Industrie Leidraad nr. 3
PROCEDURE NA OVERLIJDEN OP EEN MIJNBOUWINSTALLATIE OP ZEE
Beheerder: Health & Safety Committee NOGEPA
Industrie Leidraad nr. 3 Overlijden op mijnbouwinstallatie. Versie 1 (oktober 2003)
Copyright NOGEPA. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze Leidraad mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt,in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOGEPA
1 van 9
1. Inleiding De Wet op de lijkbezorging geeft regels over hoe te handelen bij overlijden in Nederland. Bij overlijden op een installatie ter zee gelden op enkele punten van deze wet afwijkende regels, die zijn vastgelegd in het Besluit op de lijkbezorging, paragraaf 9, getiteld: ‘De wijze waarop wordt gehandeld met lijken van personen, overleden op installaties ter zee’ (zie Bijlage 1). Ter uitvoering van deze regels heeft dr A. Klein in opdracht van NOGEPA de procedure “Hoe te handelen bij overlijden op een mijnbouwinstallatie ter zee” opgesteld. Voorafgaand aan de beschrijving van de handelswijze van de verschillende betrokkenen bij en na een overlijden op een mijnbouwinstallatie ter zee worden achtereenvolgens kort besproken: - het verschil tussen een natuurlijke en een niet natuurlijke dood en de wijze waarop hier op land mee om moet worden gegaan; - de verschillende gevolgen van een overlijden op een installatie ter zee en een overlijden aan de wal; - de mogelijke situaties van overlijden op een mijnbouwinstallatie. De procedure “Hoe te handelen bij overlijden op een mijnbouwinstallatie op zee” valt uiteen in 2 delen: - deel 1 (onderdeel 2a van de leidraad) geeft aan hoe en door wie kan worden vastgesteld dat een persoon overleden is, - deel 2 (onderdeel 2b van de leidraad) geeft aan hoe door wie gehandeld moet worden nadat het overlijden is vastgesteld. 1a Overlijden in Nederland Bij overlijden kan sprake zijn van een natuurlijke dood of een niet natuurlijke dood. De dood door ouderdom, verval van krachten of door ziekten pleegt men aan te duiden als natuurlijke dood. In alle andere gevallen (bijvoorbeeld ongeval, moord, zelfdoding) is er sprake van een niet natuurlijke dood. In Nederland mag alleen een arts iemand dood verklaren. Een overlijdensverklaring mag uitsluitend door een arts worden ingevuld. Natuurlijke dood In geval van een natuurlijke dood dient de (behandelend) arts zich ervan te vergewissen dat er geen aanwijzingen zijn die zouden kunnen wijzen op een onnatuurlijke doodsoorzaak. Is de betreffende arts daarvan overtuigd dan vult deze de overlijdensverklaring in. Met deze overlijdensverklaring van de arts kan de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van overlijden opstellen en een schriftelijk verlof tot begraving of verbranding afgeven. Pas hierna mag het lijk worden begraven of gecremeerd.
Industrie Leidraad nr. 3 Overlijden op mijnbouwinstallatie. Versie 1 (oktober 2003)
Copyright NOGEPA. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze Leidraad mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt,in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOGEPA
2 van 9
Niet natuurlijke dood Indien er (mogelijk) sprake is van een niet natuurlijke doodsoorzaak is het de (behandelend) arts verboden een overlijdensverklaring in te vullen. In dat geval dient het lijk te worden geschouwd door de gemeentelijke lijkschouwer in samenwerking met een ambtenaar van de technische recherche. Lijkschouwing dient ook plaats te vinden bij lijkvinding, waarvan gesproken wordt wanneer datum en tijdstip en/of oorzaak van het overlijden niet duidelijk zijn. De lijkschouwer, in het algemeen een arts van de GGD van de gemeente waar het overlijden heeft plaatsgevonden, stelt na het schouwen een lijkschouwrapport op, vult een artikel 10 verklaring en een B-verklaring in en rapporteert de bevindingen aan de hulpofficier van justitie. De hulpofficier overlegt naar aanleiding hiervan met de officier van justitie. De officier kan besluiten het lijk in beslag te nemen voor nader onderzoek, zoals een obductie (lijkopening, uitgevoerd door de patholoog-anatoom met als doel de doodsoorzaak nader vast te stellen). Al dan niet na nader onderzoek geeft de officier van justitie een verklaring af van geen bezwaar tegen begraving of verbranding. Pas dan mag begrafenis of crematie plaatsvinden.
1b. Verschillende gevolgen van overlijden op een installatie ter zee en aan de wal 1. Aan de wal kan bij overlijden in het algemeen snel een arts ter plaatse zijn om de dood te constateren. Bij overlijden op een installatie ter zee zal het meestal enige tijd duren voor een arts ter plaatse is. Het daadwerkelijk constateren van de dood, waarbij een arts het lijk persoonlijk dient te hebben geschouwd, kan op zee dus niet meteen geschieden. Wel kan een back-up arts telefonisch, op basis van de bevindingen van de offshore verpleegkundige of van het hoofd van de mijnbouwinstallatie (HMI), bepalen dat de betrokken persoon vrijwel zeker zal zijn overleden. 2. Bij overlijden op een installatie ter zee dient altijd de officier van justitie te Amsterdam te worden geïnformeerd, ook in geval van een natuurlijke dood. Dit wijkt af van de situatie aan de wal, waarbij bij een geval van overlijden door een natuurlijke oorzaak niet aan justitie behoeft te worden gerapporteerd. 3. Na overlijden op een installatie ter zee dient het lijk naar de wal te worden gebracht, waarbij het de landsgrens passeert. Hiervoor gelden speciale regels. 1c. Mogelijke situaties van overlijden op een mijnbouwinstallatie Er zijn vier situaties te onderscheiden bij overlijden op een mijnbouwinstallatie die van elkaar verschillen: 1. Betrokken persoon is al overleden, natuurlijke doodsoorzaak is waarschijnlijk. Voorbeeld: iemand wordt dood in bed gevonden. (Kan ook niet-natuurlijke dood zijn!) 2. Betrokkene is al overleden, niet-natuurlijke doodsoorzaak is zeker of zeer waarschijnlijk. Voorbeeld: iemand wordt dood aangetroffen na verhanging. 3. Iemand overlijdt op een platform ten gevolge van ziekte of gebrek. Voorbeeld: iemand krijgt een hartstilstand, en reanimatie mag niet baten. 4. Iemand overlijdt op een installatie ten gevolge van een ongeval. Voorbeeld: iemand valt van grote hoogte en overlijdt ter plaatse.
Industrie Leidraad nr. 3 Overlijden op mijnbouwinstallatie. Versie 1 (oktober 2003)
Copyright NOGEPA. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze Leidraad mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt,in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOGEPA
3 van 9
In de gevallen 1 en 2 is de dood al ingetreden, levensreddende handelingen zijn zinloos. In geval 1 is er waarschijnlijk sprake van een natuurlijke dood (al is dat nog niet zeker), in geval 2 is sprake van een niet natuurlijke dood. In de gevallen 3 en 4 vindt het overlijden plaats in aanwezigheid van anderen. Zo lang de dood nog niet vaststaat worden levensreddende handelingen toegepast, bijvoorbeeld reanimatie en beademing. In geval 3 is bij overlijden waarschijnlijk sprake van een natuurlijke doodsoorzaak, in geval 4 is er sprake van een niet-natuurlijke dood (ongeval). Zo lang de betrokken persoon nog niet is overleden, zal alles er op gericht zijn het sterven te voorkomen. Dat kan tot gevolg hebben dat het lichaam wordt verplaatst, reanimatiehandelingen worden toegepast, geneesmiddelen en / of zuurstof worden toegediend. Wanneer de betrokken persoon dood wordt gevonden, en zeker wanneer daarbij al duidelijke doodskenmerken bestaan (lijkstijfheid, lijkvlekken, afkoeling) zijn levensreddende handelingen zinloos en dienen deze uiteraard achterwege te worden gelaten.
2. Procedure hoe te handelen bij overlijden op een mijnbouwinstallatie 2a. Vaststelling van overlijden De hierna volgende handelingen ter vaststelling van het overlijden van een persoon worden uitgevoerd door de offshore verpleegkundige of, bij afwezigheid van een offshore verpleegkundige, door diegene(n) die belast is (zijn) met de medische verzorging aan boord, te weten de paramedic/ EHBO’er en/of het hoofd van de mijnbouwinstallatie. Bij afwezigheid van de offshore verpleegkundige wordt in het hiernavolgende derhalve onder offshore verpleegkundige mede begrepen paramedic/ EHBO’er en/of het hoofd van de mijnbouwinstallatie. De offshore verpleegkundige neemt, in geval van (waarschijnlijk) overlijden, terstond contact op met de back-up arts van de organisatie die de telefonische back-up diensten levert aan de betreffende mijnbouwinstallatie. Hij/zij bespreekt de bevindingen en doet een gericht onderzoek op aanwijzingen van de arts. De dood is vrijwel zeker indien bij onderzoek aan het lichaam van betrokkene wordt vastgesteld: - dat geen hartslag hoorbaar met de stethoscoop in de hartstreek, en: - dat geen ademhaling waarneembaar is, en: - dat de betrokkene wijde pupillen heeft die niet vernauwen wanneer met fel licht in het oog wordt geschenen, en: - dat geen knipperreactie van het ooglid optreedt bij aanraking van het hoornvies (corneareflex). De dood is al langer geleden ingetreden indien er sprake is van: - lijkstijfheid; - duidelijke afkoeling van het lichaam; - lijkvlekken op laag liggende delen van het lichaam.
Industrie Leidraad nr. 3 Overlijden op mijnbouwinstallatie. Versie 1 (oktober 2003)
Copyright NOGEPA. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze Leidraad mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt,in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOGEPA
4 van 9
De back-up arts stelt na overleg met de verpleegkundige vast of de betrokken persoon overleden is. N.B. - Bij onderkoelde slachtoffers kan het zeer moeilijk zijn de dood vast te stellen. Een onderkoelde patiënt mag pas dood worden verklaard als deze na opwarmen nog steeds de kenmerken van de dood vertoont. - Indien door de verpleegkundige levensreddende handelingen, zoals een reanimatie, worden uitgevoerd en tenslotte blijkt dat het zinloos is om deze voort te zetten, dan worden deze handelingen uitsluitend gestaakt na telefonisch overleg met de back-up arts. Deze arts draagt in dat geval de eindverantwoordelijkheid voor het staken van deze handelingen. 2b. Hoe te handelen na vaststelling overlijden Hierna wordt ervan uitgegaan dat het overlijden van een persoon op een mijnbouwinstallatie een feit is. Dat wil dus zeggen dat de betrokken persoon dood is aangetroffen, of dat hij of zij ten gevolge van een ongeval of ziekte is overleden. Hieronder wordt uiteengezet welke richtlijnen dienen te worden gevolgd door de betrokken functionarissen. Betrokken bij het overlijden van een persoon op een mijnbouwinstallatie zijn ten minste de volgende personen: 1. De offshore verpleegkundige (indien het een installatie betreft met meer dan 25 personen) 2. Het hoofd van de mijnbouwinstallatie 3. De offshore back-up arts voor telefonische advisering 4. Het Kustwacht Centrum te Den Helder 5. De dienstdoende ambtenaar van het Korps Landelijke Politiediensten, unit Noordzee 6. De dienstdoende inspecteur van Staatstoezicht op de mijnen (Sodm) 7. De gemeentelijke lijkschouwer te Den Helder 8. De geconsigneerde functionaris van de betreffende operator 9. De officier van justitie te Amsterdam 10. De dienstdoende douanebeambte te Den Helder 11. De begrafenisondernemer te Den Helder 12. Het Stafbureau van Noordzee officieren De offshore verpleegkundige Heeft de volgende taken: 1. Ervoor zorgdragen dat het lijk niet wordt verplaatst of bewogen, en erop toezien dat op de plaats waar de overledene is gevonden niets wordt verplaatst of veranderd; 2. Onmiddellijke rapportage van het overlijden aan het hoofd van de mijnbouwinstallatie; 3. Eventueel mentaal ondersteunen van overige bemanningsleden van de installatie; 4. Assisteren bij het onderzoek van de gemeentelijke lijkschouwer en – na toestemming hiervoor van de officier van justitie – assisteren bij het gereedmaken van het lijk voor vervoer naar de wal na het onderzoek van de lijkschouwer.
Industrie Leidraad nr. 3 Overlijden op mijnbouwinstallatie. Versie 1 (oktober 2003)
Copyright NOGEPA. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze Leidraad mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt,in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOGEPA
5 van 9
Het hoofd van de mijnbouwinstallatie 1. Informeert de verantwoordelijke functionarissen van de mijnbouwonderneming aan de wal (buiten kantooruren de geconsigneerde van de mijnbouwonderneming) 2. Informeert het Kustwachtcentrum te Den Helder dat op de installatie een persoon is overleden.Het Kustwachtcentrum informeert het KLPD / Unit Noordzee en Sodm. 3. Ziet er op toe dat het lijk niet wordt verplaatst of wordt bewogen tot toestemming is verleend dat dit wel mag geschieden. 4. Nadat aan boord de overledene door de gemeentelijke lijkschouwer is geschouwd en justitie te kennen heeft gegeven dat het lijk mag worden getransporteerd, is het de verantwoordelijkheid van de HMI dat het lijk in een afgesloten zak verpakt wordt en op een brancard gelegd voor transport naar de wal. De HMI kan deze taak delegeren aan de offshore verpleegkundige of aan anderen aan boord. 5. Draagt er zorg voor dat de persoonsdocumenten van de overledenen met het lijk worden vervoerd naar de wal. De offshore back-up arts 1. De offshore arts stelt na telefonisch overleg met de offshore verpleegkundige of het hoofd van de mijnbouwinstallatie vast dat de betrokken persoon waarschijnlijk is overleden. Hij laat zich zo goed mogelijk informeren over de wijze waarop de overledene is aangetroffen dan wel de omstandigheden onder welke de betrokkene is overleden. 2. De offshore arts informeert het Kustwachtcentrum te Den Helder over het overlijden. met het verzoek of het KLPD / Unit Noordzee contact met hem opneemt. 3. De offshore arts stelt de procedure in werking voor een extra vlucht naar de mijnbouwinstallatie. Daarbij wordt de helikopteronderneming gealarmeerd met het verzoek de procedure voor een extra vlucht op te starten, maar pas te vertrekken wanneer alle functionarissen die meegaan gereed zijn voor vertrek.De functionarissen onderhouden onderling contact over tijdstip van vertrek. 4. De offshore arts informeert de contactpersoon van de betreffende mijnbouwonderneming over het vermoedelijke overlijden. 5. De offshore back-up arts informeert telefonisch de gemeentelijke lijkschouwer over de omstandigheden waaronder het overlijden heeft plaatsgehad. 6. De offshore arts kan besluiten zelf mee te vliegen naar de installatie om bijstand te verlenen aan de overige bemanningsleden, of besluiten dit te laten uitvoeren door een andere arts die beschikbaar is voor de offshore medische vluchten. Indien de back-up arts zelf uitvliegt, dient hij vervanging te regelen voor zijn taak als telefonisch back-up arts. 7. Indien de offshore arts niet naar het platform vertrekt houdt deze regelmatig contact met het platform. (Ter info: het Kustwachtcentrum heeft verder geen bemoeienis met voorval) Het Kustwachtcentrum te Den Helder 1. Het Kustwachtcentrum krijgt de melding dat op een mijnbouwinstallatie een persoon is overleden, zowel van het hoofd van de mijnbouwinstallatie als van de offshore back-up arts. Het telefoonnummer waarop de offshore back-up arts bereikbaar is wordt genoteerd. 2. Het Kustwachtcentrum informeert de dienstdoende ambtenaar van het Korps Landelijke Politiediensten Unit Noordzee over het overlijden op een mijnbouwinstallatie onder vermelding van de naam en het telefoonnummer van de offshore back-up arts.
Industrie Leidraad nr. 3 Overlijden op mijnbouwinstallatie. Versie 1 (oktober 2003)
Copyright NOGEPA. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze Leidraad mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt,in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOGEPA
6 van 9
3. Het Kustwachtcentrum informeert de dienstdoend inspecteur van Staatstoezicht op de mijnen over het overlijden op de mijnbouwinstallatie. De ambtenaar van het Korps Landelijke Politiediensten, Unit Noordzee 1. De politieambtenaar krijgt van het Kustwachtcentrum de melding dat op een mijnbouwinstallatie iemand is overleden. 2. De politieambtenaar neemt telefonisch contact op de met de back-up arts en informeert naar de omstandigheden waaronder het overlijden heeft plaatsgevonden. Indien daar aanleiding toe is neemt de politieambtenaar telefonisch contact op met de mijnbouwinstallatie om nadere informatie te verkrijgen. 3. De politieambtenaar informeert de officier van justitie te Amsterdam over het overlijden. 4. De politieambtenaar begeeft zich naar de luchthaven Den Helder voor vertrek naar de mijnbouwinstallatie. 5. Ter plaatse stelt de politieambtenaar een onderzoek in naar de omstandigheden waaronder het overlijden heeft plaatsgehad. De bevindingen worden gerapporteerd aan de officier van justitie te Amsterdam. Indien er aanwijzingen zijn voor strafbare feiten handelt hij conform de richtlijnen die daarvoor gelden. 6. De politieambtenaar draagt er zorg voor dat er door de officier van justitie een verklaring wordt afgegeven voor de douane te Den Helder, vermeldende de naam van de overledene, diens nationaliteit en de plaats waar het lijk uiteindelijk heen wordt vervoerd. De inspecteur van Staatstoezicht op de mijnen 1. De inspecteur van Sodm krijgt van het Kustwachtcentrum de melding dat op een mijnbouw installatie iemand is overleden. 2. De inspecteur neemt telefonisch contact op met het hoofd van de mijnbouwinstallatie en / of de verantwoordelijke functionarissen van de betreffende mijnbouwonderneming en informeert naar de omstandigheden waaronder het overlijden heeft plaatsgehad. 3. Indien daar aanleiding toe bestaat besluit de inspecteur op het platform een onderzoek in te stellen. 4. De inspecteur begeeft zich naar de luchthaven Den Helder voor vertrek naar de mijnbouwinstallatie. 5. Op de installatie stelt de inspecteur een onderzoek in, en rapporteert daarvoor op de daarvoor voorgeschreven wijze. De gemeentelijk lijkschouwer 1. De gemeentelijke lijkschouwer krijgt van de KLPD / Unit Noordzee de melding dat op een mijnbouwinstallatie iemand is overleden en dat deze ter plaatse moet worden geschouwd. 2. De gemeentelijke lijkschouwer neemt telefonisch contact op met de back-up arts en informeert naar de omstandigheden waaronder het overlijden heeft plaatsgevonden. 3. De gemeentelijke lijkschouwer begeeft zich naar de luchthaven Den Helder voor vertrek naar de mijnbouwinstalltie. 4. Op de installatie schouwt de gemeentelijke lijkschouwer het lijk en stelt formeel de dood vast. De bevindingen worden besproken met de politieambtenaar en gerapporteerd aan de officier van justitie te Amsterdam. De lijkschouwer vult de overlijdensverklaring en de doodsoorzaakverklaring in. Indien de overledene een buitenlander was wordt tevens door de lijkschouwer een laisser passer ingevuld.
Industrie Leidraad nr. 3 Overlijden op mijnbouwinstallatie. Versie 1 (oktober 2003)
Copyright NOGEPA. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze Leidraad mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt,in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOGEPA
7 van 9
De geconsigneerde functionaris van de betreffende mijnbouwonderneming 1. De functionaris wordt geïnformeerd door de HMI van de installatie en door de offshore back-up arts over het overlijden offshore. 2. Deze functionaris handelt verder conform de voorschriften die door de betreffende onderneming hiervoor zijn opgesteld. Het informeren van de familie van de overledene heeft daarbij prioriteit en dient op zorgvuldige wijze te geschieden. Indien de overledene niet in dienst was van de mijnbouwonderneming maar bij een onderaannemer, dient de eerstverantwoordelijke van deze firma te worden geïnformeerd. Het in kennis stellen van de familie van de overledenen kan in dit geval ook door functionarissen van de onderaannemer worden verricht. Indien een misdrijf zich heeft voorgedaan zal er overleg zijn tussen de mijnbouwondernemer en de KLPD/Unit Noordzee.
Bijzondere weersomstandigheden Het is denkbaar dat de weersomstandigheden het niet toelaten om zo snel mogelijk na het overlijden naar het platform te vliegen. In dit geval dient zoveel mogelijk volgens de hierboven beschreven procedure te worden gehandeld. Het is denkbaar dat, indien geen enkele aanwijzing bestaat voor een niet natuurlijke dood, justitie toestemming geeft het lijk te verplaatsen. Het lijk dient dan te worden verpakt in een lijkzak en op een koele plaats te worden opgeslagen, waarbij de temperatuur van de ruimte niet onder het vriespunt mag liggen.
Bronvermelding Bij het opstellen van dit document is gebruik gemaakt van de bestaande procedures hoe te handelen bij overlijden op een offshore installatie van Medische Dienstverlening Continentaal Plat BV, van KLM Arbo Services en van de GGD te Den Helder.
Industrie Leidraad nr. 3 Overlijden op mijnbouwinstallatie. Versie 1 (oktober 2003)
Copyright NOGEPA. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze Leidraad mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt,in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOGEPA
8 van 9
Bijlage 1 Besluit van 4 december 1997, houdende voorschriften ter uitvoering van de Wet op de lijkbezorging (Besluit op de lijkbezorging) Paragraaf 9. De wijze waarop wordt gehandeld met lijken van personen, overleden op installaties ter zee. Artikel 26 In deze paragraaf wordt verstaan onder installatie ter zee: een installatie opgericht binnen of buiten de territoriale wateren op de bodem van het deel van de Noordzee waarvan de grenzen samenvallen met die van het aan Nederland toekomende deel van het continentale plat, ongeacht of de bodem gemeentelijk is ingedeeld. Artikel 27 Bij vermoeden van overlijden van een op een installatie verblijvende persoon stelt degene die op die installatie is belast met het verlenen van medische zorg, of bij diens ontstentenis degene die met de leiding der werkzaamheden is belast, zich zo spoedig mogelijk met een arts in Nederland in verbinding, teneinde vast te kunnen stellen of betrokkene is overleden. Artikel 28 Onverminderd artikel 9 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, stelt degene die is belast met de leiding der werkzaamheden op de installatie, de officier van justitie te Amsterdam onverwijld in kennis van het overlijden van een persoon op de installatie, onder vermelding van de naam van de in artikel 27 bedoelde arts. Artikel 29 Wanneer tekenen of aanduidingen van een niet-natuurlijke dood aanwezig zijn of wanneer in verband met andere omstandigheden een niet-natuurlijke dood niet uitgesloten geacht kan worden, wordt het lijk niet verplaatst dan met toestemming van de officier van justitie te Amsterdam. Artikel 30 1. Behoudens in geval de officier van justitie te Amsterdam andere aanwijzingen met het oog op de opsporing van strafbare feiten geeft, draagt degene die is belast met de leiding der werkzaamheden op de installatie er zorg voor dat het lijk onverwijld wordt vervoerd naar het vaste land in Nederland. 2. Indien weersomstandigheden of andere bijzondere omstandigheden onverwijld vervoer beletten, dient het lijk op de installatie te worden behandeld voor bewaring en in een luchtdicht omhulsel op een zo koel mogelijke plaats te worden bewaard, tot het moment waarop de omstandigheden vervoer alsnog toelaten. Artikel 31 1. Invoer van het lijk in Nederland geschiedt ongehinderd, mits aan de douane een verklaring wordt overgelegd, afgegeven door de officier van justitie te Amsterdam, vermeldende de naam van de overledene, diens nationaliteit en de plaats waarheen het lijk uiteindelijk wordt vervoerd. 2. Tenzij de officier van justitie te Amsterdam invoer in Nederland gelast met het oog op de opsporing van strafbare feiten is doorvoer vanaf de plaats waar het lijk is binnengebracht naar het buitenland toegestaan.
Industrie Leidraad nr. 3 Overlijden op mijnbouwinstallatie. Versie 1 (oktober 2003)
Copyright NOGEPA. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze Leidraad mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt,in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOGEPA
9 van 9