich in om dit voor elkaar te krijgen. Conclusie: strijders tegen blindheid willen veel geld werven voor toekomstig hoogwaardig onderzoek. Het Nationaal Onderzoeksplan wordt gepresenteerd. Belangenverstrengeling: geen. 15B F. Verbraak, L. Noordzij, M. Wagemans, J. van Lith en M. van Hecke (Amsterdam AMC): Behandeling van DME, lessen van e-learning. SAMENVATTING: Doel: de keuzes in behandelstrategie van DME zijn niet altijd even makkelijk. Recent is een e-learning ontworpen met als doel de oogarts te helpen in het onderkennen van de diversiteit in strategieën. Methode: 20 casus zijn aangeboden uit de dagelijkse praktijk. In totaal hebben 80 oogartsen de e-learning doorlopen. Een samenvatting van de gemaakte keuzes is onderwerp van deze presentatie. Resultaten: de primaire behandelkeuze liep per casus uiteen, met voor elke optie (intraoculaire injecties, laser, vitrectomie) een variatie in aantal oogartsen met voorkeur voor een 209e vergadering 2015
12.00
WOENSDAG 25 MAART 2015
11.50
optie, van tussen de 5 en de 60! Aantal (tot viervoudig verschil) en plaats (overlap minder dan 50%) van laser spots liep ook fors uiteen. Conclusie: de variatie in behandelstrategie van DME varieert enorm tussen oogartsen in Nederland. Belangenverstrengeling: adviseurschap financiering onderzoek. 16B L. Rainey, R.M.A. van Nispen, L. van Leeuwen en G.H.M.B. van Rens (Amsterdam VU): De impact van een visuele beperking op de participatie van kinderen en adolescenten. SAMENVATTING: Doel: het ontwikkelen van een conceptueel model van de impact van een visuele beperking op de participatiebehoeften van kinderen en adolescenten. Methode: integratie van 3 kwalitatieve onderzoeksmethoden: semigestructureerde interviews met visueel beperkte kinderen en adolescenten (leeftijd: 7-18; n=40), online survey met ouders (n=25) en concept mapping workshops met low vision professionals (n=25). Resultaten: voor elke leeftijdscategorie (0-2, 3-6, 7-12 en 13-17 jaar) werden respectievelijk 153, 200, 297 en 306 statements gegenereerd. Hieruit bleek dat een visuele beperking de sensorische ontwikkeling en de fysieke, psychologische en sociale gemoedstoestand van kinderen en adolescenten beinvloedt. Tevens werden externe factoren (e.g. onderwijs, opvoeding) geidentificeerd als faciliterende en/of beperkende factoren voor participatie. Conclusie: bestaande modellen sluiten onvoldoende aan bij de participatiebehoeften van de doelgroep. Er dient een nieuwe systematische vragenlijst ontwikkeld te worden, op basis van het ontwikkelde conceptueel model, waarmee de participatiebehoeften van kinderen en adolescenten met een visuele beperking op een structurele wijze in kaart kunnen worden gebracht. Belangenverstrengeling: geen. 17B G.H.M.B. van Rens, H. van der Aa en R.M.A. van Nispen (Amsterdam VU): Stepped care, behandeling van depressiviteit bij slechtziendheid. SAMENVATTING: Doel: depressiviteit komt bij mensen met een visuele beperking dubbel zo vaak voor als bij mensen met een goed gezichtsvermogen. Wij onderzochten of een stepped care programma depressiviteit bij deze doelgroep kan voorkomen. Methode: RCT bij 265 slechtzienden (50+) met subklinische 75
WOENSDAG 25 MAART 2015
12.10
12.20
76
kenmerken van depressie of angst. Resultaten: een survivalanalyse liet zien dat de cumulatieve incidentie van depressie- en angststoornissen 43% was in de controle- vs. 24% in de interventiegroep (p=0.005). Conclusie: het stepped-care programma biedt een oplossing voor psychosociale problematiek van visueel beperkte oudere volwassenen. Het pragmatische design van de studie vergroot de mogelijkheden voor implementatie binnen de instellingen voor blinden en slechtzienden. Belangenverstrengeling: geen. 18B R. van Nispen, J. Keunen, M. Hoeben, M. Langelaan, B.J. Klevering en G. van Rens (Amsterdam VU): Cochrane review: effectiviteit van low-vision revalidatie op kwaliteit van leven van visueel beperkte volwassenen. SAMENVATTING: Achtergrond: in de afgelopen decennia zijn er revalidatie interventies onderzocht die visusspecifieke kwaliteit van leven (KvL) van visueel beperkte volwassenen beogen te verbeteren. Methode: cochrane systematische literatuurstudie; in 7 literatuurdatabases werd naar gerandomiseerde gecontroleerde trials (RCT’s) gezocht. Resultaten: meer dan 10.000 abstracts leverden 40 publicaties op over 12 kwalitatief goede RCT’s; 13 hadden een onduidelijk/hoog risico op vertekening. Een klein overall effect van revalidatie werd gevonden op visusspecifieke KvL (I2=82; random effect -0.18; p=0.03). Op interventies voor het “verbeteren van visueel functioneren” (standardized mean difference, SMD -0.35; p=0.03) en “psychologische en/of groepsinterventies” (SMD -0.23; p=0.05) werden positieve effecten gevonden op generieke KvL. Conclusie: de effecten van revalidatie op de visus-specifieke KvL zijn klein tot middelgroot. Onze sterk vergrijzende maatschappij maakt dat we ook naar kosteneffectiviteit van revalidatie zullen moeten kijken. Belangenverstrengeling: geen. 19B J. Minderhoud, J.C. Pawiroredjo, A.T. Bueno de Mesquita-Voigt, H. Limburg, R.M.A. van Nispen en A.C. Moll (Amsterdam VU): Snel onderzoek naar vermijdbare blindheid en diabetische retinopathie in Suriname. SAMENVATTING: Doel: bepalen van de prevalentie en oorzaken van blindheid en slechtziendheid in Suriname, inclusief de prevalentie van diabetes en 209e vergadering 2015
WOENSDAG 25 MAART 2015
12.30
20B
12.40
diabetische retinopathie (DRP). Methode: 3000 individuen ≥ 50 jaar werden willekeurig geselecteerd en onderzocht in hun eigen huis volgens de “Rapid Assessment of Avoidable Blindness/Diabetes” methode. De primaire oorzaak van blindheid en slechtziendheid werd vastgesteld in elk oog met visus < 20/60. Slechte uitkomsten na cataractchirurgie, cataract “surgical coverage” en barrières voor zowel cataractchirurgie als DRP screening werden geëvalueerd. Resultaten: 2806 individuen werden onderzocht (dekking 93.6%). De prevalentie van blindheid en slechtziendheid was 1.9% en 6.7%. Cataract was de meest voorkomende oorzaak van blindheid (54%). De prevalentie van diabetes was 24.5% waarvan 21.6% gediagnosticeerd met DRP. Conclusie: behoud en uitbreiding van de cataract “surgical coverage” en DRP services in Suriname is aanbevolen. Belangenverstrengeling: geen. G.C. de Wit, F.P. Hoeben en M.M. van Genderen (Zeist Bartimeus): Objectieve gezichtsveldbepaling bij verdenking conversie met behulp van eye-tracking. SAMENVATTING: Doel: objectieve gezichtsveldbepaling bij vermoeden functionele gezichtsvelduitval. Methode: op een computerscherm wordt een object (klokje) bewogen, welke de patiënt dient te volgen met de ogen. Af en toe verdwijnt het klokje en verschijnt op een andere plaats een standaard Goldmann V-4e stimulus. Als de patiënt een saccade richting de stimulus maakt, dan wordt aangenomen dat het bijbehorende gezichtsveldpunt is waargenomen. Veldhoeken tot 40º kunnen worden getest met het systeem. Resultaten: bij 9 van de 12 patiënten verdacht van conversie werd aangetoond dat de gezichtsvelduitval functioneel was. Er lijken verschillende kijkpatronen te zijn bij deze patiënten. Soms bleek het nodig de patiënt af te leiden om de gezichtsveldbeperking te doorbreken. Conclusie: perimetrie met behulp van een eye-tracker bij patiënten verdacht van conversie is een bruikbare en meer objectieve aanvulling op de standaardtesten. Belangenverstrengeling: geen. LUNCH-PAUZE
77
WOENSDAG 25 MAART 2015
14.00 14.30
14.33
78
State of the art lecture 21B R. Wolff, N. Klaassen-Broekema, M. Jak en R. Woudstra (Heemstede Westfriesgasthuis) NOG kwaliteitsregistratie geïntegreerd in het EPD. SAMENVATTING: Met de overgang naar een EPD komt er in de beginfasen extra werk bij. Uiteindelijk moet zo’n EPD ook wat kunnen opleveren zoals bij ons de NOG kwaliteitsregistratie in het EPD geïntegreerd is. Dit betekent dat alle data waarvoor je normaal apart moet inloggen en intypen automatisch geëxporteerd kunnen worden. Het is LEAN om de informatie aan het EPD toe te voegen op het moment dat het beschikbaar is. De preoperatieve, peroperatieve en postoperatieve gegevens worden later in een keer aangeleverd aan het NOG. Deze poster laat screenshots zien hoe dat er bij ons in de praktijk uitziet. Belangenverstrengeling: geen. 22B N.E. de Vries (Maastricht UMC): Primair cutaan melanoom van het ooglid. SAMENVATTING: Doel: primair cutaan melanoom van het ooglid is een zeldzame aandoening: minder dan 1% van de maligniteiten van het ooglid betreft een melanoom, waarbij een nog kleiner percentage een primaire laesie – d.w.z. geen metastase van een cutaan melanoom elders en geen doorgroei van een intraoculair melanoom – betreft. Methode: casusbeschrijving met bespreking van het klinisch beeld, verrichte locale en systemische diagnostiek en operatieve behandeling. Resultaten: in de huidige casus werd na locale en systemische diagnostiek een excusie van de maligniteit en reconstructie volgens Hughes verricht. De follow-up bedraagt momenteel 3 maanden. Conclusie: het primaire cutaan melanoom van het ooglid is een zeldzame aandoening met potentieel een hoge morbiditeit en mortiliteit. Er bestaat nog geen overeenstemming over de behandelingsstrategie. Belangenverstrengeling: geen.
209e vergadering 2015
23B
14.39
24B
WOENSDAG 25 MAART 2015
14.36
E.S.M. Voskuil-Kerkhof, S.F.J. Belunek en M.B. Ebbeling (Utrecht UMC): Retinale afwijkingen bij 2 kinderen met incontinentia pigmenti. SAMENVATTING: Doel: het belang van oogheelkundige screening bij incontinentia pigmenti. Methode: beschrijven van 2 casus met incontinentia pigmenti, de behandeling en literatuuroverzicht. Resultaten: in 35-77% van kinderen met incontinentia pigmenti worden oogheelkundige afwijkingen gevonden. Bij de neonaat zagen we retinale vasculaire tortuositas en vasculaire occlusies. Ze werd niet behandeld omdat ze korte tijd post partum is overleden. Bij de 8-jarige patiënt zagen we in de periferie vasculaire abnormaliteiten. Op basis hiervan werd een FAG verricht waarop retinale ischemie werd gezien in de temporale periferie. Hiervoor onderging patiënt een laserbehandeling. Conclusie: kinderen met incontinentia pigmenti moeten volgens protocol oogheelkundig worden gescreend. Zelfs op latere leeftijd kunnen afwijkingen worden gevonden. Follow-up is daarom noodzakelijk. Belangenverstrengeling: geen. W.Y. Wang, H.M. van Minderhout en L. van Osch (Leiden UMC): Möbius syndroom bij een monozygoot, dichoriaal tweelingpaar. SAMENVATTING: Het Möbius syndroom is een zeldzame congenitale aandoening dat deel uitmaakt van de groep congenitale craniale dysinnervatie aandoeningen (CCDD) en wordt gekenmerkt door een bilaterale agenesie van de nuclei van de nervus abducens en nervus facialis. Klinisch is sprake van horizontale ophthalmoplegie en faciale diplegie met een variabel beeld aan verscheidene systemische afwijkingen. De exacte etiologie is onduidelijk, maar een genetische grondslag is aanwezig met een interplay van teratogene en vooral ischemische omgevingsfactoren. Heterogene overervingspatronen zijn gevonden en multipele kandidaatgenen met verschillende genenloci zijn geïdentificeerd. Echter, er is vooralsnog geen etiologisch genenlocus bekend. Wij omschrijven een monozygoot, dichoriaal tweelingpaar, bewezen met SNP genotypering, waar bij slechts één van beide kinderen een asymmetrisch Möbius syndroom is gediagnosticeerd. Het klinisch beeld en de genetische analyse worden gepresenteerd. Belangenverstrengeling: geen.
79
WOENSDAG 25 MAART 2015
14.42
14.45
80
25B L. van Kleef, K.W. Littink, J.T.H.N. de Faber en M. Tjon-Fo-Sang (Rotterdam OZR):
Trauma’s door NERF guns. SAMENVATTING: Doel: rapporteren van een serie patiënten met een stomp trauma door een pijltje van een NERF gun. Methode: NERF gun is de nieuwste rage: een speelgoedpistool voor kinderen vanaf 8 jaar die pijlen afvuurt met een reikwijdte tot wel 28 meter. Er werden 5 patiënten (5 ogen) beschreven die werden ingestuurd met pijn en een wazige visus na een stomp trauma met een NERF pijltje. Resultaten: in alle 5 de casus was er sprake van een hyphaem met in één case daarnaast ook Berlin’s oedeem. In de follow-up werd tot nog toe geen restschade gerapporteerd. Conclusie: bedenk goed wat je je kind nog meer kado doet met de aanschaf van een NERF gun. Belangenverstrengeling: geen. 26B M.J.H. Tjon-Fo-Sang, J.F. Chin, R. van Ruyven en J.T.H.N. de Faber (Rotterdam OZR): Prospectieve, vergelijkende studie tussen Artisan lenzen en PC IOL’s. SAMENVATTING: Wij verrichten een prospectieve, vergelijkende studie tussen patiënten met een Artisan IOL of een achterste oogkamer IOL. Wij evalueerden veranderingen in endotheelceldichtheid (ECD), de coefficient van variatie van celgrootte (CV) en het percentage hexagonale cellen (HEXA). Wij presenteren de 1- en 2-jaars follow-up. Na 1 jaar, was de ECD in patiënten met een Artisan IOL iets afgenomen, maar de p-waarde was net boven statistische significantie (p=0.081). Het 2e jaar was er geen significante verandering meer. De CV en de HEXA waren steeds niet significant veranderd. In de groep met een achterste oogkamer IOL waren alle waarden pre- en postoperatief niet significant veranderd. Conclusie: Artisan lenzen lijken geen invloed te hebben op corneale parameters na 2 jaar; de veranderingen in het 1e jaar kunnen het gevolg zijn van de chirurgie. Belangenverstrengeling: geen.
209e vergadering 2015
14.51
WOENSDAG 25 MAART 2015
14.48
27B E. Bidlot, L.P.J. Cruysberg, F.S. Tukkers-van Aalst, J.E.E. Keunen en J.R.M. Cruysberg (Tilburg Elisabeth/TweeSteden-Nijmegen Radboudumc): Het teken van de ondergaande zon (setting sun sign): alarmsignaal of niet? SAMENVATTING: Achtergrond: het klinisch beeld waarbij de cornea beiderzijds bedekt wordt door de onderoogleden en niet door de bovenoogleden, wordt het sunsetfenomeen (setting sun sign) genoemd. Doel: vaststellen of het sunsetfenomeen een opzichzelfstaand alarmsignaal is, wijzend op een ernstige onderliggende oorzaak. Methode: kleine serie van eigen patiënten en bestudering van casuïstiek uit de recente literatuur. Resultaten: de kinderen met het sunsetfenomeen toonden zeer diverse oorzaken, met grote variatie in ernst. Conclusie: het sunsetfenomeen komt o.a. voor bij congenitale hydrocephalus, maar is er niet pathognomonisch voor. De ernst van de onderliggende oorzaak wordt grotendeels bepaald door begeleidende bevindingen. Belangenverstrengeling: werknemer. 28B A. den Hartogh, J.W.R. Pott en V.W. Renardel de Lavalette (Groningen UMC): Veelbelovende behandeling van intra- en subretinaal vocht bij “cavitary optic disc anomaly”. SAMENVATTING: Een meisje uit 2007 presenteert zich in 2012 met een visus van 4/4 OD en 4/15 OS. Bij funduscopie blijken beide papillen een zogenaamde “cavitary optic disc anomaly” te hebben. Op de OCT-scan van OS is fors intra- en subretinaal vocht zichtbaar. Dit wordt vaker beschreven bij dergelijke papilafwijkingen. Er wordt besloten tot een expectatief beleid, omdat de visus OD nog goed is. Occlusietherapie wordt geprobeerd, maar heeft geen effect op de visus OS. In 2013 verschijnt er toenemend subretinaal vocht OD met behoud van visus. In september 2014 wordt er een vitrectomie met SF6-gas OS verricht om het effect op de visus en retinaal vocht te kunnen beoordelen. Postoperatief is de visus OS van 0.05 naar 0.2 gestegen en het intra- en subretinale vocht verminderd. Belangenverstrengeling: geen.
81
WOENSDAG 25 MAART 2015
14.54
29B
14.57
30B
82
G.J. Muizebelt en M. Wefers Bettink-Remeijer (Rotterdam OZR) Een positieve halo sign met colour Doppler ultrasonografie bij arteritis temporalis. SAMENVATTING: Doel: is er een indicatie op te starten met solumedrol intraveneus bij een positief halo sign en geen verhoogde bloedwaarden. Methode: casus: een 89-jarige dame, met sinds 2 weken donkere vlekken continue, niet mobiel, geen haarpijn, geen kaakpijn, geen dubbelbeelden, wel hoofdpijn. Visus ODS 0.5-0.5 zoekend. Funduscopie: beiderzijdse papiloedeem, peripapillaire bloedinkjes. Bloeddruk 138/82, bloedbeeld normaal conform leeftijd. Echografie: beiderzijdse halo sign rond arteria temporalis. Resultaten: in verband met de beiderzijdse papiloedeem en beiderzijds halo sign werd er gestart met solumedrol intraveneus gedurende 3 dagen en daarna met prednison behandeld. Na 3 dagen werd er een biopt genomen en was er inderdaad sprake van een arteritis temporalis en in verband met het papiloedeem beiderzijds en de halo sign werd er gelijk gestart met solumedrol intraveneus. Na 2 dagen werd er een biopt gedaan en bleek het inderdaad om een arteritis temporalis te gaan. Het gezichtsveldonderzoek toonde beiderzijds een forse uitval aan. Conclusie: ultrasonogafie helpt bij de diagnose van arteritis temporalis, maar er moet voornamelijk op de kliniek en de anamnese gevaren worden. Belangenverstrengeling: geen. M. Ottevanger en G.L. Porro (Utrecht UMC): Behandeling van papiloedeem met behulp van 3D-printtechnologie: case report. SAMENVATTING: Doel: een beschrijving van de toepassing van 3D-printtechnologie als therapie voor een patiënte met het syndroom van Buchem (hyperostosis corticalis generalisata), waar progressieve botvorming van de schedel leidde tot intracraniele hypertensie met bilateraal papiloedeem en visusklachten. Methode: door middel van een 3D-print is een vervangende schedeldakconstructie gemaakt. Daarna werd een totale craniotomie verricht en een volledig kunststof custommade 3D schedeldak geïmplanteerd. Resultaten: een schedeldakconstructie verlaagde de intracraniele druk met verbetering van de visusklachten en papiloedeem. Conclusie: volledige schedelreconstructie met custommade 3D print kan succesvol toegepast worden voor de behandeling van oogheelkundige 209e vergadering 2015
31B
15.03
32B
15.06
33B
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.00
afwijkingen secundair aan intracraniele hypertensie in het kader van het syndroom van Buchem. Belangenverstrengeling: geen. M. Haan, W.A.E.J. de Vries-Knoppert en J. Bot (Amsterdam VU): Durale fistel bij McCune Albright syndroom. SAMENVATTING: Doel: aandacht vestigen op oogcomplicaties bij een durale fistel. Methode: case report. Resultaten: man met McCune Albright syndroom en subacute visusdaling. VODS: 0.25/1.0. Geen RAPD. Geen overige oogafwijkingen. Op verdenking n. opticus compressie bij toename fibreuze dysplasie werd beeldvorming verricht. Een digitaal subtractie angiogram liet een durale fistel zien. Patiënt werd endovasculair behandeld. McCuneAlbright syndroom is een erfelijke aandoening waarbij o.a. polyostotisch fibreuze dysplasie centraal staat. Een caverneuze fistel is een verworven arterioveneuze malformatie. Er zijn 2 vormen: de carotico-caverneuze fistel en de durale caverneuze fistel. Conclusie: bij deze fibreuze dysplasie werd aanvankelijk gedacht aan een compressie van de nervus opticus door botgroei, maar tot onze verbazing bleek de oorzaak een durale caverneuze fistel te zijn. Belangenverstrengeling: geen. M.F. Hoogslag-Bienfait, C. Stellingwerf en G. de Haan (Leeuwarden Visio): Visusdaling e.c.i.: visuele dementie? SAMENVATTING: Aan de hand van casuistiek wordt het onderzoekstraject besproken van 2 patiënten waarbij oogheelkundig geen verklaring voor de visuele problemen kan worden gevonden. Na neuropsychologisch onderzoek en MRI bleek posterieure corticale atrofie (PCA), een bijzondere vorm van dementie, de oorzaak te zijn. Belangenverstrengeling: geen. L.P. Ramp, G.P.M. Luyten, M. Marinkovic en J. Bleeker (Leiden UMC): Cellulitus orbitae-mimicking choroidea melanoom. SAMENVATTING: Doel: casus van een cellulitis orbitae met acuut glaucoom als gevolg 83
WOENSDAG 25 MAART 2015 15.09
34B
15.12
35B
84
van een necrotiserend choroidea melanoom. Methode en resultaat: man van 58 jaar presenteerde zich met beeld van cellulitis orbitae met fors gezwollen oogleden, chemosis en hyperemie van de conjunctiva en acuut glaucoom van het rechteroog met een intraoculaire druk van 70 mmHg. Na een perifere iridotomie daalde de druk. Bij echografisch onderzoek werd een groot choroidaal proces gezien met mogelijk extrasclerale doorgroei meest passend bij een choroidea melanoom. Patiënt werd 1 dag later geënucleeerd. Pathologie toonde een geheel necrotisch, gemengdcellig choroideamelanoom zonder extrasclerale uitbreiding. Conclusie: panophthalmie door volledig necrotisch choroidea melanoom. Belangenverstrengeling: geen. L.M.P. le Blanc, A. Delbecq en J. Keunen (Nijmegen Radboudumc): Zeldzame oorzaak van acute visusdaling bij jonge mannen. SAMENVATTING: Doel: beschrijven van een zeldzame presentatie van een gemetastaseerd testis carcinoom. Methode: observational case report. Resultaat: een jonge man met blanco voorgeschiedenis presenteerde zich met acute visusdaling. Bij funduscopie was er sprake van een verheven laesie met een exsudatieve ablatio retinae. Bij aanvullend onderzoek werd een primair testis carcinoom vastgesteld met uitgebreide metastasering. Conclusie: deze casus beschrijft een presentatie van een oculaire metastase van een primair testis carcinoom. Belangenverstrengeling: geen. O. Engin, G. Porro, E. Kilic en H. Mensink (Rotterdam Erasmus MC): Alternatieve behandeling voor een patiënt met een choroidaal haemangioom. SAMENVATTING: Doel: gefractioneerde stereotactische radiotherapie (fSRT) als behandelingsalternatief voor een choroidaal haemangioom. Methoden: bij 3 patiënten, met klinisch een choroideaal haemangioom, werd de diagnose bevestigd met behulp van echografie en FAG/ICG. Patiënt 1 werd initieel behandeld met fotodynamische therapie (PDT), echter dit gaf geen afname van het subretinaal vocht (SRF). Vervolgens werd er overgegaan op fSRT. Patiënten 2 en 3 werden behandeld met fSRT. Resultaten: patiënt 1 toonde geen verbetering met 3x PDT, echter met fSRT (20Gy in 10 fracties) werd
209e vergadering 2015
36B
15.18
37B
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.15
een stabiele situatie verkregen met afname van SRF. Ook bij patiënt 2, die met fSRT (20Gy in 4 fracties) werd behandeld, zagen we afname van SRF en visusverbetering tot 1.2. Behandeling van patiënt 3 met fSRT is nog gaande. Conclusie: fSRT lijkt een goed behandelingsalternatief voor een choroidaal haemangioom. Belangenverstrengeling: geen. I.L. Birker, M. Marinkovic en G.P.M. Luyten (Leiden UMC): Iris heterochromie; een bedriegelijke schoonheid. SAMENVATTING: Doel: oculaire melanocytosis geeft een verhoogd risico op uvea melanomen. Methode en resultaat: een patiënte van 20 jaar, bekend met congenitale heterochromie, werd verwezen wegens een groot choroidea melanoom van het rechteroog. Gezien de tumorgrootte werd het oog geënucleeerd. Uit pathologisch ondezoek bleek er sprake van een groot spoelcellig choroidea melanoom met ingroei in het corpus ciliaire, zonder extrasclerale uitbreiding. Het corpus ciliare, choroïdea en sclera toonde een sterke toename van melanocyten passend bij oculaire melanocytosis. Conclusie: patiënten met een oculo (dermale) melanocytosis hebben een risico van 1:400 op het ontwikkelen van een uvea melanoom. Voor vroege detectie van een uvea melanoom is jaarlijks oogheelkundig onderzoek aangewezen. Belangenverstrengeling: geen. S.R. Steenmeijer en I.C. Notting (Leiden UMC): Papiloedeem bij amiodaron. SAMENVATTING: Afgelopen jaar zijn 2 heren van 58 en 78 jaar met spoed ingestuurd naar de afdeling oogheelkunde met acute visusdaling van beide ogen. Beide patiënten zijn bekend met cardiale problematiek waarvoor zij onder andere met amiodaron werden behandeld. Bij oogheelkundig onderzoek werd bilateraal papiloedeem gezien. Er bleek fors gezichtsvelduitval en ernstige geleidingstoornissen bij VEP-onderzoek. Aangezien geen andere afwijkingen werden gezien behalve papiloedeem, werd in overleg met de afdeling cardiologie amiodaron gestopt. Het staken van de amiodaron resulteerden in aanzienlijke afname van papiloedeem en verbeterende visus in beide gevallen. Middels deze casus willen we benadrukken de toxiciteit van amiodaron in acht te nemen bij opticopathie. Belangenverstrengeling: geen. 85
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.21
15.24
15.27
86
38B
C. Stellingwerf en M.F. Hoogslag-Bienfait (Haren Visio): Kijk uit, een nystagmus! SAMENVATTING: Een nystagmus komt vaak voor bij mensen die van jongs af aan slechtziende zijn. Minder bekend is dat bij het vorderen van de oogaandoening een nystagmus kan ontstaan of verergeren. Een nystagmus wordt vaak niet goed omschreven in de medische dossiers. Dat dit tot problemen in de diagnostiek en onrust bij betrokkenen kan leiden tonen de volgende casus. De eerste casus betreft een matig slechtziend meisje dat plotseling slechter gaat functioneren. Ze blijkt veel slechter te zijn gaan zien. De tweede casus betreft een vrouw met een gevorderde retinitis pigmentosa. Ze krijgt plotseling een hevige hoofdpijn, valneiging naar één kant en ze ziet een “sneeuwbeeld”. Belangenverstrengeling: geen. 39B R. de Jong, O. Eshghi en W.J. Japing (Groningen UMC): Genezen met een handoplegging. SAMENVATTING: Doel: presentatie van een bijzondere behandeling voor een durale fistel. Methode: casuspresentatie: een 58-jarige patiënt presenteerde zich aanvankelijk met een niet-visusbedreigende low flow durale fistel. Na MRA zonder afwijkingen werd besloten af te zien van angiografie. Een jaar later ontstond een acute exacerbatie met visusbedreiging en hoge intraoculaire druk. Met angiografie bleek het een durale fistel te betreffen die anterograad noch retrograad te bereiken was voor embolisatie. Middels echografie bleek de vena orbitalis superior intraconaal als mogelijke toegangsweg voor interventie bruikbaar. Preoperatief werd 15 minuten manuele compressie toegepast. Resultaat: de fistel sloot nagenoeg volledig. Interventie was hierna niet meer nodig. Conclusie: bij deze patiënt bleek manuele compressie van de veneuze afvoer een succesvolle behandeling voor zijn durale fistel. Belangenverstrengeling: geen. 40B F.C. van ’t Hullenaar, W. Duifhuizen en J.A.M. van Everdingen (Rotterdam OZR): Recidiverende abducens parese met spontaan herstel. Mist u de diagnose? 209e vergadering 2015
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.30
15.33
SAMENVATTING: Doel: het beschrijven van een casus over een spontaan herstellende nVI parese met recidiverend beloop waarbij de diagnose pas jaren later aan het licht komt. Methode/resultaat: case report. Spontaan herstellende nVI parese OS bij man van 34 jaar en recidief op 35-jarige leeftijd. Bij neurologisch onderzoek geen aanwijzingen voor demyelinisatie of ander onderliggend lijden. DD microvasculair of post-viraal. Op 40-jarige leeftijd een derde recidief, nu met passagère uitval nVII rechts en nVIII links en transient pyrimidaal syndroom rechts door een ponsbloeding. CT, MRI en arteriografie lieten geen focus zien. Wederom spontaan herstel. Vanaf het 50e levensjaar geleidelijk toenemende abductiebeperking OS zonder herstel. Lab, MRI en CTA niet verklarend. Uiteindelijk wordt, 24 jaar na de eerste nVI parese, de diagnose gesteld: caverneus hemangioma in de pons. Conclusie: bij een atypische beloop van een nVI parese is herhaalde diagnostiek, ondanks spontaan herstel, geïndiceerd. Belangenverstrengeling: geen. 41B S. Genders en R. Kloos (Amsterdam AMC): Melanoom of naevus? SAMENVATTING: Inleiding: een Spitz naevus is een zeldzame huidtumor die vooral bij kinderen op de ledematen en het gelaat voorkomt. Zowel macroscopisch als microscopisch vertoont deze huidlaesie grote gelijkenis met een melanoom. Methode: wij presenteren een casus van een meisje van 12 jaar met een groeiende, zeer donker gepigmenteerde laesie op de rand van het linker onderooglid. De tumor werd geexcideerd en er werd PA onderzoek verricht. Resultaten: histologisch onderzoek toonde een melanocytaire naevus met kenmerken van een Spitz naevus. Conclusie: een Spitz naevus is klinisch nauwelijks te onderscheiden van een melanoom. Het is weliswaar een benigne tumor, maar moet wel radicaal worden geexcideerd. Belangenverstrengeling: geen. 42B M. Dieleman, R.O.B. de Keizer, R.M. Verdijk en A.D.A. Paridaens (Rotterdam, OZR): Orbitatrauma gepaard met hoef. SAMENVATTING: Doel: beschrijven van een ongewoon orbita trauma na ongeval met paard. Case report: een 12-jarig meisje presenteerde zich na val van paard. Zij had 87
WOENSDAG 25 MAART 2015 15.36
43B
15.39
44B
88
een temporale canthus en onderooglidlaceratie rechts met een subcutane harde palpabele massa, zonder overige (neurologische) pathologie. CT-scan toonde lucht en een corpus alienum in de superotemporale orbita, de bulbus en intraorbitale structuren waren intact. Tijdens exploratie onder narcose, werd een 3 cm lang corpus alienum van onbekende origine uit de laterale orbita verwijderd. Er werd een canthusreconstructie gedaan en het corpus alienum werd ingestuurd voor histopathologisch onderzoek. PA uitslag: weefsel passend bij paardenhoef! Hierna volgde vlot herstel. Conclusie: 1. een trap door een paard kan zelfs gepaard gaan met paardenhoef in de orbita!; 2. bij een onbekend corpus alienum, is er meerwaarde voor histopathologisch onderzoek. N.E. de Vries (Maastricht AZM): Autoloog transplantaat als behandeling van ectropion. SAMENVATTING: Doel: verkorting van de anterieure lamel ten gevolge van actinische schade, huidaandoeningen of cicatriele veranderingen van het onderooglid kan resulteren in een ectropion. Standaardbehandelingen voor de correctie van een ectropion zoals de laterale tarsale strip procedure corrigeren de verkorting van de anterieure lamel niet en zijn daarmee minder geschikt voor deze subcategorie. Methode: de poster presenteert een drietal casus waarin een autoloog transplantaat van het bovenooglid als behandeling van het ectropion van het onderooglid wordt gedemonstreerd. Resultaten: het ectropion kon in alle patiënten afdoende gecorrigeerd worden. Conclusie: een autoloog transplantaat is een waardevolle techniek bij de behandeling van het ectropion ten gevolge van verkorting van de anterieure lamel. Belangenverstrengeling: geen. L. Ricker en R. Nuijts (Maastricht UMC): Treatment strategies to limit the progression of epithelial ingrowth. SAMENVATTING: Purpose: to report various treatment strategies on the outcome of a single case of epithelial ingrowth due to a wound dehiscence after iris-fixated phakic intraocular lens implantation for high myopia in a 46-year old lady. Methods: after multiple procedures (i.e. lamellar keratoplasty, removal of epithelial membranes), intracameral 5-fluorouracil (5-FU) (50 mg/ml; 0.15 mL) was applied in order to stabilize the epithelial ingrowth. Results: partial 209e vergadering 2015
45B
15.45
46B
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.42
resolution of the epithelial ingrowth on the nasal and temporal endothelium occurred. More than 2 years after 5-FU injection the progression of epithelial ingrowth appears stabilized. Conclusion: application of intracameral 5-FU may be an additional elegant therapeutic option to stabilize the extent of epithelial ingrowth after intraocular surgery. Belangenverstrengeling: geen. I.E.Y. Saelens en R.M.M.A. Nuijts (Maastricht UMC): Secundair glaucoom en pupillaire membraan bij omgekeerd geïmplanteerde Rayner Sulcoflex lens. SAMENVATTING: Casus: een 72-jarige man onderging een ongecompliceerde cataract extractie aan het rechteroog. Gezichtsscherpte was postoperatief 0.6 met +3.0, C-1.25x64. 25 jaar eerder werd een PRK procedure verricht aan het rechteroog voor -7.5 dioptrie (D). 3 maanden na cataract extractie werd een +3.0D Rayner 653L Sulcoflex additieve lens in de sulcus geplaatst. Onmiddellijk postoperatief was de oogdruk 42 mmHg. De oogdruk normaliseerde na een YAG-iridectomie. Een jaar later werd patiënt naar ons verwezen vanwege visusdaling en verhoogde oogdruk. BCVA was 0.8 met +1.75, C-1.50x95. De oogdruk was 36 mmHg en biomicroscopie toonde een prepupillair membraan. Voorsegment-OCT toont een omgekeerde plaatsing van de additieve lens. Conclusie: een omgekeerde implantatie van een Rayner sulcoflex lens kan leiden tot pigmentdispersie en secundair glauoom. Belangenverstrengeling: geen. Y.Y.Y. Cheng en G.P.M. Luyten (Leiden UMC): Interface fluid syndroom. SAMENVATTING: Doel: demonstratie interface fluid syndroom. Patiënt: een 22-jarige man onderging bilaterale Femto-LASIK in verband met myopie van S-5.75 C-0.50x5º en S-7.0 C-0.75x160º en een preoperatieve visus ODS van 1.0. Postoperatief was er een zeer lage visus van 1/60 en 0,1 met forse haze, waarbij tweemaal een flaplift werd uitgevoerd. Bij onderzoek was er sprake van vocht in de interface, wat haze en cornea guttata. De postoperatieve pachymetrie ODS bedroeg 711 & 637 micron. Na maanden behandeling was het vocht in de interface geresorbeerd en herstelde de visus met mini scleralens tot 1.0. Conclusie: patiënten met cornea endotheeldystrofie hebben mogelijk grotere kans op een interface fluid syndroom en is een 89
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.48
15.51
90
relatieve contra-indicatie voor LASIK behandeling. Belangenverstrengeling: geen. 47B L. van den Borne en J.J. Scheenloop (Utrecht UMC): Recidiverende panuveitis en cutis laxa. SAMENVATTING: Casus: een 15-jarige jongen werd in 2009 gezien i.v.m. recidiverende rode ogen en fotofobie, daarnaast had hij verdunde lange oorlellen en urticaria over hele lichaam. 6 maanden daarvoor was hij op vakantie geweest in Indonesië. Bij onderzoek werd visus ODS 1.0-1.0 gezien met een spoor cellen in het CV. Later ontwikkelde zich een maculapucker en myopiseerde hij naar S-3.00. De diagnoses panuveitis, urticaria en verworven cutis laxa werden gesteld. Er konden geen aanwijsbare oorzaken (zoals infectieziekten) worden aangetoond. Behandeling: de uveitis werd topicaal behandeld met steroiden en NSAIDs. Verder werd behandeld met prednison oraal en methotrexaat. Bij onvoldoende effect, met name op de urticaria, werd geswitcht naar Humira. Ook heeft plastische chirurgie plaatsgevonden. Conclusie: deze casus laat een zeldzaam beeld van verworven cutis laxa en panuveitis ECI zien. Belangenverstrengeling: geen. 48B B.S. Wensing, C.D. Marbus, P.P.A.M. van Thiel, R.O. Schlingemann en F.D. Verbraak (Amsterdam AMC): Bijzonder geval van AMOR. SAMENVATTING: Kort na een koortsende ziekte, meldde patiënt zich met vlekken in gezichtsveld. Bij onderzoek bleek sprake van kleine laesies in macula, overeenkomend met de scotomen. Nader onderzoek, OCT, FAF, FAG, wees op een diagnose van acute macular outer retinopathy (AMOR). Serologisch onderzoek wees de diagnose Chickugunya virus aan als oorzaak van koortsende ziekte. Uveitis bij Chickugunya virus is eerder beschreven (vooral anterior). Dit is eerste casus van AMOR zeer waarschijnlijk veroorzaakt door dit virus. Belangenverstrengeling: geen.
209e vergadering 2015
15.57
16.00
WOENSDAG 25 MAART 2015
15.54
49B
M.C.C. Snabel en J.H. de Boer (Utrecht UMC): Acute retina necrose bij het Goods-syndroom. SAMENVATTING: Doel: een acute retina necrose kan voorkomen als gevolg van een immuundefiientie. Wij presenteren dat een thymoom met antistofdeficientie, ook wel bekend als Goods syndroom de onderliggende oorzaak kan zijn van immuundeficienties en daarmee ook van een acute retina necrose. Methode: het ziektebeeld zal worden toegelicht aan de hand van een casus. Resultaten: patiënt presenteerde zich met acute retina necrose. Enige weken daarvoor was hij behandeld met acyclovir voor radiculitis veroorzaakt door Varicella zoster virus. Op thoraxfoto werd mediastinale massa gezien wat een thymoom bleek te zijn. Conclusie: Goods-syndroom is een zeldzame oorzaak van antistof deficiëntie in het kader van een thymoom. Onder invloed van deze immuundeficientie kan een acute retina necrose ontstaan. Belangenverstrengeling: geen. 50B B.C. van Noort, M. Marinkovic, R.O. Schlingemann en J.E.E. Keunen (Leiden UMC): BDUMP: beschrijving van een patiënt met zeer lange overleving en behoud van goede visus. SAMENVATTING: Doel: de literatuur over bilateral diffuse uveal melanocytic proliferation (BDUMP), een zeldzaam paraneoplastisch syndroom, schetst een somber beeld; er zijn geen patiënten beschreven met een overleving langer dan 12 maanden na de diagnose en de visus neemt in de beschreven gevallen snel af. Wij presenteren een patiënt met BDUMP met een overleving van 9.5 jaar na de diagnose en bij laatste controle een visus van 1.0 beiderzijds. Conclusie: er lijkt ook een variant van BDUMP te bestaan met een milder beloop dan tot nog toe beschreven. Belangenverstrengeling: geen. 51B N.W.R. Slingerland, E. Kilic, R.M. Verdijk en N.C. Naus (Rotterdam Erasmus MC): Misleidende presentatie van conjunctiva melanoom door patiënt delay. 91
WOENSDAG 25 MAART 2015 16.03
16.06
92
SAMENVATTING: Doel: diagnostiek en behandeling kunnen enorm bemoeilijkt worden door patiënt delay. Case report: wij beschrijven een casus van een patiënte van 45 jaar, die bij ons kwam voor een second opinion bij een progressieve zwelling van het bovenooglid. Daarbij was er ook reeds een jaar een zwelling op het oog zelf. Patiente was vreselijk angstig en was bewust heel laat naar de (oog)arts gegaan. Uiteindelijk bleek er, na uitgebreide beeldvorming en PA-onderzoek van een biopt dat werd genomen, sprake van een conjunctiva melanoom met metastasen naar het bovenooglid en naar de pre-auriculaire lymfeklieren. Ter behandeling werd een exenteratie verricht, wat waarschijnlijk voorkomen had kunnen worden bij vroegere diagnostiek. Discussie: door patiënt delay kan het stellen van een diagnose worden bemoeilijkt en kan indrukwekkende pathologie worden gezien. Belangenverstrengeling: geen. 52B S.C. Westeneng-van Haaften, L. le Blanc en J.E.E. Keunen (Nijmegen Radboudumc): Diagnostiek en behandeling van microhaemangiomatose. SAMENVATTING: Doel: rapporteren van diagnostiek en behandeling van een zeldzaam ziektebeeld. Methode: een 57-jarige vrouw heeft 3x een spontaan, voorbijgaand hyfema OS doorgemaakt. Spleetlamponderzoek toont een vaatkluwe op de pupilrand OS en een kleine vaatkluwe op de pupilrand OD. De oogdrukken zijn normaal en funduscopie is niet afwijkend. Fluorescentie angiogram van de iris toont bilateraal meerdere hyperfluorescente spots op de pupilrand. De vaatkluwe in OS wordt behandeld met een gele Dye laser, 561nm, 3 coagulaten, 50µm, 150mW, 0,1sec. Resultaten: de diagnose microhemangiomatose wordt gesteld op het klinische beeld en de FAG. Het effect van de laserbehandeling is verlittekening van de vaatkluwe OS. Spontane hyfema OS zijn niet meer voorgekomen. Conclusie: microhemangiomatose is een zeldzame bilaterale vaatafwijking van de iris, die bij symptomen behandeld kan worden met laser. Belangenverstrengeling: geen. 53B S.M. Lubbers, V.W. Renardel de Lavalette, B.M. van Hemel en W.J. Japing (Groningen UMC): Het oog als spiegel van de …. longen.
209e vergadering 2015
WOENSDAG 25 MAART 2015
16.09 16.40
54B
16.45
55B
SAMENVATTING: Doel: beschrijving van een oculaire metastase op basis van een pulmonale tumor, die middels een choroideabiopt werd vastgesteld. Patiënt: een 84-jarige patiënt met in de voorgeschiedenis een infectieus pulmonaal proces, presenteerde zich met een amelanotische choroidale laesie met onregelmatige hyperpigmentatie en een netvliesloslating in het linkeroog. Echografie en fluorescentieangiografie deden een choroidale metastase van een nog onbekende primaire tumor vermoeden. Een broncho-alveolaire lavage en CT-scan verricht door de longartsen gaven géén verdenking op een longmaligniteit. Een cytologische punctie van de choroidale laesie toonde echter maligne cellen met kenmerken van een grootcellig carcinoom, passend bij een pulmonale origine. Nadien bevestigde een longbiopt door de longartsen een in situ adenocarcinoom met lepidische groeiwijze. Conclusie: een cytologische punctie van een choroidale laesie kan zowel op oogheelkundig als op systemisch gebied zeer diagnostisch zijn. Belangenverstrengeling: geen. THEE-PAUZE T. Westland en A. Rothova (Rotterdam Erasmus MC): Retinale vasculitis op kinderleeftijd. SAMENVATTING: Een 11-jarig patiëntje meldde zich met visusklachten bij een myopie van -3D beiderzijds. In fundo werd (als toevalsbevinding) een milde perifere flebitis gezien met geringe glasvochtprikkeling. Aanvullend onderzoek toonde een fors verhoogde bezinking van 116 mm/h en IgG van 65 g/l. Voorts vielen een Hb van 5,1 en leukocyten van 3,9 op. Het FAG toonde een actieve perifere flebitis. Differentiaal diagnostisch waren SLE en sarcoidose het meest waarschijnlijk. (Para)neoplastische diagnose als Kahler en AML/ALL werden overwogen, echter de uitslagen brachten een verrassende en niet verwachte ontknoping. Belangenverstrengeling: geen. R.L.P. van der Veen, D.W.J.K. Cals en R.J.H.M. Kloos (Maastricht UMC): Een verdachte traanzakfistel. SAMENVATTING: Een 87-jarige man presenteerde zich in 2012 met een dacryocystitis rechts, waarvoor hij behandeld werd met orale antibiotica. Begin 2013 trad een 93
WOENSDAG 25 MAART 2015 16.50
16.55
94
recidief op, wat opnieuw behandeld werd met antibiotica. Patiënt voelde toen niet voor een dacryocystorhinostomie. In augustus 2013 werd een fistelopening in de huid gezien ter hoogte van de traanzak. Bij controle 1 jaar later was op deze plaats een ulceratieve laesie zichtbaar. Patiënt werd verwezen naar onze kliniek voor verdere diagnostiek en behandeling. Wij verrichtten irrigatie van de traanwegen waarbij geen invloed optrad door de wond. Hierdoor werd een traanzakfistel minder waarschijnlijk en gingen wij over tot excisie bioptie. Pathologisch onderzoek volgde…. Belangenverstrengeling: geen. 56B R.J.W. de Keizer, M. Lammens, P. Jonkheere en V. de Groot (Leiden UMCAntwerpen UZA): Een patiënte met een orbitale Wipplei. SAMENVATTING: Doel: presentatie patiënte met recidiverende afgeronde laesies in de anterieure orbita. Resultaat: in 2007 werd bij deze 47-jarige patiënte, van Aziatische oorsprong, een nodule onder de wenkbrauw verwijderd. De volgende 7 jaar werd nog 6x weefsel onderzocht. Belangenverstrengeling: geen. 57B R. Lapid, J.W. van der Linden, C. Nieuwendaal en I. van der Meulen (Amsterdam AMC): How to handle anisometropia. SAMENVATTING: Doel: het rapporteren van een ongebruikelijke oplossing bij een ongebruikelijk probleem in de refractiechirurgie. Een 21-jarige man met anisometropie kwam met de wens om zich te laten laseren in het myope oog. Bij onderzoek bleek het OD myoop en dominant te zijn en het OS hypermetroop en non-dominant. Accommodatief spasma was moeilijk te overwinnen met atropinisatie. Een refractietarget was moeilijk af te spreken door de anisometropie en de accommodatieve spasme. Het uiteindelijke advies werd gebaseerd op een extra test in dit geval. Belangenverstrengeling: geen.
209e vergadering 2015
58B
17.05
59B
17.10
60B
WOENSDAG 25 MAART 2015
17.00
J.T.H.N. de Faber, J.H. Kreijen-Meinesz en M. Tjon Fo Sang (Rotterdam OZR): Komt een blinde baby bij de dokter. SAMENVATTING: Een ongeruste vader en moeder kwamen voor een second opinion met hun kennelijk blinde baby van 4 weken oud op mijn spreekuur. Kindje is matig te onderzoeken. Ze lijkt een te hoge oogdruk te hebben en een mysterieus beeld van een bilaterale granulomateuze uveitis. Na 24 jaar ervaring als kinderoogarts lijk ik de diagnose schuldig te blijven, totdat ik met behulp van enkele macro foto’s gemaakt met de Iphone een oproep plaats op de kinderoogartsen list-server van 800 collega’s en het mysterie wordt opgelost. Aan de hand van klinische foto’s zal deze zeldzame casus besproken worden. Belangenverstrengeling: geen. R.L.J. van Ruyven (Rotterdam OZR): A case of cataract. SAMENVATTING: Een 16-jarig meisje dat nog nooit bij de oogarts/opticien is geweest meldt zich op de polikliniek met een bijzondere vorm van cataract. Belangenverstrengeling: geen. M.B. Ebbeling en E.S.M. Voskuil-Kerkhof (Utrecht UMC): Lignieuze conjunctivitis. SAMENVATTING: Doel: een meisje van 7 jaar presenteerde zich met een pseudomembraanvorming onder het rechter bovenooglid. Voordat de bovenstaande diagnose bekend werd, hebben verschillende behandelingen plaats zonder resultaat: driemaal excisie, eenmalig met kenacort subtarsaal, eenmalig met cryotherapie; er is antibiotisch behandeld, met steroïden, ciclosporine en tacrolimus. Belangenverstrengeling: geen.
95
WOENSDAG 25 MAART 2015
17.20
61B
17.25
62B
17.30
63B
96
K.T. Wong en J. de Hoog (Rotterdam Erasmus MC): De patiënte met onbegrepen uitval. SAMENVATTING: Casus betreft een 56-jarige vrouw die zich presenteerde met subacuut visusverlies OS. Patiënte werd wakker met slecht zicht in de onderste helft van het gezichtsveld OS, dat in een aantal dagen progressie vertoonde tot slechts lichtperceptie. In de maanden daarvoor ook een passagere uitval gehad van n III links en waarschijnlijk ook n VIII links. Tijdens opname op de neurologie werd patiënte wakker met een visusdaling in het contralaterale oog (OD) tot 1/120. Belangenverstrengeling: geen. R.G.W. Kok en H.J. Simonsz (Rotterdam Erasmus MC): Conjunctivale ulcera en episclerazwelling na strabismusoperatie SAMENVATTING: Een 63-jarige patiënte kreeg 2 maanden na een scheelziensoperatie rechts toenemend pijn met een episclerale zwelling en 2 conjunctivale ulcera in het geopereerde gebied. Al onze ingrepen ten spijt is de sclera gesmolten over een gebied van 8 bij 10 mm. Links was 2 jaar eerder na een plombeverwijdering hevige pijn en een uveitis ontstaan welke uiteindelijk pas tot rust kwam na een subconjunctivale Celestone injectie. Bij deze gezonde patiënte werd uiteindelijk op basis van laboratoriumuitslagen en histologie een verrassende diagnose gesteld. Belangenverstrengeling: geen. C. Frambach en A. Geerards (Zoetermeer Oculenti Contactlenspraktijken): Presbyope correctie met enkelvoudige contactlens. SAMENVATTING: Presbyope patiënten hebben bij een enkelvoudige contactlenscorrectie van de ametropie met aparte leesbril nodig om nabij voldoende scherp te kunnen zien. Oplossingen met contactlenscorrecties voor de presbyope klachten kunnen worden gevonden in monovisie en/of het toepassen van multifocale contactlenzen. De patiënt in deze mystery-case heeft enkelvoudige contactlenzen, maar kan desondanks prima lezen. Belangenverstrengeling: geen. 209e vergadering 2015
17.40
17.45
WOENSDAG 25 MAART 2015
17.35
64B
M.V. van Hecke en Y. de Jong-Hesse (Amsterdam VU): Geen ablatio, maar…. SAMENVATTING: Casus: een 15-jarig meisje werd naar onze kliniek verwezen met verdenking ablatio retinae. De visus ODS was 1,0/1,2 met S-5.0. In fundo werden lichte en donkere vlakke gebieden (mid-)perifeer gezien in beide ogen. Op de OCT correleerden deze gebieden met hyporeflectiviteit van de buitenste segmenten en ellipsoïd zones. Belangenverstrengeling: geen. 65B H.T. Nguyen en D.T. Hartong (Amsterdam VU): Een bijzondere proptosis. SAMENVATTING: De casus betreft een 48-jarige man, bekend met een clivuschordoom met uitbreiding naar het ethmoid, de sinus cavernosus en de hersenstam waarvoor meerdere malen radiotherapie en chirurgische debulking. In mei 2014 krijgt hij een visusdaling aan het linkeroog bij compressie van de nervus opticus links door resttumor. Eind juli 2014 vindt een resectie plaats in de Verenigde Staten, waarna hij terugkeert naar Nederland. Drie weken postoperatief wordt een forse proptosis links opgemerkt. Daarbij heeft hij een forse uitdrogingskeratitis. Er wordt met spoed een MRI orbita en brein gemaakt waarop duidelijk de oorzaak van de proptosis zichtbaar is. Na het tonen van de MRI-beelden zullen wij u vragen om uw differentiaal diagnose en suggesties voor behandeling van dit zeldzame beeld. Belangenverstrengeling: geen. 66B M.A.J. Wagemans, L.J. van Rijn, C.J.J. Brinkman en M.W. Elting (Haarlem OMC-Amsterdam VU): Mystery case. SAMENVATTING: Een meisje van 12 jaar oud komt bij de orthoptiste i.v.m. recent verminderd zicht veraf. Visus 1,0 vlot ODS met licht myope correctie. Oogarts kijkt: subtotale papilexcavaties ATODS 38 mmHg, GVO centrale resten. Blijkt asthma te hebben en gebruikt al jaren inhalors en neusspray. Familie: geen bijzonderheden. Conclusie: high responder reactie. Vraag: had zij niet het advies voor oogdrukcontroles moeten krijgen? Doorgestuurd naar 97
WOENSDAG 25 MAART 2015
17.50
67B
17.55
68B
18.00
69B
98
academisch centrum. Conclusie: steroidglaucoom met R/travatan en cosopt ATODS 23/20 mmHg. Vraag: moet er niet beter gescreend worden op steroid induced glaucoma? Door wie? Wanneer? Is deze druk voldoende laag? Hoe verder? Belangenverstrengeling: adviseurschap. G.G. Sandoval Ramsey, P. de Graaf en D.T. Hartong (Amsterdam VU): Snel progressieve zwelling ter hoogte van de traanzak bij 2-jarig meisje. SAMENVATTING: Deze casus betreft een gezond meisje van 2 jaar oud dat zich presenteerde met sinds 2 weken een pijnloze zwelling ter hoogte van de traanzak rechts verdacht voor dacryocèle. Bij onderzoek was een niet-mobiele, ovale, gladde, vast elastische laesie ter hoogte van de traanzak rechts gedocumenteerd. In de week er na was er sprake van een progressieve toename van de zwelling met een deviatie van de neus. De laesie was nu zeer hard. Belangenverstrengeling: geen. C.A.M. Bennebroek en A. Groenveld (Amsterdam AMC): Dubbelzien na strabismus chirurgie. SAMENVATTING: Een 13-jarige jongen presenteert zich met persisterende dubbelbeelden bij een minimale esotropie na operatieve correctie van een exotropie. Na het aanhoudend dragen van prisma in afnemende sterkte, verdwenen de dubbelbeelden. Belangenverstrengeling: geen. V. Kalinina Ayuso, G. Visser, A. Belhaj en J.H. de Boer (Utrecht UMC): Twee zussen met psychische problemen…… totdat een oogarts kijkt. SAMENVATTING: H. 13 jaar valt veel, school twijfelt over visus. Zij is gezond, maar heeft veel spanningen/trillingen, haar schoolprestaties gaan achteruit, begeleiding via GGZ. Haar ouders zus D. heeft congenitaal cataract dat geen vervolg behoeft en dezelfde trillingen, zonder neurologische oorzaak. GGZ traject loopt. Ouders zijn Nederlands, gezond en niet consanguin. Visus van H. 209e vergadering 2015
WOENSDAG 25 MAART 2015
18.05
ODS is 0.5++, niet verder te verbeteren met lichte horizontale en upbeat nystagmus, mild RAPD OD. Bij onderzoek ODS nummulaire lensopaciteiten, temporaal bleke papillen OD>OS en red cherry spot macula. OCT ODS: geen CME, dikke en witte ganglioncellaag; GVO en VEP ernstig afwijkend, ERG normaal. Zus D. heeft identieke oogheelkundige pathologie en kan nauwelijks zelfstandig lopen. MRI-hersenen: niet afwijkend bij beiden. Belangenverstrengeling: geen. EINDE
99
WOENSDAG 25 MAART 2015 100
209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
PROGRAMMA DONDERDAG 26 MAART 2015
101
DONDERDAG 26 MAART 2015
08.00
Inschrijving Congesbureau THEATERZAAL (A) WETENSCHAPPELIJKE VERGADERING 09.00 47A R.P.H.M. Müskens en N.M. Jansonius (Groningen UMC): De TOP strategie op de Octopus. SAMENVATTING: Doel: het vergelijken van 2 verschillende teststrategieën, de TOP en de Dynamic strategie, op de Octopus perimeter. Methode: in een serie van 3 experimenten in een gecontroleerde situatie werden identieke patronen van gezichtsvelduitval gesimuleerd waarbij gebruik gemaakt werd van de TOP en de Dynamic strategie op de Octopus perimeter. De resulterende scotomen werden met elkaar vergeleken. Resultaat: scotomen met de TOP strategie strekten zich uit buiten de grenzen van het gesimuleerde gezichtsvelddefect. Scotomen met de Dynamic hielden zich exact aan de grenzen van het gesimuleerde gezichtsvelddefect. Conclusie: de Dynamic strategie van de Octopus perimeter lijkt gezichtsvelddefecten preciezer weer te geven dan de TOP strategie. Belangenverstrengeling: betaalde lezingen. 09.10 48A S. Nobacht, T. Theelen en C.A. Eggink (Nijmegen Radboudumc): Viscocanalostomie met Stegmann canal expander voor de behandeling van open kamerhoek glaucoom. SAMENVATTING: Patiënten en methoden: 4 ogen van 4 patiënten met open kamerhoek glaucoom ondergingen een viscocanalostomie procedure met achterlating van 1 of 2 Stegmann canal expanders in het kanaal van Schlemm. De gemiddelde intraoculaire druk preoperatief was 24.25 mmHg (rang: 20-28 mmHg) en gemiddelde aantal preoperatieve medicatie was 3.0. Postoperatieve intraoculaire druk daalde na 6 maanden gemiddeld tot 11.25 mmHg (53% daling) en gemiddelde aantal antiglaucoom medicatie na 6 maanden daalde tot 1. Een patiënt ontwikkelde een locale solutio choroidae met spontaan herstel. Postoperatieve visus was bij 3 ogen onveranderd gebleven en 1 oog verloor een snellen lijn. Conclusie: viscocanalostomie met Stegmann canal expander lijkt bij dit klein prospectief onderzoek effectief en veilig te zijn bij de behandeling van de patiënten met primair open 102
209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
kamerhoek glaucoom. Belangenverstrengeling: geen. 09.20 49A
09.30
50A
H.J.M. Beckers en C.A.B. Webers (Maastricht UMC):
Eerste resultaten met de Aquesys®-XEN gel stent. SAMENVATTING: Doel: het onderzoeken van effectiviteit en veiligheid van de Aquesys®XEN gel stent voor de chirurgische behandeling van glaucoom. Methode: prospectieve interventiestudie. Resultaten: 4 ogen (4 patiënten, 1 vrouw, 3 mannen, gemiddelde leeftijd 67,8 jaar) werden tot nu toe geopereerd, 1 maal gecombineerd met phaco emulsificatie. De gemiddelde preoperatieve oogdruk was 23 mmHg (range 14-37 mmHg), met gemiddeld 3,3 glaucoommedicaties. De oogdruk daalde naar gemiddeld 7 mmHg (range 5-10) op dag 1 postoperatief, oplopend naar 11 mmHg (range 8-17) na een maand, met geen glaucoommedicaties en redelijke/fraaie filterblazen, maar wel een failure (30 mmHg na 1 maand). Er waren geen postoperatieve problemen en de patiënten waren erg tevreden (bijna klachtenvrij). Conclusie: qua patiëntveiligheid lijkt de Aquesys®-XEN gel stent veelbelovend. Voor het bepalen van de effectiviteit hebben we nog veel data nodig. Belangenverstrengeling: adviseurschap betaalde lezingen financiering onderzoek. I.D. Hoogeveen, R.F.R. Bakker en T. Theelen (Nijmegen Radboudumc): Canaloplastiek voor open kamerhoek glaucoom in Nederland – 5 jaar follow-up. SAMENVATTING: Doel: analyse van de resultaten van canaloplastiek voor primair open kamerhoek glaucoom (POAG) 5 jaar postoperatief. Methode: 96 patiënten met POAG met een oogdruk (IOD) boven de 21 mmHg met maximale medicatie of allergie voor topicale medicatie werden behandeld met canaloplastiek. Bekeken werden de postoperatieve oogdruk na 5 jaar en de verandering van medicatie. Resultaten: de gemiddelde oogdruk daalde na 5 jaar van 26±7 tot 13±10 mmHg. Medicatiegebruik zakte van gemiddeld 3±1 naar 1.7±1. De trend neigt wel naar iets meer glaucoommedicatie dan bij de 3-jaars resultaten (gemiddeld 0.6 medicijnen). Er traden geen ernstige complicaties op, zowel niet op korte of lange termijn. Conclusie: canaloplastiek doet de oogdruk en de hoeveelheid gebruikte 103
DONDERDAG 26 MAART 2015
09.40
09.50
104
glaucoommedicijnen dalen, ook bij een langere follow-up tijd. Het risico op complicaties is laag. Belangenverstrengeling: geen. 51A W.D. Ramdas, H. Kovacic, R.C.W. Wolfs en E. Kilic (Rotterdam Erasmus MC): Effect van intraoculaire chirurgie op de intraoculaire druk; invloed van verandering in corneale biomechanische eigenschappen en meettechniek. SAMENVATTING: Doel: hebben biomechanische eigenschappen voor en na intraoculaire chirurgie invloed op de intraoculaire druk (IOP)?. Methode: patiënten die trans pars plana vitrectomie (TPPV) ondergingen, met/zonder staaroperatie (CE) werden geincludeerd. IOP werd gemeten in beide ogen met Goldmann applanatie tonometrie (GAT) en Pascal Dynamic Contour Tonometer (PDCT) zowel pre- als postoperatief. Resultaten: gemiddelde preoperatieve IOP was 16,0±6,0 mmHg voor GAT en 11,9±2,7 mmHg voor PDCT voor de geopereerde ogen. Postoperatief was de gemiddelde IOP gedaald tot 14,4±5,6 mmHg met GAT (p=0,049) en steeg tot 13,0±2,6 mmHg met PDCT (p=0,092). Tussen GAT en PDCT bedroeg het gemiddelde verschil 3,0 en 1,1 mmHg pre- respectievelijk postoperatief. Conclusie: de IOP lijkt te worden beïnvloed door de verandering in corneale biomechanische eigenschappen van gemeten met GAT, maar niet met PDCT. Echter, de overeenkomst tussen GAT en PDCT was zwak. Belangenverstrengeling: geen. 52A H.G. Lemij, I.A. van Meurs, G. Thepass, A.A. Stuij en J.G. Bollemeijer (Rotterdam OZR): Is een hoofdkussen een risicofactor voor glaucoom? SAMENVATTING: Doel: een hoofdkussen kan druk uitoefenen op de oogleden. Wordt de oogdruk hierdoor beïnvloed en beschermt een bril hiertegen? Methoden: een druksensor voor epipalpebrale druk (EPD) werd op het ooglid van 22 proefpersonen geplakt. Bij calibratie werd de EPP stapsgewijs verhoogd met een spatel; de oogdruk (IOP) werd hierbij gemeten. De correlatie tussen EPD en IOP werd voor ieder oog bepaald. Daarna lagen de proefpersonen met hun hoofd aangenaam in een kussen. De EPP werd gemeten, zowel zonder als met beschermbril en de IOP werd uit de EPD/IOP correlatie herleid. Resultaten: de IOP steeg met gemiddeld 23 mmHg (p<0,001); met 209e vergadering 2015
10.10
DONDERDAG 26 MAART 2015
10.00
beschermbril was dit effect nagenoeg afwezig. Conclusie: een hoofdkussen lijkt een aanzienlijke risicofactor voor glaucoom. Belangenverstrengeling: geen. 53A H. Springelkamp, L. Zuurbier, A. Luik, R.C.W. Wolfs, A. Hofman, H. Tiemeijer, C.C.W. Klaver en N.M. Jansonius (Rotterdam Erasmus MC): slaapapneu een risicofactor voor glaucoom? SAMENVATTING: Doel: slaapapneu kan mogelijk glaucoom veroorzaken door hypoxie van de oogzenuw. Het doel van deze studie was om de associatie tussen slaapapneu en glaucoomparameters te testen. Methode: 787 deelnemers van de Rotterdam Studie (45+ jaar) ondergingen oogdrukmetingen (Goldmann applanatie tomografie), papilmetingen (HRT) en een polysomnografie. De apneu-hypopneu index (AHI, aantal ademstilstanden per uur), een maat voor slaapapneu, werd berekend. Lineaire regressies werden gedaan met oogdruk- en papilmetingen als uitkomst en AHI als voorspeller. Er werd gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, BMI, dementie, bloeddruk, roken en het drinken van alcohol. Resultaten: het effect van de AHI was -0.007 mmHg voor oogdruk (p=0.35), 0,00 voor lineaire cup-disc ratio (p=0.90) en 0.00 µm voor de peripapillaire zenuwvezellaag dikte (p=0.37). Conclusie: wij vonden geen associaties tussen slaapapneu en glaucoom parameters in deze grote studie. Belangenverstrengeling: financiering onderzoek. 54A N.M. Jansonius, R.P.H.M. Müskens en R.H.J. Wijdh (Groningen UMC): Conjunctivadefecten boven de tube van een glaucoomimplantaat. SAMENVATTING: Doel: het bespreken van de in het UMCG gebruikte methoden om conjunctivadefecten te sluiten boven de tube van een Baerveldt glaucoomimplantaat en het in detail bespreken van het meest hardnekkige geval. Methode: in een casus waarbij geen van de gangbare technieken voor het sluiten van conjunctivadefecten mogelijk was, werd autoloog slijmvlies geoogst aan de binnenzijde van de onderlip. Dit slijmvlies werd vastgelijmd (Tissucol) en vastgehecht (vicryl 8-0) boven het defect, na zorgvuldig verwijderen van het conjunctivaepitheel (96% alcohol). Resultaten: er trad een snelle vascularisatie op en een blijvend goede hechting, zonder verdunning van het slijmvlies. Conclusie: ook voor de ogenschijnlijk meest 105
DONDERDAG 26 MAART 2015
10.20
10.30
106
hopeloze gevallen is er hoop, als je verder kijkt dan het oog. Belangenverstrengeling: geen. 55A M.J. Vaessen, H.J.M. Beckers, A. Coops, H.G. Lemij, N.M. Jansonius en C.A.B. Webers (Maastricht UMC): Opsporing van glaucoom: onderzoek en verwijzing door extramurale optometristen. SAMENVATTING: Doel: het vaststellen van de diagnostische accuratesse en uitvoerbaarheid van de OVN glaucoomrichtlijn voor extramurale optometristen. Methode: alle opeenvolgende clienten (≥ 45 jaar) van participerende optometriepraktijken komen in aanmerking voor glaucoomonderzoek volgens een “intent to examine” principe. Verwezen clienten worden in de 2e lijn geclassificeerd als glaucoompatiënt, glaucoomsuspect of anderszins. Voorlopige resultaten: 1560 van de eerste 2330 clienten (70%) werden onderzocht. De richtlijn werd in 1408 van de 1560 gevallen (90%) correct opgevolgd. 132 clienten zijn verwezen en geanalyseerd waarvan er 84 (64%) werden geclassificeerd als glaucoompatiënt of glaucoomsuspect. Conclusie: bij 64% van de verwijzingen werd glaucoom relevante pathologie vastgesteld. Voor een effectievere oplossing van glaucoom zou het percentage onderzochte clienten hoger moeten liggen. Belangenverstrengeling: betaalde lezingen. 56A J. Schouten, E. de Clerck, H. Becker en C. Webers (Maastricht UMC): De preventieparadox en de preventie van glaucoom. SAMENVATTING: Achtergrond: glaucoom kan worden voorkomen door vroege opsporing en behandeling van hoge oogdruk. Behandeling van extreem hoge oogdruk is voor het individu effectief maar voor het verminderen van het aantal glaucoom patiënten op populatieniveau niet erg effectief. Dit is de preventieparadox. Doel: berekenen welke screening van hoge oogdruk het meeste oplevert. Methode: berekeningen op basis van een discreet event simulatiemodel. Resultaten: de verhouding van het aantal personen met een IOP 24-26-28 mmHg is 153:118:70 en de verhouding POAG dat ontstaat in deze groepen is 83:70:45. Conclusie: personen met een relatief lage oogdruk dragen relatief veel bij aan het aantal nieuwe POAG patiënten. Preventie van glaucoom kan zich niet alleen richten op een hoog risico groep om het aantal patiënten met glaucoom substantieel te verminderen. Belangenverstrengeling: geen. 209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
10.40
57A H.C.S. Römkens, H.J.M. Beckers, J.S.A.G. Schouten en C.A.B. Webers (Maastricht UMC): Detection of angle closure study (DTAC-2). SAMENVATTING: Doel: evaluatie van patiënten met een nauwe kamerhoek bepaald middels swept-source optical coherence tomography (SS-OCT). Methode: alle nieuwe Kaukasische patiënten met nauwe kamerhoeken op SS-OCT deelnemend aan de DTAC-1 studie, werden geincludeerd. Resultaten: er zijn tot heden 42 patiënten gedetecteerd met SS-OCT en geincludeerd in DTAC-2. Hiervan bleken met gonioscopie, uitgevoerd door een glaucoomspecialist, 41 (98%) patiënten nauwe kamerhoeken te hebben. Diagnoses waren: primary angle closure suspect (PACS) (50%), PAC (36%) en PAC glaucoma (12%). Patiënten met PACG waren ouder (74 jaar vs. 63 jaar), minder hypermetroop (+6D vs.+1.4D), hadden nauwere kamerhoeken (11º vs. 14º) en kleinere voorste oogkamerdieptes (2.20 mm vs. 2.27 mm). De oogdruk bleek niet verschillend te zijn tussen de groepen (13 mmHg vs. 14 mmHg). Conclusie: deze studie toont de eerste parameters in de vroege herkenning van PACG. Belangenverstrengeling: geen. 10.50 KOFFIE-PAUZE 11.20 Algemene ledenvergadering 13.20 LUNCH-PAUZE 14.20 State of the art 14.50 58A C.A.B. Webers, H.J.M. Beckers, J.S.A.G. Schouten en H.C.S. Römkens (Maastricht UMC) Detection of angle closure study (DTAC-1). SAMENVATTING: Doel: achterhalen prevalentie van nauwe kamerhoeken middels swept-source optical coherence tomography (SS-OCT). Methode: 350 opeenvolgende nieuwe patiënten (40-80 jaar) met een blanco oogheelkundige voorgeschiedenis ondergingen een SS-OCT en een regulier oogheelkundig onderzoek met standaard een kamerhoekbeoordeling middels de Van Herick methode en op indicatie gonioscopie. Resultaten: 66 107
DONDERDAG 26 MAART 2015 15.00
59A
15.10
60A
108
(19%) patiënten toonden een nauwe kamerhoek met SS-OCT. Deze groep was ouder (65 vs 61 jaar), meer hypermetroop (+1 vs -1D) en toonde meer lens vault (810 vs 350 µm). Met Van Herick werden 79 (22.9%) patiënten als nauw beoordeeld waarvan 43 ook een nauwe kamerhoek op SS-OCT hadden. Gonioscopie vond bij slechts 25 (7.1%) patiënten plaats. Conclusie: prevalentie van middels SS-OCT gedetecteerde nauwe kamerhoeken bij Kaukasiërs is hoog. Het betreft oudere, meer hypermetrope patiënten met meer lens vault. Gonioscopie wordt onvoldoende vaak uitgevoerd. Belangenverstrengeling: adviseurschap betaalde lezingen, financiering onderzoek. N. Aychoua en N.M. Jansonius (Groningen UMC): Oorzaken en risicofactoren van visusverlies bij patiënten met open kamerhoek glaucoom. SAMENVATTING: Doel: identificeren van oorzaken van en risicofactoren voor visusverlies bij open kamerhoek glaucoom (OAG). Methoden: een steekproef van 23 OAG patiënten werd getrokken uit de UMCG gezichtsveldendatabase. Cases waren patiënten met een visus van 0,5 of minder aan tenminste één oog; de overige patiënten waren controles. Risicofactoren (leeftijd, geslacht, myopie, baseline IOP, corneadikte, mean deviation (MD)) werden geanalyseerd met logistische regressie. Resultaten: visusverlies werd veroorzaakt door OAG in 40%, cataract 17%, AMD 14% en overig 29%. In de subgroep met OAG als oorzaak van het visusverlies waren een lagere MD (OR=0.90; p<0.001) en een hogere leeftijd (OR=1,05; p=0.015) significante risicofactoren. Conclusie: visusverlies bij OAG is vooral te wijten aan comorbiditeit. Een lagere MD en een hogere leeftijd zijn significante risicofactoren. Belangenverstrengeling: geen. P.W.T. de Waard, T. van Goor en R. Wubbels (Rotterdam OZR): Filterblaas survival en karakteristieken bij limbusbased vs fornixbased filterblaas chirurgie. SAMENVATTING: Bij 35 patiënten die beiderzijds een primaire TE moesten ondergaan werd in het ene oog een limbusbased- en in het andere een fornixbased TE verricht. Oogdrukken, medicatie en eventuele complicaties werden geregistreerd op 3, 6, 9, 12, 24, 36 etc. maanden en op het moment van laatste follow-up. Bij de laatste FU werden de filterblaaskarakteristieken vastgelegd met het 209e vergadering 2015
61A
15.30
62A
DONDERDAG 26 MAART 2015
15.20
“Indiana grading system”. Resultaten: op alle momenten bestonden geen significante verschillen in oogdruk, filterfailure en filterblaaskarakteristieken. Conclusie: uitkomst van filterblaaschirurgie lijkt veel meer bepaald door de individuele wondgenezing dan door de gekozen techniek. Belangenverstrengeling: geen. R.M.H. Diederen en C.A. Hulsman (Amsterdam) Resultaten van de Baerveldt implant bij patiënten met uveitis gerelateerd glaucoom. SAMENVATTING: Doel: evaluatie van de klinische resultaten van de Baerveldt implant bij patiënten met uveitis gerelateerd glaucoom. Methode: een retrospectieve studie werd uitgevoerd onder 61 ogen met glaucoom ten gevolge van uveitis, bij wie een Baerveldt device geïmplanteerd werd. Uitkomstmaten waren de oogdruk, glaucoom medicatie, visus, complicaties en prognostische factoren voor succes. Succes werd gedefinieerd als een oogdruk tussen 5 en 21 mmHg met/zonder medicatie en zonder additionele glaucoomchirurgie. Resultaten: het succes percentage was 88,5% 6 maanden postoperatief. De oogdruk was gedaald van gemiddeld 37.4±11.6 mmHg preoperatief naar 11.6±5.1 mmHg. Tijdens het laatste bezoek (gemiddeld 30 maanden) hadden 50 patiënten (82%) een best-gecorrigeerde visus welke onveranderd of beter was ten opzichte van preoperatief. Conclusie: Baerveldt implants zijn een succesvolle en veilige manier om uveitis gerelateerd glaucoom te behandelen. Belangenverstrengeling: geen. D.J. van der Werf, S.C. Bakker en R.P.L. Wisse (Utrecht UMC): Cataract veroorzaakt door antidepressivum. SAMENVATTING: Doel: rapportage van stellate cataract bij gebruik Parnate®, een derdelijns antidepressivum. Casus: 5 jaar na start van het antidepressivum Parnate® (Tranylcypromine) presenteerde een 48-jarige patiënte zich met een verminderde visus en strooilichtklachten. Parnate therapie gaat gepaard met een tyramine verarmd dieet. Bij spleetlamponderzoek werd symmetrisch stervormig subcapsulair cataract zonder nucleaire of corticale component geconstateerd. Patiënte heeft nooit steroïden gebruikt. In de 5 opeenvolgende jaen –waarbij de dosering van Parnate® werd opgehoogd – nam het cataract toe en daalde de visus tot 0.5 waarna werd besloten tot 109
DONDERDAG 26 MAART 2015
15.33
15.36
110
een cataractextractie. Conclusie: cataract als bijwerking van het medicijn Parnate® is niet eerder beschreven. Causaliteit dient aangetoond te worden middels analyse van het verwijderde lensmateriaal; betreft het depositie van Parnate®, tyramine of een metaboliet? De uitkomsten van de analyse zullen gepresenteerd worden. Belangenverstrengeling: geen. 63A I.M. Schouten en H.W. Mensink (Rotterdam OZR): Wat zie ik daar voorbij kruipen? SAMENVATTING: Doel: het presenteren van een casus van een patiënte met een subconjunctivale worm. Resultaten: een 60-jarige vrouw presenteerde zich met een subconjunctivale worm. Verder had patiënte sinds 4 maanden last van hyperaemische huidlaesies die telkens op een andere plek gezien werden. Patiënte was niet in de tropen geweest en had buiten Nederland alleen Polen bezocht. De worm werd onder topicale anaesthesie in toto verwijderd. Bij pathologisch onderzoek bleek het om een Dirofilaria repens te gaan. Conclusie: bij patiënten met een subconjunctivale worm moet verder worden gedacht dan de bekende Loa loa als patiënten niet in de tropen geweest zijn. De zoönose Dirofilaria repens kan in Europa opgelopen worden en het betreft dan infectie met één worm, zonder microfilaremie. Chirurgische verwijdering is de behandeling. Belangenverstrengeling: geen. 64A L.B. de Ruiter, C.P. Nieuwendaal, I.J.E. van der Meulen, R. Lapid-Gortzak en H.M. Bijl (Amsterdam AMC): Bijzonder cataract in een blind oog. SAMENVATTING: Doel: beschrijven van een bijzondere vorm van cataract. Methode: case report. Resultaten: een 70-jarige patiënt werd naar ons verwezen met een vorm van cataract in het linkeroog wat zelden wordt gezien. Zijn linkeroog was van jongs af aan al erg slechtziend en na een trauma 50 jaar geleden was dit geheel blind geworden. Hij meldde zich bij de oogarts in verband met roodheid en pijn aan zijn blinde oog. Conclusie: het betrof een phacolytisch cataract met secundaire uveitis op basis van de vele lenskristallen in het oog. Belangenverstrengeling: geen. 209e vergadering 2015
15.42
15.45
DONDERDAG 26 MAART 2015
15.39
65A N.E.D. Hoevenaars, M.J.H. Tjon-Fo-Sang, R.L.J. van Ruyven en J.T.H.N. de Faber (Rotterdam OZR): Een beslagen lens na ongecompliceerde kindercataract? SAMENVATTING: Doel: presenteren van een zeldzame bevinding na implantatie van een hydrofobe intraoculaire lens. Methode: case series van 10 kinderen waarbij een hydrofobe AcrySof SA60AT intraoculaire lens werd geïmplanteerd na ongecompliceerde cataractextractie. Resultaten: uit eerdere onderzoeken blijkt dat aan de achterzijde van hydrofiele intraoculaire lenzen calcium, fosfaat en albumine uit het kamerwater kunnen acculumeren. Dit fenomeen is niet beschreven bij hydrofobe lenzen. Wij vonden echter 10 casus van hydrofobe lenzen waarbij duidelijk deposities op de achterkant van de lens te zien waren bij een minimale follow-up van 3 jaar. Conclusie: mogelijk kunnen bij hydrofobe lenzen, net als bij hydrofiele lenzen, deposities op de achterkant van de lens accumuleren. Waarschijnlijk is deze bevinding aan het licht gekomen door de langere follow-up termijn bij kindercataracten. Belangenverstrengeling: geen. 66A F. Hageman, J.J. Dito en F. Gerbrandy (Amstelveen OPSIS Oogziekenhuis): Torische implantlens bij astigmatisme na trauma. SAMENVATTING: Case report: een 61-jarige patiënt presenteerde zich met cataract en >4D corneaal astigmatisme OD. Dit eenzijdig astigmatisme was ontstaan na een scherp corneatrauma in 1974. Wij implanteerden een intraoculaire lens van het type Zeiss AT Torbi 709M. Resultaat: vanaf 7 dagen na de operatie is er sprake van een ongecorrigeerde visus OD van 1,0. Conclusie: bij hinderlijk corneaal astigmatisme na trauma moet een torische implantlens worden overwogen en aangeboden. Belangenverstrengeling: geen. 67A R. Lapid, I. van der Meulen en C. Nieuwendaal (Amsterdam AMC): Transscleral transoptic suturing of hydrophobic foldable IOL. SAMENVATTING: Doel: het tonen van de techniek voor refixatie van een gedisloceerde IOL-bag complex. Methode: video case report. Resultaten: in de video tonen wij de techniek van het transscleral en transoptiek inhechten van 111
DONDERDAG 26 MAART 2015 15.48
15.51
112
een gedisloceerde IOL-bag complex. De techniek lost het probleem op, terwijl de ingreep in een gesloten systeem plaatsvindt, een grote incisie en IOL-wissel wordt vermeden. Preoperatief had de patiënt klachten van dubbelzien, verminderd en wisselend zicht, maximaal 0.5 met correctie. Na de ingreep waren de dubbelbeelden en het wisselend zicht opgelost en had de patiënt zijn oude ongecorrigeerde visus van 0.8 weer. Conclusie: bij passende gevallen is de bovenstaande techniek een goede oplossing voor gedisloceerde IOL-bag complexen. Belangenverstrengeling: adviseurschap betaalde lezingen, financiering onderzoek. 68A S.M.R. Jonker, I.E.Y. Saelens, S.T.J.M. Gast en R.M.M.A. Nuijts (Maastricht UMC): Visuele rehabiliteitsstrategieën bij keratoconus. SAMENVATTING: Doel: case report van intercorneale ringsegmenten (Intacs), diepe anterieure lamellaire keratoplastiek (DALK) en cataractextractie ter correctie van de visus in een patiënt met keratoconus. Methode: van 2009 tot 2012 vonden in het linkeroog van een patiënt met keratoconus achtereenvolgens in- en explanatie Intacs, DALK gecompliceerd door het ontstaan van een dubbele voorste oogkamer en verhoogde intraoculaire druk, cataractextractie gecombineerd met Femtosecond laser-assisted arcuate keratotomieën (FSAK) en hechting van de keratotomieën plaats. Resultaten: de gecorrigeerde visus en het refractie astigmatisme verbeterden respectievelijk van 0,05 naar 0,7 en van -6,5D naar -3,0D. Cornea en graft bleven helder tijdens alle behandelingen, ondanks een stabiel lage endotheelceldichtheid van ongeveer 550 cellen/mm2. Conclusie: ondanks multiple complicaties, bieden onze huidige behandelopties voldoende mogelijkheid tot visueel herstel in patiënten met keratoconus. Belangenverstrengeling: geen. 69A P. Schellekens, J.A. Achterberg, P.J. Haas, A. Lalmohamed en R.P.L. Wisse (Utrecht UMC): Antibiotic treatment of contact-lens-related mycobacterium abscessus keratitis: a case report. SAMENVATTING: Purpose and methods: to report a case of mycobacterium abscessus keratitis complicated by a severe therapy resistant corneal ulcer. Result: the patient 209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
15.54
15.57
was 34-year old, immuno-competent and contact lens wearer. He was treated for 2 months prior to admission to our hospital. The ulcer healed after prolonged antibiotic therapy with a combination of topical amikacin, clarithromycin and imipenem hourly. Mycobacterium abscessus, a common water contaminant, is a rapidly growing non-tuberculous mycobacterium which constitutes an antibiotic challenge due to increasing drug resistance and ocular toxicity to the available antibiotics. Conclusion: this is the first report to describe successful conservative treatment with topical antibiotics of a case of mycobacterium abscessus keratitis. Prolonged antimicrobial therapy with multiple antibiotic agents is required to eradicate the infection completely. We propose a specifiek adequate antibiotic regimen to treat future cases. Belangenverstrengeling: geen. 70A S.T.J.M. Gast, M.M. Dickman, I.E.Y. Saelens en R.M.M.A. Nuijts (Maastricht UMC): Contactlens gerelateerde Aspergillus keratitis. SAMENVATTING: Casus: een 29-jarige vrouw presenteert zich met een contactlens gerelateerde keratitis OS. Zij heeft met contactlenzen geslapen en gesurfd. Behandeling in het buitenland met antibiotica, anti-herpetica en steroïden geven geen klinische verbetering. Patiënte wordt bij opname in het MUMC behandeld met fortified antibiotica, antifungale en anti-amoebe therapie. Uit kweek blijkt een Aspergillus Glaucus. Acanthamoebe werd uitgesloten d.m.v. PCR en corneabiopt. Wegens klinische achteruitgang onder medicatie werd vroegtijdig een PRK à chaud uitgevoerd met achterlaten van intracameraal Amphotericine B. Na uitsluiten van doorbraak door het Descemet membraan en aangetoonde vrije snijranden werd gestart met topicale steroïden en antifungale therapie werd gecontinueerd. Er ontstond geen recidief. Conclusie: vroegtijdige transplantatie bij therapieresistente schimmelkeratitis heeft potentieel goede prognose. Belangenverstrengeling: geen. 71A S. Coppens, Y.P. Henry en R.P. Schade (Amsterdam VU): Acanthamoeba keratitis: een ramp. SAMENVATTING: Doel: aandacht vestigen op acanthamoeba keratitis. Methode: case series. Resultaten: een 54-jarige vrouw met zachte contactlenzen werd 113
DONDERDAG 26 MAART 2015
ingestuurd met een atypische keratitis, niet reagerend op antibiotische en antivirale therapie. Uit het ulcusbodemschaapsel werd DNA van acanthamoeba aangetoond middels PCR. Ondanks intensieve chloorhexidine en brolene therapie verslechterde het beeld en werd een penetrerende corneatransplantatie à chaud verricht. Deze verliep gecompliceerd, waarna heropname en een heroperatie noodzakelijk was. Wij zien een toename van de incidentie van acanthamoeba keratitiden in het VUmc – gelukkig niet allen zo desastreus verlopend als in bovenstaande casus. Conclusie: acanthamoeba keratitis bij contactlensgebruik is een ernstig ziektebeeld en dient altijd overwogen te worden bij keratitis niet goed reagerend op antimicrobiële therapie. Belangenverstrengeling: geen. 16.00 THEE-PAUZE 16.20 72A G.J. Hötte en J. de Hoog (Rotterdam Erasmus MC): Melting van de cornea bij naso-conjunctivale fistels in het kader van M. Wegener. SAMENVATTING: Casus: een 42-jarige man met M. Wegener heeft sinds 1997 last van nasoconjunctivale fistels, bijdragend aan recidiverende corneaperforaties ODS en uiteindelijk evisceratie van OS. Hoewel de Wegener systemisch rustig is, treden in 2014 opnieuw klachten van een bilaterale fistel op. Ondanks prompte start van immuunsuppressiva ontstaat wederom melting van de cornea OD met spontane perforatie en visusdaling tot 0.1. De fistels worden met spoed gesloten m.b.v. periost en bot uit het schedeldak waarna de melting tot rust komt. Ter plaatse van de perforatie wordt een tektonische cornealamel ingehecht. Post-operatief blijft de lamel rustig en de visus stijgt tot 0.4. Tevens kunnen de immuunsuppressiva worden verminderd. Conclusie: ook bij systemisch rustige Wegener kunnen ernstige locale complicaties optreden zoals naso-conjunctivale fistels en melting van de cornea. Een multidisciplinaire aanpak is hier noodzakelijk. Belangenverstrengeling: geen. 16.23 73A M.D. Dickman, I.E.Y. Saelens, S.T.J.M. Gast en R.M.M.A. Nuijts (Maastricht UMC): Toepassing van intraoperatieve OCT (iOCT) in de lamellaire corneachirurgie. 114
209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
16.26
74A
16.29
75A
SAMENVATTING: Doel: beschrijving van de waarde van iOCT bij lamellaire corneachirurgie (endotheel keratoplastiek en diepe anterieure lamellaire keratoplastiek, DALK). Methode: iOCT (iOCT; Haag Streit Surgical; Germany) is een nieuwe toepassing van OCT technologie voor peroperatief gebruik om de peroperatieve complicaties, dislocatie en perforatie Descemet bij respectievelijk endotheliale keratoplatiek en bij DALK te verminderen. Resultaten: met iOCT kon peroperatief de appositie van de endotheel keratoplastiek adequaat gevisualiseerd worden en de dissectiediepte bij DALK vastgesteld worden. Conclusie: iOCT lijkt een waardevol diagnostisch hulpmiddel om de appositie van endotheliale keratoplastiek te bepalen en de postoperatieve dislocatie incidentie te verminderen. Belangenverstrengeling: financiering onderzoek. K.W. Littink, A.J.M. Geerards en L. Remeijer (Rotterdam OZR): Corneale intraepitheliale neoplasie (CIN) behandeld met Interferon A. SAMENVATTING: Doel: beschrijving van 2 patiënten met corneale intraepitheliale neoplasie (CIN) die behandeld zijn met Interferon A. Methode: retrospectieve casus met literatuur review. Resultaten: een 33-jarige vrouw met CIN werd driemaal behandeld door middel van chirurgische excisie. Bij het derde recidief werd besloten te behandelen met topicaal Interferon A, waarmee de laesie in 2 maanden verdween en de cornea nu 4 maanden rustig is. De tweede casus betreft een 50-jarige vrouw, bekend met CIN sinds 2001. Zij werd behandeld met topicaal prednison en cyclosporine en daarna bij recidieven vond tweemaal excisie plaats. Na het derde recidief werd zij 14 maanden behandeld met topicaal Interferon A, waarmee de cornea nu 28 maanden rustig is. Conclusie: Interferon A kan een effectieve behandeling zijn bij CIN. Belangenverstrengeling: geen. P.G. van Etten, J.T. de Faber en J. van Rooij (Rotterdam OZR): Carbid: grotere knallen, minder etsing dan regulier vuurwerk? SAMENVATTING: Doel: carbid: grotere knallen, minder etsing dan regulier vuurwerk? Resultaten: een 25-jarige man presenteerde zich met ernstig vuurwerkletsel na afvuren carbidkanon in december 2012. Naast aangezichtsverbrandingen 115
DONDERDAG 26 MAART 2015 16.32
76A
16.35
77A
116
had patiënt vele calcium-carbide partikels subconjunctivaal en in het corneastroma beiderzijds met verminderde visus en fotofobie als gevolg. De visus bij eerste presentatie was VOD 0.1 sten. 0.6 en VOS LP+. Er was sprake van verbranding letsel maar geen ernstig chemisch letsel. In het verloop werd beiderzijds een automated lamellar therapeutic keratoplasty (ALTK) verricht. De visus met rigid gas permeable contactlens bedraagt momenteel VOD 0,8 en VOS 0,5. Conclusie: opvallend in deze casus is het ontbreken van ernstig chemisch letsel zoals vaak wordt gezien bij buskruit gerelateerde vuurwerkletsels. Hierdoor is er gelukkig geen stamcelinsufficientie ontstaan waardoor de visuele prognose aanmerkelijk beter is. Mogelijk is carbid minder agressief dan normaal buskruit. Belangenverstrengeling: geen. B.T.H. van Dooren en I.E.M.A. Mol (Breda/Oosterhout Amphia Ziekenhuis): In-the-bag torische IOLs voor hoog astigmatisme in keratoconus en na corneale chirurgie. SAMENVATTING: Vraag: zijn in-the-bag torische IOLs succesvol bij corneale afwijkingen? Methoden: in 6 patiënten met keratoconus, 6 patiënten na keratoplastiek en 3 patiënten na andere corneale chirurgie, werden tijdens cataractextractie torische IOLs van 3 verschillende fabrikanten in-the-bag geïmplanteerd. Dit is in feite off-label gebruik van deze torische IOLs. Bij deze patiënten was er echter sprake van een vrij regulaire corneale cylinder. Resultaten: alle minus 2 patiënten waren na de operatie contactlensonafhankelijk. Alle minus 2 patiënten waren (zeer) tevreden over het behaalde resultaat. Conclusies: factoren voor succes omvatten, eigenlijk zeer vergelijkbaar met de gebruikelijke analyse t.b.v. torische IOLs: mate van bereikte cylindercorrectie, preoperatieve analyse van het totale en corneale astigmatisme en daardoor adequate keuze van de te implanteren IOL en bij myopen (m.n. keratoconus) de targetrefractie (licht) myoop kiezen. Belangenverstrengeling: geen. M. Hendriks, K.W. Littink, A.T.van Goor en B.L.M. Zijlmans (Rotterdam OZR): Hematocornea bij traumatisch totaal hyphaema. SAMENVATTING: Doel: case report betreffende een hematocornea bij een 18-jarige man. Methode: case-report. Resultaten: een jongeman kreeg een ritssluiting tegen het rechteroog, waarop zich een totaal hyphaema ontwikkelde. 209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
16.38
16.41
Voorgeschiedenis zonder sikkelcelanemie. Ondanks ogenschijnlijk adequate drukverlagende therapie zijn er waarschijnlijk wisselende drukpieken geweest. Na de 1e voorste oogkamer (VOK) spoeling op dag 5, werd geen hemostase bereikt. Tijdens de 2e VOK spoeling op dag 13 bleek er reeds een hematocornea te bestaan. Tot op heden wordt de patiënt onder drukverlagende thearpie poliklinisch vervolgd. Evaluatie: er is onvoldoende bewijs voor effectieve interventies bij traumatisch hyphaema (o.a. antifibrinolytica, corticosteroiden, cycloplegie, patching, oestrogenen) [Cochrane Review, 2013]. Opheldering van de hematocornea tot 1 jaar na trauma is in enkele casus beschreven. Conclusie: ondanks ogenschijnijk adequate drukverlagende therapie volgens de richtlijnen, bestaat er bij een totaal hyphaema een risico op hematocornea. Belangenverstrengeling: geen. 78A R.P.L. Wisse, S. Gadiot, N. Soeters, S.M. Imhof en A. van der Lelij (Utrecht UMC): Corneal crosslinking does not induce higher-order aberrations. SAMENVATTING: Purpose: to investigate higher-order aberrations (HOAs) and visual acuity one year after performing corneal crosslinking (CXL) to treat progressive keratoconus. Methods: this study included 187 consecutive epitheliumoff CXL treatments and followed for a minimum of one year. A univariate analysis assessed potential confounders and multivariate linear regression was applied to assess the independent effects of HOA subtypes on changes in corrected distance visual acuity (CDVA). Results: overall, the average degree of corneal HOA in the patiënt cohort was relatively unchanged after CXL, with an average change of -1.34% (P=0.272). No independent effect of HOA on the change in CDVA was observed. Conclusion: corneal HOAs in general were relatively unchanged from baseline one year after crosslinking to treat keratoconus. Belangenverstrengeling: financiering onderzoek. 79A S. Nobacht en C.A. Eggink (Nijmegen Radboudumc): Recidief granulaire cornea dystrofie na LASIK procedure en na anterieure lamellaire keratoplastiek. SAMENVATTING: Patiënten en methoden: presentatie van 2 patiënten met recidief granulaire dystrofie. 1e patiënt: 62-jarige man met corneatroebelingen ODS met 117
DONDERDAG 26 MAART 2015 16.44
80A
16.47
81A
118
subnormale visus. Oogheelkundige voorgeschiedenis vermeld myope LASIK behandeling ODS 5 jaar geleden. Media ODS vertoonden multiforme granulairachtige cornea opaciteiten centraal en paracentraal in de interface. Op de OCT worden deze opaciteiten in de interface waargenomen. DNA onderzoek liet op TGFBI gen heterozygote mutatie zien op Exon 4. 2e patiënt: 60-jarige vrouw met granulaire cornea dystrofie waarvoor in 2012 een ALK OD. In 2013 ontstond een recidief in de interface. Conclusie: granulaire dystrofie type I is een autosomaal dominante cornea dystrofie met mutatie in TGFBI gen. Deze dystrofie kan recidiveren na een LASIK chirurgie of na een anterieure lamellaire keratoplastiek en de localisatie van de dystrofie is over het algemeen in de interface. Belangenverstrengeling: geen. P.J.M. van den Wittenboer en S. Nobacht (Nijmegen Radboudumc): Candida parapsilosis keratitis na LASIK procedure. SAMENVATTING: Een 51-jarige vrouw werd naar ons verwezen in verband met een therapie resistente keratitis OS. De aanvankelijk ingestelde therapie met Tobradex was niet succesvol. Bij onderzoek werden multipele onscherp begrensde infiltraten gezien in de interface. Patiënte had enkele weken daarvoor een LASIK chirurgie ondergaan met microkeratoom in Egypte. Visus was 1/60. Na liften van lasik flap werd een kweek afgenomen en interface doorgespoeld. Kweek liet candida parapsilosis zien. Behandeling met Amphotericine B 0,15% en Voriconazole 1% topisch en Fluconazole systemisch 200 mg/dag was succesvol. Visus herstelde tot 0,3 cc. Conclusie: candida keratitis na een LASIK chirurgie met microkeratoom is zeer zeldzaam en kan tot ernstige beschadiging van de cornea leiden. Tijdige diagnose kan het beloop gunstig beïnvloeden. Belangenverstrengeling: geen. P.I. Huis in het Veld en B.J. Klevering (Nijmegen Radboudumc): Reanimatie door de oogarts. SAMENVATTING: Doel: casusbeschrijving van een op de poli oogheelkunde gereanimeerde patiënte. Casusbeschrijving: tijdens een FAG/ICG onderzoek wordt een 82-jarige dame onwel. De oogarts (PH) wordt erbij geroepen en treft patiënte brakend aan, met een tensie van 80/40 mmHg. De oogarts besluit meteen het reanimatieteam te bellen. Direct hierna verliest patiënte 209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
16.50
82A
16.53
83A
het bewustzijn, de pulsaties zijn niet meer voelbaar en de ademhaling stokt. De oogarts start een reanimatie, zonder gebruik te maken van een noodkoffer. Pas na 25 minuten arriveert het reanimatieteam. Met Tavegyl, prednisolon en fenylefrine komt patiënte uiteindelijk uit de shocktoestand. Waarschijnlijkheidsdiagnose: anafylactische reactie op fluoresceïne/ICG. Conclusie: en aanbevelingen: een anafylactische reactie op fluoresceïne is buitengewoon zeldzaam. De plaats en inhoud van de noodkoffer, alsmede het medische protocol, moeten in één oogopslag duidelijk zijn. De optimale behandeling kan dan direct worden gestart. Belangenverstrengeling: geen. S.J.R. de Geus en N. Crama (Nijmegen Radboudumc): Minimaal invasieve Sub-Tenon anesthesie. SAMENVATTING: Doel: beschrijven van minimaal invasieve Sub-Tenon anesthesie. Methode: videopresentatie met bespreking van techniek. Resultaten: de Sub-Tenon anesthesie wordt toegediend door middel van een 21G tri-port canule, in dit geval voorafgaand aan een pars plana vitrectomie. De techniek is door de single step procedure sneller en minder traumatisch dan de conventionele techniek, waarbij de injectie voorafgegaan wordt door een conjunctivale incisie met een Wescot schaartje. Conclusie: door middel van een 21G tri-port Sub-Tenon canule kan zonder voorafgaande conjunctivale incisie effectief en op een patiëntvriendelijke wijze Sub-Tenon anesthesie worden toegediend. Belangenverstrengeling: geen. L. Ye en C.A. Eggink (Nijmegen Radboudumc): Plotselinge visusdaling bij M. Marfan. SAMENVATTING: Doel: beschrijving van een zeldzame oculaire manifestatie bij Marfan. Methode: casusbeschrijving van een 26-jarige Marfanpatiënt. Resultaten: patiënt bemerkt sinds 3 dagen klachten van wazig zien OS met daarbij pijnklachten. De eerder goed verdragen harde contactlens past niet meer goed. Bij oogheelkundig onderzoek wordt een verminderde visus gezien van 0.5 (voorheen 1.0). Oogdruk is 0 mmHg. Er wordt een subconjunctivale bleb gezien superior van limbus, met doorschemering van de uvea. Aanvullend onderzoek laat een scleraperforatie zien met hypotone maculopathie. De scleraperforatie is afgedekt middels donorsclera. Postoperatief 119
DONDERDAG 26 MAART 2015
16.56
16.59
120
werd een oogdruk gemeten van 6 mmHg. De visus is gestegen naar 0.8-. Conclusie: wees bedacht op een spontane sclerale perforatie bij onbegrepen visusdaling bij Marfanpatiënten, zonder eerdere operatieve voorgeschiedenis of oogheelkundig trauma. Dit naast de veelkomende oculaire manifestaties als lensluxatie en ablatio retinae. Belangenverstrengeling: geen. 84A M.V. Joosse en B.L. Herpers (Den Haag MC Haaglanden): Epidemiologie en microbieel gevoeligheidsspectrum bij blepharitis. SAMENVATTING: Doel: typering en bepaling gevoeligheidsspectrum van microbiële flora bij chronische blepharitis. Methode: bacteriekweek bij 30 poliklinische patiënten met evidente chronische blepharitis squamosa. Laboratoriumanalyse ter bepaling gevoeligheidsspectrum van gevonden pathogene stafylococcen (S. aureus en epidermidis) voor de meest gebruikte oogheelkundige antimicrobiële preparaten. Resultaten: 17 van 30 kweken bevatten S. epidermidis, 14 S. aureus en 8 een combinatie van epidermidis en aureus. De overige kweken toonden alleen andere stafylococcen (5/30) of alleen Gram-staven (2/30). De S. epidermidis en aureus stammen waren in 100% van de gevallen gevoelig voor ofloxacine, gentamycine en cefuroxim. De S. aureusstammen waren ook 100% gevoelig voor azitromycine, tetracycline, fucidine en chlooramphenicol. Van de S. epidermidisstammen waren echter slechts 53-94% gevoelig voor deze antibiotica. Conclusie: bij blepharitis lijken ofloxacine, gentamycine en cefuroxim de meest wenselijke antibiotica. Belangenverstrengeling: financiering onderzoek. 85A F.J.M.H. van der Velden, N.M. Bax, A.I. den Hollander en C.B. Hoyng (Nijmegen Radboudumc): Een homozygote mutatie in het CRB1 gen veroorzaakt maculopathie. SAMENVATTING: Doel: de oorzaak vinden van een onverklaarbare, tot op heden onbehandelbare, maculopathie. Het vinden van de oorzaak is belangrijk nu gentherapie in aantocht is. Methode: case report. Resultaten: 18-jarige Marokkaanse vrouw, blanco voorgeschiedenis, wier ouders consanguin zijn (volle neef-nicht), bemerkte sinds 6 maanden geleidelijk 209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
17.02
86A
17.05
87A
progressief bilateraal wazig zien. Visus ODS 0.4. Spleetlamponderzoek: geen afwijkingen. In fundo werd een granulair aspect van de maculae gezien; papillen, vaten en periferie zonder afwijkingen. OCT, multifocaal elektroretinogram en autofluorescentie onderzoek lieten schade zien aan de fotoreceptoren in de maculae. Er werd whole exome sequencing (WES) verricht, welke een homozygote mutatie in het CRB1 gen aantoonde. Conclusie: mutaties in het CRB1 gen kunnen maculopathie veroorzaken. Dit is zeer recent ook beschreven in de literatuur (Tsang et al. Ophthalmology 2014; 121: 1773-1782. Belangenverstrengeling: geen. F. Safiruddin en H.J.M. Beckers (Maastricht AZM): Nauwe kamerhoeken bij het syndroom van Noonan. SAMENVATTING: Doel: beschrijven van oogheelkundige bevindingen bij een 38-jarige vrouw met het syndroom van Noonan, die de poli bezocht met het verzoek voor oogheelkundige screening vanwege familiair primair open kamerhoekglaucoom (bij vader). Methode: case report. Resultaten: patiënte is nogal klein van stuk en bekend met cardiale problematiek en vrij slechte motoriek. Haar oogheelkundige voorgeschiedenis vermeldt amblyopie bij congenitale ptosis OS, welke in het verleden operatief gecorrigeerd werd. Bij oogheelkundig onderzoek worden bij patiënte verrassend beiderzijds ondiepe voorste oogkamers met afsluitbare kamerhoeken gevonden. Conclusie: in de literatuur zijn enige oogheelkundige manifestaties bij het syndroom van Noonan beschreven. Er is voor zover bij ons bekend echter pas eenmaal (en zeer recent) een casus beschreven met kamerhoekafsluitingsglaucoom. L.J. van Rijn, H. van der Meer en R. van der Plas (Amsterdam VU): Een protocol voor onderzoek onder sedatie (midazolam) bij kinderen met glaucoom. SAMENVATTING: Introductie: bij kinderen met glaucoom is frequent onderzoek van oogdruk en aslengte zeer wenselijk. Poliklinisch onderzoek is niet altijd goed mogelijk en frequente narcose is belastend/onwenselijk. Methode: aan de hand van de “Richtlijn sedatie en/of analgesie (PSA) buiten de operatiekamer, deel III: bij kinderen (CBO, 2009)” ontwikkelden wij een tailor-made protocol voor onderzoek van kinderen met glaucoom. Resultaten: tot nu toe werd 121
DONDERDAG 26 MAART 2015
17.08
88A
17.11
89A
122
het protocol 4x gebruikt, in alle gevallen was (vrijwel) het gehele onderzoek mogelijk en waren patiënt, ouders en onderzoekers tevreden. Conclusie: dit sedatieprotocol is een zeer waardevol instrument bij de follow-up van kinderen met glaucoom. Belangenverstrengeling: geen. W.Y. Wang, E. van Minderhout en L. van Osch (Leiden MCH Westeinde): Möbius syndroom bij een monozygoot, dichoriaal tweelingpaar. SAMENVATTING: Wij omschrijven een monozygoot, dichoriaal tweelingpaar, bewezen met SNP genotypering, waar bij slechts één van beide kinderen een asymmetrisch Möbius syndroom is gediagnosticeerd. Het Möbius syndroom is een zeldzame congenitale aandoening dat deel uitmaakt van de groep congenitale craniale dysinnervatie aandoeningen (CCDD) en wordt gekenmerkt door een bilaterale agenesie van de nuclei van de nervus abducens en nervus facialis. Klinisch is sprake van horizontale ophthalmoplegie en faciale diplegie met een variabel beeld aan verscheidene systemische afwijkingen. De exacte etiologie is onduidelijk, maar een genetische grondslag is aanwezig met een interplay van teratogene en vooral ischaemische omgevingsfactoren. Heterogene overervingspatronen zijn gevonden en multipele kandidaatgenen met verschillende genenloci zijn geïdentificeerd. Echter, er is vooralsnog geen etiologisch genenlocus bekend. Belangenverstrengeling: geen. C.M.L. van den Hoven en J.H. de Boer (Utrecht UMC): Uveitis bij leptospirose. SAMENVATTING: Doel: onder de aandacht brengen van leptospirose als zeldzame oorzaak van uveitis. Methode: beschrijven klinische beelden en diagnostiek bij 2 kinderen met uveitis bij leptospirose. Resultaten: een 13-jarige jongen heeft een leptospirose infectie opgelopen tijdens verblijf in Thailand. Hij presenteerde zich enkele weken later met koorts, algehele malaise en unilaterale visusdaling. Bij onderzoek werd een panuveitis met vasculitis gezien. De leptospirose werd in de urine aangetoond. Een 12-jarig meisje presenteerde zich met koorts en hoofdpijnklachten eci. Oogheelkundig werd bilateraal papiloedeem gezien en later ontwikkelde zij uveitis. Bij screenend onderzoek werd positieve leptospirose in urine en serologie aangetoond. Het meisje 209e vergadering 2015
17.17
DONDERDAG 26 MAART 2015
17.14
bleek een maand voor presentatie te zijn gebeten door een rat. Conclusie: bij kinderen met uveitis moet ook aan leptospirose worden gedacht. Belangenverstrengeling: geen. 90A Y.C. Brinkhorst, C.J.W.C. Vervaet en N.E. Schalij-Delfos (Leiden UMC): Wat te doen als tarsorafie geen goede optie is? SAMENVATTING: Doel: presentatie van een alternatief voor totale tarsorafie bij trofisch ulcus. Casusbespreking van een 7-jarig jongetje met recidiverend trofisch ulcus ODS. Als alternatief voor tarsorafie: Duoderm op oogleden en Leukofix voor ooglidsluiting waardoor openen voor druppelen en kijken mogelijk is. Resultaten: patiënt bekend met Kieuwboog syndroom A90 waarvoor tracheacanule en sondevoeding. Vanaf december 2013 erosie OD, in maart 2014 resulterend in een neurotrofisch ulcus OD bij cornea anesthesie en slechte traanfilm. Met lubricantia, antibiotica gtt, serum gtt en scleralenzen aanhoudende problematiek afwisselend OD en OS. Nu goed resultaat met gtt ODS, alternatieve afplakmethode OD en scleralens OS. Conclusie: deze plakmethode biedt een omkeerbaar alternatief voor totale tarsorafie op amblyogene leeftijd. Belangenverstrengeling: geen. 91A F.H. Verhagen, J.W. Kuiper, S. Nierkens, S. Imhof, T. Radstake en J.H. de Boer (Utrecht UMC): Changing immune mediators during Tocilizumab therapy for refractory CME in retinitis pigmentosa masquerading as intermediate uveitis. SAMENVATTING: Objective: to monitor the immune system during Tocilizumab (TCZ) treatment in a patient with refractory cystoid macular edema (CME) due to retinitis pigmentosa (RP) masquerading as intermediate uveitis. Design: in this case report blood samples were analyzed at multiple time points by multi-color flow cytometry and multiplex immunoassay. Cytokine analysis was done in an aqueous humor sample before treatment. Results: during TCZ therapy CME decreased temporarily and visual acuity stabilized. Elevated inflammatory mediators were found in serum, which decreased upon TCZ treatment. Flow cytometric evaluation showed that the dynamics of myeloid dendritic cells and its activation marker CD86, closely resembled CME activity. Conclusion: treatment with TCZ caused 123
DONDERDAG 26 MAART 2015
17.20
92A
17.23 17.30/ 19.00
temporary improvement of CME and normalization of increased circulating pro-inflammatory mediators, suggesting an inflammatory component in this RP patiënt. Belangenverstrengeling: werknemer. F.J.H.M. van den Biggelaar, C.A.B. Webers (Maastricht UMC): Verbeteren van de bedrijfsveiligheid: de 5 van het bedrijf. SAMENVATTING: Doel: evaluatie van de “5 van het bedrijf”, een instrument om aan het eind van een spreekuur te controleren of een aantal relevante parameters rondom patiënt- en bedrijfsveiligheid zijn vastgelegd. Methode: er is een steekproef genomen om te bepalen hoe goed de parameters worden geregistreerd. Resultaten: de “5 van het bedrijf” bestaat uit registratie van de juiste hoofdbehandelaar (bij 93% van de patiënten correct geregistreerd), alle verrichtingen (90%), juiste DBC code (98%), relevante voorgeschiedenis (75%) en meest actuele medicatie (50%; percentage is gedaald na de invoering van het electronisch voorschrijfsysteem). Conclusie: de “5 van het bedrijf” is een goed hulpmiddel om parameters rondom de patiënt- en bedrijfsveiligheid gestructureerd vast te leggen en zorgt voor verbeterde bedrijfsveiligheid. Om het percentage correcte registraties te verhogen worden via een multidisciplinair team gerichte verbeteracties uitgevoerd. Belangenverstrengeling: geen. EINDE Bijeenkomst Werkgroep Medische Retina
124
209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
08.00
09.00
09.10
Inschrijving Congresbureau Springerzaal (B) WETENSCHAPPELIJKE VERGADERING 73B S.M. van Schuppen, M.J. van Schooneveld en A.A. Bergen (Amsterdam AMC): Follow-up studie van patiënten en families met choroideremie. SAMENVATTING: Doel: verzamelen van lange-termijn follow-up gegevens van choroideremiepatiënten, o.a. voor het bepalen van klinische inclusiecriteria voor verdere studies met gentherapie. Methode: in deze longitudinale observationele studie ondergingen 24 mannen met choroideremie (18-71 jaar oud) oogheelkundig onderzoek en werden met een uitgebreide vragenlijst subjectieve beperkingen in dagelijkse activiteiten en gevolgen voor opleiding en loopbaan vastgelegd. Resultaten: er zijn gegevens verzameld over een periode van gemiddeld 18,8 jaar. Zoals te verwachten, daalt de visus met de leeftijd, maar er is een grote individuele spreiding. Conclusies: bij choroideremie is er naast progressief gezichtsveldverlies een progressieve visusdaling, variërend per individu en per oog in mate van progressie. Visusverlies, nachtblindheid, gezichtsveldverlies en fotofobie hebben een zeer nadelige invloed op de kwaliteit van leven. Belangenverstrengeling: geen. 74B R.A.C. van Huet, L.H.M. Pierrache, M.A. Meester-Smoor, C.C.W. Klaver, L.I. van den Born, C.B. Hoyng, I.J. de Wijs, R.W.J. Collin, L.H. Hoefsloot en B.J. Klevering (Nijmegen Radboudumc): Genetische diagnostiek voor autosomaal recessieve retinitis pigmentosa met behulp van de APEX microarray. SAMENVATTING: Doel: het bepalen van de effectiviteit van arrayed primer extension (APEX) microarray analyse voor genetische diagnostiek van autosomaal recessieve retinitis pigmentosa (arRP). Methoden: wij onderzochten de effectiviteit van APEX analyses uitgevoerd in 250 niet-gerelateerde patiënten waarbij klinisch arRP gediagnosticeerd was, in de periode januari 2008 en november 2013. In geval van een heterozygote mutatie werd aanvullend Sanger sequencing van het betreffende gen verricht. Resultaten: de APEX analyses resulteerden in een moleculair bevestigde diagnose in 8.5% van ons cohort. 125
DONDERDAG 26 MAART 2015
09.20
09.30
126
Sanger sequencing kon in 17 patiënten (6.8%) de tweede oorzakelijke mutatie aantonen. In totaal kregen 38 patiënten (15.2%) een moleculaire diagnose na APEX analyse en Sanger sequencing. Conclusie: de effectiviteit van APEX analyse voor arRP is erg laag in tegenstelling tot nieuwe mogelijkheden voor genetische diagnostiek beschreven in de literatuur. Belangenverstrengeling: geen. 75B J.C.E.M. ten Berge, M.W.J. Schreurs, J.G.M. Vermeer en A. Rothova (Rotterdam Erasmus MC): Antiretinale antistoffen bij auto-immuun retinopathie, uveitis en de gezonde populatie. SAMENVATTING: Doel: het onderzoeken van de aanwezigheid en klinische betekenis van antiretinale antistoffen bij auto-immuun retinopathie, uveitis en de gezonde populatie. Methode sera van patiënten (n=200) en controles (n=100) worden geanalyseerd op aanwezigheid en typering van antiretinale antistoffen middels indirecte immunofluorescentie (IIF) en western blot. Associaties met klinische kenmerken worden bepaald. Resultaten IIF en western blot technieken voor het bepalen van antiretinale antistoffen zijn ontwikkeld. Middels western blot werd vastgesteld dat anti-recoverine antistoffen positief waren bij 2 patiënten met carcinoom geassocieerde retinopathie en bij één met auto-immuun retinopathie. IIF analyses worden momenteel uitgevoerd. Conclusie: nieuwe laboratoriumtechnieken kunnen meer inzicht geven over de aanwezigheid en klinische betekenis van antiretinale antistoffen bij uveitis en auto-immuun retinopathie. Belangenverstrengeling: geen. 76B N. Demirkaya, F.W.N.M. Wit, T.J.T.P. van den Berg, M.D. Abramoff, P. Reiss en F.D. Verbraak (Amsterdam AMC): Structureel en functioneel oogheelkundig onderzoek bij patiënten met een goed gecontroleerde HIV-infectie. SAMENVATTING: Doel: onderzoek van de retina en het cornea-endotheel bij HIV-positieve patiënten. Methoden: 54 HIV-geïnfecteerde mannen en 43 controles zijn onderzocht met functietesten (contrast, kleurenzien, FDT, Rarebit Fovea Test en strooilichtmeting) en structurele metingen (individuele retinale laagdikten (SD-OCT) en cornea-endotheel onderzoek)). Resultaten: er waren minimale verschillen in structuur/functie tussen de patiënten en controles. 209e vergadering 2015
09.45
DONDERDAG 26 MAART 2015
09.40
Echter, bij verdere analyse binnen de HIV-groep bleek een langere duur van HIV-infectie en een eerdere AIDS diagnose geassocieerd te zijn met respectievelijk een slechtere kwaliteit van het cornea-endotheel en een dunnere retina. Conclusie: HIV-patiënten met een langere HIV-duur en/ of eerdere AIDS diagnose lijken structurele degeneratieve afwijkingen te vertonen. Belangenverstrengeling: geen. 77B E.E.B. de Clerck, I. Liesenborghs, T.T.J.M. Berendschot, F. Goezinne, M.T. Schram, C.D.A. Stehouwer, C.A.B. Webers en J.S.A.G. Schouten (Maastricht UMC): Prevalentie van vitreomaculaire interface aandoeningen in type 2 diabetes mellitus – eerste resultaten van De Maastricht Studie. SAMENVATTING: Doel: onderzoek naar de prevalentie van vitreomaculaire interface aandoeningen in individuen met type 2 diabetes mellitus in Nederland. Methode: OCT metingen aan beide ogen in 141 individuen tussen de 40 en 75 jaar geselecteerd uit een observationeel populatie-gebaseerd cohort onderzoek met oversampling van patiënten met diabetes. Resultaten: 5% van de individuen had een epiretinaal membraan, 0% een lamellair gat en 5% een vitreomaculair tractiesyndroom met minstens een elevatie van de fovea. Er werd geen maculagat vastgesteld. Conclusie: voor zover ons bekend is dit de eerste studie naar de prevalentie van vitreomaculaire interface aandoeningen in Nederland bij patiënten met diabetes. Belangenverstrengeling: geen. 78B I. Liesenborghs, E.E.B. de Clerck, T.T.J.M. Berendschot, F. Goezinne, M.T. Schram, C.D.A. Stehouwer, C.A.B. Webers en J.S.A.G. Schouten (Maastricht UMC): Prevalentie van vitreomaculaire interface aandoeningen in individuen in de algemene bevolking – eerste resultaten van De Maastricht Studie. SAMENVATTING: Doel: onderzoek naar de prevalentie van vitreomaculaire interface aandoeningen in de algemene Nederlandse bevolking. Methode: OCT metingen aan beide ogen in 391 individuen tussen de 40 en 75 jaar geselecteerd uit een observationeel populatie-gebaseerd cohort onderzoek. Resultaten: 4.1% van de individuen had een epiretinaal membraan, 1% een 127
DONDERDAG 26 MAART 2015
09.50
10.00
128
lamellair gat en 5.6% een vitreomaculair tractiesyndroom met ministens een elevatie van de fovea. Er werd geen maculagat vastgesteld. Conclusie: voor zover ons bekend is dit de 1e studie naar de prevalentie van vitreomaculaire interface aandoeningen in Nederland. De prevalenties zijn vergelijkbaar met andere studies, hoewel voor lamellaire gaten en vitreomaculaire tractie geen vergelijkbare studies zijn gevonden. Belangenverstrengeling: geen. 79B L.H.M. Pierrache, M. Meester, C.B. Hoyng, A.A. Bergen, M.J. van Schooneveld, B.P. Jeroy, L.I. van den Born en C.C.W. Klaver (Rotterdam OZR): Retinitis pigmentosa door Usher2A heeft een slechtere prognose bij congenitaal gehoorsverlies. SAMENVATTING: Doel: mutaties in het USH2A gen kunnen leiden tot retinitis pigmentosa (RP) met en zonder congenitaal gehoorverlies (CGV). Wij onderzochten of dit leidt tot verschillen in visuele prognose. Methoden: van patiënten met RP door USH2A mutaties (n=50 met CGV; n=76 zonder) uit diverse ophthalmogenetische centra werden alle oogheelkundige gegevens verzameld. De cumulatieve kans op slechtziendheid (volgens WHO) op basis van visus en gezichtsveld werd berekend met Kaplan-Meier overlevingsanalyse; verschillen werden bestudeerd met de log rank test. Resultaten: patiënten met CGV hadden op jongere leeftijd symptomen (16.3 vs 27.9 jr, p<0.001) en werden 10 jaar eerder slechtziend (53 vs 63 jr, p=0.004). Conclusie: de meeste patiënten met RP veroorzaakt door USH2A zijn op middelbare leeftijd slechtziend. Patiënten met CGV gaan sneller achteruit en hebben een hoger cumulatief risico op slechtziendheid. Belangenverstrengeling: geen. 80B S. Yzer en J.P. Martinez (Rotterdam OZR): Safyloma geïnduceerde maculopathie. SAMENVATTING: Doel: het retrospectief bestuderen van persisterend subretinaal vocht (SRV) op de rand van posterieure stafylomen. Methoden: 6 patiënten met een posterieur stafyloom werden uitgebreid oogheelkundig onderzocht, inclusief hoge resolutie “optical coherence tomography” (OCT). De behandeling van het SRV varieerde en kon bestaan uit anti-VEGF injecties, fotodynamische therapie (PDT) en intramusculaire octreotide injecties. Patiënten met een choroidale neovascularisatie werden uitgesloten. Resultaten: SRV leek 209e vergadering 2015
10.20
DONDERDAG 26 MAART 2015
10.10
niet te reageren op de verschillende behandelingen. Op OCT werd in alle gevallen een abrupt verschil in choroideadikte waargenomen, waarbij het grootste dikteverschil zich op de rand van het stafyloom leek voor te doen. Conclusie: SRV op de rand van een posterieur stafyloom lijkt refractair voor de standaard behandelingen. Het abrupte verschil in choroideadikte zou een rol kunnen spelen in de pathogenese van stafyloma geïnduceerde maculopathie. Belangenverstrengeling: geen. 81B E.H.C. van Dijk, C.M.L. van Herpen, M. Marinkovic, J.B.A.G. Haanen, D. Amundson, G.P.M. Luyten, M.J. Jager, E.H.W. Kapiteijn, J.E.E. Keunen, G. Adamus en C.J.F. Boon (Leiden UMC): Serous retinopathy associated with MEK inhibition (binimetinib) for metastatic cutaneous and uveal melanoma. SAMENVATTING: Purpose: to analyse the clinical characteristics of a serous retinopathy associated with mitogen-activated protein kinase kinase (MEK) inhibition with binimetinib in 30 metastatic cutaneous melanoma (CM) and 5 uveal melanoma (UM) patients and to study pathogenetic mechanisms that may lead to this retinopathy. Methods: extensive ophthalmic examination was performed in all patients and blood samples were obtained from 3 CM and 3 UM patients to analyse the presence of autoantibodies against retinal and retinal pigment epithelium proteins. Results/conclusions: a time-dependent and reversible serous retinopathy developed in 77% of CM and UM patients treated with binimetinib. A minority of patients (23%) developed visual complaints, which were mild and transient. A possible cause of binimetinibassociated serous retinopathy may be toxicity of study medication, but autoantibodies can also be involved. 82B C.J.F. Boon, D. Mohabati, E.H.C. van Dijk, M.B. Breukink, C.B. Hoyng, M. Marinkovic en G. Dijkman (Leiden UMC): Influence of corticosteroid use on clinical characteristics and therapeutic outcome in chronic central serous chorioretinopathy. SAMENVATTING: Purpose: to assess whether clinical characteristics and therapeutic outcome are different in chronic central serous chorioretinopathy (cCSC) patients who use (or have used) corticosteroids. Methods: retrospective review of 54 patients (59 eyes) diagnosed with cCSC between 2005 and 2014. Results: 129
DONDERDAG 26 MAART 2015 10.30
10.40
130
mean visual acuity at final follow-up (mean: 26.5 weeks) was 70 ETDRS letters in steroid-associated cCSC versus 72 letters in controls (p=0.841). In 22 cases (73%) there was a complete resolution of subretinal fluid versus 19 eyes (66%) in controls (p=0.514). Resolution occurred significantly faster in the control group compared to steroid-associated cCSC (p=0.001). Conclusions: corticosteroid exposure does not seem to have a significant impact on functional and anatomical results of treatment in cCSC. However, resolution of SRF may be significantly faster in cCSC patients without a history of corticosteroid exposure. Belangenverstrengeling: geen. 83B T. Theelen, M.M. Teussink, B. Bloemen en C. Sánchez (Nijmegen Radboudumc): OCT micro angiografie en FAG in patiënten met macula pathologie. Doel: vergelijken van motion contrast OCT en standaard fluoresceïne angiografie (FAG) en indocyanine groen angiografie (ICGA) als methoden voor retinale angiografie. Methode: met de nieuw ontwikkelde optische micro angiografie (OMAG, Avanti Angio OCT, Optovue) werden 20 patiënten met leeftijdsgebonden maculadegeneratie, diabetische retinopathie en centraal sereuze retinopathie onderzocht, voordat er FAG en/of ICGA onderzoek werd verricht. De resulterende plaatjes werden digitaal op elkaar geregistreerd. Hiermee werd een precieze vergelijking van de vaten op OMAG met FAG/ICGA en de bijbehorende morfologische informatie op en face OCT mogelijk gemaakt. Conclusie: naast het fysiologische vaatpatroon zijn pathologische vaten goed zichtbaar met OMAG. Gebieden met lekkage op FAG/ICGA laten wisselingen in het vaatpatroon met OMAG en morfologische veranderingen met en face OCT zien. Belangenverstrengeling: geen. 84B J.E.E. Keunen, B.J. Klevering, H. Cruysberg, J. van Meurs, I. Gan, A.L. Delbecq en T. Berendschot (Nijmegen Radboudumc): Laserpen maculopathie: een groeiend probleem. SAMENVATTING: Achtergrond: na een recente publicatie over laserpen maculopathie in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, zijn in Nederland in totaal 31 gevallen gerapporteerd. Methode: inventarisatie van alle aangemelde casuïstiek. Resultaten: 31 patiënten met een laserpen maculopathie die 209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
10.50
85B
11.00 11.20 13.20 14.20 14.50
86B
ontstond door van dichtbij in een laserpen te kijken. De leeftijd varieert tussen de 7 en 23 jaar. In 3/32 gevallen is sprake van een bilaerale maculopathie. De visus van de aangedane ogen varieert tussen 0.8 en 1/60. In alle gevallen is een litteken in en rond de fovea te spiegelen. Geen enkele patiënt werd behandeld met steroïden. In 2 gevallen ontstond een secundaire subretinale choroidale neovascularisatie. Conclusie: laserpen maculopathie is een groeiend maatschappelijk probleem, mede omdat laserpennen met een gevaarlijk hoog uitgangsvermogen via internet en in het buitenland vrij verkrijgbaar zijn. Belangenverstrengeling: geen. M.M. Teussink, C.B. Hoyng en T. Theelen (Nijmegen Radboudumc): Kwaliteit van OCT angiografie afhankelijk van de traanfilm. Doel: het meten van de correlatie tussen de traanfilm en de signaal-ruis verhouding van OCT angiografie. Methode: bij 10 gezonde volwassenen wordt de tear breakup time gemeten op baseline, na 20 seconden niet knipperen en na het druppelen met kunsttranen en knipperen. Op deze momenten worden ook OCT angiografie scans opgenomen na optimalisatie van de acquisitie door een ervaren onderzoeker. De signaal-ruisverhouding wordt bepaald aan de hand van scankwaliteit scores van de acquisitiesoftware en beeldanalyse van de OCT-scans. Resultaten en conclusie: uitdroging van de cornea belemmert OCT angiografie en kan door toevoegen van kunsttranen worden verbetered. Belangenverstrengeling: geen.
KOFFIE-PAUZE Algemene ledenvergadering LUNCH-PAUZE State of the art I.H.G. Bronkhorst, M. Marinkovic, G. Dijkman en C.J.F. Boon (Leiden UMC): Aflibercept bij diabetisch maculaoedeem na incomplete- of non-respons op intravitreale injecties bevacizumab en/of ranibizumab. SAMENVATTING: Doel: analyseren van de effectiviteit van intravitreale aflibercept injecties 131
DONDERDAG 26 MAART 2015 15.00
87B
15.10
88B
132
in patiënten met persisterend diabetisch maculaoedeem (DME) na eerdere incomplete- of non-respons op bevacizumab en/of ranibizumab injecties, die vervolgens werden behandeld met maandelijke aflibercept injecties. Het effect van deze therapieswitch op visus en OCT werd bekeken. Resultaten: 5 van de 8 ogen vertoonden een opvallende vermindering van DME na 2 of 3 maandelijkse aflibercept injecties (afname centrale retinadikte variërend van 21 tot 281 µm). Het effect op de visus bleef beperkt (visusverandering variërend van -9 tot +11 EDTRS letters). Conclusie: ondanks eerdere suboptimale respons op andere anti-VEGF medicatie kan een subgroep van DME patiënten gunstig reageren op een switch naar aflibercept therapie. Belangenverstrengeling: geen. C.B. Hoyng, M. Phan en B.J. Klevering (Nijmegen Radboudumc): Non-responders op avastin bij diabetisch maculaoedeem. SAMENVATTING: Doel: evaluatie van de prevalentie non-responders op avastin bij diabetisch maculaoedeem. Methoden: 108 ogen met diabetisch maculaoedeem, behandeld met minimaal 3 intravitreale injecties avastin, werden geincludeerd. De oogheelkundige gegevens werden geregistreerd. Een reductie in centrale retinale dikte van minimaal 50 µm werd gedefinieerd als respons op avastin. Voorlopige resultaten: het aantal non-responders op avastin bedroeg 53.7% (n=58 ogen). Bij 21 ogen werd de behandeling met avastin gecontinueerd, hetgeen slechts bij 23.8% alsnog resulteerde in afname van de centrale retinale dikte. Conclusie: bij een meerderheid van de non-responders op avastin is deze non-respons reeds na 3 avastin injecties te voorspellen. Belangenverstrengeling: geen. M.V. van Hecke, Y. de Jong-Hesse en A.C. Moll (Amsterdam VU): Subthreshold micropulse laser voor diabetisch maculaoedeem. SAMENVATTING: Doel: het beschrijven van de resultaten na subthreshold micropulse laser bij diabetisch maculaoedeem (DME). Methoden: retrospectieve analyse van een opeenvolgende case-serie met extrafoveaal DME. Visus, OCT en herbehandeling werden gebruikt als uitkomstmaten na 3 en 6 maanden. Resultaten: van de 46 ogen (39 patiënten) die behandeld werden met micropulse laser, was 56% eerder behandeld met anti-VEGF. De visus bleef stabiel na 3 en 6 maanden. In 32% was er afname van oedeem na 209e vergadering 2015
DONDERDAG 26 MAART 2015
3 maanden, 34% na 6 maanden. De centrale retinale dikte was 345 µm voor laserbehandeling, 325 en 306 µm, respectievelijk na 3 en 6 maanden (mediaan). Herbehandeling met (micropulse) laser was nodig in 20% en met anti-VEGF injecties in 21%. Conclusie: threshold micropulse laser lijkt een plaats te hebben in de behandeling van diabetisch maculaoedeem. Belangenverstrengeling: geen. 15.20 89B I. Walraven, R. Mast, A. Moll, J. Dekker, G. Nijpels en B. Polak (Amsterdam VU, Onderzoeksinstituut EMGO): Diabeteszorg op maat; HbA1c beloop en diabetische retinopathie gedurende 9 jaar. SAMENVATTING: Doel: identificatie van subgroepen van mensen met type 1 diabetes die een verschillend beloop van HbA1c hebben in relatie tot retinopathie. Methode: in een type 2 diabetes cohort van 5423 patiënten zijn, met behulp van latente klasse analyse, subgroepen onderscheiden met een verschillend HbA1c beloop gedurende 9 jaar. Daarnaast is de relatie met het voorkomen van retinopathie onderzocht. Resultaten: 4 subgroepen met verschillend HbA1c beloop zijn geïdentificeerd; de subgroepen met een goede glycaemische instelling (83.1%) en de snelle therapieresponders (8.2%) hadden een lagere prevalentie van retinopathie gedurende 9 jaar. De 2 subgroepen (8.7%) met een slechter HbA1c beloop hadden een verhoogd risico op retinopathie. Conclusie: meer dan 90% van de onderzochte patiënten behaalde een goede glycaemische instelling. Deze groep had minder kans op diabetische retinopathie. Belangenverstrengeling: geen. 15.30 R. Schlingemann: toepassing van de NOG critical appraisal DME in de dagelijkse praktijk. 16.00 THEE-PAUZE
133
DONDERDAG 26 MAART 2015
16.20
16.30
134
90B J.J. Kuiper, J. van Setten, A. Rothova, P.I. de Bakker, T. Mutis en B.P. Koeleman (Utrecht UMC): A genome-wide association study identifies a functional ERAP2 haplotype associated with birdshot chorioretinopathy. SAMENVATTING: Goal: to identify novel genetic loci associated with birdshot chorioretinopathy (BSCR). Method: we conducted the first genome-wide association study in an unprecedented cohort of 96 Dutch and 27 Spanish cases and 398 unrelated Dutch and 380 Spanish controls. Results: we identified HLA-A*29:02 as the principal MHC association and identified novel strong association with polymorphisms near ERAP2 that results in high mRNA and protein expression of ERAP2 in B cells of BSCR patients. Conclusion: this study further defined an extremely strong MHC risk component in BSCR and detected a novel disease mechanism that affects peptide processing in the endoplasmic reticulum. Belangenverstrengeling: geen. 91B M.J. de Graaf, J.H. van Neer, J.H. de Boer en J.D.F. de Groot-Mijnes (Utrecht UMC): Parvovirus B19 antistofprofielen in oogvocht en serum bij juveniele idiopathische artritis (JIA-) geassocieerde uveitis. SAMENVATTING: Doel: eerder werd in oogvochten van patiënten met juveniele idiopathische artritis (JIA-) geassocieerde uveitis met behulp van Goldmann-Witmer coefficient analyse significant vaker intraoculaire antistofproductie tegen parvovirus B19 (B19V) gevonden dan in controlegroepen. Met deze studie worden deze locale antistofreacties nader onderzocht. Methode: antistofreacties in oogvocht en serum van 8 JIA-uveitis patiënten en 10 controlepatiënten met anterior uveitis werden onderzocht met behulp van immunoblot. De resultaten werden door 3 personen visueel beoordeeld. Resultaten: in 4/8 JIA-uveitis patiënten en in 0/10 controlepatiënten, werd in oogvocht een antistofprofiel gevonden dat afweek van dat van het serum. Er wordt onderzocht of de data met behulp van imaging gekwantificeerd kunnen worden. Conclusie: de resultaten confirmeren de eerdere resultaten dat er locaal antistoffen tegen parvovirus worden gevormd in het oog bij JIA-uveitis. Belangenverstrengeling: geen. 209e vergadering 2015
16.50
DONDERDAG 26 MAART 2015
16.40
92B L.K. van der Beek-de Jong, N.H. ten Dam-van Loon, A. Ossewaare-van Norel, R. Wijnhoven en J.H. de Boer (Utrecht UMC): Effecten van systemische medicatie bij patiënten met noninfectieuze uveitis. SAMENVATTING: Doel: in dit onderzoek beogen we het effect van systematische immunosuppressiva bij uveitis te onderzoeken middels visus, klinische activiteit, OCT, gezichtsveldonderzoek, fluorescentieangiogram en vragenlijsten betreffende kwaliteit van leven. Methode: prospectieve cohort studie van alle patiënten met non-infectieuze uveitis die sinds juni 2013 zijn gestart met systemische immunosuppressiva. Resultaten: 25 patiënten met in totaal 42 aangedane ogen werden geincludeerd. Het betrof panuveitis in 28%, uveitis posterior in 60% en intermediaire uveitis in 12% van de patiënten. In 32% werd geen oorzaak gevonden voor de uveitis en van de overigen betrof het in 20% sarcoidose. De visus bij aanvang was gemiddeld 0,57 en na 1 jaar 0,61 (Snellen). Conclusie: bij ernstige therapieresistente uveitis zijn regelmatig immunosuppressiva geïndiceerd. Hoewel de visus niet altijd verbetert, kan de uveitis stabiliseren. Belangenverstrengeling: geen. 93B L. de Visser, J.H. de Boer, G.T. Rijkers, K. Wiertz, H. van den Ham, R. de Boer, A.M. van Loon, N.H. ten Dam-van Loon, J. Ossewaarde-van Norel, A. rothova en J.D.F. de Groot-Mijnes (Utrecht UMC): Cytokinen en chemokinen in voorste oogkamervocht bij acute retinale necrose. SAMENVATTING: Doel: onderzoeken welke cytokinen en chemokinen betrokken zijn bij immunopathogenese van acute retinale necrose (ARN). Methode: serum en voorste oogkamervocht (VOK) van 19 patiënten met ARN werden geanalyseerd met multiplex immunoassay en vergeleken met die van 18 patiënten met Rubella virus-geassocieerde Fuchs heterochrome uveitis (RV-FHUS), 20 patiënten met oculaire toxoplasmose (OT) en 10 nietinflammatoire controles. In ieder sample werden 22 immuunmediatoren gemeten. Resultaten: in ARN waren 13 van de 22 mediatoren significant verhoogd ten opzichte van de controles; met name pro-inflammatoire mediatoren en 1 anti-inflammatoir cytokine, te weten IL-10. Conclusie: VOK samples van ARN bevatten een breder spectrum van mediatoren en in hogere concentraties dan RV-FHUS en OT VOK samples. De hogere cytokine 135
DONDERDAG 26 MAART 2015
17.00
17.10
136
en chemokine levels in ARN lijken te correleren met de ernst van de ziekte. Belangenverstrengeling: geen. 94B A.J.W. Haasnoot, J.J.W. Kuiper, W. de Jager, T.R.D.J. Radstake, S.M. Imhof en J.H. de Boer (Utrecht UMC): Potential biomarkers in aqueous humor of patients with uveitis associated with juvenile idiopathic arthritis. SAMENVATTING: Goal: to identify inflammatory mediators in aqueous humor (AqH) of children with uveitis associated with juvenile idiopathic arthritis (JIA-uveitis). Methods: 22 children with JIA-uveitis were compared with 14 with chronic anterior uveitis without arthritis, 29 with intermediate uveitis or panuveitis and 11 non-inflammatory controls. AqH (76 eyes of 76 children) was analyzed for 51 soluble inflammatory mediators by multiplex immunoassay. Results: the levels of various mediators were different in AqH of children with JIA-uveitis compared to the inflammatory and non-inflammatory controls. Specifically, the levels of IL-29/IFN-λ1 were decreased (p<0.0001) and LAP and OPG were increased (p=0.0005, p=0.001 respectively) in AqH of JIA-uveitis. Conclusion: IL-29/IFN-λ1, LAP and OPG may be novel biomarkers to distinguish JIA-uveitis from other forms of ocular inflammation in children. Belangenverstrengeling: financiering onderzoek. 95B F. Groen, W. Ramdas, J. de Hoog, J.H. Vingerling en A. Rothova (Rotterdam Erasmus MC): Nieuwe inzichten in de visuele prognose van uveitis. SAMENVATTING: Doel: visusprognose bij uveitis patiënten verwezen naar een tertiair centrum. Methode: retrospectieve cohort studie van 133 patiënten gedurende 1 jaar na verwijzing. Resultaten: de oorzaak van uveitis werd aangetoond in 75%. Een jaar na verwijzing had 2% van de patiënten een bilaterale visus. Belangenverstrengeling: geen.
209e vergadering 2015
17.30
DONDERDAG 26 MAART 2015
17.20
96B Y.M. Hettinga, M.M. van Genderen, A. Ossewaarde, A. Rothova, W. Wieringa en J.H. de Boer (Utrecht UMC): Retinale dystrofie die zich presenteert als therapieresistente intermediaire uveitis. SAMENVATTING: Doel: het beschrijven van 7 jonge patiënten met een bewezen retinale dystrofie. Allen presenteerden zich met intermediaire uveitis met cystoid maculaoedeem (CME). Methode: klinsich, electrofysiologisch en genetisch onderzoek van 7 jonge patiënten met therapieresistente intermediaire uveitis met CME. Resultaten: alle 7 patiënten hadden ernstige therapieresistente intermediaire uveitis e.c.i. met CME op de OCT en een verlaagde visus.Vanwege toenemende gezichtsvelduitval werd bij hen een ERG verricht, dat scotopisch nagenoeg afwezig bleek en fotopisch ernstig verlaagd. DNA onderzoek liet bij 3 patiënten een mutatie zien in het CRB1 gen. Mutaties in CRB1 veroorzaken early onset retinale dystrofie die gepaard kan gaan met maculopathie. Conclusie: bij patiënten met therapieresistente uveitis met CME is het belangrijk om in een vroeg stadium een gezichtsveld en een ERG te maken ter uitsluiting van retinale dystrofie. Belangenverstrengeling: geen. 97B J.D.F. de Groot-Mijnes, S. van Loenen, F. Meindertsma, M.M. Vughs, J.C. Sinnige, J.H. de Boer, N.H. ten Dam-van Loon, J. Ossewaarde-van Norel, M.J. de Graaf, A.M.J. Wensing en A.M. van Loon (Utrecht UMC): Multiplex immunoassay voor de detectie van intraoculaire antistofproductie bij infectieuze uveitis. SAMENVATTING: Doel: de ontwikkeling van een multiplex immunoassay voor detectie van antistoffen tegen verwekkers van infectieuze uveitis in serum en oogvocht om zo met slechts 5 microliter oogvocht alle Goldmann-Witmer coefficient bepalingen te kunnen uitvoeren. Methode: kleurgecodeerde beads werden gecoat met cytomegalovirus, herpes simplex virus, varicella zoster virus, rubellavirus en toxoplasma antigeen en getest in een immunoassay met behulp van een Luminex Magpix machine bij 20 patiënten. De assays werden in singleplex vergeleken met de huidige ELISA testen en geoptimaliseerd alvorens ze in multiplex format uit te voeren. Resultaten: de multiplex immunoassay heeft op serum een groter lineair bereik dan de huidige ELISA’s en presteert qua sensitiviteit en specificiteit vergelijkbaar met de huidige ELISA’s op oogvocht en serum. Conclusies: multiplex 137
DONDERDAG 26 MAART 2015
immunoassay is toepasbaar voor antistofdetectie in serum en oogvocht. GWC analyse wordt nu gevalideerd. Belangenverstrengeling: werknemer betaalde lezingen. 17.40 98B J.H. de Boer, A. Steijaert, Y.M. Hettinga, P. van der Does en A. Ossewaarde (Utrecht UMC): Development of inflammatory cystoid macular edema in the early course of pediatric uveitis. SAMENVATTING: Objective: to investigate cystoid macular oedema (CME) associated risk factors and the impact of CME on visual acuity within the first year of pediatric uveitis. Methods: the frequency of development of CME was retrospectively investigated in 193 patients (335 eyes) <16 years of age at the onset of uveitis with ≥ 1 year of follow-up. Results: at the time of uveitis diagnosis, 32 out of 335 eyes (9.6%) presented with CME. Within the first year, the cumulative incidence of CME increased significantly to 65 eyes (19.4%). After developing CME, median BCVA was significantly worse (10/20) but improved significantly to 16/20 after the CME resolved. Conclusion: development of CME is a complication associated with pediatric uveitis and it can have debilitating consequences with respect to visual acuity. Belangenverstrengeling: betaalde lezingen. 17.50 EINDE
138
209e vergadering 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
PROGRAMMA VRIJDAG 27 MAART 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
08.00
09.00
09.10
140
Inschrijving Congresbureau Theaterzaal (A) WETENSCHAPPELIJKE VERGADERING 93A T.T.J.M. Berendschot, S. van der Made, E.R. Kelly, J. Plat en A. Kijlstra (Maastricht UMC): De invloed van functionele voeding op maculapigment en visuele functie. SAMENVATTING: Doel: het doel van deze studie was te testen of functionele voeding in staat is om het maculapigment (MP) aan te vullen, visuele functie te verbeteren en luteïnespiegels in het bloed te verhogen in patiënten met vroege tekenen van leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD). Methode: in een dubbelblinde, placebo gecontroleerde trial onderzochten wij de invloed van dagelijkse consumptie van een zuiveldrank met eierdooiers, die een verhoogde concentratie luteïne bevatten, op MP, visus en donkeradaptatie. Resultaten: een significante toename in de luteïne plasmaconcentratie, MP en visus werd waargenomen in de luteïnegroep vergeleken met de placebogroep (p<0.05 voor alle 3 parameters). Wij vonden geen verschillen in donkeradaptatie. Conclusie: dagelijkse consumptie van de zuiveldrank met speciale eierdooiers, verhoogt de hoeveelheid MP en verbetert de gezichtsscherpte bij patiënten met vroege tekenen van LMD. Belangenverstrengeling: werknemer patentbezitter. 94A R.O. Schlingemann, G. Dijkman, J.M. Hooymans, F.D. Verbraak, C.B. Hoyng, M.G.W. Dijkgraaf, T. Peto, J.R. Vingerling en A.M.E. Schauwvlieghe (Amsterdam AMC): Het verband tussen OCT-parameters en visuswinst bij de behandeling van leeftijdsgebonden maculadegeneratie met anti-VEGF; analyses uit de BRAMD studie. SAMENVATTING: Achtergrond: verandering in OCT parameters wordt algemeen gebruikt om therapie op maat te geven bij anti-VEGF behandeling bij exsudatieve LMD. Doel: wat is het verband tussen visus en OCT in de BRAMD studie? Methode: correlaties tussen visus/visuswinst met centrale retinadikte en aan- of afwezigheid van sub- of intraretinaal vocht op Fourier Domain OCT 209e vergadering 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
09.20
09.30
werden onderzocht. Analyses werden uitgevoerd op de baseline en exit data met visus en visusverandering als categorische variabelen. Resultaten: visusniveau correleerde met centrale retinadikte (p=0.000, r=-0.3) en met intraretinaal vocht. Subretinaal vocht bij baseline correleerde met een betere uitkomst (p=0.0190). Conclusie: OCT parameters van lekkage zijn gerelateerd aan visusniveau en uitkomst van anti-VEGF behandeling, maar subretinaal vocht bij exit is niet gecorreleerd met een slechtere uitkomst. Belangenverstrengeling: geen. 95A M.A. de Mol, M. Marinkovic, G.P.M. Luyten, J.C. Bleeker en G. Dijkman (Leiden UMC): Perifere AMD, bovenaan de DD van het perifere choroideamelanoom. SAMENVATTING: Doel: regelmatig worden naar het oncologiespreekuur in het LUMC patiënten ingestuurd met verdenking perifeer gelegen choroideamelanoom. Een van de beelden die frequent voor een melanoom worden aangezien is perifere AMD. Wij willen enkele patiënten bespreken met deze aandoening. Methode: aan de hand van 3 casussen wordt geïllustreerd hoe gedifferentieerd kan worden tussen deze 2 entiteiten. Conclusie: 1. onderzoek zorgvuldig het 2e oog, daar het vaak een bilaterale (vaak wel asymmetrische) aandoening betreft; 2. maak een echo, bij perifere AMD is de laesie (anders dan een choroideamelanoom) hoogreflectief met een rommelige contour; 3. laat een FAG uitvoeren, want dit laat bij perifere AMD een blokkade door bloed zien en soms een evidente neovascularisatie. Perifere AMD behoeft vaak geen therapie. Belangenverstrengeling: geen. 96A Y.T.E. Lechanteur, T.S. Joannes, M.M. Groenewoud, L. Ersoy, S. Liakopoulos, A.I. den Hollander, C.B. Hoyng en B.J. Klevering (Nijmegen Radboudumc): Complementactivatie is geassocieerd met het stadium van leeftijdsgebonden maculadegeneratie. SAMENVATTING: Achtergrond en doel: overactiviteit van het complementsysteem speelt een belangrijke rol bij de oorzaak van leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD). In deze studie onderzochten wij of er een relatie bestaat tussen het stadium van de LMD en het niveau van complementactivatie (CA). Methoden: in een case-control studie werd gekeken naar de mate van CA in 141
VRIJDAG 27 MAART 2015 09.40
142
verschillende stadia van LMD bij 887 patiënten met diverse stadia van LMD en 1004 controles. CA werd gedefinieerd als de C3d/C3 ratio. Resultaten: CA bleek het laagst in controlepersonen en mensen met inactieve CNV (disciform litteken). In mensen met geografische atrofie en intermediare LMD was het niveau van CA het hoogst. Dit effect zien we alleen terug in de groep patiënten met een hoog genetisch risico. Patiënten die in de periode voorafgaand aan complementbepaling anti-VEGF injecties kregen, hadden een significant lagere CA dan mensen zonder behandeling. Conclusie: deze resultaten suggereren dat CA bij LMD een dynamisch proces is en dit heeft belangrijke gevolgen voor therapieën die de complementactiviteit remmen. Belangenverstrengeling: geen. 97A A.M.E. Schauwvlieghe, G. Dijkman, J.M. Hooymans, F.D. Verbraak, C.B. Hoyng, M.G.W. Dijkgraaf, J.R. Vingerling en R.O. Schlingemann (for the BRAMD Study Group) (Amsterdam AMC): Voorspellende factoren voor visusuitkomst in de BRAMD studie. SAMENVATTING: Achtergrond: in de BRAMD studie werden 327 patiënten met exsudatieve maculadegeneratie maandelijks behandeld met bevacizumab of ranibizumab. Doel: welke factoren voorspellen slechte of goede respons? Methode: uitkomstmaten: categorische verandering in visus, gecorreleerd aan: leeftijd, beginvisus, type en grootte van de laesie en het gebruikte medicijn. Resultaten: de beginvisus en de afmetingen van de laesie toonden een negatieve relatie met verandering in visus, p=0.01, r=-0.145, respectievelijk p=0.015, r=-.140. Behandeling met bevacizumab gaf een grotere kans op ≥ 15 letters verlies dan behandeling met ranibizumab (O.R. 2.5). Leeftijd of type CNV hadden geen invloed op de respons. Conclusie: een lagere visus bij aanvang en grotere neovascularisaties correleren met een slechtere uitkomst van de behandeling met anti-VEGF. Bij bevacizumab is er een grotere kans op ernstig visusverlies. Belangenverstrengeling: geen.
209e vergadering 2015
10.00
VRIJDAG 27 MAART 2015
09.50
98A N. Klaassen-Broekema, R.A. Borsje en A.H.N. Klaassen (Hoorn Westfriesgasthuis): 1 en 2 jaars uitkomsten van anti-VEGF behandeling in een perifere kliniek. SAMENVATTING: Doel: inzicht krijgen in de behandelresultaten van maculazorg in een perifeer ziekenhuis. Methode: vanaf 2012 volgden wij 274 patiënten (330 ogen) gedurende 24 behandelmaanden. Leeftijd, geslacht, diagnose, visus, aantal injecties en type medicament werden geregistreerd bij 4 behandelindicaties. Resultaten:wet AMD heeft in het eerste jaar visusbehoud; DME, BRVO en CRVO tonen een lichte visusverbetering. Het gemiddeld aantal injecties over alle diagnoses in het 1e behandeljaar is 5.4. In het 2e behandeljaar was overall sprake van lichte visusachteruitgang, met een gemiddeld aantal injecties van 4.8. 80% van alle injecties is avastin. Conclusie: in de perifere praktijk bereiken wij in een 1e behandeljaar visusbehoud bij wet AMD; bij de andere diagnoses een lichte visusverbetering. In het 2e jaar vindt overall een lichte visusachteruitgang plaats. Belangenverstrengeling: geen. 99A C.C.W. Klaver, S.M. Sprinkhuizen, I. Rogrigues, M. Gillies (ICHOM werkgroep) (Rotterdam Erasmus MC): Ontwikkeling van uitkomstindicatoren voor leeftijdsgebonden maculadegeneratie met internationale aanpak van ICHOM. SAMENVATTING: Doel: het definiëren van een gestandaardiseerde set (“Standard Set”) van uitkomstindicatoren voor het meten, vergelijken en verbeteren van de behandeling van patiënten met leeftijdsgebonden maculadegeneratie. Methode: het “International Consortium for Health Outcomes Measurement” (ICHOM) bracht een werkgroep van 18 experts uit 10 landen van 4 continenten bijeen, die via een aangepaste Delphi-studie een minimum set van uitkomstindicatoren creëerde voor patiënten met maculadegeneratie. Resultaten: reguliere klinische bezoeken en gestandaardiseerde vragenlijsten vormden de basis voor het kiezen van de set. Visus, aanwezigheid van vocht of bloed in de macula, complicaties, mobiliteit en onafhankelijkheid, emotionele stabiliteit, lezen en de ervaren last van behandeling werden gekozen tot uitkomstindicatoren. Conclusie: deze uitkomstindicatoren zullen internationaal gebruikt gaan worden voor vergelijkingen van kwaliteit van zorg. Implementatie hiervan in de 143
VRIJDAG 27 MAART 2015
10.10
10.20
144
Nederlandse oogklinieken zal binnenkort nodig zijn. Belangenverstrengeling: geen. 100A N.T.M. Saksens, E. Kersten, J.M.M. Groenewoud, M.J.J.P. van Grinsven, J.P.H. van de Ven, C.I. S’anchez, T. Schick, S. Fauser, A.I. den Hollander, C.B. Hoyng en C.J.F. Boon (Nijmegen Radboudumc): Klinische kenmerken van familiaire en sporadische leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD). SAMENVATTING: Doel: vergelijken van klinische kenmerken tussen familiaire en sporadische LMD patiënten. Methode: middels een vragenlijst werden ziektebeloop, leefstijl, medische voorgeschiedenis en familiaire belasting voor LMD verkregen van 1828 LMD patiënten en 1715 controlepersonen, welke oogheelkundig zijn onderzocht. Resultaten: de eerste klachten ontstaan bij patiënten met een familiaire belasting op een jongere leeftijd (68,5 jaar) dan bij patiënten zonder aangedane familieleden (71,6 jaar; p<0,001). De omgevingsfactoren beweging en consumptie van rood vlees waren alleen in sporadische patiënten significant geassocieerd met LMD (OR: 0,49 en 1,81; p<0,001). Geografische atrofie en cuticulaire drusen waren significant vaker aanwezig in familiaire LMD (17,5% en 21,7%) dan in sporadisch LMD (9,8% en 12,1%). Conclusie: familiaire LMD patiënten krijgen eerder klachten en ontwikkelen vaker geografische atrofie en cuticulaire drusen dan patiënten zonder aangedane familieleden. Belangenverstrengeling: geen. 101A G.H.S. Buitendijk, A. Hofman, J.R. Vingerling en C.C.W. Klaver (Rotterdam Erasmus MC): Betekenis van reticulaire pseudodrusen bij leeftijdsgebonden maculadegeneratie. SAMENVATTING: Doel: reticulaire pseudodrusen (RPD) zijn een hot topic. Near-InfraredSLO-imaging kan de detectie van RPD verbeteren en daarmee kan het risicoprofiel van RPD beter in kaart gebracht worden. Methoden: deelnemers van het ERGO-bevolkingsonderzoek (65+) ondergingen Near-InfraredSLO-imaging (NIR) en fundus fotografie. Associaties met genetische, demografische en omgevingsfactoren werden getest met logistische regressie analyse. Resultaten: RPD waren aanwezig bij 150 (4.9%) van de 3038 deelnemers. Met NIR werden 58% meer casus gevonden dan met 209e vergadering 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
10.30
102A
10.40 11.10
fundusfoto’s. De prevalentie van RPD nam toe met de leeftijd; 0.2% bij 65-70 jarigen tot 29.3% bij 90+ jarigen. Significante risicofactoren met RPD waren o.a. roken (OR 1,8), vrouwelijk geslacht (OR 1,9) en het ARMS2-risico genotype (OR 6,1). Conclusie: RPD tonen verschillen in risicoprofiel met gewone drusen, waarschijnlijk veroorzaakt door verschillen in etiologie. Dit heeft ook gevolgen voor de klinische prognose. Belangenverstrengeling: geen. Y. de Jong-Hesse, M.V. van Hecke en A.C. Moll (Amsterdam VU): Aflibercept bij non-responders met exsudatieve LMD. SAMENVATTING: Doel: effectiviteit van intravitreale afliberceptinjecties bij LMD-patiënten, die niet of slecht reageerden op bevacizumab- en/of ranibizumabinjecties. Methode: retrospectieve analyse van visus en OCT-kenmerken bij alle patiënten die in ons centrum met aflibercept behandeld zijn. Non-respons werd gedefinieerd als persisterend vocht of toename van vocht op de OCT onder maandelijkse bevacizumab of ranibizumabinjecties. Resultaten: van 36 ogen (33 patiënten) die met aflibercept behandeld zijn, zijn er voor 29 ogen follow-up data beschikbaar (gemiddeld 152 (mediaan 145)) dagen. Na gemiddeld 2,3 injecties was bij 24/29 ogen een duidelijke afname van lekkage op de OCT te zien. De centrale retinadikte nam significant af (p=0,00195) van gem. 385±120 µm naar 317±91,5 µm. De Snellen-visus bleef stabiel (gemiddeld 0,47±0,3 voor en 0,49±0,3 na behandeling. Conclusie: switch naar aflibercept bij therapie refractaire patiënten laat veelbelovende anatomische korte termijn resultaten zien. Belangenverstrengeling: adviseurschap betaalde lezingen. KOFFIE-PAUZE C. Hoyng: de NOG richtlijn LMD in de dagelijkse praktijk.
145
VRIJDAG 27 MAART 2015
11.40
11.50
146
103A N.J.C. Bauer, N. Visser, V.S.C. Webers, F. van den Biggelaar, T. Berendschot, H.J.M. Beckers en R.M.M.A. Nuijts (Maastricht UMC): Klinische resultaten van conventioneel manueel markeren vs. digitaal markeren bij torische intraoculaire lens implantaties. SAMENVATTING: Doel: het vergelijken van de handmatige procedure voor torische lens implantaties vs. digitaal markeren met behulp van navigation tracking technologie. Methode: manueel markeren gebeurde middels een 3-staps procedure (waterpas markeur, Mendez ring, positionering IOL op de inkt markeringen (n=73 ogen). Digitaal markeren vond plaats met het Verion Image Guided System (Alcon) (n=47 ogen) m.b.v. een in de operatiemicroscoop geprojecteerde overlay van een pre-operatief verkregen beeld van het te opereren oog plus de te implanteren as (n=47 ogen). Resultaten: de absolute misalignment (foutuitlijning) was 3.6+/-3.2º in de manuele groep vs. 2.9+/-2.7º in de digitale groep. Ongecorrigeerde vertevisus was 0.15+/-0.17 vs. 0.14+/-0.17 logMAR in respectievelijk de manuele en de digitale groep. Conclusie: digitaal markeren met behulp van nagivation tracking technologie is een snel, veilig en precies alternatief voor manueel markeren. Belangenverstrengeling: adviseurschap betaalde lezingen. 104A G. Thepass, J.J.M. Pel, K.A. Vermeer, O. Creten, S.R. Bryan, H.G. Lemij en J. van der Steen (Rotterdam OZR, Oogheelkundig Instituut): Beïnvloedt cataract eye movement perimetry (EMP)? SAMENVATTING: Doel: eye movement perimetry (EMP) is een alternatief voor standaard automatische perimetrie. Hier werd onderzocht in welke mate cataract de resultaten van EMP beïnvloedt. Methoden: met een eyetracker (T60XL, Tobii Technology, Sweden) werd bij 48 cataractpatienten, voor en na de cataractoperatie, een EMP-meting verricht. Door de saccades naar perifere stimuli op 9 locaties in het gezichtsveld te analyseren, werden per stimulus de minimale sensitiviteit en de reactietijd (SRT) bepaald. De correlaties cataract-SRT en cataract-minimale sensitiviteit werden tussen 6 cataractgroepen vergeleken (LOCS-III classificatie). Resultaten: er werden significant langere SRT’s gevonden voor groep V (p<0.001). Deze correlaties waren niet aantoonbaar voor LOCS-III graad I t/m IV. Conclusie: EMP wordt niet beïnvloed door cataract met LOCS-III graad IV en lager. Belangenverstrengeling: geen. 209e vergadering 2015
105A
12.10
106A
VRIJDAG 27 MAART 2015
12.00
Y.P. Henry (Amsterdam VU) NOG cataract kwaliteitsregistratie gegevens openbaar? SAMENVATTING: Doel: zijn de NOG cataract kwaliteitsregistratie data valide? Methode: Benchmark gegevens uit de registratie over de afgelopen 8 jaar geanalyseerd. Resultaten: toename van ingevoerde cataractoperaties van 35% naar 60% target refractieafwijking van 0.5D naar 0.4D, achterkapselruptuur van 1.2% naar 0.6%, dropped nucleus van 0.09% naar 0.06% en endophthalmitis van 0.07% naar 0.02%. Conclusies: afname complicaties over de jaren heen. Internationale literatuur laat hogere complicatie % zien. NOG cataract kwaliteitsregistratie in huidige vorm niet geschikt voor extern gebruik. Belangenverstrengeling: geen. M.J. Siemerink, M. Mura en R. Lapid-Gortzak (Amsterdam AMC): Refractie uitkomst na phacovitrectomie. SAMENVATTING: Doel: het analyseren van de invloed van een vitrectomie op de refractieve uitkomst bij gecombineerde phacoemulsificatie en vitrectomie. Methode: retrospectieve cohortstudie van ogen met storend cataract alsmede chirurgische achtersegmentpathologie in de vorm van maculapucker, maculagat, vitreomaculair tractiesyndroom of glasvochttroebelingen. Alle ogen ondergingen eerst phaco-emulsificatie en aansluitend 25G-vitrectomie in dezelfde sessie. Resultaten: gegevens van 51 phacovitrectomie ogen werden verzameld en geanalyseerd. De afwijking van de spherische equivalent ten opzichte van de refractiewaarde uit de Haigisformule voor de geplaatste IOL bedroeg -0.30D±0.40D. Conclusie: phacovitrectomie veroorzaakte in deze patiëntengroep een shift naar myopie van de postoperatieve refractie. Onze resultaten zijn in lijn met andere studies. Belangenverstrengeling: geen.
147
VRIJDAG 27 MAART 2015
12.20
12.30
148
107A S. Darma, P.H.B. Kok, T.J.T.P. van den Berg, M.P. Mourits, R.O. Schlingemann en F.D. Verbraak (Amsterdam AMC): Correctie van SD-OCT metingen in cataract patiënten met een model van reflectieve filters. SAMENVATTING: Doel: voorspellen van het effect van cataract op SD-OCT diktemetingen van peripapillaire RNFL (pRNFL) en maculaire IRL (mIRL), op basis van een optical density filter model. Methode: bij 13 cataract patiënten zijn voor en na phacoemulsificatie OCT metingen uitgevoerd van pRNFL en mIRL met een serie van 3 reflectieve filters met bekende optical density. De mate van laagdikte afname als gevolg van toenemende optical density is pre- en postoperatief vergeleken. Resultaten: postoperatief gemeten pRNFL en mIRL dikte was significant dikker dan preoperatief. De regressie coefficient van laagdikte afname van pRNFL en mIRL door optical density verandering verschilde postoperatief significant van preoperatief en was niet voor alle ogen gelijk. Conclusie: correctie metingen van pRNFL en mIRL dikte in cataract patiënten, is nog niet goed uit te voeren op basis van dit model. Belangenverstrengeling: geen. 108A V. Vrijman, J.W. van der Linden, I.J.E. van der Meulen, M.P. Mourits en R. Lapid-Gortzak (Amsterdam AMC): Eerste resultaten van geapodiseerde diffractieve multifocale IOL implantatie na eerdere myope laser refractiechirurgie. SAMENVATTING: Doel: het beschrijven van de refractieve resultaten na geapodiseerde diffractieve multifocale IOL implantatie bij patiënten met laser refractiechirurgie in verband met myopie in de voorgeschiedenis. Methode: prospectieve dataverzameling van refractieve en visuele resultaten 3 maanden na implantatie van een geapodiseerde diffractieve multifocale IOL. Resultaten: in 37 ogen met complete datasets werden de resultaten geanalyseerd. Gemiddelde postoperatieve ongecorrigeerde visus was 0.14 logMAR (0.8--). Gemiddeld sferisch equivalent bedroeg -0.28D. 54% van de patiënten komt uit op ±0.50D, 87% komt uit op ±1.00D. In 6 ogen (16%) werd een nalaser behandeling uitgevoerd wegens een restrefractie. Conclusie: multifocale IOL implantatie in ogen met eerdere myope laser refractiechirurgie geeft goede resultaten. De precieze parameters voor geschiktheid behoeven nog meer onderzoek. Belangenverstrengeling: geen. 209e vergadering 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
12.40
109A
S. Klijn, N.J. Reus, V. Arni en D.P. Sicam (Rotterdam OZR): Nauwkeurigheid van een nieuwe speculaire reflectietechniek voor het meten van totaal corneaal astigmatisme. SAMENVATTING: Doel: bepalen van de nauwkeurigheid van metingen van totaal corneaal astigmatisme met een nieuwe speculaire reflectietechniek. Methode: refractief astigmatisme werd gemeten middels autorefractie (ARK-530A, Nidek) bij 24 ogen met een niet-torische intraoculaire lens. Aangenomen werd dat het refractief astigmatisme volledig door de cornea werd bepaald. Anterieur en totaal corneaal astigmatisme werd gemeten met een nieuwe speculaire reflectietechniek (Cassini, i-Optics). Afname van de meetfout (i.e. het verschil met autorefractie) door meting van totaal in plaats van alleen anterieur astigmatisme werd getest op statistische significantie middels de t-toets voor gepaarde waarnemingen. Resultaten: de gemiddelde meetfout nam af met 0.02D voor de cylindersterkte (p=0.60) en 4.3º voor de cylinderas (p<0.01). Conclusie: meting van totaal in plaats van alleen anterieur corneaal astigmatisme middels speculaire reflecties leidt tot een nauwkeurigere bepaling van de cylinderas. Belangenverstrengeling: adviseurschap werknemer betaalde lezingen patentbezitter. 12.50 LUNCH-PAUZE 14.00 State of the art 14.40 110A F.S. Tukkers, J. Koolwijk, M. Fick, C. Selles, G. Turgut, J.I.M. Noordergraaf en G.J. Noordergraaf (Tilburg St. Elisabethziekenhuis): Poliklinische cataractchirurgie: veilig onder topicale anesthesie in afwezigheid van een anesthesioloog. SAMENVATTING: Doel: vaststellen of cataractoperaties veilig uitgevoerd kunnen worden in een poliklinische setting onder topicale anesthesie zonder anesthesioloog. Methode: retrospectief onderzoek in periode 2011-2012, poliklinische cataractchirurgie onder topicale anesthesie zonder aanwezigheid van een anesthesioloog. Een spoed-interventieteam (SIT) fungeerde als achterwacht. Het zorgpad bestond uit tenminste 3 bezoeken: een oogheelkundige screening, de operatie en minimaal één controle afspraak. Primaire uitkomstmaat was het percentage SIT-interventies per zorgpad. Resultaten: 149
VRIJDAG 27 MAART 2015 14.50
15.00
150
in 6961 geincludeerde zorgpaden is het SIT 3x opgeroepen (0,04%). Allen zijn gediagnosticeerd als vasovagale collaps; geen enkele interventie was gedurende de ingreep. In 71 zorgpaden zijn 79 oogheelkundige complicaties geregistreerd. Conclusie: poliklinische cataractchirurgie onder topicale anesthesie kan veilig worden uitgevoerd in afwezigheid van een anesthesioloog. De aard van de incidenten rechtvaardigt niet de aanwezigheid van een anesthesioloog. Het aantal oogheelkundige complicaties bleef laag. Belangenverstrengeling: werknemer. 111A N.J. Reus (Breda Amphiaziekenhuis): De lenssterkte bij sulcusimplantatie. SAMENVATTING: Doel: het beschrijven van een algemene formule voor berekening van de sterkte van een intraoculaire lens (IOL) in de sulcus bij een (gecompliceerde) cataractoperatie. Methode: op basis van de verandering in effectieve lenspositie tussen een Single-Piece IOL (ZCB00) in de kapselzak en een Multi-Piece IOL (ZA9003) in de sulcus werd een omrekenformule gemaakt. Deze werd geëvalueerd met de refractieve uitkomst van 9 gecompliceerde cataractoperaties met lensimplantatie in de sulcus in het Amphiaziekenhuis van 2012-2014. Resultaten: lineaire regressie-analyse gaf de formule Psulcus=-0,07*Pkapselzak+0,325. Deze berekening kwam zeer goed overeen met de theoretische omrekenformule. Conclusie: met een algemene omrekenformule kan de sterkte van elk type IOL voor implantatie in de kapselzak omgerekend worden naar de sterkte van een Multi-Piece IOL voor implantatie in de sulcus. Belangenverstrengeling: adviseurschap betaalde lezingen. 112A L.H.P. Wielders, V.A. Lambermont, J.S.A.G. Schouten, F.J.H.M. van den Biggelaar, G. Worthy, R.W.P. Simons, B. Winkens en R.M.M.A. Nuijts (Maastricht UMC): Meta-analyse naar de preventie van cystoid maculaoedeem na ongecompliceerde cataractchirurgie. SAMENVATTING: Doel: het vergelijken van verschillende behandelingen ter preventie van cystoid maculaoedeem (CMO) na ongecompliceerde cataractchirurgie. Methode: gerandomiseerde gecontroleerde studies die tenminste 2 behandelingen ter preventie van CMO vergeleken, werden geincludeerd in 209e vergadering 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
15.10
15.20
deze meta-analyse. Resultaten: de incidentie van CMO werd beschreven in 17 studies. In vergelijking met topicale corticosteroiden, verminderden topicale non-steroide anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAIDs) bij niet-diabeten de kans op CMO na cataractchirurgie. De odds ratio (OR) was 0,11; 95%-betrouwbaarheidsinterval (95%-BI) 0,03-0,37. Een combinatie van topicale NSAIDs en corticosteroiden verminderde kans op CMO bij niet-diabeten en bij diabeten (OR 0,21; 95%-BI 0,10-0,44 en OR 0,17; 95%-BI 0,05-0,50) ten opzichte van enkelvoudige behandeling met topicale corticosteroiden. Conclusie: zowel topicale NSAIDs als een combinatie van topicale NSAIDs en corticosteroiden verminderde de kans op CMO na cataractchirurgie ten opzichte van topicale corticosteroiden. Belangenverstrengeling: geen. 113A R. Lapid, J.W. van der Linden, V. Vrijman, I. van der Meulen en C. Nieuwendaal (Amsterdam AMC, Total Eye Care): Comparison of diffractive multifocal toric IOLs. SAMENVATTING: Doel: vergelijking van 2 soorten multifocaal torische IOLs in termen van visus, refractie en neveneffecten. Methode: niet-gerandomiseerde cohort studie van Restor Toric (RT) en Trifocal toric (TT) lenzen. Resultaten: refractie was-0.06D+0.21 met de RT (24 ogen) en -0.08+0.44 met de TT (19 ogen). Verte visus was logMAR -0.05+0.05 voor de RT en -0.02+0.11 voor de TT. Nabij visus was -0.02+0.06 voor de RT en 0.01+0.02 voor de TT. De TT functioneerde beter tussen -1.0 en 1.5D. Incidentie van halos en dysfotopsieen: 16.7% met de RT en 5.9% met de TT. Conclusie: de multifocaal torische lenzen scoren gelijk qua refractie en visus voor ver en nabij, de trifocale lens geeft beter intermediaire visus en minder haloklachten. Belangenverstrengeling: adviseurschap betaalde lezingen financiering onderzoek. 114A L.M. Nibourg, E. Gelens, M. de Jong, T.G. van Kooten en S.A. Koopmans (Groningen UMC): Hydrogelen op basis van nanovezels met aangehechte peptiden voor de preventie van nastaar. SAMENVATTING: Doel: het vinden van een geschikte methode voor de preventie van nastaar. Methode: experimentele studie waarin hydrogelen op basis van nanovezels 151
VRIJDAG 27 MAART 2015 15.30 16.30
(nanogelen) met aangehechte peptiden zijn getest in een varkensoogmodel. De lensvezels zijn verwijderd en het lenskapsel is gevuld met 14 verschillende nanogelen, waaronder nanogel zonder peptiden, nanogel met combinaties van 5 peptiden (2 van laminine afkomstig, 2 van fibronectine, 1 van collageen IV) en een controlegroep met healon (n=4 per groep). Lenzen zijn geëxtraheerd en 3 weken gekweekt waarna de lens epitheelcel (LEC) groei is geëvalueerd met confocale laserfluorescentiemicroscopie. Resultaten: lenzen gevuld met nanogel toonden minder nastaar dan de controlegroep met healon. Er waren grote verschillen in LEC morfologie tussen de nanogelen met aangehechte peptiden. Conclusie: er is een effect van nanogel en peptiden op de LEC respons. Belangenverstrengeling: geen. THEE-PAUZE EINDE
152
209e vergadering 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
08.00
09.00
09.10
Inschrijving Congresbureau Springerzaal (B) WETENSCHAPPELIJKE VERGADERING 99B M. Marinkovic, N. Horeweg, L. Sommers, J. Bleeker, C. Creutzberg en G. Luyten (Leiden UMC): Ruthenium brachytherapie met en zonder TTT voor choroideamelanomen; vergelijking van 2 behandelprotocollen. SAMENVATTING: Doel: uitkomst vergelijken van 2 behandelprotocollen voor oogsparende therapie voor choroideamelanomen. Methoden: retrospectieve analyse van 448 patiënten, 195 behandeld met het 1e protocol met ruthenium en TTT en 253 met het 2e protocol met ruthenium alleen. Resultaten: mean follow-up voor de gehele groep was 43 maanden. Locaal falen van theapie werd gezien in 11.7% van de patiënten in protocol 1 en 4.7% in protocol 2. Secundaire enucleatie werd verricht in respectievelijk 5.6% en 1.6% van de patiënten. Visusverlies trad sneller op na ruthenium gecombineerd met TTT dan na ruthenium alleen, maar na 3 jaar was de relatieve visusdaling voor beide groepen vergelijkbaar. Conclusie: beide behandelprotocollen gaven goede locale tumor controle en behoud van het oog. De visus bleef langer behouden in patiënten die geen TTT kregen. Belangenverstrengeling: geen. 100B J.G.M. van Beek, S. Yavuzyigitoglu, C. van Rij, D. Paridaens, N. Naus en E. Kilic (Rotterdam Erasmus MC): Locale tumor controle en complicaties van uvea melanoom patiënten behandeld met gefractioneerde stereotactische radiotherapie (fSRT). SAMENVATTING: Doel: evaluatie van de oogsparende behandeling van small tot medium size uvea melanomen in het Erasmus MC te Rotterdam. Methode: analyse van 163 tumoren behandeld met fSRT van 1999-2013. Resultaten: er vond een afname van tumordikte van gemiddeld 5.9 mm bij start fSRT naar 1.9 mm na 5 jaar. TTT was nodig in 8 patiënten, waarvan bij 7 patiënten ten gevolge van progressie na gemiddeld 33 maanden (1,5-84). Neovasculair glaucoom (NVG) trad op bij 14% van de patiënten. In totaal zijn 20 enucleaties 153
VRIJDAG 27 MAART 2015
09.20
154
verricht, waarvan 6 door tumorprogressie en 12 door NVG. Grotere tumordikte is geassocieerd met NVG (p=0.016) en risico op enucleatie (p=0.05). Conclusie: in 96% is locale tumor controle bereikt na fSRT bij een follow-up van 15 jaar. 12% heeft een enucleatie ondergaan, waarvan 7,4% door NVG en 3,7% door tumorprogressie. Belangenverstrengeling: geen. 101B E. Kapiteijn, M. Marinkovic, M. Jager, A. Vahrmeijer, N. de Leede, M. Burgmans, A. Jochems, M. Slingerland en G. Luyten (Leiden UMC): Ontwikkelingen in behandelopties voor gemetastaseerd uveamelanoom. SAMENVATTING: Doel: presentatie van behandelopties in studieverband in gemetastaseerde uveamelanoompatiënten. Methode: overzicht van studies voor gemetastaseerd uveamelanoom. Resultaten: locale behandeloptie, fase II studie met percutane leverperfusie: bij 4 van de 5 patiënten werd een partiele respons gezien. Internationale fase I/II studie met AEBO71 (PKCremmer), 141 patiënten: clinical benefit (overwegend stabiele ziekte) in 52% van de patiënten. Internationale fase III studie met selumetinib (mekremmer) als vervolg op een fase II studie waarin meerwaarde werd gezien van selumetinib boven temozolamide chemotherapie. Immunotherapie wordt momenteel in Nederland onderzocht in een fase II studie met ipilimumab en radiofrequency ablation. Conclusie: door specifieke studies met middelen gericht tegen moleculaire targets van uveamelanoom te doen, hopen we betere behandelopties te ontwikkelen. De waarde van locale therapie en immunotherapie dient ook verder onderzocht te worden. Belangenverstrengeling: geen.
209e vergadering 2015
09.40
VRIJDAG 27 MAART 2015
09.30
102B
E. Kilic, C. van Rij en N. Naus (Rotterdam Erasmus MC): SOE lecture Endoresectie voor toxisch tumor syndroom. SAMENVATTING: Toxisch tumor syndroom (TTS) is een combinatie van een exsudatieve netvliesloslating, rubeosis en neovasculair glaucoom (NVG) en kan ontstaan na bestraling van een oogmelanoom. Doel: vergelijking van resultaten van oogmelanomen die na gefractioneerde stereotactische radiotherapie (fSRT) met endoresectie zijn behandeld t.o.v. de historische behandeling. Methode: van 1999-2014 zijn 180 oogmelanomen behandeld middels fSRT. Ogen met een exsudatieve netvliesloslating kwamen in aanmerking voor een endoresectie. Tumorkarakteristieken werden vergeleken met oogmelanomen uit de database. Resultaten: bij 7 oogmelanomen (basisdiameter > 12 mm; tumordikte > 8 mm) werd een endoresectie uitgevoerd (range 3-20 maanden). In de database waren 56 oogmelanomen met dezelfde afmetingen beschikbaar ter vergelijking. 7 ogen werden geënucleëerd vanwege een oncontroleerbaar NVG. Conclusie: bij een grote kans op TTS is een endoresectie een goede behandelmethode voor behoud van het oog na fSRT. Belangenverstrengeling: geen. 103B D.L. Mourits, D.T. Hartong, A.E. Budding, M.I. Bosscha en A.C. Moll (Amsterdam VU): Antibiotica bij vieze enucleatieholten gerechtvaardigd? SAMENVATTING: Doel: bepalen of antibiotica geïndiceerd is bij “ontstoken oogholten”. Er lijkt een directe relatie te zijn tussen bestaan van klachten (groene afscheiding en een rode/pijnlijke oogholte) en verkoudheid. Het is daarom de vraag of antibiotica nodig is gezien het probleem mogelijk geen bacteriele oorzaak heeft. Methode: banale- en viruskweken werden afgenomen uit oogholten bij kinderen geënucleerd voor retinoblastoom. Prothese hygiëne, - problematiek en verkoudheid werden uitgevraagd. Resultaten: n=24 unilaterale patiënten. Van alle kinderen met klachten n=8, werd een bacterie gekweekit (100%). Slechts in één geval werd naast een bacterie een (rhino)virus aangetoond. Van de kinderen zonder klachten n=16, werd in 2 gevallen een bacterie gekweekt (12.5%). Anamnestisch had 80% van de patiënten met micro-organismen tevens last van verkoudheid. Conclusie: klachten van groene afscheiding uit de oogholte worden veroorzaakt door bacteriën, mogelijk als superinfectie bij verkoudheid. Antibioticagebruik is hierbij gerechtvaardigd. 155
VRIJDAG 27 MAART 2015
09.50
10.00
156
Belangenverstrengeling: geen. 104B G.P.M. Luyten, J.C. Bleeker en M. Marinkovic (Leiden UMC): Orbita exenteratie; resultaten bij conjunctiva melanoom patiënten. SAMENVATTING: Doel: evaluatie van de resultaten van orbita exenteratie bij conjunctiva melanoom patiënten. Patiënten en resultaten: 17 patiënten ondergingen een orbita exenteratie tussen 2007 en 2014 waarbij de huid primair werd gesloten over de exenteratieholte. 12 van de 17 patiënten had een conjunctiva melanoom, waarvan 100% met een primary acquired melanosis. 2 van de 12 patiënten zijn overleden aan metastasen op afstand en 2 zijn overleden aan een andere oorzaak na gemiddeld 1,44 jaar. Conclusie: exenteratie is een effectieve behandeling met een goede tumor control en acceptabel cosmetisch resultaat bij uitgebreide vormen van conjunctiva melanoom. Bij een relatieve korte follow-up periode wordt in 2 van 12 patiënten metastasen op afstand gevonden. Belangenverstrengeling: geen. 105B S. Yavuzyigitoglu, H. Mensink, J. Vaarwater, N.C. Naus, H.T. Brüggenwirth, D. Paridaens, A. de Klein en E. Kilic (Rotterdam Erasmus MC): Polyploïdie in uvea melanomen; ongunstige prognose? SAMENVATING: Polyploïdie (een chromosoomset van meer dan 2) komt zelden voor bij uvea melanomen (UM). Doel: mutatieanalyse en overleving van UM met een polyploïd karyogram bepalen en vergelijken met diploide UM. Methode: fluorescentie in situ hybridisatie en single nucleotide polymorphism-array werd verricht voor 144 tumoren voor analyse van de chromosomale status. Tevens werd er mutatieanalyse van GNAQ/11, BAP1 (en immunohistochemie), SF3B1 en EIF1AX verricht. Resultaten: in 18 van de 144 (12,5%) tumoren vinden we een vorm van polyploïdie (triof tetraploïd). 10 polyploïde tumoren metastaseerden met een mediane follow-up van 35 maanden. Multivariate analyse toonde een negatieve BAP1-expressie als enige onafhankelijke prognostische marker (HR 10,1; p=0,008). Conclusie: polyploïdie komt voor bij 12.5% van de UM, waarbij een negatieve BAP1-expressie gecorreleerd is met de ontwikkeling van metastasen. Belangenverstrengeling: geen. 209e vergadering 2015
10.20
VRIJDAG 27 MAART 2015
10.10
106B R.M. Verdijk, A.E. Koopmans, K. Ober, H.J. Dubbink, D. Paridaens, N.C. Naus, S. Belunek, B. Krist, E. Post, E.C. Zwarthoff en A. de Klein (Rotterdam Erasmus MC): Prevalence and implications of TERT promoter mutation in uveal and conjunctival melanoma and in benign and premalignant conjunctival melanocytic lesions. SAMENVATTING: Purpose: mutations in the telomerase promoter region (TERT promoter mutations) occur frequently in cutaneous melanoma. We tested a cohort of uveal melanomas and conjunctival benign, premalignant and malignant melanocytic lesions for TERT promoter mutations in order to elucidate the role of these mutations in tumor progression. Methods: TERT promoter mutation analysis was performed in 102 uveal melanomas, 39 conjunctival melanomas, 26 PAM with atypia, 14 PAM without atypia and 56 conjunctival nevi. Results: TERT promoter mutations were not identified in conjunctival nevi or PAM without atypia, but were detected in 8% of PAM with atypia, 41% of conjunctival melanomas and 1% of uveal melanomas. Conclusions: TERT promoter mutations are frequent in conjunctival melanoma and less frequent in PAM with atypia favoring a tumor progression role for TERT promoter mutations. Belangenverstrengeling: geen. 107B M. Dogrusoz, W.G.M. Kroes, S. van Duinen, C.L. Creutzberg, M. Versluis, J.C. Bleeker, M. Marinkovic, G.P.M. Luyten en M.J. Jager (Leiden UMC): Conventionele karyotypering identificeert een grote variatie aan chromosomale veranderingen in uveamelanoom, verder versterkt door bestralingstherapie. SAMENVATTING: Het doel van deze studie was het bepalen van het spectrum van chromosomale veranderingen in uveamelanoom en om te analyseren welke tumorkenmerken geassocieerd zijn met succesvol karyotypering en FISH. Daartoe is een retrospectief cohortonderzoek verricht waarbij karyotypes van 327 geënucleëerde uveamelanomen, waarvan 36 vooraf bestraald, zijn bekeken. Aberraties bleken in alle chromosomen voor te komen, waarbij chromosomen 1, 3, 6, 8, 13, 15, 16 en Y in minstens 15% van de tumoren zijn aangedaan. Vooraf bestraalde tumoren hadden frequenter chromosomale aberraties dan primair geënucleërde tumoren. Karyotypering lukte significant vaker in tumoren met een grote diameter, prominentie 157
VRIJDAG 27 MAART 2015
10.30
10.40
158
en hoog mitose aantal, terwijl bestraling vooraf gerelateerd was aan een mislukte test. Deze studie zet aan tot nader onderzoek met behulp van andere genetische technieken in bestraalde tumoren. Belangenverstrengeling: geen. 108B M.J. Jager, G. Gezgin, I.H.G. Bronkhorst, T.H. van Essen, R.M. Verdijk, A. de Klein, P.A. van der Velden, S. van der Burg, T. van Hall en G.P.M. Luyten (Leiden UMC-Rotterdam Erasmus MC): Verlies van BAP1 expressie is geassocieerd met de aanwezigheid van ontstekingsinfiltraat en een verhoogde vaatdichtheid in uveamelanomen. SAMENVATTING: Doel: bij uveamelanomen treden mutaties op in het BAP1 gen, die zijn geassocieerd met een verhoogd risico op metastasen. Ook een ontstekingsinfiltraat en hoge vaatdichtheid zijn geassocieerd met een hoger risico op metastasen. Wij onderzochten in hoeverre deze 3 parameters geassocieerd zijn. Methode: bij 54 uveamelanomen werd gekeken naar BAP1 kleuring, ontstekingsinfiltraat en vaatdichtheid. Deze werden met elkaar en met de overleving vergeleken. Resultaten: 30/54 tumoren vertoonden een verlies aan BAP1 expressie. Bij deze tumoren werd meer ontstekingsinfiltraat en een hogere vaatdichtheid aangetroffen (voor CD3 p=0.002, voor CD4 p=0.003, voor CD68 p<0.0001, vaten p=0.005). Conclusie: uveamelanomen met een verhoogd risico op metastasen met BAP1 verlies blijken zowel meer ontstekingscellen als meer bloedvaten te bevatten dan BAP1 positieve tumoren. Belangenverstrengeling: geen. 109B A.E. Koopmans, K. Ober, H.J. Dubbink, D. Paridaens, N.C. Naus, S. Belunek, B. Krist, E. Post, E.C. Zwarthoff, A. de Klein en R.M. Verdijk (Rotterdam Erasmus MC): Prevalentie en implicaties van TERT promotor mutaties in uveaen conjunctivamelanomen en in benigne en premaligne conjunctivale melanocytaire laesies. SAMENVATTING: Doel: in deze studie onderzochten we de prevalentie van TERT mutaties in uvea- en conjunctivamelanomen evenals in benigne en premaligne conjunctivale melanocytaire laesies. Methode: TERT promotor mutatieanalyse werd verricht middels SNaPshot analyse in 209e vergadering 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
102 uveamelanomen, 39 conjunctivamelanomen, 26 “primary acquired melanosis” (PAM) met atypie, 14 PAM zonder atypie en 56 conjunctivale naevi. Resultaten: in de conjunctivale naevi en PAM zonder atypie cohort werden geen TERT mutaties gevonden. In 2/25 (8%) van de PAM met atypie en 16/39 (41%) van de conjunctivamelanomen werden mutaties in het TERT gen gedetecteerd. Eén (1/102, 1%) mutatie werd gevonden in een uveamelanoom. Conclusie: TERT promotor mutaties lijken een rol te spelen in de tumorprogressie van conjunctivale melanocytaire laesies. In tegenstelling tot andere typen melanomen komen TERT promotor mutaties slechts sporadisch voor in uveamelanomen. Belangenverstrengeling: geen. 10.50 110B A.C. Moll, M.C. de Jong, W.A. Kors, M.I. Bosscha, P. de Graaf, J.A. Castelijns en T. Kivelä (Amsterdam VU): Trilateral retinoblastoma: a systematic review and meta-analysis. SAMENVATTING: Background: about 5% of children with retinoblastoma from germline mutation of the RB1 gene are at risk of developing trilateral retinoblastoma. We aimed to provide a systematic overview of trilateral retinoblastoma. Methods: we searched Medline and Embase between 1966 and 2014. We undertook a meta-analysis of survival with the Kaplan-Meier method and Cox proportional hazards regression. Results: we included 90 studies, with 174 patients with trilateral retinoblastoma. 5-year survival after pineal trilateral retinoblastoma increased from 6% (95% CI 2-15) in patients diagnosed before 1995, to 44% (26-61; p<0,0001) in those diagnosed from 1995 onwards. Interpretation: our results suggest that improvements in overall survival are attributable to improved chemotherapy regimens and early detection of pineal trilateral retinoblastoma. Screening at least at the time of retinoblastoma diagnosis is recommended. Belangenverstrengeling: geen. 11.00 KOFFIE-PAUZE 11.20 111B T.H. Cornelissen, C. Kleynen en R. Kalmann (Utrecht UMC): Fractionated stereotactic therapy in patients with benign skullbase meningiomas. SAMENVATTING: Aim: our aim is to report the outcome of fractionated stereotactic 159
VRIJDAG 27 MAART 2015 11.30
11.40
160
radiation therapy in the management of skull-base meningiomas. Method: between January 2007 and September 2011 a total of 60 patients with benign skull-base meningioma have been treated with fractioned stereotactic radiotherapy (FSRT). After exclusion of 10 patients because of histopathology and lack of follow-up the results of 50 patients were analysed in a retrospective single centre study. Results: 14 patients (66%) showed stable disease, 13 patients (28%) showed a reduction in tumour volume. 3 patients (6%) showed tumour progression after FSRT. So overall tumour control was 94%. Conclusion: FSRT has a high tumour control and low toxicity. Belangenverstrengeling: geen. 112B S.W. Genders, N. Chongpison, M. de Win, R. Kloos, M. Mourits en P. Saeed (Amsterdam AMC): Fibreuze dysplasie: een beschrijving van 18 casus. SAMENVATTING: Doel: fibreuze dysplasie is een zeldzame, benigne, langzaam progressieve aandoening leidend tot botdeformiteiten, fracturen en pijn van het aangezicht. Methode: wij beschrijven bij 18 patiënten met fibreuze dysplasie de symptomen, radiologische bevindingen, behandeling en het beloop. Resultaten: hoofdpijn is het meest voorkomende symptoom, maar bij enkelen is de andoening asymptomatisch, 5 patiënten hadden visusklachten en bij 2 patiënten was er sprake van proptosis. Het os frontale en sphenoid waren het meest betrokken. 5 patiënten kregen een behandeling met pamidronaat met wisselende resultaten wat betreft pijnklachten en progressie van de deformiteiten. Chirurgische interventie was succesvol bij 2 patiënten met opticopathie en succesvol bij 3 patiënten met ernstige pijnklachten. Conclusie: fibreuze dysplasie vraagt om een multidisciplinaire aanpak met een behandeling op maat. Belangenverstrengeling: geen. 113B C. de Gouyon Matignon de Pontou, M. Lokhorst, A. Rothova en P. Saeed (Amsterdam VU, AMC-Rotterdam Erasmus MC): Scleroserende monotherapieën bij veneuze en lymfatische malformaties in het gezicht. SAMENVATTING: Doel: een overzicht geven van de effectiviteit en bijwerkingen van scleroserende stoffen bij veneuze en lymfatische malformaties (VM) in het 209e vergadering 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
11.50
114B
12.00
115B
gezicht, met nadruk op de periorbitale regio. Materialen en methoden: literatuuronderzoek naar scleroserende monotherapieën in cervicofaciale gebied. Resultaten: wij hebben 47 studies (1853 patiënten) geincludeerd. Gebruikt waren absoluut ethanol (n=327), bleomycine (n=284), pingyangmycine (n=673), ethanolamine oleaat (n=295), polidocanol (n=77), doxycycline (n=65), OK-432 (n=142) en sildenafil (n=8). Afgezien van OK432 hadden deze middelen vergelijkbare effectiviteit (70%-100%). Ethanol gaf de meeste bijwerkingen. Het effect van scleroserende middelen op de (peri)orbitaal gelocaliseerde VM was geëvalueerd in 6 studies (57 patiënten), waarbij in bijna 100% van de gevallen een zeer goede respons gevonden werd. De meest voorkomende complicatie was een verhoogde orbitale druk waarvoor cantothomie noodzakelijk was. Conclusie: de beste therapie voor cervicofaciale en periorbitale VM is op dit moment nog onbekend. Belangenverstrengeling: geen. E.G. van der Veer en M.P. Mourits (Amsterdam AMC): Misverstanden bij cellulitis orbitae (CO): SAMENVATTING: Doel: vaststellen:1. wat is de betekenis van Chandler’s classificatie; 2. hoe vaak sprake is van een orbita-abces; 3. wat de uitkomst is van CO. Methode: retrospectieve studie, waarbij patiënten met een CO, gezien op de oogheelkunde AMC tussen 1-1-2007 en 1-1-2014, werden geincludeerd. Resultaten: 66 patiënten hadden een preseptale CO en een volledig herstel. 2 van de 66 patiënten ontwikkelden een retroseptale CO. 55 patiënten hadden een retroseptale CO, van wie slechts 4 (7%) een mogelijk orbitaal abces hadden; bij de overige 93% was sprake van een diffuse ontsteking of een subperiostaal empyeem. 5 van de 55 hadden bij binnenkomst intracraniele uitbreiding. Geen patiënt ontwikkelde nieuwe ontstekingen op afstand. Na behandeling genazen 50 (91%) patiënten zonder complicaties. Conclusies: 1. Chandler’s classificatie is van geen enkel nut bij de beoordeling van CO; 2. een echt abces is zeldzaam; 3. de prognose is in een hoog percentage gunstig. Belangenverstrengeling: geen. R. Kalmann en A.J. Bleeker (Utrecht UMC): Risicofactoren voor recidiverende idiopathische orbitale inflammaties.
161
VRIJDAG 27 MAART 2015 12.10
162
116B
SAMENVATTING: Doel: identificatie van factoren die geassocieerd zijn met een verhoogd recidief risico bij patiënten met idiopathische orbitale inflammaties. Methode: alle patiënten met een idiopathische orbitale inflammatie in het UMC Utrecht tussen januari 1998 en oktober 2014 werden geanalyseerd. Patiënten met of zonder een recidief werden vergeleken op basis van geslacht, leeftijd, klinische presentatie, histopathologie, ziektelocalisatie, labuitslagen en behandeling. Resultaten: van de 147 werden 78 patiënten geincludeerd. 34 (44%) kregen een recidief na een ziektevrije periode van gemiddeld 18 maanden (mediaan IQ-range 12-38). Leeftijd (p=0,004), symptoomduur tot start behandeling (p=0,025) en behandeld zijn met systemische therapie (p=0,0019) zijn geassocieerd met een verhoogd recidief risico. Conclusie: jongere leeftijd, delay in behandeling en ernst van de ziekte die systemische behandeling vereist lijken het recidief risico op idiopathische orbitale inflammatie te vergroten. Belangenverstrengeling: geen. A.D. Coumou, R.J.H.M. Kloos en M.P. Mourits (Amsterdam AMC): Trombose in de oogkas. SAMENVATTING: Doel: presentatie (voorkomen, symptomatologie, waarschijnlijke oorzaak, d.d., behandeling en beloop) van een geïsoleerde trombose van de vena ophthalmica. Methode: bij 8 patiënten was sprake van een geïsoleerde trombose van de vena ophthalmica sup. en bij 1 patiënte van vena ophthalmica inferior. Resultaten: patiënten presenteren zich met wazig zien, pijn, proptosis en gestoorde oogmotiliteit. Oorzaken zijn: sinuorbitale infectie, gestoorde rheologie bij vaatafwijkingen, bloed(stollings) stoornissen en kan secundair voorkomen bij sinus cavernosus trombose. Bij het vermoeden van een infectie wordt antibiotica gegeven. Het gebruik van trombolytica of anticoagulantia is sterk individueel bepaald. Bij één patiënte werd met succes een trombectomie verricht. Conclusie: geïsoleerde trombose in de oogkas is een weinig bekende ziekte-entiteit, waarbij de klachten en verschijnselen een grote overlap hebben met die van cellulitis orbitae, maar waarvan de behandeling verschillend kan zijn. Belangenverstrengeling: geen.
209e vergadering 2015
VRIJDAG 27 MAART 2015
12.20
117B P.W. Potgieser, W.M. Wiersinga, N.I. Regensburg en M.P. Mourits (Amsterdam AMC): Natural history of Graves’ orbitopathy: increase of orbital fat is a rather late phenomenon. SAMENVATTING: Doel: het onderzoeken en beschrijven van de natuurlijke veranderingen in het orbitale vet en extraoculaire spiervolumes in Graves’ orbitopathie. Methode: CT-gebaseerde en gevalideerde methode voor het berekenen van het volume van orbitale weefsels bij 95 onbehandelde GO patiënten. Resultaten: op baseline hebben patiënten met langer bestaande klachten meer orbitaal vetweefsel. In vergelijking met baseline, is er na een jaar toename van het orbitale vetweefsel en proptosis. Het spiervolume blijft onveranderd. De clinical activity score neemt af. Conclusie: langer bestaande GO is geassocieerd met een toename in het orbitale vetvolume. Spiervolume is niet gerelateerd aan de lengte van de ziekte, maar aan de ernst van de ziekte. Onze bevindingen suggereren dat GO start in de spieren, terwijl de toename in vet later in het ziektebeloop optreedt. Belangenverstrengeling: geen. 12.30 LUNCH-PAUZE 14.00 State of the art 14.40 118B R.J.H.M. Kloos, H.M. Jellema, P. Saeed, C.A.M. Bennebroek en M.P. Mourits (Amsterdam AMC): Spierverlenging bij de behandeling van strabisme door Graves’ orbitopathie. SAMENVATTING: Doel: verbeteren van de oogstand door verlenging van de spierpees bij ernstig strabisme door Graves’ orbitopathie (GO). Methode: patiënten met strabisme door GO, bij wie recessie onvoldoende resultaat had of onvoldoende resultaat zou opleveren, werd spierpeesverlenging uitgevoerd. Gegevens over de ingreep, ernst van de GO, eerdere operaties, oogstand en ducties werden verzameld. Resultaten: 14 patiënten werden geincludeerd. Het betrof 6 verlengingen van de m. rectus medialis, 6 van de m. rectus inferior en 2 van de m. rectus superior. Gemiddeld werd 7 [3-11] mm verlenging uitgevoerd. Alleen na de m. rectus medialis verlenging was een verandering in ducties meetbaar (afname adductie, p=0.012; toename 163
VRIJDAG 27 MAART 2015
14.50
15.00
164
abductie, p=0.012). Conclusie: bij patiënten met strabisme door Graves’ orbitopathie zijn met behulp van peesverlenging grotere correcties mogelijk dan met alleen recessie, waarbij verticale ducties stabiel blijven. Belangenverstrengeling: geen. 119B A.R. Kwak en H.J. Simonsz (Rotterdam Erasmus MC): Ook een oogarts mag palperen bij motiliteitsbeperking, lidspleetverschil en ex- of enophthalmus. SAMENVATTING: Doel: het aantonen van de rol van palpatie van de weke delen in de orbita, het oog en de botranden bij motiliteitsbeperking, lidspleetverschil en ex- of enophthalmus. Methode: retrospectief single-centre case series. Resultaten: naast 3 gevallen van mammacarcinoom met orbitametastasen waarbij de diagnose pas na enkele maanden tot 1 jaar na presentatie d.m.v. palpatie gesteld werd, was een patiënt met een T-cel lymfoom in 2 academische oogklinieken (ook bij ons) enkele weken opgenomen voordat bij palpatie 3 tumoren in de orbita gevoeld werden. Conclusie: in gevallen waarbij de oogmotiliteit beperkt is, waarbij er een lidspleetverschil is of een ex- of endopthalmus bestaat, kan palpatie soms onmiddellijk tot de diagnose leiden. Belangenverstrengeling: geen. 120B R. de Keizer, G. Kozdras, R. Wubbels, W. van de Bosch en D. Paridaens (Rotterdam OZR): Veilige orbitale chirurgie zonder profylactische antibiotica. SAMENVATTING: Doel: bepalen van de postoperatieve infectie aantallen in patiënten die orbitale chirurgie hebben ondergaan zonder gebruik van profylactische antibiotica. Methode: monocenter retrospectieve case serie. In totaal 640 opvolgende patiënten van het Oogziekenhuis Rotterdam ondergingen oogkaschirurgie in de periode van 2009 tot en met 2013. Hiervan hadden 23 patiënten een preoperatieve infectie waarvoor reeds met antibiotica was gestart, zij werden geexcludeerd uit de studie. Resultaten: 8 van de 617 patiënten (1,3%) vertoonde postoperatieve verschijnselen suggestief voor infectie. 6 waren verdacht voor een wondinfectie en 2 waren verdacht voor een orbitale cellulitis. De patiënten werden effectief behandeld met orbitale antibiotica. Conclusie: in het bestudeerde cohort was orbitale chirurgie zonder antibiotica profylaxe veilig. De enkele casus met tekenen van infectie 209e vergadering 2015
15.20
VRIJDAG 27 MAART 2015
15.10
werden op tijd en effectief behandeld met antibiotica. Belangenverstrengeling: geen. 121B A. Rengifo Coolman, W.H.W. Tse, W.A. van den Bosch en D.A. Paridaens (Rotterdam OZR-Utrecht St. Antonius Ziekenhuis): Ooglidchirurgie bij patiënten met een anophthalmic socket. SAMENVATTING: Doel: inventariseren van de frequentie en effectiviteit van ooglidchirurgie bij patiënten met een anophthalmic socket. Methode: retrospectief statusonderzoek van patiënten die een enucleatie of een evisceratie ondergingen tussen 2001 en 2013 in het Oogziekenhuis Rotterdam. Er werden 353 patiënten geincludeerd waarbij er werd gekeken naar postoperatief gediagnosticeerde ooglidafwijkingen en eventuele correctie hiervan. Resultaten: tussen 2001 een 2013 werder er 189 ogen geenucleeerd en 163 geeviscereerd. De grootte van orbitale implantaten was meestal 20-22 mm voor de enucleatiegroep en 18-20 mm voor de evisceratiegroep. In de postoperatieve periode waren er 27 patiënten waarbij er een indicatie was voor ooglidchirurgie. 10 patiënten ondergingen een tarsomullerectomie, 7 patiënten een anterieure levator re-insertie, 4 ondergingen een laterale blok excisie en 6 een blepharoplastiek van het bovenooglid. Conclusie: in deze groep was er een lage incidentie van oculoplastische chirurgie secundair aan oogverwijdering. Dit is mogelijk ten gevolge van voldoende volumevervanging door de keuze van een zo groot mogelijk implantaat na ooglidverwijdering met aandacht voor het behoud van fornices. Belangenverstrengeling: geen. 122B D.T. Hartong, B. Amghar, S. Tan, C.E. Eenhorst en M.L.E. Pigeaud-Klessens (Amsterdam VU): Prognose facialisparese afhankelijk van de etiologie. SAMENVATTING: Doel: beoordeling oorzaak, beloop en behandeling van facialisparese op de afdeling oogheelkunde van het VUmc. Methode: retrospectief statusonderzoek van alle nieuwe patiënten met een facialisparese tussen 2007 en 2013. Resultaten: er werden 63 patiënten geincludeerd. De meest voorkomende oorzaken waren “postoperatief” (33%) en “idiopathische parese” (25.4%). De “postoperatieve paresen” presenteerden zich gemiddeld na 79,8 dagen aan de oogarts, tegenover 105,5 dagen in de “idiopathische” groep. In ongeveer 2/3 van de “postoperatieve paresen” 165
VRIJDAG 27 MAART 2015
(66.7%) werd uiteindelijk geopereerd (voornamelijk ectropioncorrectie, goudgewicht, browlift) ten opzichte van 18,8% van de “idiopathische” groep. De “postoperatieve paresen” hadden gemiddeld meerdere typen operaties nodig: 2.6 t.o.v. 1.6 in de “overige” groep. Conclusie: we zien een verschil in beloop en behandeling van de facialis paresen afhankelijk van de etiologie. Belangenverstrengeling: geen. 15.30 123B P. Saeed, A.J.H.E. Willig, E.M. Beems, D. Paridaens, S. Darma, M.W.T. Tanck, M.P. Mourits, R. Kloos en D.T. Hartong (Amsterdam AMC-Eindhoven Catharinaziekenhuis-Rotterdam OZR-Amsterdam VU): Prognostische factoren voor het ontstaan van droge ogen na ooglidcorrectie. SAMENVATTING: Doel: het effect bepalen van ooglidcorrectiechirurgie op het ontstaan van droge ogen, door meting van traanosmolariteit en Schirmer. Methode: bij 38 patiënten zijn voor en na ooglidcorrectiechirurgie de volgende metingen uitgevoerd en vergeleken: traanosmolariteit met Tearlab Osmometer, Schirmer en TBUT. Verder zijn ocular surface disease index vragenlijsten afgenomen. Resultaten: gemiddelde Schirmer en traanosmolariteit daalden beide. De daling van beide metingen was niet significant. Er was geen verschil tussen mannen en vrouwen. Een oudere leeftijd was gecorreleerd met een grotere daling van beide metingen. Van de 38 patiënten waren er 4 patiënten met klachten van droge ogen: deze hadden voorafgaand aan ooglidcorrectiechirurgie een hogere osmolariteit en Schirmer. Conclusie: meting van osmolariteit en Schirmer voorafgaand aan ooglidcorrectie kan een voorspellende waarde hebben voor het ontwikkelen van droge ogen klachten. Belangenverstrengeling: geen. 15.40 THEE-PAUZE 16.30 EINDE
166
209e vergadering 2015