Proef tuin nieuws
13
Tweewekelijks vakblad • Hasselt X • P 602 479 • Jaargang 25 • 10 juli 2015
MAP5
14
Glas
50 Thema Ziekten en plagen
RELAX
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
‘t is behandeld met...
BREEDWERKEND FUNGICIDE MET LANGE NAWERKING IN
prei, wortelen, kolen en schorseneren
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie. Voor verdere productinformatie met inbegrip van gevaarzinnen en symbolen, raadpleeg www.fytoweb.be. Nativo® 75 WG: gedeponeerd merk Bayer AG, bevat 25% trifloxystrobine en 50% tebuconazole
www.bayercropscience.be
13
INHOUD
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Proef tuin nieuws
Thema: Ziekten en plagen 25 28 31 34 38
Bestrijding van gekke wortels met waterstofperoxide Tendensen en aandachtspunten voor IPM-onderzoek Wortelvlieg in pastinaak Vergelijking beheersingsstrategieën witloofmineervlieg Stimuleren van functionele agrobiodiversiteit
Vollegrond
4
Sectornieuws
Glas
19 20 22
Algemeen
6 7
Primoris wil de primus van de klas zijn Nieuwe IWT-projecten 2015
Kleinfruit 12
Kleinfruit actueel
42 43 48 50 56
Glas actueel Rassenproef alternatieve sla herfstteelt 2014: Nieuwe types met heel donkerrode kleur vragen om bevestiging Rassenproef kropsla vroege herfstteelt 2014: Zacht najaar stelt rassen extra op de proef Tussenresultaten rassenproeven paprika 2015: Kan Redwing zijn productievoorsprong behouden? Rassenproef trostomaten belichte teelt 2014-2015: Eerste rassenproef onder de lampen: een goede start
62
Agenda
Witloof 13
Witloof actueel
Vollegrond actueel Het verhaal van een asperge-ambassadeur Rassenproef winterspinazie voor industrie 2014-2015: Droog voorjaar snijdt in opbrengst
MAP5 14 16
Rode MAP-meetpunten in Vlaanderen: Een indeling op basis van de oorzaken van de overschrijdingen Mineralisatie en uitspoeling op zandgrond
Proeftuinnieuws nummer 14, thema ‘Bodem en bemesting’, verschijnt op 14 augustus.
COLOFON
TWEEWEKELIJKS VAKBLAD
Proefstation voor de Groenteteelt, Sint-Katelijne-Waver Nationale Proeftuin voor Witloof, Herent Dienst Landbouw- en plattelandsbeleid provincie Antwerpen Landbouwdienst provincie Vlaams-Brabant Landbouwdienst provincie Limburg Provinciaal Proefcentrum voor Groenteteelt Oost-Vlaanderen, Kruishoutem Inagro, Rumbeke-Beitem Proefcentrum Hoogstraten, Meerle Departement Landbouw en Visserij, Brussel Boerenbond & Landelijke Gilden, Leuven Vlaams Centrum voor Bewaring van Tuinbouwproducten, Heverlee Met medewerking van de Vlaamse overheid
Redactieraad
Reclameregie
Lidmaatschap
C. Van Ceulebroeck (voorzitter), P. Bleyaert, K. Blum, S. Buysens, S. Darwich, B. Debussche, L. Delanote, E. Goovaerts, M. Mertens, V. Neefs, A. Schenk, T. Van Delm
Boerenbond - Mediaservice Diestsevest 40, 3000 Leuven Tel. 016 28 63 33 - Fax 016 28 63 39 e-mail :
[email protected] Tarieven beschikbaar op aanvraag
Proeftuinnieuws, tweewekelijks vakblad voor de groente- en kleinfruitteler, is het ledenblad van Proeftuinnieuws vzw. Lidmaatschap door overschrijving van het overeenstemmende bedrag op rekeningnummer 733-2381340-20 van Proeftuinnieuws vzw, of door lidmaatschap bij een van de partners. Overname of vermeerdering van artikels uit Proeftuinnieuws is enkel na schriftelijke toestemming toegestaan. De auteurs zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud van hun tekst. Uw naam en adres zijn opgenomen in een gedeponeerd ledenbestand van Proeftuinnieuws vzw. U kunt steeds inzage in, verbetering van of - zo nodig - verwijdering van de gegevens vragen. ISSN 0777-9844
Administratie en redactie
Redactie : V. Neefs & K. Blum Diestsevest 40, 3000 Leuven Tel. 016 28 63 04
[email protected] e-mail administratie :
[email protected]
Verantwoordelijke uitgever W. Baets p.a. Duffelsesteenweg 101, 2860 Sint-Katelijne-Waver
Vormgeving
Drukkerij Steylaerts Hellegatstraat 5, 2590 Berlaar
Druk
Drukkerij Hendrix nv Kiezel Kleine-Brogel 55, 3990 Peer
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
|3|
Sectornieuws
Veiling Hoogstraten verkoopt voor het eerst kersen
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Op woensdag 24 juni werden de eerste Hoogstraten® kersen verkocht op Veiling Hoogstraten. Producent Joris Christiaenen voerde de eerste 300 kg kersen van het ras ‘Bellise’ aan. Het was de firma ‘Puur Aardbei’ uit Minderhout, met zaakvoerder Jan Van Alphen, die de eerste lekkernijen heeft aangekocht voor 7 €/kg. Joris Christiaenen is drie jaar geleden gestart met de aanplant van zijn kersenplantage (7 ha, waarvan 5 ha dit jaar in productie). Na de bloei dit jaar heeft hij de plantage volledig overkapt met netten en plastic. Een zware investering die zich loont in vroegheid en superieure kwaliteit. Om niet gelijktijdig met de hele plantage in productie te komen koos hij voor de aanplant van meerdere rassen. Hierdoor kan de productie gespreid worden over ongeveer vijf weken. Dit jaar verwacht Veiling Hoogstraten in totaal een 5 ton kersen te vermarkten. Een bescheiden begin, maar de trend is alvast gezet. Zo zijn
ondertussen ook twee andere producenten van Veiling Hoogstraten gestart met de aanplant van kersen onder bescherming (totale oppervlakte = 10 ha, waarvan 5 ha in productie). Veiling Hoogstraten hoopt zo snel te kunnen doorgroeien tot een belangrijke speler in beschermde kersen in Noord-Europa. Naast de aardbeien, kiwibessen en ander zachtfruit, vormen kersen een mooie aanvulling op de Hoogstraten®-familie. De kersen worden voorlopig niet op de klok verkocht, maar rechtstreeks bemiddeld. Doordat de Hoogstraten® kersen onder bescherming worden geteeld, kunnen ze rijp worden geoogst en bezitten ze hun volle smaak. De kwaliteit is over de hele lijn gegarandeerd, hiervoor staat het Hoogstraten®keurmerk garant. De verschillende soorten kersen zorgen voor een spreiding in aanvoer, met de vroege rassen in juni en de latere in juli. Bron: Veiling Hoogstraten
Erik Mijten nieuwe voorzitter VLAM
Na acht jaar voorzitterschap van VLAM stelde Peter Broeckx zijn functie ter beschikking. Broeckx wil zich focussen op zijn eigen melkveebedrijf en het voorzitterschap van het CRV (internationale organisatie voor rundveeverbetering). Op de Raad van Bestuur van VLAM op 25 juni werd een nieuwe voorzitter gekozen: Erik Mijten. Erik Mijten werd geboren in Diest op 28 januari 1968. Hij behaalde het diploma van dierenarts met onderscheiding in 1994. Daarna was hij drie jaar werkzaam als dierenarts grote huisdieren in een dierenartsenpraktijk in het
Groothertogdom Luxemburg. Eind 1997 vervoegde hij Dierengezondheidszorg Vlaanderen, waar hij startte als dierenarts rundveegezondheidszorg maar al snel directeur werd van de site Lier. In 2007 ging hij aan het werk hij Boerenbond, waar hij de functie van adviseur diergeneeskunde vervulde tot hij in 2013 directeur van de studiedienst werd. Erik stuurt nu veertien adviseurs aan werkzaam in diverse domeinen en sectoren in de landbouw op de studiedienst.
Bron: VLAM
Erik Mijten
Fytonieuws
Product op basis van cyantraniliprole toegelaten tegen Drosophila suzukii in zure en zoete kersen Het middel Exirel is toegelaten voor gebruik tegen Drosophila suzukii in zure en zoete kersen sinds 25/6/2015 voor een termijn van 120 dagen. De toelating werd verleend in toepassing van artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Dit artikel laat toe een toelating te verlenen in bijzondere omstandigheden. Het geldt enkel voor een beperkt en gecontroleerd gebruik, en indien de plantaardige productie door onvoorziene, op geen enkele andere manier te bestrijden gevaren wordt bedreigd.
|4|
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Vrijwillige intrekking van Yak en Thunderbrid 680 De toelatingen van de gewasbeschermingsmiddelen Yak (10075P/B) (500 g/l fluazinam) en Thunderbird 680 (10078P/B) (68% glyfosaat) worden ingetrokken op vraag van de toelatingshouder. De middelen worden ingetrokken op 31/12/2016. Het op de markt brengen van deze middelen door de toelatingshouder was nog toegelaten tot 30/6/2015. De op de markt aanwezige voorraden mogen door derden worden verkocht en opgeslagen tot 31/12/2015. Het gebruik ervan is nog toegelaten tot 31/12/2016. Bron: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
NIEUWS VAN DE PRAKTIJKCENTRA
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Sanne Van Gool, werkzaam sinds 2014 als medewerkster van het CVBB heeft de overstap gemaakt naar het onderzoek vruchtgroenten. Hier wordt ze verantwoordelijk voor de rassenproeven paprika, het IWT-project rond binnenrot en zal ze meewerken aan de problematiek rond gekke wortels in de tomatenteelt. Recent traden ook twee nieuwe medewerkers in dienst. Zo zal Wendy Vanlommel het rassenonderzoek tomaat op zich nemen, alsook het IWT-project rond afrijping met ethyleen. Wendy is geboren in 1987 en studeerde af aan de KU Leuven in de bio-ingenieurswetenschappen optie landbouwkunde. Zij werkte gedurende afgelopen drie en een half jaar als kwaliteitsverantwoordelijke bij FME, een handelsbedrijf in champignons. De recentste versterking in het vruchtgroentenonderzoek is Lore Van Looveren. Lore is geboren in 1992 en is in het bezit van een diploma master in de biowetenschappen optie plantaardige en dierlijke productie. Lore zal het werk rond CVBB binnen PCH coördineren. Daarnaast zal ze een belangrijke rol spelen in de nieuwe projecten rond belichting en diffuus glas. Rob Moerkens werkt sinds 2011 op PCH en verdiepte zich als bioloog voornamelijk in het thema ziekten en plagen in tomaat. Deze expertise zal hij de komende jaren doortrekken naar de teelt van paprika. Daarnaast neemt hij de algemene coördinatie van de onderzoeksgroep vruchtgroenten op zich. Samen met een volledig nieuw onderzoeksteam staat hij klaar om het succesvolle onderzoek van de afgelopen jaren verder te zetten. ■
Het vernieuwde onderzoeksteam vruchtgroenten van Proefcentrum Hoogstraten, v.l.n.r. : Lore Van Looveren, Wendy Vanlommel, Sanne Van Gool, Rob Moerkens en Roel Vanderbruggen
Vele veranderingen op Proefcentrum Hoogstraten
Het onderzoek tomaat en paprika loopt al jarenlang parallel op Proefcentrum Hoogstraten (PCH). Recent werden deze twee onderzoeksgroepen gefusioneerd tot de groep ‘vruchtgroenten’. Door teeltoverkoepelend te werken kan de juiste persoon, met de juiste expertise worden ingezet. Op vlak van personeel hebben er zich echter heel wat veranderingen en interne verschuivingen voorgedaan. Dave Pinxteren, onderzoeker tomaat sinds 2011 en verantwoordelijke voor de rassenproeven en teelttechnische projecten (belich-
ting, ethyleen, SmartKas) heeft het proefcentrum jammer genoeg verlaten en is aan de slag gegaan bij meststoffenfabrikant Prayon. PCH dankt Dave voor zijn jarenlange inzet en wenst hem veel succes in zijn nieuwe functie. Christien Sauviller, werkzaam sinds 2000 op PCH en sinds 2003 coördinator van het onderzoek paprika, heeft recent gekozen voor een betere verdeling van werk en privé en zet een stap opzij als coördinator. Voortaan neemt zij samen met de andere assistent-onderzoekers Inge Van Looveren en Joke Eelen de praktische metingen op zich. Zo kan er nog steeds beroep gedaan worden op Christien haar jarenlange kennis en ervaring, wat van grote waarde blijft.
NIEUWS UIT DE BEDRIJFSWERELD Gebruikte belichtingsarmaturen uit Nederland worden wereldwijd ingezet
Het jaarrond telen wordt mondiaal steeds vaker een vereiste. Echter soms ontbreken de financiële middelen voor de noodzakelijke vervanging of om de ommezwaai te maken. Het investeren in tweedehands assimilatielampen is dan prijstechnisch een interessant alternatief. DS Hortitrade is een handelsbedrijf in gebruikte tuinbouwmachines en materialen. Het richt zich op de vervangingsmarkt van allerlei materialen en machines ten behoeve van de
glastuinbouw. De mondiale interesse in gebruikte assimilatie-armaturen stijgt. In de wintermaanden geeft assimilatiebelichting een betere kwaliteit en hogere productie, zowel bij groenten als bij sierteelt. Met de verkoop van tweedehands armaturen is assimilatiebelichting door de geringere investering voor grotere doelgroepen bereikbaarder. “Nederland is voor ons een grote afzetmarkt, maar we leveren ook steeds meer gebruikte armaturen in vele andere landen in Europa, Azië, Noord-Amerika en het Midden-Oosten”, aldus Dave Debets van DS Hortitrade. “Samen met de teler willen wij komen tot een verantwoorde, duurzame en betaalbare investering.
De uitdaging is om samen met de teler op basis van lokale mogelijkheden de efficiëntste belichtingsstrategie te bepalen. Hoe mooi is het om te zien dat Nederlandse tuinbouwmaterialen, zoals assimilatie-armaturen, na een grondige revisie elders een lang nieuw leven tegemoet gaan.” ■
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
|5|
Algemeen
Primoris wil de primus van de klas zijn
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Veertien jaar na zijn oprichting was Fytolab uit zijn voegen aan het barsten. Het aantal residu-analyses blijft jaarlijks toenemen en de nood aan bijkomende bedrijfsruimtes was dan ook groot. Na de ingebruikname van het nieuwe gebouw begin dit jaar stond een structuur- en naamswijziging op de agenda. Fytolab gaat voortaan door het leven als Primoris en bereidt zich voor op nog meer groei.
Na alle veranderingen die de laatste twee jaar werden doorgevoerd is
wordt
What’s in a name?
idt zich voor op verdere groei.
Een bedrijfsnaam veranderen brengt heel wat rompslomp met zich mee. Waarom wordt het werd op 1 januari het laboratoriumgebouw uitgebreid met maar dan gedaan? Carine De Clercq (directeur Prirken zijn de administratieve activiteiten, die voorheen in het moris) legt uit: “Veertien jaar geleden stonden nieuwe gedeelte. We zijn dan ook trots om jullie nu te mogen we bij de keuze voor de naam Fytolab niet stil bijdatdesinds bescherming vanFytolab dezegroep naam. We k gemaakt om CKCert, mei 2014 tot de deze nieuwe kantoren. hadden toen alleen België als markt in onze gedachten. Ondertussen zijn we actief in vereld onze naam zijn. De komende maanden zullen we afscheid schillende landen en toenemende botsten we op het pror de labo-gerelateerde filialen. Door onze dat ereninlogo hetsteeds buitenland een Aangezien ander labo escherming van bleem bedrijfsnaam belangrijker. naam werd besloten om voluit te gaan voor een nieuwe met een gelijkaardige naam actief naam is. Omenonze naam en faam internationaal te kunnen beschermen moesten we dusvan op zoek gaan naar te zijn. Deze naam past volledig bij de waarden een nieuwe naam. We schreven wedstrijd rt die we als organisatie nastreven. Vandaar de baselineeen “YOUR we zelf jullie“betrouwbaarheid” stellen. uit onder hetcentraal personeel en ook bestuurders en relaties werden aan het denken gezet. Wij boven de doopvont gehouden, en zullen officiele documenten en kozenFrance-Colombia-Bulgaria voor de naam Primoris:. dat wil zeggen ‘de er volgen Primoris beste zijn’. Met de keuze voor deze naam gstructuur in 2014 (die de naam Fytolab zal behouden), samen metwileuwe naam is een excellente basis om de groep verder te len we de uitdaging aangaan om voortdurend
deringen.
g die wordt gesymboliseerd door de groeiende plant in het logo.
aarom voorzien we op donderdag 18 juni een event in Zwijnaarde, houden jullie zeker op de hoogte .
m
(in opbouw)
In 2014 analyseerde Fytolab zo’n 50.000 voedingsstalen.
Belgium - Tel. +32 (0)9 330 10 10 - Fax. +32 (0)9 330 10 29 BAN BE737370 0182 5360 - SWIFT KRED BE BB - BTW BE 0559.872.221 - RPR GENT
|6|
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
de primus te zijn. Internationaal evolueert de labowereld heel snel, niet alleen technologisch maar ook door overnames. Enkele grote groepen trachten de wereldmarkt te domineren. Middelmatig zijn, daar zit geen toekomst in op lange termijn. Daarom willen we de beste zijn.” De naam Fytolab zal binnenkort volledig verdwijnen. In de loop van 2015 zal ook de holdingstructuur van naam veranderen: Fytolab cvba wordt dan Primoris-holding.
tot de groep behoort, een definitieve plaats te geven. Zo kreeg het nieuwe gebouw al meteen een volledige bezetting. Fytolab groeide niet alleen in België maar ook ver over onze landsgrenzen heen. Er zijn ondertussen ook al drie filialen in het buitenland: Frankrijk, Bulgarije en Colombia. En daarnaast heeft de groep een commerciële vertegenwoordiging in Nederland, Roemenië en Zweden.
Uit zijn voegen gebarsten
Huis van vertrouwen
In 2014 werden er 50.000 stalen geanalyseerd in Zwijnaarde. Om het stijgend aantal stalen te kunnen verwerken en alle analysetoestellen en personeelsleden te kunnen huisvesten was er al enkele jaren een nijpend tekort aan ruimte. Administratieve activiteiten verhuisden voorlopig naar bureelcontainers op de parking. Dankzij de tussenkomst van de Universiteit Gent kon Fytolab vorig jaar eindelijk de gebouwen grenzend aan het laboratorium verwerven. In deze vernieuwde gebouwen werden de noodzakelijke kantoorruimtes en een grote refter voorzien. Van deze verhuizing werd gebruik gemaakt om ook CKCert, dat sinds mei 2014
“Onze bedoeling is zeker om in de eerste plaats onze thuismarkt te blijven bedienen, maar daarnaast ook breder te gaan, zowel in aanbod als internationaal. We hebben internationaal onze eerste stappen al gezet en dat proeft naar meer. Het belangrijkste is dat wat of waar we iets doen, onze waarden die we aanbieden steeds dezelfde zijn: betrouwbaarheid in analyseresultaten, snelheid, ondersteuning en kennis. Betrouwbaarheid lijkt een evidentie voor een labo, maar dat is het niet. Het vraagt elke dag een engagement van iedereen en dat bij elk staal. Snelheid wordt ook steeds belangrijker. Daarom hebben we in 2013 een
Algemeen
Nieuwe IWT-projecten 2015
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
IWT Vlaanderen heeft dit jaar zeven projecten met betrekking tot de groenteteelt en de aardbeienteelt weerhouden voor financiële ondersteuning. Hieronder geven we een korte voorstelling van deze IWT-projecten.
Primoris nu klaar voor de toekomst volgens voorzitter Demyttenaere.
8-uurs-service opgestart, en op dit moment wordt deze dienstverlening al op meer dan 5% van de stalen aangevraagd. De ondersteuning aan de klanten bij de interpretatie van de analyseresultaten is cruciaal, daarom is de afdeling Customer Care nu bereikbaar tot 21.00 uur ’s avonds. Primoris wil niet alleen een huis van vertrouwen zijn, maar ook een ‘center of competence’. In een snel evoluerende sector is kennis cruciaal, niet alleen technologisch maar evenzeer op vlak van wetgeving, lokale markten en alle issues omtrent voedselveiligheid”, legt De Clercq uit. Georges van Keerberghen (Boerenbond) feliciteerde Primoris: “Voedselveiligheid is een essentieel onderdeel van duurzaamheid. Wij zijn fier op de groei die Fytolab heeft doorgemaakt en op de waarden die Primoris ook in de toekomst zal nastreven. Primoris is het middelpunt van het speelveld. Zij spelen al jaren op een hoogtechnologisch en wetenschappelijk niveau en dat met een smetteloze reputatie.” Paul Demyttenare (voorzitter Fytolab cvba en Primoris Belgium): “Met de oprichting van de holdingstructuur in 2014, het grotere gebouw en de nieuwe naam zijn we klaar voor de toekomst. Een toekomst waarin we onze Vlaamse waarden inzake voedselveiligheid en duurzaamheid verder willen uitdragen op de Europese en wereldmarkt.” Tot slot bedankte hij alle medewerkers voor hun inzet en flexibiliteit in de permanente werf die Fytolab de laatste jaren toch wel is geweest. En toen was het tijd voor een rondleiding en aansluitende receptie, en het mag gezegd zijn, de hapjes waren ook van een excellente kwaliteit.
Naar een duurzame beheersing van de ritnaaldenproblematiek in Vlaanderen
Ritnaalden zijn een groeiend probleem in de land- en tuinbouw. Niet alleen in België maar ook in andere Europese landen wordt in toenemende mate schade ervaren, voornamelijk in de teelt van aardappelen, witloof en maïs. De erkende middelen voor de geïntegreerde teelt blijken onvoldoende efficiënt om economische schade te voorkomen en zijn bovendien niet in alle teelten toepasbaar. Efficiënte biologische controlemaatregelen zijn er momenteel niet. Daarom zal in dit meerjarig project gewerkt worden aan een duurzame aanpak van deze problematiek. De Nationale Proeftuin voor Witloof (NPW), Inagro, de Hooibeekhoeve (HBH-LCV) en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) bundelen de krachten in dit nieuwe vierjarige IWT-project ‘Sectorbrede geïntegreerde beheersing van ritnaalden’. Dankzij de financiële steun van IWT Vlaanderen, Boerenbond, AVEVE Group, ABS, Bayer CropScience, Belchim Crop Protection, Belgapom, Biobest, Certis, Colruyt, Fedagrim, Innoseeds, Joordens Zaden, Pherobank, Pireco, Sanac, Storms Seeds, Synagra, Syngenta en de producenten is een wetenschappelijk onderbouwde maar ook praktijkgerichte aanpak van dit probleem mogelijk.
Risico-analyse
Het hoofddoel van het Landbouwtraject ‘Sectorbrede geïntegreerde beheersing van ritnaalden’ is de aardappel-, maïs- en witloofproducenten een instrument aan te bieden om
de ritnaaldenplaag te beheersen via een geïntegreerde of biologische, haalbare en valabele aanpak. Het projectconsortium heeft hiervoor samen met de sector een traject uitgestippeld. In eerste instantie wordt onderzoek verricht naar kennisaspecten over de plaag zelf: welke soorten komen voor, hoe ontwikkelen die zich in de bodem onder diverse teeltrotaties en welke klimaats-, teelt- en perceelsgebonden factoren hebben een invloed op hun ontwikkeling. Dit onderzoek gaat gepaard met een uitgebreid monitoringsnetwerk over heel Vlaanderen. De monitoring wordt uitgevoerd door de drie betrokken praktijkcentra. ILVO staat in voor de determinatie van alle ritnaaldenvangsten en voor de analyse van alle vangstgegevens in relatie tot de verschillende perceelsgegevens. Deze analyse vormt de basis voor de ontwikkeling van een risico-evaluatiesysteem voor percelen. Hierin worden twee niveaus beoogd: een eerste niveau maakt een risico-indeling op basis van gekende parameters met betrekking tot perceelshistoriek en teeltmanagement, en een tweede geeft een nadere risico-inschatting op basis van een bemonstering op het perceel. Afhankelijk van de bekomen risicoscore op het eerste niveau kan de landbouwer beslissen of verdere risico-evaluatie op basis van een bemonstering aangewezen is.
Risicomanagement
K. Blum
Ritnaaldenschade in witloof
Aan de bovengenoemde risico-evaluatie moet ook een teeltgericht advies gekoppeld zijn. Hiervoor zetten we ook in op de implementatie van een aantal bestaande en nieuwe beheersmaatregelen. De projectpartners zien hierbij Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
|7|
bare gewasbeschermingsmiddelen verhogen. Het risico-evaluatiesysteem met geïntegreerd advies zal voor de landbouwer beschikbaar gesteld worden als een online-applicatie. Deze zal binnen het project specifiek worden ontwikkeld voor de teelt van aardappelen, maïs en witloof. De applicatie zal telers, adviseurs en afnemers in staat stellen percelen te screenen op hun schaderisico veroorzaakt door ritnaalden. Op basis van de resultaten en de erbij horende adviezen kunnen vervolgens doelgerichte maatregelen worden genomen om oogstverliezen te beperken. Dit zal niet alleen
resulteren in een economische winst maar ook in een maatschappelijk en ecologisch voordeel door de efficiëntere inzet van gewasbeschermingsmiddelen.
C. Van Ceulebroeck, J. De Win & L. Vanhaeren (NPW) F. Temmerman & K. Demeulemeester (Inagro) G. Van De Ven & A. Schellekens (HBH-LCV) J. Witters, N. Berckvens, L. Taning, H. Casteels & J. Van Geyte (ILVO)
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
vooral mogelijkheden in een geïntegreerde aanpak met aandacht voor zowel preventieve cultuurmaatregelen als efficiënte bestrijdingsmaatregelen. Het potentieel van nieuwe biologische beheersingsmogelijkheden zoals biofumigatie en het inzetten van biological control agents is al in andere landen onderzocht, maar vaak op beperkte schaal en met wisselende successen. Nieuwe toepassingsmethoden kunnen hier mogelijk een oplossing bieden voor een verbeterde effectiviteit. Innovatieve en meer gerichte toepassingstechnieken kunnen mogelijk ook de efficiëntie van reeds beschik-
Duurzame beheersingsstrategie voor Mycosphaerella
Didymella bryoniae, beter gekend onder de naam Mycosphaerella, vormt al vele jaren een van de belangrijkste problemen in de komkommerteelt. Deze schimmel kan alle bovengrondse delen van de plant infecteren, waarbij vruchtrot de grootste economische schade veroorzaakt. Een nieuw IWT-project zoekt naar oplossingen. Het nieuwe project heeft de titel ‘Beheersing van Didymella bryoniae (Mycosphaerella) in de teelt van komkommer’ gekregen. Met het Proefstation voor de Groenteteelt (PSKW) als coördinator, KU Leuven, Scientia Terrae en Inagro als medepartners en PCG in onderaanneming zal de volgende vier jaar intensief worden gewerkt rond deze problematiek. Dit werd mogelijk gemaakt dankzij de financiering van IWT Vlaanderen samen met Boerenbond, LAVA, Biobest, Rijk Zwaan, Bayer Cropscience, Syngenta en BPK als cofinancierders.
D. bryoniae alom tegenwoordig
Uit een enquête van 2013 is gebleken dat 72% van de bedrijven schade ondervond van deze schimmel. Eigen onderzoek geeft echter aan dat vele telers gewasinfecties niet opmerken, zodat we kunnen stellen dat nagenoeg alle bedrijven met deze schimmel worden geconfronteerd. Binnen de werkgroep ‘komkommer’ op het PSKW werd de voorbije jaren door telers en vertegenwoordigers van de veilingen en
Boerenbond regelmatig de vraag gesteld naar onderzoek rond deze problematiek. En dat is nu mogelijk dankzij dit IWT-project.
Pakket van maatregelen
In dit project willen we een duurzame beheersstrategie ontwikkelen voor de komkommertelers om productieverliezen door D. bryoniae te vermijden en een continue hoogwaardige kwaliteit te kunnen garanderen. Om dit te bereiken zal eerst de epidemiologie van de schimmel worden bestudeerd. Het is van belang om meer inzicht te krijgen in zijn levenscyclus en verspreiding op een hedendaags komkommerbedrijf. Pas dan dan kan er een oplossing worden gevonden om in te grijpen op de sporenproducties en om het aantal infecties te reduceren. Vervolgens zullen er richtlijnen worden opgesteld rond vocht in de kas, gewasverzorging en andere hygiënemaatregelen, het gebruik van ventilatie en rassenkeuze. De focus ligt vooral op het voorkomen van besmettingen door D. bryoniae. Bloeminfecties
Nieuw onderzoek laat licht schijnen op de teelt van tomaat, sla en aardbeien
Vanuit de praktijk is er een toenemende interesse voor belichting in de teelt van sla, tomaat en aardbeien. De voornaamste drijfveren hiervoor zijn een verhoging van de opbrengst, een hoger rendement door betere middenprijzen en de consolidatie van bestaande klantrelaties door het jaarrond aanbieden van lokaal product aan een hoge kwaliteit. Zoals dit steeds het geval is met nieuwe technieken en ontwikkelingen, botst de praktijk hierbij op problemen en moeilijke vraagstukken. Dankzij een nieuw IWT-traject kan nu praktijkgerichte, wetenschappelijke ondersteuning worden gegeven over dit onderwerp.
|8|
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Symptomen van aantasting door Mycosphaerella
liggen aan de basis van inwendig vruchtrot. Om bloeminfecties te verhinderen wordt er onderzocht of biocontrole-organismen (BCO’s) inzetbaar zijn. Toepassing via entomovectoring is een techniek die bij andere teelten gebruikelijk is, maar voor de komkommerteelt heel innovatief is. Ook wordt nagegaan welke fungiciden het meeste effect hebben. Tot slot zullen alle bekomen resultaten worden gegroepeerd en geïmplementeerd op een aantal voorbeeldbedrijven.
M. Wuytack (PSKW) R. Aerts (KU Leuven) S. Van Kerckhove (Scientia Terrae) P. Bleyaert (Inagro)
LightMan
Het project ‘Management van licht in bedekte teelten’ –in het kort ‘LightMan’ genoemd– gaat op 1 september 2015 van start voor een duur van vier jaar. Het Laboratorium voor Plantecologie van de Universiteit Gent gaat samen met het Proefstation voor de Groenteteelt, Proefcentrum Hoogstraten, het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt
Nieuwe horizonten verkennen met artificieel licht
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Toepassen van kunstlicht verlegt grenzen. Het voordeel hiervan is dat de huidige beperkingen inzake licht verdwijnen. Daartegenover staat echter dat vaak niet geweten is waar de nieuwe grenzen bij het gebruik van kunstlicht liggen. Maar er ontstaan ook nieuwe mogelijkheden, die voordien niet aan de orde waren en waar een teler moet mee leren omgaan. Ondanks het feit dat de teelten verschillen bleek na een rondvraag dat de vragen vanuit de praktijk tamelijk gelijklopend zijn. Meer nog, door over het muurtje heen te kijken, kunnen de verschillende teelten leren van elkaars ervaringen. Steeds wederkerende vragen hebben betrekking op een aantal thema’s: - Welke rassen zijn geschikt voor een teelt onder kunstlicht? - Hoe reageert een plant op kortetermijnveranderingen in licht? - Wat zijn de mogelijkheden en eventuele beperkingen van LED-belichting?
- Hoe kan je bladrand/tipburn voorkomen bij belichting? - Hoe kan artificiële belichting op een duurzame manier worden toegepast in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen? - Wat is het economische rendement? De doelstelling van dit project is dan ook de implementatie en uitbreiding van artificiële belichting in de Vlaamse sla-, aardbeien- en tomatenteelt te faciliteren en te ondersteunen door een antwoord te geven op deze vragen.
LEDs in de tomatenteelt
Oost-Vlaanderen en Thomas More Campus Geel de uitdaging aan om een antwoord te geven op de onderzoeksvragen. IWT Vlaanderen is de hoofdfinancier. Daarnaast dragen de telersorganisaties Boerenbond en LAVA, lampenproducenten Philips en Valoya, installateurs Hortiplan, Mais en Green Production Systems, zaadhuizen De Ruiter, Rijk Zwaan en Enza Zaden en tot slot veredelaars ABZ Seeds, CIV en Goossens Flevoplant bij aan de cofinanciering.
IPM-strategie voor bodemproblemen in bladgewassen onder glas
In bladgroenten onder glas zijn we op zoek naar een duurzame beheersingsstrategie voor bodemziekten en schadelijke nematoden. In een nieuw project wordt er onderzocht waar er kan worden bespaard op chemische behandelingen, zowel via bespuitingen als via een grondontsmetting. Alle kennis rond de bodemproblemen en hun bestrijdingsmiddelen zal worden samengebracht in een website en een app, zodat telers gemakkelijk toegang zullen hebben tot het hoe en waarom achter de beheersingsstrategie.
Het project kreeg als titel ‘Geïntegreerde beheersingsstrategie voor grondgebonden schimmels en nematoden in bladgroenten onder glas’. Het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt (PCG) is coördinator, de part-
ners zijn het Proefstation voor de Groenteteelt (PSKW), Inagro, Universiteit Gent (labo voor Fytopathologie) en Instituut voor Landbouwen Visserijonderzoek (ILVO, eenheid Plant, Gewasbescherming). Het onderzoek wordt gefinancierd door IWT (90%) met cofinanciering van LAVA, Boerenbond, Bayer CropScience, Dow AgroSciences, De Ceuster Grondveredeling, Certis, Belchim Crop Protection, Biobest, Koppert, Rijk Zwaan Belgium, Enza Zaden Research & Development, Sanac en de technische comités en adviesraden van de deelnemende praktijkcentra.
Problematiek
Rhizoctonia in sla
De telers van bladgroenten onder glas kampen met bodemziekten (Pythium spp., Sclerotinia spp., Rhizoctonia solani en Botrytis cinerea) en nematoden (Paratylenchus sp. en Pratylenchus penetrans). Oplossingen voor sommige bodemproblemen bestaan erin de natuurlijke weerbaarheid van de bodem te vergroten, maar niet voor alle bodemproblemen bestaat
K. Steppe (Laboratorium voor Plantecologie, UGent) I. Vandevelde, J. Van Lommel & L. Wittemans (PSKW) T. Van Delm, L. Van Looveren & R. Moerkens (PCH) T. Beyers (PCG) W. Vints & H. Marien (Thomas More Campus Geel)
er zo’n alternatief. Daardoor blijft twee- tot driejaarlijkse chemische grondontsmetting toch nodig. Hierdoor wordt de bodemweerbaarheid weer onderuit gehaald, zodat je terug van nul moet beginnen.
Op zoek naar alternatieven
Via dit project willen we de afhankelijkheid van chemische grondontsmettingen verminderen en de mogelijke alternatieven voor de verschillende bodempathogenen oplijsten. We gaan alle kennis die aanwezig is bij de onderzoekspartners en de gewasbeschermingsfirma’s samenbrengen en als een geheel beschikbaar stellen. We zullen ook nieuwe kennis over combineerbaarheid van biologische en selectieve chemische middelen verzamelen. Voor de twee nematodensoorten zijn nog geen praktische alternatieven beschikbaar. Om de grondontsmetting tegen deze soorten niet onnodig vroeg uit te voeren, zullen schadedrempels worden opgesteld. Zo zal je als teler zo lang mogelijk kunnen genieten van de weerbaarheid die jouw bodem kan opbouwen tegen grondgebonden ziekten.
A. Bogaert & T. Beyers (PCG) I. Vandevelde (PSKW) P. Bleyaert (Inagro) M. Höfte (UGent) N. Viaene (ILVO)
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
|9|
Verbetering van de bestuiving bij courgette Puntvruchten bij courgette zijn niet gewenst en leiden jaarlijks tot opbrengstverlies. Ze worden veroorzaakt door een slechte bestuiving. Oorzaak hiervan is in vele gevallen een tekort aan mannelijke bloemen, maar ook kan het stuifmeel van slechte kwaliteit zijn. Het nieuwe IWT-project ‘COURZET’ tracht hierin verbetering te brengen. oorzaak is een tekort aan mannelijke bloemen, zodat onvoldoende pollen beschikbaar zijn. Anderzijds kan ook de minder goede pollenkwaliteit een rol spelen. Een steekproef bij de Vlaamse courgettetelers toonde aan dat deze misvormde vruchten resulteren in een opbrengstverlies van 15% tot 25% van de normale opbrengst.
Misvormingen vermijden
Dit project heeft tot doel de bestuiving van vrouwelijke courgettebloemen het jaar rond te optimaliseren. In de twee eerste jaren wordt onderzocht welke factoren een invloed hebben op de ‘seks-expressie’ bij de courgettebloem en op de kwaliteit van het pollen. Dat gebeurt
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Het project kreeg de titel ‘Optimalisatie van de bestuiving bij courgette’ met als acroniem: COURZET. Inagro is coördinator voor dit project en het Proefstation voor de Groenteteelt (PSKW) en Universiteit Gent (Vakgroep Plantaardige Productie) zijn partners. Naast de financiering door IWT Vlaanderen (90%) wordt voor dit project 10% bijgedragen door volgende bedrijven: LAVA, Boerenbond, Biobest, Rijk Zwaan, Clause, Hazera Seeds en Syngenta.
enerzijds door opvolging en vergelijking van zes praktijkbedrijven, anderzijds door aanleg van proeven in de praktijkcentra met gerichte variatie in teeltfactoren. Een biotoets wordt ontwikkeld, op basis van de ethyleenproductie in de jonge scheutjes, die vroegtijdig, nog vóór het verschijnen van de bloemen, kan aanduiden welke verhouding aan mannelijke/ vrouwelijke bloemen te verwachten valt. Hierdoor moet tijdige bijsturing van de teelfactoren mogelijk worden. Ook wordt nagegaan in welk stadium van de bloemontwikkeling en in welke klimaatomstandigheden het best pollen wordt verzameld, en hoe het pollen het best wordt bewaard. Voor het geval kunstmatige verspreiding van pollen nodig is, worden twee technieken onderzocht ter vervanging van de manuele bestuiving: (1) verhogen van de bloemaantrekkelijkheid door tussenplaatsen van of beregenen met een suikeroplossing, en (2) beregenen met een pollensuspensie. Vanaf het tweede projectjaar wordt de verzamelde kennis geleidelijk ingebouwd in een teeltstrategie voor optimale bestuiving bij courgette. Onderdelen van deze strategie worden beetje bij beetje afgetoetst op praktijkbedrijven. In jaar drie wordt de teeltstrategie voor optimale bestuiving gevalideerd in teelten op de praktijkcentra en op praktijkbedrijven in West-Vlaanderen en Antwerpen, waaronder serre- en openluchtbedrijven.
Bij de teelt van courgette in het voorjaar en in de zomer ontstaan er regelmatig misvormde (vooral gepunte) vruchten als gevolg van een slechte bestuiving en zetting. Een belangrijke
Bestuiving optimaliseren
Een goed bestoven vrucht (onderaan) en een slecht bestoven vrucht (bovenaan)
P. Bleyaert (Inagro) M. Wuytack (PSKW) M.-C. Van Labeke (UGent)
Biologische bestrijding, maar dan anders…
De interesse vanuit de praktijk voor monitoring van plagen in de tomatenteelt neemt elk jaar toe. Monitoring is dan ook de eerste stap naar een residu-armer product en de huidige monitoringsmethoden zijn vaak duur of hebben hun beperkingen. Ook ontbreken momenteel de tools, die helpen te beslissen wanneer wel of juist niet mag worden ingegrepen. Met het PeMaTo-project willen we hier verandering in brengen. PeMaTo staat voor Pest Management Tool voor de tomatenteelt. Dit IWT-traject zal worden uitgewerkt door Proefcentrum Hoogstraten (PCH) in samenwerking met het Proefstation voor de Groenteteelt (PSKW) en Universiteit Antwerpen (UA). Het project wordt gefinancierd door IWT Vlaanderen, LAVA, Boerenbond, Syngenta, Biobest en Cropwatch.
Monitoren van nuttigen en plagen
Momenteel worden op tomatenbedrijven onder glas voornamelijk witte vlieg en Tuta
| 10 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
absoluta gemonitord. De gebruikte methoden verschillen vaak sterk tussen bedrijven en voor een plaag als spint is er bijvoorbeeld nog altijd geen efficiënte monitoringsmethode voorhanden. Met dit project willen we komen tot een eenvoudig, gestandaardiseerd en goedkoop monitoringssysteem van álle plagen, maar ook van de nuttigen. De nadruk zal liggen op automatisering, registratie, centralisatie en visualisatie van de data. We brengen in kaart waar en hoeveel organismen er in de serre aanwezig zijn, zodat zeer snel en lokaal kan worden ingegrepen.
Monitoren van een tomatengewas
Van theoretische populatieecologie naar de praktijk
Ingrijpen of niet?
tiedynamica van plagen en nuttigen, en kan er advies worden geleverd om al dan niet lokaal in te grijpen. Daarnaast zal deze modelmatige aanpak tot nieuwe inzichten leiden in de biologische bestrijding. Uiteindelijk willen we komen tot een interactieve softwaretool, bruikbaar voor de praktijk (teler en/of voorlichter).
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Monitoring is één zaak, de interpretatie van al deze data vormt de uitdaging van dit project. De verhouding nuttigen en plagen bepaalt of een plaag onder controle is of niet. Het complexe ecosysteem binnen een serre zal in een veelsoortig populatiemodel worden gegoten. Geen klassiek mathematisch model gebaseerd op louter parameters uit het labo, maar een model op basis van reële veldgegevens. Deze
vernieuwende populatie-ecologische aanpak wordt mogelijk gemaakt door samenwerking met de Universiteit Antwerpen, onderzoeksgroep Evolutionaire Ecologie. De praktijkcentra staan in voor de vertaling van dit theoretisch model naar de praktijk.
Op deze manier zullen aan de hand van de monitoringsgegevens kortetermijnvoorspellingen kunnen worden gemaakt van de popula-
Groenten en maïs telen binnen de nieuwe randvoorwaarden erosie
De randvoorwaarden erosie worden naar 2018 toe gefaseerd verstrengd op erosiegevoelige percelen. Deze verstrenging heeft ook verstrekkende gevolgen voor de groenteteelt in openlucht. Op rode percelen zal in de teelt van groenten in openlucht verplicht niet-kerende bodembewerking moeten worden toegepast. Welke teeltechnieken zijn praktisch haalbaar en hoe effectief wordt erosie hiermee bestreden?
Bij een teelt op ruggen zullen er in de toekomst drempeltjes moeten worden aangelegd op erosiegevoelige percelen.
In het IWT-project ‘De teelt van groenten en maïs laten slagen binnen de nieuwe randvoorwaarden erosie’ werken het Instituut voor landbouw- en visserijonderzoek (ILVO), het Proefcentrum voor de Groenteteelt (PCG) en Inagro samen aan oplossingen voor de knelpunten die de nieuwe randvoorwaarden erosie teweegbrengen in de groenteteelt. Dit project wordt gesteund door Boerenbond, Algemeen boerensyndicaat, de producentenorganisaties Ingro, B.N.D. en Vegras, de federatie van de Belgische groenteverwerking en de handel in industriegroenten (Vegebe) en door de constructeurs Steeno NV en Packo NV.
Nieuwe randvoorwaarden erosie
Op termijn wordt de groenteteelt in openlucht op de sterk erosiegevoelige (paarse) percelen verboden. Maïs op paarse percelen
zal verplicht moeten worden gezaaid volgens de technieken strip-till of mulchzaai. Bij ruggenteelt van groenten op erosiegevoelige (rode) percelen zal de teler verplicht worden om drempeltjes aan te leggen. Bij vlakveldse groenteteelt op rode percelen wordt de teler verplicht om niet-kerende bodembewerking te gaan toepassen. Momenteel wordt meer dan 750 ha groenten vlakvelds geteeld op paarse en rode percelen. Voor de meeste gemengde bedrijven is de groenteteelt economisch zeer belangrijk.
Teelttechnieken en erosiebestrijding
In het verleden werd door de deelnemende onderzoeksinstellingen heel wat ervaring opgebouwd rond het gebruik van niet-kerende bodembewerking in akkerbouwteelten. Het inzetten van niet-kerende bodembewerking
R. Moerkens (PCH) L. Wittemans & E. Berckmoes (PSKW) J. Reijniers & H. Leirs (UA)
in de verschillende groenteteelten is echter nog weinig of niet onderzocht. Voor de teelt van groenten worden hoge eisen gesteld aan de kwaliteit van het zaaibed. Een fijn en egaal zaaibed met het juiste vochtgehalte is absoluut noodzakelijk voor een uniforme opkomst. Met welke machines dit na niet-kerende bodembewerking verwezenlijkt kan worden is nog onbekend. In het project zal gezocht worden naar de teelttechniek die hieraan het best tegemoetkomt. Alle aspecten van de teelttechniek zullen worden onderzocht, naast zaaibedbereiding en inzaai wordt ook gelet op de niet-kerende bodembewerking, verdichtingen in de bouwvoor en het tijdstip en de omstandigheden van de verschillende bewerkingen. Tijdens het project zullen er jaarlijks overlegvergaderingen worden georganiseerd om suggesties en bedenkingen van telers mee te nemen in het onderzoek. In overleg met de sector zullen in de periode van 2016 tot 2019 jaarlijks zes proefvelden met groenten en twee proefvelden met maïs aangelegd worden op praktijkpercelen. Op deze proefvelden zullen verschillende niet-kerende teelttechnieken vergeleken worden met gangbaar ploegen. In eerste instantie wordt nagegaan in hoeverre de alternatieve technieken praktisch haalbaar zijn. Ook de gevolgen voor gewasopkomst, -opbrengst en -kwaliteit worden onderzocht. Daarnaast is er ook oog voor de mate waarin erosie wordt bestreden. De erosiebestrijdende werking van niet-kerend telen is vooral gebaseerd op de aanwezigheid van organisch materiaal en gewasresten aan het bodemoppervlak. Dat valt moeilijk te rijmen met een fijn en egaal zaaibed. De verschillende technieken worden dus niet alleen beoordeeld op hun haalbaarheid, er wordt bijvoorbeeld door gecontroleerde regenvalsimulaties ook nagegaan in hoeverre ze erosiebestrijdend werken.
T. Vanden Nest & G. Ruysschaert (ILVO) T. Van De Sande (Inagro) S. Crappé (PCG)
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 11 |
Kleinfruit actueel
Bericht van 30/6/2015
Aardbeien onder glas
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
De laatste zomerteelten werden opgeplant in week 24 of begin week 25. Bij deze late zomerteelten zal de najaarsteelt ongetwijfeld buiten moeten worden opgeplant. Generatieve gewassen blijven ook hier kenmerkend door de te hoge topbloem/voorbloei. Tot op heden heeft dit nog maar weinig tot kwaliteitsproblemen geleid. Omdat de nachten gedurende het gehele voorjaar relatief koud zijn gebleven, bleef het nettofotosyntheserendement immers goed. Toch waren de zetting en de sortering van de vruchten vaak minder goed. We kunnen niet voldoende benadrukken om de voorbloei zorgvuldig weg te nemen. De meeste partijen planten zijn toch zwaar genoeg, soms zelfs (veel) te zwaar. Voorbloei wegnemen kost behoorlijk wat arbeid, maar slechte vruchten oogsten en een minder gunstige gewasontwikkeling kosten ook veel (of zelfs meer) geld. Deze takken blijven kort en halen zelfs het troslint niet. De vruchten zijn vaak misvormd, te klein en zeer gevoelig voor paars fruit. Dit laatste zal het ergste zijn onder glas, bij zeer warm zomerweer met warme nachten. Probeer de RV zo veel mogelijk onder controle te houden door de broesberegening te gebruiken vanaf 55% RV en de dakberegening vanaf 65% RV. En ventileer maximaal; je moet de ramen alleen knijpen op windsnelheid ter preventie van witziekte. ’s Avonds kan je de RV met behulp van een vochtblok opnieuw opkrikken. Dit kan door de ramen te sluiten vanaf zonsondergang (bij voorkeur maximaal 2 uur) zonder dat de temperatuur in de serre oploopt. Zorg voor een correcte watergift door voldoende drain te maken gespreid over de hele dag. Bij schrale weersomstandigheden/warme nachten en voldoende vruchtbehang kan je ook in de late avond of in de vroege nacht nog water geven. Dat bevordert de plukbaarheid ’s anderendaags en de vruchten zijn dan ook wat zwaarder. Zorg er ook voor dat de drain-EC niet te fel oploopt. Bij een zware plantbelasting is een drain-EC rond 1,5 zeker hoog genoeg. Als de drain-EC niet onder controle blijft, kan je druppelen tot zonsondergang. Zo wordt ’s morgens bij de eerste beurt meteen drain gemaakt. Op vele plaatsen dreigt regenwaterschaarste. Denk tijdig aan het bijmengen van putwater, om voldoende goed water voorhanden te houden. Slecht water is namelijk nadelig voor een goede vruchtkwaliteit. ■
EVT
Stellingen
De vroegste najaarsteelten zijn al opgeplant vanaf 20 juni. Deze werden opgeplant op een trayveld en staan nu op veel plaatsen al op de stellingen. Dit was alleen mogelijk bij de iets meer gesloten systemen of bij teelten die maximaal voorgetrokken werden op het trayveld. Het overgrote deel van de stellingen wordt opgeplant omstreeks 5 juli. Probeer dit als uiterste plantdatum te respecteren als de trays moeten dienen voor een doorteelt. Belangrijk bij de start is dat de grond voldoende vochtig is en blijft tot de wortelontwikkeling. Dat kan je realiseren door goed aan te broezen met een broeskop, door gebruik te maken van een goede broesberegening en/of door voldoende te druppelen na het planten. Sommige telers houden eraan om voor te trekken op een wachtveld om met een goede beregening een goede start te garanderen. De zomerteelten zijn nu volop in productie. Ook hier moet je de watergift goed opvolgen. Streef naar een drain-EC van 1,5. Je kan druppelen tot zonsondergang als de drain-EC te hoog blijft of bij warm en schraal weer.
| 12 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
EVT in productie
Vollegrond
Gemiddeld zien we een (te) zwaar vruchtbehang in de verlate teelten in de grond. De wachtbedplanten zijn zwaar tot zeer zwaar uitgevallen door een uitzonderlijk goed najaar in 2014. Uiteraard komt dit wel de uitgroei en het plukcomfort ten goede. De verschillende percelen zijn veel sneller doorplukt en er gaat minder tijd en geld verloren aan kleine vruchten. Behandel wekelijks tegen vruchtrot en meeldauw en indien nodig ook tegen trips. Je kan ook wat bladvoeding toevoegen om de planten te versterken en om meeldauw te onderdrukken. Besteed zeker ook de nodig aandacht aan Drosophila suzukii. Mogelijke populaties beginnen zich nu op te bouwen. Zorg voor een goede voedingstoestand van de bodem door te bemesten op basis van een bodemanalyse. En gebruik bij voorkeur uitgebalanceerde meststoffen die rijk zijn aan sporenelementen. Dat versterkt de plant en verbetert de teeltresultaten. Vaak worden ook goede resultaten behaald met het gebruik van humine- en fulvinezuren als extra wortelstimulans voor de planten. Je kan de vollegrondteelten bij schraal heet weer overdag wat opfrissen door te beregenen met ijzer- en kalkarm water. Dat bevordert de uitgroei van de vruchten én vermindert de hittestress. Bovendien wordt op die manier zonnebrand op de vruchten voorkomen. Beregen nooit te laat op de dag, zodat de planten droog de nacht in gaan. Zo voorkom je Botrytis en andere ziekten, ook Xanthomonas. ■
Vermeerderingen
De grondvermeerderingen beginnen nu hard te groeien. Dat is ook nodig willen voldoende verse planten op wachtbed kunnen worden geplaatst begin augustus. Voer bij nieuwe onkruidkieming telkens een bespuiting uit met fenmedifam. Bij warm en zonnig weer wordt fenmedifam best ’s avonds gespoten, omdat het nogal wat verbranding kan veroorzaken bij heet weer. Probeer bij warm en schraal weer een groeizaam klimaat te creëren door het gewas regelmatig op te frissen met de beregening. Je zou ervoor moeten zorgen dat de aarde mooi vochtig blijft en het bovenste laagje
Witloof actueel
Bericht van 30/6/2015
Advies witloofmineervlieg 2015
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Eind juni zijn de Nationale Proeftuin voor Witloof en Inagro gestart met het waarnemings- en waarschuwingssysteem van de witloofmineervlieg en de slawortelluis. Dit systeem wordt gefinancierd door de tuinbouwveilingen aangesloten bij LAVA. De adviezen zullen dan ook via deze veilingen (BelOrta en REO Veiling) worden verspreid. Op basis van de waarnemingen op twintig referentiepercelen stellen we wekelijks een rapport op waarin we het aantal waargenomen witloofmineervliegen en slawortelluizen bespreken. We koppelen er ook een bestrijdingsadvies aan. Dit advies is voldoende genuanceerd, zodat je op basis van je eigen situatie kan beoordelen of een behandeling al dan niet noodzakelijk is. In het advies voor de behandeling tegen de slawortelluis is bijvoorbeeld de kiemingsdatum van het witloof een belangrijke factor. Bij de witloofmineervlieg spelen dan weer het geplande rooitijdstip en de nabijheid van andere gevoelige teelten, zoals cichorei, een rol. Als je niet aangesloten bent bij BelOrta of de REO Veiling kan je de berichten niet ontvangen. Voor meer informatie kan je contact opnemen met de NPW of Inagro. Om te voldoen aan de IPM-regelgeving ben je als witloofteler verplicht te beschikken over deze rapporten of moet je aantonen dat je op basis van eigen waarnemingen de witloofmineervlieg op je percelen opvolgt en je behandelingen op basis daarvan uitvoert. ■
Grondvermeerdering (foto van 26/6/2015)
niet uitdroogt. Zo vermijd je een ‘woestijnklimaat’ en blijven de ranken mooi doorgroeien. Ook de hangende stekken zijn nu goed aan de groei, zeker deze na de vroege stookteelten. Vaak wordt warmer afgelucht om toch meer stekken te kweken. ■
Trayplanten
Op verschillende plaatsen werden de trayplaten al gevuld en kan het stekken stilaan beginnen. De stekken worden best gesneden wanneer ze op celspanning staan. Meestal doet men dit ’s morgens. Men kan deze stekken enkele dagen natgemaakt bewaren in plastic zakken op een frigotemperatuur van 3 tot 8°C. Deze frigobewaring vergemakkelijkt het plannen van de stekperiode, maar kan best zoveel mogelijk binnen de perken worden gehouden. Let er bij het snijden van de stekken op dat er naast het hartblad nog zeker één volwassen blad aan de stek blijft. Te veel blad wegknippen verlaagt de kans op goede wortelgroei en verhoogt het uitvalpercentage. De eerste Clery-stekken zijn al gestekt en met Elsanta zal men half juli starten. Het merendeel van de telers stekt onder waternevel. Hierbij is het de eerste week van belang om meerdere malen per dag de beregeningsfrequentie aan te passen. Bij heet weer (boven 30°C) moet je elke 10-15 minuten 2 minuten beregenen, bij koel regenweer vrijwel niet. De wind speelt hierbij ook een grote rol. Als het ’s avonds blijft waaien mag je ook ’s nachts één à twee beurten geven. Het belangrijkste is dat het blad nat blijft. Vier à vijf dagen na het stekken moet je ’s avonds een behandeling uitvoeren met Paraat en Radifarm. In principe wordt er voor de gemiddelde kasplant (drie tot vier bloemtakken) niet gestart met de bemesting vóór 20 augustus. Je moet geen vegetatieve groei stimuleren om zware planten te bekomen. Wanneer het echter koud en nat is in augustus of als de stekken niet goed aanslaan, dan kan je begin augustus al beperkt voeding meegeven (bv. vijf eenheden N per week). Dat vergemakkelijkt het wortelen van de stekken, waardoor stress en bijgevolg ook voorbloei worden vermeden.
Bladluizen met larve van lieveheersbeestje
Bladluizen
Op sommige witloofpercelen komen al bladluizen voor. Hun invloed op de groei van het witloof is doorgaans beperkt. Daarom is het niet noodzakelijk om een behandeling uit te voeren wanneer je bladluizen op de witloofplanten vindt. Bladluizen hebben voldoende natuurlijke vijanden en zullen dan ook meestal vanzelf verdwijnen. Een specifieke behandeling kan wel nodig zijn wanneer je enkele weken vóór de rooi bladluizen in het gewas aantreft. Deze bladluizen kunnen zich tijdens de forcerie in de kroppen verder ontwikkelen waardoor de kroppen niet meer verkoopbaar zijn. Vóór of tijdens de forcerie is er geen behandeling mogelijk. Een behandeling op het veld zal alleen noodzakelijk zijn als je geen behandeling tegen de witloofmineervlieg hebt moeten uitvoeren maar wel bladluizen vindt in het witloof net vóór de rooi van de wortels.
D. Vinckx, N. Druyts, K. Lavrysen & D. Vermeiren
W. Hubrechts, C. Van Ceulebroeck, J. Degreeff
Voorlichtingsteam Aardbeien PCH
Nationale Proeftuin voor Witloof, Herent
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 13 |
MAP5
Rode MAP-meetpunten in Vlaanderen Een indeling op basis van de oorzaken van de overschrijdingen
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Op basis van de terreinkennis van het CVBB werden de rode MAP-meetpunten in Vlaanderen ingedeeld al naargelang de vermoedelijke of vastgestelde oorzaak van de overschrijdingen. De meerderheid van de rode MAP-meetpunten wordt beïnvloed door de land- en tuinbouw. Rond deze MAP-meetpunten moet de sector de eerstvolgende jaren (periode MAP5) verbetering boeken, willen we de EU-doelstelling halen om tegen 2018 te dalen naar nog slechts 5% rode MAP-meetpunten.
Het CVBB (Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting) werd opgericht bij de start van MAP4. Dankzij de werking rond de rode MAP-meetpunten in waterkwaliteitsgroepen werd veel terreinkennis opgedaan door de CVBB-medewerkers. De waterkwaliteit in de omgeving van de rode MAP-meetpunten wordt immers maandelijks opgevolgd aan de hand van nitraatbepalingen van het water. De opvolging van de waterkwaliteit beperkt zich niet alleen tot het MAP-meetpunt zelf, maar ook op verschillende meetplaatsen stroomopwaarts van het MAP-meetpunt wordt de nitraatconcentratie in het oppervlaktewater bepaald. Op die wijze krijgen de medewerkers van het CVBB samen
met de plaatselijke land- en tuinbouwers een goed zicht op de oorzaken van de nitraataanrijking aan het MAP-meetpunt. Het CVBB benut deze terreinkennis en maakt sinds 2013 een indeling van de rode MAP-meetpunten volgens de oorzaken van de overschrijdingen. Aan de hand van deze indeling kunnen we beter inschatten welke inspanningen er nog nodig zullen zijn om de vooropgestelde doelstelling te behalen. Op basis van deze indeling van de MAP-meetpunten bepaalt het CVBB voor elk rood MAP-meetpunt het plan van aanpak voor het toekomstig winterjaar.
Aanpak
Rapportering inzake MAP-meetpunten door de VMM (Vlaamse Milieumaatschappij) gebeurt steeds op basis van een winterjaar (van 1 juli t.e.m. 30 juni van het jaar daarop). Een meetpunt dat op het einde van het winterjaar geen enkele overschrijding van de norm van 50 mg nitraat/l gekend heeft, wordt gerap-
porteerd als een groen MAP-meetpunt. Rode meetpunten zijn meetpunten waar minstens één overschrijding werd vastgesteld gedurende het voorbije winterjaar. We focussen ons in dit artikel op de winterjaren 2012-2013, 2013-2014 en op het huidige winterjaar 2014-2015 voor de indeling van de MAP-meetpunten. Voor 2014-2015 werkten we met voorlopige resultaten aangezien op het moment van de analyse het winterjaar nog niet afgelopen was. Het is dus mogelijk dat er uiteindelijk nog enkele rode MAP-meetpunten bijkomen voor het winterjaar 2014-2015. De rode MAP-meetpunten worden ingedeeld in zeven klassen van invloedsfactoren (oorzaken van overschrijding): 1) de oorzaak van de nitraataanrijking ligt bij de land- en tuinbouw; 2) de nitraataanrijking komt voornamelijk in de beek terecht via nitraatrijke bronnen (dit is grondwater dat versneld aan de oppervlakte komt); 3) de nitraataanrijking is afkomstig van moedwillige lozingen of overtredingen; 4) de nitraten zijn niet afkomstig uit de landbouw; 5) de nitraten zijn afkomstig van waterlopen uit het buitenland (niet in de tabel opgenomen); 6) er is meer onderzoek nodig door het CVBB om te weten te komen waar de nitraataanrijking vandaan komt; 7) het CVBB kon de oorzaak van de overschrijding niet achterhalen en sindsdien is de waterkwaliteit opnieuw goed.
Resultaten
De waterkwaliteit in de omgeving van de rode MAP-meetpunten wordt maandelijks opgevolgd aan de hand van nitraatbepalingen van het water.
| 14 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Tabel 1 geeft voor het meetjaar 2014-2015 een overzicht van de indeling van de rode MAP-meetpunten per provincie en globaal voor Vlaanderen. Figuur 1 en Tabel 2 tonen de evolutie van de indeling van de rode meetpunten voor de laatste drie winterjaren (20122013 tot 2014-2015). Van de resterende 159 rode MAP-meetpunten werden er het voorbije winterjaar 92 beïnvloed door land- en tuinbouw. Dat is 58% van het
Tabel 1. - Overzicht oorzaken rode MAP-meetpunten winterjaar 2014-2015(1) (aantal rode MAP-meetpunten en % t.o.v. alle rode MAP-meetpunten) Winterjaar
Totaal aantal MAPmeetpunten
Aantal rode MAPmeetpunten aantal
Invloed van
% (van totaal)
nitraatrijke bronnen
lozingen (overtredingen)
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
land- en tuinbouw
niet-landbouw
meer onderzoek nodig
niet meer achterhaalbaar %
109
14
13
2
14
7
50
0
0
0
0
2
14
3
21
Oost-Vlaanderen
161
16
10
8
50
6
38
0
1
0
0
2
13
0
0
Limburg
113
25
22
7
28
12
48
2
0
0
0
1
4
3
12
Antwerpen
150
33
22
23
70
0
0
4
0
0
0
0
0
6
18
West-Vlaanderen
224
71
32
52
73
9
13
2
2
2
3
6
8
0
0
Totaal Vlaanderen
757
159
21
92
58
34
21
8
5
2
1
11
7
12
8
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
aantal
Vlaams-Brabant
(1) Voorlopige indeling winterjaar 2014-2015 op basis van gegevens t.e.m. april 2015
Tabel 2. - Evolutie indeling rode MAP-meetpunten winterjaar 2012-2013, 2013-2014 en 2014-2015(1) (aantal rode MAP-meetpunten en % t.o.v. alle rode MAP-meetpunten) Winterjaar
Totaal aantal MAP-meetpunten
Invloed van
Aantal rode MAP-meetpunten aantal
% (van totaal)
nitraatrijke bronnen
lozingen (overtredingen)
aantal
land- en tuinbouw %
aantal
%
aantal
%
aantal
niet-landbouw
%
meer onderzoek nodig aantal
%
niet meer achterhaalbaar aantal
%
2012-2013
778
207
27
119
57
36
17
13
6
9
4
23
11
5
2
2013-2014
767
162
21
98
60
35
22
12
7
4
2
10
6
3
2
2014-2015(1)
757
159
21
92
58
34
21
8
5
2
1
11
7
12
8
(1) Voorlopige indeling winterjaar 2014-2015 op basis van gegevens t.e.m. april 2015
totaal aantal rode MAP-meetpunten. Om de waterkwaliteit in deze gebieden verder te verbeteren kunnen de plaatselijke land- en tuinbouwers rekenen op de steun van het CVBB via de werking van de waterkwaliteitsgroepen en de intensieve aanpak van de bemestingsstrategie. Binnen het afstroomgebied van die rode MAP-meetpunten wordt immers een groot aantal percelen opgevolgd aan de hand van staalnames, bemestingsadviezen en metingen van het nitraatresidu in het najaar. Tabel 2 en Figuur 1 laten zien dat er bij deze meetpunten, met invloed van land- en tuinbouw, duidelijk vooruitgang is geboekt.
Daarnaast zijn er 34 rode MAP-meetpunten waar er nitraatrijk bronwater (met meetwaarden hoger dan de norm van 50 mg nitraat/l) in de beek komt. Deze MAP-meetpunten worden voornamelijk beïnvloed door oppervlakkig grondwater. De nitraatconcentratie in dit bronwater is eerder een weerspiegeling van de landbouwpraktijken van enkele jaren geleden dan van de huidige landbouwpraktijk. Momenteel beschikken we over te weinig gegevens om deze MAP-meetpunten daadwerkelijk aan te pakken. Hier is extra informatie nodig omtrent het intrekgebied van de bron en de reistijd van het grondwater vooraleer het bij de
140
Aantal MAP-meetpunten
120 100
2012-2013
80
2013-2014
60
2014-2015
40 20
lba
ar
dig
ha a
ter
oek
ach
erz
Nie
tm
eer
nd
er o
Me
Nie
t-la nd
bo
no
uw
en)
ing
red
Loz
ing
en
(ov
ert
ke
raa trij
Nit
Lan d-
en
tui
bro
nb o
nn
uw
en
0
Figuur 1. - Evolutie van de invloedsfactoren voor de laatste 3 winterjaren 2012-2013, 2013-2014 en 2014-2015 (voorlopige gegevens t.e.m. april 2015)
bron aan de oppervlakte komt. Pas dan kunnen we in deze meetpunten winst boeken wat betreft de waterkwaliteit. Het wordt een werk van lange adem. Daarnaast zijn er jammer genoeg nog steeds acht MAP-meetpunten die rood kleuren als gevolg van wanpraktijken, lozingen en overtredingen. Gelukkig zien we de laatste jaren een positieve trend en een vermindering van het aantal lozingen. De terreinkennis van het CVBB leerde ook dat enkele MAP-meetpunten rood zijn vanwege niet-landbouwkundige invloed. Dit aantal daalt wel ieder jaar. Wanneer we vaststellen dat er nitraten uit huishoudelijk of industrieel afvalwater invloed hebben op een MAP-meetpunt, zoeken we samen met de VMM naar een oplossing om dit MAP-meetpunt te verplaatsen of eventueel te schrappen. Van elf MAP-meetpunten kunnen we de oorzaak van de overschrijding nog niet inschatten en is er verder terreinonderzoek nodig. Dit aantal ligt wel al een stuk lager dan bij het begin van de CVBB-werking (23). Het laatste winterjaar waren er echter opnieuw twaalf MAP-meetpunten waar de oorzaak van overschrijding niet meer achterhaalbaar was. Dit zijn meestal MAP-meetpunten met een plotse en éénmalige overschrijding waar er voordien geen problemen waren met de waterkwaliteit. Bij een terreinbezoek door het CVBB na de overschrijding werd er op geen enkele meetplaats (stroomopwaarts) nitraataanrijking gemeten en bijgevolg kon de oorzaak van die rode MAP-meetpunten niet meer worden achterhaald. Bij de indeling van de rode MAP-meetpunten Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 15 |
MAP5
Mineralisatie en uitspoeling op zandgrond
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Het CVBB ondersteunt land- en tuinbouwers in de verlaging van het nitraatgehalte in oppervlakte- en grondwater. Bedrijven gelegen in het afstroomgebied van rode MAP-meetpunten, worden via intensieve aanpak ondersteund. Door mineralisatie, die soms hoger is dan de opname door de planten, gevolgd door uitspoeling, treden vaak aanzienlijke nitraatverliezen op in zandgronden.
per provincie zijn er duidelijke regionale verschillen merkbaar. Zo is het aandeel van meetpunten met invloed van nitraatrijke bronnen het grootst in de provincies Vlaams-Brabant, Limburg en Oost-Vlaanderen.
Besluit
De indeling van de rode MAP-meetpunten leert ons dat het grootste deel van de rode MAP-meetpunten wordt beïnvloed door landen tuinbouw. De land- en tuinbouwsector heeft de voorbije jaren al heel wat inspanningen geleverd, maar er is nog veel werk aan de winkel om de eindtermen te halen. Voor de rode MAP-meetpunten waar de overschrijdingen worden veroorzaakt door huishoudens of industrie verwacht het CVBB verder oplossingen te vinden in samenwerking met de VMM. De moeilijkste groep zijn de MAP-meetpunten met invloed van nitraatrijke bronnen. Om hier een beter zicht te krijgen op de situatie is het wachten op bijkomende expertise omtrent intrekgebieden en reistijden van het bronwater. Het CVBB hoopt hier binnenkort meer duidelijkheid over te hebben zodat we ook in die gebieden aan de slag kunnen.
Om een inschatting te maken van de nitraatverliezen op zandgronden, werd in 2014 een demonstratieproject in maïs na gescheurd grasland opgezet in de regio van Peer. Hier worden intensief voedergewassen geteeld voor melkvee en andere toepassingen. Scheuren van grasland is een courante praktijk omwille van behoud van de kwaliteit van de graszode, verbetering van de bodemstructuur en om het humusgehalte op peil te houden.
Proefopzet
Negen percelen maïs en één perceel voederbieten werden geselecteerd, waarop in het najaar 2013 of het voorjaar 2014 grasland werd gescheurd. Het perceel voederbieten werd mee opgenomen in de proef om een breder beeld te bekomen. In de maïs werd vóór of na het scheuren van
het gras geen drijfmest meer toegediend. De percelen lagen langs of in de buurt van volgende waterlopen: Bolissenbeek (MAP 99550), Dommel, Warmbeek (MAP 103300), Sloot Patersvijver, Bijloop Broekheideloop, Balkenloop (MAP 107750) (Figuur 1). In de betrokken percelen werd op 19 juni 2014 een stuk van 10 m2 gewasvrij gemaakt. Deze ‘blanco’ werd afgebakend en bemonsterd voor bodemanalyse. Daarnaast werd ook 10 m2 met gewas afgebakend en bemonsterd (‘niet-blanco’) (zie foto). Op zeven tijdstippen werden bodemstalen genomen in het blanco- en het niet blanco-veldje. In Figuur 2 worden de neerslaggevens tijdens de staalnameperiode weergegeven voor de gemeente Aldeneik. Deze gegevens sluiten het dichtst aan bij die van Peer. Voor de verwerking waren data van acht percelen maïs en van het perceel voederbieten bruikbaar.
Peer
M. Verhaeghe
Provinciaal CVBB-coördinator Oost-Vlaanderen PCG, Kruishoutem
Met medewerking van de CVBB-coördinatoren uit de andere provincies en het CVBB-team.
| 16 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Figuur 1. - Ligging proefpercelen maïs na gescheurd gras in 2014
co py rig ht Pro eft uin nie uw s Zicht op ‘blanco’- en ‘niet-blanco’-object in maïs
Het voederbietenperceel
Resultaten
160 140 120
Neerslag (mm)
160
100
140
80
120
Neerslag (mm)
60
10040 8020
11
9
-1
10
1/
10
19
/9
/8
-3
0/
0/
/9
-9
/8
818
1/
15
19
/7
/6
-3 1
-1 4
40
/7
/7
60 0
20
350 0
0/ 1
0/ 9
01
93
1/ 1
10 /
19 /8
-9 /9
/8
1/
15 /
818
731 /
7
/7
-1 4
/6
19
Niet-blanco - som van nitraat 0-90 cm Blanco - som van nitraat 0-90 cm Niet-blanco - neerslag Aldeneik
140 120
250
350
Neerslag (mm)
160
100
Niet-blanco - som van nitraat 0-90 cm 140 Blanco - som van nitraat 0-90 cm 80 Niet-blanco - neerslag Aldeneik
300
150
60
250
100
120
40 100
200
50
20 80
150
0 60
14
1/ 20
14
40
/1
/9
/2 0
14
10
30
18
9/
/8
9/
20
4
/2
01
4
01
31
/7
/2
01
/2
/7
14
19
/6
/2
01
4
0
100
4
10 /
11
/2
01
4
30
/9
/2
01
14
20
9/
9/
01
/2
/8
18
01
/2
/7
31
01
/2
/7
14
01
/2
/6
4
0
4
0
4
20
4
50
19
Neerslag (mm)
200
4
Nitraatgehalte (kg/ha)
Nitraatgehalte (kg/ha)
300
1
160
Figuur 2. - Pluviometrie van Aldeneik tijdens de proefperiode
Figuur 3. - Nitraagehalte (0-90 cm) in maispercelen als gevolg van mineralisatie, inspoeling, uitspoeling en opname door de mais. De blauwe lijn geeft de neerslag weer.
De weergegeven data in de Figuren 3, 4 en 5 zijn gemiddelden over de ‘niet-blanco’- en de ‘blanco’-veldjes. Afhankelijk van de periode, treedt minder of meer uitspoeling op. Het verschil tussen blanco en niet-blanco is een maat voor de N-opname door de mais; deze is vanwege het open systeem naar de ondergrond immers niet kwantificeerbaar. De verse kuilmaïsopbrengst situeerde zich rond gemiddeld 50 ton/ha voor de volleveldse percelen. Ook de voederbieten produceerden goed. Tussen 19 juni en 14 juli viel er iets meer dan 130 mm neerslag; vrij veel dus (Figuur 3). Het nitraatgehalte daalde over de laag 0-90 cm; meer in de niet-blanco dan in de blanco. De nitraatopname door de maïs was laag ten opzichte van de nitraathoeveelheid die vrijkomt door mineralisatie. Tussen 14 en 31 juli steeg het nitraatgehalte in alle lagen. Maïs kent in deze periode zijn maximale voedingsopname. De regenval was matig, wat resulteerde in minder nitraatuitspoeling in vergelijking met vorige staalnameperiode. Tussen 31 juli en 18 augustus viel er ongeveer 140 mm neerslag ! Hierdoor daalde het nitraatgehalte, vooral in de lagen 30-60 en 60-90 cm, en relatief meer in de blanco dan in de niet-blanco (Figuur 4). Dit betekent dat er netto nitraat uitspoelde naar de ondergrond. Tussen 18 augustus en 9 september nam het nitraatgehalte lichtjes af, vooral te wijten aan een daling in de bovenste bodemlaag. Vanaf 9 september stabiliseerde het nitraatgehalte over het volledige bodemprofiel (0-90 cm). De maïs neemt vanaf dan bijna geen stikstof meer op terwijl de mineralisatie onverminderd voortgaat. De stijging in de bovenste Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 17 |
Neerslag (m
100 80 60 40 20
/1 1
/9
-1 0 1/ 10
10
19
/9 -3 0
/8 -9 /9
/8 1/ 818
15
19
/7 -3 1
/6 -1 4
/7
/7
0
350
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
160 Niet-blanco - som van nitraat 0-90 cm Blanco - som van nitraat 0-90 cm Niet-blanco - neerslag Aldeneik
120
Neerslag (mm)
100
200
80
150
60
20
20
60
/1
Niet-blanco
14
4
10
/1
1/
20
01
14
/2
/9
30
01
9/
9/
/2
/8
20
4
4
01
/2
/7
31
18
4
01
/2
/6
19
20
1/
01
14
4
/2
01
/1
10
/9
30
9/
9/
20
14
4
/2
01
4
/8
18
31
/7
/2
01
4
01
/2
/7
/2
/6
19
/1
1/
20
01
4
14
4
10
30
/9
/2
01
14
20
9/
9/
01
18
/8
/2
01
/2
31
/7
01
14
/7
/2
01
/2
/6
19
4
0
4
0
4
20
0
4
20
4
40
20
/2
/9
30
40
80
1/
/2
60
9/
9/
100
14
4
20
01
14
4
01
/8
18
120
0
80
/2
01
31
/7
/2
01
/7
14
19
/6
/2
60
/2
01
4
80
60-90 cm
140
10
100
4
120
100 0
4
120
40
40
30-60 cm
140
/7
0-30 cm
140 50
14
100
Nitraatgehalte (kg/ha)
140
250
14
Nitraatgehalte (kg/ha)
300
Blanco
Figuur 4. - Verloop van het nitraatgehalte in de maispercelen, in de lagen 0-30 cm, 30-60 cm en 60-90 cm
Bespreking
350
Voederbiet Voederbiet blanco
Nitraatgehalte (kg/ha)
280
210
140
70
14
1/ 20
/1
10
14
/2 0
/9
30
14
9/ 20
9/
18
/8
/2 0
14
4
31
/7
/2
01
4
01
/2
/7
14
19
/6
/2
01
4
0
Figuur 5. - Verloop van het nitraatgehalte in de voederbiet (blanco en niet-blanco) in de laag 0-90 cm
laag werd gecompenseerd door een daling van het nitraatgehalte in de onderste laag, wat betekent dat er op dat moment nitraat uitspoelde. Op 10 november bedroeg het gemiddeld nitraatresidu in de maïs 139 kg/ha (Figuur 3).
| 18 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
In voederbiet zijn de schommelingen in nitraatgehalte kleiner dan in maïs (Figuur 5), en dat in alle lagen. Dit duidt op een grotere N-opname door bieten dan door maïs. Uiteindelijk bedroeg het nitraatresidu op 10 november in het voederbietenperceel 63 kg/ha.
Door de natte zomer trad veel nitraatverlies op tijdens het groeiseizoen van de maïs. In de waterlopen werd in de zomer van 2014 meer water afgevoerd dan in de zomer van 2013. Dit blijkt onder meer uit de nitraatmetingen door het CVBB aan vaste CVBB-meetpunten, stroomopwaarts van MAP-meetpunten in Peer. In de zomer van 2014 bleven de waterlopen watervoerend, zodat het nitraat kon worden afgevoerd. In de zomer van 2013 was dat niet het geval. Het gemiddelde nitraatresidu, gemeten door het CVBB in de controleperiode (1 oktober15 november) op hoofdzakelijk gras- en maïspercelen in de regio Noord-Limburg, bedroeg 87 kg/ha in 2013. In 2014 was dat 58 kg/ha. Dit toont aan dat een laag nitraatresidu in de controleperiode niet borg staat voor een beperkt nitraatverlies uit het bodemprofiel in voederteelten op zandgronden. Deze proef wordt herhaald in 2015.
G. Latet, S. Hendrikx, D. Cauffman, N. Broers & K. Dhaese CVBB Limburg
Bericht van 30/6/2015
het overbrengen van virussen. Volg daarom je gewas nauwlettend op en bestrijd de bladluizen tijdig. Zorg dat de bijen en de hommels daarbij gespaard blijven, want zij staan in voor de bestuiving. Keuze van product en tijdstip van toepassing zijn daarom belangrijk. Behandel liefst ’s avonds wanneer de bijen en hommels niet meer actief zijn in het gewas. Plenum is een insecticide dat weinig impact heeft op de bestuivers. Pirimor is een gekend luizenmiddel dat natuurlijke vijanden spaart maar niet effectief is tegen katoenluis. En deze luis is net de belangrijkste overbrenger van virussen en kan zich ook nog eens zeer snel verspreiden. Virusverdachte planten kan je maar beter zo snel mogelijk verwijderen. Verwijderen ook alle onkruiden die in het plantgat staan, want zij kunnen eveneens drager kunnen zijn van virussen. Een goede onkruidbestrijding is algemeen belangrijk omdat een hele reeks courante onkruiden fungeren als reservoirplant voor virussen ! Voor de verse markt wordt er geoogst met een mes. Bij oogst van een geïnfecteerde plant kan je een hele reeks planten infecteren. Daarom is het aangewezen om op regelmatige tijdstippen tijdens de oogst de messen te ontsmetten. Stel je toch een virusaantasting vast, dan is het belangrijk om het geïnfecteerde perceel het laatst te oogsten om het risico op insleep in de gezonde percelen te verkleinen. ■
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Vollegrond actueel
Prei
Er wordt deze dagen volop prei geplant. Zorg ervoor dat de jonge preiplanten over voldoende vocht beschikken om op te groeien. Zeker wanneer je het veld al enkele dagen voordien plantklaar hebt gemaakt. Indien nodig kan je de jonge prei beregenen, maar hou rekening met de toename van de druk van bacterieziekten zoals Pseudomonas syringae pv. porri. Het is belangrijk om een goede onkruidbestrijding uit te voeren na het planten. Let wel op voor verbranding met (contact)herbiciden. ■
Bloemkool
Bloemkolen in de fase koolvorming hebben veel vocht nodig. Door het droge weer kan je best beregenen. Geef voldoende grote hoeveelheden per irrigatiebeurt zodat het water goed in de bodem kan dringen: 15 à 20 l/m² is ideaal. Vermijd beregenen bij sterke wind; als het niet anders kan, vergroot dan de druppelgrootte. Irrigatie met een spuitboom is minder windgevoelig dan irrigatie met een kanon. Beregenen overdag of ’s nachts maakt eigenlijk geen verschil op vlak van verdamping. Het irrigatiewater bereikt immers de bodem en het gewas vooraleer het de kans krijgt om te verdampen tijdens het beregeningstraject. Het is wel aanbevolen om bij beregening met grondwater of openputwater te checken of de bijzondere voorwaarden van je vergunning geen verbod opleggen voor beregening overdag in de zomermaanden. ■
Selder, wortel en erwt
In deze gewassen werden erg veel bladluizen vastgesteld in het voorjaar. Momenteel worden er iets minder geteld. Voor telers van wortel en knolselder is een goede monitoring van de wortelvlieg belangrijk. Momenteel is de eerste vlucht voorbij en is het wachten op de tweede vlucht die waarschijnlijk halverwege juli zal beginnen. Vanaf half juli zijn behandelingen tegen witziekte en de selderplaag (Septoria) nodig. Bij de aanvang van de knolvorming bij knolselder moet je voldoende aandacht hebben voor een bemesting met boor. De erwten staan momenteel in bloei. In dit stadium van de teelt is het belangrijk om de erwtenpeulboorder, bladluizen en ziekten goed op te volgen.
Team vollegrondsgroenten Inagro, Rumbeke-Beitem
Spruitkool
Alle actuele en interessante nieuwe soorten
Momenteel heerst er een hoge druk van koolvlieg in spruitkool. Het is belangrijk om de spruitkool hier tijdig tegen te behandelen. De eerste bladluizen en rupsen worden ook waargenomen. Controleer je spruitkoolveld regelmatig. Bij onweersbuien met hevige regenval kunnen er weer veel slakken voorkomen in de spruitkoolvelden. Neem tijdig je voorzorgen om slakkenschade te voorkomen. ■
aardbeiplanten, aspergeplanten en frambozenplanten
LONGCANE plug
PLUG tray
WB
FRIGO vers
Courgette
Midden Peelweg 10
124522M70075
Het courgetteseizoen is nog pril, maar op sommige percelen is er al een vrij grote virusdruk. Het is noodzakelijk goed te handelen om uitbreiding zo veel mogelijk te beperken. Bladluizen zijn verantwoordelijk voor
124522M70075.indd 1
NL-5966 RE AMERICA
Peelweg RE AMERICA T +31 (0)77Midden 464 81 00 10 F 31NL-5966 (0)77 464 81 01 T +31 (0)77 464 81 00
[email protected]
F 31 (0)77 464 81 01
www.vissers.com
[email protected]
www.vissers.com
| 19 |
27/04/15 13:35
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Vollegrond Reportage
Het verhaal van een asperge-ambassadeur
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
In het noorden van Limburg wordt een groot deel van de Belgische asperges geteeld. Van de 360 ha waarop in België asperges worden geteeld, ligt de helft in Limburg. Er zijn om en bij de 40 Limburgse aspergetelers. De meeste aspergetelers zijn gevestigd in Kinrooi, Bocholt, Overpelt, Peer en Eksel. We gingen net voor het einde van het aspergeseizoen op bezoek in het noordoosten van Limburg, niet ver van de Nederlandse grens, op het bedrijf Henckens-Snijkers.
diep tot waar ze het eerste water tegenkomen. Na tien jaar zit er een enorme wortelmassa in de bodem.” Bij het aanplanten van de asperges wordt er met zo goed mogelijk uitgangsmateriaal gewerkt. De bakermat van de aspergeveredeling ligt in Nederland. Daar worden bijna alle asperges veredeld en opgekweekt. Om de kwaliteit te garanderen worden de planten gekeurd door Select plant. Dit label staat garant voor kwalitatief plantgoed. Er worden onder andere controles uitgevoerd op virussen, Fusarium, homogeniteit en juistheid van sortering. De planting van de asperges gebeurt bij Leo met klauwen, ook wel kronen genoemd. Deze worden met een schijvenplanter geplant. De plantafstanden variëren volgens het gekozen ras. Leo kiest voor een ruggenafstand van 1,8 meter, plantdiepte 25 cm en een rughoogte van 40 cm. De planten worden in het voorjaar geplant. Vanaf dan groeit het loof van de asperges door zodat de wortels reservestoffen aanleggen voor de productie van asperges het jaar erop. Leo kiest ervoor om de ruggen op te maken na de winter. Afhankelijk van het seizoen wordt in de maanden januari, februari of maart het loof gefreesd, de ruggen opgemaakt en de zwart-wit plasticfolie klaargelegd. “Het eerste jaar is het vooral belangrijk om de ruggen onkruidvrij te houden”, vertelt Leo. “Daarnaast wordt er behandeld tegen Botrytis, Stemphyllium, roest, aspergevlieg, aspergehaantje en aspergekever. Deze behandelingen worden uitbesteed aan een loonsproeier.”
Het bedrijf Henckens-Snijkers is gelegen aan de Maas in Geistingen (Kinrooi). Aan het hoofd van het bedrijf staan twee zeer dynamische mensen: Leo en Carine. Ook de zonen Dries en Toon steken graag een handje toe. Oorspronkelijk was het bedrijf een gemengd bedrijf met melkvee, teelt van grove groenten en asperges. Enkele jaren geleden besloten ze om hun passie voor asperges verder uit te breiden en de tak melkvee af te bouwen. De teelt van grove groenten is nog steeds een zeer belangrijk onderdeel op het bedrijf. In de teeltplanning staan onder meer bonen, erwten en schorseneren. Deze groenten gaan voor industriële verwerking naar Scana-Noliko. Daarnaast telen ze ook pompoenen voor verwerking in Duitsland. Maar witte asperges zijn nu hun grootste teelt (9 ha). Deze asperges worden verkocht in hun eigen groentewinkel en geleverd aan BelOrta.
Problematiek herinplant
Een aspergeteelt gaat gemiddeld tien jaar mee. “Elk jaar planten we ongeveer 10% van
het areaal opnieuw aan”, vertelt Leo. “Voldoende geschikte en beschikbare gronden vinden dreigt in de toekomst een probleem te worden. Er zijn in onze sector nog veel onbeantwoorde vragen over de teeltproblematiek na herinplant. Uit praktijkervaringen en uit onderzoek is gebleken dat er bij herinplant vaak lagere producties worden gehaald dan bij een nieuw maagdelijk aspergeperceel. Men vermoedt dat asperges bepaalde auxines (plantenhormonen) produceren die een herinplant moeilijk maken. Verder is ook Fusarium een groot probleem. Deze schimmel kan lang in de grond overleven en de aspergeplanten vroegtijdig doen afsterven.”
Leo: “Er zijn in onze sector nog veel onbeantwoorde vragen over de teeltproblematiek na herinplant.”
Vóór het aanplanten wordt de grond tot een meter diep losgemaakt zodat de wortels de kans krijgen om diep te wortelen. In principe wortelen asperges 3 à 4 meter diep. Leo: “De wortels gaan in ongestoorde grondlagen zo
Een jonge asperge die de grond doet barsten. Tijd om ze te oogsten voor ze roos/blauw verkleurt.
| 20 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Oogsten tot Sint-Jan
Na het eerste jaar kan er al gedurende een korte tijd worden geoogst, maar zeker nog niet te lang om de planten niet te erg uit te putten. Een volledige oogst kan pas vanaf het derde jaar. “Om zoveel mogelijk productie te halen gebruiken we zwart-wit plasticfolie”, legt Leo
De aspergeplanten groeien na de oogst door zodat ze reservestoffen voor volgend jaar kunnen opbouwen.
asperges in water gelegd van ongeveer 12°C voor een rustperiode van minimaal acht uur. Vervolgens worden ze gesorteerd. Leo werkt met een automatische sorteerlijn waarin de sortering vooraf is ingesteld. Er worden per asperge zeven foto’s gemaakt en via de computer worden ze dan onderverdeeld in de juiste sortering. Er zijn 27 uitgangen waardoor de asperges per klassering in de juiste uitgang terechtkomen. Zo kan hij 500 kilo per uur of om en bij de 16.000 stengels per uur sorteren. De sorteermachine haalt een accuraatheid van 95%. De asperges kunnen per kilo of per gesealde schaal worden verpakt. De gesealde schalen hebben het voordeel dat de asperges in de winkel niet meer kunnen worden betast. Voor de levering aan BelOrta is een gezamenlijk transportpunt georganiseerd zodat het transport efficiënt kan gebeuren. Ook de thuisverkoop is een belangrijke afzetmarkt. Leo en Carine investeerden in een schilmachine. Leo: “Nu kunnen we de asperges ter plaatse schillen. Veel mensen weten niet hoe ze de asperges goed moeten schillen. Deze schilmachine is een echt succes voor de thuisverkoop.”
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
oogstpieken zijn er in de maand mei, wanneer de grondtemperatuur hoger wordt en de nachten minder koud”, vertelt Leo. “Ons bedrijf kan meestal al vrij vroeg in het seizoen starten met het oogsten van asperges. De diepte waarop het grondwater zich bevindt speelt een rol. Hoe hoger de grondwatertafel, hoe kouder de grond en hoe trager de asperges groeien. Ons bedrijf ligt aan de grintputten waardoor de waterlaag heel diep zit.”
Leo: “Hoe hoger de grondwatertafel, hoe kouder de grond en hoe trager de asperges groeien.”
Leo Henckens (in het midden) samen met zijn jongste zoon die graag toont hoe asperges moeten worden gestoken.
uit. “Door de zwarte zijde bovenaan te leggen kan er veel warmte overgebracht worden in de bermen. Hierdoor krijgen de asperges een boost en produceren ze meer. Een goed foliemanagement is echter van belang omdat er bij te hoge temperaturen kwaliteitsverlies ontstaat in de vorm van verbrande en losse koppen en een roos-blauwverkleuring. Bij te hoge temperaturen wordt de plasticfolie op de witte zijde gedraaid. Veel telers werken tegenwoordig ook met minitunnels om de asperges te vervroegen. Asperges beginnen te groeien vanaf 10 à 12°C aan de wortel.” Voorlopig houden Leo en Carine het op het gewone teeltsysteem met plasticfolie. Een normaal teeltseizoen loopt van midden april tot 24 juni (Sint-Jan of midzomerfeest). Hierna laten ze het loof opnieuw doorgroeien zodat het gewas weer reservestoffen voor het volgende oogstseizoen kan aanleggen. “Echte
Om al het werk gedaan te krijgen werken Leo en Carine met Poolse werkkrachten. In het seizoen zijn het om en bij de 20 personen die hen drie maanden lang assisteren bij het oogsten. Er is een vast team dat oogst en sorteert. Er wordt ongeveer 7 ton per hectare of 1 à 1,2 kg per meter geoogst. Leo kiest voor een uurloon en geen prestatiegericht loon per kilo omdat anders het gevaar bestaat dat er te veel wordt gestoken en de kwaliteit eronder zou gaan lijden. Er wordt voor de oogst gebruik gemaakt van manueel geduwde oogsthulpen die de plasticfolie omhoog houden zodat er onder de folie kan worden geoogst. Dit jaar begon de oogst iets later door het koude voorjaar. Door de redelijke temperatuurschommelingen werden er ook iets meer dunnere asperges geoogst. Zo heeft elk seizoen zijn specifieke uitdagingen en blijft de aspergeteelt verrassen.
Schilmachine succes in thuisverkoop
Na de oogst worden de asperges snel in water gelegd en naar de loods gebracht zodat de kans op roosverkleuring zo klein mogelijk wordt gehouden. Bij aankomst in de loods worden de
Leo: “Veel mensen weten niet hoe ze de asperges goed moeten schillen. Deze schilmachine is een echt succes voor de thuisverkoop.”
Ambassadeurs
Leo en Carine zijn echte ambassadeurs van de asperges. Via hun thuisverkoop weten ze niet alleen de asperges maar ook hun achtergrondverhaal goed aan de man te brengen. Verder werd hun gemeente Kinrooi van 2012 tot 2014 ambassadeur van Vlaanderen Lekkerland. Leo geeft ook rondleidingen op zijn bedrijf om de consumenten kennis te laten maken met de aspergeteelt. Op deze rondleidingen laten ze de mensen ook graag zien hoe ze asperges lekker en snel kunnen bereiden. In het begin van het aspergeseizoen helpt Leo graag mee met de lancering van het aspergeseizoen door tal van interviews te geven. Dit jaar organiseerden ze ook de aspergefeesten op hun bedrijf. Tot slot werkt Leo graag mee aan projecten om de kennis rond de aspergeteelt te verruimen. Zo werkt hij mee aan het irrigatie- en fertigatieproject in asperges en pompoenen uitgevoerd door de Bodemkundige Dienst van België en het Proefstation voor de Groenteteelt.
Hartelijk dank, Leo, voor het interview en veel succes met jullie bedrijf.
Leo Henckens en Carine Snijkers verkopen asperges aan huis en via BelOrta.
L. Wachters
Proefstation voor de Groenteteelt, Sint-Katelijne-Waver
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 21 |
Vollegrond Rassenproef winterspinazie voor industrie 2014-2015
Tabel 2. - Overzicht van de rassen en hun resistentiepatroon
Droog voorjaar snijdt in opbrengst
Ras
Zaadhuis
Wolfresistentie (Peronospora farinosa)
Comoros
Seminis
1-7,9,11,13
SP11090
Sakata
?
Kangaroo
Rijk Zwaan
1-7,9,11
San Moreno
Syngenta
1-5,8,11,12
Tapir
Rijk Zwaan
1-12,14
Gnu (51-518RZ)
Rijk Zwaan
1-12, 14
SP 940
Syngenta
1-11,13
Alouette
Seminis
1-7,9,11
Bassoon
Popvriend Seeds
1-12,14
Vroege rassen
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
De belangrijkste parameters bij de beoordeling van spinazierassen zijn de groeisnelheid en schotgevoeligheid omdat die bepalend zijn voor het oogsttijdstip. Dat zijn ook belangrijke kenmerken om een goed zaaischema te kunnen op te stellen. Daarnaast zijn wolfresistentie, het nitraatgehalte en de blad/steelverhouding ook belangrijke aandachtspunten.
Teeltverloop
Middelvroege rassen
Tabel 1. - Proefopzet
De gegevens met betrekking tot de bodem en het teeltverloop op de proeflocatie worden weergegeven in Tabel 1. Er werd op 29 september gezaaid in vrij goede omstandigheden. Oktober was heel gunstig, vrij warm met af en toe een bui. Tegen eind oktober was het gewas goed ontwikkeld met een heel gunstige opkomst. Tegen eind december kregen we de eerste koudeprikken wat een rem zette op de groei van het gewas. Vanaf eind maart begon het gewas te hergroeien. Het voorjaar was
SV 3523 VC
Proefnemer
Inagro
Proeflocatie
Sint-Denijs (Zwevegem)
Grondtype
leem
Voorvrucht
tarwe
Zaaidatum
29/9/2014
Zaaidichtheid
3.260.000 zaden/ha 7/4 tot 27/4/2015
Oogstdatum
Seminis
1-11,13
Dolphin
Rijk Zwaan
1-7,9,11,13 CMV
Novic
Nunhems
1-12
Sparrow
Rijk Zwaan
1-11,13
Hudson
Popvriend Seeds
1-11, 13
Meerkat
Rijk Zwaan
1-14
Palco
Nunhems
1-5,8,8,11,12
Gorilla (51-521 RZ)
Rijk Zwaan
1-13
Cezanne
Syngenta
1-7, 11, 13
Seychelle
Seminis
1-11, 13
Late rassen
doorgaans vrij droog en lichtrijk. Dat werkte enerzijds schot in de hand maar had ook een gunstige impact op het nitraatgehalte van het geoogste product. Omstreeks 20 april stag-
Tabel 3. - Evolutie gewas- en schothoogte. Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend. Ras
Gewashoogte (cm)
27/3
3/4
10/4
Schot (cm)
17/4
21/4
27/4
27/3
3/4
7/4
10/4
14/4
17/4
21/4
24/4
27/4
0-5
1-8
3-18
Vroege rassen
Comoros SP11090
16,9 a 15,8 ab
24,5 a 22,3 b
30,8 a 25,8 b
38,5 a 34,3 bc
0 0-0,5
0-2 0-3,5
0-3,5 0-4
0-5 4-7
1-9 4-7
8-13 6-20
Kangaroo
14,8 ab
21,7 bc
27,3 b
36,8 ab
0-3
0-3,5
0-5
0,5-5,5
5-8
9-12
San Moreno
13,9 bc
21,4 bc
26,3 b
36,8 ab
0
0-4
0-4,5
0-4
5-8
10-11
Tapir
14,9 ab
19,9 c
25,0 b
35,5 ab
0-2
0-4,5
0-5
4-6
4-6
8-13
0
0-1
0-2
0-3
1-5
5-10
0
0
0
1-5
1-5
5-7
Middelvroege rassen
Gnu
11,3 de
16,2 def
19,3 cde
28,3 de
SP 940
10,6 def
17,5 d
21,3 c
31,0 cd
Alouette
9,3 fgh
14,3 fghi
17,4 defg
28,1 de
28,0 b
0
0
0
0-2
0-3
0-4
Bassoon
9,7 efg
13,7 ghij
16,5 efgh
25,8 e
24,9 cd
0
0-2
0-4
0-4
0-4
2-7
12,0 cd
16,5 de
20,2 cd
29,8 d
31,8 a
0
0-0,5
0-1
1-3
1-3
1-4
Dolphin
9,7 efg
13,2 hijk
16,7 efgh
21,8 f
24,7 cd
30,0 a
0
0
0
0-1
0-2
1-4
1-8
3-15
4-30
Novic
12,0 cd
16,5 de
20,0 cd
22,3 f
27,0 bc
29,3 ab
0
0
0
0-3
0-3
0-3
0-4
0-5
2-12
Sparrow
10,0 efg
14,8 efgh
17,4 defg
19,7 f
23,8 d
26,8 bc
0
0
0-0,5
0-2
0-2
0-3
2-9
2-10
2-20
Hudson
8,7 gh
12,6 ijk
16,1 fgh
20,6 f
22,3 de
28,8 ab
0
0
0
0-0,5
0-2
0-2,5
0,5-6
2-10
4-17
Meerkat
8,7 gh
12,1 ijk
14,8 gh
19,1 f
22,4 de
27,3 abc
0
0
0
0-0,5
0-2
0-3
0-5
2-11
2-19
Palco
11,0 def
15,6 defg
18,9 cdef
21,5 f
24,3 d
29,5 ab
0
0
0
0-2
0-2
0-4
0-4
1-9
2-14
Gorilla
10,8 def
14,2 fghi
17,7 defg
19,8 f
24,0 d
25,8 c
0
0
0
0-2
0-2
0-3
0-4,5
0,5-10
2-11
Cezanne
8,0 h
11,5 k
13,8 h
15,6 g
17,8 f
20,7 d
0
0
0
0-0,5
0-1
0-2
0-3
1-6
1-6
Seychelle
8,7 gh
11,8 jk
14,8 gh
19,6 f
20,8 e
22,8 d
0
0
0
0-1
0-3
0-3
0-5
1-6
2-6
Gemiddelde
9,9
13,9
17,0
22,0
24,3
27,1
SV 3523 VC
28,2 b
30,3 a
Late rassen
| 22 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Tabel 4. - Opbrengstgegevens. Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend. Ras
Oogstdatum
Totale opbrengst
Nettobladopbrengst
ton/ha
relatief (%)
% blad
ton/ha
relatief (%)
15,8 efg 12,3 fg
72,8 56,5
64,3 68,0
10,2 8,4
83,2 88,0
Drogestofgehalte (%)
Nitraat (mg/kg VM)
10,1 10,6
766,8 973,1
Vroege rassen
7/4 7/4
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Comoros SP11090
Kangaroo
10/4
19,0 bcdef
87,3
65,9
12,5
85,3
11,4
340,8
San Moreno
10/4
16,2 defg
74,5
69,2
11,2
89,5
11,4
565,1
Tapir
10/4
11,0 g
50,6
66,0
7,3
85,4
11,9
1195,1
14/4
22,9 abcde
105,2
76,8
17,6
99,4
11,9
393,0
Middelvroege rassen
Gnu
SP 940
14/4
17,1 cdefg
78,6
68,7
11,7
88,9
11,7
483,7
Alouette
17/4
23,1 abcde
106,2
74,9
17,3
96,9
11,9
393,3
Bassoon
17/4
24,9 abc
114,5
73,8
18,4
95,5
11,6
324,2
SV 3523 VC
17/4
27,3 a
125,4
68,9
18,8
89,1
12,4
247,0
Dolphin
21/4
22,1 abcde
101,8
72,5
16,0
93,8
12,9
341,3
Novic
21/4
21,7 abcde
100,0
77,3
16,8
100,0
14,4
181,1
Sparrow
21/4
18,4 bcdef
84,8
80,9
14,9
104,7
13,2
134,2
Hudson
24/4
20,6 abcde
94,8
77,4
15,9
100,1
10,8
590,9
Meerkat
24/4
22,2 abcde
102,1
74,6
16,5
96,5
13,4
46,0
Palco
24/4
25,2 ab
115,9
72,7
18,3
94,0
12,8
332,7
Gorilla
24/4
25,3 ab
116,3
80,9
20,5
104,7
13,8
76,0
Cezanne
27/4
20,3 abcde
93,4
77,0
15,6
99,6
11,4
53,8
Seychelle
27/4
24,0 abcd
110,4
78,0
18,7
100,9
11,9
69,4
-
75,7
17,3
98,0
12,5
232,5
Late rassen
Gemiddelde
22,9
neerde de groei van het gewas door de droogte waardoor de opbrengsten naar beneden werden getrokken. Door de droge omstandigheden was er zo goed als geen wolfdruk aanwezig, alleen bij het ras Comoros werd een beperkte aantasting vastgesteld.
Bespreking
De vroege rassen behoorden allemaal tot het Japanse type. Deze rassen groeien beduidend
sneller, zijn donkerder van blad en hebben een typisch speervormig blad. Minpunten zijn een lagere opbrengst en een minder gunstige blad/ steelverhouding. Binnen deze groep gaf Kangaroo duidelijk de beste opbrengst met bijna 20 ton/ha en dit ras had een vrij laag nitraatgehalte (340 ppm/kg VM). De rassen Comoros en San Moreno volgden met circa 16 ton/ha. Vooral Tapir en in mindere mate SP11090 hadden een beduidend hoger nitraatgehalte. Bij de middelvroege rassen had SV3523VC de
30
Opbrengst (ton/ha)
25 20 15 10
Totale opbrengst
5
Bladopbrengst
hoogste opbrengst maar met een vrij ongunstige blad/steelverhouding. Bij Sparrow zagen we het omgekeerde. De opbrengst was eerder laag maar de blad/steelverhouding was gunstig. Andere rassen die goed voor de dag kwamen waren Bassoon, Alouette en Gnu, die een iets lager bruto-opbrengst had maar dat compenseerde met een betere blad/steelverhouding. Bij de late rassen hadden Palco en Gorilla de hoogste opbrengst. Hier viel vooral Gorilla op door een goede blad/steelverhouding. Ook Seychelle combineerde een behoorlijke opbrengst met een behoorlijke blad/steelverhouding. Hudson had bij de late rassen een beduidend hoger nitraatgehalte dan de overige rassen. Wanneer het gewas volgroeid was –bijgevolg het meest vatbaar voor wolfaantasting– waren de omstandigheden droog. Hierdoor was de infectie minimaal. Pas tegen het einde van de teelt werd een heel klein beetje wolfaantasting vastgesteld bij Comoros.
Vroege rassen
Middelvroege rassen
Seychelle
Gorilla
Cezanne
Palco
Meerkat
Hudson
Sparrow
Novic
Dolphin
SV 3523 VC
Bassoon
Alouee
Gnu
SP 940
Tapir
San Moreno
SP11090
Kangaroo
Comoros
0
D. Callens
Inagro, Rumbeke-Beitem
Late rassen
Figuur 1. - Overzicht totale opbrengst en bladopbrengst
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 23 |
TERUGBLIK
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Proefveldbezoeken courgette
folie– getest. Luc De Rooster gaf de nodige uitleg tijdens de rondleiding. Leden van het proefstation kunnen de brochure met de resultaten van dit onderzoek raadplegen op www.proefstation.be, onder de rubriek ‘voor telers’ – media en publicaties – geleide bezoeken. Inagro testte dit jaar opnieuw verschillende afdekmaterialen uit, waarbij het temperatuurverloop onder deze materialen (Hyplast, agryl, agryl met gaten, folie met gaten, Oerlemans plastic …) werd vergeleken met de temperatuur in klassieke minikoepel. Uit de proef komen wel degelijk grote temperatuurverschillen naar voren tussen de verschillende afdekmaterialen. Afhankelijk van het type afdekmateriaal varieerde de maximumtemperatuur op een zonnige dag tussen 41 en 53°C, terwijl de minimumtemperatuur op een koude ochtend varieerde tussen 2 en 7°C.
Zowel Inagro als het Proefstation voor de Groenteteelt (PSKW) toonde vorige maand de voorlopige resultaten van het courgetteonderzoek aan de sector. Op beide praktijkcentra werden de rassenproeven en het virusonderzoek toegelicht. Inagro ging ook uitgebreid in op de proef met verschillende afdekmaterialen.
Virusonderzoek
Vergelijking van geperforeerde en dichte folie bij minitunnels op het PSKW
Rassenonderzoek en afdekmaterialen
Bij Inagro liggen rassenproeven aan in grote plastic koepel en in minitunnel. Francis Jans lichtte voor de elf rassen in de vroege teelt in plastic serre (plantdatum 1 april) de belangrijkste vrucht- en gewaskenmerken, de opbrengst en de ziektegevoeligheid toe. Met uitzondering van N48 geven alle rassen tot nu toe mooie opbrengsten: bij Ariane, CLX 29072, Cronos en Perseo is de netto-opbrengst na veertien oogstbeurten minimum 1.000 vruchten/are. Alleen het ras N48 scoort significant lager dan alle andere rassen met nauwelijks 729 vruchten/are. In de rassenproef groene courgette vroege teelt in minitunnels (plantdatum 10 april) worden twaalf rassen vergeleken. De plastic van de tunnels werd op 8 mei verwijderd. CLX 29072 geeft hier voorlopig na acht oogstbeurten de meeste vruchten, gevolgd door Cronos. Tosca en Milos scoren eerder gemiddeld in deze proef. Ook op het PSKW worden rassen vergeleken onder minitunnel. Hierbij wordt tegelijk het effect van de soort folie –dichte of geperforeerde
Op beide praktijkcentra werd ook de nodige aandacht besteed aan het IWT-onderzoek ‘De weg naar een duurzame beheersing van courgettevirussen’. Bij Inagro gaf Mathias Debacker van ILVO een samenvatting van het vierjarige IWT-onderzoek rond de ecologie van courgettevirussen in Vlaanderen. In de praktijk zijn er vier virussen die frequent worden aangetroffen op komkommerachtigen in onze velden: het komkommermozaïekvirus (CMV), het courgettegeelmozaïekvirus (ZYMV), het watermeloenenmozaïekvirus (WMV) en het papayakringvlekkenvirus (PRSV). Er zijn geen bruikbare middelen die deze virale pathogenen rechtstreeks kunnen bestrijden. Bij ernstige aantastingen kan dit leiden tot zeer grote verliezen. Een infectieproef met diverse virussen toonde duidelijke rasgevoeligheden aan: zo is Tosca veel gevoeliger voor CMV dan Milos. Aangetaste planten zijn goed herkenbaar en moeten zo snel mogelijk worden verwijderd. Mathias benadrukte het belang van een goede onkruidbestrijding in de courgetteteelt. Bepaalde onkruiden zoals herderstasje, straatgras, kamille, melganzevoet, perzikkruid … zijn immers waardplant voor deze virussen. De volledige resultaten van deze proeven worden later in Proeftuinnieuws gepubliceerd.
Effect van meerjarige bloemenranden
Bij Inagro stond ook het beheer van meerjarige bloemenranden op het programma. Toelichting hierover werd gegeven door Dieter Depraetere. Door meerjarige bloemenranden in te zaaien hoopt men meer voedselbronnen aan te bieden voor bijenvolkeren en zo bij te dragen aan een betere bestuiving. Door het goed onderhouden van bloemenrijke bermen of door het inzaaien van bloemen op een perceelsrand of verloren hoek kan je als teler zorgen dat bijen voldoende stuifmeel en nectar vinden. Onder begeleiding van Inagro zaaiden enkele courgette- en aardbeientelers in 2013-2014 een combinatie van één- en meerjarige bloemen uit. De eerste ervaringen met bloemenranden bij courgettetelers waren positief, al moeten telers nog wat vertrouwd raken met het beheer van de bloemenrand zoals het noodzakelijke maaien na de bloei in september. Vanaf 2015 kan je als landbouwer bij de VLM een beheerovereenkomst ‘Bloemenrand’ afsluiten (ongeveer 1.900 euro/ha). Een filmpje van het Regionaal Landschap over bijen en bloemenranden vind je op youtube via de zoekterm ‘Een BIJzondere samenwerking’ (of rechtstreeks op http://www.youtube.com/watch?v=IzOUmbIZTU4). Geïnteresseerden kunnen de informatie die tijdens dit proefveldbezoek bij Inagro aan bod kwam aanvragen bij
[email protected], of telefonisch op het nummer 051/27 33 04.
S. Pollet
Inagro, Rumbeke-Beitem
Sofie Darwich en Mathias Debacker bespraken de resultaten van de inoculatieproef waarbij verschillende rassen geïnfecteerd werden met virussen.
| 24 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
S. Venneman Proefstation voor de Groenteelt, Sint-Katelijne-Waver
Thema: Ziekten en plagen
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
waarbij waterstofperoxide wordt gedoseerd aan 60 ppm in de persleiding. We volgden de concentratie van peroxide per kraanvak aan meerdere druppelaars op. De lengte van een druppelleiding bedraagt 63 m. Tijdens de eerste druppelbeurt worden heel lage concentraties waterstofperoxide gemeten aan de druppelaar. Aan het begin van de druppelleidingen wordt gemiddeld 19 ppm gemeten, en aan het einde van de druppelleiding slechts 8 ppm. Er is dus een groot verschil tussen de gewenste dosis waterstofperoxide en de dosis die in werkelijkheid wordt gerealiseerd. Dat is vermoedelijk te verklaren doordat het irrigatiewater gedurende de nacht heeft stilgestaan en er geen bijkomende dosering van peroxide plaatsvindt. Hierdoor zal de effectieve dosis door de spontane degradatie van peroxide afnemen. Naarmate de druppelbeurten op elkaar volgen, neemt ook de concentratie toe. Zo wordt de gewenste concentratie aan het begin van de leidingen pas bereikt in de derde druppelbeurt. Voor het bereiken van de gewenste concentratie op het einde van de leidingen is het wachten tot de vijfde druppelbeurt. Hierna blijven de gemeten concentraties constant. In de figuur wordt eveneens duidelijk dat de concentratie aan de druppelaars op het einde van de leiding telkens significant lager ligt dan aan het begin van de leiding. Dit verschil is overduidelijk tijdens de eerste druppelbeurten, maar nivelleert naarmate er meer druppelbeurten gepasseerd zijn. Het duurt dus opmerkelijk lang voordat de gewenste concentratie waterstofperoxide wordt bereikt over alle druppelaars op het bedrijf. Doordat de concentratie tijdens de eerste druppelbeurten, en in het bijzonder aan de druppelaars op het einde van een leiding, veel lager blijft dan voorzien, bestaat de kans dat tijdens de eerste druppelbeurten het aantal rhizogene agrobacteriën sterk toeneemt in de irrigatieleidingen. Vermoedelijk zorgen de eerste gietbeurten dan ook voor de grootste
Bestrijding van gekke wortels met waterstofperoxide
34% van de Vlaamse tomaten-, komkommer-, en auberginebedrijven werd in 2014 geconfronteerd met gekke wortels. Dat geeft een enquête aan die dit voorjaar werd uitgevoerd. Binnen het lopende IWT-project ‘Beheersing van overmatige wortelgroei, veroorzaakt door Agrobacterium rhizogenes, in vruchtgroenten onder glas’ wordt naar praktijkgerichte oplossingen gezocht ter beheersing en voorkoming van gekke wortels.
Een veel toegepaste techniek op bedrijven besmet met gekke wortels is chemische ontsmetting van het irrigatiewater en de irrigatieleidingen, veelal met middelen op basis van peroxide of chloor. Maar in de praktijk heeft deze manier van desinfecteren niet altijd evenveel succes. Kleine verschillen in de wijze van toepassen kunnen een grote impact hebben op het uiteindelijke resultaat. Daarom werden door het Proefstation voor de Groenteteelt en Proefcentrum Hoogstraten waterstofperoxidemetingen uitgevoerd op verschillende praktijkbedrijven. De resultaten werpen een nieuw licht op het efficiënt gebruik van desinfectiemiddelen.
Van de eerste tot de laatste druppelbeurt
Een teler die een desinfectiemiddel meedruppelt, streeft een bepaalde concentratie na. Vaak wordt deze concentratie op slechts één vast punt in de serre gemeten. De bedoeling is dat deze concentratie uniform is over het hele bedrijf, met zo weinig mogelijk verschil tussen de druppelaars én de druppelbeurten. Intensieve metingen tonen echter aan dat er grote verschillen kunnen optreden, zowel tussen de verschillende plaatsen in de serre als tussen de verschillende druppelbeurten. Figuur 1 illustreert een bedrijf (bedrijf 1)
Figuur 1. - Concentratie waterstofperoxide (ppm) aan de druppelaar voor de eerste (A), derde (B) en vijfde (C) druppelbeurt op bedrijf 1. De pijlen geven aan in welke richting het irrigatiewater wordt rondgepompt.
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 25 |
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
toevoer van rhizogene agrobacteriën in de substraatmat. Dit probleem is waarschijnlijk het grootst bij de start van de teelt, wanneer slechts eenmaal per dag water wordt gegeven. Eenmaal de planten bij de start van de nieuwe teelt besmet geraken, is de infectie onomkeerbaar. In dit opzicht is het dus opportuun om de gewenste concentratie zo snel mogelijk te bereiken, ook bij de start van de nieuwe teelt. Om dit te realiseren wordt op een aantal bedrijven het eerste gietwater van de dag, dat een volledige nacht heeft stilgestaan in de leidingen, niet gebruikt. Zo wordt op bedrijf 2 het water uit de hoofdbuis rechtstreeks afgevoerd naar de opvang van de vuile drain vóór de start van de eerste druppelbeurt (Figuur 2). De lengte van een druppelleiding bedraagt er 52 m. De waterstofperoxide wordt aan 60 ppm gedoseerd in de mengbak. Door deze technische ingreep wordt reeds vanaf de eerste druppelbeurt de gewenste dosis aan het begin van de leidingen gemeten. Ook aan het einde van de leiding worden veel hogere concentraties peroxide gemeten in vergelijking met bedrijf 1. Dit werd ook vastgesteld bij de derde druppelbeurt, waarbij er aan het einde van de leiding een gemiddelde concentratie van 49 ppm werd gemeten, terwijl dit bij bedrijf 1, zonder spuien van het eerste gietwater, slechts 37 ppm was. Door het spuien vóór de eerste gietbeurt wordt de gewenste concentratie waterstofperoxide twee druppelbeurten eerder bereikt op het hele bedrijf. Bedrijf 3 gaat nog een stap verder en voert naast het water uit de hoofdbuis ook het water uit alle druppelleidingen af. Deze situatie resulteert in heel goede resultaten qua peroxidedosering. Hier wordt waterstofperoxide aan 40 ppm gedoseerd in de persleiding. Verder zijn de druppelleidingen op dit bedrijf zowel vooraan als achteraan verbonden met de aanvoerleiding (circulair). Figuur 3 maakt duidelijk dat deze technische ingreep ervoor zorgt dat de gewenste concentratie waterstofperoxide al vanaf de eerste druppelbeurt wordt bereikt. Tevens onstaan er geen verschillen tussen het begin en het einde van een leiding, doordat alle druppelleidingen langs beide kanten worden gevoed.
Figuur 2. - Concentratie waterstofperoxide (ppm) aan de druppelaar voor de eerste (A), derde (B) en vijfde (C) druppelbeurt op bedrijf 2. De pijlen geven aan in welke richting het irrigatiewater wordt rondgepompt.
Figuur 3. - Concentratie waterstofperoxide (ppm) aan de druppelaar voor de eerste (A) en derde (B) druppelbeurt op bedrijf 3. De pijlen geven aan in welke richting het irrigatiewater wordt rondgepompt.
Plaats van injectie
Meting van de peroxideconcentratie aan de druppelaar
| 26 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Desinfectantia kunnen op verschillende plaatsen in het irrigatiesysteem worden geïnjecteerd. Maar het injectiepunt wordt bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de perspomp geplaatst. Indien het desinfectans vóór de perspomp wordt geïnjecteerd (bv. in de dagvoorraad, de mengbak …), dan is het product al grotendeels weggereageerd voordat het naar de serre vertrekt.
Besluit Chemische ontsmetting vraagt een doordachte aanpak om een uniform resultaat te bekomen. Om te weten of overal in de serre de gewenste dosis wordt bereikt, is het belangrijk om de concentratie van het desinfectans in kaart te brengen, zowel in de tijd als in de ruimte. Mogelijk zijn technische veranderingen aan de serre noodzakelijk om een goed resultaat te bekomen. De concentratie desinfectantia in het water van de eerste druppelbeurt vormt een duidelijk probleem, wat zich vooral manifesteert bij de start van de nieuwe teelt wanneer slechts eenmaal per dag wordt gedruppeld. Injectie van het ontsmettingsmiddel dicht bij de perspomp en afvoer van het eerste gietwater naar de drainput zijn aangewezen. Alleen door hierop in te spelen kan men met een chemische bestrijding een maximaal effect nastreven. Chemische bestrijding is namelijk een continu proces van de eerste druppelbeurt van het seizoen tot de laatste. Eenmaal de planten geïnfecteerd zijn met rhizogene agrobacteriën kan chemische ontsmetting geen oplossing
meer bieden. Chemische ontsmetting is dus alleen gericht op het voorkomen van infectie. Momenteel kunnen we nog geen adviezen geven betreffende de dosis die noodzakelijk is voor een goed resultaat. De vermelde concentraties zijn dan ook louter illustratief.
B. Van Calenberge & L. Wittemans
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Bij injectie in de mengbak moet ook de nodige aandacht worden besteed aan de aansturing van de injectiepomp. Indien deze wordt aangestuurd aan de hand van een literteller op de persleiding, zal geen waterstofperoxide worden geïnjecteerd in de mengbak wanneer deze op het einde van een druppelbeurt opnieuw wordt bijgevuld. Hierdoor zal het eerste water van de volgende druppelbeurt een lagere concentratie waterstofperoxide bevatten dan het laatste water van dezelfde druppelbeurt. Dit scenario is duidelijk te zien in Figuur 2. Het eerste water van de gietbeurt met een lagere concentratie waterstofperoxide wordt verdeeld in kraanvak 1. Hier meten we ook de laagste concentratie aan de druppelaars. In de volgende kraanvakken, die later worden gevoed met een hogere concentratie peroxide, meten we duidelijk hogere concentraties aan de druppelaars. Deze vaststelling is voornamelijk waarneembaar bij de eerste druppelbeurten, maar blijft in beperkte mate ook aanwezig bij druppelbeurten die later op de dag plaatsvinden. Bij injectie in de persleiding wordt dergelijke variatie binnen één druppelbeurt niet waargenomen.
Proefstation voor de Groenteteelt, Sint-Katelijne-Waver
R. Moerkens & S. Van Gool Proefcentrum Hoogstraten, Meerle
S. Van Kerckhove & A. Paeleman Scientia Terrae, Sint-Katelijne-Waver
L. Bosmans, H. Rediers & B. Lievens
Katholieke Universiteit Leuven, Laboratorium voor Microbiële Procesecologie en -beheersing
Onderzoek uitgevoerd in het kader van het IWT-project ‘Beheersing van overmatige wortelgroei (gekke wortels), veroorzaakt door Agrobacterium rhizogenes, in vruchtgroenten onder glas’ (120761).
u wilt toch ook een sterk en gezond groeiend bedrijf?
voor meer info: www.huwasan.com •
[email protected] • T. 089-440042
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 27 |
Thema
Tendensen en aandachtspunten voor IPM-onderzoek
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Op 6 maart 2015 organiseerden de Oost-Vlaamse praktijkcentra (PCA, PCS en PCG) en Hogeschool Gent onder de vlag van Agrolink Vlaanderen een workshop over nieuwe tendensen en aandachtspunten in Integrated Pest Management (IPM) voor de land- en tuinbouw in Vlaanderen. Experten uit zowel de publieke als de private sector zakten af naar Kruishoutem om te discussiëren rond vier thema’s: preventie, monitoring, biologische gewasbescherming en innovatiemogelijkheden. We vatten de belangrijkste conclusies voor je samen.
Preventie als eerste stap binnen een IPM-systeem
Preventie is een belangrijke stap binnen de IPM-strategie. Er zijn verschillende mogelijkheden om aan preventie te doen, zoals het stimuleren van biodiversiteit, verhogen van resistentie, hygiëne, rotatie … Te vaak wordt er gefocust op slechts één van deze maatregelen, terwijl een combinatie van verschillende methoden vaak een veel beter en duurzamer resultaat heeft. Functionele biodiversiteit heeft zijn nut al bewezen, vooral bij teelten in openlucht. Multidisciplinair onderzoek rond preventie blijft
echter nodig om grondige adviezen te kunnen funderen. Dit onderzoek heeft nood aan verbreding en mag zeker de praktijk niet ontgroeien. Een goede communicatie en informatiedoorstroming tussen de onderzoekers, de proefcentra en de telers blijkt hierbij cruciaal. Land- en tuinbouwers zijn de dag van vandaag vaak voornamelijk bezig met de economische rendabiliteit van hun bedrijf. Onderzoeksresultaten uit verschillende disciplines moeten de landbouwer gebundeld bereiken, specifiek voor zijn teelt(en), zodat hij zelf niet te veel tijd moet besteden aan het zoeken naar informatie. Er moet actiever gewerkt worden aan de be-
Op het bedrijf van Willy De Nolf maakten de deelnemers van de workshop kennis met de toepassingen van IPM in de sierteelt.
wustmaking van de consument omtrent de inspanningen van de landbouwer rond preventie en het belang van preventie. Deze inspanningen zijn vaak niet rechtstreeks zichtbaar op het eindproduct. Maar de Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven kunnen een zeer uiteenlopende aanpak hebben op het vlak van de afzet van hun producten. Enerzijds zijn er grote bedrijven die voor de warenhuizen werken en hiervan sterk afhankelijk zijn. Anderzijds heb je de kleine korteketenbedrijven die rechtstreeks in contact komen met de consument. Deze laatste kunnen de kostprijs van allerlei preventieve maatregelen doorrekenen aan de consument; voor grote bedrijven is dat minder evident.
Goede monitoring voorkomt intensieve bestrijding
In kleinere groepen werd er gebrainstormd rond vier thema’s: preventie, monitoring, biologische gewasbescherming en innovatiemogelijkheden.
| 28 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Er is nog (veel) vooruitgang te boeken met betere waarnemings-, advies- en waarschuwingssystemen, zeker in de akkerbouw. Monitoring kan op korte termijn worden verbeterd door een goede opleiding in het herkennen van ziekten en plagen van het personeel dat met de planten werkt. Ook een continue wisselwerking tussen enerzijds de teler met zijn ervaring in de teelt en anderzijds onderzoekers die proberen om betrouwbare schadedrempels op te stellen en die waarschuwingsberichten verzenden, draagt hiertoe bij. Er is nood aan grootschalig onderzoek om schadedrempels correct te bepalen. Op gebied van automatisering van de monitoring zijn er al vorderingen gemaakt, maar er is nog onderzoek nodig om dit goedkoop, eenvoudig en betrouwbaar te maken, anders heeft het geen kans op slagen in de praktijk.
Biologische gewasbescherming: de toekomst voor beheersing van ziekten en plagen?
(kosten-batenanalyse) en over de mogelijkheid en de toepasbaarheid van het inzetten van nieuwe technieken. Er kan gezocht worden naar combinaties die een meerwaarde bieden zoals vaste rijpaden in combinatie met gps, controle van percelen door het overvliegen met drones …. Innovatieve technieken die echt werken worden wel snel overgenomen in de praktijk. Er is echter meer uitwisseling nodig tussen de diverse landbouwsectoren om elkaar te inspireren. Soms ontbreekt het aan kennis. Het is aan de praktijkcentra om een voortrekkersrol te spelen en zowel innovatieve systemen te valideren als informatie te verspreiden. Bij het overschakelen naar nieuwe systemen is overheidssteun echter onontbeerlijk, zeker bij de opstartfase. Na een intensieve ochtend en een korte lunch volgde nog een bezoek aan Boomkwekerij Willy De Nolf, een sierteeltbedrijf gespecialiseerd in containerplanten in Waregem, waar we kennismaakten met de toepassing van IPM in de sierteelt. Een perfecte match van theorie en praktijk.
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Biologische gewasbescherming kan succesvol zijn. De meest succesvolle voorbeelden van biologische gewasbescherming zijn de biologische bestrijders tegen allerlei plagen in teelten onder glas. In openluchtteelten is het uitzetten van biologische bestrijders moeilijker. Enerzijds is er de onvoorspelbaarheid van het klimaat, anderzijds zijn er ook weinig biologische bestrijders beschikbaar. In openluchtteelten moeten we eerder ijveren voor het stimuleren van natuurlijke vijanden die al aanwezig zijn. Een bespuiting uitstellen zodat de populatie natuurlijke vijanden zich kan opbouwen, of de aanwezigheid van natuurlijke vijanden bevorderen door bijvoorbeeld overwinteringsplaatsen te maken, zijn goede maatregelen. Ziekten efficiënt beheersen met biologische gewasbescherming is moeilijker, zelfs in de serre. Knelpunten voor de biologische bestrijding van ziekten zijn te weinig kennis –zowel bij de firma’s als bij de telers– de kostprijs, de positionering, de toepassingstechniek, de stabiliteit, de onduidelijke erkenningsprocedure en de combinatie met chemische gewasbeschermingsmiddelen. De deelnemers van de workshop zien een toekomst voor de biologische bestrijdingsmiddelen in specifieke situaties zoals: 1. wanneer er geen alternatief voor de beheersing beschikbaar is: bijvoorbeeld bodemgebonden pathogenen, bacterieziekten, aaltjes, ritnaalden …;
2. wanneer er resistentievorming tegen bepaalde chemische gewasbeschermingsmiddelen ontstaat: bijvoorbeeld resistentie tegen bepaalde Botrytis-, witziekte- en tripsmiddelen in aardbeien, resistentie van Sclerotinia in koolzaad. Deze resistentie treedt vaak op omdat er veel bespuitingen worden toegepast en omdat het aantal middelen beperkt is. Het combineren van biologische en chemische middelen kan een adequate anti-resistentiestrategie zijn; 3. bij het residuarm telen van gewassen; 4. in de biosector; 5. voor specifieke toepassingen die met een chemisch middel niet mogelijk zijn zoals bijvoorbeeld ‘flying doctors’; 6. wanneer de resistentie tegen een bepaalde ziekte in bepaalde gewassen doorbroken is. De ontwikkeling van nieuwe rassen duurt vijf tot zes jaar. Elk jaar komen er nieuwe fysio’s bij. Biologische middelen zouden de plant kunnen bijstaan zodat de resistentie niet wordt doorbroken; 7. in stadslandbouw, in volkstuinen en voor hobbytuinders. Een kanttekening hierbij is dat het ontwikkelen van specifieke producten hiervoor een te groot budget vraagt in verhouding tot de markt.
Nieuwe of innovatieve beheersmaatregelen zijn noodzakelijk voor een duurzame landbouw
IPM vindt langzaam ingang in de praktijk en wordt ook steeds beter toegepast. Er is nood aan meer informatie over de kostenefficiëntie
S. Buysens
PCG, Kruishoutem
Met medewerking van S. Burssens (Agrolink Vlaanderen), J. Debode (ILVO), D. Bylemans (pcfruit), M. Höfte (UGent), B. Declercq (Inagro), J. Moens (HoGent), J.Audenaert (PCS), N. Cap (PCG) en P. Vanhaverbeke (PCA).
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 29 |
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Thema
Wortelvlieg in pastinaak
pel van gemiddeld drie vliegen per val wordt overschreden. Er werd gezaaid op 18 mei aan 31 zaden/m² (Gladiator en White Spear, allebei van Tozer). De afstand tussen de ruggen bedroeg 50 cm en de oppervlakte per veldje 24 m². Er waren vier parallellen. Door wekelijks het aantal wortelvliegen te tellen op vijf gele plakvallen in dit perceel, kon de evolutie van de vluchten van de wortelvlieg worden opgevolgd. Wanneer het gemiddelde hoger was dan drie wortelvliegen per val werd er behandeld. Op dit perceel werden al onmiddellijk na het plaatsen van de vallen zeer veel wortelvliegen geteld (Figuur 1). Op 13 juni werd voor de eerste maal behandeld in deze proef, dat was zeer kort na opkomst. Begin juli startte de tweede wortelvliegvlucht op dit perceel, maar de drempel werd pas overschreden op 14 juli en er werd behandeld op 16 juli. Nadien werd de drempel continu overschreden en er was op dit perceel zelfs geen duidelijk verschil op te merken tussen de tweede en de derde vlucht van de wortelvlieg. In totaal werd elf of twaalf keer behandeld in deze proef, afhankelijk van het object (Tabel 1). De laatste behandeling gebeurde op 23 oktober (overschrijding van 21 oktober) maar er werden op dit perceel nog tot begin december wortelvliegen geteld door de extreem zachte weersomstandigheden in het najaar. In deze proef werden vijf objecten aangelegd. Objecten 2, 4 en 5 werden behandeld indien de wortelvliegdrempel werd overschreden. Bij object 3 werd onafhankelijk van de druk
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Net zoals bij wortelen en knolselder kan wortelvlieg ook vrij veel schade veroorzaken in de teelt van pastinaak. Het verschil met de andere schermbloemigen is dat pastinaken ‘overwinteren’ op het veld waardoor de schade enorm kan toenemen na de derde vlucht. Bij een zachte winter blijven de wortelvliegmaden actief en blijven ze gangen vreten in de pastinaak.
Inwendig en uitwendig schadebeeld van wortelvliegaantasting bij pastinaak
Pastinaken beschermen tegen wortelvlieg
Extreem hoge wortelvliegdruk in proef Inagro 2014
In eerste instantie kan een teler Force gecoat zaaizaad gebruiken (25 g teflutrin /100.000 zaden). Hoewel de coating niet in ons land mag worden toegepast, mag men Force gecoat zaaizaad wel invoeren vanuit andere landen. Force heeft zo’n vier tot zes weken nawerking, dus hiermee kan de eerste wortelvliegvlucht worden overbrugd. Afdekken behoort ook tot de mogelijkheden maar in de praktijk is dat voor een (industrie)teler geen optie. Voor de tweede en derde vlucht is een teler hoofdzakelijk afhankelijk van de erkende pyrethroïden op basis van de actieve stoffen dimethoaat, deltamethrin en lambda-cyhalothrin. Zeer recent is er een nieuw middel bijgekomen: Coragen (chloorantraniliprole). Dit middel heeft als voordeel dat het een langere nawerking heeft (tot veertien dagen) waardoor in een periode met veel drempeloverschrijdingen kort na elkaar één behandeling volstaat.
In 2014 werd bij Inagro een insecticidenproef aangelegd waarin werd gezocht naar alternatieve bestrijdingsmiddelen voor de wortelvlieg in pastinaak. Ook werd onderzocht of een kalenderbespuiting dezelfde effectiviteit heeft als gericht behandelen wanneer de drem-
Val 1
Val 2
Val 3
Val 4
Val 5
Vlucht
30
Aantal wortelvliegen/val
25 20 15 10 5
01 4
11 /2
29 /
20 14
9/
11 /
20 14
20 14
20 /1 0/
30 /
9/
01 4
9/ 2
10 /
20 14
8/
21 /
/2 01 4
1/ 8
/2 01 4
12 /7
/2 01 4
22 /6
2/ 6
/2 01 4
0
Figuur 1. - De evolutie van het aantal wortelvliegen geteld op de gele plakvallen op het proefveld in 2015 Aangetaste pastinaken per klasse (%)
100
Tabel 1. - Overzicht van de behandelingen en –tijdstippen in de vijf objecten Object
13/6
27/6
16/7
1/8
5/8
1
-
-
-
-
-
2
Decis
-
Perfekthion
Karate
Perfekthion
3
Decis
Decis
Perfekthion
Karate
(1)
4
Biscaya
Biscaya
Biscaya
Biscaya
5
Coragen
-
Perfekthion
Karate
Perfekthion
80
Behandelingstijdstip en -middel (3)
13/8
27/8
60 -
2/9
9/9
23/9
30/9
10/10 23/10 Ernstige schade (IV)
Totaal aantal behandelingen
-
-
-
-
-
-
-
0
Decis
Perfekthion
(2)
Perfekthion
Karate
Karate
Decis
Perfekthion
11
40 Decis
Perfekthion
Karate
Perfekthion
Karate
(1)
Decis
Perfekthion
11
Biscaya
Biscaya
Biscaya
Biscaya
Biscaya
Biscaya
Biscaya
12
Perfekthion
Karate
Perfekthion
Karate
Karate
Decis
Perfekthion
12
Biscaya
20
Decis
Middelmatige schade (III) Oppervlakkige schade (II) Geen schade (I)
(1) Niet behandeld omdat het interval kleiner was dan 14 dagen; (2) Er werd in dit object per vergissing niet behandeld op dit tijdstip; (3) Perfekthion = Perfekthion 400 EC, Decis = Decis EC 2,5, Karate Z = Karate Zeon en Biscaya =Biscaya 240 OD
sc he m fw a iss (1 ka el ) len en de d s rb ch es em pu a iti m ng et en (1 ) Bi sc ay a 24 0 fw OD iss ele Co nd ra s ge ch n em (1 a ) m et
Af
w
is s
ele
nd
On
be
ha
nd e
ld
0
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 31 |
5
14 /2 0 /1 1
29
/2 0
14
14 9/ 11
/2 0
20
/1 0
/9 /2 0
14
14 30
/9 /2 0
14
10
/8 /2 0
14 21
14
1/ 8/ 20
/7 /2 0
14 12
/6 /2 0 22
2/ 6/ 20
14
0
Tabel 2. - Aangetaste en marktbare pastinaken op 19 februari 2015. Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend. Object
80 Ernstige schade (IV)
60
Middelmatige schade (III) Oppervlakkige schade (II)
40
Aangetaste pastinaken (%)
Marktbare pastinaken (Klasse I+II) (%)
Schadeindex (2)
1
onbehandeld
73 a
51 d
61 a
2
afwisselend Perfekthion 0,5 / Karate 0,125 /Decis 0,4 afwisselend Perfekthion 0,5 /Karate 0,125 / Decis 0,4 (kalenderbespuitingen) Biscaya 240 OD 0,4 (1)
34 c
86 b
38 c
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Aangetaste pastinaken per klasse (%)
100
Geen schade (I)
3
20
he Af m w a iss (1 ka el ) len en de d s c rb h es em pu a iti m ng et en (1 ) Bi sc ay a 24 Af 0 w OD iss ele Co nd ra s ge c h n em (1 a ) m et
sc
nd
Af w iss
ele
On
be
ha
nd
eld
0
Figuur 2. - Beoordeling van de wortelvliegschade op 19 februari 2015 (1 = afwisselend schema met Perfekthion 400 EC 0,5 l/ha, Karate Zeon 0,125 l/ha en Decis EC 2,5 0,4 l/ha)
van de wortelvliegen behandeld (kalenderbespuitingen), weliswaar tijdens een vlucht. In de praktijk waren er in deze proef vrij weinig verschillen tussen object 2 en 3 door de hoge wortelvliegdruk op dit perceel. Ook object 5 was vrij gelijkaardig aan de vorige objecten. Hier werd de eerste maal behandeld met Coragen (op dat moment nog niet erkend) en nadien afwisselend met erkende middelen. In totaal werd twaalf keer behandeld in object 5, dat is één keer meer dan bij objecten 2 en 3. Object 4 werd behandeld met Biscaya 240 OD, erkend tegen bladluizen in pastinaak (slechts twee toepassingen erkend). Ook dit middel werd twaalf keer toegepast, telkens na een overschrijding van de wortelvliegdrempel op dit perceel. Het aantal erkende toepassingen werd overschreden in deze proef omdat het de bedoeling was om de effectiviteit van een afzonderlijk middel gedurende enkele weken na te gaan (dit is dus geen praktijkschema).
Beoordeling van de schade
De schade van de wortelvlieglarven is zichtbaar vanaf zo’n zes tot acht weken na het begin van de vlucht. Op respectievelijk 13 augustus en 30 september werd de schade van de eerste en tweede vlucht beoordeeld, op telkens 40 pastinaken per plot. Er werd tijdens deze twee tussentijdse beoordelingen amper vraatschade van de wortelvliegen vastgesteld, ondanks de vele overschrijdingen van de drempel. Dat werd de voorbije jaren ook al vastgesteld in verschillende rassenproeven. Mogelijk gaf de eerste vlucht eerder aanleiding tot uitval van het kiemplantje en werd dit bij de schadebeoordeling niet opgemerkt. De schade van de hevige tweede vlucht op de al ontwikkelde pastinaken zou echter wel duidelijker moeten zijn, terwijl dit dus niet het geval was. Een mogelijke verklaring hiervoor is de aanwezigheid van weelderig loof in deze pe-
4
5
1 x Coragen 0,175; Perfekthion 0,5/ Karate 0,125 /Decis 0,4
40 c
81 bc
42 bc
56 b
67 cd
50 b
30 c
87 ab
37 cd
(1) Erkend tegen bladluizen in de teelt van pastinaak, slechts twee toepassingen erkend. (2) Een maat voor de aantasting berekend als (% klasse I x 1) + (% klasse II x 2) + (% klasse III x 3) + (% klasse IV x 4)/4 met klasse I = geen, II = oppervlakkige, III = matige en IV = ernstige vraatschade
riode waardoor de wortelvliegen moeilijk hun eitjes aan de wortelkraag of plantvoet kunnen afzetten. Pas vanaf begin oktober valt het gewas open waardoor de wortelvliegen gemakkelijker tot bij de basis van het gewas kunnen komen voor hun ei-afleg. Ervaringen uit de rassenproeven bij Inagro in de laatste jaren lijken deze hypothese te bevestigen. Doordat nog zeer laat in het najaar wortelvliegen werden geteld op dit perceel (door de extreem zachte weersomstandigheden) werd pas op 19 februari de definitieve beoordeling van de wortelvliegschade uitgevoerd. De ontwikkeling van de wortelvlieglarven verloopt ook iets langzamer in het najaar dan in de zomer, waardoor je meer tijd moet laten tussen het voorkomen van wortelvliegen en het duidelijk waarnemen van de schade van de larven. Bij de beoordeling werden de pastinaken ingedeeld in vier klassen volgens de mate van aantasting: geen (I), oppervlakkige (II), middel-
Geen ontsnapping mogelijk voor
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees altijd het etiket en de productinformatie voor gebruik. Voor verdere productinformatie met inbegrip van gevaarzinnen en symbolen, raadpleeg www.fytoweb.be. MOVENTO®: erk.n° 9797/B - SC op basis van 100g/l spirotetramat Gedeponeerd handelsmerk Bayer
www.bayercropscience.be | 32 | Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
en slawortelluis in kolen, s
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
(geen duidelijke overgang tussen tweede en derde vlucht). In deze proef werd afhankelijk van het object elf tot twaalf keer behandeld tegen de wortelvlieg. Net zoals de voorbij jaren al werd opgemerkt in de rassenproeven van Inagro, was de schade van de eerste en tweede vlucht niet of amper zichtbaar op de pastinaken, ondanks verschillende zware overschrijdingen van de wortelvliegdrempel. Een mogelijk hypothese is het weelderig loof in deze periode, waardoor de wortelvliegen moeilijk hun eitjes aan de wortelkraag kunnen afzetten. Pas vanaf begin oktober valt het gewas open waardoor de wortelvliegen gemakkelijker tot bij de basis van gewas kunnen komen voor ei-afleg. Vaak hebben we in onze streken ook te maken met een derde vlucht, deze is het meeste te vrezen bij pastinaak. Tegen dan is het gewas opengevallen en kunnen de wortelvliegen wel tot bij de wortelkraag. Indien de pastinaken nog vóór de winter worden gerooid, kan de schade nog meevallen. Maar hoe langer het gewas op het land blijft, hoe groter de schade wordt. Zeker bij zachte tot matige winters zoals de voorbije winter blijven de wortelvlieglarven actief. In deze proef scoorde een afwisseling van de erkende middelen tegen de wortelvlieg significant beter dan de onbehandelde. Ondanks de extreem hoge wortelvliegdruk, werd het aantal toegelaten behandelingen net niet overschreden. Mede door deze hoge wortelvliegdruk was er geen duidelijk verschil tussen het object behandeld volgens de wortelvliegdrempel en de kalenderbespuiting. De toegevoegde waarde van het nieuw middel Coragen werd niet duidelijk in deze proef, aangezien het slechts éénmaal werd toegepast in het schema. Biscaya 240 OD, erkend tegen bladluizen in pastinaak, vertoonde een duidelijke nevenwerking tegen de wortelvlieg.
Het weelderige pastinaakloof kan het afzetten van eitjes aan de wortelkraag bemoeilijken voor de wortelvliegen.
matige (III) of zware aantasting (IV). De pastinaken in klasse II kunnen wel nog geleverd worden aan de industrie (mits schillen) omdat de schade slechts oppervlakkig is. Klasse III en IV zijn niet marktbaar. Tijdens deze laatste beoordeling werden de pastinaken ook gewogen per gewichtsklasse (resultaten hier niet weergegeven).
Resultaten
Pas bij de laatste beoordeling op 19 februari werd veel vraatschade vastgesteld in het onbehandeld object en waren er ook significante verschillen tussen de objecten (Tabel 2 en Figuur 2). Meer dan 70% van de pastinaken in het onbehandeld object waren aangetast door de wortelvlieg en dat was significant verschillend van alle andere objecten. Na behandelingen met Biscaya 240 OD waren er 56% aangetaste pastinaken, dit middel heeft een duidelijke nevenwerking op de wortelvlieg in deze proef. Objecten 2, 3 en 5 scoorden vrij gelijkaardig in deze proef en significant beter dan Biscaya 204 OD. Er waren weinig verschil-
len tussen de objecten onderling, aangezien er slechts kleine verschillen tussen de effectieve behandelingen waren. Wel had object 5 één behandeling meer en dit object scoorde dan ook iets beter dan objecten 2 en 3. Object 5 werd ook éénmalig met het nieuwe middel Coragen behandeld in het begin van de proef. Het percentage marktbare pastinaken (klasse I + II) en de schade-index vertoonden hetzelfde patroon. De onbehandelde had het laagste percentage marktbare pastinaken en de hoogste schade-index in deze proef, gevolgd door Biscaya 240 OD dat wel degelijk een nevenwerking vertoonde op de wortelvlieg. Objecten 2, 3 en 5 scoorden opnieuw vrij gelijkaardig en beter dan Biscaya 240 OD.
Besluit
Door de latere zaaidatum van pastinaak (in vergelijking met die van wortelen) was bij opkomst van de pastinaken de eerste wortelvliegvlucht al praktisch voorbij. De wortelvliegdruk op dit perceel was vrij hoog en hield voortdurend aan vanaf midden juli tot eind oktober
S. Darwich
Inagro, Rumbeke-Beitem
bladluis, witte vlieg
sla en witloof
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 33 |
Thema
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Vergelijking beheersingsstrategieën witloofmineervlieg Vorig jaar werden op witloofpercelen heel veel witloofmineervliegen waargenomen. Op de proefpercelen van de Nationale Proeftuin voor Witloof deden we enkele proeven om dit schadelijke insect te beheersen. Heeft een bloemenrijke akkerrand een effect op de beheersing van de witloofmineervlieg?
Proefpercelen
In 2014 deelden we het witloofproefperceel van de Nationale Proeftuin voor Witloof op in twee delen. Een drie meter brede akkerrand bestaande uit een bloemenmengsel vormde de scheiding (Figuur 1). Het proefperceel was gelegen aan de Blauwe Stap in Herent, tegenover het proefcentrum. De akkerrand had tot doel de ontwikkeling van de populatie natuurlijke vijanden van onder meer de schadelijke witloofmineervlieg te bevorderen. Van de witloofmineervlieg zijn slechts enkele natuurlijke vijanden gedetermineerd en beschreven; het zijn allemaal sluipwespen. Het bloemenmengsel, ingezaaid na het trekken van de ruggen, bevatte planten zoals boekweit, korenbloem en voederwikke, die de levenscyclus van sluipwespen aanzienlijk verlengen.
Monitoring en behandeling witloofmineervlieg
Zowel op perceel A als op perceel B volgden we met gele vangbakken de populatie witloofmineervliegen op. Op beide percelen kwamen twee piekmomenten in de populatie witloofmineervliegen voor, namelijk begin juli en tijdens de maand augustus (Figuur 2).
Figuur 1. - De locatie van de akkerrand (zwarte balk) met links proefperceel A (gestreept) en rechts proefperceel B (geruit). Rechts van perceel B lag het referentieperceel ‘Herent’ voor de monitoring van de witloofmineervlieg.
De eerste piek, met een overschrijding van de schadedrempel van vijftien vliegen op het nabijgelegen referentieperceel, deed zich heel vroeg in het seizoen voor. Om na te gaan of een behandeling op dat moment zinvol is, werd perceel B begin juli een eerste maal behandeld met een herhaling na twee weken (Tabel 1). Perceel A werd de eerste maal behandeld na de vaststelling van de tweede overschrijding op het referentieperceel in week 32. Op dat
Natuurlijke vijanden
De sluipwespen parasiteren de witloofmineervlieg: het sluipwespvrouwtje legt haar eitjes af in het ei- of eerste larvenstadium van de witloofmineervlieg. De witloofmineervlieg ontwikkelt verder tot aan het popstadium. In dat popstadium begint de larve van de sluipwesp zich volledig te ontwikkelen, zodat uiteindelijk niet een volwassen witloofmineervlieg maar een sluipwesp uit de pop ontluikt. Onderzoek toonde aan dat bloemenrijke akkerranden een geschikte leefomgeving kunnen zijn voor natuurlijke vijanden van teeltschadelijke insecten. Hierdoor zal de efficiëntie van natuurlijke plaagbestrijders toenemen, met als mogelijk gevolg een verhoogde plaagbeheersing. De invloed van dergelijke bloemenrijke akkerranden op natuurlijke vijanden
| 34 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
moment kreeg perceel B een derde en een vierde behandeling. De behandelingen werden uitgevoerd met Perfekthion aan 0,5 l/ha. De akkerrand en een strook van drie meter aan elke zijde bleven telkens onbehandeld.
Stalen voor evaluatie
Eind oktober namen we op verschillende plaatsen op perceel A en B stalen (200 wortels per
en hun plaagonderdrukking is al uitvoerig onderzocht in verschillende teelten, met wisselende resultaten. In aardappelen en granen werd aangetoond dat de aanleg van een bloemenrijke akkerrand grenzend aan het perceel wel degelijk plaagonderdrukkend werkt, waardoor het aantal insecticide-behandelingen verminderde en zelfs kon worden vermeden. Dat toont aan dat het gebruik van een bloemenrijke akkerrand ter bevordering van plaagbeheersing per teelt moet worden onderzocht. Parasitering door sluipwespen wordt in het bijzonder bevorderd door de aanwezigheid van geschikte, toegankelijke suikers. De suikers verlengen de levensduur van de sluipwespen aanzienlijk, maar ook de eileg en de kwaliteit van de eieren zijn afhankelijk van het suikeraanbod. Suiker kan in verschillende vormen beschikbaar zijn, onder meer via nectar van bloemen. ■
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
van gangen en poppen van de witloofmineervlieg. De beoordeling van de kroppen gebeurde door de gehele krop te ontbladeren. Om de graad van parasitering door sluipwespen na te gaan verzamelden we alle poppen en telden we nadien de sluipwespen en witloofmineervliegen die uit deze poppen kwamen. De graad van parasitering van witloofmineervliegen van de derde vlucht is niet echt nuttig voor de beheersing van de witloofmineervlieg, omdat de sluipwesp pas ontwikkelt wanneer de larve van de witloofmineervlieg een gang gemaakt heeft in de witloofkrop. Voor een nuttig effect moeten de sluipwespen de witloofmineervliegen parasiteren tijdens de tweede vlucht in augustus, zodat de derde generatie zich niet meer kan ontwikkelen. Toch heeft de telling die we uitvoerden zin; zo kunnen we nagaan of de akkerrand een hogere mate van parasitering veroorzaakt. Uit Tabel 3 blijkt dat het aantal aangetaste kroppen gemiddeld hoger ligt bij de stalen langs de akkerrand dan bij de stalen verder verwijderd van de akkerrand. De belangrijkste verklaring is waarschijnlijk het niet-behandelen van de bufferstrook, waardoor witloofmineervliegen in deze bufferstroken meer overlevingskansen hebben gehad dan in het behandelde witloof. Op perceel A stelden we minder aangetaste kroppen vast dan op perceel B, respectievelijk gemiddeld 7,2% en 9,4%. De ruimere omgeving kan een rol spelen in deze verschillen. Grenzend aan perceel B lag het referentieperceel ‘Herent’ waar de populatie witloofmineervlie-
Het proefperceel witloof met de akkerrand enkele weken na de zaai (27/6/2014)
Tabel 1. - Overzicht toegepaste insecticiden op beide percelen Datum
Perceel A
7/7/2014
16/7/2014
0,75 l Movento(2)
22/7/2014
Perceel B
Opmerking
0,5 l Perfekthion(1)
na overschrijding 1 van de witloofmineervlieg
0,75 l Movento
slawortelluis
0,5 l Perfekthion
herhaling na overschrijding 1 van de witloofmineervlieg
7/8/2014
0,5 l Perfekthion
0,5 l Perfekthion
na overschrijding 2 van de witloofmineervlieg
22/8/2014
0,5 l Perfekthion
0,5 l Perfekthion
herhaling na overschrijding 2 van de witloofmineervlieg
(1) Perfekthion: 400 g/l dimethoaat; (2) Movento (100 g/l spirotetramat)
staal) om nadien in de forcerie de aantastingsgraad van de witloofmineervlieg te bepalen. Vier stalen werden genomen in de onbehandelde strook naast de akkerrand: twee stalen links (A1 en A2) en twee stalen rechts (B1 en B2). Daarnaast werd zowel op perceel A als op perceel B telkens op 18 en 36 m afstand van de akkerrand nog een staal genomen; dit zijn de stalen A3, A4, B3 en B4 (Tabel 2). De akkerrand zal een maximale invloed hebben gehad op de wortels naast de akkerrand. De invloed vermindert naarmate de afstand tot de akkerrand toeneemt. Doordat de populatie van de witloofmineervlieg te hoog werd tijdens de zomer, namen we de beslissing om de percelen te behandelen. Hierdoor zal de invloed van de akkerrand beperkt zijn op de stalen die we namen op 18 en 36 m afstand van de akkerrand. We kunnen wel het effect van
een akkerrand vergelijken met de chemische bestrijding van de witloofmineervlieg. Daarnaast kunnen we ook het nut van een vroege chemische bestrijding nagaan.
Resultaten natuurlijke plaagbeheersing
Op 29 oktober 2014 rooiden we de wortels van de acht stalen. Deze wortels werden gedurende acht weken bewaard in een koelcel. Op 7 januari 2015 tafelden we de wortels in. De forcerie duurde een week korter dan normaal (veertien dagen) om te voorkomen dat witloofmineervliegen of sluipwespen al vóór de oogst zouden ontpoppen. Bij de oogst werden de witloofkroppen net onder de wortelhals afgesneden, zodat we heel de krop en de wortelhals konden beoordelen op de aanwezigheid
Tabel 2. - Overzicht van de stalen genomen op 29 oktober 2014. Elk staal bestaat uit 200 wortels. Staal
A1 en A2
Perceel
Afstand tot akkerrand
Perfekthion
A
1m
geen
B1 en B2
B
1m
geen
A3
A
18 m
augustus
A4
A
36 m
augustus
B3
B
18 m
juli + augustus
B4
B
36 m
juli + augustus
Aantal witloofmineervliegen
100 90
Perceel A
80
Perceel B
70
Refereneperceel Herent
Tabel 3. - Aandeel aangetaste kroppen per staal na de forcerie (21 januari 2015)
60
Locatie
A1
50 40 30 20
Afstand tot bloemenrand (m)
Ras
Aangetaste kroppen (%)
1
Vintor
13,1
A2
1
Vintor
7,8
A3
18
Vintor
4,3
A4
36
Vintor
4,1
10
B1
1
Flexine
9,0
0
B2
1
Flexine
13,8
B3
18
Flexine
7,8
B4
36
Vintor
7,3
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
Weeknummer
36
37
38
39
40
41
Figuur 2. - Waargenomen populaties witloofmineervliegen per perceel 100% 90% 80% 70%
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 35 |
co py rig ht Pro eft uin nie uw s De akkerrand in volle bloei met een maximale aantrekkelijkheid voor insecten (31/7/2014)
Aantal witloofmineervliegen
gen groter was dan op de twee proefpercelen. Dit toont wel aan dat de vroege behandeling van perceel B in juli weinig effect heeft gehad op de populatieontwikkeling van de witloofmineervlieg later op het seizoen. Ook hier zal de nabijheid van de andere percelen waarschijnlijk een rol hebben gespeeld. De witloofmineervliegen zullen zich vanuit deze aangrenzende percelen opnieuw verspreid hebben op perceel B. Hieruit kunnen we besluiten dat een vroege100 behandeling weinig nut heeft als niet het grootste gedeelte of alle percelen in een 90 regio behandeld worden nadat een overschrij80 ding van de schadedrempel werd vastgesteld. 70 Er moet wel opgemerkt worden dat de percen60 tages aangetaste kroppen in alle onderzochte 50 plots hoger liggen dan in de praktijk zou wor40 den ervaren. Veel gangen en poppen werden 30 waargenomen in de buitenste blaadjes die nor20 maal worden verwijderd bij de oogst. Hierdoor 10 zal de economisch schade die ervaren wordt in 0 lager liggen dan het weergegeven de praktijk 25 26 27kroppen. 28 29 30 31 32 percentage aangetaste
Een witloofmineervlieg op een witloofplant
Poppen
Besluit
De poppen die we bij de oogst in de kroppen vonden, hebben we per staal verzameld in een petrischaaltje. Na een week tot tien dagen kwamen uit een deel van deze poppen witloofmineervliegen of sluipwespen, afhankelijk of de aanwezige larve van de witloofmineervlieg al dan niet geparasiteerd was. Het andere deel van de poppen had het gehele proces niet overleefd, waardoor er geen witloofmineervlieg of sluipwesp meer Perceel A tevoorschijn kwam (Figuur 3). Perceel B Op basis van de Refereneperceel evaluatie van de poppen na Herent de forcerie konden we geen positief effect van de akkerrand op de parasitering van de poppen afleiden. We kunnen echter niet volledig uitsluiten dat de akkerrand geen positief effect heeft gehad. Mogelijk komt bijvoorbeeld de parasitering tijdens de zomer vroeger op gang wanneer een akkerrand aanwezig is.
Het uitstellen van de eerste dubbele behandeling tegen de witloofmineervlieg bleek in 2014 geen effect te hebben op de verdere ontwikkeling van de populatie witloofmineervliegen. Zowel op het uitgestelde als op het vroeg behandelde perceel stelden we enkele weken later een nieuwe overschrijding vast. Doordat het vroeg behandelde perceel tussen niet behandelde percelen lag, zullen er waarschijnlijk witloofmineervliegen vanuit de andere percelen opnieuw op het behandelde perceel terechtgekomen zijn. Dit toont aan dat het zinvol is om in een regio rond een referentieperceel alle witloofpercelen zoveel mogelijk in dezelfde periode te behandelen. Uit deze oriënterende proef blijkt dat het effect van de akkerrand op de beheersing van de witloofmineervlieg kleiner is dan het uitvoeren van een chemische behandeling in de veldomstandigheden van 2014. Een hoge populatie witloofmineervliegen tijdens de zomer resulteerde uiteindelijk in slechts een beperkte aantasting na de forcerie.
33
34
35
36
37
38
39
40
41
Weeknummer
100%
W. Hubrechts, J. De Win, C. Van Ceulebroeck & J. Degreeff
90% 80%
Nationale Proeftuin voor Witloof, Herent
70% 60% 50%
Dode poppen
40%
Aantal sluipwespen
Aantal witloofmineervliegen
30% 20% 10% 0%
1m
18 m
36 m
Afstand tot akkerrand
Figuur 3. - Aandeel witloofmineervliegen en sluipwespen die uit de verzamelde poppen tevoorschijn kwamen, vergeleken voor verschillende afstanden tot de akkerrand
| 36 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Met steun van de Vlaamse overheid
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Thema
Stimuleren van functionele agrobiodiversiteit
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
In en rond het agrarisch landschap is er veel flora en fauna aanwezig die een weerslag heeft op de agrarische productie. Dat geheel heet agrobiodiversiteit. Het effect ervan kan positief, negatief of eerder neutraal zijn. De functionele agrobiodiversiteit is die agrobiodiversiteit die een positieve bijdrage levert aan de productiefunctie van landbouw. We lichten hier enkele agrobiodiversiteitsmaatregelen toe die inzetbaar zijn in de teelt van witloofwortels.
hun legboor het eitje af in het ei of de larve van de witloofmineervlieg. Wanneer deze laatste verpopt ontwikkelt de sluipwesp zich in de pop. Uiteindelijk zal er geen vlieg maar een sluipwesp uit de pop komen. Een bloemenrijke akkerrand langs het witloofperceel biedt meer nectar voor de sluipwesp. Dit resulteert in een langere levensduur en meer eileg. Door de sluipwesp verder te stimuleren, kan de populatieopbouw van de witloofmineervlieg tijdens de witloofwortelteelt worden teruggedrongen en wordt het aantal door witloofmineervlieg aangetaste, forceerbare wortels verminderd. De resultaten van de veldproef met de bloemenrijke akkerrand vind je in het artikel ‘Vergelijking beheersingsstrategieën witloofmineervlieg ‘ op pagina 3436.
Functie van de grasvlieg op je witloofpercelen
De infostand over agrobiodiversiteit lokte op 5 juni heel wat geïnteresseerde landbouwers in Huldenberg
Functionele agrobiodiversiteit (FAB) is de natuurlijke biodiversiteit in het landbouwgebied die de landbouwproductie mee kan ondersteunen. Gekende voorbeelden zijn het verbeteren van de bodemstructuur door de activiteit van regenwormen, het bestuiven van gewassen door bijen en hommels en de beheersing van plagen door hun natuurlijke vijanden. In de biologische en geïntegreerde teeltmethoden (IPM) wordt het belang van functionele agrobiodiversiteit steeds groter. Functionele agrobiodiversiteit kan de ziekte- en plaagdruk verminderen, waardoor de landbouwer minder snel met gewasbeschermingsmiddelen moet ingrijpen. Alle van de hierna specifiek voor de witloofteelt geselecteerde voorbeelden zijn ook preventieve IPM-maatregelen. Ze zijn opgenomen in de IPM-checklist en in feite toepasbaar op elk landbouwbedrijf.
Nuttige sluipwespen voor de witloofteelt
De witloofmineervlieg Napomyza cichorii Spencer is een van de voornaamste plagen
| 38 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
in de witloofteelt. De witloofmineervlieg legt haar eitjes af in de hoofdnerf aan de bladbasis van de witloofbladeren. Van daaruit maken de larven mineergangen in het blad, tot ze verpoppen en als adult het blad verlaten. De witloofmineervlieg heeft drie generaties per jaar. De eerste twee generaties, die respectievelijk in mei-juni en juli-augustus op het veld worden waargenomen, richten weinig schade aan. Zij zorgen wel voor de populatieopbouw van de derde en belangrijkste generatie, die voorkomt vanaf september tot eind oktober. Het is deze derde generatie die de grootste schade in de witloofteelt veroorzaakt. De larven van deze derde generatie zitten bij de rooi immers in de bladkraag en de wortelhals, waardoor ze na de rooi vanop het veld mee naar het bedrijf kunnen komen. Bovendien overleven ze in de koelcellen en kunnen ze zich verder ontwikkelen tijdens de forcerie. Gedurende deze periode voeden ze zich in de kroppen en laten daar zichtbare mineergangen achter. En dat maakt de kroppen onverkoopbaar. Sluipwespen uit het geslacht Chorebus zijn de belangrijkste natuurlijke vijanden van de witloofmineervlieg. De sluipwespen leggen met
In juni migreert de wollige slawortelluis vanaf de winterwaardplant (populier) naar de witloofwortels, waar ze tot in het najaar enkele generaties ondergronds blijft. Deze wortelluis zuigt aan de wortels en onttrekt zo sappen aan de plant waardoor de bladeren in droge periodes uitdrogen, met een vertraagde ontwikkeling van de wortels tot gevolg. Dit resulteert in een verminderde wortelopbrengst en dus een lager aantal voor de forcerie geschikte wortels. Bovendien hebben de wortels een lagere inhoud aan reservestoffen waardoor ze kleinere witloofkroppen produceren. De wollige slawortelluis zorgt hierdoor voor opbrengstderving. De wollige slawortelluis heeft meerdere natuurlijke vijanden. Van het geslacht Thaumatomyia, de grasvlieg, is geweten dat deze een belangrijke opruimer is. De larven van de grasvlieg voeden zich met wortelluizen, terwijl de adulten zich voeden met pollen en nectar. De grasvlieg zou overwinteren in houtkanten/hagen en in het voorjaar de akker intrekken.
Bladluizen opruimen
Kortschildkevers en loopkevers trekken na de winter als eerste nuttige organismen de akker in en ruimen bladluizen op. Vanaf juni wordt de rol deels overgenomen door vliegende nuttigen zoals zweefvliegen, sluipwespen en gaasvliegen. Over de natuurlijke plaagbeheersing van bladluizen bestaan er verschillende onderzoeken in de teelt van aardappelen, granen en fruit. De resultaten tonen aan dat FAB-akkerranden de functionele agrobiodiversiteit versterken. In deze teelten hield de natuurlijke plaagbeheersing de bladluizenplaag
co py rig ht Pro eft uin nie uw s Bloemenrijke akkerrand op Proefcentrum Herent
zelfs onder de economische schadedrempel. Let wel, dit blijkt niet voor alle teelten haalbaar (bijvoorbeeld spruitkool).
Bloemenrijke akkerrand, ook op jouw bedrijf?
Samengevat biedt een éénjarige of meerjarige bloemenrijke akkerrand tal van voordelen. Door het aanbieden van nectar en stuifmeel, nestgelegenheid en een schuilplek wordt de populatiegroei van nuttige insecten gestimuleerd. Vanuit de bloemenrijke akkerrand trekken kevers en spinnen al vroeg in het voorjaar de akker in op zoek naar prooien zoals de bladluis of de wollige slawortelluis. In de lente volgen nadien de vliegende ‘nuttigen’, zoals sluipwespen en zweefvliegen, wiens larven schadelijke insecten bestrijden. Ook in bestaande grasstroken, aangelegd in functie van erosiebestrijding of het bufferen van kwetsbare elementen zoals bosranden en holle wegen, vinden heel wat nuttige insecten beschutting als deze voldoende kruidenrijk zijn. Ook bloemenrijke graslanden kunnen heel wat nuttige insecten en andere dieren herbergen.
Houtkanten en hagen
Houtkanten en hagen herbergen heel wat nuttige insecten en vogels. De struiken leveren nectar, stuifmeel, bessen, nestgelegenheid, schuilplaats en een goede overwinteringsplek. Om de functionele biodiversiteit optimaal te benutten, bestaat een haag best uit meerdere inheemse soorten: twaalf à vijftien verschillende soorten met een jaarrond bloeiboog.
Zitstangen en nestkasten
Bijenwand of insectenhotel
Gevleugeld wild, zoals de houtduif, bezorgt de landbouwers steeds meer bekommernissen. De plaagdieren eten van of trekken aan de opgekomen witloofplanten, waardoor grote plekken op het perceel plots leeg komen te staan. Het aantrekken van roofvogels kan helpen om de houtduiven te verjagen en knaagdieren weg te vangen. De plaatsing van zitstangen en nestkasten (steenuilnestkasten of torenvalkkasten) draagt hiertoe bij. Kleine vogels (zoals ringmussen en boerenzwaluwen) en vleermuizen vangen veel vliegende insecten weg rond het erf en boven de akkers. Aangepaste nestkasten zijn goede verblijfplaatsen voor deze nuttige organismen.
Een bijenwand geeft ruimte voor nestgelegenheid aan solitaire bijen. Ook nuttige insecten hebben baat bij een insectenhotel, maar dan als overwinteringsplek.
Bestuiving en genetische diversiteit bij witloof
Natuurlijke plaagbeheersing die tal van predatoren en parasitaire organismen ons gratis bieden, is niet de enige ecosysteemdienst die herwaardering mag genieten. Vele grondwitlooftelers telen eigen selecties, waarbij zij aan eigen zaadwinning doen. De bloemetjes van witloofplanten blijven welgeteld één dag open. Hierbij is voldoende bestuiving een cruciale factor. Hiervoor rekent de landbouwer op de natuurlijke bestuiving van (wilde) bijen, hommels, zweefvliegen en andere insecten. Een ander aspect van agrobiodiversiteit is de genetische variatie. Door het instandhouden van de eigen selecties dragen de witlooftelers bij tot de genetische variatie bij de witloofteelt.
Financiële tegemoetkoming
De Regionale Landschappen van de provincie Vlaams-Brabant kunnen voordelig bijenwanden en nestkasten plaatsen bij geïnteresseerde landbouwers. Voor meer informatie neem je best contact op met het Regionale Landschap in jouw buurt. Je vindt het op www.regionalelandschappen.be. Er kan een nieuwe beheerovereenkomst worden aangevraagd voor de aanleg en het onderhoud van een bloemenstrook. Ook erosiebestrijdende of bufferende grasstroken kunnen aangelegd worden. Voor meer informatie hierover neem je best contact op met jouw bedrijfsplanner bij VLM (www.vlm.be). De aanleg van houtkanten en hagen komt in aanmerking voor de VLIF-steun voor ‘Niet-productieve investeringssteun’. Deze maatregel past niet meer onder de beheerovereenkomsten van VLM. Meer info hierover vind je op: http://lv.vlaanderen.be/nl/subsidies/ vlif-steun/niet-productieve-investeringssteun. De landbouwer kan wel nog een beheerovereenkomst met de VLM afsluiten voor het onderhoud van hagen, heggen, knotbomen en houtkanten. Hiervoor neem je best contact op met jouw bedrijfsplanner (www.vlm.be). Ook bij de Regionale Landschappen kan je terecht voor advies en voor de plaatsing.
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 39 |
Heb je vragen? Wil je een activiteit bijwonen?
Meer info?
Proefcentrum Herent Blauwe Stap 25, 3020 Herent Contactpersoon: Jonas De Win tel. 016/21 37 52
[email protected]
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Deze bijdrage kadert in het draagvlakverbredingsproject ‘Agrobiodiversiteit in het Dijleland’ van Regionaal Landschap Dijleland, Nationale Proeftuin voor Witloof en Proefcentrum Herent. Het draagvlakverbredingsproject is een initiatief van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), het Agentschap voor Natuur en Bos, het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie en het Departement Landbouw en Visserij, en wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Landmaatschappij. Regionaal Landschap Dijleland, de Nationale Proeftuin voor Witloof en Proefcentrum Herent willen landbouwers, natuur- en milieuwerkers en andere geïnteresseerden kennis laten maken met de mogelijkheden van agrobiodiversiteit in het Dijleland. Dit jaar richten zij een aantal activiteiten in. Tijdens de openvelddag van de Nationale Proeftuin voor Witloof op 9 september komt dit thema ruim aan bod. In het najaar zijn een aantal geleide wandelvoordrachten voorzien langs de demonstratiebedrijven Hof De Soete en Hof Ter Vaeren. Hof De Soete is een traditioneel witloofbedrijf, gelegen in het hart van de oude witloofstreek. Jan Pasteels en Ingrid Dockx telen hier het Brussels grondwitloof volgens de klassieke teeltmethode, onder golfplaten. Hof Ter Vaeren, uitgebaat door Walter en Koen Vanacker en Karen Devijver, is een gemengd landbouwbedrijf met akkerbouw, vleesvee, melkvee en zuivelverwerking in Huldenberg. Tabel 1 geeft de agrobiodiversiteitsmaatregelen weer die op deze bedrijven zijn toegepast. Op 5 juni kon je deze bij Hof Ter Vaeren bekijken. De aanwezigen kregen ook uitleg bij de beheerovereenkomsten die mogelijk zijn. Daarnaast werd er
Het bijenhotel bij Hof Ter Vaeren in Huldenberg
Tabel 1. - Agrobiodiversiteitsmaatregelen bij Hof Ter Vaeren en Hof De Soete Bedrijf
Eigenaars
Agrobiodiversiteitsmaatregelen
Hof De Soete
Hof Ter Vaeren
Fam. Pasteels-Dockx
Fam. Vanacker-Devijver
houtkant bloemenrijke akkerranden langs houtkant en langs witloofperceel bijenwand vleermuiskast steenuilnestkast torenvalkkast
houtkanten bloemenrijke akkerrand bijenhotel nestkasten
Nationale Proeftuin voor Witloof
Blauwe Stap 25, 3020 Herent Contactpersoon: Christel Van Ceulebroeck tel. 016/21 37 56 christel.
[email protected]
Regionaal Landschap Dijleland
Interleuvenlaan 64, 3001 Heverlee Contactpersoon: Jan Verroken tel. 016/40 85 58
[email protected]
toelichting gegeven over de bouw van de biofilter en de nieuwe erosiebestrijdingsmaatregelen. Zowel de agrobiodiversiteitsmaatregelen als het gebruik van de biofilter en het toepassen van erosiebestrijdingsmaatregelen dragen bij tot een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Hiermee voldoe je aan maatregelen van de IPM-regelgeving. Als afsluiting van het project ‘Agrobiodiversiteit in het Dijleland’ vindt op 30 november in Leuven een symposium plaats.
C. Van Ceulebroeck
Nationale Proeftuin voor Witloof, Herent
J. De Win
Proefcentrum Herent, Herent
J. Verroken
Regionaal landschap Dijleland, Heverlee
Proef tuin nieuws
www.proeftuinnieuws.be
| 40 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
ERKEND IN PREI
ELOGE
Niet zomaar een grassenmiddel
• Zeer selectief grassenmiddel voor de groenten- en sierteelt en voor akkerbouw • Zeer breed spectrum tegen alle éénjarige grassen zoals duist, hanepoot, straatgras… • Zeer goede duurwerking tegen meerjarige grassen zoals kweek, raaigras… • Bezit ook een bodemwerking tegen laatkiemende grassen zoals hanepoot • Weinig gevoelig voor koude (> 5°C) en droogte
ELOGE is erkend
• In tuinbouw: sierplanten, prei, wortelen, uien, bosuien, voedererwten, vicia-bonen, wortelpeterselie • En ook in akkerbouw: bieten en winterkoolzaad
ELOGE is doeltreffende tegen de twee grootste problemen in tuinbouw
Straatgras
Hanepoot
Erkenning 10261P/B - P: Product voor professioneel. Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie. Voor verdere productinformatie met inbegrip van gevaarzinnen en symbolen, raadpleeg www.fytoweb.be
www.dowagro.be
[email protected]
™Trademark of The Dow Chemical Company (“Dow”) or an affiliated company of Dow
Glas actueel
Bericht van 30/6/2015
Komkommer: meer chemische bestrijding bij witziektegevoelige rassen
Tabel 1. - Erkende witziektemiddelen Handelsmiddel
Actieve stof
Chemische familie
Groep
imazalil
imidazolen
3
fluopyram
7 7 11
Fungaflor
Signum
boscalid pyraclostrobin
pyridinyl-ethylbenzamides pyridine-carboxamides methoxy-carbamaten
Topaz
penconazool
triazolen
3
Rocket
triflumizool
imidazolen
3
Systhane
myclobutanil
triazolen
3
Flint
trifloxystrobin
oximino acetaten
11
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
De zomerteelten komkommer draaien op volle toeren. Tijd dus om de planning van de herfstteelt op te maken. In een herfstteelt komkommer kiest men meer en meer voor de witziektegevoelige rassen Roxanna (Rijk Zwaan) en Sheila (Nunhems). Met bepaalde witziektegevoelige rassen is het mogelijk om hogere productiecijfers te behalen in vergelijking met het witziekteresistente ras Proloog (Rijk Zwaan). Zo behaalde Kurios in de rassenproef van de derde teelt 4 stuks/m2 meer in 2013 en 2 stuks/m2 meer in 2014 dan Proloog. Toch is het telen van een witziektegevoelig ras in de periode juli tot en met oktober niet eenvoudig bij hoge witziektedruk. Bij een witziektegevoelig ras zijn zeer snel na planten de eerste witte vlekken zichtbaar op de bladeren. In de herfstteelt van 2014 op het PSKW waren de eerste symptomen bij de witziektegevoelige rassen al zichtbaar tien dagen na planten. Op dat moment werd er voor de eerste maal een chemische behandeling toegepast. Vanaf dan werd er gemiddeld om de tien dagen behandeld met een chemisch middel. Ondanks het frequent inzetten van middelen kwam er bij de witziektegevoelige rassen nog veel witziekte voor. Bij de witziekteresistente rassen was het wit op de bladeren veel minder aanwezig (zie ‘Rassenproef komkommer derde teelt 2014’ in Proeftuinnieuws nummer 10). Om te vermijden dat de groei van het gewas geremd wordt door het wit, zal er bij een witziektegevoelig ras meer chemisch moeten worden behandeld dan bij een witziekteresistent ras. Om de vuistregels van IPM (Integrated Pest Management) in de praktijk beter te kunnen volgen is er nood aan goed producerende witziekteresistente rassen.
Luna Privilege
Bron: KDT-advieskaart komkommer
Bestrijding van witziekte of echte meeldauw
Wanneer de temperatuur in de zomermaanden stijgt en de ramen langer openstaan is ‘het wit’ niet buiten de serre te houden. Bij hevige wind is het belangrijk de ramen langs de windzijde goed dicht te houden om het inwaaien van sporen te beperken. Biologische middelen werkzaam tegen witziekte zijn nog niet erkend. Als teler ben je dus genoodzaakt om chemische middelen toe te passen. Zodra de eerste witziektesymptomen aanwezig zijn, kunnen de sporen zich zeer snel verspreiden en moet er dus onmiddellijk worden behandeld. De meeste middelen kunnen ook preventief al worden toegepast. Als er meerdere toepassingen nodig zijn, moet je bij de keuze van de middelen aandacht hebben voor de anti-resistentiestrategie. Het is al lang gekend dat schimmels resistentie kunnen vertonen of ongevoelig kunnen worden voor bepaalde fungiciden. Om dit proces te verhinderen is het belangrijk om de toepassing uit te voeren zoals voorgeschreven door de fabrikant. Een aantal vuistregels zijn: respecteer de geadviseerde dosering, beperk het aantal toepassingen per jaar of per teelt tot wat maximum wordt aangegeven en wissel de actieve stoffen voldoende af met actieve stoffen uit een andere groep. Alle actieve stoffen bevinden zich in een bepaalde groep volgens hun werkingsmechanisme. De belangrijkste witziektemiddelen bij komkommer behoren tot de groepen 3, 7 en 11. Tabel 1 geeft een overzicht van de middelen en de groep waarin de middelen zich bevinden. Tijdens de toepassing van de witziektemiddelen is het van belang dat de bladeren goed geraakt worden door de spuitoplossing. Je moet het spuitvolume dus voldoende groot nemen. Na de toepassing moet je rekening houden met de wachttijd tot je opnieuw mag oogsten. Al deze op te volgen richtlijnen maken het niet eenvoudig om tot een goede witziektebestrijdingsstrategie te komen.
M. Wuytack
Proefstation voor de Groenteteelt, Sint-Katelijne-Waver
Symptomen van witziekte
| 42 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Wij plaatsen containers en geven geld voor uw oud glas. Tel. 03-2391780
124107M98716.indd 1
124107M98716
Serre afbreken?
27/01/15 12:09
Glas
Rassenproef alternatieve sla herfstteelt 2014
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Nieuwe types met heel donkerrode kleur vragen om bevestiging
In het najaar van 2014 werden voor de teelt van alternatieve sla onder glas verschillende nieuwe types vergeleken met de standaardrassen van de voorgaande jaren. Nieuwe types rode eikenbladsla zoals Zoumaï en Xandra werden getest en voor Romeinse sla werd Thurinus aangeplant. Xandra en Thurinus zijn heel mooie dieprode types.
Proefopzet en teeltverloop
De rassenproef alternatieve slasoorten (grondteelt) onder glas werd in het najaar van 2014 alleen op het Proefstation voor de Groenteteelt in Sint-Katelijne-Waver aangelegd. In Tabel 1 worden de teeltomstandigheden weergegeven, het resistentiepatroon in Tabel 2. Voor de resultatentabellen geldt steeds dat gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter niet significant verschillend zijn (Duncan, p = 0,05). De rassenproeven werden gecombineerd met de bemestingsschema’s van het IWT-project REDUNG. Een groot deel van de rassenproef lag in het deel van de serre met een ‘standaard’ bemestingsschema. Vóór de bemesting was er 151 kg N/ha in de bodem aanwezig. Er werd 5 kg Floranid permanent (NPK 15-9-15 + 2% MgO), 4 kg patentkali (0-0-30 + 10% MgO),
Tabel 1. - Teeltgegevens Proeflocatie
PSKW, afdeling 12
Bodemtype
lemig zand
pH
7,3 blokkenproef in 4 parallellen
Proefplan
2,5 kg chloorpotas (60% K2O) en 4 kg DCM Mix 2 (NPK 7-9-12 + 4% MgO) per are toegediend. In combinatie met het zachte najaar werd in het begin van de teelt veel gelucht vanaf een kastemperatuur van 5,5°C, met een maximum luwzijde van 100% en een maximum windzijde van 30%. Deze maxima werden eind oktober herleid tot respectievelijk 60% en 20%, daarna tot 45% en 10%. Vanaf 10 november werd de ventilatielijn ingesteld op 6,8°C, oplopend naar 13,5°C tussen 7 uur en 12 uur. De maximum luwzijde werd ingesteld op 40%, de windzijde op 0%. Er werd met de CO2-branders opgestookt ’s morgens van 8.30 uur tot 10.00 à 11.00 uur naar 11 à 13°C. ’s Nachts werd de kastemperatuur op Tabel 2. - Overzicht van het resistentiepatroon van de opgenomen rassen (Bl = Bremia lactucae (valse meeldauw); Nr= Nasonovia ribisnigri (groene slaluis); Pb = Pemphigus bursarius (slawortelluis); LMV = Lettuce Mosaic Virus (slamozaïekvirus)) Ras
Zaadhuis
Resistenties
Kitonia
Rijk Zwaan
Bl: 16-31 / Nr: 0 / Pb
Kimpusta
Rijk Zwaan
Bl: 16-32 / Nr: 0
Rijk Zwaan
Bl: 16-32 / Nr: 0 / LMV: 1
Livorno
Rijk Zwaan
Bl: 16, 17, 21, 23, 32
Opkweekmethode
groene eikenbladsla: 3 parallellen 5 cm perspot
Humboldt
Plantafstand (cm)
26,5 x 28
Dabi
Enza
Bl: 16-31 / Nr: 0
Zaaidatum
10/9/2014
Ilema
Enza
Bl: 16-31 / Nr: 0 / Pb
Plantdatum
29/9/2014
Lozano
Rijk Zwaan
Bl: 16-32 / Nr: 0
groene eikenbladsla: 17/12/2014
Eventaï
Rijk Zwaan
Bl: 16-23, 25, 31, 32 / Pb
lollo bionda: 15 en 16/12/2014
Soupiraï
Rijk Zwaan
Bl: 16-30, 32 / Nr: 0
rode eikenbladsla: 15/12/2014
Zoumaï
Rijk Zwaan
Bl: 16-32 / Nr: 0
Romeinse sla: 15/12/2014
83-02 RZ
Rijk Zwaan
Bl: 16-32 / Nr: 0
groene eikenbladsla: 53
Xandra
Rijk Zwaan
Bl: 16-32 / Nr: 0
lollo bionda: 51
Claudius
Rijk Zwaan
Bl: 16-26, 28, 31, 32 / Pb / LMV: 1
rode eikenbladsla: 59
Madelona
Rijk Zwaan
Bl: 16-32 / Nr: 0
Romeinse sla: 59
Thurinus
Rijk Zwaan
Bl: 16-28, 30-32 / Nr: 0 / Pb / LMV: 1
Oogstdatum
Watergift (liter/m²/teelt)
5,5°C gehouden met behulp van buisverwarming. In deze late herfstteelt werd het standaard spuitschema wat aangepast, omdat er in dezelfde afdeling een proef aanlag in het kader van het IWT-project ‘Residu-arm telen van groenten’. Door het warme najaar en mede door deze aanpassing in het spuitschema bleken enkele rassen eerder gevoelig voor smet.
Groene eikenbladsla
In deze rassenproef groene eikenbladsla werden drie rassen opgenomen. Naast het standaardras Kitonia werden Kimpusta (82-21 RZ) en Humboldt (salanova-type) van Rijk Zwaan getest. Kimpusta scoorde goed in het voorjaar van 2014. Het was een iets vlokker en zwaarder type dan Kitonia, daarom was het interessant om dit ras ook in het najaar te beproeven. Humboldt is een salanova- of multileaf-type dat ook kon worden getest. In deze proef werd geen Bremia of droogrand waargenomen. Kitonia (Rijk Zwaan): heel uniform gewas. Mooie kroppen; redelijk compacte kroppen met een goede kropvulling. Iets gevoeliger voor geel blad en smet, maar voldoet zeker. Kitonia bezit een vlakke broek en haalt op 16 december een oogstgewicht van 26,3 kg/100 stuks. Kitonia maakt geen zijscheuten. Kimpusta (82-21 RZ) (Rijk Zwaan): Kimpusta is een erg omvangrijk ras met een uniforme gewasstand. De kroppen vertonen een matige vulling en een iets lichtere bladkleur. Kimpusta is het meest blonde type in de proef, maar het gevoeligst voor smet en geel blad. Ook iets gevoeliger voor stippelrand. Het ras bezit een eerder vlakke broek die redelijk graterig is. Het snijvlak is erg klein. Dit ras behaalt een oogstgewicht van 22,9 kg/100 stuks, wat lager is dan het standaardras Kitonia. Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 43 |
Tabel 3. - Gewaskenmerken groene eikenbladsla Ras
Veldvulling
Uniformiteit
Kropvorm
Kropvulling
Bladkleur
Insnijding blad
Kitonia
8,0 b
8,0 a
8,0 a
7,7 a
6,0 b
6,0 b
Kimpusta
9,0 a
7,7 a
7,0 b
5,7 b
7,0 a
6,3 b
Humboldt
8,0 b
5,0 b
5,0 c
2,0 c
5,0 c
8,0 a
1=
slecht
heterogeen
los
hol
donker
weinig
9=
goed
homogeen
compact
gevuld
blond
diep
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Humboldt (Rijk Zwaan): Humboldt is een salanova- of multileaf-type van Rijk Zwaan. Dit ras vertoont een omvangrijke, maar eerder heterogene gewasstand. Hogere kroppen met een erg beperkte kropvulling. Erg mooie bladinsnijding. Sterk op smet en geel blad. De broek is erg puntig en vertoont veel nerven. Een puntige broek met veel nerven is een typische eigenschap van een multileaf-type en dus niet negatief. Humboldt heeft een iets groter snijvlak en is gevoelig voor schotvorming. Het oogstgewicht bedraagt 26,5 kg/100 stuks.
Tabel 4. - Kropkenmerken groene eikenbladsla Ras
Aantasting
Graterigheid broek
Broekvorm(1)
Zijscheutvorming
6,0 b
5,7 a
5,0 a
9,0 a
5,2 c
4,0 b
4,0 b
8,3 ab
7,2 a
8,0 a
2,0 c
2,0 c
8,0 b
veel
veel
open
trechter
veel
geen
geen
gesloten
geschouderd
geen
stippelrand
geel blad
smet
Kitonia
8,7 a
6,3 ab
Kitonia blijft een prima keuze voor de herfstteelt
Kimpusta
7,3 b
5,3 b
Humboldt
9,0 a
Onder deze proefomstandigheden scoort Kitonia het best als ras groene eikenbladsla. Kitonia heeft niet alleen een betere kropvulling maar bezit ook de mooiste broek en behaalt een hoger oogstgewicht. Het ras is ook minder gevoelig voor stippelrand, geel blad en smet. Kimpusta blijkt in deze proef een omvangrijker type te zijn, maar iets gevoeliger voor stippelrand, geel blad en smet. In het voorjaar van 2014 was Kimpusta eveneens omvangrijker dan Kitonia en ook iets gevoeliger voor geel blad en zijscheuten dan Kitonia, maar toen haalde Kimpusta het hoogste oogstgewicht. In deze najaarsteelt is Kimpusta lichter dan Kitonia, vermoedelijk door de hogere aantasting van smet (is statistisch verschillend). Humboldt is een salanova-type en heeft een mooie bladinsnijding en is sterk op geel blad en smet. Dit ras was wel minder uniform en had vroeger moeten worden geoogst, nu vertoonde het bij de oogst schot.
1=
veel
9=
geen
| 44 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
(1) beoordelingscijfer 5 staat voor een vlakke broek
Tabel 5. - Oogstgegevens groene eikenbladsla Ras
Gemiddeld gewicht (kg/100 stuks)
Oogstbare kroppen (%)
Wegval (%)
Krophoogte (mm)
Pitlengte (mm)
Schotaanleg (mm)
Snijvlak (mm)
te klein
schot
Kitonia
26,3 a
94,4 a
1,6 b
0,0 b
46 b
37 a
20 ab
Kimpusta
22,9 b
90,5 a
8,7 a
0,0 b
142 b
47 b
33 a
18 b
Humboldt
26,5 a
0,0 b
0,8 b
99,2 a
218 a
95 a
43 a
21 a
126 c
Tabel 6. - Beoordeling groene eikenbladsla door de keurders van BelOrta Ras
Gewasvorm
Presentatie
Kleur
Fysiologische gebreken
Geel blad
Snijvlak
Houdbaarheid
Gemiddelde (1)
Kitonia
8
7
7
7
7
7
7
7,1
Kimpusta
7,5
7
7
7
7
7
7
7,1
Humboldt
6
5
7
6
5
6
7
6,0
1=
niet mooi
slecht
donker
veel
veel
groot
slecht
9=
mooi
goed
blond
geen
geen
klein
goed
(1) Een gemiddelde waarde > 6 is Flandria-kwaliteit
Lollo bionda
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
In deze late herfstteelt werden vier rassen aan elkaar getoetst. Twee nieuwe rassen van Enza, namelijk Dabi en Ilema, werden vergeleken met het standaardras Livorno en het opkomend ras Lozano van Rijk Zwaan. Er werd geen Bremia of droogrand waargenomen. Livorno (Rijk Zwaan): vertoont een vrij uniform en compact gewas; erg lage en compacte kroppen met een fijne bladkrul. Dit ras is licht gevoelig voor stippelrand en smet, maar sterk op geel blad. Livorno blijkt op het proefstation ook wel gevoelig te zijn voor verkleuring van de nerven. Het ras vertoont eerder een vlakke broek die goed gesloten is en een erg klein snijvlak heeft. Livorno behaalt op 16 december een oogstgewicht van 21,6 kg/100 stuks. Dabi (Enza): een omvangrijk ras met een heterogene gewasstand. Het ras vertoont hoge en eerder losse kroppen met een minder fijne bladkrul en is redelijk gevoelig voor geel blad en smet. Dabi is sterk op stippelrand, maar heeft dan weer een puntige broek die eerder graterig is. Op 16 december werd een oogstgewicht van 23,6 kg/100 stuks behaald. Ilema (Enza): vertoont een redelijk heterogene gewasstand, omvangrijke kroppen die hoog en los zijn met een minder fijne bladkrul. Dit ras heeft duidelijk een donkerdere kleur, is licht gevoelig voor geel blad en gevoelig voor smet. Sterk op stippelrand. Ilema vertoont een puntige broek die eerder graterig is. Dit ras behaalt het hoogste oogstgewicht, namelijk 28,0 kg/100 stuks. Zowel bij de beoordeling op het proefstation als op veiling BelOrta valt het grotere snijvlak op. Het snijvlak is harder om te oogsten. Lozano (Rijk Zwaan): uniform en redelijk omvangrijk ras. De omvang is goed: het is geen compact type, maar ook niet té royaal. Fijne bladkrul. In voorgaande proeven wordt Lozano soms als iets donkerder type waargenomen, maar in deze proef was Lozano iets blonder dan Livorno. In de kist merkte men op BelOrta geen verschil op vlak van bladkleur. Lozano was in deze proef iets gevoeliger voor geel blad en smet dan Livorno. Het ras vertoont een eerder vlakke broek die goed gesloten is en behaalt voor de maand december een goed oogstgewicht van 23,6 kg/100 stuks.
Tabel 7. - Gewaskenmerken lollo bionda Ras
Veldvulling
Uniformiteit
Kropvorm
Bladkleur
Fijnheid bladkrul
Livorno Dabi
4,8 c
7,1 b
8,4 a
7,0 b
7,5 b
8,1 a
5,0 d
5,3 c
8,0 a
7,0 c
Ilema
8,4 a
5,9 c
4,5 d
5,8 c
6,8 c
Lozano
6,8 b
7,8 a
6,9 b
8,0 a
8,6 a
1=
slecht
heterogeen
los
donker
grof
9=
goed
homogeen
compact
blond
fijn
Tabel 8. - Kropkenmerken lollo bionda Ras
Aantasting
Graterigheid broek
Broekvorm (1)
Zijscheutvorming
6,4 a
7,9 a
4,8 a
6,5 a
5,6 b
5,5 b
3,0 c
7,0 a
6,1 ab
5,0 c
6,1 b
3,0 c
6,8 a
5,3 b
5,1 bc
7,8 a
4,0 b
7,3 a
stippelrand
geel blad
smet
Livorno
8,3 b
7,0 a
Dabi
9,0 a
5,1 b
Ilema
9,0 a
Lozano
9,0 a
1=
veel
veel
veel
open
trechter
veel
9=
geen
geen
geen
gesloten
geschouderd
geen
(1) beoordelingscijfer 5 staat voor een vlakke broek
Tabel 9. - Oogstgegevens lollo bionda Ras
Gemiddeld gewicht (kg/100 stuks)
Oogstbare kroppen (%)
Wegval
te klein
nerfrot
verkleuring nerven
Krophoogte (mm)
Pitlengte (mm)
Schotaanleg (mm)
Snijvlak (mm)
Livorno
21,6 b
97 a
1 a
1 a
1 a
121 c
25 c
21 a
17 d
Dabi
23,6 b
98 a
2 a
0 a
0 a
179 b
38 b
22 a
19 b
Ilema
28,0 a
98 a
2 a
0 a
0 a
233 a
56 a
24 a
21 a
Lozano
23,5 b
99 a
1 a
0 a
0 a
159 b
30 c
19 a
18 c
Tabel 10. - Beoordeling lollo bionda door de keurders van BelOrta
Lozano scoort goed voor oogst in december Onder deze proefomstandigheden (warm najaar) blijken Dabi en Ilema erg omvangrijke types te zijn. Beide rassen zijn ook iets minder uniform. Deze rassen voldoen niet door het feit dat ze iets te royaal, los en grover zijn. Livorno en Lozano scoren beter op presentatie, gewasvorm en broek. Livorno is erg compact, sterk op geel blad en smet. Livorno blijkt wel
Ras
Presentatie
Gewasvorm
Kleur
Fysiologische gebreken
Geel blad
Snijvlak
Houdbaarheid
Gemiddelde (1)
Livorno
8
7,5
8
7
7,5
7
7
7,4
Dabi
6
6
7
6
5
7
6
6,1
Ilema
6
5
6
7
7
6
6
6,1
7,4
7
8
8
7,5
7
7
7
1=
Lozano
niet mooi
slecht
donker
veel
veel
groot
slecht
9=
mooi
goed
blond
geen
geen
klein
goed
(1) Een gemiddelde waarde > 6 is Flandria-kwaliteit
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 45 |
gevoeliger voor stippelrand en verkleuring van de nerven. Lozano is het meest uniforme ras, bezit een fijne bladkrul en is sterker op stippelrand. Met een gemiddeld gewicht van 23,5 kg/100 stuks komt dit ras als beste uit de proef.
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Rode eikenbladsla
In deze rassenproef rode eikenbladsla werden vijf rassen aan elkaar getoetst. Naast de gekende rassen Eventaï en Soupiraï werden ook de nieuwere rassen Zoumaï (82-94 RZ) en 83-02 RZ beproefd. Ook Xandra, een salanovaof multileaf-type, wordt vergeleken met de andere eikenbladrassen. Er kwam geen witziekte of Bremia lactucae (valse meeldauw) voor. Eventaï (Rijk Zwaan): vertoont een uniform en redelijk omvangrijk gewas, relatief hoge kroppen met een donkere bladkleur en een beperkte kropvulling. Dit ras heeft de beste inkleuring, maar is licht gevoelig voor rand en droogrand en is iets gevoeliger voor geel/roos blad en smet. Eventaï bezit een eerder vlakke broek die graterig is. Dit ras behaalt half december een oogstgewicht van 19,6 kg/100 stuks. Soupiraï (Rijk Zwaan): omvangrijk ras met een minder uniforme gewasstand. Dit ras heeft kroppen met een beperkte vulling (vergelijkbaar met Eventaï), een vrij goede inkleuring en is iets gevoeliger voor geel/roos blad en smet. Soupiraï vertoont een vlakke broek die tamelijk gesloten is. Het snijvlak is erg klein. Dit ras behaalt een oogstgewicht van 18,4 kg/100 stuks. Zoumaï (Rijk Zwaan): het meest omvangrijke ras met een uniforme gewasstand. Dit ras vertoont lage kroppen met een lichtere bladkleur en een behoorlijke kropvulling. De inkleuring is erg beperkt. Het is het bleekste ras in de proef, vertoont ook minder inkleuring, maar is wel het meest gekropte type. Zoumaï is het meest gevoelig voor smet waardoor er een hoog percentage wegval is. Dit ras bezit een vlakke broek die iets graterig is. Het oogstgewicht bedraagt 19,8 kg/100 stuks. 83-02 RZ (Rijk Zwaan): uniform en relatief omvangrijk ras. Dit ras vertoont relatief hoge kroppen met een beperkte kropvulling. De heel mooie, wijnrode bladkleur (type Rouxaï) valt op. Door de wijnrode kleur wordt voor kleur een score 1 gegeven. Dat is een afspraak binnen de proefcentra om het ‘type’ rood aan te geven. 83-02 RZ vertoont minder inkleuring in het hart, maar is sterk op geel blad en smet. De puntige broek is tamelijk gesloten. Het snijvlak is erg klein. 83-02 RZ behaalt het laagste oogstgewicht, namelijk 17,1 kg/100 stuks. Xandra (Rijk Zwaan): salanova- of multileaftype, een minder omvangrijk ras met een uniforme gewasstand. Dit ras vertoont lage kroppen met een beperkte kropvulling, maar
| 46 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Xandra heeft een erg donkere bladkleur, de bladinsnijding en de inkleuring zijn beperkt.
Tabel 11. - Gewaskenmerken rode eikenbladsla Ras
Veldvulling
Uniformiteit
Kropvulling
Bladkleur
Inkleuring
Insnijding blad
Eventaï
7,0 bc
7,4 a
4,8 bc
8,0 b
6,8 a
7,3 a
Soupiraï
7,4 ab
6,8 b
4,6 bc
7,0 c
6,3 a
7,0 a
Zoumaï
7,8 a
7,9 a
6,5 a
6,0 d
3,1 c
7,0 a
83-02 RZ
6,9 bc
7,8 a
4,9 b
1,0 e (1)
5,0 b
7,0 a
Xandra
6,5 c
7,5 a
4,0 c
9,0 a
2,5 c
4,8 b
1=
slecht
heterogeen
hol
bleek
veel
weinig
9=
goed
homogeen
gevuld
donker
weinig
diep
(1) het lage cijfer geeft aan dat dit ras een ander kleurtype heeft, namelijk een wijnrode kleur
Tabel 12. - Kropkenmerken rode eikenbladsla Ras
Aantasting
droogrand
rand
geel blad
Graterigheid broek
Broekvorm(1)
Zijscheutvorming
smet
Eventaï
7,6 c
8,5 a
7,3 c
5,6 b
3,9 b
4,4 b
7,8 a
Soupiraï
8,5 b
9,0 a
7,1 c
6,0 b
5,8 a
4,4 b
8,0 a
Zoumaï
9,0 a
9,0 a
7,3 c
4,0 c
4,1 b
5,0 a
8,5 a
83-02 RZ
9,0 a
9,0 a
7,8 b
7,5 a
6,0 a
3,1 c
8,3 a
Xandra
9,0 a
9,0 a
8,3 a
7,9 a
3,0 c
4,4 b
8,0 a
1=
veel
veel
veel
veel
open
trechter
veel
9=
geen
geen
geen
geen
gesloten
geschouderd
geen
(1) beoordelingscijfer 5 staat voor een vlakke broek
Tabel 13. - Oogstgegevens rode eikenbladsla Ras
Gemiddeld gewicht (kg/100 stuks)
te klein
rand
rot
nerfrot
Eventaï
19,6 b
92,9 a
0,0 a
0,6 a
6,6 b
Soupiraï
18,4 bc
97,6 a
0,6 a
0,0 a
Zoumaï
19,8 b
70,8 b
0,0 a
0,0 a
83-02 RZ
17,1 c
98,8 a
1,2 a
0,0 a
Xandra
22,1 a
95,8 a
4,2 a
0,0 a
Oogstbare kroppen (%)
Wegval (%)
Krophoogte (mm)
Pitlengte (mm)
Schotaanleg (mm)
Snijvlak (mm)
0,0 a
154 a
37 a
24 bc
20 a
1,8 b
0,0 a
148 a
34 a
23 c
17 b
28,6 a
0,6 a
131 b
36 a
27 ab
19 a
0,0 b
0,0 a
159 a
34 a
21 c
17 b
0,0 b
0,0 a
133 b
38 a
29 a
19 a
Tabel 14. - Beoordeling rode eikenbladsla door de keurders van BelOrta Ras
Eventaï
Gewasvorm
Presentatie
Kleur
Fysiologische gebreken
Geel blad
Snijvlak
Houdbaarheid
Gemiddelde (1)
8
7,5
7,5
8
8
7
7
7,6
Soupiraï
8
8
7
8
8
7
8
7,7
Zoumaï
8
8
7
7
8
7
8
7,6
83-02 RZ
6
7
8
8
8
8
8
7,6
Xandra
7
8
8
8
8
8
8
7,9
1=
slecht
slecht
bleek
veel
veel
groot
slecht
9=
mooi
mooi
donker
geen
geen
klein
goed
(1) Een gemiddelde waarde > 6 is Flandria-kwaliteit
Xandra valt op met mooie bladkleur
belangrijk: een erg donkere bladkleur. De bladinsnijding en de inkleuring zijn beperkt. Xandra is duidelijk heel sterk op geel blad en smet. Xandra bezit een eerder vlakke broek die wel veel nerven vertoont. De lage score voor graterigheid heeft te maken met het type multileaf: het zijn allemaal blaadjes kort bij elkaar vanaf de pit. De lage score voor graterigheid is dus zeker niet negatief. Dit ras behaalt het hoogste oogstgewicht: 22,1 kg/100 stuks.
Het oogstgewicht van Eventaï, Soupiraï en Zoumaï is niet statistisch verschillend. Soupiraï is iets bleker dan Eventaï. Zoumaï is het omvangrijkste en het meest gevulde ras, maar scoort in deze omstandigheden het minst op smet en kleur. Het is een iets bleker type. 83-02 RZ valt op met zijn wijnrode bladkleur en is sterk op geel blad en smet, de broek is tamelijk gesloten en eerder puntig, maar het oogstgewicht is té laag in december.
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Onder deze proefomstandigheden voldoen verschillende rassen. Xandra, het salanova- of multileaf-type, bezit een erg donkere bladkleur en is het sterkste ras in de proef op geel blad en smet. Dit ras behaalt het hoogste oogstgewicht. Dit ras moet volgend jaar zeker opnieuw beproefd worden en vraagt om bevestiging… Eventaï blijkt iets gevoeliger voor rand en droogrand, en bezit een meer graterige broek.
Romeinse sla
Tabel 15. - Gewaskenmerken Romeinse sla Ras
Veldvulling
Uniformiteit
Kropvulling
Bladkleur
Draaien bladeren
Inkleuring
Claudius
6,3 a
7,8 a
4,3 a
6,0 b
4,0 c
4,0 b
Madelona
5,4 b
7,8 a
2,0 b
7,0 a
6,3 b
4,0 b
Thurinus
5,0 b
7,3 a
2,6 b
1,0 c (1)
8,3 a
5,3 a
1=
slecht
heterogeen
los
donker
grof
veel
9=
goed
homogeen
compact
blond
fijn
weinig
Graterigheid broek
Broekvorm(1)
Zijscheutvorming
(1) het lage cijfer geeft aan dat dit ras een ander kleurtype is, namelijk een bruinrood type
Tabel 16. - Kropkenmerken rode eikenbladsla Ras
Aantasting
droogrand
geel blad
smet
Claudius
5,0 b
6,1 b
8,0 a
5,5 ab
3,8 a
8,5 a
Madelona
7,1 a
6,3 b
7,8 a
4,8 b
3,0 a
8,3 a
Thurinus
8,3 a
5,0 b
7,4 a
8,0 a
6,3 a
3,6 a
1=
veel
veel
veel
open
trechter
veel
9=
geen
geen
geen
gesloten
geschouderd
geen
(1) beoordelingscijfer 5 staat voor een vlakke broek
Tabel 17. - Oogstgegevens Romeinse sla Ras
Gemiddeld gewicht(kg/100 stuks)
Oogstbare kroppen (%)
Wegval (%)
te klein
dubbel
Krophoogte (mm)
Pitlengte (mm)
Schotaanleg (mm)
Snijvlak (mm)
Claudius
28,2 b
100 a
0 a
0 a
216 b
60 a
28 a
19,9 a
Madelona
34,0 a
99 a
1 a
0 a
315 a
41 b
13 c
19,4 a
Thurinus
17,7 c
99 a
0 a
1 a
214 b
39 b
18 b
16,2 b
Snijvlak
Houdbaarheid
Tabel 18. - Beoordeling Romeinse sla door de keurders van BelOrta Ras
Presentatie
Gewasvorm
Kleur (1)
Fysiologische gebreken
Geel blad
Gemiddelde(2)
Claudius
6
5
7
5
8
8
8
6,7
Madelona
6
6
8
8
7
8
8
7,3
Thurinus
7
7
8
7
8
8
8
7,6
1=
slecht
niet mooi
veel
veel
groot
slecht
9=
mooi
mooi
geen
geen
klein
goed
(1) Score 1 is donkergroen of lichtrood; score 9 is blond of donkerrood; (2) Een gemiddelde waarde > 6 is Flandria-kwaliteit
Drie rassen Romeinse sla werden in deze herfstteelt aan elkaar getoetst. Naast Claudius en Madelona ligt ook het rode type Thurinus aan in deze herfstproef. Er kwam geen rand of Bremia lactucae voor in deze proef. Claudius (Rijk Zwaan): vertoont een uniform gewas, maar met erg gedraaide kroppen en een matige kropvulling. Dit ras is sterk op smet, maar gevoeliger voor droogrand. Claudius is licht gevoelig voor geel blad en schotvorming. Het ras heeft een puntige broek die redelijk graterig is, een klein snijvlak en behaalt een oogstgewicht van 28,2 kg/100 stuks. Madelona (Rijk Zwaan): uniform ras. Het ras heeft hoge kroppen met een erg beperkte vulling. Het draaien van de bladeren is beperkt. Madelona is sterk op smet en licht gevoelig voor geel blad. Op de oudste bladeren werd een heel lichte aantasting van droogrand waargenomen. Madelona is sterker op droogrand dan Claudius. De puntige broek is graterig en vertoont een klein snijvlak. Madelona behaalt het hoogste oogstgewicht, namelijk 34,0 kg/100 stuks. Thurinus (Rijk Zwaan): ras met een uniforme gewasstand. Het is een rode Romeinse sla: bruinrode kroppen met een beperkte vulling. Mooi recht opgaande bladeren, sterk op smet en geel blad. Dit ras is gevoelig voor droogrand. De puntige broek wordt gecombineerd met een heel klein snijvlak. Het oogstgewicht is laag, namelijk 17,7 kg/100 stuks.
Thurinus valt op met bruinrode bladkleur Onder deze proefomstandigheden werden lagere oogstgewichten behaald. Door zijn erg hoge kroppen behaalt enkel Madelona een aanvaardbaar gewicht. Madelona is ook het sterkst op droogrand. Claudius vertoont in deze proef sterk gedraaide bladeren en is gevoeliger voor droogrand. Thurinus valt op met zijn mooi opgaande kroppen met een bruinrode bladkleur. Het oogstgewicht is laag, maar het is een mooi type van rode Romeinse sla.
I. Vandevelde & T. Arnouts
Proefstation voor de Groenteteelt, Sint-Katelijne-Waver
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 47 |
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Glas
Rassenproef kropsla vroege herfstteelt 2014
Zacht najaar stelt rassen extra op de proef
Het zachte najaar van 2014 zorgde voor heel wat problemen in de rassenproef kropsla vroege herfstteelt. Gardia blijft het hoofdras, maar ieder jaar blijkt duidelijk dat bij dit ras een goede opvolging van Bremia noodzakelijk is. Presteria deed het behoorlijk, maar is een iets vlokker type dan Gardia. De nieuwe rassen BRA 2900 en E10B.10208 scoorden ondermaats voor verschillende kropeigenschappen.
Proefomstandigheden
De kenmerken van de uitgevoerde proeven zijn samengevat in Tabel 1. Alle proeven werden aangelegd in vier parallellen (= aantal herhalingen +1). 2014 had een uitzonderlijk zacht najaar. Bij Inagro lag de rassenproef aan in een plastic serre met rechte wand. In de wanden was dubbele plasticfolie aanwezig; in het kasdek enkele folie. Op beide proefcentra was er in 2014 een bodemontsmetting uitgevoerd met Telone II. Op het PSKW was de rassenproef de tweede teelt na deze bodemontsmetting, bij Inagro was het de eerste teelt. Het nieuwe ras BRA 2900 van Nickerson-Zwaan werd door omstandigheden alleen aangeplant bij Inagro. De zaden van Gardia en Presteria waren gepilleerd, terwijl BRA 2900 en E01B.10208 aangeleverd werden als naakt zaad. Op Inagro kenden de twee rassen met naakte zaden problemen bij de opkomst. Bij beide rassen werd een verlies van ongeveer 10% vastgesteld.
Resultaten
Kropgewicht, uniformiteit, veldvulling en bladkleur
Bij Inagro, waar de teeltduur iets langer was, was er geen significant verschil in kropgewicht
| 48 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
tussen de rassen (Tabel 2). Het lagere kropgewicht van E10B.10208 werd wel bevestigd op het PSKW, waar de rasverschillen in kropgewicht wél significant waren. Gardia had er de zwaarste kroppen, gevolgd door Presteria. Bij Inagro had het ras BRA 2900 de meest uniforme stand, terwijl bij Presteria de kroppen het meest van elkaar verschilden. Op het PSKW waren tussen de drie rassen geen verschillen in uniformiteit waar te nemen. De verschillen in veldvulling waren eerder beperkt, en niet gelijklopend op beide praktijkcentra.
Kropkenmerken
Gardia had een mooie kropvulling. Dat is een bevestiging van wat we al verschillende jaren zien. Daarna volgde Presteria, met een iets mindere kropvulling. BRA 2900 en E10B.10208 scoorden matig tot slecht op kropvulling (Tabel 3). Deze resultaten waren op beide proefcentra identiek. E10B.10208 had op het PSKW ook onvoldoende bakvulling. De rasverschillen in kropsluiting waren sterk variabel in beide proeven, zodat hieruit weinig conclusies kunnen worden getrokken.
Tabel 1. - Proefopzet en teeltverloop Proeflocatie
Zaaitijdstip
Teeltperiode
Plantafstand
Grondsoort
Watergift (l/m²)
Inagro, Beitem
22/8/2014
5/9/2014 - 23/10/2014
27,0 x 27,0 cm
lichte leem
72
PSKW, Sint-Katelijne-Waver
29/8/2014
16/9/2014 - 31/10/2014
26,5 x 28,0 cm
lemig zand
58
Tabel 2. - Kropgewicht, uniformiteit, veldvulling en bladkleur. Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend (Inagro: Tukey p = 0,05; PSKW: Duncan p = 0,05). Ras
Zaadhuis
Kropgewicht (kg/100 stuks) Inagro
Gardia
PSKW
Veldvulling
Bladkleur
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
PSKW
7,3 ab
7,4 a
7,8 ab
8,0 b
7,0 b
7,9 b
8,0 a
8,5 a
8,0 a
Rijk Zwaan
46,0 a
BRA 2900
Nickerson-Zwaan
46,0 a
E10B.10208
Enza
43,5 a
34,1 c
6,9 bc
7,6 a
7,3 b
Rijk Zwaan
46,9 a
36,6 b
6,5 c
7,9 a
7,3 b
Presteria
39,5 a
Uniformiteit
7,7 a
8,1 a
1=
zeer heterogeen
slecht
donker
9=
homogeen
goed
blond
Tabel 3. - Kropkenmerken. Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend. Ras
Kropsluiting
Kropvulling
Bakvulling
Graterigheid
Schot (%)
Snijvlak (mm)
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
Gardia
7,7 b
6,0 b
7,9 a
8,0 a
7,1 a
7,4 a
8,0 a
7,5 a
42 bc
34 a
17 a
17 b
BRA 2900
8,4 a
E10B.10208
6,9 c
7,0 a
6,4 c
5,4 c
7,1 a
5,9 b
5,3 b
5,5 b
41 c
30 a
17 a
19 a
Presteria
7,5 b
5,4 c
7,2 b
7,1 b
7,8 a
7,6 a
8,0 a
7,8 a
44 b
31 a
16 a
17 b
7,8 a
4,8 b
46 a
17 a
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
4,8 d
1=
open
hol
slecht
slecht
9=
gesloten
gevuld
goed
goed
Tabel 4. - Droogrand, rand, smet, geel onderblad, Bremia-aantasting en resistentiepatroon tegen Bremia lactucae. Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend. Ras
Droogrand
Rand
Smetaantasting
Geel onderblad
Bremia
Bremia-resistentie (Bl-fysio’s)
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
Inagro
PSKW
Gardia
8,3 ab
6,9 b
9,0 a
9,0 a
4,6 a
7,3 a
5,3 a
7,1 a
5,0 b
8,3 a
BRA 2900
7,8 b
E10B.10208
8,8 a
7,0 b
8,6 a
8,5 a
5,0 a
4,9 b
5,1 a
6,8 a
9,0 a
9,0 a
16-32
Presteria
8,6 ab
8,1 a
9,0 a
9,0 a
4,9 a
6,9 a
5,5 a
6,9 a
9,0 a
9,0 a
16-32
8,8 a
4,3 a
5,1 a
9,0 a
16-32
1=
veel
veel
veel
veel
veel
9=
geen
geen
geen
geen
geen
Zowel Gardia als Presteria hadden een mooie broek. De broek van BRA 2900 en E10.10208 was veel te graterig en te geschouderd. Dat maakte deze rassen ongeschikt voor aanvoer als Flandria-kwaliteit.
dat beide gronden net waren ontsmet, waren er door het warme najaar heel wat problemen met smet. Bij Inagro was het zelfs zo erg dat alle rassen een ondermaatse score (< 5) hadden. Op het PSKW scoorde alleen het ras E10B.10208 ondermaats.
Fysiologische gebreken en smet
Bij Inagro was de hoeveelheid droogrand beperkt. Alleen BRA 2900 vertoonde een iets zwaardere aantasting (Tabel 4). Op het PSKW daarentegen bleken vooral Gardia en E10B.10208 last te hebben van een beetje droogrand. Presteria was het sterkst op droogrand. Voor rand was de aantasting in beide proeven verwaarloosbaar. Wel bleven Gardia en Presteria in beide proeven volledig vrij van rand, terwijl E10B.10208 in beide proeven wél aantasting vertoonde. Niettegenstaande het feit
Witziekte
In de plastic serre is de luchtvochtigheid altijd een beetje hoger dan in de glazen serres, waardoor Bremia meer kans heeft op ontwikkelen. Net als vorige jaren was Gardia hier weer het slachtoffer van. De aanwezige fysio behoort duidelijk niet tot zijn resistentiepatroon. Ook op het PSKW waren er wat problemen met Gardia, maar daar bleef de aantasting beperkt tot enkele kroppen. Op beide proefcentra kwam witziekte alleen bij Gardia voor.
16-27, 29, 32
Houdbaarheid
In het kader van het IWT-project ‘Verbeteren van de houdbaarheid van veldsla en kropsla’ werden de verschillende rassen onderworpen aan een houdbaarheidstest. Hierbij bleken de nerven van Presteria vatbaar voor verkleuring. De oorzaak hiervan moet verder worden onderzocht.
Besluit
Het ongewoon milde najaar heeft de resultaten van deze rassenproef in grote mate beïnvloed. Onder deze omstandigheden, met een goede behandeling van Bremia, is Gardia de beste keuze voor de vroege herfst. Gardia had een mooie broek, een goede kropvulling en een hoog kropgewicht. Door een wat beperkter resistentiepatroon tegen witziekte is een goede witziektebehandeling zeker noodzakelijk. Voor het bepalen van het beste behandelingstijdstip tegen Bremia kan je gebruik maken van de gratis Bremia-webapplicatie opgesteld in het kader van een IWT-project. Presteria was in beide proeven aanvaardbaar, op het PSKW iets vlokker dan Gardia, maar iets sterker op droogrand dan Gardia. Op beide proefcentra scoorde dit ras sterk tegen witziekte. De nieuwe rassen BRA 2900 en E10B.10208 hadden beide een onvoldoende kropsluiting en waren veel te graterig.
A Decombel & P. Bleyaert Inagro, Rumbeke-Beitem
I. Vandevelde & T. Arnouts
Proefstation voor de Groenteteelt, Sint-Katelijne-Waver
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 49 |
Glas
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
ook een vruchtje weggenomen op het PSKW. Zowel op het PCH als op het PSKW werden de eerste vruchten geoogst op 19 maart. Op het PSKW is het derde zetsel volledig afgeoogst in week 25, op het PCH werd diezelfde week net gestart met de oogst van het vierde zetsel. Vermits de klimaatsturing en gewashandelingen effect hebben op de plantontwikkeling worden in dit artikel de gemiddelde productie en kwaliteit besproken. De rassen worden gescreend op productie, sortering, vruchtgewicht, kwaliteit bij oogst en houdbaarheid na zeven dagen bewaring. Het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt (PCG) en het Vlaams Centrum voor Bewaring van Tuinbouwproducten (VCBT) werken ook mee aan de rassenproeven maar hun resultaten worden pas in het artikel van september opgenomen, wanneer het grootste deel van hun proeven zijn uitgevoerd.
Tussenresultaten rassenproeven paprika 2015
Kan Redwing zijn productievoorsprong behouden?
Na twee maanden oogsten in de paprikateelt zijn de eerste rassenverschillen zichtbaar. Nu de zomer goed op gang komt is het moment daar voor een tussentijdse evaluatie. Naar goede gewoonte werden diverse rassen onderworpen aan een uitgebreid pakket metingen om te bepalen wie de beste zijn op het vlak van productie, kwaliteit en houdbaarheid.
Proefopzet
Op het PSKW werden de gele en rode rassen gezaaid op 28 oktober en in de serre geplaatst op 18 december. Op het PCH gebeurde dat een kleine week vroeger. Het zaaien gebeurde op 23 oktober en op 8 december gingen de planten de kas in. De groene rassen die alleen op het PCH staan, werden pas op 15 november gezaaid en op 5 januari in de serre geplant. De hoofdrassen zijn nog steeds Maduro (rood), Atalante (geel) en Morraine (groen). De planten werden in de serre op goten geplaatst, in
een 3-stengel-V-systeem aan 7,2 stengels/m² op het PSKW en aan 7,1 stengels/m² op het PCH. Zoals andere jaren is de klimaatsturing in Sint-Katelijne-Waver eerder vegetatief en in Hoogstraten eerder generatief. Begin januari werd op het PSKW een hoge etmaaltemperatuur aangehouden waardoor de groeikracht minder maar voldoende was. Dat is mogelijk de reden van het lagere vruchtgewicht op het PSKW. Het eerste zetsel werd op één vrucht per stengel gedund. In het tweede zetsel werden de misvormde vruchtjes weggedund en indien de plantbelasting te hoog was werd
Tabel 1. - Proefopzet Parameter
PSKW
PCH
V-systeem, 3 stengels per plant
V-systeem, 3 stengels per plant
Zaaidatum
28/10: rode en gele rassen
Plantdatum
18/12: rode en gele rassen
7,2
24/10: rode rassen 23/10: gele rassen 15/11: groene rassen 9/12: rode rassen 8/12: gele rassen 5/1: groene rassen 7,1
Referentierassen
Maduro/Atalante
Maduro/Atalante/Morraine
Aantal herhalingen
2x zon + 2x schaduw
2x zon + 2x schaduw
27
30
Plantsysteem
Stengels per m²
Aantal stengels/herhaling
| 50 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
Rode paprika Productie
Dit jaar springt Redwing er productief met kop en schouders bovenuit met een hoog productieniveau: 27% hoger dan de standaard op het einde van het derde zetsel. Het tweede zetsel van Redwing is eerder groot en vanaf het derde zetsel heeft dit ras de hoogste productie. Door een kleiner beginnend vierde zetsel op het PCH is de productie nu 15% hoger dan de standaard. De hoge productie wordt vooral gehaald door het hoge aantal geoogste vruchten. Het vruchtgewicht is gemiddeld (193 gram) in deze proef alsook de sortering. E 20B.0064, Maldonado (E 20B.0065) en DR 3914PB volgen na Redwing met een gelijkaardig hoog productieniveau dat gemiddeld 7% hoger ligt dan de standaard. Van deze drie rassen komt Maldonado ieder zetsel een week vroeger in productie. Dit ras heeft ook een vruchtgewicht dat net iets lager is dan het gemiddelde (182 gram) en behaalt de meeropbrengst door het groot aantal geoogste vruchten. E 20B.0064 heeft een gemiddeld vruchtgewicht en sortering. Het vruchtgewicht van DR 3914PB ligt 4 gram onder het gemiddelde en door de meer langgeblokte vruchtvorm is de sortering vergelijkbaar met Davos. De productie van dit ras komt ieder zetsel een week later dan gemiddeld. De rassen met een gemiddeld productieniveau zijn 35-189 RZ, 35-190 RZ, Maduro, Davos en MR 2. Davos is gekend om zijn vroegheid. Ook dit jaar was vooral de productie van het eerste en tweede zetsel een week vroeger. De vruchten hebben een lager vruchtgewicht van 179 gram. Dat komt ook tot uiting in de sorteercijfers: 41% in de klasse 73-83 mm. Het vruchtgewicht van 35-189 RZ (194 gram) ligt maar 3 gram hoger dan het gemiddelde maar
Tabel 2. - Overzicht rode rassen en hun resistentie (TSWV = tomatenbronsvlekkenvirus) Ras
Zaadfirma
Resistenties
PSKW
PCH
Davos
Rijk Zwaan
HR Tm: 0-2
•
•
Redwing
Rijk Zwaan
HR Tm: 0-2,
•
•
• • • •
• • • •
IR TSWV Rijk Zwaan
HR Tm: 0-3
35-190 RZ (1)
Rijk Zwaan
HR Tm: 0-2
Maduro (3)
Enza
HR Tm: 0-2
E 20B.0064 (1)
Enza
HR Tm: 0-2
Maldonado
Enza
HR Tm: 0-3
Ras
Productie
Aantal stuks/m²
kg/m²
Vruchtgewicht (g)
relatief (%)
PSKW
PCH
PSKW
PCH
PSKW
Maduro
9,7
12,3
100
100
51,1
Davos
9,8
11,7
101
95
58,0
Redwing
12,7
12,2
132
99
68,8
35-189 RZ
10,2
12,8
105
104
35-190 RZ
11,1
11,2
115
91
11,0
12,1
114
PCH
PSKW
PCH
55,9
189
220
61,9
169
189
60,7
185
201
55,3
62,7
184
205
59,3
53,9
187
207
98
62,1
65,4
178
185
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
35-189 RZ (1)
Tabel 3. - Productieresultaten rode paprika (PSKW en PCH: 19/3 - 19/6/2015)
(E 20B.0065) (2) DR 3914PB (2)
De Ruiter
HR Tm: 0-3
MR 2(1)
De Ruiter
HR Tm: 0-3
PR 07856(1)
Syngenta
HR Tm: 0-2
•
•
E 20B.0065
• • •
• •
E 20B.0064
11,3
12,1
117
98
63,2
62,3
179
194
MR 2
9,4
12,0
97
98
48,1
56,4
195
213
PR 07856
8,3
7,0
85
57
46,2
38,4
179
182
DR 3914 PB
10,2
106
57,2
179
(1) nieuw ras; (2) in rassenproef 2014; (3) referentieras; overige: praktijkras of al meerdere jaren getest
door de eerder laaggeblokte paprikavorm is de sortering grover: 13% in de 95-105 mm sortering, vergelijkbaar met Maduro. Het vruchtgewicht van 35-190 RZ ligt iets hoger dan gemiddeld (197 gram) en door de eerder kortgeblokte vruchtvorm is de sortering grover, vergelijkbaar met Maduro. Maduro heeft met zijn grovere vruchten (205 gram) een productie die in het eerste en tweede zetsel gemiddeld tot iets later komt. De grofheid komt ook tot uiting in de sortering: 14% in klasse 95-105 mm. De vruchten van deze sorteringsklasse hebben ook een hoger vruchtgewicht: 242 gram ten opzichte van 231 gram gemiddeld. MR 2 heeft grove vruchten (204 gram) –vergelijkbaar met Maduro– en een grove sortering van 12% in de klasse 95-105 mm. De vruchten zijn eerder langgeblokt waardoor het vruchtgewicht per sorteringsklasse eerder zwaar is. Het ras PR 07856 heeft op beide plaatsen een lager productieniveau. Het productieverschil van PR 07856 tussen beide proefplaatsen is waar-
schijnlijk te verklaren door een gewashandeling. Op het PSKW werden vruchten van het tweede zetsel gedund op 12 maart waardoor de groeikracht van de plant opnieuw toenam. Dat gebeurde niet op het PCH waardoor de productie van het derde zetsel zeer laag was en de voorlopige totale productie lager is dan op het PSKW. Het vruchtgewicht bedraagt 180 gram en de sortering is vergelijkbaar met die van Davos.
Omzet
Bij de rassenproef wordt ook de omzet berekend. Hierbij houden we rekening met de productie per oogstdag, de sorteringsklasse en de vergoedingsprijs per sorteringsklasse van die oogstdag. Zoals andere jaren zien we dat de omzetverschillen op dit ogenblik sterk uit elkaar lopen en dat ze naar het einde van het teeltjaar veel dichter bij elkaar liggen. De omzetverhoudingen van dit jaar zijn vergelijkbaar met de productieverhoudingen. Op het
PSKW behaalt Redwing de hoogste omzet: 26% meer dan de standaard. Daarna volgen Maldonado, E 20B.0064 en 35-190 RZ met een meeromzet van 13%. Maduro, 35-189 RZ, MR 2, DR 3914PB en Davos hebben een omzet gelijk met de standaard of iets lager. PR 07856 heeft door de laagste productie ook de laagste omzet.
Vruchtkwaliteit
Zoals verwacht is de vruchtkwaliteit van de eerste drie zetsels zeer goed. Tussen de rassen werden verschillen opgemerkt die hierna worden besproken. De rassen met een hoger Flandria-percentage (tussen 95 en 100%) zijn Davos, 35-189 RZ, Maldonado, E 20B.0064 en DR 3914PB. Davos heeft een hoge algemene score na oogst door de mooie vruchtvorm, mooie rode vruchtkleur en weinig scheurtjes. Alleen hebben de vruchten van Davos een gemiddelde glans. 35-189 RZ valt op door de glans, mooie vorm (veel 4-hokkige vruchten)
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 51 |
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
en stevige vruchten die weinig scheurtjes vertonen. Maldonado valt vooral op door zijn mooi gelobd geblokte vruchten. E 20B.0064 valt ook op door zijn mooie vruchtvorm maar is daarenboven net iets steviger, vertoont nog minder scheurtjes maar vertoonde in het tweede zetsel veel zilvervlekken. DR 3914PB is ook weinig gevoelig voor scheurtjes, heeft uniform mooi gelobd geblokte vruchten maar de vruchten zijn soms lichter van kleur. De rassen Redwing en MR 2 hebben maar 12 tot 14% klasse-1-vruchten. Bij Redwing komt dit door de zwelscheurtjes in het eerste zetsel en beperkt in het tweede zetsel en het voorkomen van oortjes in het derde zetsel. Bij MR 2 komt dit door de zwelscheurtjes in het eerste zetsel en de zilvervlekken in het tweede zetsel. Maduro, 35-190 RZ en PR 07856 hebben een gemiddelde kwaliteit bij oogst. Maduro valt vooral op door zijn stevige vruchten die mooi glanzen maar soms komt er een oortje voor. 35-190 RZ valt op door zijn uniform geblokte paprika’s en vertoont in het tweede zetsel meer zilvervlekken. PR 07856 valt op door zijn mooi gelobde vruchten.
Houdbaarheid
Het ras 35-189 RZ heeft de beste houdbaarheid. De vruchten vertonen weinig rimpels, hebben een goede glans en zijn stevig. Daarna volgt DR 3914PB met weinig rimpels maar wel gevoelig voor calciumstip in het derde zetsel. Daarna volgen Maduro en 35-190 RZ. Dit laatste ras valt vooral op door zijn stevige vruchten. Maduro scoort gemiddeld tot beter maar had al enkele vruchten met binnenrot. Davos heeft na bewaring een mindere maar voldoende glans. Dan volgen Maldonado en E 20B.0064. Dit laatste ras heeft een opvallende donkerrode basiskleur. Redwing heeft een basiskleur, vergelijkbaar met Maduro. PR 07856 scoort gemiddeld maar vertoont pitting in het derde zetsel.
Tabel 4. - Overzicht van de rassen gele paprika en hun resistentie Ras
Zaadfirma
Resistenties
PCH
PSKW
Atalante (1)
Enza
HR Tm: 0-3
•
•
Kaite
Enza
HR Tm: 0-3
Allrounder
Rijk Zwaan
HR Tm: 0-3
Stayer
Rijk Zwaan
HR Tm: 0-2
Rijk Zwaan
HR Tm: 0-3
DR 9118PB (3)
De Ruiter
HR Tm: 0-3
MY 2 (2)
De Ruiter
HR Tm: 0-3
Conga
Syngenta
HR Tm: 0-3
Y 07854 (2)
Syngenta
HR Tm: 0-3
(E 20B.0073) (2)
35-248 RZ
(2)
•
•
• • •
•
• •
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
het PCH als op het PSKW werden meer dan 60 vruchten per m² opgetekend. Op het PSKW zijn het vooral MY 2 en DR 9118PB die hoge productiecijfers hebben. Met deze twee rassen spreidt het zaadhuis duidelijk zijn kansen. MY 2 draagt redelijk grove vruchten, met maar liefst 65% +83’ers en 15% + 95’ers en behaalt hierdoor zijn hoge productie. DR 9118PB is veel fijner met een gemiddeld vruchtgewicht van 174 gram, maar maakt dat helemaal goed met het hoge aantal geoogste vruchten. Y 07854 en Conga zijn voorlopig de minst productieve rassen. Op het PCH laat Y 07854 duidelijk de laagste productie optekenen, hoewel dit ras op het PSKW toch een gemiddelde productie haalt. Het productieverschil is mogelijk te verklaren door de extra vruchtdunning van het tweede zetsel in maart op het PSKW. Deze vruchtdunning werd uitgevoerd om de groeikracht te behouden. Deze actie resulteerde mogelijk in de huidige gemiddelde productie op het PSKW. Y 07854 heeft redelijk grove vruchten. Op het PCH werd een gemiddeld vruchtgewicht van 211 gram opgetekend,
Redwing is momenteel het meest productieve ras, maar liefst 15% hoger dan de standaard. De vruchten hebben een gemiddeld vruchtgewicht en zijn gelobd geblokt. E 20B.0064, DR 3914PB en Maldonado liggen momenteel 7% voor op de standaard. Kwalitatief voldoen de rassen, hoewel er al enkele verschillen opgemerkt zijn. Bij oogst springen Davos, Redwing en 35-189 RZ er als beste uit en na bewaring 35-189 RZ.
Gele paprika Productie
Atalante, MY 2 en Allrounder zijn gemiddeld genomen op beide proeflocaties de meest productieve gele rassen. Allrounder blijft vooral op het PCH een topper, gevolgd door Atalante. Beide rassen halen tot hier toe een gemiddelde productie van meer dan 11 kg/m², Allrounder zelfs 12 kg/m². Bij Allrounder ligt het gemiddeld vruchtgewicht iets hoger. Atalante behaalt zijn toppositie vooral door het hoge aantal geoogste stuks. Zowel op
Tabel 5. - Productieresultaten gele paprika (PSKW: 19/3 - 16/6/2015; PCH: 19/3 - 19/6/2015) Ras
Productie
Aantal stuks/m²
kg/m²
Vruchtgewicht (g)
relatief (%)
PSKW
PCH
PSKW
PCH
PSKW
PCH
PSKW
PCH
Atalante
10,4
12,2
100
100
60,5
65,2
172
188,0
Kaite
10,7
11,1
103
91
61,1
59,1
175
188,6
Allrounder
10,1
13,7
97
112
56,4
69,1
179
198,7
RZ 35-248
10,2
11,5
54,5
56,0
187
206,1
DR 9118PB
10,9
MY 2
10,9
Conga
10,1
Y 07854
10,5
Stayer
• • • • •
(1) referentieras, (2) nieuw ras; (3) in rassenproef 2014; overige: praktijkras of al meerdere jaren getest
| 52 |
Besluit
12,5
102
98
94
105
11,5
105
62,6
94
97
9,6
101
59,7
53,7
174
54,5
47,4
79
53,3
209,1
203
210,8
213
45,6
197
210,7
MY 2 vertoont ook na een week bewaring nog steeds stevige en glanzende vruchten. Keurders geven ze een iets lagere score vanwege de glazige vruchtwand, dat werd echter nog niet opgemerkt op het PSKW. Kaite scoort eveneens hoge punten op stevigheid op het PSKW. Bij PCH werden meer rimpels door vochtverlies vastgesteld en bleven de vruchten niet zo stevig. Atalante vertoont op beide proefcentra meer rimpels, waardoor ook de glans en stevigheid verminderen. Allrounder en Y 07854 lijken dan weer iets beter bestand tegen vochtverlies. De vruchtkleur van Atalante blijft het best behouden en is na bewaring nog steeds frisgeel. De rassen DR 9118PB en Conga die alleen op het PSKW staan hebben een goede houdbaarheid. Beide vertonen ze zo goed als geen rimpels. Conga heeft een mooie glans, DR 9118PB een voldoende glans. Het ras Stayer dat alleen op het PCH wordt geteeld, vertoont daarentegen veel fel doorgekleurde vruchten met een te oranje schouder. Op het PSKW zijn het vooral DR 9118PB, Conga en Y 07854 die oranje schouders of vlakken vertonen in het derde zetsel. Naast rimpels, glans en stevigheid wordt er ook gekeken naar rijpheidsstippen, pitting, rotte vruchten, rotte stelen en binnenrot. Rijpheidsstippen en pitting kwamen tot nu toe nog niet voor. Zowel op het PCH als op het PSKW werden rotte stelen voornamelijk in het eerste zetsel waargenomen. De gevoeligere rassen daarvoor zijn Atalante, MY 2 en Allrounder. Kaite blijft er tot nu toe op beide proefcentra van gespaard. Op het PSKW werd bij Y 07854 en Conga geen enkele rotte steel vastgesteld. Op het PCH daarentegen blijkt Y 07854 net een gevoeliger ras. Rotte vruchten werden tot nu toe niet of nauwelijks geteld. Over de rasgevoeligheid voor binnenrot kunnen tot hiertoe geen conclusies worden getrokken. Zowel op het PSKW als op het PCH werd er bij de gele rassen nog geen binnenrot vastgesteld.
Tabel 6. - Overzicht groene rassen en hun resistentie (TSWV = tomatenbronsvlekkenvirus) Ras
Zaadfirma
Resistenties
PCH
Morraine (1)
De Ruiter
HR Tm: 0-2
E 20B.0081(2)
Enza
HR Tm: 0-2
• •
Rijk Zwaan
HR Tm: 0-3,
Fabris(2)
IR TSWV
•
(1) referentieras; (2) nieuw ras
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
waardoor de planten duidelijk minder vruchten per m² aankunnen. Hetzelfde geldt voor het ras Conga, dat alleen op het PSKW wordt geteeld. Zeer grove vruchten, zo’n 213 gram, met maar 45 stuks per m² maken dat dit ras momenteel achterop hinkt in de productie. Vorig jaar was de voorjaarsproductie van Conga ook iets lager, werd in de zomer ingehaald en beëindigde de teelt met een behoorlijke productie. Wat vroegheid betreft zijn er weinig significante verschillen op te tekenen. Y 07854 kwam wat later op gang op het PCH in het eerste en tweede zetsel, op het PSKW was dit alleen in het derde zetsel.
Vruchtkwaliteit
Kaite, MY 2, Y 07854 en Conga behalen mooie scores op hun kwaliteitsbeoordeling bij de oogst. Ze hebben het hoogste percentage Flandria-vruchten en scoren goed op kwaliteitsparameters als glans, vorm, sterk tegen krimpscheurtjes en stevigheid. Van deze rassen beschikt vooral MY 2 over de beste kwaliteit door zijn hoog percentage mooi gevormde 4-hokkige vruchten en goede glans. Kaite en Y 07854 laten het meeste oppervlakkige krimpscheurtjes zien, waardoor hun glans ook iets minder is. Hun vruchten blijven wel een zeer goede stevigheid behouden. Op het PSKW zijn Conga en DR 9118PB ook het vermelden waard. Conga heeft het hoogste percentage 4-hokkige vruchten, ze zijn sterk tegen scheurtjes, hebben een mooie glans en goede stevigheid. DR 9118PB heeft een mooie glans, heeft eerder lange vruchtstelen en heeft een hoger percentage 2-hokkige vruchten, vergelijkbaar met Allrounder. Atalante en Allrounder laten het laagste percentage Flandria-vruchten noteren en dat heeft voornamelijk te maken met hun vorm. Bij beide rassen komen meer 2-hokkige vruchten voor. De vruchten van Atalante zijn iets hoger en er werden ook meer schapenkoppen geteld. Allrounder heeft bredere vruchten die soms langs één kant minder uitgegroeid zijn, waardoor de vruchten niet mooi homogeen doorkleuren. Ook Stayer behaalt een mindere score op oogstkwaliteit gezien de hoge gevoeligheid voor krimpscheuren en anthocyaanvorming op de vruchten. De vruchten van de gele rassen kleurden dit jaar meer door naar oranje. Vooral Stayer, RZ 35-248, Allrounder en Y 07854 zijn daar gevoeliger voor.
Houdbaarheid
Na een week bewaring worden de vruchten opnieuw beoordeeld. In de houdbaarheidsproeven wordt enerzijds gekeken naar parameters zoals rimpels door vochtverlies, glans en stevigheid. Gemiddeld genomen scoren MY 2 en Kaite hierop de meeste punten.
Tabel 7. - Productieresultaten groene paprika PCH (19/3 - 19/6/2015) Productie
kg/m²
relatief (%)
Aantal stuks/m²
Vruchtgewicht (g)
Morraine
12,7
100
68,5
186,3
E 20B.0081
14,6
115
75,3
193,7
Fabris
13,7
108
78,0
176,2
Ras
ductie met zo’n 14,602 kg/m². Morraine haalt voorlopig een productie van 12,757 kg/m² en Morraine zit netjes tussen de twee in met 13,749 kg/m². De hogere productie van E 20B.0081 werd vooral opgebouwd in de eerste twee zetsels door een hoger gemiddeld vruchtgewicht. Vanaf midden mei worden de verschillen in vruchtgewicht van de drie rassen kleiner, waardoor de producties ook dichter bij elkaar liggen. Het valt nog af te wachten of E 20B.0081 zijn koppositie kan blijven behouden. Meteen vanaf de eerste oogstweken waren de vruchtgewichten van alle rassen relatief hoog, rond de 200 gram. Voor E 20B.0081 mochten we daar nog zo’n 30 gram bij optellen. Midden mei was er dan een dipje waardoor de drie rassen uitkwamen op een vruchtgewicht van on-
Besluit
Atalante, Allrounder en MY 2 halen mooie producties al zijn ze iets gevoeliger voor rotte stelen. MY 2 laat ook een goede vruchtkwaliteit optekenen, eveneens na bewaring. Bij Atalante en Allrounder is de vruchtkwaliteit iets minder door het hoge percentage 2-hokkige vruchten. Momenteel minder productieve rassen zijn Y 07854 en Conga, maar ze behalen wel mooie scores op hun vruchtkwaliteit bij oogst.
Groene paprika Productie
In deze proef nemen de twee rassen Fabris en E 20B.0081 het op tegen referentieras Morraine. Voorlopig heeft E 20B.0081 de hoogste pro-
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 53 |
toch nog 92% vruchten onder Flandria-kwaliteit. Dit ras heeft meer 2-hokkige vruchten en er werden ook meer zilvervlekken vastgesteld. Sommige vruchten hebben lichtgroene vlekken, waardoor we tijdens de bewaring meer doorkleuring vaststellen.
mooie productie, maar doet het wat vruchtkwaliteit betreft iets minder goed gezien het hogere percentage doorgekleurde vruchten.
S. Van Gool Proefcentrum Hoogstraten, Meerle
L. Van Herck Houdbaarheid
Proefstation voor de Groenteteelt, Sint-Katelijne-Waver
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
geveer 155 gram. Sindsdien nemen we terug een lichte stijging waar, maar geen van de drie rassen kwam terug op het startgewicht. De vruchtsortering kende hetzelfde verloop. Waar in april nog gemiddeld 75% van de vruchten behoorde tot sorteringsklasse 83-95 mm, zien we dat in mei nog slechts 57% in die categorie valt. De overige vruchten vinden we dan vooral terug in sorteringsklasse 73-85 mm. De rassen kwamen allemaal rond 19 maart in productie. Er werden geen verschillen in vroegheid vastgesteld.
Vruchtkwaliteit
Net als andere jaren worden er bij de groene vruchten weinig opmerkingen gemaakt wat de kwaliteit bij oogst betreft. Opnieuw zien we geen kop- of sterscheurtjes en hebben de vruchten een mooie homogene vorm en goede glans. Zowel Morraine als E 20B.0081 halen percentages van meer dan 95% Flandria-vruchten. E 20B.0081 heeft het hoogste percentage 4-hokkige vruchten, maar vertoont iets meer oortjes en zilvervlekken. Bij Morraine zijn er tot nu toe geen zilvervlekken vastgesteld. Bovendien heeft hij een mooiere donkergroene kleur, waardoor hij over het algemeen iets beter scoort. Fabris scoort minder, maar behaalt
Ook in houdbaarheid scoort E 20B.0081 goede punten. Hij vertoont nauwelijks rimpels door vochtverlies en behoudt een goede stevigheid na bewaring. Er werden wel enkele rotte stelen en doorgekleurde vruchten waargenomen, maar ook de andere groene rassen bleven hier niet van gespaard. Morraine vertoont eveneens een goede houdbaarheid, al worden er wel meer rimpels vastgesteld en zijn de vruchten iets zachter na bewaring. Fabris haalt een iets lager oordeel op houdbaarheid door een mindere stevigheid, maar vooral door een te lichte basiskleur. Zoals eerder vermeld, laat dit ras dan ook het meeste doorgekleurde vruchten na bewaring zien.
A. De Roeck
Vlaams centrum voor Bewaring van Tuinbouwproducten, Heverlee
J. Van Steenkiste PCG, Kruishoutem
Info - www.proefstation.be en op www.proefcentrum.be
Dit onderzoek is gerealiseerd in samenwerking met de Europese Unie (GMO), LAVA, BelOrta, Veiling Hoogstraten en het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid.
Besluit
Voorlopig blijkt E 20B.0081 het beste ras gezien zijn goede productie en mooie vruchtkwaliteit, ook na bewaring. Fabris behaalt ook een
Last van
Algen? Biofilm?
Van der Avoird Trayplant B.V.
[email protected]
voor gezonde, productieve en groeikrachtige planten Framboos: Verse plugplanten en Long Canes Tulameen Enrosadira Kweli – Kwanza – Imara Paris – Versailles Diverse licentierassen Diverse aardbeirassen, o.a.: Elsanta Flair – Fleurette Favori – Furore Murano – Capri Eves Delight
v.d. Avoird Trayplant
Johan Nooren
Rimpelaar 3
Fax: 0031 (0) 161453625
5124 RB Molenschot
Gsm: 0031 (0) 610922748
1 13 | 10 juli 2015 | 124731M96596.indd 54 | Proeftuinnieuws
124414M99527
Uw plantenkweker voor uitgangsmateriaal kleinfruit
124414M99527.indd 1
E-mail:
[email protected] www.trayplant.nl
30/06/15 08:02
30/03/15 10:49
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Glas Rassenproef trostomaten belichte teelt 2014-2015
Eerste rassenproef onder de lampen: een goede start
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Met de zomer voor de deur en de lampen al een tijdje uit, is het moment aangebroken om alle rassen uit de rassenproef belichte teelt tomaat grondig te evalueren. Het perfecte trostomatenras voor een belichte teelt bestaat helaas nog niet. Wat in een standaard tomatenteelt een mindere raseigenschap is, blijkt onder de lampen eens zo hard op te vallen. Telen met assimilatiebelichting schetst als het ware een karikatuur van de opgevolgde rassen. Toch bieden een aantal interessante rassen zich aan.
De rassen voor de belichte teelt worden intensief geëvalueerd op het Proefcentrum Hoogstraten (PCH, Meerle) en het Proefstation voor de Groenteteelt in Sint-KatelijneWaver (PSKW). Opbrengstgegevens, gewasen vruchtkenmerken worden verzameld door deze twee proefcentra. De smaak wordt beproefd op het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt (PCG, Kruishoutem) en de hardheid en kleur worden gemeten door het Tabel 1. - Proefopzet Proeflocatie
PCH
PSKW
Belichtingscapaciteit
13.000 Lux
13.000 Lux
Start belichting
22/11/2014
15/11/2014
Referentieras
Foundation
Foundation
Onderstam
Maxifort
Maxifort
Planttype
geënt-getopt
geënt-getopt
Zaaidatum
1/9/2014
3/9/2014
Plantdatum
22/10/2014
27/10/2014
50
50
1 op 3
2 op 4
Start aantal stengels/m²
2,5
2,5
Eind aantal stengels/m²
3,33
3,75
5/1/2015
26/12/2014
Plantafstand (cm)
Extra stengels
Eerste oogst
Vlaams Centrum voor Bewaring van Tuinbouwproducten (VCBT, Heverlee). De Brix-waarde wordt door de vier praktijkcentra verregaand opgevolgd.
Rassenbespreking
Zowel op het PCH als op het PSKW werd een rassenproef aangelegd. Alleen het ras Foundation staat op de twee locaties. De overige rassen worden ofwel op het PCH ofwel op het PSKW opgevolgd.
Rassen op het PCH
Foundation (Nunhems) is het snelst in productie gegaan dit jaar, maar wordt halverwege het teeltjaar voorbij gestoken door Merlice en staat nu op de tweede plaats in de productietabellen. Dit meeldauwtolerante ras heeft ondertussen een achterstand in trosaanleg, maar maakt dit goed met een iets hoger vruchtgewicht. Foundation heeft korte planten en een kort behang, maar vertoont iets minder groeikracht dan de andere rassen in proef en is iets opener. De vruchten scoren goede punten, ook bij de keurders. Ze hebben een mooie kleur, zijn weinig gemoot en niet hoe-
kig. De groene delen zijn grover en bewaren goed. Bij snoei op zes vruchten per tros kan de tros te kort geschakeld zijn en de vruchten zijn helaas ook onder belichting gevoelig voor scheurtjes. Van alle rassen in deze proef heeft Foundation de zachtste vruchten. Merlice (De Ruiter) komt ook onder belichting zijn belofte na en zet momenteel de hoogste productie neer. De goede en vlotte zetting compenseert samen met het hoog vruchtgewicht voor het lager aantal vruchten per m2. De meeldauwtolerante planten zijn kort, groeikrachtig en hebben een kort behang. De trossen zijn jointless en de vruchten zijn onder belichting iets gevoeliger voor scheurtjes en zachter dan in de niet-belichte doorteelt. Ook de Brix-waarde is lager. De trosvorm is oké, maar vertoont hier en daar een foutje in de opvolging. De kleur is, zoals ook gekend uit de niet-belichte teelt, eerder lichtoranje.
Tabel 2. - Productieresultaten van begin oogst tot 17 juni 2015 Ras
Opbrengst
Aantal vruchten/m²
Gemiddeld vruchtgewicht (g)
100
295
153
42,8
95
422
101
40,3
89
367
110
Siranzo
42,9
95
350
123
Foundation
43,6
96
335
130
Foundation
43,2
100
337
128
Diamantino
39,8
92
352
113
Plaisance
41,4
96
343
121
Carpenter
38,6
89
355
109
E15M.40368
39,8
92
393
101
EZ 1322
41,7
97
367
114
Nun 09100
35,6
82
405
88
T 812162
44,8
104
156
255
(kg/m²)
relatief (%)
Merlice
45,2
Axiradius
DR 1398 TH
PCH
PSKW
(1)
Rebelski (1)
(1) kijkras
| 56 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
42,9
co py rig ht Pro eft uin nie uw s ab
a
37,0
ab
ab
bc
c
46
36,5
44
cd
bc
bc
c
ab
ab
a
a
ab
Plaisance
ab
ab
b
Kleur nt
38,0
42
36,0
40
35,5 35,0
PCH
Nun 09100
Founda on
EZ 1322
Diaman no
Merlice
Siranzo
Axiradius
Founda on
Nun 09100
EZ 1322
Plaisance
PSKW
E 15M.40368
PCH
Carpenter
Founda on
Diaman no
Merlice
Siranzo
DR 1398 TH
Founda on
Axiradius
38
DR 1398 TH
Lichtheid
bc
bc
e
de
48
E 15M. 40368
c
38,5
37,5
50
c
39,0
Carpenter
39,5
PSKW
Figuur 1. - Gemiddelde kleur van de trostomaten (januari tot april 2015), voorgesteld door lichtheid en kleurtint. Hoe hoger de lichtheid, hoe lichter de tomaat. Hoe hoger de kleurtint, hoe meer oranje de tomaat (kleurtint 0 = rood, kleurtint 90 = geel). Rassen met eenzelfde letter zijn niet significant verschillend (Tukey, p = 0,05).
Axiradius (Axia Seeds) heeft een productie die 0,8 kg/m² ligt onder deze van Foundation. De niet-meeldauwtolerante planten zijn groeikrachtig en hebben een vlotte trosaanleg, maar ze zijn ook lang en hebben een lang behang. Tot nu toe is de zetting nog steeds perfect. Snoeien op zeven vruchten per tros vormt geen enkel probleem en zorgt voor een hoog aantal vruchten per m2. Met een gemiddeld vruchtgewicht van 100 gram is deze fijne trostomaat wel heel fijn. Axiradius krijgt een hoge algemene score van de keurders door de mooie presentatie. Vooral de mooie trosvorm en de weinig gemote vruchtvorm scoren hoog, maar ook de kleur wordt heel erg geapprecieerd door zowel de keurders als de consument. Hoewel de vruchten opvallend zachter worden tijdens bewaring, vindt de consument
de stevigheid geen probleem. DR 1398 TH (De Ruiter) is als laatste in productie gekomen en heeft zijn productieachterstand nog niet kunnen goed maken. Dit ras ligt momenteel zo’n 3,3 kg/m² achter op Foundation. De meeldauwtolerante planten vertonen een tragere trosaanleg en staan momenteel drie trossen achter ten opzichte van Merlice. Regelmatig komen er ook foutjes voor in de zetting. Het gewas is opener en iets minder groeikrachtig. DR 1398 TH heeft lange planten en een lang behang. Bij snoei op zes vruchten per tros geeft DR 1398 TH iets te los geschakelde trossen, bij snoei op zeven komt de laatste vrucht soms bovenop de tros te liggen. De gemote, laagronde vruchten hebben een mooie kleur en zijn weinig gevoelig voor scheurtjes. De consument vindt ze net iets
lekkerder dan Foundation. Tijdens bewaring verdrogen de fijnere groene delen jammer genoeg snel. Siranzo (Rijk Zwaan) haalt half juni zo’n 43 kg/m². Dat is ongeveer evenveel als het ras Axiradius. Siranzo haalt echter zijn productie uit een hoger vruchtgewicht, terwijl Axiradius het met zijn laag gemiddeld vruchtgewicht vooral moet hebben van een hoog aantal vruchten per m². Het gewas is geslotener, meeldauwtolerant en heeft nog steeds een perfecte zetting. Siranzo scoort op veel aspecten middelmatig, maar wordt hard afgestraft vanwege zijn mindere tros- en vruchtvorm. Onder belichting is dit ras vaak te kort geschakeld bij snoei op zes en ook de opvolging van de vruchten in grootte is niet steeds perfect. De vruchten zijn hoekig en bleek van kleur, wat Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 57 |
Tabel 3. - Sorteringsresultaten van begin oogst tot 17 juni 2015 Ras
Sortering (%) aantal vruchten/tros +7
6
5
4
3
2
1
0
95
2
1
0
groen
gebarsten
los
neusrot
open vruchten
0,1
0
0
0
0
PCH
Merlice
70
29
0
1
0
0
0,1
0
0,1
0
0
57
40
2
1
1
0
0,2
0
0,1
0
0
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
Axiradius DR 1398 TH
ook door de consument niet wordt gewaardeerd. Krimpscheurtjes komen nagenoeg niet voor. Ondanks de hogere Brix-waarde vinden de consumenten deze tomaten niet echt lekker. Hierbij moeten we wel opmerken dat op het moment van de smaakproef (februari) de Brix-waarde nog wel wat lager was. De trossen hebben grovere groene delen, maar zijn ook de eerste in deze rassenproef die een gele kroon vertonen.
Siranzo
1
76
21
1
1
0
0,1
0
0,2
0
0
Foundation
1
80
17
1
1
0
0,1
0
0,3
0
0
Foundation
0
78
21
1
0
0,4
0
0
0
Diamantino
0
79
19
2
0
0,4
0
0
0
PSKW
Plaisance
0
0
91
3
5
0,1
0
1
0
Carpenter
0
59
37
2
1
1
0
0
0
E15M.40368
0
85
13
1
0
0,3
0
1
0
EZ 1322
0
80
18
1
1
0,4
0
0
0
Nun 09100
62
27
10
0
0
0,5
0
0
0
+102 mm
+92 mm
+82 mm
+70 mm
+60 mm
+50 mm
6
26
46
21
1
0
Rebelski (1)
Rassen op het PSKW
(1) kijkras
Tabel 4. - Plantlengte, behanglengte en aantal gezette trossen op 10 juni (PCH) en 23 juni (PSKW) en gemiddelde van de maandelijkse gewasbeoordelingen tot juni 2015 Ras
Plantlengte (cm)
Behanglengte (cm) (1)
Tros in zetting
Groeikracht
Gewasgeslotenheid
Trossen met achterblijvende vruchten (%)
Onvolledige trossen (%)
973
237
29,0
5,8
5,5
0
1
PCH
Merlice
Axiradius
1.098
269
28,4
5,9
5,4
0
0
DR 1398 TH
1.084
271
26,0
5,0
4,1
4
4
Siranzo
1.015
257
27,0
5,5
5,6
0
0
Foundation
969
243
26,6
5,0
4,7
1
2
PSKW
Foundation
1.056
262
28,0
4,9
4,1
1
0
Diamantino
1.003
235
29,1
5,5
6,0
0
1
Plaisance
1.137
269
32,5
5,6
5,3
1
5
Carpenter
1.156
279
29,3
5,4
4,3
0
0
E15M.40368
1.048
234
30,7
5,2
5,4
1
1
EZ 1322
1.075
251
28,6
4,6
3,9
1
1
Nun 09100
1.032
244
29,2
5,1
5,1
0
0
(1) gemiddelde januari en februari
| 58 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
0 = zeer zwak
2 = open
10 = zeer sterk
10 = gesloten
Foundation (Nunhems) haalt op het PSKW goede productiecijfers en wordt enkel geklopt door het kijkras T 812162. Dat komt vooral door zijn hoge vruchtgewicht, want zowel de trosaanleg als het aantal geoogste vruchten per m² is laag bij Foundation. Foundation maakt zijn vruchten gemakkelijk grof. Foundation bezit partiële resistentie tegen witziekte en is een generatief ras met een open gewastype. De groeikracht is minder in vergelijking met de andere rassen, maar toch heeft dit ras meestal een goede zetting. Onder belichting is Foundation wel gevoeliger voor bladrandjes. De jointed trossen hebben sterke groene delen, maar die vielen in januari gemakkelijk af. Net zoals in de niet-belichte teelt kan de tros bij snoei op zes te kort geschakeld zijn, wat resulteert in bolvormige trossen. De eerste trossen van Foundation hadden wel eens een bonkje en in juni waren de vruchten wat hoekig. Hoewel de kleur rood is, kan Foundation gevoeliger zijn voor gevlamdheid. De vruchten worden zachter bij bewaring en vertonen gemakkelijk krimpscheurtjes, zeker wanneer ze grof worden. Diamantino (Enza Zaden) valt na week 10 terug ten opzichte van de productie van Foundation. Hoewel er meer vruchten per m² worden geoogst en Diamantino ongeveer een tros meer heeft aangelegd dan Foundation, is het vruchtgewicht te laag om dit te compenseren. Diamantino heeft een eerder vegetatief en gesloten gewas. Een kopblaadje wegnemen is hier zeker aangewezen. De meeldauwtole-
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
rante planten zijn kort en hebben een kleine behanglengte. De trossen zijn jointed en hebben goede groene delen, maar de zesde vrucht kan soms bovenop de tros liggen. De eerste trossen gaven soms een bonkje en in februari lag er na bewaring hier en daar een losse vrucht in de kist. De vruchten zijn zachter na bewaring, maar hebben een goede Brix-waarde en een mooie kleur en glans, wat ook wordt bevestigd door de consument. Plaisance (De Ruiter) behaalt een productie die lager is dan deze van Foundation maar toch zet dit ras een goed resultaat neer. Het vruchtgewicht ligt iets lager, maar dat wordt gecompenseerd door een zeer snelle trosaanleg. De snoei op vijf vruchten per tros resulteert niet in een lager aantal vruchten per m². Een minpunt van dit ras is wel dat Plaisance zeer gevoelig is voor witziekte. Plaisance heeft een lange planten behanglengte en een groot plantbehang. De zetting kan wel eens haperen als de planten niet voldoende generatief staan, wat af en toe resulteert in een onvolledige tros. De trosvorm is goed, de trossen zijn jointed. De vruchten zijn laagrond en gemoot en weinig gevoelig voor krimpscheurtjes. Ook de keurders geven goede scores voor trossteel, vruchtvorm en algemeen oordeel. De vruchten zijn wel zachter en hebben in de winter een lagere Brixwaarde. Carpenter (Gautier Semences) komt traag in productie. Ondanks een vlotte zetting blijft dit ras achterstand opbouwen en Carpenter haalt dan ook lagere productiecijfers. Sinds mei is ook het vruchtgewicht wat teruggevallen. Carpenter heeft lange planten met een grote behanglengte en een tragere trosaanleg, die gevoelig zijn voor witziekte. De trosvorm is echter perfect. We vinden geen gele kronen en de jointed trossen hebben sterke groene delen, zowel voor als na bewaring. De vruchten zijn laagrond en gemoot en hebben in de winter facetten. Ze zijn nog steeds stevig na bewaring. De consumenten vinden de tomaten te zuur. De keurders geven goede scores aan Carpenter. E15M.40368 (Enza Zaden) heeft een productie-achterstand ondanks een hoog aantal vruchten per m² en een goede winterproductie. Het vruchtgewicht is dan ook aan de lage kant. De planten zijn kort en hebben een kleine behanglengte. De trosaanleg verloopt vlot. In de winter oogt het ras meer gesloten, maar in de loop van het voorjaar wordt het wat meer open. Hoewel E15M.40368 geen meeldauwtolerantie claimt, werd nog geen witziekte vastgesteld bij dit ras. De trossteel is kort en de tros kan te kort geschakeld zijn. De groene delen zijn grof en jointed. De vruchten vertonen weinig krimpscheurtjes en worden door de consumenten als redelijk lekker, maar te wei-
Tabel 5. - Trosvorm, gemiddelde van de beoordeling van januari tot mei (PCH) en juni (PSKW) 2015 Ras
Visgraat
Opvolging
Vlakke ligging
Schakeling
Gemiddelde
Merlice
10,0
6,8
9,8
9,8
9,1
Axiradius
9,8
9,3
9,8
9,8
9,6
DR 1398 TH
9,5
8,3
9,0
8,8
8,9
Siranzo
10
7,8
7,5
8,3
8,4
Foundation
10
9,8
8,0
8,3
9,0
Foundation
9,4
9,0
6,8
10
8,8
Diamantino
9,4
9,4
6,1
10
8,7
Plaisance
9,7
9,7
8,8
10
9,5
Carpenter
10
10
9,7
10
9,9
PCH
PSKW
E15M.40368
9,4
10
4,7
10
8,5
EZ 1322
10
7,2
9,4
9,7
9,1
Nun 09100
9,3
8,6
9,7
10
9,4
0 = zeer slecht
10 = zeer goed
Tabel 6. - Vruchtvorm, gemiddelde van de beoordeling van januari tot mei (PCH) en juni (PSKW) 2015 Ras
Vruchten (%)
gemoot
geribd
hoogrond
laagrond
hoekig
PCH
Merlice
16
0
46
6
16
Axiradius
2
0
5
1
12
DR 1398 TH
44
0
0
94
15
Siranzo
34
0
13
27
40
Foundation
7
0
11
4
5
Foundation
13
0
1
7
7
Diamantino
18
0
1
14
1
PSKW
Plaisance
36
0
0
46
1
Carpenter
37
0
0
41
6
E15M.40368
15
0
1
2
2
EZ 1322
2
0
12
4
3
Nun 09100
0
0
4
0
0
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 59 |
van Enza Zaden claimt EZ 1322 geen resistentie tegen witziekte. Toch werd er nog geen meeldauw gezien bij dit ras. EZ 1322 produceert jointless trossen met zwakke groene delen. De tomaten van dit ras zijn weinig gemoot en rond tot hoogrond. Soms zien we een foutje in de opvolging van de vruchten in grootte binnen de tros. De vruchten zijn stevig en hebben volgens de keurders een goede hardheid. De Brix-waarde is hoger.
Nun 09100 (Nunhems) geeft een lage productie ondanks het feit dat dit ras veel vruchten per m² produceert. De trossen worden weliswaar gesnoeid op zeven en de zetting verloopt vlot, maar het lage vruchtgewicht drukt de totale opbrengst. De meeldauwtolerante planten zijn groeikrachtig in de winter. Vanaf mei gaat de groeikracht echter achteruit. De planten bleken ook gevoeliger voor bladrandjes. In januari vertoonden de jointed trossen af en
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
nig stevig beoordeeld. De keurders geven een lage score voor algemeen oordeel. EZ 1322 (Enza Zaden) haalde in de winter veelbelovende productiecijfers. Samen met de groeikracht valt echter ook de productie terug vanaf eind april, waardoor EZ 1322 momenteel 1,5 kg/m² tekortkomt ten opzichte van Foundation. De planten zijn minder groeikrachtig en het gewas oogt open, terwijl de trosaanleg wat trager verloopt. Net zoals het andere proefras
Tabel 7. - Vruchtkwaliteit van januari tot mei (PCH) en juni (PSKW) 2015 Ras
Krimpscheurtjes
Groene delen
frisheid
grofheid
Bewaarstip (%)
gele kronen
Hardheid (Durofel)
dag 3
Hardheid (Universele Testbank)
dag 10
dag 3
dag 10
Brix-waarde (°)
PCH-PSKW
VCBT
PCG
PCH
Merlice
8,2
7,3
5,7
10
0
75
64
6,3
4,3
3,5
3,7
3,0
Axiradius
8,9
6,7
6,4
10
0
77
65
5,7
4,2
4,0
3,9
3,5
DR 1398 TH
9,3
4,5
4,7
10
0
75
65
4,9
4,0
4,2
4,2
3,8
Siranzo
9,5
7,3
6,4
9,9
0
76
66
5,7
4,0
4,3
4,1
3,6
Foundation
7,4
8,1
6,5
10
0
70
61
4,8
3,5
4,0
4,0
3,4
7,4
5,9
5,9
9,8
0
73
64
5,3
3,7
4,2
4,1
3,5
PSKW
Foundation
Diamantino
8,9
6,3
6,4
9,8
0
74
66
4,9
3,6
4,4
4,4
4,0
Plaisance
9,2
5,9
6,2
9,8
0
73
64
5,2
3,8
4,2
4,0
3,8
Carpenter
8,9
6,1
6,5
10
0
78
72
5,6
4,2
4,3
4,2
3,4
E15M.40368
8,7
5,3
6,4
9,4
0
72
65
5,0
3,9
4,2
4,1
3,9
EZ 1322
8,0
4,8
4,6
9,8
0
84
75
6,2
4,5
4,5
4,4
4,1
Nun 09100
9,3
6,8
6,2
9,7
0
80
74
6,0
4,5
3,9
3,8
3,5
januari-juni
februari-april
februari
2 = zeer slecht
10 = zeer goed
0 = allemaal gele kronen 10 = geen gele kronen
hoe hoger, hoe steviger
Tabel 8. - Smakelijkheid en appreciatie van zoetheid, zuurheid, stevigheid en kleur in februari 2015 (PCH 62 panelleden, PSKW 60 panelleden). Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend (Tukey, p = 0,05). Ras
Smakelijkheid
Zoetheid
Zuurheid
Stevigheid
Kleur
PCH
Merlice
4,40 b
3,10 ab
4,20 a
3,10 c
2,90 b
Axiradius
4,70 ab
3,20 ab
3,80 ab
4,10 a
3,70 a
DR 1398 TH
5,40 a
3,50 a
3,70 b
3,60 bc
2,80 b
Siranzo
4,30 b
2,90 b
4,20 ab
4,10 a
1,90 c
Foundation
5,20 ab
3,50 a
3,70 ab
3,60 ab
3,50 a
PSKW
Foundation
5,10 a
3,30 a
4,10 ab
3,60 bcd
2,80 f
Diamantino
5,20 a
3,40 a
4,30 ab
3,40 cd
4,00 abc
Plaisance
4,60 a
3,30 a
3,90 b
3,20 d
3,80 bc
Carpenter
5,00 a
3,10 a
4,60 a
4,30 a
4,10 ab
E15M.40368
5,20 a
3,60 a
3,90 b
3,20 cd
3,60 cd
EZ 1322
5,10 a
3,30 a
3,80 b
3,70 bc
4,10 a
Nun 09100
4,90 a
3,10 a
4,30 ab
4,00 ab
3,30 de
T 812162 (1)
5,00 a
3,40 a
3,80 b
3,20 cd
3,00 ef
Rebelski (1)
5,10 a
3,30 a
4,50 a
4,10 ab
0 = absoluut niet lekker 10 = heel lekker
(1) kijkras
| 60 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
3,10 ef
1 = te weinig
1 = te bleek
4 = juist goed
4 = juist goed
7 = te veel
7 = te donker
lagere scores voor trosvorm, uniformiteit en algemeen oordeel. De consumenten vinden de vruchten in februari te weinig stevig en te bleek. Rebelski (De Ruiter) is het tweede kijkras en doet het iets minder goed op vlak van productie dan we gewoon zijn uit de niet-belichte teelt. Rebelski doet het echter niet slecht onder de lampen, maar dit ras vraagt nog teelttechnische optimalisatie. Rebelski werd geplant op 62 cm en gesnoeid op drie vruchten per tros tot januari. Eind januari werd bij één op vier planten een extra stengel aangehouden en vanaf dan werden de trossen op vier gesnoeid. Een nauwere plantafstand, sneller op eindafstand gaan en/of snoei op vier vruchten per tros in plaats van drie kan de productie van dit meeldauwtolerante ras nog verhogen. Het vruchtgewicht en de maatsortering is met de toegepaste teelttechniek grover dan in de niet-belichte teelt in het voorjaar. De vruchtvorm is in de winter vergelijkbaar met deze van een niet-belichte teelt in het voorjaar. In februari noteerden we 13% geribde vruchten, vanaf tros 3 is de vruchtvorm oké. Hoewel de kroontjes kunnen verdrogen en de vruchten krimpscheurtjes vertonen, geven de keurders
een goede score voor vruchtkleur en glans. De consument beoordeelde de vruchten in februari als te zuur en te bleek.
D. Pinxteren & W. Vanlommel Proefcentrum Hoogstraten, Meerle
L. Wittemans Proefstation voor de Groenteteelt, Sint-Katelijne-Waver
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
toe een foutje in opvolging van vruchtgrootte. Ook de groene delen waren zwak. Vanaf februari geeft dit ras trossen met sterke groene delen en een mooie trosvorm. De tomaatjes zijn niet-gemoot en rond en vertonen weinig krimpscheurtjes. De consument vindt de stevigheid ideaal. Ook de keurders appreciëren de tros- en vruchtvorm en uniformiteit van dit ras. Minpunten zijn echter een lage Brix-waarde en de lichtoranje kleur. Dat resulteert dan ook in een lage score voor kleur en algemeen oordeel van de keurders. T 812162 (Syngenta) is een ‘kijkras’ in deze proef en wordt als dusdanig minder intensief opgevolgd. De rasbespreking beperkt zich dan ook tot een aantal algemene zaken. Dit kijkras haalt de beste productieresultaten in de proef en heeft een hoger vruchtgewicht. De planten hebben partiële resistentie tegen witziekte. T 812162 is een eerder generatief ras, maar de groeikracht blijft tamelijk goed behouden in het voorjaar. De groene delen zijn goed, de trossen kunnen soms bolvormig zijn bij snoei op zes vruchten per tros. De laatste weken zagen we af en toe wel eens een gele kroon. De vruchten zijn in de winter licht gemoot en zijn nu hoogrond van vorm. De keurders geven
J. Van Steenkiste PCG, Kruishoutem
A. De Roeck
Vlaams Centrum voor Bewaring van Tuinbouwproducten, Heverlee
Info - Je kan de meest recente proefresultaten nalezen op het extranet van PCH (www.proefcentrum.be) en PSKW (www.proefstation.be).
Deze proef kwam tot stand dankzij de financiële steun van LAVA en het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid.
Het Proefstation voor de Groenteteelt
in Sint-Katelijne-Waver is een erkend praktijkcentrum met meer dan 500 leden-telers. Het doet aan praktijkgericht, demonstratief en toegepast wetenschappelijke onderzoek in de groenteteelt onder glas en in vollegrond. De 40 medewerkers voeren proeven uit in opdracht van de leden, de sector en de overheid. Zij werken op de proefvelden, in de serres en in de laboratoria, geven voordrachten en lessen aan telers en schrijven artikels voor de vakpers. Het proefstation is voor de versterking van zijn onderzoeksteam op zoek naar een voltijds
Master biowetenschappen met interesse in glasgroenten (m/v)
Je zorgt voor het opzetten, het opvolgen en de verslaggeving van praktijkproeven en onderzoeksprojecten.
Je profiel. Je bent sterk geïnteresseerd in en hebt kennis van de teelt van groenten onder glas en je hebt affiniteit met de sector. Ervaring met wetenschappelijk en/of praktijkonderzoek is een pluspunt. Je communiceert vlot met collega’s en telers. Statistiek en Officetoepassingen zijn je bekend en je hebt een goede werkkennis van Frans en Engels. Je bent bereid om in de nabijheid van het Proefstation te komen wonen en beschikt over een wagen. Ons aanbod. Een zeer gevarieerde job in een moderne infrastructuur waarin je in teamverband meewerkt aan de innovatie in de sector en dit aan een marktconform arbeidsvoorwaardenpakket. Je gaat ervoor? Heb je interesse in bovenstaande vacatures aarzel dan niet en stuur of mail je motivatiebrief met cv vóór 30 juli naar Ingrid Van Damme (
[email protected]; tel. 015/300064; Proefstation voor de Groenteteelt vzw, Duffelsesteenweg 101, 2860 Sint-Katelijne-Waver).
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
| 61 |
Agenda Vacature
Openvelddag Non & New Food
De praktijkcentra van de Provincie Antwerpen wensen de krachten te bundelen in het kader van Europese onderzoeksprojecten. Deze praktijkcentra zijn het Proefcentrum Hoogstraten (PCH), de Hooibeekhoeve (HH), het Proefbedrijf Pluimveehouderij (PV), het Proefstation voor de Groenteteelt Sint-Katelijne-Waver (PSKW) en het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV). Doelstelling is om gezamenlijke innoverende en praktijkgerichte projectvoorstellen uit te werken in het kader van Europese structuurfondsen.
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
De landbouwsector is voortdurend in evolutie. Teeltkeuze wordt beïnvloed door talrijke maatschappelijke verwachtingen en de economische realiteit. Nieuwe teelten dienen zich aan. Proefcentrum Herent en Proefcentrum Pamel zetten daarom in op onderzoek naar innovatieve teelten en groene bio-gebaseerde grondstoffen. Wil jij graag meer weten over de teelt van miscanthus, goudsbloem of quinoa? Hoever staat de teelttechniek voor deze teelten? Wat zijn de afzetmogelijkheden? Brengt het iets op? Dan ben je op maandag 13 juli van harte welkom voor een bezoek aan de proefvelden op de Openvelddag Non & New Food, Blauwe Stap 25 in 3020 HERENT.
Projectleider (M/V) ontwikkeling en coördinatie van Europese projecten voor de Antwerpse land- en tuinbouw (deeltijdse betrekking)
Programma
- 16.00 uur: Ontvangst - 16.15 uur: Verwelkoming door gedeputeerde Monique Swinnen - 16.25 uur: Overzicht verloop openvelddag - 16.30 uur: Presentaties over miscanthus en goudsbloem + bezoek aan de proefvelden - 18.30 uur: Broodje - 19.00 uur: Infovergadering en technisch comité non food / miscanthus Iedereen is welkom. Deelname is gratis. Meer info: jonas.dewin@ vlaamsbrabant.be. Inschrijven kan via de website van de provincie Vlaams-Brabant.
Jouw functie
Je bent verantwoordelijk voor de coördinatie van het uitwerken van projectvoorstellen. Je rapporteert aan de stuurgroep die samengesteld is uit vertegenwoordigers van de praktijkcentra en de Dienst Landbouw- en Plattelandsbeleid van de Provincie Antwerpen. Concrete doelstellingen van de coördinator: • Detecteren van nieuwe opportuniteiten in het kader van oproepen van Europese structuurfondsen. Initiëren en meewerken aan het indienen van projecten. • Stimuleren en faciliteren van samenwerking tussen de partners en gericht zoeken naar complementaire derde partners. • Nationale en internationale profilering van het samenwerkingsverband.
Jouw profiel
Save the date: Fruit Logistica 2016
Fruit Logistica 2016 zal plaatsvinden van 3 tot en met 5 februari 2016 op de vertrouwde locatie in BERLIJN. Messe Berlin verwacht weer een toename in het aantal exposanten en de vakbezoekers afkomstig uit de vier windstreken. Alle info op www.fruitlogistica.com. ■
De redacteurs en de auteurs van Proeftuinnieuws gaan even met vakantie.
Op 14 augustus mag je Proeftuinnieuws nummer 14 in je brievenbus verwachten en vanaf september zijn we er weer iedere twee weken.
• U beschikt over een masterdiploma, bij voorkeur in de land- en tuinbouw. • Ervaren projectcoördinator en netwerker. Beschikken over een analytisch en synthetisch vermogen. • Affiniteit met en kennis van plantaardige en dierlijke productie. Praktijkgericht, innoverende denker. • Ervaring in het verwerven van nationale en internationale projecten en fondsen. • Teamgerichte en ondernemende persoonlijkheid die zelfstandig kan werken. • Je bent bereid om actief bij te dragen tot een stimulerende werkomgeving en om regelmatig alle partners te bezoeken. • Je hebt een vlotte pen en een goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid. • Goede kennis van het Nederlands en het Engels is vereist – Frans en Duits is een pluspunt. • Beschikken over een eigen wagen en bereid tot werken op verschillende locaties binnen de provincie Antwerpen.
Ons aanbod
U wordt aangeworven voor een deeltijdse betrekking voor een periode van 2 jaar. Salarisschaal afhankelijk van het behaalde diploma en de opgebouwde relevante ervaring. Wij bieden u een afwisselende en uitdagende job als coördinator van een nieuw samenwerkingsverband dat u mee vorm kan geven. De standplaats voor deze functie wordt ingevuld naargelang de woonplaats van de kandidaat. Mobiliteit is een essentieel onderdeel van het takenpakket van de coördinator: regelmatige verplaatsingen naar alle partners verspreid over de provincie Antwerpen alsook naar de Dienst Landbouw- en Plattelandsbeleid van de Provincie Antwerpen zijn vereist.
Verloop van de selectieprocedure
Solliciteren kan tot en met woensdag 15 juli 2015 en dit door uw motivatiebrief en cv te mailen naar
[email protected]. Voor meer informatie omtrent de inhoud van de functie, kunt u contact opnemen met Raf De Vis -
[email protected] Tel. +32 15 300062.
| 62 |
Proeftuinnieuws 13 | 10 juli 2015
co py rig ht Pro eft uin nie uw s
HET PERFECTE SCHEMA TEGEN BOTRYTIS
ENKELE DAGEN
KORT NA
VOOR
VOOR HET BLAD
HET BLAD
EN TIJDENS
VERWIJDEREN
VERWIJDEREN
DE OOGST
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie. Voor verdere productinformatie met inbegrip van gevaarzinnen en symbolen, raadpleeg www.fytoweb.be. Luna®Privilege: bevat 500 g/l fluopyram. Teldor®: bevat 50% fenhexamid. Serenade®ASO: bevat 13,96 g/l Bacillus subtilis stam QST 713. Gedeponeerde merken Bayer AG.
www.bayercropscience.be
123699M70076
co py rig ht Pro eft uin nie uw s