Praktijkwerkboek AKA
Archief Inhoud In het onderdeel Archief ga je kennismaken met het archief van het bedrijf en zelf documenten archiveren. Je doet de opdrachten die hieronder vetgedrukt staan aan gegeven. Daarna vul je een woordenlijst in. Zo kun je zien of je belangrijke woorden die met jouw werk te maken hebben, snapt. Ook kijk je terug hoe het is gegaan. Samen met je praktijkopleider bespreek je hoe het ging en wat je geleerd hebt. Aan het eind schrijft de praktijkopleider zijn opmerkingen op.
De leerdoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Wat moet je leren in jouw opleiding? Kennismaken met het archief.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Je gaat kennismaken met een archief met papieren archiefstukken op het werk. Een document zoeken in het archief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Je zoekt nu zelf een document in het archief. Papieren archiefstukken opbergen.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Je bergt nu zelf papieren archiefstukken op. Papieren archiefstukken verwijderen.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 In deze opdracht help je het archief op te schonen. Zoeken in het digitale archief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 In deze opdracht maak je kennis met een archief van digitale documenten. Dat is een digitaal archief. Woordenlijst.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Schrijf in je eigen woorden op wat deze woorden betekenen. Terugkijken.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Wat heb je geleerd door al deze opdrachten te doen? De praktijkopleider. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Hoe vindt je praktijkopleider dat het is gegaan?
1
2
Praktijkopdrachten AKA
Leerdoelen In de opleiding werk je aan leerdoelen. Hieronder staan alle leerdoelen waar het in jouw opleiding om gaat. De leerdoelen waar je aan werkt in het onderdeel Archief staan vetgedrukt weergegeven. 1
Je toont bereidheid om instructies en aanwijzingen van leidinggevende/ervaren collega op te volgen, zodat de werkzaamheden volgens regels en procedures worden voorbereid.
2
Je verzamelt op een voorgeschreven wijze materialen en (hulp)middelen die geschikt zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden, zodat met de materialen en middelen verantwoord wordt omgegaan en dat deze heel blijven.
3
Je werkt met materialen en (hulp)middelen die geschikt zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden, zodat de materialen en middelen niet stuk gaan, er zo min mogelijk wordt verspild, middelen gedurende de verwachte levensduur te gebruiken zijn en het werk veilig wordt uitgevoerd.
4
Je accepteert dat werkzaamheden kunnen veranderen en je kan flexibel omgaan met wisselende of nieuwe werkomgevingen en/of wisselende of nieuwe opdrachten. Je richt je op het uit te voeren werk, zodat je je in zo kort mogelijke tijd optimaal kan motiveren om de werkzaamheden voor te bereiden.
5
Je plant op basis van instructies, afspraken en prioriteiten in een logische volgorde voor je werkzaamheden, zodat duidelijk is wanneer je welke werkzaamheden gaat uitvoeren.
Archief
6
Je overlegt met de leidinggevende/ervaren collega over het werk dat je moet doen en vraagt om verduidelijking of hulp wanneer je de opdracht/instructie niet begrijpt, zodat je weet wat je moet gaan doen en hoe je dit moet gaan doen.
7
Je vraagt tijdig extra verduidelijking, tips en hulp van collega’s, zodat je je werk volgens (bedrijfs-)procedures en in een vlot tempo kan uitvoeren. Daarnaast heb je inzicht in de werkzaamheden van collega’s en pas je je daarop aan door hulp te bieden, als je dat gevraagd wordt, voor een goede samenwerking en een vlot verloop van de werkzaamheden.
8
Je schenkt aandacht aan anderen en doet moeite om anderen te begrijpen, zodat je in je werk daarmee rekening kan houden en erop kan reageren, je werk op de juiste wijze kan uitvoeren en een goede verstandhouding met collega’s opbouwt.
9
Je werkt volgens instructies van de leidinggevende/ervaren collega ordelijk en volgt gedisciplineerd instructies, afspraken, planning en bedrijfs- en veiligheidsvoorschriften op om te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.
10 Je houdt het vertrouwen in eigen kunnen als (voor jou onbekende) opdrachten niet in één keer goed uitgevoerd blijken te zijn en vraagt bij opmerkingen/kritiek opnieuw naar de gewenste werkwijze, zodat je in staat bent om alsnog de opdracht met het gewenste resultaat uit te voeren. 11 Je helpt de klant (interne klant, externe klant, cliënt, opdrachtgever) zoveel mogelijk binnen je verantwoordelijkheid, zodat de klant volgens de eisen van de organisatie wordt geïnformeerd of doorverwezen. 12 Je gebruikt passende lichamelijke kracht, snelheid, precisie, coördinatie, hebt uithoudingsvermogen en hanteert hierbij de passende methodiek en/of techniek, zodat de werkzaamheden voldoen aan de afspraken, voorschriften en eisen.
Misschien begrijp je niet alles wat hier staat. Vraag het dan aan je praktijkopleider of een docent van school.
Veel succes!
3
4
Praktijkopdrachten AKA
Kennismaken met het archief Je gaat kennismaken met een archief met papieren archiefstukken op het werk. Vraag aan je praktijkopleider of je het archief in je leerbedrijf kunt zien. Bekijk het archief en stel er vragen over aan je praktijkopleider of aan een collega.
Wat valt je op? ……………………………………………………………………………………................................ ……………………………………………………………………………………................................ ……………………………………………………………………………………................................
Wat is er in dit archief opgeborgen?
Noem vijf verschillende soorten stukken die zijn opgeborgen. 1. ......................................................................................................................... 2. ......................................................................................................................... 3. ......................................................................................................................... 4. ......................................................................................................................... 5. .........................................................................................................................
Archief
Waarvoor worden de archiefstukken gebruikt?
Schrijf dit op voor drie van de soorten archiefstukken die je hierboven hebt opgeschreven. ……………………………………………………………………………………................................ ……………………………………………………………………………………................................ ……………………………………………………………………………………................................
5
6
Praktijkopdrachten AKA
Een document zoeken in het archief Je gaat nu zelf een document zoeken in het archief. Vraag je praktijkopleider welke archiefstukken jij moet opzoeken.
Schrijf hier op welke stukken je gaat opzoeken: ……………………………………………………………………………………................................ ……………………………………………………………………………………................................
Zijn de documenten volgens een bepaald systeem opgeslagen? ……………………………………………………………………………………................................
Hoe zijn de documenten opgeslagen? Op alfabetische volgorde, of op nummer (numeriek)? Kruis aan: alfabetisch
numeriek
Zoek de archiefstukken op. Laat je praktijkopleider controleren of je de juiste stukken hebt gevonden. Is dat niet zo, ga dan samen met je praktijkopleider of collega het gevraagde stuk opzoeken.
Archief
Wat ging goed? ……………………………………………………………………………………............... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... En wat kan beter? ……………………………………………………………………………………........... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... …………………………………………………………………………………….........................................
7
8
Praktijkopdrachten AKA
Papieren archiefstukken opbergen Je gaat nu zelf papieren archiefstukken opbergen. Vraag aan je praktijkopleider of een collega welke archiefstukken je in het archief mag opbergen.
Verzamel deze archiefstukken. En schrijf op wat voor stukken het zijn: ……………………………………………………………………………………................................ ……………………………………………………………………………………................................
Weet je volgens welk systeem je de stukken moet opbergen? Beschrijf dat hieronder. ……………………………………………………………………………………................................
Berg de stukken op de juiste manier op in het archief. Laat controleren of je de stukken goed hebt opgeborgen. Als er iets fout is gegaan, zoek dan samen met je praktijkopleider de goede plek op.
Wat ging goed? ……………………………………………………………………………………............... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... En wat kan beter? ……………………………………………………………………………………........... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... …………………………………………………………………………………….........................................
Archief
Papieren archiefstukken verwijderen In deze opdracht help je het archief op te schonen. Vraag aan je praktijkopleider welke stukken je uit het archief mag verwijderen.
Schrijf op welke stukken dat zijn: ……………………………………………………………………………………................................ Waarom mogen of moeten deze stukken weg? ……………………………………………………………………………………................................
Vraag wat je met deze oude archiefstukken moet doen. Verwijder de archiefstukken die weg mogen.
Waar heb je de verwijderde archiefstukken heen gebracht? ……………………………………………………………………………………................................ Misschien waren er oude archiefstukken die bij het oud papier moesten. Wat gebeurt er met het oud papier op jouw afdeling of bij jouw leerbedrijf ? ……………………………………………………………………………………................................ Is de manier waarop ze bij jouw leerbedrijf omgaan met oud papier goed of slecht voor het milieu? Of eigenlijk er tussenin? Wat vind jij zelf dat er met het oud papier moet gebeuren? ……………………………………………………………………………………................................ ……………………………………………………………………………………................................
9
10
Praktijkopdrachten AKA
Wat ging goed? ……………………………………………………………………………………............... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... En wat kan beter? ……………………………………………………………………………………........... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... …………………………………………………………………………………….........................................
Archief
Zoeken in het digitale archief In deze opdracht maak je kennis met een archief van digitale documenten. Dat is een digitaal archief. Vraag of je mag zien hoe het digitale archief van jouw afdeling werkt. Kijk mee met een collega die werkt met het digitale archief.
Hoe zijn de documenten in het digitale archief geordend? ……………………………………………………………………………………................................ Hoe kun je een digitaal stuk terugvinden in het archief ? ……………………………………………………………………………………................................ ……………………………………………………………………………………................................
Vraag je praktijkopleider of collega welke drie archiefstukken jij moet opzoeken. Zoek nu zelf deze drie archiefstukken op.
Schrijf eerst de namen op van deze documenten: 1. ......................................................................................................................... 2. ......................................................................................................................... 3. .........................................................................................................................
Laat de gevonden documenten controleren. Heb je bepaalde documenten niet gevonden? Probeer het nog een keer. Vraag hulp aan je praktijkopleider of aan een collega als dat nodig is.
11
12
Praktijkopdrachten AKA
Wat ging goed? ……………………………………………………………………………………............... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... En wat kan beter? ……………………………………………………………………………………........... ……………………………………………………………………………………......................................... ……………………………………………………………………………………......................................... …………………………………………………………………………………….........................................
Archief
De woordenlijst Schrijf in je eigen woorden op wat deze woorden betekenen. Een archief opschonen …………………………………………………………………........................ Digitaal archief
…………………………………………………………………........................
Papieren archief
…………………………………………………………………........................
Alfabetische volgorde
…………………………………………………………………........................
Numerieke ordening
…………………………………………………………………........................
Welke nieuwe woorden ben je zelf nog tegengekomen in het leerbedrijf ? Vul in: Woord 1:
…………………………………………………………………........................
Betekenis:
…………………………………………………………………........................
Woord 2:
…………………………………………………………………........................
Betekenis:
…………………………………………………………………........................
Woord 3:
…………………………………………………………………........................
Betekenis:
…………………………………………………………………........................
Woord 4:
…………………………………………………………………........................
Betekenis:
…………………………………………………………………........................
13
14
Praktijkopdrachten AKA
Terugkijken Aan het eind van dit onderdeel ga je terugkijken. Wat heb je geleerd door al deze opdrachten te doen? Probeer aan te geven, hoe het er nu voor staat met je leerdoelen. Kruis aan:
Leerdoelen
Ging goed
Je werkt met materialen en (hulp)middelen die geschikt zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden, zodat de materialen en middelen niet stuk gaan, er zo min mogelijk wordt verspild, middelen gedurende de verwachte levensduur te gebruiken zijn en het werk veilig wordt uitgevoerd.
Je accepteert dat werkzaamheden kunnen veranderen en je kan flexibel omgaan met wisselende of nieuwe werk omgevingen en/of wisselende of nieuwe opdrachten. Je richt je op het uit te voeren werk, zodat je je in zo kort mogelijke tijd optimaal kan motiveren om de werkzaamheden voor te bereiden.
Je overlegt met de leidinggevende/ervaren collega over het werk dat je moet doen en vraagt om verduidelijking of hulp wanneer je de opdracht/instructie niet begrijpt, zodat je weet wat je moet gaan doen en hoe je dit moet gaan doen.
Je vraagt tijdig extra verduidelijking, tips en hulp van collega’s, zodat je je werk volgens (bedrijfs-)procedures en in een vlot tempo kan uitvoeren. Daarnaast heb je inzicht in de werkzaamheden van collega’s en pas je je daarop aan door hulp te bieden, als je dat gevraagd wordt, voor een goede samenwerking en een vlot verloop van de werkzaamheden.
Je gebruikt passende lichamelijke kracht, snelheid, precisie, coördinatie, hebt uithoudingsvermogen en hanteert hierbij de passende methodiek en/of techniek, zodat de werkzaamheden voldoen aan de afspraken, voorschriften en eisen.
Kan beter
Archief
De praktijkopleider Hoe vindt je praktijkopleider dat het is gegaan? Bespreek met hem alle punten van het ‘Terugkijken’. Luister goed naar wat hij heeft gezien van jouw werk. Wat vond hij ervan en wat kan volgens hem beter? Dan weet jij beter waar je een volgende keer op moet letten. Vraag ook of hij opmerkingen heeft, die hij hieronder wil invullen.
Opmerkingen van de praktijkopleider:
15