Praktijk voorbeeld 3: audio opnemen Om digitale audio op te nemen is een apparaat of instrument nodig dat op de lijningang of microfooningang van de geluidskaart is aangesloten; bijvoorbeeld een elektrische gitaar, een voorversterker of een mixer. Als er verder geen apparatuur aanwezig is, speel of zing dan in de microfoon! Als je nog nooit een instrument op je geluidskaart hebt aangesloten, lees dan Het aansluiten van een elektrische gitaar of keyboard op de computer.
Wat we gaan doen,…. • De sampling rate instellen • De bitdiepte van het audiostuurprogramma en de opname instellen • Een projectbestand openen • Een audiotrack configureren • Het ingangsniveau controleren • Digitale audio opnemen • De opname terugluisteren • Nog een take opnemen • Ingangsmonitoring • Loop- en punch-in-opname • Meerdere kanalen opnemen De sampling rate instellen: Elk SONAR-project heeft een parameter die de samplingresolutie voor alle digitale audiodata in het project bepaalt. Deze rate moet worden ingesteld voordat er digitale audio wordt opgenomen. 1. Kies Options-Audio om het dialoogvenster Audio Options te openen. 2. Klik op het tabblad General. 3. Kies bij Default Settings for New Projects een Sampling Rate. Gebruik voor geluid in CD-kwaliteit 44.100 Hz. 4. Klik op OK.
Praktijk voorbeeld 3: audio opnemen Lage sampling rates besparen schijfruimte maar hebben ook een lagere geluidskwaliteit tot gevolg. Bedenk voordat je aan een project begint op welke media het project uiteindelijk zal worden opgeslagen en welke sampling rate het best geschikt is voor dat medium. De stuurprogramma's voor de meeste geluidskaarten maken gebruik van 16 tot 24 bits voor het afspelen van opgenomen data. CD's maken gebruik van 16 bits. Het is waarschijnlijk mogelijk om een betere geluidskwaliteit te bereiken als je opneemt met meer bits en pas naar 16 bits converteert bij het masteren van je project, maar bedenk dat 24 bit audio 50% meer geheugen en opslagruimte vraagt dan 16 audio en waarschijnlijk ook de computer harder laat werken. In de documentatie van je geluidskaart vind je misschien tips voor het kiezen van de juiste bitdiepte van het audiostuurprogramma. Je kunt audiodata opnemen op 16 of 24 bits. Het is het meest zinvol om met dezelfde bitdiepte op te nemen en af te spelen.
De bitdiepte van het audiostuurprogramma en de opname instellen: Bitdiepte afspelen: 1. Gebruik de opdracht Options-Audio om het dialoogvenster Audio Options te openen. 2. Kies op het tabblad General in het veld voor Audio driver bit depth één van de opties. 3. Klik op OK. Kijk voor meer gegevens over audio driver bitdiepte in de online help Bit Depths for Playback
De bitdiepte van de opname instellen: 1. Gebruik de opdracht Options-Global om het dialoogvenster Global Options te openen. 2. Kies op het tabblad Audio Data in het veld voor Record Bit Depth depth één van de opties. 3. Klik op OK. Volgende stap: Een nieuw project openen.
Een nieuw project openen We openen voor deze praktijkoefening een nieuw project. 1. Kies in het menu File de optie New. 2. Voer in het veld Name in het dialoogvenster New Project de naam Praktijkoefening 3 in. 3. Kies uit de lijst templates (sjablonen) de sjabloon Normal en klik op OK. NB: In het dialoogvenster New Project File kun je ook bevestigen waar het nieuwe project en de bijbehorende audio bestanden zullen worden bewaard als je een nieuw project opslaat. Pas hiervoor het pad aan in de velden Location en Audio Path. Voor deze praktijkoefening voldoen de standaard locaties echter prima.
Praktijk voorbeeld 3: audio opnemen Een audiotrack configureren We gaan nu een track voor digitale audio configureren: 1. Maak zo een nieuwe track aan: Rechtsklik in het Track-venster onder de laatste track, of op een andere plaats waar je een track wilt invoegen en kies in het contextmenu Insert Audio Track. SONAR maakt een nieuwe audiotrack aan. 2. Open met de pijl in het Outputveld van de track het uitklapmenu en selecteer hier een audio-uitgang. 3. Kies in het Inputveld een audio-ingang Meestal moet je voor het opnemen van een mono track het linkerkanaal van één van de ingangen van de geluidskaart selecteren en voor stereo opname gewoon een stereoingang. De template Normal heeft al verschillende audiotracks die je voor opname kunt gebruiken. Als in het project al één of meerdere lege audiotracks aanwezig zijn hoef je geen nieuwe track aan te maken.
Het ingangsniveau controleren Alvorens met opnemen te beginnen moet het ingangsniveau van de audio worden gecontroleerd en aangepast. Als het ingangsniveau van de audio te laag is verdrinkt het in de ruis. Als het te hoog is wordt de ingang overstuurd en kan er vervorming/clipping ontstaan. Zorg dat vóór het controleren van het ingangsniveau de recordmeters in de Track View op het scherm worden weergegeven. Klik op de rechter pijl naast de knop Show/Hide Meters en kies in het menu dat verschijnt de opdracht Track Record Meters, als deze nog niet is aangevinkt. Misschien moet de scheidingsbalk tussen het Trackvenster en het Clipvenster naar rechts worden verplaatst om alle knoppen op de Track viewbalk te kunnen zien. Zo controleer je het audioingangsniveau:
NB: SONAR heeft in de Transportwerkbalk een knop met de naam Audio Engine waarop je kunt klikken om bijvoorbeeld feedback te stoppen als er ergens een audioloop in de mixerconfiguratie is ontstaan. Als er een project wordt afgespeeld activeert SONAR automatisch de audio engine. Je kunt in de statusbalk zien of de audio-engine actief is. De aanwijzer Audio Running in de statusbalk licht op. De statusbalk vind je onderin het SONAR-venster.
1. Klik op de knop Arm
in de nieuwe audiotrack. De trackmeter verandert in een recordmeter.
2. Neem op wat je wilt opnemen. Kijk naar de meter en zie dat deze reageert op het geluid dat je produceert. Als de meter niet reageert moet het volume van het ingeplugde instrument misschien worden verhoogd. Controleer ook of de knop Audio Engine in de transportbalk is geactiveerd . Als de audiometer nog steeds niet reageert kan er een ander ingangsprobleem met de audio zijn. Er kan geen audio worden opgenomen
Praktijk voorbeeld 3: audio opnemen 3. Als het ingangsniveau van de meter nooit in de buurt van het maximum komt, verhoog dan het ingangsniveau met behulp van de Windowsmixer of de softwaremixer van de geluidskaart. Als het instrument via een versterker of een microfoonvoorversterker wordt opgenomen, moet je waarschijnlijk daar het niveau verhogen. 4. Als de meters oversturen of clippen (ze lichten rood op), verhoog dan het ingangsniveau.Het ingangsniveau moet zo hoog mogelijk zijn, maar mag nooit helemaal het maximum bereiken. Op deze manier krijg je het sterkste signaal zonder vervorming. De meters van SONAR zijn op allerlei manieren aan te passen aan het soort en het bereik van de data die ze moeten weergeven. Zie voor meer gegevens het onderwerp Metering in de online help. Digitale audio opnemen Tijd om op te nemen! 1 Als je de metronoom nog niet hebt ingesteld, kijk dan bij de instructies voor het instellen van de metronoom en stel deze in op twee maten aftellen (two measure count-in). 2. De track staat al klaar om op te nemen. 3. Klik in de Transportwerkbalk op Record of druk op de r-toets op het computertoetsenbord. De metronoom telt twee maten af, waarna het afspelen en opnemen begint. 4. Speel wat je wilt opnemen! 5. Klik om het opnemen te beëindigen op de Stop-knop of druk op de spatiebalk. Er verschijnt een nieuwe clip in het Clipvenster. Rechtsklik ook in het clipvenster en kies Views-Options om het dialoogvenster Track View Options te openen en zorgen dat Display Clip Names en Display Clip Contents zijn ingeschakeld. Volgende stap: De opname terugluisteren De opname terugluisteren Laten we de opname afspelen. Dat doe je als volgt: 1. Klik in het Outputveld op de pijl omlaag om het menu met beschikbare uitgangen weer te geven en kies een stereo uitgangspaar van de geluidskaart (als de geluidskaart niet meer dan twee uitgangen heeft, kies dan de naam van de geluidskaart). 2. Klik op de knop Terugspoelen om terug te gaan naar het begin van het project. 3. Schakel de audiotrack uit opnamemodus door op de Arm-knop te klikken. De trackmeters worden nu afspeeltmeters. De track is uit opnamemodus als de Arm-knop niet rood is. 4. Klik op Afspelen. 5. Kijk naar de trackmeters. Als het niveau niet is wat je wilt, neem de track dan opnieuw op.
Praktijk voorbeeld 3: audio opnemen Nog een take opnemen Zo verwijder je de opname en kun je het opnieuw proberen: 1. Kies Edit-Undo Recording om de opname ongedaan te maken of druk op Ctrl+Z (Undo). 2. Indruk eventueel op Terugspoelen of w op het toetsenbord. 3. Schakel de track weer in opnamemodus. 4. Klik op Opnemen. 5. Klik om het opnemen te beëindigen op de Stop-knop of druk op de spatiebalk. De nieuwe opname kan op een nieuwe track worden gemaakt, of op dezelfde track. Als de knop Track Layers is ingeschakeld, kunnen verschillende takes op één track in verschillende lanes worden weergegeven. Om te voorkomen dat de vorige take gewist wordt moet in het dialoogvenster Record Options (bij Transport-Record Options) de modus Sound on Sound (Blend) en de optie Create New Layers On Overlap worden ingeschakeld. Ingangsmonitoring SONAR heeft een functie die ingangsmonitoring heet. Hiermee kun je het instrument horen dat is ingeplugd in de geluidskaart, ongeacht of er wordt opgenomen of niet. Je kunt het instrument horen inclusief plug-in-effecten, als ingangsmonitoring is ingeschakeld en de knop Audio Engine [afb] in de transportwerkbalk is ingedrukt. Ingangsmonitoring kan per track worden in- en of uitgeschakeld door op de knop Input Echo [afb] van de betreffende track te klikken. Ingangsmonitoring vooe alle tracks tegelijk kan worden in- of uitgeschakeld met de knop Input Echo op de werkbalk Afspeelstatus (gebruik de opdracht Views-Toolbars-Playback state om deze werkbalk weer te geven). Let op: Als er zich in je mixerconfiguratie een loop bevindt, waardoor het signaal van de uitgang van de geluidskaart weer naar de ingang wordt gevoerd, kan er feedback ontstaan. Door ingangsmonitoring kan deze feedback zeer sterk worden, omdat zowel het directe signaal als het bewerkte signaal via de uitgang van de geluidskaart worden weergegeven. Schakel als je gebruikmaakt van ingangsmonitoring eerst de luidsprekers uit en draai daarna het volume langzaam omhoog om dit te controleren. Als je feedback hoort, klik dan op de knop Audio Engine in de transportwerkbalk om ingangsmonitoring uit te schakelen. Zie voor meer gegevens over ingangsmonitoring het onderwerp Input Monitoring in de online help. Volgende stap: Loop- en punch-in-opname. Loop- en punch-in-opname Loop- en punch-in werken hetzelfde bij het opnemen van digitale audio als bij het opnemen van MIDI. Zie voor meer gegevens het onderwerp Loop Recording of Punch Recording in de online help. Volgende stap: Meerdere kanalen opnemen. Meerdere kanalen opnemen Als je de hele band bij de computer kunt krijgen en je hebt de beschikking over de juiste apparatuur kan een uitvoering met meerdere instrumenten in één keer worden opgenomen. Als je meerdere MIDI-instrumenten hebt kun je het signaal van deze instrumenten via midi MIDI-merger samenvoegen en de verschillende MIDI-kanalen naar verschillende tracks leiden. Zo kan een gewone geluidskaart audio opnemen van zowel het rechter als het
Praktijk voorbeeld 3: audio opnemen linker kanaal. Elk van deze kanalen kan op een aparte track worden opgenomen door voor de tracks respectievelijk het rechter of het linker kanaal als ingangssignaal te kiezen. Bij een geluidskaart met meerdere ingangen wordt het aantal ingangen in SONAR uiteraard hoger. Zie voor meer gegevens het onderwerp System Configuration in de online help.
Hiermee hebben we het praktijkvoorbeeld over audio-opname afgesloten. Je hebt nu de basisvaardigheden geleerd voor het afspelen en opnemen van materiaal voor projecten. In de volgende praktijkvoorbeelden worden basistechnieken behandeld voor het bewerken van MIDI en audio.