Jaarverslag 2009
Zoogdiervereniging Toernooiveld 1 6525 ED Nijmegen Postbus 6531 6503 GA Nijmegen E-mail:
[email protected] Web: www.zoogdiervereniging.nl Postcheques België: 000-1486269-35
Jaarverslag 2009
4
INHOUD ZOOGDIERVERENIGING Voorwoord .................................................................................................... 8 Organisatie ................................................................................................. 11 Mensen voor zoogdieren ............................................................................ 19
STEUNSTICHTING VZZ Voorwoord .................................................................................................. 31 Organisatie ................................................................................................. 35 Kennis op peil ............................................................................................. 39 Zoogdieronderzoek Nederland ................................................................... 61 Zoogdieren - het beschermen waard.......................................................... 63 Ontdek de zoogdieren ................................................................................ 67 De werkers van de Zoogdiervereniging en de Steunstichting..................... 69 Financiers en partners ................................................................................ 72
5
6
ZOOGDIERVERENIGING
7
Voorwoord Het verslagjaar was een boeiend jaar voor de vereniging. In 2009 zijn meerdere stappen gezet die voor de toekomst van de vereniging van groot belang zijn. Ik denk hierbij aan de nieuwe naam en huisstijl, aan geactualiseerde statuten en een vernieuwd huishoudelijk reglement. En ook aan het atlasproject waardoor veel nieuwe data bijeengebracht worden en het Jaar van de Egel met veel media-aandacht en veel naambekendheid. Ook was 2009 het jaar waarin de Nationale Databank Flora en Fauna een enorme stap dichterbij is gekomen. Hieronder ga ik wat uitgebreider in op de belangrijkste gebeurtenissen uit het afgelopen jaar.
Algemene Leden Vergaderingen Afgelopen jaar georganiseerd.
werden,
zoals
gebruikelijk,
weer
twee
ALV’s
De belangrijkste onderwerpen stip ik hieronder kort aan: Huishoudelijk reglement Vanuit enkele werkgroepen kwam de vraag om meer duidelijkheid t.a.v. haar eigen bevoegdheden binnen de vereniging en naar de eigen leden. Om die reden is het bestaande huishoudelijk reglement volledig herzien en aangepast. Statuten Ook de statuten moesten worden aangepast. Zo was de nieuwe positie van de werkorganisatie nog niet geregeld in de statuten van de vereniging. Verder zijn de statuten aangepast t.a.v. het aantal termijnen dat een bestuurslid aan mag blijven en is de nieuwe vestigingslocatie Nijmegen opgenomen. Contributieverhoging De vereniging blijkt in financiële zin erg afhankelijk te zijn van de Steunstichting. Ruim 2/3 deel van de begroting van de vereniging wordt gedekt door inkomsten van de stichting. Dit betreft vooral personeelskosten (secretariaat, databeheer, communicatie, ondersteuning bescherming en directievoering), huisvestingskosten en algemene kosten. Een van de mogelijkheden om de vereniging onafhankelijker te maken is het verhogen van de contributie. De ALV besloot de contributie in twee stappen te verhogen naar 25 euro.
8
Naamverandering De ‘roepnaam’ van de vereniging was Zoogdiervereniging VZZ. In het dagelijks leven werd echter vnl. VZZ gebruikt. Deze afkorting zegt voor buitenstaanders niets over waar de vereniging voor staat. Dit was reden voor de ALV om de naam te wijzigen in Zoogdiervereniging. Huisstijl Het invoeren van de nieuwe naam was ook aanleiding om de huisstijl te herzien. Daar kwam bij dat het kantoor ging verhuizen naar Nijmegen en dus al het drukwerk moest worden aangepast. De otter blijft het beeldmerk van de vereniging, maar nu in een meer eigentijdse vorm. Bestuurssamenstelling Van de bestuursleden Toon Zwetsloot en Helene Stafleu liep de eerste bestuurstermijn af. Helene Stafleu stelde zich niet beschikbaar voor een nieuwe termijn, zij werd door de ALV bedankt voor haar inzet voor de vereniging. Toon Zwetsloot werd voor een nieuwe termijn herbenoemd. Omdat Helene Stafleu tevens secretaris was moest er een nieuwe secretaris worden benoemd. Bestuurslid Hans Bekker neemt deze positie nu in. Iedere ALV kent een vergaderdeel en een themadeel. Het thema van de voorjaar ALV was exoten. Door een viertal sprekers werd dit onderwerp van verschillende kanten belicht. Aan het eind heeft het bestuur een commissie ingesteld die een advies moet uitbrengen m.b.t. een standpunt van de vereniging in deze. Tijdens de najaar ALV werd de film Rotvos gedraaid. Na de vertoning van deze film was er een forumdiscussie over het vossenvraagstuk in ons land.
Vereniging Leden Het ledenaantal groeide in het verslagjaar met ruim 10% van 1700 naar 1900. Deze groei was het gevolg van een grotere naambekendheid en een gerichte communicatiestrategie. Werkgroepen De vereniging kent negen werkgroepen. Nagenoeg alle werkgroepen waren in het verslagjaar actief in het kader van hun eigen doelstelling. Zo werd er o.a. meegewerkt aan provinciale atlasprojecten, werden meerdere inventarisatiekampen georganiseerd en werd succesvol geprocedeerd t.a.v. de beschermingsstatus van (zoog)dieren in gedragscodes.
9
Waarnemers De invoersites Waarneming.nl, Telmee.nl en Zoogdieratlas.nl zorgen voor een sterke toestroom van nieuwe waarnemingen. Een deel van de waarnemers zorgt er ook voor dat er nieuwe gegevens beschikbaar komen van ‘moeilijke’ soorten als vleermuizen, muizen en marters. Scheygrondprijs Oud directeur Dennis Wansink, die in de afgelopen veertien jaar een belangrijke rol heeft gespeeld in de groei en bloei van vereniging en stichting, heeft in 2009 de werkorganisatie verlaten. Vanwege zijn grote verdiensten voor de Zoogdiervereniging is aan hem de Scheygrondprijs 2009 toegekend. Deze onderscheiding werd tijdens de ALV op 12 dec. jl. aan hem uitgereikt.
Maart 2009 Jacob van Olst, voorzitter
10
ORGANISATIE De Zoogdiervereniging is in 1952 opgericht als een platform voor iedereen met belangstelling voor zoogdierkunde en zoogdierbescherming. Geleidelijk heeft de Zoogdiervereniging zich ontwikkeld tot een professionele organisatie die mensen bijeenbrengt die actief kennis verzamelen, ontwikkelen en uitdragen, met als doel de actieve bescherming van zoogdieren en hun leefgebieden, zowel nationaal als internationaal. De Zoogdiervereniging is een vereniging met een bestuur en leden. Het hoogste orgaan is de Algemene Ledenvergadering. Uitvoerend werk gebeurt door leden in redacties, werkgroepen en ad hoc commissies. Een deel van de leden neemt deel aan landelijke tellingen van zoogdieren, georganiseerd door vereniging. Aan deze tellingen nemen ook enkele honderden vrijwilligers deel, die geen lid van de vereniging zijn. Het secretariaat en andere taken van de vereniging zijn ondergebracht in een stichting, waaronder zich ook het projectenbureau bevindt. Dit bureau voert onderzoeks-projecten uit en geeft gevraagd en ongevraagd adviezen aan overheden, terreinbeheerders en projectontwikkelaars. Zoogdiervereniging (ALV & Bestuur)
Redacties
Steunstichting
Werkgroepen
(Bestuur)
Lutra
Directeur
Zoogmail
Personeel, Administratie & Financiën
Management Team (directeur + teamleiders)
Team Onderzoek & Advies
Zoogdier
Informatie & Automatisering
Team Bescherming & Communicatie
Websites
Veldwerkgroep Werkgroep Zoogdierbescherming Beverwerkgroep Nederland Werkgroep Boommarter Nederland Werkgroep Kleine marterachtigen Werkgroep Zeezoogdieren Vleermuiswerkgroep Nederland Zoogdierwerkgroep Overijssel Zoogdierwerkgroep Zeeland
11 = personele unie
Bestuur Het bestuur kwam in het verslagjaar weer zeven keer in een reguliere vergadering bijeen. Alle in dit voorwoord genoemde onderwerpen zijn in enigerlei vorm in het bestuur aan de orde geweest. Twee keer werd een bestuursvergadering voorafgegaan door een overleg voorzitters van de werkgroepen. Voor het bestuur is dit een belangrijke manier om voeling te houden met hetgeen er in de vereniging leeft. Belangrijke overlegpunten met de werkgroepvoorzitters waren het raamwerk van het meerjarenplan, de huisstijl en het huishoudelijk reglement. De besturen van de vereniging en de stichting vormen een personele unie, d.w.z. dat voorzitter, secretaris en penningmeester van de het bestuur van de vereniging tevens het bestuur van de stichting vormen. Beide besturen vergaderen gezamenlijk, waardoor het voltallige bestuur goed op de hoogte is van wat er in de gehele organisatie gebeurd. Ook trekt het bestuur zich ieder jaar een hele dag terug ‘op de hei’ om de tijd te hebben om bepaalde onderwerpen meer uit te diepen. Dit jaar stond het meerjarenplan op de agenda van deze ‘heidag’. Jacob van Olst - voorzitter Helene Stafleu – secretaris (t/m 12-12-2009) Toon Zwetsloot - penningmeester Hans Bekker – bestuurslid (secretaris vanaf 12-12-2009) Peter van der Linden – bestuurslid Hugh Jansman - bestuurslid
Data en NDFF Als particuliere gegevensbeherende organisatie (PGO) is het inwinnen, beheren en beschikbaar stellen van zoogdierdata voor beleid, beheer en onderzoek een hoofddoelstelling. In dit kader is de ontwikkeling van de Nationale Databank Fora en Fauna (NDFF) van groot belang. Deze ontwikkeling is zover gevorderd dat veel gegevens van PGO’s, waaronder een groot deel van de data van de Zoogdiervereniging, geconverteerd zijn naar de NDFF. Ook aan de beheerdatabank (waarin ook de validatie is ondergebracht) is veel werk besteed, waardoor deze nu grotendeels operationeel is. Het uitleveren geschiedt nog via het Natuurloket en via onze eigen zoogdierdatabank. 12
Voor de uitlevering via de NDFF lopen er een aantal pilots (Haaglanden en Flevoland) die tot doel hebben om de mogelijkheden van het systeem te toetsen. In 2010 moeten ook andere partijen hierop aan kunnen sluiten. Een ander belangrijk punt in dit kader is het organisatiemodel van de Gegevensautoriteit Natuur en de NDFF, in het bijzonder de regeling die borgt dat de PGO’s zeggenschap houden over de eigen data en kunnen meebeslissen over het gebruik van de data en meeprofiteren van de opbrengst van de data. Op al deze punten zijn in 2009 belangrijke vorderingen geboekt. Een totaalcontract wordt in 2010 gesloten. Bescherming Zoogdierbescherming is de tweede poot in de doelstelling van de vereniging. Deze doelstelling is in het verslagjaar gerealiseerd in een aantal belangrijke activiteiten en projecten. Jaar van de Egel Een groot project met heel veel aandacht van publiek en media was Het Jaar van de Egel. Dankzij een subsidie van de Regeling Draagvlak Natuur en het Prins Bernhard Cultuurfonds waren we in staat om het publiek effectief te benaderen. Aan het eind van het jaar bleken er ruim 20.000 waarnemingen van egels te zijn ingevoerd. Het beeld dat hieruit kon worden samengesteld in de vergelijking met een vergelijkbare campagne 10 jaar geleden toont een duidelijke achteruitgang van de egel aan. Gedragscode waterschappen De Werkgroep Bescherming was al langere tijd van mening dat de gedragscodes die door tal van organisaties worden opgesteld en door LNV worden goedgekeurd m.b.t. zorgvuldig terreinbeheer op het gebied bescherming van soorten niet aan de wet voldoen. De Zoogdiervereniging is in deze door de rechtbank in Arnhem in het gelijk gesteld. Doel van de Zoogdiervereniging is om in de nieuwe Natuurwet een betere positie te verkrijgen voor de zwaarst beschermde soorten in gedragscodes.
13
Otters Ruim vijf jaar geleden zijn de eerste otters geherintroduceerd in Nederland. Deze herintroductie is succesvol gebleken. Het project is voor vijf jaar wetenschappelijk begeleid door Alterra. Deze taak loopt echter af en nu moet de monitoring worden voortgezet door anderen. De Zoogdiervereniging heeft besloten dit op te pakken en gaat hiervoor een aparte werkgroep oprichten.
Samenwerking De natuur beschermen kun je als organisatie niet alleen, daar is het vraagstuk te omvangrijk voor. Gelukkig kent de vereniging belangrijke samenwerkingsverbanden met o.a. collega PGO’s en andere soortenbeschermende organisaties (PSO). Daarnaast wordt (o.a. in het atlasproject) samengewerkt met natuurbeheerders, overheden en andere verwante organisaties. Ook wordt er samengewerkt met zelfstandige provinciale zoogdierwerkgroepen. In het verslagjaar is de vereniging toegetreden tot nieuwe samenwerkingsverbanden zoals Het Landschapsmanifest (een samenwerkingsverband van ruim 40 partijen die ijveren voor een betere landschapskwaliteit) en de Coalitie Biodiversiteit (doel is het onder de aandacht brengen van de campagne “2010 Jaar van de Biodiversiteit”). Internationaal De vereniging is in beperkte mate internationaal actief zijn. Onze internationale activiteiten bestaan vnl. uit de vaste samenwerking met de collega’s van de Vlaamse Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt in het tijdschrift Zoogdier en met wie wij het afgelopen jaar een internationaal symposium over monitoring in Antwerpen organiseerden. Verder betreft het deelname aan internationale soortspecifieke symposia en het jaarlijkse buitenlandkamp van de Veldwerkgroep (dat in 2009 in Portugal plaatsvond). Ook hebben bestuur en MT het afgelopen jaar een bezoek gebracht aan Engelse zusterorganisaties de Bat Conservation Trust en de Mammal Society. Naar aanleiding van dit bezoek heeft het bestuur een notitie laten opstellen over de internationale ambitie van de vereniging. De belangrijkste conclusie die het bestuur hieruit heeft getrokken is dat we op dit moment maar in zeer bescheiden mate internationaal actief kunnen zijn vanwege de beperkte tijd en financiën die hiervoor beschikbaar zijn.
14
Communicatie Sinds ruim een jaar is een medewerker communicatie werkzaam voor de vereniging. Tot de taken van deze medewerker behoren o.a. de eindredactie van het tijdschrift Zoogdier en het actueel houden van de website. Daarnaast verzorgt hij de communicatie met de media. Hierdoor kwamen veel activiteiten van de vereniging kwamen het afgelopen jaar op de radio en televisie en in kranten en tijdschriften. Vooral door het Jaar van de Egel is de naambekendheid van de vereniging toegenomen. Ook zorgt de medewerker communicatie voor een wekelijks Natuurbericht. In het verslagjaar is een nota Interne Communicatie opgesteld om meer sturing te kunnen geven aan de communicatie tussen de verschillende geledingen van de vereniging en de werkorganisatie. Werkgroepen en redacties Een aantal leden heeft haar kennis en krachten gebundeld in thematische werkgroepen die min of meer zelfstandig opereren. Momenteel zijn het er zes, die zich richten op soorten of thema’s. Daarnaast zijn twee provinciale werkgroepen binnen de vereniging actief. De werkgroepen vormen de actieve kernen van de vereniging. Zij organiseren themadagen, excursies, inventarisatiekampen en determineer- en pluisdagen. Enkele werkgroepen geven nieuwsbrieven uit met mededelingen en verslagen over hun activiteiten. Daarnaast geeft de vereniging twee tijdschriften uit. Het ledenblad Zoogdier en het wetenschappelijke tijdschrift Lutra. De redacties van beide tijdschriften bestonden in 2009 geheel uit vrijwilligers, maar werden door een redactiemedewerker in dienst van de steunstichting ondersteund.
Leden en abonnees Het aantal leden is in 2009 fiks gestegen. Aan het eind van het jaar waren 1891 mensen lid van de vereniging (in 2008: 1698). Daaronder bevonden zich 993 mensen die tevens het tijdschrift Lutra ontvangen. Acht mensen zijn lid voor het leven en één is erelid. Het aantal leden van Natuurpunt dat een abonnement op Zoogdier heeft steeg eveneens, van 182 in 2008 naar 243 in 2009.
15
Koepels en overige samenwerkingsverbanden De Zoogdiervereniging is aangesloten bij vier koepelorganisaties. • De Vereniging PSO is een platform van vijf soortenbeschermende organisaties. De vereniging richt zich met name op de lobby voor een goed soortenbeleid, vooral op nationaal niveau. • De Stichting VeldOnderzoek Flora en Fauna (VOFF) is de belangenvereniging van alle landelijk opererende particuliere gegevensbeherende organisaties. • De Zoogdiervereniging is lid van de World Conservation Union – IUCN en zit in de Raad van Toezicht van het Nederlands Comité voor IUCN. Vanwege een tekort aan capaciteit en financiën kon de vereniging haar ver-plichtingen voor de jeugdnatuurclub WILDzoekers niet garanderen. Eind 2008 is zij uit het bestuur van de stichting gestapt. Bij de realisering van haar doelstelling werkt de Zoogdiervereniging intensief samen met andere zoogdierorganisaties in Nederland. In 2008 waren dat met name provinciale zoogdierorganisaties als Vleermuiswerkgroep Gelderland, Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant, Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland, de Noordhollandse Zoogdierstudiegroep en de Zoogdierenwerkgroep van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg Financiën De Exploitatierekening van de vereniging vertoont een negatiever resultaat dan was begroot (123.787- gerealiseerd tegenover 111.000begroot), dit is een verschil van afgerond 13.000-. De belangrijkste redenen voor dit slechtere resultaat zijn de tegenvallende baten uit subsidies, giften en overige baten. Deze posten zijn in totaal 22.000 lager dan begroot. Het lukt de vereniging nog niet om substantiële extra middelen te verkrijgen van leden en derden anders dan de contributie inkomsten. Het totaal bedrag aan contributies is wel gestegen. Dit werd veroorzaakt door een groei van het ledental. Ook het totaal van de lasten is gestegen met 3.000 euro. Belangrijke kostenposten voor de vereniging zijn personeelskosten, organisatiekosten en huisvestingskosten. Het betreft hier een doorbelasting van gem. 10% van de kosten van de Steunstichting in deze. Tot de post ‘Kosten activiteiten’ worden de kosten voor de tijdschriften, de websites en de ALV’s gerekend.
16
Doordat er een bescheiden opbrengst uit effecten werd behaald komt het totaal resultaat van de vereniging op 123.787- (negatief). De Steunstichting daarentegen had in 2009 een positief resultaat van 128.000 euro. Het bestuur heeft besloten 124.000 euro hieruit over te boeken naar het verlies van de vereniging waardoor het eindresultaat van de vereniging op nul uitkomt. Ook heeft het bestuur besloten om de rest van het positieve resultaat (4.000 euro) toe te voegen aan de Algemene reserve. 2008 2008 2007 gerealiseerd begroot gerealiseerd Baten Subsidies Contributies en abonnementen Verkoop Giften Opbrengst activiteiten Overige baten Baten voorgaande boekjaren
1.000 48.765 4.144 90 62 -
7.000 47.000 6.000 4.000 3.000 -
5.000 45.467 7.416 2.420 1.519 3.172
Totaal opbrengsten
55.173
67.000
61.822
Lasten Personeelskosten Huisvestingskosten Organisatiekosten Kosten activiteiten Overige lasten Lasten voorgaande boekjaren
109.2476.00016.47449.171-
102.000- 79.000 6.0004.0009.00023.81261.000- 49.919.637-
-
-
-
Totaal lasten
180.892-
178.000-
148.732-
Exploitatieresultaat Rentebaten en opbrengst effecten
125.7191.933-
111.000-
86.909 5.440-
Resultaat boekjaar
123.787-
111.000-
92.349-
17
Het kantoor Het kantoor van de vereniging zou in november verhuizen naar de campus van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Kort na de oplevering van het geheel vernieuwde pand ontstond er een omvangrijke waterschade. Hierdoor moest de verhuizing uit Arnhem worden uitgesteld naar het voorjaar van 2010. Publicatiefonds Lutra De Stichting Publicatiefonds Lutra beheert het kapitaal dat in 1994 door een gulle gever werd geschonken aan de Zoogdiervereniging . Het fonds ondersteunt met de renten van dit kapitaal de uitgave van Lutra, het wetenschappelijk tijdschrift van de vereniging. Het fonds sloot haar boeken per 31 december 2009 met een totaal tegoed van € 25272,14. In het afgelopen kalender jaar 2009 werd € 1.000,- uitgekeerd voor de controle op Engelstalige teksten. Het werkkapitaal van het fonds liep door de verleende subsidies opnieuw enigs-zins terug. Het is daardoor niet mogelijk de subsidies uit de renteopbrengsten te verstrekken en moet het kapitaal worden aangesproken. Meerjarenprogramma In november 2005 is het meerjarenprogramma 2006-2010 goedgekeurd. In dit programma zijn vijf speerpunten opgenomen, te weten: 1. Kennis op peil 2. Zoogdieronderzoek Nederland 3. Zoogdieren, het beschermen waard 4. Ontdek de zoogdieren 5. Mensen voor zoogdieren De uitvoering van speerpunten 1 t/m 4 gebeurt door de Steunstichting (zie aldaar). Uitvoering van speerpunt 5 gebeurt door de vereniging. Dit speerpunt wordt op de volgende pagina’s behandeld.
18
MENSEN VOOR ZOOGDIEREN De missie van de Zoogdiervereniging stelt dat zij mensen verenigt die actief kennis verzamelen, ontwikkelen en uitdragen, met als doel de actieve bescherming van zoogdieren en hun leefgebieden, zowel nationaal als internationaal. Bij de Zoogdiervereniging kunnen leden actief zijn in werkgroepen en in redacties. Leden kunnen ook individueel of als groep waarnemingen van zoogdieren verzamelen of zelf projecten bedenken en met ondersteuning van het bureau uitvoeren. Ieder zet zich op zijn eigen wijze in voor de belangen van de zoogdieren in Nederland en daar buiten.
Ledenacties In 2009 heeft de Zoogdiervereniging veel media-aandacht gekregen, wat erg goed heeft uitgepakt voor de naamsbekendheid. Dit is voor een groot deel toe te schrijven aan de succesvolle campagne ‘Jaar van de Egel’, die leidde tot aandacht in veel regionale én nationale media. Als cadeau voor nieuwe leden was er een gratis egelmok, die beschikbaar werd gesteld door Vivara. In totaal groeide het ledenaantal in 2009 met 416 personen. Een record in de geschiedenis van de Zoogdiervereniging!
Ledenvergaderingen en Scheygrondprijs Tweemaal heeft een Algemene Ledenvergadering (ALV) plaatsgevonden: op 18 april in een zalencentrum in Utrecht en op 12 december bij Alterra in Wageningen. De eerste ALV stond in het teken van exoten. Er waren lezingen van de Werkgroep Zoogdierbescherming (over exoten in de nieuwe natuurwet), een tweetal studenten van Van Hall Larenstein (definities van ‘exoot’), de Landelijke Coördinatie Commissie Muskusrattenbestrijding (over bestrijding van muskus- en beverratten) en het Team Invasieve Exoten van het ministerie van LNV (hoe exoten in te passen in het beleid). De tweede ALV had het vossenbeleid als thema. De documentaire ‘Rotvos’ werd vertoond, met daarin de leden Jaap Mulder, Gerard Muskens en Maurice la Haye in de hoofdrol. Deze documentaire laat een aantal onderzoeksprojecten van Jaap Mulder zien, in de context van het populatiebeheer van de vos. Na de documentaire was er een boeiende forumdiscussie met vertegenwoordigers van partijen met verschillende standpunten ten aanzien van het vossenbeleid. Tijdens deze tweede ALV kreeg Dennis 19
Wansink de Scheygrondprijs toegekend vanwege zijn uitzonderlijke verdiensten voor de Zoogdiervereniging en het onderzoek en bescherming van zoogdieren.
Uitreiking Scheygrondprijs aan Dennis Wansink door Jacob van Olst (Foto: Tijs Tinbergen)
Tijdschriften, nieuwsbrieven en websites Wie lid wordt van de Zoogdiervereniging ontvangt vier keer per jaar het populair wetenschappelijk tijdschrift Zoogdier. Leden van het Vlaamse Natuurpunt kunnen een abonnement nemen zonder lid van de vereniging te worden. De redactie bestaat uit vrijwilligers, auteurs en fotografen die belangeloos meewerken. Auteurs schrijven hun eigen artikelen. Deze formule van onderop geeft meteen de kracht van ons Nederlands-Vlaamse tijdschrift weer. Het blad draait uitstekend. Zoogdier is ook vaak een bron voor berichten in andere media. Daarnaast geeft de vereniging een wetenschappelijk tijdschrift uit: Lutra. In 2009 zag Volume 52 het levenslicht. Lutra verschijnt twee maal per jaar en voldoet aan alle eisen van een wetenschappelijk tijdschrift. Het gepubliceerde onderzoek leidt vaak ook tot aandacht in andere media. Zo bereikte het onderzoek naar late egeljongen die harder bleken te groeien, tot aandacht in meerdere kranten. Ook twee maal per jaar verschijnt de Telganger met resultaten en terugkoppeling voor waarnemers. Daarnaast kan iedereen zich melden voor de wekelijks mail-nieuwsbrief Zoogmail.
20
De website van de Zoogdiervereniging bevat meerdere nieuwsberichten per week, een agenda, en de nodige achtergrondinformatie. De site heeft in 2009 wat cosmetische veranderingen doorgemaakt en wordt goed bezocht. Veel bezoekers trok ook de campagnesite Jaar van de Egel met een duidelijke piek rond het Egelweekend in september. Met deze succesvolle campagne, die ook radiospotjes, stopperadvertenties in grote dagbladen en heel veel free publicity omvatte (alle grote kranten, huis-aan-huisbladen en diverse radio- en tv-programma’s), zijn ongekend veel mensen bereikt. Zo werden meer dan twintigduizend waarnemingen van egels doorgegeven en mocht de Zoogdiervereniging zich verheugen met veel nieuwe leden. Over de campagne ‘Jaar van de Egel’ is een separaat verslag gemaakt. Ook buiten de egels om was de Zoogdiervereniging weer veel in het nieuws in 2009 dankzij een actief persbeleid. Voor een overzicht van de nieuwsberichten, zie www.zoogdiervereniging.nl (actueel/nieuwsarchief). Veel lezers trok ook het samenwerkingsproject Natuurbericht.nl. De Zoogdiervereniging leverde hiervoor twee berichten per week.
21
Werkgroepen Binnen de Zoogdiervereniging zijn verschillende werkgroepen actief. De werkgroepen zijn ingedeeld naar soort, regio of thema en is er de veldwerkgroep die (veld)activiteiten organiseert. De Veldwerkgroep begon 2009 in mei met een muizenweekend in het gebied rond de Drentse Aa, in samenwerking met enkele Drentse zoogdierliefhebbers. Het aantal muizenvangsten was gering, maar dit werd gecompenseerd door de mooie omgeving alsmede twee goede zichtwaarnemingen van boommarters. Het zomerkamp vond dit jaar plaats in Portugal, in de Serra da Estrela. Dit is een Natura 2000-gebied waarvan nog weinig bekend was van de kleine zoogdieren en vleermuizen. Met mistnetten werden 20 vleermuissoorten gevangen, waaronder drie soorten hoefijzerneuzen, mopsvleermuis, Bechsteins vleermuis, kleine dwergvleermuis en Savi’s dwergvleermuis. Het vallenonderzoek leverde geen grote aantallen op, maar wel Millers waterspitsmuis, Iberische bosspitsmuis en Algerijnse muis. Braakballen leverden aanvullend onder andere Provencaalse woelmuizen op. De relatief nieuwe methode van waarnemen met cameravallen leverde dit zomerkamp uitstekende resultaten: enkele malen werd een genetkat gefotografeerd. Zowel de Portugese als de Nederlandse deelnemers waren zeer tevreden over het zomerkamp, de samenwerking, de kennisoverdracht en de waarnemingen: in tien dagen tijd zijn 39 zoogdiersoorten vastgesteld. Begin september werd vervolgens samen met de Overijsselse zoogdiergroep een weekend georganiseerd bij Denekamp, gericht op de veldspitsmuis. Verspreid over verschillende locaties in de omgeving werden 14 vangsten van de veldspitsmuis gedaan. Met de Zeeuwse zoogdiergroep werden in een weekend in oktober muizen gevangen bij het Veerse Meer, waaronder noordse woelmuizen. Het Veldwerkgroepsjaar werd tenslotte afgesloten met een reünie en tevens muizenweekend in het Zwanenwater. Naast de veldactiviteiten werd door de Veldwerkgroep zoals gebruikelijk materiaal uitgeleend en verhuurd, met name vallen. Vanwege de gunstige koers van de Engelse Pond en de grote vraag naar vallen in piekperiodes, werd afgelopen jaar het vallenbestand uitgebreid met 300 Longworth-vallen. Tenslotte werd in 2009 het bestuur uitgebreid, in de persoon van Janny Resoort. De overige bestuursleden zijn: Jan-Piet Bekker, Jan-Alewijn Dijkhuizen (materiaalbeheerder), Kees Mostert, Paul van Oostveen (voorzitter), Eric Thomassen (secretaris) en Jeroen Willemsen (penningmeester). De Werkgroep Zoogdierbescherming heeft dit jaar het bureau ondersteund bij een rechtszaak tegen de goedkeuring van de Gedragscode Flora- en faunawet van de Unie van Waterschappen. In 22
augustus werd de zaak door de rechtbank in Arnhem behandeld. De rechtbank heeft de Zoogdiervereniging in het gelijk gesteld en heeft de goedkeuring vernietigd. De bezwaren die wij hebben tegen deze Gedragscode worden gedeeld door andere natuurbeschermers. Voorts sprak de Zoogdiervereniging in op de doelstellingen voor de een aantal Natura 2000-gebieden. De werkgroep heeft kritisch gekeken naar de formuleringen over behoud of versterking van de populaties van vleermuizen, noordse woelmuis en bever in de Biesbosch. De Vleermuiswerkgroep Nederland (VLeN) heeft de ontwikkeling van de website (www.vleermuis.net) in 2009 volop doorgezet. Zo is het deel over de vleermuisatlas en waarnemingen sterk uitgebreid en zijn ook de overige onderdelen aangevuld. De VleN streeft ernaar alle mensen van dienst te zijn die iets willen weten of melden over vleermuizen. De website is daarom steeds aan verandering en aanvulling onderhevig. Wie zijn antwoorden onverhoopt niet op de site kan vinden, kan terecht op het forum. De VleNdag werd gehouden bij Adviesbureau Tauw in Deventer, die hun vergaderruimte en bedrijfsrestaurant beschikbaar stelde. In twaalf lezingen kwamen nieuwe onderwerpen aan bod, of werd dieper ingegaan op bestaande zaken. Zeer leerzaam voor groene bureaus was onder andere het verhaal van Eric Korsten over hoe je tijdens een quickscan eenvoudig kunt zien of zich vleermuizen in een gebouw bevinden, een vaardigheid waarbij veel bureaus nog steken laten vallen. Ook liet hij zien wat een relatief eenvoudige, maar zeer doeltreffende mogelijkheid is voor vervangende ruimte bij sloop en renovatie: een speciaal ontworpen vleermuizentoren. Tijdens de Nacht van de Vleermuis zijn meer dan 23 excursies georganiseerd. Naast de rechtstreeks door de VleN benaderde organisaties, meldden zich ook gidsen en organisaties aan naar aanleiding van de oproep in de media. De VleN heeft iedere aangemelde gids een pakket toegestuurd met daarin een Veiligheidsvest met vleermuisopdruk, foto’s, informatie en een presentatie om het verhaal te ondersteunen. Ook bevatte het pakket een stapel bouwplaten van een vleermuismobile om uit te delen. De pakketten zijn enthousiast ontvangen. Jaarlijks tonen (lokale) radio- en tv stations interesse in de excursies. Ook dit jaar zijn gidsen geïnterviewd door journalisten van het Vara radioprogramma Vroege vogels, Radio Limburg, de Spits en een verslaggever van TV west heeft aan een (helaas zeer regenachtige) excursie in het Haagse Bos deelgenomen.
23
De redactie heeft ook in 2009 veel energie gestoken in het regelmatig en tijdig uitbrengen van de nieuwsbrief. Ook is door werving het aantal ontvangers flink uitgebreid van 450 in 2008 tot 485 in 2009. Samenstelling en rolverdeling bestuur VleN: A-J Haarsma René Janssen Saskia Roselaar Carolien van der Graaf Leonie de Kluys Annemieke Ouwehand
Voorzitter, webmaster Vleermuis.net, organisator meervleermuisteldag Coordinator VleNdag, vleNnieuws redactie Secretaris, ledenadministratie Hoofdredacteur VleNnieuws Organisator Nacht van de vleermuis Website, organisator Nacht van de vleermuis
De Werkgroep Kleine Marterachtigen heeft in 2009 vooral de snijsessies aan verkeersslachtoffers voortgezet. Hierdoor konden enthousiaste werkgroepleden de drie verschillende kleine marterachtigen (wezel, her,melijn en bunzing) ook een keer van dichtbij bekijken. Verder zijn er in 2009 plannen gemaakt voor een pilot studie naar inventarisatie methoden voor kleine marterachtigen en zal er in 2010 een veldwerk week georganiseerd worden in de Wieden. Hiervoor heeft een mini-workshop plaatsgevonden met een aantal ervaringsdeskundigen op het gebied van onderzoek naar marterachtigen. Op de workshop is gebrainstormd over ideeën voor het veldwerk en mogelijke obstakels. Na de workshop is al begonnen met wat kleine tests in het veld. Op dit moment gebeurt communicatie vooral nog via een internetgroep. Op de website van de Zoogdiervereniging staat hierover meer informatie. De Beverwerkgroep Nederland (BWN) opende het beverjaar traditioneel weer met de Nationale Beversporendag, tijdens het eerste weekend van maart. In gebieden waar bevers voorkomen of waar, gezien de aanwezigheid van geschikte biotopen op bereikbare afstand vanuit bekende beverpopulaties, mogelijk bevers voorkomen is gezocht naar knaag- en verblijfsporen van de bever. Met behulp van enkele tientallen vrijwilligers werd op deze manier de actuele verspreiding van de bever in beeld gebracht. Een andere jaarlijkse activiteit, de Bever Transect Tellingen in de Biesbosch, ging in 2009 niet door. De oorzaak was een gebrek aan organisatoren voor de verschillende weekenden. Er wordt nagedacht over een eventuele nieuwe invulling van de werkgroepsactiviteiten in de Biesbosch. 24
De simultaantellingen die in 2008 zijn opgestart, zijn in 2009 uitgevoerd in de Blauwe Kamer (Wageningen/Rhenen), lands de IJssel en in de Gelderse Poort. Er zijn veel bevers waargenomen, zodat voor deze gebieden een minimum aantal aan aanwezige bevers kon worden vastgesteld. Dat deze tellingen aantrekkelijk zijn voor nieuwe vrijwilligers, blijkt uit het enorme aantal aanmeldingen voor de tellingen in de Gelderse Poort. Hoewel deze tellingen voor het eerst werden georganiseerd, moest al snel de inschrijving worden gesloten omdat het aanbod aan waarnemers hoger lag dan het aantal mensen dat kon meewerken. In de zomer zijn er twee excursies georganiseerd naar de bevers in de Belgische Ardennen. De groepen werden rondgeleid door een gids van de Beverwerkgroep België. Vol ontzag werd genoten van de aanwezige beverdammen en de veranderingen in het landschap die de bevers teweeg brengen, met positieve gevolgen voor veel andere soorten (zoals libellen en amfibieën).
Beverexcursie in de Ardennen (Foto: Stefan Vreugdenhil) In 2009 is eenmaal de nieuwsbrief 'Castor' gepubliceerd (Castor 18) met daarin een artikel over de beveruitzettingen in Drenthe en Groningen, een verslag van het beversymposium (november 2008) in de Biesbosch en verslagen van de simultaan- en transecttellingen van 2008. Het bestuur is in 2009 uitgebreid met Nannike Buvelot. Naast deze nieuwe aanwinst bestond het bestuur in 2009 uit Stefan Vreugdenhil (voorzitter), Gerrit Kolenbrander (secretaris), Carolien van Slijpe (penningmeester) en Vilmar Dijkstra.
25
De nadruk bij activiteiten van de Werkgroep Boommarter Nederland (WBN) lag in 2009 niet alleen op het vinden van nestbomen van boommarters. Meer en meer worden "cameravallen" automatisch op beweging reagerende camera's - ingezet om de aanwezigheid en bewegingsruimte van boommarters vast te stellen. Dat heeft tot een belangrijk onderzoeksrapport geleid, getiteld "Boomotters in de kop van Overijssel" en opgesteld door Daniël Tuitert en anderen. Dankzij de cameravallen is aangetoond dat in Nationaal Park Weerribben-Wieden boommarters op allerlei plaatsen voorkomen. Het voorkomen van boommarters in grote moerasgebieden is nog niet eerder op een dergelijke schaal vastgesteld. Ook in de Mortelen (Noord-Brabant) zijn vanaf de zomer pogingen gedaan – door Jaap Mulder en Ruud van den Akker –om met fotovallen vast te stellen of er nog boommarters rondlopen in de Mortelen, en welk van de zes die in 2008 ( en een bijgeplaatst in 2009) ooit voorzien van halsbandzender werden losgelaten is dit gebied. Jaap Mulder rapporteerde in het najaar dat in de loop van het voorjaar 2009 de signalen van twee overgebleven (van de zeven) zenders vreemd doen en uiteindelijk stil vielen ruim vóór het aflopen van de berekende levensduur helaas. Ook heeft een aantal bewoners van de Mortelen zich zeer negatief over de boommarters uit te laten. Daarom zal er in de toekomst eerst worden gewerkt te gaan werken aan de acceptatie van het project door de buurtbewoners, voor er nieuwe dieren zullen in dit gebied worden losgelaten. Omdat de zenders zijn uitgevallen, hebben zijn er op vijf plekken fotovallen geïnstalleerd en uiteindelijk heeft dit ook de aanwezigheid van ten minste één gezenderde boommarter helpen vaststellen. Het ledental stabiliseerde zich op 76 en de leden kwamen twee maal in een werkvergadering bijeen. Het bestuur van de WBN vergaderde twee maal. De Zoogdiervereniging heeft het bestuur gevraagd mee te helpen aan het ontwerp van een Huishoudelijk Reglement dat in 2010 van kracht zal worden. Er wordt naar een opvolger als voorzitter uitgekeken en het bestuur is er in geslaagd om een extra kandidaats-bestuurslid te vinden. Met de hulp van aanvankelijk Kees Canters en in een latere fase ook het bestuur van de Zoogdiervereniging zijn de interne spanningen binnen de WBN opgelost tot grote opluchting van alle betrokkenen. Dit betekent dat het Cantersbesluit – bedoeld voor het stormvast maken van de werkgroep – niet langer van kracht is. Het bestuur WBN heeft ook in 2009 deelgenomen aan een regulier overleg van het bestuur VZZ en alle besturen van de werkgroepen.'
26
De Werkgroep ZeeZoogdieren (WZZ) is begin jaren ‘80 opgericht om de contacten tussen studenten op dit onderwerp te verbeteren. Dat leidde onder meer tot enkele zeezoogdierdagen. Eind jaren '80 werd deze functie overgenomen door de Europese Walviskundige Vereniging (European Cetacean Society) waar ook de zeehonden en dergelijke een plaats vinden. Hiermee verviel de noodzaak voor een Nederlandse werkgroep. In 2008 heeft de ECS zijn jaarbijeenkomst voor het eerst in Nederland gehouden. Het team van studenten en (oud)wetenschappers dat deze conferentie organiseerde overweegt de werkgroep van de Zoogdiervereniging weer actief te maken om zo op nationaal niveau een aanspreekpunt te creëren. In 2009 zijn echter nog geen activiteiten ontplooid
27
28
STEUNSTICHTING VZZ
29
30
VOORWOORD Er is lang toegewerkt naar de verhuizing van het kantoor naar Nijmegen. De eerste plannen dateren al van 2007. De eerste planning was dat we in januari 2009 de nieuwe huisvesting zouden kunnen betrekken. Aan het eind van het verslagjaar is dit echter nog steeds niet het geval. In 2009 is heel veel werk verzet om alle zaken t.b.v. de verhuizing te regelen zoals contracten met de Natuurplazapartners, contracten met de Universiteit, overleg over de inrichting, bestellen van nieuw meubilair, bestemming van ruimtes, regelen van een tijdelijk krediet, etc. Maar je weet waar je het voor doet en dus wordt er door verschillende medewerkers een tandje bijgezet want we zijn er aan toe. Het kantoor in Arnhem is echt te klein en te onrustig. Op 2 oktober wordt het geheel gerenoveerde gebouw opgeleverd. De grote tegenslag komt een paar dagen later in de vorm van waterschade waardoor verhuizing moest worden uitgesteld naar maart 2010. Het schrijven van dit verslag vindt gelukkig plaats in ons nieuwe lichte en ruime kantoor in Nijmegen. We hopen hier weer heel veel jaren vooruit te kunnen en gaan de nieuwe uitdaging met verve aan.
In het verslagjaar ging het reguliere werk van de stichting gewoon door. Tal van lopende projecten zijn voorgezet en/of afgerond en veel nieuwe projecten opgepakt. Daarnaast werd door medewerkers veel werk verzet voor de vereniging. Voorbeelden hiervan zijn de ledenadministratie en de financiële administratie, het beheer van de databank, het verzorgen van de communicatie (o.a. tijdschrift Zoogdier en website) het ondersteunen en uitvoeren van activiteiten op het gebied van de bescherming van zoogdieren (o.a. de juridische procedures en soortbescherming), organisatie van bestuursvergaderingen en ALV’s en de directievoering over deze activiteiten.
31
Projecten De Steunstichting is een projectenorganisatie, dat wil zeggen dat de organisatie haar inkomsten verkrijgt door het uitvoeren van projecten voor derden. Ook worden veel werkzaamheden uitgevoerd t.b.v. de vereniging. Projecten en activiteiten die ten behoeve van de vereniging worden uitgevoerd zijn zgn. interne projecten. In 2010 zullen deze projecten in toenemende mate volgens dezelfde projectmatige wijze worden opgezet als ook gebeurd met de projecten die in opdracht van derden worden uitgevoerd. Bij de projecten voor derden zijn de opdrachtgevers voor 2/3 overheidsinstanties (Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen)en voor 1/3 private organisaties (natuurbeschermingsorganisaties en bedrijven). Een deel van deze projecten heeft betrekking op soorten, hiervan is 60% soortspecifiek (waarvan de helft vleermuizen en muizen) en 40 % overig. Belangrijke projecten in 2009 waren: -
Jaar van de Egel Zoogdieratlas.nl Meerdere vleermuisprojecten Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) Verspreidingsonderzoek (braakbal, boommarter, das, vleermuizen, waterspitsmuis) Muizenprojecten: noordse woelmuis, waterspitsmuis Dataconversie (GaN/NDFF) Capacity building (NDFF)
Data en NDFF Het inwinnen, beheren en uitleveren van data is een van de kernactiviteiten van de Zoogdiervereniging. Onze waarnemers, andere vrijwilligers en medewerkers zijn hierbij onmisbaar. In het verslagjaar vonden deze activiteiten nog grotendeels plaats vanuit ons kantoor in Arnhem. Bij het inwinnen blijken invoersites als Telmee.nl en Waarneming.nl steeds belangrijker te worden. Ook het project Zoogdieratlas.nl heeft tot doel om zoveel mogelijk data aan de databank toe te voegen. Verder leveren projecten als NEM en VerspreidingsOnderzoek veel relevante data op van vooral ‘moeilijker te inventariseren soorten’.
32
Bij het beheren van data gaat het om het goed opslaan van de gegevens en het valideren ervan. Onze databankmedewerker is vier dagen per week met deze beheertaak bezig. Meerde personen zijn belast met de validatie. Bij het uitleveren gaat het om het reageren op zowel interne als externe vragen. Interne vragen komen van leden en medewerkers die de data gebruiken voor een onderzoek of rapportages. De externe vragen komen hoofdzakelijk van het Natuurloket die de data levert aan overheden en bedrijven. In 2009 is door meerdere medewerkers al hard gewerkt aan de toekomstige landelijke databank: de NDFF. Projecten als Dataconversie en Capacity Building (werven, binden en opleiden van waarnemers) vormen hier een onderdeel van. In 2010 gaat de inwinning hoofdzakelijk via de eerder genoemde invoersites, maar het beheer wordt overgenomen door de NDFF. Voor de uitlevering komt er een nieuw Natuurloket.
Samenwerking Verschillende medewerkers waren in het verslagjaar betrokken bij tal van samenwerkingsprojecten en activiteiten. Belangrijke samenwerkingspartners zijn Natuurplaza: het samenwerkingsverband van SOVON, RAVON en Bargerveen met wie wij de samenwerking in Nijmegen gestalte gaan geven. VOFF: het samenwerkingsverband van de tien PGO’s rond gegevens. Samen met andere PGO’s werden projecten uitgevoerd en aan gezamenlijke belangen gewerkt. De werkzaamheden aan de NDFF vinden grotendeels in VOFF verband plaats. PSO: het collectief van soortenbeschermende organisaties. Deze samenwerking is beperkter van omvang doordat er maar weinig gezamenlijke projecten konden worden uitgevoerd. Het leefgebiedenbeleid en natuurwetgeving waren belangrijke onderwerpen van overleg. Atlas: eind 2009 werd er in 12 provincies gewerkt aan een atlasproject. In Limburg is het project bijna ten einde, in o.a. Friesland en Gelderland nog maar net van start gegaan. In al deze twaalf projecten wordt samengewerkt met meerdere partners.
33
GaN en CBS: samen met de Gegevensautoriteit Natuur (GaN) en het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt al vele jaren gewerkt in NEM en VerspreidingsOnderzoek aan het systematisch inwinnen van data van vooral beleidsrelevante soorten. Al deze samenwerkingsverbanden waren essentieel voor het behalen van de doelstelling van de stichting in 2009.
Maart 2009 Jos Teeuwisse, directeur.
34
ORGANISATIE De Steunstichting is in 2004 opgericht met als doel het ondersteunen van de Zoogdiervereniging VZZ bij het uitvoeren van projecten en activiteiten voor haar leden. Het secretariaat van de vereniging is ondergebracht in deze stichting. De Steunstichting voert daarnaast onderzoeksprojecten uit en geeft gevraagd en ongevraagd adviezen aan overheden, terreinbeheerders en projectontwikkelaars. Zie voor een organogram pagina 8.
Bestuur Het bestuur van de stichting vormt een personele unie met het bestuur van de Zoogdiervereniging VZZ. Het stichtingsbestuur kende in 2009 de volgende wisselingen. Zitting hadden: Jacob van Olst - voorzitter Helene Stafleu – secretaris (tot 12-12-09) Hans Bekker- secretaris (vanaf 12-12-09) Toon Zwetsloot – penningmeester Bureau Medewerkers Het aantal medewerkers groeide in het verslagjaar naar 27 personen en 18,3 fte. Drie nieuwe medewerkers kwamen in dienst: een projectleider O&A/B&C en twee provinciale atlascoördinatoren. Twee medewerkers vertrokken naar elders. Door dit vertrek zijn twee vacatures ontstaan, die van teamleider B&C en projectleider O&A. Het is de bedoeling dat deze vacatures in 2010 weer worden opgevuld. Gelukkig was het verzuim door ziekte onder de medewerkers gering. De reïntegratie van twee langdurig zieke medewerkers is goed verlopen waardoor we nu weer op volle sterkte aan het werk zijn. Ook werd in het verslagjaar weer dankbaar gebruik gemaakt van de diensten van vrijwilligers, waarnemers en stagiaires. Zo waren er stagiares werkzaam voor het project Vleermuizen in de Stad en voor website teksten en het bewerken van de website teksten.
35
Financiën (Jaarverslag Stichting 2009)
Het Jaar 2009 was voor de Steunstichting een goed jaar. Het jaar werd afgesloten met een batig saldo van 128.000 euro. Dit resultaat was ruim 20.000 euro lager dan begroot. De belangrijkste oorzaak hiervoor was de veel lagere omzet dan begroot (450.000 euro lager). De reden hiervan ligt in een te positieve inschatting van de te behalen projectomzet ten tijde van het opstellen van de begroting. In de loop van 2009 bleek dat enkele ‘zeker geachte’ projecten toch niet doorgingen en dat de inkomsten van enkele andere projecten naar beneden moesten worden bijgesteld (de projectambitie werd door opdrachtgevers naar beneden bijgesteld). De overige baten waren echter aanzienlijk hoger dan begroot. De reden hiervan zijn hogere inkomsten uit cursussen, BTW restitutie die werd ontvangen en vorderingen uit voorgaande jaren die werden ontvangen. De totale lasten zijn 330.000 euro lager dan begroot. De belangrijkste oorzaak is een aanmerkelijk lager bedrag (301.000) aan uitbesteed werk en kosten activiteiten. De Steunstichting was projecttrekker van meerdere grote (VOFF) projecten. Deze zouden worden gerealiseerd door werk uit te besteden aan meerdere collega PGO’s. Doordat enkele projecten niet doorgingen en andere projecten minder omvangrijk waren dan gedacht tijdens het opstellen van de begroting werd er ook minder werk uitbesteed. Ook de personeelskosten zijn hierdoor lager. De huisvestingskosten zijn lager dan begroot omdat de verhuizing naar Nijmegen (naar een pand met een hogere huur) in 2009 niet plaats vond. De hogere organisatiekosten zijn terug te voeren op een hogere contributie aan de VOFF en een bescheiden stijging van de meeste andere kosten die op deze post worden geboekt. Het bestuur heeft besloten om het grootste deel (124.000 euro) van het positieve resultaat van de Steunstichting aan te wenden voor de dekking van het tekort van de vereniging. Het restant (4.000) wordt toegevoegd aan de Algemene reserve.
36
2009 gerealiseerd
2009 begroot
2008 gerealiseerd
Baten 134.969
-
210.862
1.498.388
2.088.000
1.040.552
19.575
10.000
21.567
916
-
-
Overige baten
98.966
5.000
41.893
Totaal opbrengsten
1.752.815
2.103.000
1.314.874
879.555-
914.000
790.071-
36.378-
55.000-
34.952-
Organisatiekosten
106.646-
84.000-
117.197-
Uitbesteed werk
477.482-
902.000-
103.587-
Kosten activiteiten
124.969-
Subsidies Opbrengst activiteiten Levering gegevens Giften
Lasten Personeelskosten Huisvestingskosten
91.7391.542-
Overige lasten Totaal lasten Exploitatieresultaat Rentebaten Resultaat boekjaar
1.625.030-
1.955.000- 1.139.088-
127.785
148.000
175.785
144
2.000
100
127.929
150.000
175.885
37
Meerjarenplan Ook de stichting werkt aan een nieuw meerjarenplan 2011 – 2015. In het verslagjaar werd hiertoe een raamwerk opgesteld en werd een personeelsplanning gemaakt. In verschillende geledingen werd al nagedacht over het sturingsmodel van de werkorganisatie. Het definitieve meerjarenplan wordt in de eerste helft van 2010 gemaakt.
38
KENNIS OP PEIL Gegevens over het wel en wee van onze zoogdieren en over hun aanwezigheid vormen de basis voor een goed gefundeerde bescherming. Hoe gaat het met ze en waar zitten ze? Om deze vragen te beantwoorden voert de Zoogdiervereniging al jaren monitoring- en verspreidingsonderzoek uit, met de inzet van vele vrijwilligers. De Gegevensautoriteit Natuur financiert tegenwoordig voor een aantal soorten de coördinatie en het CBS bewaakt de kwaliteit en berekent de trends.
MONITORING In het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) tellen vrijwilligers sinds 1986 vleermuizen in winterverblijven en sinds 1994 dagactieve zoogdieren. In 2006 zijn hier tellingen van konijnen in de duinen en van hazelmuizen aan toegevoegd. In 2008 ging het meetnet Zoldertellingen vleermuizen van start. In dit jaarverslag gaan we in op het Meetnet Dagactieve zoogdieren, dat sinds 1994 wordt uitgevoerd door vogeltellers van SOVON. De rol van de Zoogdiervereniging is de interpretatie van de gegevens.
Meetnet Dagactieve zoogdieren
Fig. ##. Het aantal plots waarvan zoogdiergegevens werden ontvangen in de periode 1994-2008. 39
Fig. ##. Ligging van de plots met zoogdiergegevens over de periode 1994 – 2008
Egel De egel is over de periode 1994-2008 volgens de tellingen significant matig afgenomen met ongeveer 40% (n=154, figuur ##). De lage trefkans van de egel zorgt er voor dat er nog wel enige zorgen zijn over mogelijke vertekening van de trend, maar het aantal plots, de ligging daarvan én de lage standaardfout van de trend geven inmiddels het vertrouwen dat deze de populatieontwikkeling aardig weergeeft.
40
Fig. ##. Index van de aantalsontwikkeling van de egel in Nederland.
41
Haas De afname van de populatie hazen na 2004 lijkt zich in 2008 licht te stabiliseren (figuur 3). Voor de hele periode is er echter nog steeds sprake van een significant matige afname (n=766). Er zijn verder ten opzichte van vorig jaar geen al te grote verschuivingen. In Drenthe, Zuid-Holland en Limburg is er sprake van een matige afname. Vorig jaar was er nog sprake van een matige afname in Overijssel en Gelderland, maar inmiddels is die trend onzeker. Voor Flevoland geldt nog steeds dat de haas sterk is afgenomen. Sterker nog, er worden geen hazen meer gemeld. Het gaat hier echter om slechts 11 plots waar de soort tussen 1997 en 2008 is aangetroffen. De vraag is of de trend die berekend wordt uit dit lage aantal plots een goede weergave is van de werkelijke situatie. Als de afname reëel is, dan is het de vraag wat er met de Flevolandse hazen aan de hand is. In Noord-Holland is wederom sprake van een stabiele ontwikkeling. In de andere provincies is de trend onzeker (Groningen, Friesland, Utrecht, Noord Brabant, Zeeland). Landelijk was in het agrarisch gebied in 2006 nog sprake van een significant sterke afname. Inmiddels is deze afname omgebogen naar een matige afname.
42
Figuur 3. Indexen van de aantalontwikkeling van de haas in Nederland, Flevoland en het agrarisch gebied.
Meetnet Autoroutes vleermuistellingen gaat helaas niet starten
Afgelopen jaren voerde de Zoogdiervereniging een pilot uit voor een nieuw meetnet binnen het Netwerk Ecologische Monitoring: auto- en bootvleren. Het doel van dit nieuwe meetnet was het verkrijgen van trendgegevens voor soorten die met de bestaande meetnetten niet voldoende worden geteld: de gewone en ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger. Dat gebeurde door waarnemingen te doen met een batdetector, op transecten die worden afgelegd met auto of boot. Na een aantal pilots (zie eerdere Telgangers) moeten we echter concluderen dat het meetnet niet de gewenste resultaten oplevert.
43
Methode De transecten, van 30-50 kilometer, werden langzaam rijdend gereden, met een zogenaamde Anabat SD1 batdetector op het dak van de auto. De Anabat legt de vleermuisgeluiden vast op een geheugenkaartje, samen met de tijd van waarnemen. Deze opnames kunnen vervolgens door een vleermuisdeskundige op naam worden gebracht. Door die gegevens te combineren met een GPS bestand van de afgelegd route, konden kaarten gemaakt van de route en de waarnemingen.
Knelpunten Tijdens de pilot kwamen echter een aantal vervelende knelpunten naar voren. Bij drie routes bleek na afloop de apparatuur niet goed gewerkt te hebben: Er werden wel vleermuisgeluiden gehoord, maar niet vastgelegd. Dat is natuurlijk iets wat niet mag gebeuren: het is bijzonder frustrerend voor degene die de route reed, en het is een verlies van nuttige gegevens. Momenteel wordt in samenspraak met de ontwerper van de Anabat uitgezocht hoe dit kon gebeuren. Lastiger was de lage trefkans van twee van de vier doelsoorten. De gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis werden veel waarngenomen: de gewone dwergvleermuis gemiddeld zelfs 17 keer per uur. Maar laatvliegers werden beduidend minder vaak waargenomen, gemiddeld 3-5 per uur, en rosse vleermuizen nauwelijks: hoogstens 1 per uur rijden Dit zo weinig, dat er enorm veel routes nodig zouden zijn om voldoende dieren te kunnen tellen voor berekening van trends en indexen. Om die reden heeft de Gegevensautoriteit besloten het autovleren stop te zetten.
Overigens blijft het autovleren in deze vorm, of met ‘live’ determinatie van geluiden door een bijrijder een goed instrument voor het verspreidingsonderzoek van bijvoorbeeld dwergvleermuizen.
44
Doodgereden egels, een herhaling
Tijdens het jaar van de egel werden er twee onderzoeksactiviteiten uitgevoerd: verspreiding beter in beeld krijgen door waarnemingen werven onder “het publiek”, en de populatietrend schatten door het aantal verkeersslachtoffers per kilometer weg te laten tellen door vrijwilligers, de zogenaamde “E-teams”, en die tellingen te vergelijken met een in de jaren 1990 uitgevoerde vergelijkbare telling. Dank zijn veel oproepen en mediaandacht voor het jaar van de egel kwamen er zo’n zes duizend waarnemingen via de mail binnengekomen, zo’n acht duizend via Waarneming.nl en zo’n zevenen-een-half duizend via Telmee.nl. Met deze meer dan twintig duizend waarnemingen, ontstaat een uniek beeld van waar egels in Nederland voorkomen. Daaruit blijkt dat de egel nog steeds in vrijwel heel Nederland waargenomen wordt en dat is goed nieuws. Om beter in beeld te krijgen hoe het de egels gaat, organiseerde de Zoogdiervereniging tijdens het Jaar van de Egel het E-team. Het Eteam bestaat uit forenzen, die op hun vaste woon-werktochten dode egels die ze zagen bijhielden. In totaal 67 forenzen telden dit jaar op vaste routes doodgereden egels. Sommigen zagen op hun route geen enkele dode egel, maar één van de forenzen telde dit jaar maar liefst 56 dode egels. In totaal werden er 901 dode egels geteld. Dat zijn 48 egels per jaar per 100 kilometer weg. Als we er van uitgaan dat de wegen die de E-team-leden bekeken typisch zijn voor die van heel Nederland, werden er dit jaar in het hele land naar schatting zo’n 135.500 egels doodgereden. Deze uitkomsten kunnen we vergelijken met een soortgelijk onderzoek dat Marcel Huijser van de Zoogdiervereniging in de jaren negentig deed. Toen werden zo’n 100 dode egels per jaar per 100 kilometer gevonden. Omdat er nu meer verkeer is dan toen, verwachtten we bij een gelijkblijvende populatie egels ongeveer evenveel of zelfs meer dode egels per kilometer aan te treffen. We zien echter een daling van ongeveer vijftig procent in het aantal dode egels per jaar. Dat is een belangrijke aanwijzing dat er nu veel minder egels zijn dan in de tweede helft van de jaren negentig.
45
VERSPREIDINGSONDERZOEK
Het VerspreidingsOnderzoek Nederlandse Zoogdieren, een programma van de Zoogdiervereniging, krijgt sinds 2006 aanzienlijke financiële ondersteuning van het ministerie van LNV en nu van de Gegevensautoriteit Natuur. In 2009 heeft gecoördineerd verspreidingsonderzoek plaatsgevonden aan de boommarter, das, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Het verspreidingsonderzoek richt zich ten eerste op het inwinnen van gegevens zodanig dat het verspreidingsbeeld op 10*10 km-hokniveau van de periode 2007-2012 (de periode waarop de volgende rapportage ex artikel 17 van de Habitatricht-lijn betrekking heeft) compleet geactualiseerd gaat worden. Voor de genoemde rapportage zijn soorten genoemd in bijlage II, IV en V van de Habitatrichtlijn relevant. In verband met de logistiek van het veldwerk is op verzoek van de Gegevensautoriteit Natuur en het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) voor de andere soorten dezelfde frequentie van actualisatie gehanteerd.
Boommarter Het geschikte leefgebied van de boommarter in Nederland omvat volgens de huidige definitie 246 10*10 hokken. Dankzij het gecoördineerde verspreidingsonderzoek is de boommarter sinds 2007 in 92 van deze hokken (37%) vastgesteld. Met de huidige jaarlijkse inspanning lijkt het dus niet haalbaar om in 2012 een op dit niveau dekkend actueel verspreidingsbeeld te hebben. Sinds 2005 is de aanwezigheid van de boommarter in 731 1*1 km-hokken onderzocht. De kern van de verspreiding is goed gedekt maar het vaststellen van de aanwezigheid of afwezigheid in het geschikte leefgebied eromheen behoeft aandacht. Voor de boommarter is er geen methodiek voor het bepalen van nulwaarnemingen.
Door het maken van een signaleringskaart voor de boommarter dient het mogelijk te zijn om nu als geschikt beschouwd leefgebied (zie figuur 1) nader te begrenzen, met name in Brabant, Limburg, de Achterhoek en Twente. Naar verwachting zal met de huidige inspanning vervolgens wel in 2012 een vrijwel compleet beeld bestaan van de actuele verspreiding.
46
Friesland, Drenthe en Groningen De verspreiding van de boommarter in Drenthe is goed in beeld gebracht. In Friesland is de aanwezigheid in Gaasterland en het zuidoosten duidelijk. De soort lijkt in Friesland en Drenthe de meeste geschikte biotopen in de laatste 10 jaar bezet te hebben. In Groningen is weinig geschikt biotoop aanwezig en de incidentele waarnemingen zijn waarschijnlijk zwervers van de Drents – Friese populatie. Mogelijk zijn er boommarters aanwezig in het Lauwersmeergebied maar verwarring met de steenmarter is op dit moment niet uit te sluiten. De boommarter lijkt wel voor te komen net ten oosten van de zuidoostpunt van Groningen in Duitsland. Op 10*10 km basis is in 16% sinds 1980 geen boommarter waargenomen, 22% bevat alleen oude waarnemingen en dient nader onderzocht te worden en in 62% zijn sinds 2007 boommarters waargenomen.
Overijssel De Wieden en Weerribben zijn in 2009 uitgebreid onderzocht door vrijwilligers en medewerkers van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer met behulp van cameravallen. De boommarter blijkt hier algemeen voor te komen en er zijn op verschillende plaatsen jongen waargenomen. In de rest van Overijssel zijn wel incidentele waarnemingen, maar het is nog onduidelijk of het hier om zwervers dan wel gevestigde dieren gaat. Opvallend is bijvoorbeeld het ontbreken van recente waarnemingen op de Sallandse Heuvelrug, waar de soort in het verleden wel voorkwam. De verwachting is dat gezien de recente toename van de boommarter de soort hier al of binnenkort weer aanwezig is. Op 10*10 km basis is in 37% sinds 1980 geen boommarter waargenomen, 43% bevat alleen oude waarnemingen en in 20% zijn sinds 2007 boommarters waargenomen.
47
Gelderland De verspreiding op de Veluwe en in de Gelderse Vallei is goed in beeld. Ook uit de kleine bossen in de westelijke IJsselvallei komen steeds meer waarnemingen. De steenmarter heeft de oostrand van de Veluwe en de aangrenzende IJsselvallei inmiddels gekoloniseerd. Aan de zuidrand van de Veluwe is de steenmarter inmiddels ook met een opmars bezig. Er is waarschijnlijk al voortplanting in Ede en zwervers bereiken Wageningen al. Het betekent voor de hele Veluwe en omgeving dat meer waarnemingen worden afgekeurd omdat de beschrijving niet duidelijk genoeg is om een zeker onderscheid tussen boom- en steenmarter te kunnen maken. In het oosten van Gelderland heeft een groep vrijwilligers en terreinbeheerders in 2009 op verschillende plaatsen boommarters vastgelegd met cameravallen en enkele verkeersslachtoffers verzameld. Voortplanting is nog niet met zekerheid vastgesteld maar het lijkt op dit moment waarschijnlijk dat de soort nog steeds in de Liemers en Achterhoek voorkomt. Het is zinvol om in 2010 het onderzoek hier voort te zetten met cameravallen en boomcamera’s om holle bomen te inspecteren. Uit de Betuwe worden nog steeds enkele verkeersslachtoffers gevonden. Mogelijk zijn dit zwervers van de Veluwe maar de ervaringen van de laatste jaren elders leren dat de soort zich ook hier mogelijk in kleine bosjes gevestigd zou kunnen hebben. Op 10*10 km basis is in 13% sinds 1980 geen boommarter waargenomen, 26% bevat alleen oude waarnemingen en in 61% zijn sinds 2007 boommarters waargenomen.
Utrecht De verspreiding op de Utrechtse Heuvelrug is grotendeels bekend en op 10*10 km niveau geheel dekkend. Duidelijk is dat de soort zich ook voortplant in (moeras)bossen ten zuiden en oosten van Heuvelrug. In 2010 wordt door vrijwilligers in het Vechtplassengebied een onderzoek met cameravallen gestart naar de verspreiding van de boommarter in dit gebied.
48
Noord- en Zuid-Holland De boommarter komt voor in de beboste duinen van Den Haag tot en met Schoorl. In 2009 is door vrijwilligers op twee plaatsen voortplanting vastgesteld in de duinen op de grens van Noord- en ZuidHolland. Ook in het Robbenoordbos in de Wieringermeer leeft een kleine populatie. Genetisch onderzoek met materiaal verkregen van verzamelde verkeersslachtoffers laat zien dat de boommarters ten zuiden van het Noordzeekanaal het meest verwant zijn aan de Utrechtse populatie. De boommarters ten noorden van het Noordzeekanaal zijn het meest verwant aan de Drents – Friese populatie. Deze dieren hebben Noord-Holland blijkbaar bereikt via de Afsluitdijk. Het verklaart ook meteen de aanwezigheid in het geïsoleerde Robbenoordbos. Het genetisch onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Alterra. Op 10*10 km basis is in 17% sinds 1980 geen boommarter waargenomen, 8% bevat alleen oude waarnemingen en in 75% zijn sinds 2007 boommarters waargenomen.
Noord-Brabant Grootste verrassing van 2009 was het met behulp van cameravallen vinden van boommarters in de bossen van de Brabantse Wal. Hier blijkt een populatie te leven die zich voortplant, op twee verschillende locaties zijn jonge boommarters gefotografeerd. Waarschijnlijk zijn hier al langer boommarters aanwezig die behoren tot de populatie die al bekend was uit aangrenzend België. Het onderzoek op de Brabantse Wal laat zien dat de steenmarter hier ook voorkomt. Er is zowel een steenmarter gefotografeerd als een verkeersslachtoffer verzameld. Eind 2009 leefde in ieder geval nog één van de zes boommarters die in 2008 in de Mortelen tussen Boxtel en Best zijn uitgezet. Cameravallen in de bossen direct ten westen van de Brabantse Wal en in de Maashorst tussen Oss en Uden hebben nog geen boommarters gefotografeerd. Op 10*10 km basis is in 70% sinds 1980 geen boommarter waargenomen, 24% bevat alleen oude waarnemingen en in 6% zijn sinds 2007 boommarters waargenomen.
49
Limburg Alle waarnemingen vanaf 1980 van de boommarter in Limburg zijn nog een keer kritisch bekeken. Met de huidige kennis en aangescherpte beoordelingscriteria moet worden vastgesteld dat er op dit moment geen bewijs is dat de boommarter in de periode 1980 – 2009 in Limburg voorkwam. De enige zekere waarnemingen wat betreft de soort waren een aantal verkeersslachtoffers. Op één na, op de grens van Noord-Brabant en Noord-Limburg, is het waarschijnlijk dat deze boommarters in Limburg gemeld maar niet gevonden zijn. De dieren waren waarschijnlijk in het buitenland als verkeersslachtoffer gevonden en meegenomen.
Er blijven verder alleen zichtwaarnemingen over en de ervaring heeft geleerd dat boom- en steenmarter, zelfs voor ervaren waarnemers, bijzonder moeilijk uit elkaar te houden zijn. Verwisseling treedt zeer regelmatig op en gezien de grote populatie steenmarters in Limburg is de kans hierop groot. Voor al deze zichtwaarnemingen geldt dat het zonder bewijs in de vorm van opnamen niet mogelijk is zekerheid over de soort te krijgen.
Het is nog steeds mogelijk dat de boommarter in Limburg, in lage dichtheden, voorkomt. Het gaat dan met name om de bossen in Noorden Zuid-Limburg. In 2009 is in de Voerstreek net over de grens in België een boommarter gefotografeerd. Eerder onderzoek van Jaap Mulder met cameravallen in Zuid-Limburg in de winter van 2006 leverde geen boommarters op, maar nu er meer ervaring is lijkt het er op dat boommarters zich in de periode september t/m april veel moeilijker laten vastleggen door een cameraval. Waarschijnlijk een combinatie van verminderde activiteit en geen jonge dieren die de dichtheid tijdelijk doen stijgen. Bovendien stonden deze camera’s maar zes weken in het veld, dat is een (te) korte periode voor een redelijke kans op het vastleggen van boommarters.
50
51
Das Het geschikte leefgebied van de das in Nederland omvat 223 10*10 km-hokken. Dankzij het gecoördineerde verspreidingsonderzoek is de das sinds 2007 in 165 van deze hokken (74%) vastgesteld. Met de huidige jaarlijkse inspanning lijkt het dus haalbaar om in 2012 een op dit niveau dekkend actueel verspreidingsbeeld te hebben. Sinds 2005 is de aanwezigheid van de das in 2941 1*1 km-hokken onderzocht.
Friesland, Drenthe en Groningen De vrijwilligers in deze regio zijn goed georganiseerd in werkgroepen en de contacten verlopen soepel. Het verspreidingsbeeld is (op 10*10 km niveau) voor een groot (71%) deel actueel. Met name in de Friese Wouden en Westerwolde zijn oudere waarnemingen bekend die geactualiseerd moeten worden (18%). Daarnaast zijn er nog enkele locaties (20% van het areaal) die geschikt leefgebied omvatten en binnen het verspreidingsareaal van de das vallen, maar waar aanwezigheid van de das nog nooit is onderzocht en/of vastgesteld.
Overijssel Er is een flink aantal vrijwilligers actief op zoogdiergebied in deze provincie gecombineerd met losse waarnemingen is de verspreiding van de das redelijk in beeld gebracht (64% op 10*10 km niveau). Van 28% van Overijssel zijn oudere waarnemingen bekend die geactualiseerd moeten worden. Het gaat hierbij vooral om Twente. Daarnaast zijn er nog enkele locaties (8%) die geschikt leefgebied omvatten en binnen het verspreidingsareaal van de das vallen, maar waar aanwezigheid van de das nog nooit is onderzocht en/of vastgesteld.
52
Gelderland Het verspreidingsbeeld voor de Veluwe is, op 10*10 km niveau, geactualiseerd. Van 17% van Gelderland zijn oudere waarnemingen bekend die geactualiseerd moeten worden. Het gaat hierbij vooral om de Achterhoek. Het ontbreken van zowel een algemene zoogdierwerkgroep als een dassenwerkgroep in deze provincie betekent dat op dit moment het systematisch verzamelen van gegevens afhankelijk is van een beperkt aantal individuen.
Utrecht en Noord-Holland In Utrecht zijn momenteel twee dassenwerkgroepen actief. Eén op de grens van Utrecht en Noord-Holland in het Gooi en één op de zuidoostelijke Utrechtse Heuvelrug. Hierdoor is de verspreiding van de das in de provincie goed bekend (89% van het areaal op 10*10 km niveau). Op de zuidelijke Heuvelrug wordt veel gebruik gemaakt van cameravallen om bewoning, aantallen en voortplanting op burchten vast te stellen.
Noord-Brabant Ondanks herhaalde pogingen van verschillende mensen en veel inzet van de coördinator van de Zoogdieratlas in deze provincie lukt het op dit moment niet om de dassenwerkgroep Brabant zover te krijgen om hun gegevens te delen. Het betekent dat de globale verspreiding redelijk actueel is maar op detailniveau en wat betreft recente uitbreidingen van het voorkomen zijn er onvolledigheden. Duidelijk is dat de meest westelijke dassen in de provincie Noord-Brabant momenteel ten noorden van Tilburg leven. Deze populatie is de laatste jaren sterk gegroeid en verdere uitbreiding naar het westen is waarschijnlijk.
Limburg In deze provincie verloopt de uitwisseling van gegevens met de dassenwerkgroep Limburg soepeler dan in Noord-Brabant. Over het detailniveau is nog verschil van mening. Dit betekent dat de verspreiding op 10*10 km niveau goed in beeld is. Op detailniveau ontbreken harde nullen en zijn gegevens over toe of afname van de verspreiding niet geheel actueel. In Limburg is nog 6% van het areaal (op 10*10 km hok niveau) niet actueel. 53
54
Noordse woelmuis Het geschikte leefgebied van de noordse woelmuis in Nederland omvat 92 10*10 km-hokken. Dankzij het gecoördineerde verspreidingsonderzoek is de noordse woelmuis sinds 2007 in 55 van deze hokken (60%) vastgesteld. Met de huidige jaarlijkse inspanning lijkt het dus min of meer haalbaar om in 2012 een op dit niveau dekkend actueel verspreidingsbeeld te hebben. Sinds 2005 is de aanwezigheid van de noordse woelmuis in 799 1*1 km-hokken onderzocht.
Binnen het verspreidingsonderzoek zijn data van noordse woelmuizen op twee manieren verkregen: via braakbalonderzoek en via onderzoek met inloopvallen. Van de verspreidingsgegevens vanaf 2004 op kmhok-niveau is 25% afkomstig van het braakbalonderzoek, terwijl 75% van vangsten en losse waarnemingen komt.
Braakbalonderzoek In een groot deel van het potentiële verspreidingsgebied van de noordse woelmuis wordt door kerkuilen gebroed; 45% van de kmhokken wordt gedekt door kerkuilen. Het ruwe braakbalmateriaal wordt voor het grootste gedeelte aangeleverd door regionale kerkuilwerkgroepen, waarbij een klein deel ook de analyses uitvoert.
Naast positieve waarnemingen kunnen met behulp van het braakbalonderzoek ook ‘nulwaarnemingen’ voor een 1*1 km-hok worden gedaan. Wanneer in een partij van minimaal 150 muizenprooien geen noordse woelmuis wordt aangetroffen, wordt er van uit gegaan dat er zich (in dat jaar) binnen het jachtgebied van de betreffende kerkuil geen noordse woelmuizen bevonden. Het km-hok waarin zich de nestlocatie van die kerkuil bevond krijgt voor dat jaar een nulwaarneming.
Inloopvallen De potentiële noordse woelmuisgebieden zonder kerkuilen moeten bevangen worden met inloopvallen. De afgelopen jaren zijn in Zeeland, Friesland, Noord- en Zuid-Holland en Utrecht een groot aantal 1*1 kmhokken op deze manier bemonsterd. 55
Texel Het geschikte leefgebied in deze regio omvat zeven 10*10 km-hokken en sinds 2007 is in vijf van deze hokken (71%) de aanwezigheid van de noordse woelmuis vastgesteld.
Friesland Het geschikte leefgebied in deze regio omvat 18 10*10 km-hokken en sinds 2007 is in elf van deze hokken (61%) de aanwezigheid van de noordse woelmuis vastgesteld.
Noord-Holland midden Het geschikte leefgebied in deze regio omvat 17 10*10 km-hokken en sinds 2007 is in 14 van deze hokken (82%) de aanwezigheid van de noordse woelmuis vastgesteld. Zuid-Holland - Utrechts veenweidegebied Het geschikte leefgebied in deze regio omvat 14 10*10 km-hokken en sinds 2007 is in vijf van deze hokken (36%) de aanwezigheid van de noordse woelmuis vastgesteld.
Deltagebied Het geschikte leefgebied in deze regio omvat 36 10*10 km-hokken en sinds 2007 is in 22 van deze hokken (61%) de aanwezigheid van de noordse woelmuis vastgesteld.
56
57
Waterspitsmuis Het geschikte leefgebied van de waterspitsmuis in Nederland omvat 404 10*10 hokken. Dankzij het gecoördineerde verspreidingsonderzoek is de waterspitsmuis sinds 2007 in 99 van deze hokken (25%) vastgesteld. Met de huidige jaarlijkse inspanning (en het uitvallen van de lokbuismethode) is het met zekerheid niet haalbaar om in 2012 een op dit niveau dekkend actueel verspreidingsbeeld te hebben. Sinds 2005 is de aanwezigheid van de waterspitsmuis in 1228## 1*1 kmhokken onderzocht.
Binnen het verspreidingsonderzoek zijn data van waterspitsmuizen op twee manieren verkregen: via braakbalonderzoek en via onderzoek met inloopvallen. Alleen braakballen van kerkuilen worden gebruikt, aangezien kerkuilen spitsmuizen als voedsel niet vermijden, in tegenstelling tot bijv. ransuilen. Van de verspreidingsgegevens vanaf 2005 op 1*1 km-hok-niveau is 75% afkomstig van het braakbalonderzoek, terwijl 25% van vangsten en losse waarnemingen komt.
Inloopvallen Nadat in 2007 en 2008 is gebleken dat het onderzoek met lokbuizen (een goedkope methode om waterspitsmuizen aan te tonen met behulp van vrijwilligers) voor het verspreidingsonderzoek niet gebruikt kon worden, blijft het vangen met inloopvallen (naast braakbalonderzoek) de enige bruikbare methode om waterspitsmuizen vast te stellen.
Braakbalonderzoek De positieve waarnemingen van waterspitsmuizen komen dus voor het grootste gedeelte van het braakbalverspreidingsonderzoek. Het ruwe braakbalmateriaal wordt voor het grootste gedeelte aangeleverd door regionale kerkuilwerkgroepen, waarvan een klein deel ook de analyses uitvoert.
58
Naast positieve waarnemingen kunnen met behulp van het braakbalonderzoek ook ‘nulwaarnemingen’ voor een 1*1 km-hok worden gedaan. Wanneer in een partij van minimaal 150 muizenprooien geen waterspitsmuis wordt aangetroffen, wordt er van uit gegaan dat er zich (in dat jaar) binnen dat 1*1 km-hok geen waterspitsmuizen bevonden.
Zonder in de toekomst gebruik te kunnen maken van de lokbuismethode en daarom vooral afhankelijk te zijn van braakbalonderzoek, is het met de huidige jaarlijkse inspanning onmogelijk om in 2012 een dekkend actueel verspreidingsbeeld te hebben. In 50% van het aantal te bemonsteren 1*1 km-hokken zijn kerkuilen aanwezig. Voor de resterende hokken blijft alleen onderzoek met inloopvallen of misschien met cameravallenover. Het inloopvalonderzoek is een dure, tijdrovende methodiek, die waarschijnlijk slechts beperkt in te zetten zal zijn.
59
60
ZOOGDIERONDERZOEK NEDERLAND
Het motto van de Zoogdiervereniging is: ‘Zonder kennis is effectieve bescherming niet mogelijk’. Daarom probeert de vereniging een vinger aan de pols te houden over de toestand en de ontwikkelingen van de zoogdierpopulaties in Nederland (zie hierboven), maar stimuleert ze ook het onderzoek naar de leefwijze van zoogdieren en de eisen die zij aan hun leefgebied stellen. In 2009 uitte zich dit onder andere in een onderzoek naar het voorkomen van de Pallas’ eekhoorn bij Weert.
Pallas’ eekhoorn
Sinds 1998 komt ten zuidoosten van Weert de Pallas’ eekhoorn (Callosciurus erythraeus) in het wild voor, nadat deze bij een dierenhandelaar waren ontsnapt. De oorspronkelijk uit China afkomstige Pallas’ eekhoorn treedt in gebieden waar de soort is uitgezet of ontsnapt op als een invasieve soort en is een bedreiging voor inheemse eekhoornsoorten. Het was onbekend hoe groot het verspreidingsgebied van de Pallas’ eekhoorn in Nederland is en hoe groot de aantallen zijn. Inzicht hierin is van belang om de effectiviteit van mogelijke managementopties te kunnen bepalen. Met behulp van zichtwaarnemingen van recreanten en terreinbeheerders en de inzet van haarvallen en cameravallen is onderzocht hoe groot het verspreidingsgebied is. Daarnaast is een schatting gegeven van het aantal Pallas’ eekhoorns en het aantal rode eekhoorns (Sciurus vulgaris) dat in het verspreidinggebied van de Pallas’ eekhoorn voorkomt. De Pallas’ eekhoorn komt voor ten zuidoosten van Weert in een gebied tussen Weert en Ell. Ook in de bebouwde kommen van Weert en Ell heeft de soort zich gevestigd. Verder naar het zuidwesten is het voorkomen niet zeker. Mogelijk komt de soort voor in de Tungelerwallen bij Tungelroy, bij Mariahof net over de grens in België en Bergheide bij Leveroy. Indien het daar werkelijk om Pallas’ eekhoorns gaat, dan zijn de aantallen er zeer laag en gaat het hooguit om enkele exemplaren.
61
Geschat wordt dat het aantal Pallas’ eekhoorns rond de 50 tot 110 exemplaren. Voor gebied waarin de Pallas’ eekhoorn voorkomt wordt de populatie rode eekhoorns geschat op 55 tot 120 exemplaren. De populatie Pallas’ eekhoorns bij Weert is inmiddels dusdanig groot dat te verwachten is dat in toenemende mate dieren gaan dispergeren. Aankomende jaren moet daarom gevolgd worden waar de dieren opduiken en of ze zich vestigen. Om een negatieve invloed op de populatie van de rode eekhoorn, en schade aan bomen en huizen in de bosgebieden te voorkomen is het aan te bevelen maatregelen te treffen die erop gericht zijn om de Pallas’ eekhoorns uit het wild te verwijderen.
62
ZOOGDIEREN – HET BESCHERMEN WAARD
Voor de Zoogdiervereniging zijn alle inheemse zoogdiersoorten het beschermen waard, met de nadruk op bedreigde soorten. Daarom stelt de Steunstichting haar kennis beschikbaar en geeft adviezen. Zo deden we in 2009 onderzoek naar de baardvleermuizen in de kerk van Ginneken (Breda). Dat was tot dit onderzoek de enige in Noord-Brabant bekende kraamkolonie van deze soort. Verder gaan we in dit jaarverslag in op de eerste resultaten van ons onderzoek naar de eikelmuis, het zeldzaamste dier van de Rode Lijst zoogdieren.
Verbod op het houden van drie exotische eekhoorns In mei 2009 zond de Zoogdiervereniging een brief naar de minister van LNV met het dringend advies om een limitatieve lijst op te stellen van dieren die gehouden mogen worden. Vanwege risico’s voor de inheemse fauna zouden de grijze eekhoorn en de Pallas’ eekhoorn niet op deze positielijst mogen voorkomen. In november 2009 besloot het ministerie om de handel en het bezit van de grijze eekhoorn, de Pallas’ eekhoorn en de Amerikaanse voseekhoorn te verbieden.
Baardvleermuizen Ginneken In vervolg op eerder onderzoek van Peter Twisk (Vleermuiswerkgroep Brabant) heeft de Zoogdiervereniging met financiële steun van de provincie Noord-Brabant een onderzoek gedaan naar het effect van pentachloorfenol (PCP) op de baardvleermuizen van de Hervormde kerk van Ginneken. Hierbij werd voor het ecotoxicologische deel samengewerkt met Alterra (dr. N. van den Brink). Op de zolder van de kerk zijn in 2006, 2008 en 2009 dode jonge baardvleermuizen gevonden. Zeer waarschijnlijk is hun dood een gevolg van vergiftiging door PCP, een houtverduurzamingsmiddel. PCP mag tegenwoordig niet meer toegepast worden, maar naar nu blijkt heeft het middel na toepassing in het verleden nu nog steeds kwalijke gevolgen. De omvang van het probleem is waarschijnlijk groot, want veel dakconstructies in heel Nederland zijn in het verleden met PCP behandeld. Een mogelijke oplossing is de vleermuizen op dergelijke zolders laten verhuizen naar nestkasten van schoon hout. Dat is echter gemakkelijk gezegd, dan gedaan. Door het volgen van gezenderde exemplaren werden tijdens dit onderzoek onverwacht kraamkolonies ontdekt in het Ulvenhoutse Bos. 63
Fig. ##. Dode jonge baardvleermuis op de zolder van de Hervormde kerk van Ginneken, juni 2006 (© Kamiel Spoelstra)
64
Eikelmuis
De eikelmuis gaat in Nederland sterk achteruit. Het aantal waarnemingen van eikelmuizen was van oudsher bekend van een 15tal gebieden, maar daarvan resteerden er in de periode 1990-2000 nog maar 5 en in 2009 nog maar 1: het Savelsbosch. Het dier is dan ook als ?Ernstig bedreigd? opgenomen in de Rode Lijst van Bedreigde Zoogdieren. De exacte oorzaken van de sterke achteruitgang in dit gebied zijn echter onbekend. Vermoedelijk speelt landschappelijke nivellering van de leefgebieden, waarbij onder andere hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen verdwijnen, een grote rol. Duidelijk is wel dat er gerichte beschermingsmaatregelen dienen te worden genomen om de soort te behouden. Er was echter onvoldoende detailkennis over het landschapsgebruik van de eikelmuis. Om die vragen te beantwoorden werd in 2009 met financiele steun van de Provincie Limburg, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer een telemetrisch onderzoek aan drie gezenderde eikelmuizen uitgevoerd. Daarbij werden dieren van een (geïmplanteerd) zendertje voorzien, waarna de dieren met behulp van een draagbare antenne nauwkeurig kunnen worden gevolgd. Er werden drie eikelmuizen uitgerust met een zender. De dieren werden medio juni 2009 in de kasten of in een lifetrap gevangen en met een zender uitgerust en elk dier is ??n nacht per week gevolgd. Twee dieren konden 3 maanden worden gevolgd, maar een dier werd na 2 maanden, medio augustus voor het laatst gehoord, de andere dieren was dit begin september. De zender van vrouwtje twee, V002, werd teruggevonden. De zender was schoon en lag vrij op de strooisellaag. Dit dier zal dus zijn gepredeerd. Na verdwijnen van de andere twee dieren medio september is het studiegebied en de wijde omgeving nagezocht maar de overige twee dieren of hun zenders zijn niet meer teruggevonden. Het blijft dus onduidelijk of die zenders zijn uitgevallen, of de dieren zijn gemigreerd naar een ver gelegen gebied, of dat de dieren zijn gepredeerd en de eikelmuizen in deze populatie een korte levensduur hebben. Hoe het ook zij, er kon door het volgen veel informatie worden verzameld over het terreingebruik van de dieren.
65
De dagrustplaatsen van de gevolgde dieren bevonden zich in holle bomen (acacia, eik, es) en mogelijk in nesten in dichte struiken. Dergelijke nesten zijn door ons niet gevonden, maar de dieren werden in enkele gevallen in de avond en ochtend in dichte bosjes gepeild. Aanvullend werd een dier slapend gevonden in een holle vlierstam, en in nestkasten. De gevolgde eikelmuizen werden vooral gepeild in of aan de rand van de kersenboomgaard (bijna een derde van het totaal aantal peilingen), en in de bosrand (24% van de peilingen). Toch verbleven de dieren ook een flink deel van de tijd dieper in het (helling)bos (22% van de peilingen). De rest van de tijd werd besteed in brandnetelruigte en houtwal.In het algemeen lagen waarnemingen rond de dagrustplaatsen. Een analyse van voedselaanbod in het leefgebied van de dieren liet zien dat het aanbod van vruchten erg gepiekt is, en dat de dieren zullen profiteren van een breder aanbod aan voedsel, zoals vroeger vrucht zettende fruitbomen. Stichting IKL, Staatsbosbeheer, de Provincie en de Zoogdiervereniging zullen in voorjaar 2010 een beheer- en inrichtingsplan voor het leefgebied van de eikelmuis opstellen, waarin concrete beheermaatregelen worden uitgewerkt. Staatsbosbeheer overweegt om flink te investeren de bosranden van het Savelsbos en in diversificering en onderhoud van aangrenzende hoogstamboomgaarden. Dat is goed voor de eikelmuis.
66
ONTDEK DE ZOOGDIEREN Zoogdieren komen overal in Nederland voor. Vaak zelfs heel dicht in de buurt van mensen. Toch beseft niet iedereen dat en worden ze regelmatig onbewust bedreigd: een boom met een nest boommarters wordt gekapt, een spouwmuur met jonge vleermuizen wordt afgesloten, een berm met hazelmuisnesten wordt gemaaid, of een nieuwe weg doorsnijdt het leefgebied van een dassenfamilie. Dit kan voorkómen worden als men meer over zoogdieren hoort en leest. Daarvoor heeft de Steunstichting VZZ een communicatiemedewerker aangetrokken. Daarnaast werd ook in 2009 de nodige aandacht besteed aan het werven, behouden en opleiden van vrijwillige en professionele zoogdierwaarnemers.
Wet op de Dierproeven Sinds juli 2008 beschikt de Zoogdiervereniging over een vergunning voor het verrichten van dierproeven. In 2009 voerde de vereniging een dierproef uit. In juli werden in het Savelsbos drie eikelmuizen gevangen, die een zender geïmplanteerd kregen in de buikholte. Een ervaren dierenarts voerde de implantatie uit. Inspecteurs van de Voedsel en Waren Autoriteit en proefdierdeskundigen van de KNAW woonden de implantatie-operatie bij. Het inspectierapport was lovend over de gang van zaken. De gezenderde eikelmuizen zijn weer losgelaten in het Savelsbos en van half juli tot half september daar gevolgd om hun terreingebruik in beeld te brengen. Half september waren alle drie zenders niet meer te traceren, vermoedelijk door predatie.
67
Communicatie en PR Door de activiteiten van de medewerker communicatie is communicatie en PR een vast onderdeel van onze activiteirten geworden. In 2009 was de Zoogdiervereniging vaak in het nieuws in verschillende media. Oorzaak was een actief mediabeleid waarin persberichten een belangrijke rol speelden. Door te zorgen voor gedegen interessante nieuwsfeiten over de wereld van de zoogdieren zijn we er in korte termijn in geslaagd om een stevige positie op te bouwen. Illustratief is dat een overgrote meerderheid van de persberichten tot berichten op het ANP leidt en daarmee een tot een wijdere verspreiding in de media. Journalisten weten ons ook steeds vaker uit eigen beweging te vinden. Zonder volledig te willen zijn hierbij een aantal titels waarin onze berichten (soms meermaals) zijn verschenen: De Volkskrant, Telegraaf, NRC, Trouw, AD, De Pers, Metro, Nederlands Dagblad, Reformatorisch Dagblad, NRC Next, diverse regionale kranten en omroepen, radio 1, radio 538, radio 3FM, Vroege Vogels TV (en radio), nu.nl, telegraaf.nl en een reeks van andere websites. Verder in Grasduinen, Onverwacht Nederland en andere (groene) tijdschriften. Bovendien is onze eigen website een stuk nieuwsgerichter en actueler geworden. Het totale bereik van onze mediaexposure uitgedrukt in aantal lezers, kijkers en luisteraars is enorm groot, in ieder geval honderdduizenden Nederlanders. Nu is het zaak de verworven positie te behouden en verder uit te bouwen.
68
DE WERKERS VAN DE ZOOGDIERVERENIGING EN DE STEUNSTICHTING VZZ Velen zetten zich in voor de Zoogdiervereniging. Als lid, waarnemer, vrijwilliger, werknemer of student. In 2009 had de vereniging 1891 leden en 27 mensen in dienst. Circa 900 vrijwilligers namen deel aan projecten. Helaas kan niet iedereen in dit jaarverslag genoemd worden. Hieronder de mensen die eind 2009 op het bureau werken, deel uitmaken van de redacties van tijdschriften en websites of die als bestuurder onbetaald actief zijn in werkgroepen. Bestuur Zoogdiervereniging VZZ Jacob van Olst, voorzitter Helene Stafleu, secretaris (tot 12-12-09) Toon Zwetsloot, penningmeester Peter van der Linden, bestuurslid Hans Bekker, bestuurslid (Secretaris vanaf 12-12-09)
Hugh Jansman, bestuurslid Bestuur Steunstichting VZZ Jacob van Olst, voorzitter Helene Stafleu, secretaris (tot 12-12-09) Toon Zwetsloot, penningmeester Hans Bekker, secretaris (vanaf 12-12-09)
Bureau Zoogdiervereniging Dennis Wansink, Directie hoofd, (u.d. per Jos Teeuwisse, september 2009) directeur Neeltje Huizenga Eric van Kaathoven Secretariaat Roline Eikelboom Vrijwilligers: Marja Horsting Franca Meuwese Barbara Pattikawa Saskia Glas Ton Volmerink (e) Manuela van Rooij Karin Mäkel Informatie & Kris Vanopstal Automatisering Martijn van Oene Onderzoek & Erik Jan Hofmeyer Advies (d) Johan Thissen Chris Achterberg Bescherming & Dick Bekker Communicatie
Emilie de Bruijckere Jasja Dekker Vilmar Dijkstra Hans Huitema Eric Jansen Rob Koelman Erik Korsten Herman Limpens Svetlana Miteva Wesley Overman Stefan Vreugdenhil Sil Westra Richard Witte Johannes Regelink (e) (d = gedetacheerd, e = extern) 69
Tijdschriften Redactieadres: Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen Redactie Lutra E-mail:
[email protected] Kees Canters, hoofdredacteur Jasja Dekker, secretaris Ben Verboom, eindredacteur Edgar van der Grift Jan Piet Bekker Kees Camphuysen Koen Van Den Berge Johan Thissen Redactie Zoogdier E-mail:
[email protected] Jos Teeuwisse, hoofdredacteur Eric van Kaathoven, eindredacteur Steve Geelhoed Rob Koelman Johannes Regelink Froukje Rienks Paul Van Daele Goedele Verbeylen Stefan Vreugdenhil Dennis Wansink (per 1 september 2009 uit dienst) Joke Winkelman
Redactie VLEN Nieuwsbrief E-mail:
[email protected] Carolien van der Graaf René Janssen Redactie Zoogmail E-mail:
[email protected] Peter van der Linden
Werkgroepen Veldwerkgroep Secretariaat: Middelstegracht 28, 2312 TX Leiden E-mail:
[email protected] Paul van Oostveen, voorzitter Eric Thomassen, secretaris Jeroen Willemsen, penningmeester Jan Alewijn Dijkhuizen, materiaalbeheerder (E-mail:
[email protected]) Kees Mostert Jan Piet Bekker Werkgroep Zoogdierbescherming Secretariaat: Steenhouwerskade 80, 9718 DH Groningen E-mail:
[email protected] Marijke Drees, voorzitter Fons Bongers Jacques Cöp Nienke van Hest Johan Thissen Jan Willem van der Vegte Marc van der Valk Beverwerkgroep Nederland (BWN) Secretariaat: Toernooiveld 1, 6525 ED, Nijmegen E-mail:
[email protected] Stefan Vreugdenhil, voorzitter Gerrit Kolenbrander, secretaris Carolien van Slijpe, penningmeester Vilmar Dijkstra Nannike Buvelot
69
Vleermuiswerkgroep Nederland (VLEN) Secretariaat: Kort Galgewater 16, 2312 BR Leiden E-mail:
[email protected] Anne-Jifke Haarsma, voorzitter Saskia Roselaar, secretaris Carolien van der Graaf René Janssen Leonie de Kluys Annemieke Ouwehand Werkgroep Kleine Marterachtigen Secretariaat: Toernooiveld 1, 6525 ED, Nijmegen E-mail:
[email protected] Tim Hofmeester, voorzitter Jasja Dekker, secretaris Werkgroep Boommarter Nederland (WBN) Secretariaat: Celsiusstraat 4, 3817 XG Amersfoort E-mail:
[email protected] Ben van den Horn, voorzitter Vacature, secretaris Walther Bakker, penningmeester Ruud van den Akker Hugh Jansman Werkgroep Zeezoogdieren (WZZ) Secretariaat: Brikkenwal 20, 2317 GT Leiden E-mail:
[email protected] Jan-Willem Broekema, voorzitter/secretaris Zoogdierenwerkgroep Overijssel Secretariaat: p/a N&M Overijssel, Stationsweg 3, 8011 CZ Zwolle E-mail:
[email protected] Ton Bode, voorzitter Annelies van der Blij, secretaris Zoogdier Werkgroep Zeeland (ZWZ) Secretariaat: Schoondijkse Dijk 35, 4438 AE Driewegen E-mail:
[email protected] Jan Piet Bekker, voorzitter Nanning-Jan Honingh, secretaris Kees de Kraker, penningmeester 70
Coördinatoren Vleermuiswintertellingen Groningen: Rob Koelman Friesland: Teddy Dolstra Drenthe: Reinier Meijer Overijssel: Henk Mellema Gelderland: Gerhard Glas Utrecht: Zomer Bruijn Noord-Holland: Petra Vlaming Zuid-Holland: Gerben Achterkamp Zeeland: Jan Piet Bekker Noord-Brabant: René Janssen Limburg groeven: Jos Cobben Limburg overig: Ludy Verheggen Flevoland: Jeroen Reinhold Publicatiefonds Lutra Hans Bekker, voorzitter Bauke Hoekstra, penningmeester Edgar van der Grift, bestuurslid
71
FINANCIERS EN PARTNERS Het werk van de Zoogdiervereniging en de Steunstichting VZZ werd in 2009 mogelijk gemaakt door: Algemene Inspectie Dienst, Altenburg & Wymenga, Alterra, Arcadis, Bacardi Bat Protection Stichting, Ballast Nedam, Bat Research and Conservation Center (Bulgarije), Bat Research and Protection Group (Bulgarije), Bureau Drift, Bryologische en Lichenologische WerkGroep KNNV, Bulgarian National Museum of Natural History, Bureau Drift, Centraal Bureau voor de Statistiek, DHV Advies, Dienst Landelijk Gebied, Dienst Regelingen (LNV), Directie KennisLNV, Eurobats, European Invertebrate Survey Nederland, Fauna Fonds, Gaya-park, Gegevensautoriteit Natuur, Gemeente Amersfoort, Gemeente Brummen, Gemeente Ede, Gemeente Eemnes/Blaricum/Laren, Gemeente Geldermalsen, Gemeente Helden, Gemeente Houten, Gemeente Leidschendam-Voorburg, Gemeente Leusden, Gemeente Lingewaard, Gemeente Utrecht, Jeugdbond voor Natuur- en Milieustudie, Kenniskampus Leeuwarden, Koeman & Bijkerk, Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging, Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Landschapsbeheer Drenthe, Landschapsbeheer Nederland, Landschap Overijssel, Het Brabants Landschap, Het Drents Landschap, Het Flevo-landschap, Het Geldersch Landschap, Het Limburgs Landschap, Het Utrechts Landschap, Het Zeeuwse Landschap, Megaborn Traffic Development BV, Milieu- en Natuurplanbureau, Ministerie van Defensie, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Natuurmuseum Brabant, Ministry of Environment and Waters (Bulgarije), Ministry of Waters and Environmental Protection (Roemenië), Ministry of Environmental Protection (Servië), Movares Nederland BV, Mustela (Servië), Nationaal Park Duinen van Texel, Natural History Museum Belgrade (Servië), Natural History Museum ’Grigore Antipa’ (Roemenië), Natuur en Milieu Overijssel, het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Het Natuurloket, Natuurmuseum Brabant, Natuurpunt vzw, Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, Nederlandse Mycologische Vereniging, Nieuwland Advies, Noordhollandse Zoogdierstudiegroep, NV Westerscheldetunnel, OV Consult BV, Plantenziektenkundige Dienst, Pluryn Vastgoed, Prins Bernhard Cultuur Fonds, Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie, Provincie Drenthe, Provincie Flevoland, Provincie Gelderland, Provincie 72
Limburg, Provincie Noord-Brabant, Provincie Overijssel, Provincie Utrecht, PWN, Quadraat Infraprojecten BV, Regelink Ecologisch Advies, Rijksgebouwendienst, Rijkswaterstaat, RIVM, Royal Haskoning, Romanian Bat Protection Association, RPS/BCC BV, Satu Mare, SenterNovem, SOVON Vogelonderzoek Nederland, Staatsbosbeheer, Stichting ANEMOON, Stichting ARK, Stichting Das & Boom, Stichting FLORON, Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg, Stichting Kasteel de Haar, Stichting Landschapsbeheer Flevoland, Stichting Landschapsbeheer Gelderland, Stichting Monument Fort Asperen, Stichting Natuurinformatie, Stichting RAVON, Stichting TINEA, Stichting VeldOnderzoek Flora en Fauna, Stichting Vivare, Stichting Vleermuisbescherming Utrecht, Stichting Zoogdierenwerkgroep ZuidHolland, Tauw BV, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Leiden, Vereniging Natuurmonumenten, Vereniging Platform Soortenbeschermende Organisaties, Vereniging Vleermuizen NoordBrabant, Vereniging Vleermuiswerkgroep Gelderland, Vivara, Vleermuiswerkgroep Drenthe, De Vlinderstichting, Vogelbescherming Nederland, Vogeltrekstation, VSB Fonds, Wageningen UR, Waternet, Waterschap Hunze en Aa, De Woningstichting Wageningen.
73
De Zoogdiervereniging zet zich in voor de studie en de bescherming van alle in het wild levende zoogdieren en hun leefgebieden, zowel nationaal als internationaal. Daarbij is zij van mening dat studie en bescherming onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zonder kennis over aantalontwikkeling of oorzaken van achter- of vooruitgang van een soort is geen effectieve bescherming mogelijk. Anderzijds stimuleert de beschermingsgedachte de studie naar de biologie van soorten. Met betrekking tot de beschermingsgedachte is het uitgangspunt van de Zoogdiervereniging dat gestreefd moet worden naar het behoud van duurzame populaties. Dit betekent dat niet alleen de belangen van individuele dieren behartigd moeten worden (verstoring van de rustplaats, opvang van zieke of verweesde dieren), maar ook dat het leefgebied van de dieren in goede conditie moet zijn en dat er voldoende ruimte is om populaties duurzaam in stand te houden. Zoogdieren, die geef je de ruimte!
Zoogdiervereniging Toernooiveld 1 6525 ED Nijmegen Tel. 024-7410500 Fax. 024-7410501 E-mail:
[email protected] Web: www.zoogdiervereniging.nl 74