Preek HC zondag 51 – Vergeef ons onze schulden Liturgie zondagmorgen 19 september 2010 ‐ Houten ‐ Ds. D. Vonck Gezang 19:3 Votum / zegengroet Psalm 18:1,9 Luisterlied ‘It is well with my soul’ Gebed HC 51 Kindermoment Lezing Psalm 51 Preek HC 51 Vergeef onze schulden Psalm 51:1,2 Genadeverkondiging Opwekking 389 Create in me Gebed en voorbede Collecte Gezang 162:1,4 (‘k Heb geloofd en daarom zing ik) Zegen Geliefde broers en zussen, Hoe ga je om met schuld? Dat is een vraag waar we deze morgen bij stil zullen staan. De bede ‘vergeef ons onze schulden’ gaat over schuld. Het is een belangrijk thema, niet alleen in onze christelijke leer. De Heidelbergse Catechismus wil ons daar iets over vertellen: wat leren wij en waar staan wij voor. Het is ook een heel belangrijk thema voor het christelijke leven. Het christelijke leven gaat niet alleen over wat je weet, maar ook wat je ervaart, wat je voelt. Als christen zijn wij niet zonder zonde geworden, ook niet nadat Jezus voor ons aan het kruis gestorven is; de zonde speelt nog steeds een rol in ons leven. De bijbel maakt dat ook duidelijk: wie zegt dat hij zonder zonde is, heeft het niet begrepen. We mogen weten dat Jezus voor onze zonde gestorven is. Toch hebben we nog steeds te maken met schuld in ons leven. We weten wel dat we met onze zonde en met de dingen die we niet goed doen, tot God mogen gaan en ook te horen mogen krijgen: het is je vergeven. Toch is het daarmee in ons leven lang niet altijd automatisch klaar. Dat zie je heel mooi en heel duidelijk in de psalm 51. Wat te doen met SCHULD? Hoe zit het dan met die schuld en wat moeten we met die schuld? Ik denk dat de eerste les deze morgen is: het is niet zo dat het je christen maakt als je je niet schuldig zou voelen over je zonde of dat je je er druk over zou maken. Wat je een christen maakt is: hoe ga je om met de zonde en de schuld.
En daar gaan we deze morgen over nadenken. We gaan nadenken vanuit het Oude Testament. En dat is misschien wel het eerste vraagteken, want kun je dat wel doen? In het Oude Testament was Jezus Christus nog niet gekomen. Kun je hier wel over praten vanuit het Oude Testament? 2 Samuel 11 en 12: David We gaan samen kijken: we kennen het verhaal uit 2 Samuel 11 en 12. Het gaat erover dat David met Bathseba sliep en dat Nathan later bij hem komt en zegt: jij bent die man. Jij bent die man die op een lome dag wakker werd en aan het eind van de middag wat slenterde in de binnentuin op het dak; dat je daar de buurvrouw zag, dat je merkte dat de hartstocht in je opgevoerd werd; dat je daaraan toegaf en dat je gezegd hebt ‘kom hier in het paleis’; dat je seksuele gemeenschap met haar had en dat bleek dat zij zwanger was. Jij bent die man. David – schuldig: schuld bedekken En wat jij deed, David, was dat jij je schuld ging bedekken. Wat jij deed was Uria, haar man, terughalen van het slagveld en de oorlog waar hij in vocht, met de gedachte: als hij terug komt gaat hij naar zijn vrouw en zullen ze vast gemeenschap met elkaar hebben en dan is duidelijk dat het kind van hem is. Maar dat viel een beetje tegen, want Uria zei: dank u wel, koning, dat ik het mooie cadeau gekregen heb –hij kreeg een cadeau mee‐ en vervolgens ging hij slapen bij zijn manschappen, die achtergebleven waren op de kazerne. David vraagt de volgende dag: waarom ben je niet naar je vrouw gegaan? Uria zegt: waarom zou ik naar mijn vrouw gaan, als al mijn manschappen daar in de oorlog zitten, waarom zou ik eten en drinken en gemeenschap hebben met mijn vrouw, terwijl u mij terughaalt vanwege mijn positie en al die andere mannen dat niet hebben; ik denk er niet over. Dat was weer een moment waarop Davids schuld naar voren kwam en hij gedacht kan hebben: En nu? Wat ga ik nu doen met die schuld? Hij wist wat hij gedaan had. David – schuldig: irritatie en woede Vervolgens gaat hij niet alleen bedekken; hij merkt dat het hem gaat irriteren: tjonge jonge, wat een heilig boontje zeg… werk nou toch eens mee! David denkt: ik help nog een handje en hij voert hem dronken in de hoop dat Uria dan zijn gevoelens en verlangens wel achterna zal lopen en naar huis zal gaan. Maar het lukt weer niet. David voelt zich nog rotter. De schuld wordt nog groter en hij beseft dat. David – schuldig: angst En weer maakt hij een keuze en hij laat de angst de boventoon voeren: oei, als dit ontdekt wordt … oei, wat zal er dan gebeuren … deze man moet dood. David geeft opdracht om Uria zo op te stellen dat het niet kan missen dat hij sneuvelt in de oorlog. En het gebeurt. David lijkt gewonnen te hebben. De schuld is bedekt, niemand hoeft het te weten, hoewel er natuurlijk heel veel mensen al van wisten daar in het paleis. Nathan: JIJ bent die man! ‐ schuldig En dan staat er in 2 Samuel 11 vers 27: maar David wat slecht was in de ogen van de Here. In dat gedeelte wordt al een soort vonnis gegeven. En dan komt Nathan en wat zal dat zeer hebben gedaan: jij bent die man, David!
Wat zal David nu gaan doen? De schuld die hij bedekt had, komt in één keer weer naar boven zetten. Wat zal hij doen? Zal hij het bedekken en zeggen: daar klopt niets van? Zal hij boos worden en zeggen: ach Nathan, ik gooi je in de kerker, weg met jou, ik ben hier de koning? Zal hij bang worden en er voor wegvluchten? David BREEKT: Ik heb gezondigd tegen de Here ( 2 Samuel 12:13a) Nathan: De Here gaat voorbij aan die zonde (2 Samuel 12:13b) Nee, dat doet hij niet. Hij wordt gebroken om het maar letterlijk zo te noemen. De grote koning zegt daar: ik heb gezondigd tegen de Here. Hij wordt gebroken. En dan komt het antwoord van Nathan er direkt achteraan: De Here vergeeft u die zonde, u zult niet sterven. Letterlijk staat er: de Here gaat voorbij aan de zonde. Wat is dit? Hij heeft een moord gepleegd, hij heeft seksueel misbruik gemaakt, hij heeft gelogen… en nu wordt het zomaar eventjes weggestopt? Zomaar in één keer klaar: de Here heeft u vergeven? Is dit ‘met de mantel der liefde bedekken’? Nee, wat hier gebeurt wijst vooruit op Jezus. Romeinen 3: 25, 25: Om JEZUS gaat God voorbij aan zonde uit het verleden Letterlijk staat er in 2 Samuel 12 vers 13: de Here gaat voorbij aan uw zonde. En wat lezen we in het Nieuwe Testament in Romeinen 3 vers 25 en 26: Jezus is gestorven voor de schuld, die in de weg staat om met God om te gaan. En daarmee gaat God voorbij aan de zonden die in het verleden zijn begaan. Zo staat het er letterlijk. Nathan kon zeggen: God heeft je vergeven, omdat het vooruit wees op Jezus Christus die zou komen. David werd hier vergeven, omdat Jezus Christus later zou gaan sterven aan het kruis. Jezus Christus is de basis voor de vergeving van alle zonden, zowel zonden uit het verleden als zonden die we doen en gedaan hebben, nu en toen en later. Daarom kunnen we ook in het Oude Testament hierover lezen; bij David gaat het in die zin net zo als later bij ons. Maar goed, dit weten we op zich wel; tenminste, we horen het heel vaak: onze schuld is vergeven door Jezus Christus. En nu? Ook bij David is het niet zomaar klaar. De zonde die hij gedaan heeft, heeft enorm veel gevolgen. God zegt: de zoon die je inmiddels hebt ontvangen, zal ziek worden en sterven. Waarom? Omdat de naam van God oneer is aangedaan, zodat duidelijk is en niet de volken daaromheen zullen zeggen: zo, die God laat met zich spotten, die koning kan dat allemaal maar zo doen en het heeft helemaal geen gevolgen. Het zal doorwerken in de familie, krijgt David te horen. En het zal minachting gegeven hebben bij het volk: die koning van ons doet ook maar…. Gelukkig mogen we daarin weten –en dat is belangrijk om te zeggen‐ dat nu Jezus Christus gekomen is, we ook mogen geloven dat God nu op die manier niet meer straft, dat God het niet vergeldt in je leven. En toch hebben we te maken met gevolgen van de zonde: dat mensen gekwetst worden door jou; dat je jezelf schuldig blijft voelen over wat je gedaan hebt; dat je je op bepaalde momenten enorm wanhopig voelt en denkt ‘had ik het maar niet zo gedaan, ik zou willen dat ik het terug kon draaien’. Daar gaat psalm 51 over. Psalm 51 is een gebed van David tot God nadat hij gezegd had: Heer, ik heb tegen u gezondigd; nadat Nathan namens God gezegd had: je bent vergeven. David heeft te maken met schuld en schuldgevoelens ook al weet hij: God heeft beloofd mij te vergeven.
En daarom kunnen wij daar iets van leren: hoe je om kunt gaan met zonde en schuld in je dagelijkse leven, in je eigen geestelijke leven. Vier dingen vanuit psalm 51: David GAAT ermee naar God; VERGEEF David gaat er allereerst mee naar God, kijk maar naar vers 3: wees mij genadig, God, in Uw trouw, U bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet. David gaat naar God toe en hij zegt: U bent trouw, U bent genadig: U wilt zonde weg doen zonder er iets voor terug te vragen. U bent vol erbarmen: U ziet dat en het laat U niet koud. U bent die God. David laat daarmee zien en tegelijkertijd eert hij God daarmee door te zeggen: Here God, U bent echt God en zelfs in deze schuld kan ik alleen maar naar U toegaan. Het opvallende is dat David daar best grote woorden in de mond neemt. Ik weet niet of het u wel eens opgevallen is, maar dat dan wij ook in het ‘Onze Vader’. David zegt hier: Wees mij genadig God in Uw trouw en doe mijn daden teniet. Dat zijn wij niet zo gewend om te zeggen. Wat wij zeggen is: Here God, wilt U vergeven, wilt U dagelijks mijn brood geven, wilt U mij bewaren. Terwijl wij daarvoor al gebeden hebben: Uw wil geschiede, U bent goed, U wilt dat ook doen. Dat is de reden waarom we in het ‘onze Vader’ ook zeggen: geef ons heden ons dagelijks brood; vergeef ons onze schulden. Here God, hier kom ik bij U, ik weet dat ik het bij U mag vragen, Heer doe het. Voel je het verschil? Vaak bedoelen we wel hetzelfde als we vragen: wilt U vergeven. Daar is ook niets mis mee, als maar niet in je hart de onzekerheid zit: zou God het wel willen doen? David maakt duidelijk: ik kom hier bij U, wees mij genadig God en doe mijn daden teniet, U kunt dat alleen maar doen. Hij kent God. David VRAAGT om schoonwassing Vervolgens gaat David verder en bidt hij om schoonwassing. Vers 4: was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. In vers 9 zegt hij het weer: neem met majoraan mijn zonden weg en ik word rein, was mij en ik word witter dan sneeuw. Hij zegt niet alleen: Here God doe mijn daden weg, streep die weg uit het strafboek. David zegt ook: ik wil ook helemaal weer schoon worden, ik voel me vies, ik voel me er schuldig over; reinig mij, neem ook dat weg. Hij gebruikt er twee heel treffende beelden bij. Allereerst majoraan, ook wel hysop genoemd. Dat werd bijvoorbeeld gebruikt als er een melaatse was genezen. Dan werd het door de priester gebruikt om iemand weer in te wijden, dat hij weer in de tempel mocht komen. Een ander beeld is: was mij wit, witter dan sneeuw. Ook daar zit het beeld in van witte kleding; witte kleding moet weer helemaal wit worden; zet het maar in de bleekwas. Here God, ik heb een diepte reiniging nodig. Het gaat er niet alleen om dat U zegt: Ik vergeef wat je gedaan hebt, ik wil in Uw ogen ook weer schoon worden en aanvaard worden door U. Daar bidt David om. BELIJD de diepe bron van zonde in jezelf Dan gaat David verder; hij zegt niet alleen ‘ik heb die schoonmaak nodig’, maar hij laat ook zien waarom hij die diepte reiniging nodig heeft. Hij belijdt de diepe oorzaak van de zonden en dat doet hij op heel veel verschillende manieren.
Hij zegt allereerst: ik ken mijn wandaden, ik ben mij steeds van mijn zonden bewust (vers 5), steeds speelt die film voor mijn ogen zich weer af. Als ik diep in mijn hart kijk, komt het mij steeds weer voor ogen. Dan gaat hij verder: tegen U, tegen U ALLEEN heb ik gezondigd en gedaan wat slecht is in Uw ogen (vers 6). Ik vind het een nogal opvallende uitspraak: moet je bedenken wat de familie van Uria zou voelen als ze dit horen. Uria, Bathseba, hun familie en het volk hebben hier toch allemaal mee te maken? Bedenk maar eens bij jezelf, over de dingen waar je je schuldig over voelt; heb je niet juist het gevoel dat je tegenover andere mensen gezondigd hebt, waardoor ze pijn hebben, of moeite hebben? Gaat je schuld niet heel vaak daarover? David maakt duidelijk in dit gedeelte: Here God, als ik Uw wil had gedaan, als ik naar U was blijven luisteren, als ik naar U was blijven kijken, dan waren al die gevolgen er niet geweest. Dan had diegene naast mij geen pijn hoeven lijden, dan had ik dat gedrag niet gedaan. Het is heel opvallend: in de hele psalm zegt hij nergens iets over de seksuele zonde zelf. David maakt duidelijk: als ik dicht bij U was gebleven, dan had ik die dingen niet gedaan. Daarom heb ik tegen U gezondigd en zijn al die andere dingen daar een gevolg van. David gaat verder in vers 6: Laat uw uitspraak rechtvaardig zijn en uw oordeel zuiver. Here God, ik weet dat ik niets bij U te brengen heb, zelfs als u mij zou straffen, het zou U geen schuld opleveren: U bent de Rechter, het is aan U. Als U mij nu weg zou doen; het is Uw goed recht. Dat zegt David verderop ook: neem Uw Heilige Geest niet van mij weg, verban mij niet uit Uw nabijheid (vers 13). U hebt alle recht om dat te doen, Here God, maar doe het niet. Ik vertrouw erop en daarom kom ik bij U. Dan maakt David duidelijk waar dit allemaal uit voorkomt: ik was al schuldig toen ik werd geboren, al zondig toen mijn moeder mij ontving (vers 7). Die zonden zit zo diep in mij, zegt hij. En David gebruikt het hier niet als excuus: ik ben toch tot niets goeds in staat, U weet het Here God, zo ben ik geboren… Nee, David zegt: ik weet heel goed, Here God, dat ik U niets te bieden heb. Ik weet ook heel goed dat, als het aan mij ligt, het ook niet anders gaat worden, want mijn gedrag kwam voort uit gedrag dat zo diep zit. Ik kom bij U, was mij, reinig mij en vergeef mij. David gaat verder, hij vraagt en hij pleit voor vernieuwing. Dat is het laatste wat hij doet. Vanaf vers 12: Schep, O God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn geest, maak mij standvastig. Dat zijn woorden van hoop: Here God, ik kom bij U en leg alles voor U neer. Ik kom met totaal lege handen, dat weet ik, en tegelijkertijd weet ik dat ik bij U de dingen kan halen, dat U het ook wilt geven, want U heeft dat gezegd. Waar David het hier over heeft, spreken de profeten bijvoorbeeld over in Ezechiël: Ik zal je een nieuw hart geven, niet een hart van steen maar een hart van vlees. Schep, O God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn geest, maak mij sterk, red mij en geef mij de vreugde van vroeger, de kracht van een sterke geest. Dan wil ik verdwaalden uw wegen leren, en zullen zondaars terugkeren tot U (vers 15). Vader in de hemel, als U dat doet, als U mij hart vernieuwt, dan weet ik ook dat het zichtbaar gaat worden in wat ik ga doen. Dan weet ik ook dat het gezegend gaat worden en dat andere mensen het gaan merken. Dan levert dat zoveel op, Here God, voor de bouw van Uw koninkrijk. U bent de God die mij redt. Here God, bevrijd mij daarom van de dreigende dood en ik zal juichen om uw gerechtigdheid (vers 16). Here God, die schuld heb ik nu allemaal bij U neergelegd; datgene wat mij de adem ontnam, datgene waardoor ik geen plezier meer had om de dingen te doen, datgene waardoor ik iedere keer dat rotgevoel heb: ik heb het nu bij U neergelegd, ik heb alles erover gezegd en nu, Here God, wil ik zo graag verder. Vernieuw mij, zet mij in. Ik wil dat de waarheid van U mijn hart vervult, ik wil U loven.
David leert ons weer omgaan met schuld. Ook als je weet dat God vergeeft. Ook als je weet dat God je zonden wegdoet in het diepste van de oceaan. Dat zegt Hij en dat doet Hij. Om dat te geloven, om dat in je leven echt werkelijkheid te laten worden; daar wijst David ons de weg in. Ik wil je aanmoedigen om dat te gaan zoeken en om dat te gaan proberen als je in je leven merkt en geconfronteerd wordt met schuld. En bid vooral dagelijks om de vergeving van je schulden. Het is niet voor niets dat Jezus dat leert. Maar laat dan ook de schuldgevoelens en hetgeen je daarna nog ervaart en om je heen ziet, en ook als je te maken hebt met de ravage van je zonde; laat niet jij dan onderweg gaan en zeggen: Here God, ik ga alsnog meer mijn best doen. David zegt: U wilt van ons geen offerdieren en in brandoffers schept U geen behagen (vers 18). Het gaat er niet om dat wij U iets alsnog kunnen bieden, of alsnog kunnen zeggen: ik ga ervoor, hoor… Het offer voor God is een gebroken geest, een gebroken en verbrijzeld hard (vers 19). Dat is iets waar God mee kan. Dat is ook iets waar God iets mee wil, dat wil Hij gaan vernieuwen, krachtig gaan maken en laten doorschijnen naar anderen. VERGEEF mij/ons de schuld. En dat is ook de reden waarom de bede verder gaat: vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren zullen vergeven. De catechismus maakt duidelijk dat het gaat om een vast voornemen om de mensen te gaan vergeven. Het dat kan ontzettend moeilijk zijn, laten we daar vooral niet te makkelijk over praten. Maar daarin blijft staan: alleen wie zijn zonden kent, ook anderen kan vergeven. Alleen wie zijn eigen zonden kent, alleen wie zelf ervaren heeft dat God vergeeft, wie zich daarvan bewust is, die kan ook anderen gaan vergeven. Laten wij die vergeving van God dan ook zoeken. Laten we God zoeken om de schuld weg te nemen. God kan het gebruiken in je leven, God kan zelfs de zonden in je leven gebruiken om dichter bij Hem te komen, om te groeien in de weg naar Hem, om te groeien in de liefde naar anderen, zodat Zijn koninkrijk gebouwd wordt. Amen