Praten met de patiënt over problematisch alcoholgebruik Eindrapportage E.G. Burgering-van Gelder, J.H.B.M. Willems 21 december 2012
2
Inhoud 1. Samenvatting .................................................................................................................................... 5 2. Inleiding ........................................................................................................................................... 9 3. Doelstellingen .................................................................................................................................. 9 4. Aanpak ............................................................................................................................................. 9 4.1 Focusbijeenkomst artsen zonder verslavingsgeschiedenis ........................................................ 9 4.2 Interviews artsen met verslavingsgeschiedenis........................................................................ 10 4.3 Een online enquête onder het ledenpanel van de KNMG ........................................................ 10 5. Resultaten focusbijeenkomst artsen zonder verslavingsgeschiedenis ........................................... 10 6. Resultaten interviews artsen met verslavingsgeschiedenis ............................................................ 11 7. Resultaten online enquête .............................................................................................................. 12 7.1 Respons .................................................................................................................................... 12 7.2 Alcoholgebruik......................................................................................................................... 13 7.3 Reacties op stellingen............................................................................................................... 13 7.4 Reacties op opties om te motiveren ......................................................................................... 14 8. De resultaten overwogen ................................................................................................................ 15 9. Conclusie en aanbevelingen ........................................................................................................... 16 Bijlage 1 Items voor gesprek ............................................................................................................. 19 Bijlage 2 Vragenlijst .......................................................................................................................... 20
3
4
1. Samenvatting Uit onderzoek blijkt dat 7 – 11% van de Nederlandse bevolking probleemdrinker is1. Het Nationaal Kompas Volksgezondheid geeft aan dat 10% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder in 2009 een zware drinker was.2 En hoewel definities verschillen, moge duidelijk zijn dat artsen regelmatig te maken krijgen met patiënten waarbij het alcoholgebruik soms een verklaring is voor de klachten en problemen waarmee ze de arts bezoeken. Uit districtsbijeenkomsten van de KNMG kwam naar voren dat artsen het alcoholgebruik niet altijd gemakkelijk ter sprake brengen. Over de verklaringen van die aarzeling is weinig bekend. De KNMG wilde hier meer inzicht in krijgen en besloot in februari 2012 een project te starten ‘Praten met de patiënt over alcoholproblematiek’. De concrete doelstellingen van dit project waren: • inzicht verwerven in factoren die van invloed zijn op het besluit van de arts om het alcoholgebruik van de patiënt aan de orde te stellen in de spreekkamer; • inzicht te krijgen in de mate waarin deze factoren een rol spelen. Onderdeel daarvan was de vraag in hoeverre het eigen alcoholgebruik van de arts een van die factoren zou kunnen zijn. In het project is op drie verschillende wijzen informatie verzameld in relatie tot de doelstellingen. Allereerst is een focusbijeenkomst georganiseerd met zes artsen zonder alcoholprobleem. Tijdens deze bijeenkomst konden de deelnemers openlijk discussiëren over eigen ervaringen en werden ideeën geopperd over belemmerende factoren bij het vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt. Naar voren kwam bijvoorbeeld dat het aankaarten van het alcoholgebruik niet in het standaardrijtje vragen zit. Ook was men van mening dat het eigen alcoholgebruik invloed heeft op de - eigen norm die de arts hanteert voor problematisch alcoholgebruik. Kernpunten van de bijeenkomst waren het ontbreken van een eenduidige norm over problematisch alcoholgebruik en het gebrek aan kennis hiervan in brede zin; het op neutrale wijze aan de orde brengen, symptomen, risicogroepen en interventies. Ten tweede is met een vijftal artsen bij wie in het (recente) verleden sprake was van een alcoholverslaving individueel gesproken. Vanwege de anonimiteit waren de artsen niet bereid deel te nemen aan een focusbijeenkomst. Naar voren kwam dat juist door de eigen ervaring hun kennis over alcoholmisbruik is toegenomen. Dit blijkt thans een positief effect te hebben op het professioneel handelen. Men dacht dat tijdgebrek en/of vergoedingsproblemen zeker een rol spelen bij het besluit alcoholproblematiek aan de orde te stellen. Uit het feit dat het moeilijk bleek artsen met een verslavingsgeschiedenis te laten deelnemen aan een focusgroep en de wens om anoniem te blijven, werd duidelijk dat nog steeds een groot taboe rust op alcoholverslaving. Opvallend was de betrokkenheid van deze ervaringsdeskundige artsen met het onderwerp problematisch alcoholgebruik. Ze vonden het unaniem hun taak als arts om alcoholproblematiek op te sporen en voelden zich voldoende toegerust alcoholgebruik bespreekbaar te maken. Ze voelden daarbij geen belemmering. Patiënten met een ongezonde leefstijl riepen geen weerstand op. Allen zeiden goed op de hoogte te zijn van de aspecifieke signalen die kunnen duiden op problematisch alcoholgebruik en van de behandelmogelijkheden. Bij deze groep artsen is geen sprake (meer) van belemmerende factoren om het alcoholgebruik van de patiënt aan te kaarten. Belangrijk om op te merken is dat allen van mening zijn dat de omvang van problematisch alcoholgebruik groot is en onderschat wordt.
1
Problematisch alcoholgebruik is een drinkpatroon dat leidt tot lichamelijke klachten en/of psychische of sociale problemen dan wel verhindert dat bestaande problemen adequaat worden aangepakt. De geconsumeerde hoeveelheid alcohol is daarbij van ondergeschikt belang. NHG standaard problematisch alcoholgebruik, april 2005 2 www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/alcoholgebruik 8 november 2012. Een zware drinker betekent dat iemand minimaal eenmaal per week zes glazen of meer drinkt.
5
Uit de focusbijeenkomst, de individuele gesprekken alsmede literatuur zijn factoren gedistilleerd die van invloed zouden kunnen zijn op het besluit van de arts om het alcoholgebruik van de patiënt aan de orde te stellen. Hiermee is de eerste doelstelling bereikt; de KNMG heeft thans meer inzicht gekregen in factoren die mogelijk relevant zouden kunnen zijn. Te noemen vallen onder andere: • het schaden van de arts-patiënt relatie; • de taakopvatting van de arts; • het moraliserende aspect van vragen naar alcoholgebruik; • het ontbreken van de vraag in het standaard rijtje vragen; • geen zin hebben om energie te steken in deze problematiek; • het gevoel van weerstand dat patiënten met alcoholproblemen oproepen; • de persoonlijke interesse van de arts; • onvoldoende kennis hebben over de symptomen en behandelingen; • te weinig tijd; • onvoldoende financiële vergoeding. Deze factoren zijn verwerkt in een vragenlijst, die is voorgelegd aan het ledenpanel van de KNMG. De resultaten van de vragenlijst geven antwoord op de vraag in welke mate deze factoren een rol spelen. Tevens is gevraagd in hoeverre het eigen alcoholgebruik een factor is die meespeelt. Het blijkt dat de grote meerderheid van de artsen zelf alcohol drinkt, en hoewel dat niet dagelijks is en met mate, speelt dit bij velen een rol in het bespreken van alcoholproblematiek in de spreekkamer, in die zin dat het lijkt dat het eigen alcoholgebruik het referentiekader is. Hoewel de meeste artsen vinden dat het wél hun taak is alcoholproblematiek op te sporen, en deze patiënten zich zelfs enkele keren per week of per maand presenteren op het spreekuur, vraagt een grote groep niet altijd naar het alcoholgebruik van de patiënt bij klachten die mogelijk duiden op problematisch gebruik. Men voelt zich ongemakkelijk om het ter sprake te brengen, bij velen zit het niet in hun rijtje vragen, het onderwerp staat gevoelsmatig zo ver van hen af dat het niet opkomt om erover te beginnen of men weet niet hoe je dit onderwerp zo neutraal mogelijk aansnijdt. Bij ruim een vijfde van de respondenten roepen dit soort patiënten zelfs weerstand op. Diegenen die wel altijd vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt, besteden in veel gevallen geen tijd aan het behandelen hiervan. Verder wordt duidelijk dat kennis over klachten, risicogroepen en interventietechnieken onvoldoende is en wenst men een eenduidige norm over wat moet worden verstaan onder problematisch alcoholgebruik. Tot slot komt naar voren dat het huidige vergoedingenstelsel een disbalans laat zien tussen de vergoeding voor de zogenaamde ‘harde somatiek’ en gespreksvoering. Het begeleiden van patiënten met een alcoholprobleem kost relatief veel tijd, terwijl daar slechts een standaard beloning tegenover staat. Het is aannemelijk dat dit van invloed is op het al dan niet bespreekbaar maken van het alcoholgebruik van de patiënt. De resultaten van dit onderzoek hebben geleid tot een aantal aanbevelingen, welke besproken zullen worden met de federatiepartners: ¾ Neem de vraag over alcoholgebruik standaard op in de anamnese. ¾ Zorg voor een eenduidige norm onder artsen voor problematisch alcoholgebruik. ¾ Alcoholproblematiek dient in de basisopleiding al behandeld te worden. ¾ Investeer in kennisverbetering van artsen op het gebied van alcoholproblematiek die praktisch toepasbaar is; - kennis over de risicogroepen. - kennis over de symptomen die kunnen duiden op een alcoholprobleem. - kennis over interventietechnieken. - communicatieve tools om op neutrale wijze alcoholgebruik te bespreken.
6
¾ Pas het huidige vergoedingenstelsel aan, zodat er een evenredige verhouding is tussen gespreksvoering en het behandelen van ‘harde somatiek’
7
8
2. Inleiding Tijdens het KNMG congres ‘Van het concert des levens......Medische zorg van wieg tot graf’ (oktober 2009) kwam het groeiend alcoholprobleem onder jongeren aan de orde. De KNMG heeft artsen opgeroepen dit probleem actief op te pakken.3 In 2010 zijn enkele districtsbijeenkomsten georganiseerd waarbij dit onderwerp werd uitgediept. Daarbij waren ruim 130 artsen aanwezig. Bekend is dat problematisch alcoholgebruik4 soms een verklaring kan zijn voor klachten en problemen waarmee een patiënt de arts bezoekt. Het bespreekbaar maken daarvan stuit begrijpelijkerwijs soms op barrières bij de patiënt. Uit de bijeenkomsten kwam echter ook naar voren dat artsen het onderwerp niet altijd gemakkelijk ter sprake brengen. Over de verklaringen van die aarzeling is nog weinig bekend. Meer inzicht in de achtergronden ervan kan bevorderen dat problematisch alcoholgebruik tijdens consulten beter bespreekbaar wordt. Dat bevordert de kwaliteit van de zorg, een hoofddoel waar de KNMG zich sterk voor maakt. Om deze reden is besloten een project te starten dat dit inzicht zou moeten vergroten.
3. Doelstellingen De KNMG is geïnteresseerd in wat artsen motiveert of belemmert om tijdens een consult wel of niet naar het alcoholgebruik van de patiënt te vragen. De concrete doelstellingen van dit project waren de volgende: • inzicht verwerven in factoren die van invloed zijn op het besluit van de arts om het alcoholgebruik van de patiënt aan de orde te stellen in de spreekkamer. • Inzicht krijgen in de mate waarin deze factoren een rol spelen. Onderdeel daarvan was de vraag in hoeverre het eigen alcoholgebruik van de arts een van die factoren zou kunnen zijn.
4. Aanpak In het project is op drie verschillende wijzen informatie verzameld in relatie tot de vraagstellingen. 4.1 Focusbijeenkomst artsen zonder verslavingsgeschiedenis Om inzicht te verwerven in factoren die mogelijk van invloed zouden kunnen zijn op het besluit van de arts om het alcoholgebruik van de patiënt aan de orde te stellen, is allereerst een focusbijeenkomst georganiseerd met artsen die zelf geen alcoholprobleem hebben. De artsen zijn geworven via een oproep in een nieuwsbrief van de KNMG districten. De focusgroep die vervolgens kon worden samengesteld bestond uit twee huisartsen, een huisarts in opleiding, een psychiater, een bedrijfsarts en een orthopedisch chirurg. Tevens was een arts vanuit het ‘ABSartsen; Steunpunt voor artsen met een verslavingsprobleem’ als toehoorder aanwezig als voorbereiding op de individuele gesprekken met artsen met een verslavingsgeschiedenis (zie 4.2). Tijdens de bijeenkomst, onder leiding van een KNMG beleidsadviseur, is gesproken over factoren die belemmerend kunnen werken. Leidraad voor het gesprek waren items (zie bijlage 1) die de deelnemers te voren via de mail van de onderzoekers hebben ontvangen. Deze items, zoals bijvoorbeeld ‘persoonlijke visie arts op alcoholgebruik’, ‘eigen alcoholgebruik’, attitude ten aanzien van (ongezonde) leefstijl van de patiënt’, zijn gedistilleerd uit relevante literatuur. De deelnemers konden eigen ervaringen, meningen en ideeën naar voren brengen. Van deze bijeenkomst is een kort
3 Regiobijeenkomsten aanpak alcoholproblematiek in de spreekkamer. Help, uw patient (ver)zuipt! En wat doet u? Medisch Contact 2010; 65(28): 1433 4 Problematisch alcoholgebruik is een drinkpatroon dat leidt tot lichamelijke klachten en/of psychische of sociale problemen dan wel verhindert dat bestaande problemen adequaat worden aangepakt. De geconsumeerde hoeveelheid alcohol is daarbij van ondergeschikt belang. NHG standaard problematisch alcoholgebruik, april 2005
9
verslag gemaakt. De resultaten van deze focusbijeenkomst zijn verwerkt in een vragenlijst (zie 4.3 en bijlage 2) die later is gebruikt voor een grootschaliger onderzoek. 4.2 Interviews artsen met verslavingsgeschiedenis Aanvankelijk was de opzet ook een focusbijeenkomst te organiseren met artsen met een verslavingsgeschiedenis. Dit om inzicht te verkrijgen in de vraag of bij deze groep andere factoren naar voren komen dan in de groep artsen zonder verslavingsgeschiedenis. Het idee was om de werving te doen via het ABS artsen; het KNMG steunpunt voor artsen met een verslavingsgeschiedenis. Het bleek echter niet mogelijk artsen te vinden die wilden deelnemen aan een plenaire bijeenkomst. Om die reden heeft een van de contactpersonen van ABS-artsen een vijftal artsen individueel gesproken met als leidraad dezelfde items die de deelnemers uit de focusbijeenkomst per mail hadden ontvangen (bijlage 1). Onder deze artsen waren 2 huisartsen, 2 psychiaters en 1 verslavingsarts. Bij alle vijf was in het (recente) verleden sprake geweest van een alcoholverslaving.Van ieder gesprek is een kort verslag gemaakt. 4.3 Een online enquête onder het ledenpanel van de KNMG Een vragenlijst met 46 vragen en stellingen (bijlage 2), mede samengesteld op basis van de resultaten uit de focusbijeenkomst en de individuele gesprekken, is begin september via de mail voorgelegd aan het ledenpanel van de KNMG. Het KNMG ledenpanel bestaat uit 1100 leden van de KNMG en wordt verondersteld representatief te zijn voor alle artsen in Nederland. Voor dit project zijn uit het ledenpanel alleen de voor het onderwerp meest relevante specialismen geselecteerd, te weten, huisartsen, internisten, MDL-artsen, chirurgen, cardiologen, orthopedisch chirurgen, psychiaters, specialisten ouderengeneeskunde, bedrijfsartsen en SEH-artsen, in totaal 605 panelleden. Vanzelfsprekend is deze selectie daarom niet meer representatief voor àlle artsen, maar het doel was vooral gericht op het verkrijgen van zoveel mogelijk relevante informatie. In een tijdsbestek van twee weken zijn twee reminders gestuurd.
5. Resultaten focusbijeenkomst artsen zonder verslavingsgeschiedenis Aan de hand van de items (bijlage 1) werd openlijk gediscussieerd over eigen ervaringen en werden ideeën geopperd over belemmerende factoren bij het vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt. Naar voren kwam bijvoorbeeld dat het de taak van de arts is om alcoholproblematiek op te sporen, maar dat in een ziekenhuis vaak het idee heerst “wij zijn niet van de alcoholpolitie”. Een deelnemer ervaart bij zich zelf een barrière om over het alcoholgebruik te beginnen, waardoor snel genoegen wordt genomen met een sociaal geaccepteerd antwoord van de patiënt. Beginnen over het alcoholgebruik van de patiënt komt snel belerend of moraliserend over, het is moeilijk dat te vermijden. Ook wordt gesteld dat alcoholgebruik niet in het ‘standaard rijtje vragen’ zit. Hierdoor wordt vaak niet gedacht aan het vragen naar het alcoholgebruik. In de opleiding wordt weinig tot geen aandacht besteed aan de signalen die duiden op alcoholproblematiek. Het is daardoor bij de meeste artsen niet bekend welke aspecifieke signalen gerelateerd zouden kunnen zijn aan problematisch alcoholgebruik en wat de risicogroepen zijn. En hoe kan een patiënt met problematisch alcoholgebruik het best behandeld worden? Een van de deelnemers verwoordde “Ik weet eigenlijk niet hoe ik de patiënt adequaat kan helpen, hoe ik dit moet aanpakken”. Het gaat met name over de vraag wat de arts kan doen voor de grootste groep; de ‘milde’ gevallen. Deze groep drinkt eigenlijk (te) veel maar zal zichzelf nog niet als probleemdrinker kwalificeren. Met name door de omvang van deze groep valt hier veel winst te behalen bij vroegtijdige interventie. Vragen naar alcoholgebruik wordt ook geremd door angst om de arts-patiënt relatie te verstoren waarbij het risico aanwezig is dat de patiënt naar een andere praktijk gaat. 10
Het eigen alcoholgebruik heeft zeker ook invloed op de - eigen - norm die de arts hanteert voor problematisch alcoholgebruik. Een arts hanteert soms een dubbele moraal. Een dronken student op de SEH is eigenlijk niet zo erg. “Dat hoort bij het student zijn”. Tijdgebrek speelt altijd een rol. Een medisch-specialist heeft tien minuten voor een consult, een huisarts zeven. Daar tegenover staat dat in de huisartsenpraktijk “tijd je grootste vriend kan zijn” omdat de patiënt meerdere keren terug kan komen. Kernpunten van deze bijeenkomst waren: - Kennis over problematisch alcoholgebruik in relatie tot de gepresenteerde (somatische) klacht onder artsen is ontoereikend. - Kennis over toegepaste actuele epidemiologie met betrekking tot alcoholgebruik en de gevolgen ervan is ontoereikend (denk aan: ‘postactieven’/ouderen, chronische pijn patiënten, gescheiden vaders/moeders, rouwende weduwen /weduwnaars). - Artsen willen tools om alcoholgebruik op neutrale wijze aan de orde te stellen. - Er is behoefte aan een korte interventie voor in de eerstelijn (evidence based). De doelgroep is de grote groep mensen die (te) veel drinken en gezondheidsrisico’s lopen terwijl ze zichzelf (nog) geen probleemdrinker vinden. - Normen over problematisch alcoholgebruik moeten gelijk zijn voor alle groepen van artsen zodat iedere arts hetzelfde verhaal vertelt.
6. Resultaten interviews artsen met verslavingsgeschiedenis Zoals in paragraaf 4.2 al is aangegeven, werden de individuele gesprekken gevoerd aan de hand van een aantal items. Onderstaande resultaten zijn gebaseerd op de verslaglegging van de individuele gesprekken. De artsen vinden het hun taak als arts om alcoholproblematiek op te sporen en zien problematisch alcoholgebruik als ziekte die een medische behandeling behoeft. Men ervaart het niet als moralistisch om naar het alcoholgebruik te vragen en is niet bang om de arts-patiënt relatie te schaden. Ook wordt de privacy van de patiënt niet overschreden bij het vragen naar diens alcoholgebruik, het is immers in het belang van de patiënt. Zoals een van de deelnemers verwoordt: “het is een medische kunstfout om er niet naar te vragen”. Bij allen ‘zit het in het systeem’ om te vragen naar het alcoholgebruik; bij de een is het een integraal onderdeel van het onderzoek (“Vragen naar gebruik heeft prioriteit en dat zou de verantwoordelijkheid van iedere zorgverlener moet zijn”), de ander brengt het altijd ter sprake en enkelen vragen er naar bij (vage) klachten en naar aanleiding van de achtergrond van de patiënt. Bij een enkeling voelt het ongemakkelijk omdat de patiënt soms reageert met verbazing of verbale agressie en dreiging. Tijdens de eigen verslavingsperiode vond een van de deelnemers het wel lastig om naar alcohol te vragen. Alle deelnemers geven aan geen alcohol meer te gebruiken. Ten tijde dat ze nog alcohol gebruikten, had dit een negatieve invloed op hun professioneel handelen, zoals bijvoorbeeld verminderde concentratie of ontremd gedrag. Allen geven aan dat juist door hun ervaringen uit het verleden hun kennis over alcoholmisbruik is toegenomen, wat een positief effect heeft op het professioneel handelen. Zo zegt een van de deelnemers probleemdrinkers sneller te herkennen en een ander zegt er vrij snel en makkelijk naar te vragen, juist omdat hij weet hoe verborgen een alcoholverslaving kan zijn. Patiënten met een ongezonde leefstijl roepen geen weerstand op. Een deelnemer zegt dat het eerder de wens en compassie oproept om herstel te brengen, een ander geeft aan de leefstijl van patiënten meer te zijn gaan respecteren. De mate van motivatie van de patiënt om iets aan zijn alcoholgebruik te doen, speelt bij de deelnemers geen rol om wel of niet naar het alcoholgebruik te vragen. Motivatie is aan de buitenkant niet te zien, en als iemand niet gemotiveerd is, is het volgens een van de deelnemers zijn taak om deze te vergroten. 11
Alle deelnemers kennen de aspecifieke signalen die kunnen duiden op problematisch alcoholgebruik. Ze voelen zich allen voldoende toegerust om alcoholgebruik bespreekbaar te maken Een deelnemer gaf aan het wel een probleem te vinden er naar te vragen als de patiënt met iets heel anders komt. Allen zijn van mening dat de omvang van problematisch alcoholgebruik groot is en onderschat wordt. Bij het al dan niet vragen naar het alcoholgebruik speelt eventueel onvoldoende kennis van behandelingen geen rol: men is goed op de hoogte van de mogelijkheden. Een van de deelnemers (psychiater) geeft aan de patiënt veel te kunnen bieden en ondervindt veel ondersteuning van allerlei instanties. Een ander (huisarts) vindt dat hij de patiënt veel te bieden heeft, maar vindt in het algemeen de verslavingszorg in Nederland slecht. “In particuliere instellingen is vaak geen sprake van behandeling, maar detoxificatie.” Over de vraag of tijdgebrek en/of vergoedingsproblemen een rol spelen bij het besluit alcoholproblematiek aan de orde te stellen lopen de meningen uiteen. Een van deelnemers vindt het “onzin” dat er te weinig tijd is om alcoholgebruik met de patiënt te bespreken en dat er onvoldoende financiële tegemoetkoming zou zijn. Anderen zeggen tijd te maken om het alcoholprobleem te bespreken, maar het in het algemeen wel een probleem te vinden dat hier geen redelijke vergoeding tegenover staat. Een van de huisartsen verwoordt het als volgt: “Als ik bij een patiënt een chirurgische ingreep doe, krijg ik een speciale M&I-verrichting vergoed, namelijk € 85. Als ik een goed inventariserend gesprek met een patiënt heb van meer dan twintig minuten mag ik €18,- rekenen. Wij hebben in Nederland een positieve discriminatie voor harde somatiek. Deze vergelijking geldt bijvoorbeeld ook voor het begeleiden van een patiënt die depressief is: maximaal €18,- voor een gesprek ( van soms wel een uur; terwijl ik een lipoom soms in 15 minuten verwijderd heb voor € 85 euro!) Wil je een verslaafde goed helpen, een goede start laten maken, dan heb je gewoon als arts een aantal gesprekken nodig. Acceptatie, medicatie, verwijzing naar AA en tweede lijn ( motivatie hiervoor) etc.. Ik doe dit wel, maar ik krijg hier geen vergoeding voor. Ik kan mij heel goed voorstellen dat er huisartsen zijn die denken ( om deze reden): als ik er niets voor krijg dan moet een ander de draad maar oppakken .” Deze artsen behoeven geen motivatie om alcohol aan de orde te brengen. Bij elk vermoeden van problematisch alcoholgebruik dient actie ondernomen te worden.
7. Resultaten online enquête 7.1 Respons Van de 605 benaderde KNMG panelleden bleven door ‘out of office replies’ of ‘mailbox full’ uiteindelijk 587 deelnemers over. Hiervan heeft 43.6% de vragenlijst ingevuld (n=257). Zoals al aangegeven betreft het geen representatieve steekproef, zeker niet per specialisme. Zo waren cardiologen, chirurgen, orthopedisch chirurgen, SEH artsen en specialisten ouderengeneeskunde ondervertegenwoordigd. De grootste groep was huisarts, 54.1%, gevolgd door bedrijfsartsen 14.7% en psychiaters 10.9% De meerderheid van de respondenten heeft een leeftijd tussen de 46 en 60 jaar (54.1%). Ongeveer evenveel mannen (49.4%) als vrouwen (50.6%) vulden de vragenlijst in. Tabel 1 specialisme Specialisme Huisarts Internist MDL-arts Chirurg Cardioloog Orthopedisch chirurg Psychiater Specialist ouderengeneeskunde Bedrijfsarts SEH-arts Anders
Percentage 54.1 5.1 1.2 1.9 0.8 0.4 10.9 6.2 14.7 0.0 4.7 100
12
7.2 Alcoholgebruik De grote meerderheid, 89.1%, drinkt zelf alcohol. De helft van de respondenten drinkt gemiddeld 1 – 5 glazen alcohol (van welke soort dan ook) per week. Bijna een derde drinkt 6 – 10 glazen en 15.8% drinkt 11 – 15 glazen per week. Een klein percentage (1.3%) drinkt 16 – 20 glazen, of meer dan 20 glazen per week (2.2%). De grote meerderheid (86.4%) drinkt niet iedere dag alcohol. Van de respondenten denkt 38.1% dat zijn eigen alcoholgebruik een rol speelt bij het bespreken van alcoholproblematiek in de spreekkamer. Bij de artsen waarbij het eigen alcoholgebruik een rol speelt werd o.a. aangegeven: “ben zelf een stevige innemer”, de norm/richtlijn overschrijd ik zelf en dat is bepalend voor beoordeling van cliënten/patiënten”, “als de dokter teveel drinkt, is de neiging om dit bij een patiënt te bepreken kleiner”, “eigen referentiekader bepaalt” (10x), een patiënt drinkt teveel als hij meer drinkt dan zijn dokter ” (2x), “het gevaarlijke gedrag is uit eigen ervaring bekend”, “ik al snel vind dat iemand te veel drinkt”, ik geneigd ben het te vergoelijken” en “ik begrijp dat het lekker is”. Gemiddeld vonden de respondenten maximaal 14 glazen alcohol per week voor mannen nog aanvaardbaar en 10 glazen per week voor vrouwen. Bij bijna een kwart van de respondenten (24.9%) komt problematisch alcoholgebruik bij een patiënt enkele keren per week voor tegen en bij ruim een derde van de respondenten (37.0%) enkele keren per maand. 59.9% van de respondenten vraagt niet altijd naar het alcoholgebruik van de patiënt bij klachten die mogelijk duiden op problematisch alcoholgebruik (bijvoorbeeld slaapproblemen, hypertensie, diarree). Van de respondenten die daar wel altijd naar vragen, geeft ongeveer 20% aan soms (18,4%) tot zelden (2,9%) specifiek tijd te besteden aan het behandelen van problematisch alcoholgebruik. 7.3 Reacties op stellingen De enquête bevatte een aantal stellingen rond vragen naar problematisch alcoholgebruik. Deze stellingen zijn voorgelegd aan de deelnemers die niet altijd vragen naar het alcoholgebruik bij relevante klachten van de patiënt (n=154). Zie tabel 2 voor een overzicht. Een vijfde van de respondenten (20.1%) is van mening dat alcohol geen ziekte is die behandeling behoeft, maar dat sprake is van een gedragsprobleem. De grote meerderheid, 81.2%, vindt het zijn taak om alcoholproblematiek op te sporen, maar 16.2 % voelt zich ongemakkelijk als hij vraagt naar het alcoholgebruik. Bij 40.3% van de respondenten zit het ter sprake brengen van het alcoholgebruik niet in het ‘standaard rijtje vragen’ die worden gesteld bij de anamnese. En bij bijna 10% staat alcoholproblematiek gevoelsmatig zover van hem af dat het niet opkomt om hierover te beginnen. Bijna 10% weet niet goed hoe hij op een neutrale wijze naar het alcoholgebruik van de patiënt kan vragen. Bijna 30% van de respondenten vindt dat hij veel patiënten te weinig op het spreekuur ziet om problematisch alcoholgebruik aan te kaarten. Bij ruim een vijfde van de respondenten (22.7%) roepen patiënten met problematisch alcoholgebruik weerstand op. Een vijfde van de respondenten vindt dat de patiënt zelf het initiatief moet nemen om behandeld te worden. Ruim een vijfde van de respondenten (22.2 %) geeft aan niet goed te weten wat de klachten zijn die leiden tot een vermoeden van problematisch alcoholgebruik. En 18.8% weet niet goed wat de risicogroepen voor problematisch alcoholgebruik zijn. Ruim de helft van de respondenten (51.3%) is niet op de hoogte van het bestaan van kortdurende interventietechnieken met betrekking tot problematisch alcoholgebruik en een ruime meerderheid (70.8%) past kortdurende interventietechnieken niet toe in zijn praktijk. Een kwart (26.6%) weet eigenlijk niet hoe hij de patiënt adequaat zou kunnen helpen en (27.3%) vindt dat hij de patiënt eigenlijk weinig te bieden heeft om problematisch alcoholgebruik te behandelen.
13
66.2% vindt niet dat hij tijdens een consult te weinig tijd heeft om te vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt, maar de helft (50.6%) is wel van mening dat hij te weinig tijd heeft om patiënten met een alcoholprobleem te begeleiden. Tevens vindt ruim een derde (37.7 %) dat een adequate financiële vergoeding voor de inzet van interventies rond problematisch alcoholgebruik ontbreekt. 7.4 Reacties op opties om te motiveren Van de respondenten vindt 61.0% dat er voor alle artsen een eenduidige en identieke norm over problematisch alcoholgebruik dient te zijn. Driekwart (75.3%) vindt dat aan artsen een praktische korte training met betrekking tot interventies zou moeten worden aangeboden in de regio en dat het gewenst is dat zijn kennis over alcoholproblematiek die praktisch toepasbaar is, wordt opgefrist (75.3%). Bijna 30% van de respondenten heeft tools nodig om alcoholgebruik op neutrale wijze aan de orde te brengen. En de helft (49.4%) vindt dat tegenover zijn inzet bij problematisch alcoholgebruik een adequate financiële vergoeding dient te staan. Tabel 2 Stellingen mbt persoonlijke factoren n=154 Stelling
Eens
Neutraal
Oneens
4.55 20.1
14.3 27.3
81.2 52.6
3.9
9.7
86.4
16.2 4.5 1.3
20.1 9.7 1.9
63.6 85.7 96.8
40.3 1.9 7.1
35.1 24.0 24.7
24.7 74.0 68.2
9.1
22.7
68.2
90.9
7.1
1.9
8.4 9.7
16.9 10.4
74.7 79.9
29.2
25.3
45.5
Persoonlijke factoren Het is niet mijn taak om alcoholproblematiek op te sporen. Problematisch alcoholgebruik is geen ziekte die behandeling behoeft maar is een gedragsprobleem. Ik ben bang dat ik de arts-patiënt relatie schaad bij vragen over diens alcoholgebruik. Ik voel mij ongemakkelijk als ik naar het alcoholgebruik vraag. Het is moralistisch om naar het alcoholgebruik te vragen. Ik vind dat ik de grenzen van de privacy van de patiënt overschrijd bij het vragen naar diens alcoholgebruik. Het zit niet in mijn ‘rijtje’ vragen die ik stel bij de anamnese. Ik heb niets met problematisch alcoholgebruik. Problematisch alcoholgebruik heeft mijn interesse niet, waardoor ik het niet snel ter sprake breng. Alcoholproblematiek staat gevoelsmatig zover van me af dat het eigenlijk niet in me opkomt om er over te beginnen. Het is afhankelijk van de klachten die de patiënt presenteert of ik vraag naar het alcoholgebruik. Eigenlijk zit ik niet op een positief antwoord van de patiënt te wachten. Ik weet niet goed hoe ik op een neutrale manier naar het alcoholgebruik van de patiënt kan vragen. Veel patiënten zie ik te weinig op het spreekuur om problematisch alcoholgebruik aan te kaarten.
5
percentage
14
Eens
Neutraal
Oneens
5.2
19.5
75.3
22.7 8.4
32.5 12.3
44.8 79.2
14.9 20.1
21.4 30.5
63.6 49.4
7.1
18.8
74.0
22.2
31.4
46.4
18.8
27.3
53.9
25.3
23.4
51.3
11.7
17.5
70.8
26.6 27.3
39.0 29.2
34.4 43.5
14.9
18.8
66.2
50.6 37.7
24.7 46.8
24.7 15.6
61.0
25.3
13.6
75.3
19.5
5.2
75.3
15.6
9.1
28.6 49.4
26.0 39.0
45.5 11.7
Attitude t.o.v. problematisch alcoholgebruik van de patiënt Het heeft weinig zin om als arts energie te steken in het alcoholprobleem van een patiënt. Patiënten met problematisch alcoholgebruik roepen weerstand bij mij op. Alleen als ik denk dat de patiënt gemotiveerd is om behandeld te worden, heeft het zin om naar zijn alcoholgebruik te vragen. Zonder voldoende praktijkondersteuning heb ik de patiënt niets te bieden. De patiënt moet zelf het initiatief nemen om behandeld te worden voor problematisch alcoholgebruik. Problematisch alcoholgebruik duidt op gebrek aan wilskracht. Kennis van vroegtijdig herkennen van problematisch alcoholgebruik Ik weet niet goed wat de klachten zijn die leiden tot een vermoeden van problematisch alcoholgebruik. Ik weet niet goed wat de risicogroepen voor problematisch alcoholgebruik zijn. Kennis van behandelen van problematisch alcoholgebruik Ik ben op de hoogte van het bestaan van kortdurende interventietechnieken mbt problematisch alcoholgebruik Ik pas kortdurende interventietechnieken bij problematisch alcoholgebruik in mijn praktijk toe. Ik weet eigenlijk niet hoe ik de patiënt adequaat zou kunnen helpen. Ik heb de patiënt eigenlijk weinig te bieden om problematisch alcoholgebruik te behandelen. Tijd en geld Ik heb tijdens een consult te weinig tijd om ook nog te vragen naar het alcoholgebruik van de de patiënt. Ik heb te weinig tijd om patiënten met een alcoholprobleem te begeleiden. Een adequate financiële vergoeding voor de inzet van interventies rond problematisch alcoholgebruik ontbreekt. Opties om artsen te motiveren om naar alcoholgebruik patiënt te vragen Er dient voor alle artsen een eenduidige en identieke norm over problematisch alcoholgebruik te zijn. Er zou aan artsen een praktische korte training mbt de toepassing van kortdurende interventies moeten worden aangeboden in de regio . Opfrissen van mijn kennis over alcoholproblematiek die praktisch toepasbaar is, acht ik gewenst. Ik heb tools nodig om alcoholgebruik op neutrale wijze aan de orde te brengen. Er dient een adequate financiële vergoeding te staan tegenover mijn inzet voor problematisch alcoholgebruikers.
8. De resultaten overwogen Bij de deelnemers aan de focusgroep valt op dat men het enerzijds een taak vindt van de arts om alcoholproblematiek op te sporen, maar anderzijds zit het niet in het ‘standaardrijtje vragen’ onder andere omdat het snel belerend of moraliserend over komt en men bang is de arts-patiënt relatie te verstoren. Als men echter wel vraagt naar het alcoholgebruik wordt genoegen genomen met een sociaal geaccepteerd antwoord van de patiënt. Dit lijkt niet alleen te maken te hebben met onvoldoende kennis over problematisch alcoholgebruik, maar ook met het niet goed weten hoe de patiënt het beste geholpen kan worden. Daarbij gebruiken artsen zelf ook alcohol en kan de neiging ontstaan om een eigen norm te hanteren over wat wel en wat niet meer aanvaardbaar alcoholgebruik
15
is. Men denkt dat nog veel winst is te behalen bij vroegtijdige interventie bij de ‘milde’ gevallen; de groep die eigenlijk (te) veel drinkt, maar zichzelf nog niet als probleemdrinker kwalificeert. Bij de groep artsen met een verslavingsgeschiedenis werd meteen duidelijk dat nog steeds een groot taboe rust op alcoholverslaving. Het bleek moeilijk artsen met een verslavingsgeschiedenis te vinden die bereid waren deel te nemen aan dit project. Degenen die deelnamen, wilden anoniem blijven. Deze ervaringsdeskundige artsen vonden het unaniem hun taak als arts om alcoholproblematiek op te sporen en voelden zich voldoende toegerust alcoholgebruik bespreekbaar te maken en voelden daarbij geen belemmering. Patiënten met een ongezonde leefstijl riepen bij deze groep artsen geen weerstand op. Allen zeiden goed op de hoogte te zijn van de aspecifieke signalen die kunnen duiden op problematisch alcoholgebruik en van de behandelmogelijkheden. Opvallend is ook dat allen van mening zijn dat de omvang van problematisch alcoholgebruik onderschat wordt. Duidelijk werd ook geschetst dat het huidige vergoedingensysteem een positieve prikkel afgeeft om ‘harde somatiek’ te behandelen; een gesprek met de patiënt levert de huisarts veel minder op dan bijvoorbeeld een kleine chirurgische ingreep. Uit de resultaten van de vragenlijst is een aantal zaken opvallend te noemen. De grote meerderheid drinkt zelf alcohol, en hoewel dat niet dagelijks is en vergeleken met het gemiddelde landelijke gebruik relatief matig, speelt dit bij velen een rol in het bespreken van alcoholproblematiek in de spreekkamer, waarbij met name het eigen alcoholgebruik het referentiekader lijkt te zijn. Terwijl de meeste artsen vinden dat het wél hun taak is alcoholproblematiek op te sporen, en deze patiënten zich zelfs enkele keren per week of per maand presenteren op het spreekuur, vraagt een grote groep niet altijd naar het alcoholgebruik van de patiënt bij klachten die mogelijk duiden op problematisch gebruik. Men voelt zich ongemakkelijk om het ter sprake te brengen, het zit niet in hun rijtje vragen of men weet niet hoe je dit onderwerp zo neutraal mogelijk aansnijdt. Enkelen vinden dat problematisch alcoholgebruik een gedragsprobleem is en bij sommige roepen dit soort patiënten zelfs weerstand op. Diegenen die wel altijd vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt, besteden in veel gevallen geen tijd aan het behandelen hiervan. Verder is duidelijk dat kennis over klachten, risicogroepen en interventietechnieken onvoldoende is en wenst men een eenduidige norm voor alle artsen over wat moet worden verstaan onder problematisch alcoholgebruik.
9. Conclusie en aanbevelingen Conclusies ¾ Veel artsen zien het als hun taak alcoholproblematiek op te sporen. ¾ Veel artsen hebben onvoldoende kennis van klachten die kunnen duiden op problematisch alcoholgebruik. ¾ Veel artsen hebben onvoldoende kennis van de risicogroepen van problematische alcoholgebruik ¾ Veel artsen hebben onvoldoende kennis van korte interventietechnieken bij problematisch alcoholgebruik. ¾ Weinig artsen passen korte interventietechnieken toe in hun praktijk. ¾ Onder artsen is geen eenduidige norm voor problematisch alcoholgebruik. ¾ Het huidige vergoedingenstelsel laat een disbalans zien tussen de vergoeding voor de zogenaamde ‘harde somatiek’ en die voor begeleiding via o.a. gespreksvoering. ¾ Het eigen alcoholgebruik heeft ook invloed bij het bespreken van het alcoholgebruik van de patiënt; het eigen gebruik lijkt gebruikt te worden als norm. Aanbevelingen ¾ Neem de vraag over alcoholgebruik standaard op in de anamnese. 16
¾ Zorg voor een eenduidige norm onder artsen voor problematisch alcoholgebruik. ¾ Alcoholproblematiek dient in de basisopleiding al behandeld te worden. ¾ Investeer in kennisverbetering van artsen op het gebied van alcoholproblematiek die praktisch toepasbaar is; - kennis over de risicogroepen. - kennis over de symptomen die kunnen duiden op een alcoholprobleem. - kennis over interventietechnieken. - communicatieve tools om op neutrale wijze alcoholgebruik te bespreken. ¾ Pas het huidige vergoedingenstelsel zodanig aan, dat er een evenredige verhouding is tussen vergoedingen voor gespreksvoering en voor het behandelen van ‘harde somatiek’
17
18
Bijlage 1 Items voor gesprek Focusgroep KNMG pilot ‘Alcoholgebruik patiënt bespreekbaar maken’ 10 mei 2012 Problematisch alcoholgebruik is soms een verklaring voor klachten en problemen waarmee een patiënt de arts bezoekt, maar het bespreekbaar maken daarvan stuit soms op barrières bij de patiënt en bij de arts. Onduidelijk is waarom dit bij artsen op barrières stuit. De KNMG is geïnteresseerd in wat artsen motiveert om wel of niet naar het alcoholgebruik van de patiënt te vragen. Welke factoren spelen bij hen een rol ten aanzien van het al dan niet bespreken van alcoholgebruik tijdens een consult? Leidraad van het gesprek zijn de volgende items.
1. Persoonlijke visie arts op alcoholgebruik 2. Eigen alcoholgebruik 3. Attitude ten aanzien van de (ongezonde) leefstijl van de patiënt 4. Kennis ten aanzien van vroegtijdig herkennen van problematisch alcoholgebruik 5. Kennis van het behandelen van problematisch alcoholgebruik 6. De rol van tijd en geld 7. Wat zou moeten gebeuren om alcohol wel aan de orde te brengen?
19
Bijlage 2 Vragenlijst Anonieme vragenlijst KNMG ledenpanel in het kader van de pilot ‘Kwantitatief onderzoek alcohol in de spreekkamer’ 30 aug 2012 1
Inleiding n=257 Wat is uw specialisme?
14.1 glazen per week weet ik niet 1.7 glazen per dag
40.5 1.9 54.9
10.2 glazen per week weet ik niet dagelijks
43.2 1.9 6.2
24.9 37.0 27.2
enkele keren per week enkele keren per maand minder dan enkele keren per maand nooit weet ik niet
Nee→ ga naar vraag 9
59.9
Ja→ ga naar vraag 8 altijd
40.1 30.1
meestal soms zelden nooit
45.6 18.4 2.9 2.9
2
Wat is uw leeftijd?
3
Wat is uw geslacht?
4
Welk maximum aantal glazen alcohol vindt u zelf nog aanvaardbaar bij mannen?
5
6
7
8
Welk maximum aantal glazen alcohol vindt u zelf nog aanvaardbaar bij vrouwen? Hoe vaak komt u problematisch alcoholgebruik tijdens het spreekuur tegen?
Sommige klachten zoals bijvoorbeeld slaapproblemen, hypertensie, diarree, kunnen te maken hebben met (problematisch) alcoholgebruik. Vraagt u bij relevante klachten altijd naar het alcoholgebruik van de patiënt? Indien de patiënt een alcoholprobleem blijkt te hebben, besteedt u dan specifiek tijd aan het behandelen van het problematische alcoholgebruik? n=103
% 54.1
huisarts medisch-specialist:
internist
MDL-arts
chirurg
cardioloog
orthopedisch chirurg
psychiater specialistouderengeneeskunde bedrijfsarts SEH-arts Anders < 35 35 – 40 41 - 45 46 – 50 51 - 55 56 - 60 > 60 M V 2,4 glazen per dag
5.1 1.2 1.9 0.8 0.4 10.9 6.2 14.7 0.0 4.7 8.6 13.6 10.5 14.8 24.5 14.8 13.2 49.4 50.6 57.6
1.6 3.1
→ ga naar vraag 43
20
9
Bij onderstaande stellingen wordt uitgegaan van de situatie dat u tijdens een consult NIET altijd expliciet vraagt naar het alcoholgebruik van de patiënt. Bent u het eens of oneens met de volgende stellingen of staat u er neutraal tegenover. Neutraal betekent: niet eens, niet oneens. Persoonlijke factoren n=154 Het is niet mijn taak om alcoholproblematiek op te sporen.
10
12
Problematisch alcoholgebruik is geen ziekte die behandeling behoeft maar is een gedragsprobleem. Ik ben bang dat ik de arts-patiënt relatie schaad bij vragen over diens alcoholgebruik. Ik voel mij ongemakkelijk als ik naar het alcoholgebruik vraag.
13
Het is moralistisch om naar het alcoholgebruik te vragen.
14 15
Ik vind dat ik de grenzen van de privacy van de patiënt overschrijd bij het vragen naar diens alcoholgebruik. Het zit niet in mijn ‘rijtje’ vragen die ik stel bij de anamnese.
16
Ik heb niets met problematisch alcoholgebruik.
17
Problematisch alcoholgebruik heeft mijn interesse niet, waardoor ik het niet snel ter sprake breng. Alcoholproblematiek staat gevoelsmatig zover van me af dat het eigenlijk niet in me opkomt om er over te beginnen. Het is afhankelijk van de klachten die de patiënt presenteert of ik vraag naar het alcoholgebruik. Eigenlijk zit ik niet op een positief antwoord van de patiënt te wachten.
11
18 19 20 21 22
Ik weet niet goed hoe ik op een neutrale manier naar het alcoholgebruik van de patiënt kan vragen. Veel patiënten zie ik te weinig op het spreekuur om problematisch alcoholgebruik aan te kaarten.
Eens 4.56 Eens 20.1
Neutraal 14.3 Neutraal 27.3
Oneens 81.2 Oneens 52.6
Eens 3.9
Neutraal 9.7
Oneens 86.4
Eens 16.2 Eens 4.5 Eens 1.3
Neutraal 20.1 Neutraal 9.7 Neutraal 1.9
Oneens 63.6 Oneens 85.7 Oneens 96.8
Eens 40.3 Eens 1.9 Eens 7.1
Neutraal 35.1 Neutraal 24.0 Neutraal 24.7
Oneens 24.7 Oneens 74.0 Oneens 68.2
Eens 9.1
Neutraal 22.7
Oneens 68.2
Eens 90.9
Neutraal 7.1
Oneens 1.9
Eens 8.4 Eens 9.7
Neutraal 16.9 Neutraal 10.4
Oneens 74.7 Oneens 79.9
Eens 29.2
Neutraal 25.3
Oneens 45.5
Eens 5.2
Neutraal 19.5
Oneens 75.3
Eens 22.7 Eens 8.4
Neutraal 32.5 Neutraal 12.3
Oneens 44.8 Oneens 79.2
Eens 14.9 Eens 20.1
Neutraal 21.4 Neutraal 30.5
Oneens 63.6 Oneens 49.4
Eens 7.1
Neutraal 18.8
Oneens 74.0
Eens 22.2
Neutraal 31.4
Oneens 46.4
Eens 18.8
Neutraal 27.3
Oneens 53.9
Attitude t.o.v. problematisch alcoholgebruik van de patiënt n=154 23 24 25 26 27 28
Het heeft weinig zin om als arts energie te steken in het alcoholprobleem van een patiënt. Patiënten met problematisch alcoholgebruik roepen weerstand bij mij op. Alleen als ik denk dat de patiënt gemotiveerd is om behandeld te worden, heeft het zin om naar zijn alcoholgebruik te vragen. Zonder voldoende praktijkondersteuning heb ik de patiënt niets te bieden. De patiënt moet zelf het initiatief nemen om behandeld te worden voor problematisch alcoholgebruik. Problematisch alcoholgebruik duidt op gebrek aan wilskracht. Kennis van vroegtijdig herkennen van problematisch alcoholgebruik n=154
29 30
6
Ik weet niet goed wat de klachten zijn die leiden tot een vermoeden van problematisch alcoholgebruik. (n=153) Ik weet niet goed wat de risicogroepen voor problematisch alcoholgebruik zijn.
percentage
21
Kennis van behandelen van problematisch alcoholgebruik n=154 31 32 33 34
Ik ben op de hoogte van het bestaan van kortdurende interventietechnieken mbt problematisch alcoholgebruik Ik pas kortdurende interventietechnieken bij problematisch alcoholgebruik in mijn praktijk toe. Ik weet eigenlijk niet hoe ik de patiënt adequaat zou kunnen helpen. Ik heb de patiënt eigenlijk weinig te bieden om problematisch alcoholgebruik te behandelen.
Eens 25.3
Neutraal 23.4
Oneens 51.3
Eens 11.7
Neutraal 17.5
Oneens 70.8
Eens 26.6 Eens 27.3
Neutraal 39.0 Neutraal 29.2
Oneens 34.4 Oneens 43.5
Eens 14.9
Neutraal 18.8
Oneens 66.2
Eens 50.6 Eens 37.7
Neutraal 24.7 Neutraal 46.8
Oneens 24.7 Oneens 15.6
Tijd en geld n=154 35 36 37
Ik heb tijdens een consult te weinig tijd om ook nog te vragen naar het alcoholgebruik van de de patiënt. Ik heb te weinig tijd om patiënten met een alcoholprobleem te begeleiden. Een adequate financiële vergoeding voor de inzet van interventies rond problematisch alcoholgebruik ontbreekt.
Onderstaande stellingen zijn opties om u te motiveren om in de spreekkamer naar het alcoholgebruik te vragen. Bent u het eens of oneens met de volgende stellingen of staat u er neutraal tegenover. Neutraal betekent: niet eens, niet oneens n=154 Eens Neutraal Oneens 38 Er dient voor alle artsen een eenduidige en identieke norm over problematisch 61.0 25.3 13.6 alcoholgebruik te zijn. Eens Neutraal Oneens 39 Er zou aan artsen een praktische korte training mbt de toepassing van 75.3 19.5 5.2 kortdurende interventies moeten worden aangeboden in de regio . Eens Neutraal Oneens 40 Opfrissen van mijn kennis over alcoholproblematiek die praktisch toepasbaar is, 75.3 15.6 9.1 acht ik gewenst. Eens Neutraal Oneens 41 Ik heb tools nodig om alcoholgebruik op neutrale wijze aan de orde te brengen. 42
28.6 Eens 49.4
Er dient een adequate financiële vergoeding te staan tegenover mijn inzet voor problematisch alcoholgebruikers.
26.0 Neutraal 39.0
45.5 Oneens 11.7
Algemene vragen 43
44
Drinkt u zelf alcohol? n=257
Hoeveel glazen alcohol (van welke soort dan ook) drinkt u gemiddeld per week? n=228
45
Drinkt u iedere dag alcohol? n=228
46
Denkt u dat uw eigen alcoholgebruik een rol speelt bij het bespreken van alcoholproblematiek in de spreekkamer? n=226
Ja (89.1) Nee →einde vragenlijst (10/9 ) 1 – 5 (50.4)
6 – 10 (30.3)
11 – 15 (15.8)
16 – 20 (1.3)
Meer dan 20 (2.2)
Ja (13.6)
Nee (86.4) Ja (38.1) omdat……………………… Nee (61.9) omdat……………………..
Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst! Indien u geïnformeerd wenst te worden over de resultaten van deze vragenlijst, kunt u uw mailadres invullen.
Mailadres
……………….
22
Ruimte voor opmerkingen
23