6. Zorgpad Problematisch Alcoholgebruik
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
1
Zorgpad Problematisch Alcoholgebruik Herziene versie 11 december 2013
Inleiding
3
1.
Afbakening
3
2.
Herkennen en risicofactoren
2.1 2.2
Herkennen van problematisch alcoholgebruik Risico-indicatoren met betrekking tot alcoholproblematiek
5 5 6
3.
Screenen
7 7
4.1 4.2
Diagnostische criteria problematisch gebruik van alcohol Diagnostische criteria alcoholafhankelijkheid
9 9 9
5.
Behandelen
11 12 12 12 12 12 13
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Stadia van gedragsverandering en passende behandelinterventies Motiverende gespreksvoering Zelfhulpgroepen en e-health Kortdurende interventies Psychologische interventies Medicatie Consulteren en verwijzen
14 14 15 16 16 17 17 18
7.
Zorgpad
19
8.
Bijlage
20
9.
Verantwoording
3.1
Screenen en gebruik van vragenlijsten
4.
Diagnose stellen
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Problematisch en kortdurend Problematisch en langdurend Afhankelijk / misbruik en kortdurend Afhankelijk / misbruik en langdurend Medicatie Toezicht en/of steun naasten
6.
Behandelinterventies
2
21
Inleiding Veelvuldig gebruik van alcohol kan naast lichamelijke en psychische klachten, leiden tot psychosociale problemen zoals scheiding, geweld in het gezin, kindermishandeling of problemen op het werk. De maatschappelijke kosten die voortkomen uit veelvuldig alcoholgebruik en de kosten voor behandeling zijn hoog. Mensen die veelvuldig alcohol gebruiken zonder te beseffen dat dit schadelijk is, lopen een hoog risico op lichamelijke en psychosociale problemen, problematisch alcoholgebruik of afhankelijkheid van alcohol. In Nederland gebruikt 81% van de bevolking alcohol. De prevalentie van problematisch alcoholgebruik in de Nederlandse bevolking bedraagt 7 tot 11%. Dat komt neer op zo’n 1 miljoen mensen. Bij mannen ligt de hoogste alcoholconsumptie bij 18-19 jaar, bij vrouwen rond de leeftijd van 27 jaar. Het alcoholgebruik onder jongeren ligt in Nederland hoog vergeleken met andere West-Europese landen. Allochtone scholieren drinken afhankelijk van de bevolkingsgroep 3-10 maal minder dan autochtone.
1.
Afbakening Het zorgpad Problematisch Alcoholgebruik is gericht op volwassenen vanaf 18 jaar met problematisch alcoholgebruik. De behandeling voor mensen met problematisch alcoholgebruik is gebaseerd op de multidisciplinaire richtlijn Stoornissen in alcoholgebruik (Trimbos-instituut, 2009), de NHG-Standaard Problematisch alcoholgebruik (NHG, 20051 ) en op de LESA (Landelijk Eerstelijns Samenwerkings Afspraak) Stoornissen in het gebruik van alcohol (NHG/VVGN, 2010). De volgende begrippen worden gebruikt. Problematisch alcoholgebruik: een drinkpatroon dat leidt tot lichamelijke klachten, psychische of sociale problemen en dat verhindert dat bestaande problemen adequaat worden aangepakt. Problematisch gebruik kan in de regel in de huisartsenzorg goed behandeld worden. Binge drinken: een bijzondere variant van problematisch alcoholgebruik. Het betekent het drinken van grote hoeveelheden alcohol in een korte tijd bij een gelegenheid en dat één of meerdere dagen per week, afgewisseld met dagen zonder alcoholgebruik. Er is risico op alcoholintoxicatie of coma. Alcoholmisbruik: onaangepast drinken, zonder voldoende criteria voor verslaving, met als gevolg significant lijden of verminderd functioneren. Alcoholmisbruik kan in de regel in de huisartsenzorg behandeld worden. Alcoholafhankelijkheid: een combinatie van lichamelijke, psychische en sociale afhankelijkheid van alcohol met lichamelijke of sociale gevolgen van het gebruik. Alcoholafhankelijk wordt in de regel behandeld in de curatieve GGZ (generalistische basis GGZ of gespecialiseerde GGZ) . De diagnosen alcoholafhankelijkheid en alcoholmisbruik worden beschreven in de DSM-IV en hiervoor gelden specifieke criteria (zie onder 4. Diagnose). In DSM-5 wordt gesproken over alcoholgebonden stoornis en de mate van ernst van deze stoornis. CVZ onderzoekt nu de consequenties van DSM-5 voor de pakketvoorzieningen. Tot de tijd dat de consequenties van DSM-5 duidelijk worden blijft DSM-IV leidend voor de diagnostiek en toegang tot de curatieve GGZ. 1 Eind 2014 verschijnt een herziene versie van de NHG-Standaard.
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
3
Huisartsenzorg: hiermee wordt bedoeld de behandeling door de huisarts en/of de praktijkondersteuner GGZ (POH-GGZ). Generalistische basis GGZ: met generalistische basis GGZ wordt bedoeld de behandeling door bijvoorbeeld een psycholoog of verpleegkundig specialist. De generalistische basis GGZ kent vier productgroepen; ‘kort’, ‘middel’, ‘intensief’ en ‘chronisch’. De huisarts moet een verwijzing geven voor de behandeling. Gespecialiseerde GGZ: met gespecialiseerde GGZ wordt bedoeld de behandeling door een gespecialiseerde hulpverlener (psychotherapeut, psychiater), bij voorkeur in een multidisciplinair team van een GGZ-instelling. Ook hiervoor is een verwijzing nodig van de huisarts. De generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ samen worden de curatieve GGZ genoemd. Een instelling voor verslavingszorg biedt veelal zowel behandeling aan binnen de generalistische basis GGZ als binnen de gespecialiseerde GGZ. Een verslavingsconsulent kan zowel een achtergrond als SPV, psycholoog of als verpleegkundig specialist hebben. Zowel de verslavingsconsulent als de verslavingsarts is verbonden aan een instelling voor verslavingszorg. In de volgende hoofdstukken volgt een toelichting op de verschillende onderdelen van het zorgpad Problematisch Alcoholgebruik.
4
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
2. Herkennen en risicofactoren Het in een vroeg stadium herkennen van problematisch alcoholgebruik kan verergering van het alcoholgebruik voorkomen. Hierbij is een alerte houding van alle disciplines op de aanwezigheid van risicofactoren en signalen noodzakelijk.
2.1 Herkennen van problematisch alcoholgebruik Iemand met problematisch alcoholgebruik presenteert dit meestal niet als probleem. Bij een vermoeden van problematisch alcoholgebruik kan bij onbegrepen klachten van de patiënt een leefstijlanamnese afgenomen worden met vragen naar werk en vrijetijdsbesteding, omgaan met ziekte en stress, lichaamsbeweging, roken, eetgewoonten, alcohol- en ander genotmiddelengebruik. De vragen over het alcoholgebruik worden zo in de leefstijlanamnese ingebed. Als de klacht direct in verband staat met alcoholgebruik of als de patiënt het gebruik van alcohol zelf aangeeft kan rechtstreeks naar het alcoholgebruik worden gevraagd. Wanneer een patiënt een of meer van de volgende signalen laat zien, wordt doorvragen naar het alcoholgebruik aanbevolen, in combinatie met het afnemen van een screeningsinstrument (zie paragraaf 3 Screenen). De huisarts, POH GGZ en/of psycholoog neemt de anamnese in de regel af.
signalen Psychische (angst- en/of depressieklachten) of sociale problemen, gecombineerd met slaapproblemen Aanwezigheid van alcoholgeur of sterke geuren ter maskering. Frequent gebruik van en verzoek om tranquillizers en hypnotica. Klachten over moeheid, malaise, tremoren, palpitaties of overmatig transpireren, maag- en darmklachten, zoals refluxklachten en diarree. Frequente spreekuurbezoeken of frequente bezoeken aan eerste hulp van een ziekenhuis.
Bij een vermoeden op problematisch alcoholgebruik wordt dit besproken met de patiënt. Het is belangrijk om de signalen te herkennen en het vermoeden van problematisch alcoholgebruik bespreekbaar te maken. Er wordt uitgegaan van de gepresenteerde klacht. Deze wordt in verband gebracht met alcoholgebruik en de functie van het gebruik, bijvoorbeeld door de volgende vragen: • Bij mensen die dezelfde klachten hebben als u, blijkt dat alcoholgebruik een rol kan spelen bij het in stand houden en verergeren van de klachten. Drinkt u wel eens alcohol? • Heeft u zich wel eens afgevraagd of deze klachten samen kunnen hangen met alcoholgebruik? Een bijzondere variant van problematisch alcoholgebruik is binge drinken: het drinken van grote hoeveelheden (5 glazen of meer) alcoholhoudende drank in een korte periode afgewisseld met dagen zonder alcoholgebruik. Wees er bedacht dat er soms naast alcohol ook andere middelen (marihuana, XTC (ecstasy) en cocaïne) worden gebruikt. De lichtere toxische effecten van alcoholgebruik kunnen schijnbaar gemaskeerd worden door XTC. Gebruikers denken dan handelingen nog goed te kunnen uitvoeren, terwijl dit objectief niet het geval is. Alcoholgebruik op zich of in combinatie met andere middelen
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
5
kan aanleiding zijn tot een acute intoxicatie. Afhankelijk van het promillage manifesteert zich dit met bewustzijnsdaling en ademdepressie, verwardheid en onrust, hypothermie, braken met dehydratie en hypotensie en hypoglycemie. Bij de patiënt met een alcoholintoxicatie wordt direct contact opgenomen met de huisarts/spoedeisende hulp.
2.2
Risico-indicatoren met betrekking tot alcoholproblematiek De belangrijkste groep met een vergroot risico op alcoholproblematiek wordt gevormd door mannen met psychosociale problemen die ingrijpende levensgebeurtenissen meemaken/meemaakten. De familie anamnese voor problematisch alcoholgebruik is vaak positief. Voor andere groepen met een duidelijk verhoogde kans op problematisch alcoholgebruik is geen wetenschappelijke evidentie. Personen die vanwege mogelijk gebruik van medicijnen meer dan gemiddeld schade kunnen ondervinden door alcoholgebruik zijn ouderen en patiënten met een chronische (psychische) ziekte. Bij zwangere vrouwen bestaat er kans op beschadiging van de vrucht en wordt gebruik van alcohol ontraden.
Risico-i n dicatoren vermoeden problematisch alcoholgebru i k Sociale problemen Relatieproblemen, mishandeling, criminele activiteiten, financiële problemen, werkproblemen, verzuim en ongevallen. Psychische problemen Geheugenverlies, black-out (bijvoorbeeld na avond stappen gaten in de herinnering), dementie, stemmingsklachten, alcoholische hallucinaties, automutilatie. Lichamelijke klachten • Algemene lichamelijke klachten, zoals moeheid, malaise, maag- en darmklachten, gewichtsverandering, overmatig transpireren. • Hart-/longklachten, zoals hypertensie, cardiomyopathie, ritmestoornissen, longinfecties. • Zenuwstelsel, zoals hoofdpijn, tremoren, perifere neuropathie, spierpijnen, -zwakte, -atrofie, hyperreflexie, insulten, epilepsie, alcoholintoxicatie, geheugenstoornissen. • Bewegingsstelsel, zoals fracturen. • Urogenitaal, zoals seksuele problemen, verminderde fertiliteit man, menstruatiestoornissen. • Huidproblemen, zoals littekens, brandwonden, spider naevi, erythemateus en oedemateus gezicht, conjuntivale roodheid, erythema palmare. • Laboratoriumonderzoek, naar verhoogde leverwaarden(zoals MCV, gamma- GT, ASAT (SGOT) en ALAT (SGPT)), verhoogd urinezuur. diversen • Veelvuldig spreekuurbezoek. • Klachtenpatroon wisselend en onverklaarbaar. • Geen of onverwachte reactie op behandeling. • Geneesmiddeleninteractie. • Frequent ongevallen. • Overmatig gebruik van en verzoek om hypnotica en tranquillizers. • Melding door derden van problematisch alcoholgebruik. • Overmatig nicotinegebruik. • Overmatig gebruik van geuren, zoals aftershave en dergelijke.
6
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
3. Screenen 3.1
Screenen en gebruik van vragenlijsten Als de patiënt bevestigt alcohol te gebruiken, worden de drinkgewoonten en de functie van het alcoholgebruik in het dagelijks leven besproken. De gebeurt met behulp van de volgende vragen: • Wat vindt de patiënt verantwoord alcoholgebruik, en waarom? (vragen naar overtuigingen en cognities) • Weet de patiënt wat het gezondheidsadvies ten aanzien van alcoholgebruik is? • Wat vindt de omgeving (partner, kinderen, familie, buren, werk, etc) van de patiënt van alcoholgebruik? Inventariseer de hoeveelheid alcoholgebruik van de voorafgaande week, vraag naar het gebruik op het werk, bij het eten en 's avonds. Laat bij twijfel over het gebruik een alcoholdagboek bijhouden. Achterliggende reden van het alcoholgebruik kan duidelijk inzicht geven in al of geen problematisch gebruik (wellicht uitsluitend overmatig, maar niet problematisch). Als de patiënt zegt geen alcohol te gebruiken, wordt bij twijfel over het antwoord doorgevraagd naar drankgebruik op feestjes en drankgebruik in het verleden. Er kan namelijk ook sprake zijn van (tijdelijke) abstinentie bij een probleemdrinker. Aangeraden wordt om tevens een uitgebreider screenings- of diagnostisch instrument te gebruiken (AUDIT, desgewenst in combinatie met de 4 DKL) om vermoedens op schadelijk alcoholgebruik te staven en na te gaan en een inschatting te kunnen maken of er sprake is van alcoholafhankelijkheid. Om alcoholafhankelijkheid in kaart te brengen wordt de DSM-IV gebruikt (parg 4.2). Huisarts, POH GGZ of psycholoog doet de screening. Stappen in diagnostiek: • Screening: Audit of Audit-C • Uitgebreide diagnostiek: DSM-IV • Monitoring: Fiveshot test
Vragenlijsten Bij vermoeden van problematisch alcoholgebruik volgt afname van een van de volgende screeningsinstrumenten: • AUDIT (Alcohol Use Disorder Identification Test): voor het opsporen van problematisch alcoholgebruik en -afhankelijkheid. De AUDIT is veelvuldig onderzocht en is betrouwbaar en valide gebleken. De test bestaat uit tien vragen en afname kost één tot drie minuten. De test kan (eventueel samen met de patiënt) via het internet worden afgenomen. De maximale score is veertig. Bij mannen wijst een score van acht en hoger op problematisch alcoholgebruik, en bij vrouwen en ouderen een score van vijf en hoger. Bij jongeren alert zijn op binge drinken • De verkorte AUDIT-C kan uit praktische overwegingen ook gebruikt worden. Bij mannen is een score van vijf en hoger, en bij vrouwen een score van vier en hoger indicatie voor problematisch alcoholgebruik. Bij jongeren wordt vooral gelet op de derde vraag met het oog op binge drinken en volwassenen die met name in het weekend drinken.
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
7
Op basis van de screening besluit de hulpverlener of dat er geen verdere actie nodig is omdat er geen sprake is van alcoholproblematiek. Als er wel een vermoeden bestaat of er is duidelijk sprake van alcohol gerelateerde problematiek dan is nadere diagnostiek vereist.
Monitoren Om het gebruik van alcohol tijdens het behandeltraject te monitoren en een indruk te krijgen van de omvang van het alcoholgebruik wordt de Fiveshot test aanbevolen. Deze bestaat uit de onderstaande vijf vragen. 1. Hoe vaak drinkt u alcoholische dranken? 2. Hoeveel alcoholische dranken gebruikt u op een typische dag waarop u alcohol drinkt? 3. Ergert u zich wel eens aan mensen die opmerkingen maken over uw drinkgewoonten? 4. Voelt u zich wel eens schuldig over uw drinkgewoonten? 5. Drinkt u wel eens 's ochtends alcohol om de kater te verdrijven?
Mate alcoholgebruik Een indicatie van de hoeveelheid alcoholgebruik en/of dit al dan niet problematisch is, vindt plaats op basis van de antwoorden op de ingevulde screeningslijst.
8
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
4. Diagnose stellen In de DSM-IV wordt verschil gemaakt tussen problematisch gebruik van alcohol en alcoholafhankelijkheid. Wanneer er sprake is van problematisch gebruik van alcohol kan dit behandeld worden in de huisartsenzorg. Wanneer alcoholafhankelijkheid gediagnosticeerd is, wordt doorverwezen naar de generalistische basis GGZ of gespecialiseerde GGZ. Het stellen van (voorlopige) diagnose wordt bij voorkeur gedaan door de huisarts. Eventueel kan bij ernstige klachten direct contact worden opgenomen met de verslavingsarts of -consulent. Het is in verband met vergoedingen aan te raden regionaal afspraken te maken over consultatie met de instelling voor verslavingszorg.
4.1
Diagnostische criteria problematisch gebruik van alcohol2 Problematisch alcoholgebruik heeft actuele psychische of lichamelijke schade tot gevolg. Daarbij is geen sprake van afhankelijkheid, maar wel van duidelijke psychische en/of lichamelijke problemen als gevolg van excessief of overmatig alcoholgebruik.
4.2
Diagnostische criteria alcoholafhankelijkheid Voor de bepaling van de alcoholafhankelijkheid worden de criteria van de DSM-IV toegepast.
Alcoholafhan kelij kh eid Patiënt moet voldoen aan dri e of meer criteria
1. Tolerantie. 2. Onthoudingsverschijnselen a) onthoudingssyndroom; b) drinken om onthoudingssyndroom te verlichten of te vermijden. 3. Meer/langer drinken dan bedoeld. 4. Langdurige wens / niet succesvolle pogingen om te stoppen of te minderen. 5. Veel tijd besteden aan verkrijgen, gebruik en herstel. 6. Belangrijke activiteiten worden opgegeven of verminderd. 7. Doorgaand gebruik ondanks lichamelijke of psychische schade.
2 De huisartsen en andere zorgverleners in de eerste lijn gebruiken ICPC (International Classification of Primary Care)
coderingen voor alcoholgebruik: P15 Chronisch alcoholmisbruik, met subcodes: 01 Alcoholisme, 02 Delirium tremens, 03 Syndroom van Wernicke-Korsakoff; 0.5 Problematisch alcoholgebruik; 06. Binge drinken. Verder is er nog P16. Acuut alcoholmisbruik/-intoxicatie.
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
9
Alcoholmisbru i k Patiënt moet voldoen aan één of meer van on derstaan de criteria
1. Falen om belangrijke taken die bij de eigen rol thuishoren uit te voeren. 2. Herhaald gebruik in gevaarlijke situaties. 3. Herhaalde problemen met justitie in verband met alcoholgebruik. 4. Doorgaand gebruik ondanks sociale of persoonlijke schade.
De diagnostiek leidt tot bepaling van schadelijkheid van het alcoholgebruik of alcoholafhankelijkheid. Hierin worden de duur en de mate van het alcoholgebruik meegenomen.
10
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
5. Behandelen Afhankelijk van de diagnose en de duur van het problematisch alcoholgebruik worden interventies ingezet volgens het stepped care principe met periodieke monitoring. Er wordt gekozen voor de lichtste behandeling die volgens het klinisch beeld verantwoord is. Het beloop wordt gevolgd en bij onvoldoende respons wordt een meer intensieve behandeling geadviseerd. Motiverende gespreksvoering dient te worden ingezet bij alle psychosociale behandelingen van problematisch alcoholgebruik en alcoholafhankelijkheid, ongeacht de ernst van de afhankelijkheid. Kortdurende interventies van 5 – 30 minuten gedurende enkele maanden gebaseerd op motiverende gespreksvoering worden ingezet bij vermoeden van excessief drinken of vermoeden van problematisch gebruik van alcohol, alcoholafhankelijkheid of misbruik. Geadviseerd wordt de partner of andere gezinsleden bij de behandeling te betrekken en om te informeren naar de kinderen. Bij comorbiditeit met angststoornis, ADHD of depressie wordt geadviseerd het alcoholgebruik in combinatie met de angststoornis, ADHD of depressie aan te pakken. Op basis van de geldende richtlijnen kan het volgende onderscheid worden gemaakt in het behandelbeleid met inachtneming van de duur van het gebruik en de diagnose.
alcoholgebru i k
problematisch
afhankelijk
misbruik
Kortdurend (< 3 mnd)
Voorlichting; motiverende gesprekken in huisartsenzorg (huisarts, POH GGZ).
Voorlichting en motiverende gesprekken (huisarts, POH GGZ). Bij onvoldoende resultaat (en op basis van ernst, risico en complexiteit) verwijzen naar verslavingszorg (generalistische basis GGZ of gespecialiseerde GGZ).
Voorlichting en motiverende gesprekken (huisarts, POH GGZ). Bij onvoldoende resultaat (en op basis van ernst, risico en complexiteit) verwijzen naar verslavingszorg (generalistische basis GGZ of gespecialiseerde GGZ).
Langdurend
Voorlichting; motiverende gesprekken in huisartsenzorg (huisarts, POH GGZ). Bij onvoldoende resultaat verwijzen naar verslavingszorg (generalistische basis GGZ).
Voorlichting en motiverende gesprekken (huisarts, POH GGZ). Verwijzen naar verslavingszorg (gespecialiseerde GGZ).
Voorlichting en motiverende gesprekken (huisarts, POH GGZ). Verwijzen naar verslavingszorg (gespecialiseerde GGZ).
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
11
5.1 Problematisch en kortdurend Als problematisch alcoholgebruik nog maar enkele maanden bestaat of niet overmatig is, kan worden volstaan met anamnese en voorlichting door huisarts, POH GGZ of een verwijzing naar de generalistische basis GGZ. We nemen aan, dat de patiënt voldoende inzicht heeft om een beslissing over meer verantwoord alcoholgebruik zelf te nemen en uit te voeren. Heeft voorlichting onvoldoende resultaat dan moet in ieder geval motiverende gespreksvoering worden gegeven, en indien nodig andere behandelinterventies (wel snel opschalen). Het is van belang de naasten (partner, familie) bij de behandeling te betrekken door het geven van informatie en ondersteuning. Zie voor behandelinterventies Hoofdstuk 6. Bij binge drinken van jongeren is het van belang de ouder(s)/verzorger(s) te betrekken.
5.2 Problematisch en langdurend Als het alcoholgebruik schadelijk is en langer dan enkele maanden duurt begint de huisarts of POH-GGZ in de regel met voorlichting en motiverende gespreksvoering. Als dat geen of onvoldoende resultaat biedt, is behandeling in de generalistische basis GGZ door verslavingszorg aangewezen. Het is van belang de naasten (partner, familie) bij de behandeling te betrekken door het geven van informatie en ondersteuning.
5.3 Afhankelijk / misbruik en kortdurend Als het alcoholgebruik vormen van afhankelijkheid vertoont en hiervan niet langer dan enkele maanden sprake is, wordt behandeling (inclusief motiverende gespreksvoering) door de huisarts of POH GGZ aanbevolen. Bij onvoldoende resultaat volgt verwijzing naar de verslavingszorg in de generalistische basis GGZ of de gespecialiseerde GGZ.
5.4 Afhankelijk / misbruik en langdurend Als er sprake is van alcoholafhankelijkheid die lange tijd duurt, wordt aanbevolen direct te verwijzen naar de verslavingszorg in de gespecialiseerde GGZ.
5.5 Medicatie Wanneer de patiënt nog niet in behandeling is bij de gespecialiseerde verslavingszorg, is medicatie zonder verdere behandeling niet zinvol bij het ondersteunen van stoppen of minderen met het alcoholgebruik. Medicamenteuze therapie komt zo nodig in de gespecialiseerde behandeling aan de orde. Medicamenteuze therapie bij problematisch alcoholgebruik kan worden onderscheiden in bestrijding van ontwenningsverschijnselen, vitaminesuppletie en terugvalpreventie. De huisarts kan hier ook een rol in spelen.
12
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
5.6
Toezicht en/of steun naasten Problematisch alcoholgebruik beperkt zich vaak niet tot de patiënt zelf. Ook naasten zijn hier (ongewild) bij betrokken. Hulpverlening houdt daarom ook de zorg voor naasten van de patiënt in. Denk hierbij vooral aan kinderen, partners en ouders. Interventies gericht op toezicht en/of steun van naasten kunnen bestaan uit: • voorlichting; • steun verlenen en advies geven; • inschakelen andere hulpverlening (buurtteam, jeugdzorg, AMK, AMW, Verstandelijk GehandicaptenZorg).
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
13
6. Behandelinterventies 6.1
Stadia van gedragsverandering en passende behandelinterventies De stadia die een patiënt kan doorlopen om te komen tot gedragsverandering met betrekking tot het alcoholgebruik zijn vergelijkbaar met die rondom andere vormen van verslaving zoals roken. De aanpak sluit aan op het stadium waarin de patiënt zich bevindt. De volgende stadia kunnen worden onderscheiden:
A. Voor-bewustwording Patiënt is zich niet bewust van het problematisch karakter van zijn alcoholgebruik en niet gemotiveerd. Beleid: voorlichting waarbij zorgverlener bewustwording van klachten met alcoholgebruik nastreeft (informatie en advies). Van belang is investeren in het contact met de patiënt, zodat de patiënt niet afhaakt.
voorlichti ng • NHG-voorlichting: zie teksten op Thuisarts.nl www.thuisarts.nl/alcohol Hier staan 7 situaties beschreven, met ook verwijzing naar websites, e-health e.d. • www.alcoholinfo.nl (algemene site over alcoholgebruik, met de drinktest, online zelfhulp) • www.drinktest.nl (een online test voor mensen die regelmatig alcohol drinken en hun drinkgedrag willen analyseren) • www.minderdrinken.nl (online zelfhulp) • www.drugsinfo.nl (algemene informatie over drugs)
B. Bewustwording Patiënt kent voor- en nadelen van zijn alcoholgebruik, maar is nog ambivalent over gedragsverandering. Beleid: voorlichting en redenen bespreken om het gedrag al dan niet te veranderen; verantwoordelijkheid blijft bij patiënt. Als patiënt bewust “lastig” is in het erkennen van problematisch gebruik kan het helpen de techniek van socratisch motiveren in te zetten. Socratisch motiveren is een techniek om moeilijke gevallen in de hulpverlening in beweging te krijgen.
C. Voorbereiding Patiënt kiest voor gedragsverandering. Actiefase: patiënt gaat aan de slag met het minderen per direct of geleidelijk. Beleid tijdens voorbereiding en actiefase. Ondersteuning bestaande uit (een van de) volgende interventies: • motiverende gespreksvoering; • zelfhulpgroepen en lotgenoten contact; • e-health; • kortdurende interventies; • cognitieve gedragstherapeutische interventies; • relatie/systeem therapie. Samen met de patiënt een veranderplan maken (doelen, hoe te bewerkstelligen).
14
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
D. Volhouden nieuw gedrag en terugvalpreventie. Patiënt wordt gestimuleerd het nieuwe gedrag vol te houden. Ook terugverwijzing na behandeling in de gespecialiseerde GGZ valt hieronder. De Five shottest adviseren we als instrument voor monitoring. Belangrijke activiteiten: (telefonisch) contact houden met de patiënt, preventieplan bespreken en actueel houden, bespreken signalen van terugval, voorlichting over terugval bespreken, bespreken en oefenen risicosituaties, gebruiken van e-health interventies, verwijzen naar (regionale) verslavingszorg, of verwijzen naar de zelfhulp organisatie Anonieme Alcoholisten (AA). De interventies van patiënten met problematisch alcoholgebruik vragen een empathische, counselende benadering.
6.2
Motiverende gespreksvoering Motiverende gespreksvoering is gericht op het expliciteren en verhogen van de motivering tot gedragsverandering en vergroot de ambivalentie ten aanzien van de gedragsverandering. Kenmerken van motiverende gespreksvoering zijn: 1. Zoeken en mobiliseren van intrinsieke waarden en doelen bij de patiënt om gedragsverandering te stimuleren, zonder normen, waarden of daarop gebaseerde gedragsverandering van de hulpverlener op te dringen. 2. Het is een directieve, patiëntgerichte manier van hulpverlenen om gedragsverandering mogelijk te maken door patiënten te helpen bij het exploreren en oplossen van ambivalentie over het drinkgedrag. 3. Het maakt gebruik van inventarisatie van voor- en nadelen van de verandering. Zo wordt er naar gestreefd dat de patiënt zich bewust wordt van de nadelen van het alcoholgebruik en alternatieven vindt voor de voordelen. Een bruikbare manier is eerst de voordelen van het drinken met de patiënt te verkennen en te benadrukken en deze daarna af te zetten tegen de nadelen. Ook is het zinvol risicosituaties met de patiënt door te nemen. Vermijd discussies met de patiënt als: is de patiënt alcoholist? Wie heeft de schuld? Is psychosociale problematiek nu oorzaak of gevolg? De eigen verantwoordelijkheid van de patiënt is uitgangspunt. Gedragsverandering wordt niet bevorderd door de patiënt onder druk te zetten.
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
15
6.3 Zelfhulpgroepen en e-health Zelfhulpmaterialen bestaan uit boeken, brochures en e-health interventies die gericht zijn op het motiveren tot en begeleiden van verandering van drinkgedrag. Voorbeelden van e-healthinterventies zijn:
• www.alcoholdebaas.nl en www.minderdrinken.nl bieden hulp aan mensen die zelfstandig hun alcoholgebruik willen minderen of willen stoppen met drinken. • www.gelukiseenwerkwoord.nl geeft toegang tot een nieuw, laagdrempelig behandeltraject voor mensen die wel een probleem ervaren met middelengebruik (alcohol, cannabis, benzodiazepines), maar zich niet herkennen in de doelgroep van de verslavingszorg. Daarnaast biedt de website gebruikers en mensen in de omgeving van gebruikers informatie over de effecten van middelengebruik en over de ervaringen van anderen met het aanpakken van problematisch gebruik. • Chatmetbzz msn is een chatbox voor jongeren die informatie willen over alcohol, drugs en veilig vrijen. • www.uwkindenalcohol.nl is een website voor ouders die informatie zoeken over de risico’s van alcohol voor hun kind en willen weten hoe zij hun kind kunnen leren om verantwoord met alcohol om te gaan. • www.drankjewel.nl is een website met informatie en lotgenotencontact voor oudere (12-18 jr en 18+) kinderen van probleemdrinkers. Veel instellingen in de verslavingszorg hebben een eigen aanbod van online behandelingen, bv: www.winvanalcohol.nl , een onlinebehandeling van alcoholverslaving van Victas.
Zelfhulpgroepen zijn niet begeleide groepsbijeenkomsten van mensen die zichzelf en elkaar willen helpen met hun alcoholprobleem. De bekendste vorm is de Anonieme Alcoholisten (AA). Er bestaan verschillende andere zelfhulpgroepen.
6.4 Kortdurende interventies Kortdurende interventies bestaan uit één of enkele interventies van vijf tot dertig minuten binnen een beperkt aantal maanden, waarbij doorgaans gebruik gemaakt wordt van een combinatie van op motiverende gespreksvoering geënte gesprekstechnieken. Het kan gaan bijvoorbeeld gaan om een advies, of het geven van feedback over de fysieke conditie van een patiënt. Kortdurende interventies bevatten doorgaans: • feedback over excessief alcoholgebruik naar aanleiding van bij de patiënt verricht onderzoek; • geven van advies en opties voor gedragsverandering; • bespreken van keuzes en mogelijkheden voor verandering van het gebruik; • keuze minder drinken/niet te drinken en het bespreken van hoog risicosituaties. Met als grondregel de patiënt te begeleiden in de gedragsverandering naar het voeren van eigen regie (zelfmanagement).
16
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
6.5
Psychologische interventies Psychologische behandelinterventies met een keuze uit:
Cognitieve gedragstherapeutische interventies Cognitieve gedragstherapie (CGT) behoort, met motiverende gespreksvoering, tot de psychologische interventies met de grootste effectiviteit. CGT bestaat uit een reeks interventies, waaronder ook systeemtherapie/partner-relatietherapie, die erop gericht zijn de gewoonte van het drinkgedrag te veranderen en om vaardigheden aan te leren om beter om te gaan met levensproblemen.
Kortdurende dynamische therapie Bij een kortdurende dynamische therapie wordt het problematisch alcoholgebruik benaderd vanuit de ontwikkelingsgeschiedenis van de patiënt. Er worden verbanden gelegd tussen het alcoholgebruik in het hier en nu, en problemen uit de (vroege) kindertijd. Vaak gaat het daarbij om een bewustwording en leren hanteren van moeilijke gevoelens (zoals angst, schaamte, pijn en schuld) in de relatie met andere mensen.
Interpersoonlijke therapie Interpersoonlijke therapie (IPT) gaat uit van het idee dat veranderingen in belangrijke relaties alcoholproblemen kunnen uitlokken bij mensen die daar gevoelig voor zijn. In de therapie wordt onderzocht hoe de contacten met belangrijke anderen in de omgeving verlopen. Daarna wordt gekeken hoe deze contacten bijdragen aan het ontstaan, of in stand houden van alcoholgebruik. Bijvoorbeeld wanneer iemand het moeilijk vindt om conflicten aan te gaan en zijn mening uit te spreken. Hierdoor kunnen mensen zich steeds meer gaan ergeren en/of terugtrekken uit contacten. Alcoholgebruik, isolement, angst en depressieve gevoelens kunnen daardoor verergeren.
6.6
Medicatie Bestrijding van ontwenningsverschijnselen Lichte onthoudingsverschijnselen, zoals slaapproblemen en prikkelbaarheid, na ineens stoppen van het alcoholgebruik duren hooguit enkele dagen en hoeven niet medicamenteus behandeld te worden. Bij ernstige ontwenningsverschijnselen volgt verwijzing naar een instelling voor verslavingszorg of (verslavingszorg) kliniek.
Terugvalpreventie Ter voorkoming van terugval zijn in Nederland disulfiram, acamprosaat en naltrexon geregistreerd. Deze middelen hebben ook in combinatie met psychosociale ondersteuning een geringe werkzaamheid. Gebruik in de huisartsenpraktijk wordt bij problematisch alcoholgebruik niet aanbevolen, tenzij na overleg en in intensieve samenwerking met een instelling voor verslavingszorg.
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
17
6.7 Consulteren en verwijzen consu ltati e Patiënten die in aanmerking komen voor consultatie van de gespecialiseerde GGZ/ verslavingszorg zijn: • mensen die behalve aan alcohol aan andere middelen verslaafd zijn; • mensen met verschillende niet geslaagde pogingen om te stoppen. De patiënt met werk-, huisvestings-, en maatschappelijke problematiek kan samen met maatschappelijk werk worden behandeld.
verwijzi ng De patiënt wordt bij voorkeur verwezen naar een instelling voor verslavingszorg (gespecialiseerde GGZ ): • als huisarts en patiënt hier samen voor gekozen hebben; • indien vooraf wordt ingeschat dat er sprake is van een (ernstige) vorm van afhankelijkheid; • als afhankelijkheid van alcohol begonnen is voor 25e levensjaar; • bij achterliggende ernstige psychische problematiek (bij dubbele diagnose, mede in overleg met patiënt en afhankelijk van hoofddiagnose). Voor detoxificatie onder begeleiding van de verslavingszorg wordt verwezen: • bij een slechte lichamelijke conditie; • als er onvoldoende toezicht op de patiënt is; • wanneer uit de anamnese blijkt dat bij een eerdere stoppoging ernstige onthoudings verschijnselen zoals onthoudingsinsulten of een delier zijn opgetreden. Klinische opname is geïndiceerd bij: • mensen met een ernstige acute intoxicatie; • een onthoudingsdelier; • onthoudingsinsulten; • bij jongeren speelt eventueel een combinatie met andere psychotrope middelen een rol; • opname is zeker aan te bevelen, wanneer er in de onmiddellijke omgeving van de patiënt niemand aanwezig is om contact op te nemen bij verslechtering van het klinische beeld.
18
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
7. Zorgpad problematisch alcoholgebru i k Aanmelding • (vroeg) herkennen problematisch gebruik • nagaan risicofactoren
screenen • klachteninventarisatie • nagaan drinkgewoonten (AUDIT C) • vragenlijst
indien nodig consultatie verslavingszorg
indien nodig consultatie verslavingszorg
diagnostiek • NHG/DSM-IV • schadelijkheid/afhankelijkheid bepalen • klinische blik • indicatiestelling • exclusie
behan delplan
problematisch en kortdurend
problematisch en langdurend
• voorlichting • motiveren • monitoren met
• voorlichting • behandeling:
Fiveshot test (6 weken) geen respons zorgpad schadelijk en langdurend respons terugvalpreventie
afhankelijk van veranderfase motiverende gespreksvoering, e-health/zelfhulp- groep, kortdurende interventies, CGT, KDT, IPT, medicatie • monitoren met Five shot test (6 weken)
afhankelijk/ misbruik en kortdurend
afhankelijk/ misbruik en langdurend
• voorlichting • behandeling:
• gerichte verwijzing naar verslavings- zorg voor nadere diagnostiek en behandeling
afhankelijk van veranderfase motiverende gespreksvoering, e-health/zelfhulp- groep, kortdurende interventies, CGT, KDT, IPT, medicatie • monitoren met Five shot test (6 weken)
geen respons verwijzing verslavingszorg
• farmacotherapie i.o.m huisarts respons terugvalpreventie
geen respons verwijzing verslavingszorg
respons terugvalpreventie
respons terugvalpreventie
mon itoren respons elke 6 weken met vragen lijst Fiveshot test bij voorkeu r overleg met verslavi ngszorg ( verslavi ngsconsu lent ) bij onvoldoen de respons
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
19
8. Bijlage Het gebruik van alcohol in Nederland is met 8,1 liter alcohol per jaar per hoofd van de bevolking de laatste tien jaar vrijwel constant gebleven. De prevalentie van probleemdrinkers in de bevolking bedraagt 7 tot 11%. Bij mannen ligt de hoogste alcoholconsumptie bij 18-19 jaar, bij vrouwen rond de leeftijd van 27 jaar. Het alcoholgebruik onder jongeren ligt in Nederland hoog vergeleken met andere West-Europese landen. Allochtone scholieren drinken afhankelijk van de bevolkingsgroep 3-10 maal minder dan autochtone. De opname van alcohol vertoont binnen één individu een smalle variatie van 10%, afhankelijk van de vullingstoestand van de maag, extracellulair volume en daarmee samenhangend geslacht en leeftijd. De hoeveelheid alcohol in een voor de betreffende drank bestemd glas, de zogenaamde standaardconsumptie, is vrij constant 10-12 gram alcohol. De hoeveelheid alcohol is bij mixdranken vaak hoger. Verschillende orgaansystemen kunnen worden aangetast door overmatig alcoholgebruik: • algemeen: overgewicht door calorieleverantie, maar ook ondergewicht en deficiënties van vitamines door een insufficiënt dieet; ongevallen zowel in het verkeer als thuis; • maligniteiten vooral in de mond-keelholte; ook het risico van borstkanker is verhoogd; • gastro-intestinaal: slijmvliesbeschadiging in maag en duodenum, leverbeschadiging met uiteindelijk levercirrhose, pancreatitis met als mogelijk gevolg diabetes mellitus; • hart- en vaatziekten zoals hypertensie, CVA, coronairlijden en ritmestoornissen; • neurologische problemen, zoals polyneuropathie en het Wernicke-Korsakow syndroom. Vooral binge drinken kan leiden tot hersenschade, hetgeen zich pas na jaren uit in verminderd cerebraal functioneren door uitval van de aandacht, concentratie en geheugen; • op urogenitaal gebied seksuele problemen, verminderde fertiliteit van de man en menstruatiestoornissen; • huidafwijkingen zoals spider-naevi, erythema palmare en rood gezicht. Naast lichamelijke aandoeningen kan problematisch alcoholgebruik leiden tot psychosociale problemen zoals scheiding, geweld in het gezin, kindermishandeling of problemen op het werk. Bij welke alcoholinname de wettelijke grenswaarde voor verkeersdeelname (0,5‰; 0,2‰ voor jonge bestuurders met minder dan twee jaar rijervaring) wordt overschreden, is sterk individueel bepaald. Wijs op interacties met medicatie en risico’s van alcoholgebruik in het verkeer. Patiënten met de diagnose alcoholmisbruik of -afhankelijkheid komen niet (meer) in aanmerking voor een rijbewijs. Pas als zij aantoonbaar gestopt zijn, kunnen zij na een recidiefvrije periode van een jaar op basis van een psychiatrisch rapport weer geschikt worden geacht.
20
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
9. Verantwoording Aan de herziening is meegewerkt door: Ton Drenthen, NHG Dick van Etten, verpleegkundig specialist ouderen Rogier van Huffelen, klinisch psycholoog Myrna Keurhorst, gezondheidswetenschapper en promovenda preventie problematisch alcoholgebruik Ingrid Korenromp, POH-GGZ en postdoctoraal onderzoeker Miranda Laurant, IQ Healthcare Wilma Noteborn, stafmedewerker verslavingszorg Fanny Schilderinck, POH GGZ / SPV Barbra Velthuizen, manager ambulante verslavingszorg Daniëlle Volker, Trimbos-instituut Eindredactie: Peter van Splunteren, Trimbos-instituut Marlene de Regt, ROS-Netwerk/InEen Vormgeving: Ruth Bos | grafisch ontwerp
Handleiding bouwstenen zorgpaden 2013-12
21