Beveel gerust uw wegen… 24 november 2013 (laatste zondag kerkelijk jaar)
Gezang 911: 1/2/3 LB Stil gebed Votum en groet Psalm 146: 1/4 OB Gebod Psalm 146: 5/6 OB Schriftlezing: Genesis 21: 8-21 Psalm 84: 1/3/6 NB Preek Gezang 904: 1/4/5 LB Gedachtenis overledenen Psalm 90: 1 NB Gezang Gezang 412: 2/6 LB Zegen
Preek Gemeente van Christus,
Intro
Op het eerste gezicht lijkt het verhaal dat we hebben gelezen te gaan over het gezin. Dat zal u waarschijnlijk weinig verbazen want de relatie tussen het geloof en het gezin is er een die vaak wordt gelegd. Christelijke partijen hebben het gezin opgenomen in hun partijprogramma en in de christelijke boekhandel zijn stapels christelijke boekjes over gezinsvorming en opvoeding te vinden. Het verrast ons dus niet dat het in ons verhaal gaat over het gezin. Wat ons misschien wel verrast is het drama wat zich afspeelt in dit gezin. Dit verhaal laat ons vooral zien hoe het niet moet. En op de vraag hoe het dan wel
moet geeft het ons eigenlijk geen antwoord. Het verhaal dat we vanmorgen gelezen hebben is op het eerste gezicht een familiedrama.
Dat drama is eigenlijk al begonnen, toen Abraham en Sara ontdekten dat ze geen kinderen konden krijgen. De schoot van Sara was toegesloten en zij is niet de enige in de Bijbel want Rebekka zal er ook last van hebben en Rachel ook en in het Nieuwe Testament komt het ook weer terug. Elizabeth en Johannes waren ook oude mensen. Ook zij hadden de hoop op het krijgen van een kind opgegeven. Het thema van de kinderloosheid loopt als een rode draad door de Bijbel heen. Steeds weer hangt de geschiedenis van Israël aan een zijden draadje. Sara, Rebecca en Rachel, ze zijn alle drie onvruchtbaar, de weg van Israël loopt dood als God zelf niet voor nieuw leven zorgt. Op die manier laten de Bijbelschrijvers zien dat Israël zijn bestaan niet aan zichzelf te danken heeft maar aan God.
Noodoplossing
Abraham en Sara hebben jaren gewacht op nieuw leven als een geschenk van God. Maar het wachten op God duurde lang. Zo lang dat ze het niet meer zagen zitten en zelf met een noodoplossing kwamen. Als Sara zich realiseert dat zij geen kind meer zal baren komt ze met het idee. In haar tent loopt een Egyptische slavin rond. Ze luistert naar de naam Hagar. Als zij voor haar kan werken kan ze ook een kind voor haar baren. Hagar wordt de draagmoeder voor het kind van Abraham en Sara. In onze oren is dit uiterst merkwaardig, maar het schijnt in die tijd vaker te zijn voorgekomen dat er bij een slavin een kind werd verwekt dat werd beschouwd als het kind van haar eigenaren. Sara doet Abram haar slavin cadeau en het zaad kruipt waar het niet gaan kan. Abram slaapt met Hagar. Hagar wordt zwanger en baart een zoon die de naam Ismaël krijgt. Op die manier verzekeren Sara en Abraham zich van nageslacht.
Maar veertien jaar na de geboorte van Ismaël, toen niemand het meer verwachtte, werd Sara zelf op hoge leeftijd zwanger. Door de genade van God schenkt Sara die een leven lang onvruchtbaar was het leven aan een zoon die de naam Isaak krijgt. Het jongetje groeit voorspoedig op en als we het aantreffen in het verhaal dat we vanmorgen hebben gelezen is het ongeveer drie jaar oud. Het is zo oud geworden dat het niet meer zal
drinken van de borsten van zijn moeder en dat wordt gevierd. Abraham richt als trotse vader een groot feestmaal aan op de dag dat Isaak van de borst wordt genomen. Tegen de achtergrond van grote kindersterfte in de eerste levensjaren is het bereiken van deze leeftijd wel een feest waard. Het heeft de eerste levensfase doorstaan. Als het kind de feesttent binnenkomt juicht heel het gezin. Ismaël die al een jaar of zestien is lacht ook maar zijn lach wordt gezien door Sara.
Scheiding
In onze vertaling staat er dat ze een spotlach bij hem ziet, maar het is de vraag of dat klopt, misschien ging het ook wel om een gewone lach, maar Sara wordt zich ineens bewust van zijn aanwezigheid. Nu haar eigen zoon groter wordt gaat ze met andere ogen kijken naar de noodoplossing waar zij en Abraham voor hadden gezorgd. Wat ooit een oplossing had geleken is nu een probleem geworden. Ze ziet in de grotere en oudere Ismaël een rivaal voor haar eigen kind. Abraham, jaag die slavin weg, met die zoon van haar. Sara wil van de noodoplossing af als was het een gebruiksartikel. Ze wil de slavin met haar zoon dumpen nu ze hen niet langer kan gebruiken, maar daarmee heeft ze buiten Abraham gerekend want Abraham is zich wel degelijk gaan hechten aan Ismaël.
Zeer slecht zijn de woorden van Sara in de ogen van Abraham, want in Ismaël gaat het om zijn eigen vlees en bloed. Abraham moet er niet aan denken te luisteren naar dat wat Sara zegt. Hij is koortsachtig op zoek naar een nieuwe noodoplossing. Hij wil trouw zijn aan beide zonen. Maar de stem van God maakt hem duidelijk dat dat niet kan. Abraham gaat hier niet zonder kleerscheuren en littekens uitkomen. Er zijn mensen die denken dat er in het leven een oplossing is voor ieder geschil. Maar soms is er geen oplossing meer en doet het pijn. Je moet lijden onder de gevolgen van je daden en je sleurt anderen daarin mee. Een oplossing zonder pijn is hier niet meer mogelijk. Er zijn situaties waarin lijden onvermijdelijk is.
Kiezen
Dat is een algemene waarheid die voor iedereen te volgen is en ook van toepassing is op dit familiedrama. Het bijzondere aan dit verhaal is dat Abraham de opdracht om te
kiezen krijgt van God. Hij krijgt te kiezen tussen zijn twee zonen van God zelf want in die twee zonen gaat om twee manieren van leven. Ismaël staat voor het vertrouwen in de eigen oplossing. Ismaël is het vleesgeworden ongeduld van Abraham en Sara. Ismaël staat voor het vertrouwen op de eigen mogelijkheden. Ismaël staat voor de zelf getroffen maatregel. Ismaël is het kind dat Abraham en Sara zelf hebben genomen. Daartegenover staat het kind dat Abraham en Sara hebben gekregen. Isaak is geen vleesgeworden ongeduld maar vrucht van het wachten op God. Isaak is geen vrucht van eigen zorgen maar van de zorg van God. Isaak is geen kind dat Abraham en Sara zelf hebben genomen maar een kind dat ze hebben gekregen.
Als we het zo bekijken gaat het om meer dan een familiedrama dat we zo vaak tegenkomen in eigen of andermans leven. In de keuze tussen de twee zonen gaat het om de vraag wat onze laatste zekerheid is. Vertrouw ik op mijn eigen inventiviteit of vertrouw ik op de creativiteit van God. Vertrouwt u op uw eigen maatregelen of vertrouwt u op het zorgen van God. Abraham zou het liefst een combi van die twee willen. Hij wil vasthouden aan Ismaël en Isaak, maar God vraagt hem te kiezen en Jezus zal later precies hetzelfde doen in het evangelie. U kunt het niet allebei, u kunt niet tegelijk God dienen en uw zekerheid zoeken in de mammon die staat voor uw geld.
Abraham moet kiezen maar eigenlijk stel ik het nu veel te open want de stem die hij hoort laat hem geen keus: Abraham, luister naar de stem van Sara, breek met de oplossing die je zelf hebt bedacht. Want het volk dat uit jou geboren zal worden zal zijn bestaan niet aan jou maar aan mij te danken hebben.
Afscheid
Ik denk dat Abraham die nacht geen oog heeft dichtgedaan. Zal hij doen wat God van hem vraagt? Als het weer licht wordt heeft hij een besluit genomen. In onze vertaling staat dat hij vroeg is opgestaan. Hij stelt de beslissing niet uit door zich nog een keer om te draaien in zijn bed. Letterlijk staat er zelfs dat Abraham zijn schouders recht. Vroeg in de morgen neemt hij een brood en een zak water. Hij geeft het aan Hagar, hij legt het op haar schouder en stuurt haar met het kind weg. In de tekst valt er geen woord. Misschien is het ook maar beter op dergelijke momenten even niets te zeggen. Wat hij de
slavin en zijn zoon meegeeft is opvallend weinig want in de woestijn doe je niet lang met een brood en een zak water. Dat is vreemd want Abraham heeft duidelijk laten merken dat hij van zijn zoon houdt. Hij heeft aangegeven dat hij zijn zoon niet zomaar wil dumpen.
Misschien heeft het wel te maken met de keuze die hij moest maken. De keuze was er een tussen zelf zorgen of God laten zorgen. Als Abraham zijn zoon wegstuurt dumpt hij hem niet, maar vertrouw hij hem toe aan God die zelf beloofd heeft voor de zoon van de slavin te zullen zorgen. Hij heeft gezegd dat hij hem tot een volk zal maken. Abraham heeft het in de nacht misschien wel geleerd dat dan ook echt aan God over te laten. Hij zal niet over zijn eigen graf heen regeren door hun een enorme voorraad voedsel mee te geven. Dit afscheid is ook echt een afscheid. Een afscheid van het eigen zorgen en een toevertrouwen aan de zorg van God.
God hoort
Dat dit een waagstuk is wordt duidelijk in het verdere verloop van het verhaal, want al snel nadat Hager en Ismaël de tenten van Abraham hebben verlaten verdwalen ze in de woestijn. Het brood en het water dat ze van Abraham hebben meegekregen is na een paar dagen op. Hagar legt haar zoon in de schaduw van een struik. Zelf gaat ze even verderop zitten. Ze kan het sterven van haar kind niet aanzien. Ze verheft haar stem en weent. Het is alsof haar zoon al is gestorven. Ze bedrijft rouw als over een dode. Of het kind zelf nog van zich heeft laten horen staat er niet bij. Als wij in ons uiterste zijn hebben wij vaak de kracht niet meer om te roepen. Maar God hoort ons ook dan als het bidden ons onmogelijk is geworden. Hij hoort ons als wij happen naar adem. Hij ziet ons als wij kreunen van de pijn. Hij ziet het lijden en heeft oog voor het verdriet. God hoort de stem van de jongen die onder de struik ligt. De hemel scheurt open en Hagar hoort een stem. Wat is er met jou, Hagar? Vrees niet, want God heeft de stem van je zoon gehoord. Sta op, til de jongen overeind en neem hem bij je hand, want ik zal voor hem zorgen en hem tot een groot volk maken.
Water in de woestijn
God opent haar ogen en Hagar ziet een bron met levend water vlakbij haar. Ze vult haar waterzak en geeft haar jongen te drinken. Hagar ziet midden in de woestijn een bron. Die was er natuurlijk ook al voordat haar ogen werden geopend. De bron was vlakbij maar het had maar weinig gescheeld of zij en haar zoon waren omgekomen van de dorst. Ware het niet dat God haar ogen had geopend voor water om te drinken. Als ik dat lees dan gaat het vanzelf zingen in mijn hoofd.
Wandelend in de woestijn hebben wij water gevonden springende als een fontein bronnen geslagen als wonden.
Overvloed, overvloed Gods sprengen van water en leven. (LB 659).
Ik weet niet wat de woestijn is waar u in verkeert, maar dit verhaal verkondigt ons dat het water des levens nooit ver weg is. Naar ons idee kan dat natuurlijk wel het geval zijn. Voor ons gevoel is de wereld om ons heen een dorre woestenij. Maar midden is die woestenij is er water dat doet leven, misschien werd het u wel gegeven in een bemoedigend woord of een luisterend oor, iemand die aan u dacht en van zich liet horen. Dat geeft kracht om verder te gaan, dat is water dat doet leven. Maar we zijn hier vanmorgen niet voor niets in de kerk. In de kerk worden we verwezen naar iets wat uitstijgt boven al het goede dat we krijgen van elkaar. In de kerk staat de doopvont dat ons verwijst naar de fontein die ons gegeven is in Jezus Christus. Hij is het levende water dat gegeven wordt aan mensen die net als Hagar en Ismaël snakken naar water. Hij is het levende water dat wordt gegeven aan mensen die aan het ronddolen zijn in de woestenij.
O alle gij dorstigen, kom tot dit water, en gij die geen geld hebt, kom, koop en eet. Ja zonder uw geld en uw goed mag u komen. Koop zonder geld voedsel en wijn zonder betaling. Waarom toch uw geld en uw moeite te geven / voor wat niet verzadigt, het hart
niet verblijdt? Komt allen tot mij en uw ziel zal herleven / door spijs en door drank die voor eeuwig gedijt (Jes 55/LB 382).
Afsluiting
Het vertrouwen van Abraham is een waagstuk. Hij stuurt zijn zoon de woestijn in. Had hij een andere optie? Ik weet het niet maar ik weet wel dat het volgens de Bijbel niet alleen maar een waagstuk is. Het is op een bepaalde manier ook realistisch. Aan onze eigen mogelijkheden tot zorgen komt vroeg of laat een einde. Hoeveel tijd en energie je ook in je bedrijf steekt; er zijn altijd dingen die onze macht te boven gaan; kan je het dan loslaten in de wetenschap dat er iemand is die voor je zorgt? Kinderen gaan op een gegeven moment het huis uit. Kan je ze dan loslaten en toevertrouwen aan God? Hoe goed wij ook voor onze geliefden zorgen, er komt een moment dat ze zullen sterven, kunnen we ze dan loslaten en toevertrouwen aan de zorg van een ander?
Al je vertrouwen op je eigen zorgen stellen is niet verstandig want het houdt een keer op. De psalm die we aan het begin van de dienst hebben gezongen wijst ons er op dat als de adem van een mens stokt het uit is met zijn plannen (Psalm 146). Zalig ben je pas als je de God van Jacob tot hulp hebt. Zalig ben je als je hoopt op de HERE je God. Zalig ben je als je afscheid kunt nemen van je eigen zorgen omdat je het zorgen kunt toevertrouwen aan God. Laat Ismaël gaan en vertrouw op hem die levend water geeft in de woestijn. Vertrouw op hem die in zijn zoon Jezus Christus water heeft gegeven dat eeuwig leven geeft.
Amen