Colleges van Burgemeester en Wethouders i.a.a. Directeuren Sociale Dienst Hoofden Sociale Zaken Hoofden Financiën Directeuren/hoofden I&A Gemeenteraadsleden p/a Griffier Hoofdkantoor en vestigingen CWI Hoofdkantoor UWV Hoofdkantoor IWI
E-mail
Gemeenteloket (070) 333 41 30
[email protected]
Onderwerp
Verzamelbrief november 2006
Contactpersoon Telefoonnummer
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl
Ons kenmerk Datum
INTERCOM/2006/86435 9 november 2006
Door middel van de Verzamelbrief informeer ik u over relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen. Deze maand bevat de brief informatie over de volgende onderwerpen: 1. Goed voorbeeld …‘Allemaal willen we jongeren aan het werk krijgen’ 2. Maatwerkondersteuning via groepskenmerken in de individuele bijzondere bijstand 3. Budgetten WWB 2007 4. Financiering van samenwerkingsverbanden 5. Voorschotverstrekking WWB 6. VWS-congres 'Delen in verandering, samen werken aan de Wmo' 7. Langdurigheidstoeslag voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten 8. Subsidiebedrag Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 2006 verhoogd 9. Kinderalimentatie en verhaal van bijstand 10. Onderzoeksrapport 'Het gebruik van prikkels in de bijstand' 11. Aanpassing Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken 12. Intercollegiale ruil Wsw 2006 13. Integrale Rapportage Handhaving 2005 14. Tijdelijke stimuleringsregeling opsporing en controle Abw 15. Wetsvoorstel eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen 16. Eenmalige uitbetaling Toeslagenwet aan gedeeltelijk arbeidsongeschikten 17. Bestandsuitwisseling Voorlopige teruggaaf heffingskortingen 2007 18. Contractenbenchmark gemeentelijke re-integratiemarkt
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
1.
Goed voorbeeld …‘Allemaal willen we jongeren aan het werk krijgen’ (zie bijlage)
Jongeren horen niet thuis of in de uitkering, maar op school of aan het werk. Een actueel thema, er worden zelfs al voorstellen geuit om bijstand voor jongeren af te schaffen. Er wordt al jaren gestreefd naar een sluitende aanpak van voortijdig schoolverlaten en bestrijding van jeugdwerkloosheid. Eind 2004 stonden bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) al met al 50.398 niet werkende werkzoekenden tot 23 jaar ingeschreven. Per 30 september 2006 gaat het om 27.523 jongeren, dus bijna 50% minder. Echter, 32% daarvan (bijna 9.000 jongeren) is al langer dan 12 maanden werkzoekend. Het lukt dus nog niet overal om jongeren binnen een half jaar terug te leiden naar school of toe te leiden naar werk of een leerwerkbaan. Daarnaast is aandacht nodig voor de 'verborgen jeugdwerkloosheid', de jongeren die zich niet inschrijven bij het CWI en ook geen uitkering aanvragen. Jongeren vinden en activeren. Ketenpartners en gemeenten bij elkaar brengen. Werkgevers stimuleren leerbanen beschikbaar te stellen. Opleidingen regelen waar jongeren snel kunnen instromen. Al deze acties en meer zijn bijvoorbeeld in de regio Nijmegen onderdeel van het project Ketenaanpak Voortijdig Schoolverlaten en Jeugdwerkloosheid. In bijlage 1 wordt de aanpak van Nijmegen vergeleken met die van een aantal andere gemeenten die ook al lang op dit terrein actief zijn. Overigens wil ik u ook graag wijzen op de notitie over jeugdwerkloosheid die ik op 24 oktober jl. mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs aan de Tweede Kamer heb gestuurd (AM/SAM/06/88417). Deze notitie geeft inzicht in de ontwikkeling van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt, een uitleg over hoe naar de cijfers van de jeugdwerkloosheid kan worden gekeken en een overzicht van de bestrijding van de jeugdwerkloosheid in de afgelopen jaren. De cijfers in de notitie zijn afkomstig van het CBS. De cijfers in deze Verzamelbrief zijn afkomstig van het CWI. Aangezien beide instellingen verschillende definities van jeugdwerkloosheid hanteren zijn de cijfers niet zondermeer vergelijkbaar. 1
2.
Maatwerkondersteuning via groepskenmerken in de individuele bijzondere bijstand (zie bijlage)
Op 6 oktober jl. heb ik een brief verzonden aan de Tweede Kamer met daarin een uitwerking van de motie van de kamerleden Verburg en Noorman-den Uyl. In de motie wordt de regering 1
Het CBS gaat uit van de beroepsbevolking, d.w.z. mensen die tenminste twaalf uur per week werken of daar actief naar op zoek zijn en direct beschikbaar zijn. CWI telt het aantal niet-werkende werkzoekende dat zich heeft ingeschreven voor een baan. 2
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
verzocht tot 31 december 2007 de mogelijkheid te bieden om via de individuele bijzondere bijstand, gebruik makend van groepskenmerken, maatwerkondersteuning te bieden aan gezinnen met kinderen die dit nodig hebben (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 300 XV, nr 110). In mijn brief van 6 oktober jl. heb ik vastgesteld dat het goed mogelijk is om maatwerkondersteuning, waarbij gebruik wordt gemaakt van groepskenmerken, vorm te geven binnen de huidige juridische kaders die de WWB stelt aan de verlening van individuele bijzondere bijstand én daarbij tevens de uitvoeringskosten voor gemeenten beperkt te houden. In bijlage 2 ga ik hier nader op in.
3.
Budgetten WWB 2007 (zie bijlage)
Volgens de afspraken die met de TK zijn gemaakt, worden de voorlopige budgetten in oktober van het voorgaande jaar bekend gemaakt. Toepassing van de rekenmethode leidt tot de voorlopige budgetten 2007 zoals die op 2 oktober bekend zijn gemaakt via het gemeenteloket. Alhoewel dit relatief laat is, is de TK met mij van mening dat het belang van actualiteit zwaarder weegt dan eerdere bekendmaking. Kleine gemeenten gaan er ten opzichte van de definitieve budgetten 2006 meer op achteruit dan het gemiddelde van alle gemeenten. Voor het systeem als geheel passen de budgetten in 2007 beter op de uitgaven dan in 2006. Vooral onder kleine gemeenten is onrust ontstaan, wat ik goed kan begrijpen. Op 10 november geven Divosa en SZW nadere uitleg over de cijfers en de procedures. Kleine gemeenten krijgen hun budget op basis van historische kostenaandelen. Deze systematiek draagt er toe bij dat de budgetten aansluiten op de feitelijke uitgaven, ook bij een daling van het macrobudget. Vanaf 2007 wordt niet eerst een afzonderlijk compartiment voor kleine gemeenten bepaald. Dat gebeurde tot dan toe wel. Op basis van een apart objectief verdeelmodel werd eerst bepaald welk aandeel van het totale macrobudget voor alle kleine gemeenten gezamenlijk moest worden apart gehouden. Voor kleine gemeenten pakte die systematiek in 2006 onbedoeld voordelig uit; van 2005 op 2006 steeg het compartiment voor kleine gemeenten met 6,2%, terwijl het macrobudget met 8,2% afnam. Dat voordeel verdwijnt in 2007 (dit verklaart de piek in de grafiek in bijlage 3) en zou ook verdwenen zijn bij handhaving van de oude systematiek van compartimentering, omdat de verdeelmaatstaven en de gebruikte gegevens zouden zijn geactualiseerd (zie toelichting compartimentering in de bijlage). De thans bekend gemaakte budgetten 2007 betreffen voorlopige budgetten. In mei/juni 2007 worden de verdeelmaatstaven geactualiseerd (nader voorlopig budget). De budgetten worden dan herberekend op basis van het historisch aandeel 2005. Nu is nog gerekend met het aandeel 2004. Van de aanpassing van de verdeling gaat een dempende werking uit: het budgetaandeel volgt de uitgaven. Mocht de volume-ontwikkeling 2004-2005 bij de kleine gemeenten 3
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
achterblijven bij de landelijke ontwikkeling dan worden op deze manier ook de budgetten hiervoor gecorrigeerd. In mei/juni zijn de werkelijke uitgaven 2006 bekend. Dan is beter te beoordelen of de budgetten van kleine gemeenten in overeenstemming zijn met de uitgaven. Mijn beeld nu is dat de groep kleine gemeenten in 2006 zo’n 7% van het budget gaat overhouden. Voor andere gemeenten zal het overschot naar verwachting minder groot zijn. Ik baseer dat op de ontwikkeling van het aantal bijstandsontvangers in gemeenten tot en met juli 2006. Ik heb aan de Tweede Kamer toegezegd dat in mei 2007 - bij de nadere vaststelling van het budget 2007 - zal worden bezien of in het licht van de uitkomsten 2006 (de budgetten 2007 en de bijstandsbehoefte van de gemeenten) het noodzakelijk is aanvullende maatregelen voor de kleine gemeenten te treffen, en dat ik de Kamer daarover zal informeren. In bijlage 3 vindt u een grafiek met het aandeel van de kleine gemeenten in het macrobudget en een toelichting op de compartimentering.
4.
Financiering van samenwerkingsverbanden (zie bijlage)
Op 24 oktober 2006 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel houdende regels inzake de financiering van socialezekerheidswetten door intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en inzake voorschotverstrekking op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) 2 . Met betrekking tot de financiering van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden wordt hiermee geregeld dat de budgetten voor de uitvoering van sociale zekerheidswetten, waaronder de WWB, ook in de situatie waarin sprake is van uitvoering door een Openbaar Lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, worden verstrekt aan de individuele gemeenten. Met deze nieuwe wijze van financiering wordt de betrokkenheid van de individuele gemeenten bij de uitvoering van de WWB beter gewaarborgd. Het wetsvoorstel met een beoogde datum van inwerkingtreding van 1 januari 2007 is voor verdere afhandeling doorgeleid richting Eerste Kamer. Budgetverschillen samenwerkingsverbanden Bij de berekening van de budgetten voor 2007 blijken de verschillen voor de gemeenten die in 2006 als samenwerkingsverband een gezamenlijk budget ontvangen (64 gemeenten in 16 samenwerkingsverbanden) aanzienlijk groter te zijn dan bij eerdere berekeningen het geval was. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd om in mei 2007 te bezien of een mitigering van de herverdeeleffecten voor de gemeenten in deze samenwerkingsverbanden bij het vaststellen van de definitieve budgetten 2007 in september gewenst is. Zie bijlage 4 voor meer informatie. 2
Kamerstukken II 2005/06, 30679. 4
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
5.
Voorschotverstrekking WWB
Het bij paragraaf 4 bedoelde wetsvoorstel heeft ook betrekking op de voorschotverstrekking op grond van de Wet werk en bijstand. Het wetsvoorstel verankert het wettelijk recht van de bijstandsaanvrager op een tijdig voorschot. Dit om zeker te stellen dat een bijstandsaanvrager vanwege het uitblijven van inkomsten niet in de financiële problemen raakt. In het belang van de rechtzekerheid van de bijstandsaanvrager wordt in dit wetsvoorstel geregeld dat een bijstandsaanvrager om de vier weken een voorschot ontvangt, zolang het recht op algemene bijstand nog niet is vastgesteld. Dit voorschot bedraagt 90% van de bijstandsuitkering. In lijn met het advies van de Raad van State is in de uitwerking van het voorstel rekening gehouden met uitvoeringsproblemen van praktische aard. Het wetsvoorstel voorziet er in dat de gemeente geen voorschot behoeft te verlenen, als bij de aanvraag onmiddellijk duidelijk is dat er geen recht op algemene bijstand bestaat of als de belanghebbende de voor de vaststelling van het recht op algemene bijstand van belang zijnde gegevens niet, niet tijdig of onvolledig verstrekt en hem dit te verwijten valt of als de belanghebbende op andere wijze onvoldoende medewerking verleent. Dit voorkomt dat er in een later stadium invorderingsproblemen ontstaan. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat hierboven genoemde gemeentelijke bevoorschottingstermijn in de WWB aansluit bij de behandelings- en betalingstermijnen die het UWV bij uitkeringsaanvragen hanteert. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer op 20 juni jl. en 25 augustus jl. per brief geïnformeerd over de werkwijze van het UWV.
6.
VWS-congres 'Delen in verandering, samen werken aan de Wmo'
Ik realiseer me dat sociale diensten van gemeenten thans druk doende zijn met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Daarom maak ik u graag attent op het volgende. Op 31 januari 2007 organiseert het ministerie van VWS het congres 'Delen in verandering, samen werken aan de Wmo'. Gemeenten gaan volgend jaar een beleidsnotitie maken met daarin aangegeven wat er bereikt moet worden. Het maken van deze beleidsnotities kunnen en moeten gemeenten vooral niet alleen doen. De expertise zit bij de aanbieders en organisaties. Het delen in verandering staat daarom centraal op het congres. Op het congres komen alle partijen die met de Wmo te maken hebben elkaar tegen. Bent u geïnteresseerd in deelname aan dit gratis congres in Rotterdam? U kunt de uitnodiging en het programma aanvragen via de congreswebsite: www.deleninverandering-wmo.nl.
5
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
7.
Langdurigheidstoeslag voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten
Op 4 juli jl. heeft de Centrale Raad voor Beroep een uitspraak gedaan met betrekking tot het recht op langdurigheidstoeslag voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten zonder inkomsten uit arbeid (LJN:AY0173). De CRvB komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het in de langdurigheidstoeslag aangebrachte onderscheid tussen bijstandsgerechtigden die uitsluitend bijstand ontvangen en personen die (tevens) een gedeeltelijke WAO-uitkering ontvangen geen geschikt en evenredig middel kan worden geacht om de doelstelling van de langdurigheidstoeslag te bereiken. De CRvB oordeelt dat het onderscheid dat bij de langdurigheidstoeslag wordt gemaakt tussen bijstandsgerechtigden en personen met een gedeeltelijke WAO-uitkering geen stand houdt. De Raad komt tot dit oordeel, omdat hij van mening is dat het voor een gedeeltelijk arbeidsgeschikte niet makkelijker is om daadwerkelijk (betaalde) arbeid te verwerven dan voor personen ten aanzien van wie geen gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid is vastgesteld. De consequentie van deze uitspraak is dat iedere gedeeltelijk arbeidsgeschikte zonder inkomsten uit arbeid die voldoet aan de overige voorwaarden recht heeft op langdurigheidstoeslag. 3 De kring van rechthebbenden langdurigheidstoeslag wordt dus uitgebreid met deze groep. Het kabinet volgt de uitspraak van de CRvB. Het macrobudget WWB 2006 en verdere jaren is naar aanleiding van deze uitspraak inmiddels opgehoogd en de voorbereiding van een voorstel tot wetswijziging is gestart.
8.
Subsidiebedrag Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 2006 verhoogd
Met de publicatie van de Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 2006 is € 21,5 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten (Staatscourant nr. 137). De regeling is onderdeel van de uitvoering van het amendement Noorman-Den Uyl, waarmee in 2006 € 25 miljoen vrijgemaakt is voor schuldhulpverlening. Het beschikbare bedrag wordt, naast deze regeling, ook gebruikt voor het financieren van een meerjarige voorlichtingscampagne 'preventie van schulden', het Platform 'vergroten van financieel inzicht van de Nederlandse consument' van het Ministerie van Financiën en beleidsactiviteiten op o.a. het terrein van certificeren en het voorkomen van niet-gebruik. Een aantal van de genoemde activiteiten zal gedeeltelijk plaatsvinden in 2007. Dit heeft tot gevolg dat een gedeelte van de daarvoor geraamde middelen voor 2006 vrij valt. Omdat de middelen bestemd zijn voor schuldhulpverlening heb ik besloten deze toe te voegen aan de subsidieregeling 2006. Het beschikbare subsidiebedrag is daardoor verhoogd van € 21,5 naar € 23 miljoen (Staatscourant nr. 203). Bij de toekenning van de subsidie ontvangen de aanvragende gemeenten automatisch het verhoogde subsidiebedrag; zij hoeven niet opnieuw een aanvraag in te dienen. 3
Zie ook de Verzamelbrief van mei 2006 (par.5) over de wetswijziging langdurigheidstoeslag. 6
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
9.
Kinderalimentatie en verhaal van bijstand
Het voorstel van wet tot herziening van het kinderalimentatiestelsel wordt op korte termijn ingetrokken. De hiervoor noodzakelijke procedure is inmiddels in gang gezet. Het voorstel 4 van de Minister van Justitie en mij wordt ingetrokken omdat hiervoor onvoldoende steun in de Tweede Kamer aanwezig is. Als gevolg hiervan vervallen tevens de besparingen op de bijstandsuitkeringen die aan deze herziening waren verbonden 5 . In de Wet werk en bijstand (WWB) en de bijbehorende invoeringswet is rekening gehouden met de komst van een nieuw kinderalimentatiestelsel. In eerdere verzamelbrieven (september 2004 en april 2005) is aangegeven dat tot het feitelijk invoeringsmoment van het nieuwe kinderalimentatiestelsel onverkort gebruik kan worden gemaakt van de gemeentelijke bevoegdheid tot bijstandsverhaal. Vanwege de intrekking van het wetsvoorstel blijft het gestelde in de Abw-verhaalswetgeving onverkort van kracht als gemeentelijke bevoegdheid.
10.
Onderzoeksrapport 'Het gebruik van prikkels in de bijstand'
Op 12 oktober jl. heb ik, mede namens de Minister van Economische Zaken, een onderzoek aan de Tweede Kamer aangeboden dat is uitgevoerd door SEOR onder een zestal gemeenten. Het onderzoek is naar mijn mening ook informatief voor gemeenten en daarom breng ik het graag onder uw aandacht. Het gaat over de vraag welke van een aantal instrumenten gemeenten inzetten om het bijstandsvolume omlaag te brengen en hoe effectief zij die achten. Onderzocht zijn de instrumenten 'Work first', 'handhaving', 'sancties/verlaging uitkering', 'premies' , 'striktheid bij toepassing algemeen geaccepteerde arbeid' en 'striktheid bij verlening ontheffingen'. Work first en handhaving worden door de onderzochte gemeenten als meest effectief gezien. De ervaringen van gemeenten worden in het onderzoek gelegd naast een overzicht van internationaal evaluatieonderzoek naar de effectiviteit van diverse instrumenten. Het onderzoek is te vinden op de site van het onderzoeksinstituut SEOR: http://www.seor.nl Voor nadere informatie of een papieren exemplaar van de onderzoeken kunt u terecht bij mw. A. Kraan: mailto:
[email protected]
11.
Aanpassing Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken
De Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken is voor het jaar 2007 aangepast en gepubliceerd in de Staatscourant van 29 september jl. In de regeling zijn factoren 4 5
Kamerstukken II, 2003-2004, 29 480. SZW-begroting 2007, Kamerstukken II, 2006-2007, 30800, hoofdstuk XV, nr. 2, p. 138. 7
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
opgenomen op grond waarvan de Wsw-subsidie wordt berekend. In verband met het verschuiven van de inwerkingtredingdatum van de gemoderniseerde Wsw (en de daarbij horende financieringsystematiek) van 1 januari 2007 naar 1 januari 2008, is er voor gekozen voor het uitvoeringsjaar 2007 de rekenfactoren en taakstellingen van het jaar 2006 te handhaven. Zo is het percentage nieuwe plaatsingen vanaf de wachtlijst of vanuit een dienstbetrekking dat bij voorrang in begeleid werken dient te geschieden, net als in 2006 vastgesteld op 25% en blijft de gemeentelijke vacatureruimte gehandhaafd op 80%. Ook de bij de Regeling horende bijlagen 1 tot en met 4 blijven, op enige technische aanpassingen na, gelijk aan 2006. Mocht u belangstelling hebben voor de bijlagen dan kunt u een mailtje sturen naar mailto:
[email protected] . Zelfstandig uitvoerende gemeenten en werkvoorzieningsschappen zijn inmiddels per brief met kenmerk AM/SAM/06/82027 geïnformeerd over de taakstelling die zij voor het jaar 2007 ontvangen (hernieuwde beschikking). Voor alle duidelijkheid, met deze brief werd een eerder verzonden onjuiste beschikking met kenmerk AM/SAM/06/77815 ingetrokken en vervangen.
12.
Intercollegiale ruil Wsw 2006 (zie bijlage)
Net als in voorgaande jaren wordt ook in 2006 aan gemeenten/werkvoorzieningschappen de mogelijkheid geboden van intercollegiale ruil. Voor intercollegiale ruil van taakstelling tussen gemeenten/werkvoorzieningschappen gelden de volgende voorwaarden: 1. Gemeenten/werkvoorzieningschappen die behoefte hebben aan extra taakstelling dienen zelf in contact te treden met collega-gemeenten/werkvoorzieningschappen waar van onderrealisatie sprake is om afspraken te maken over intercollegiale ruil. Het ministerie van SZW zal in deze geen bemiddelende rol spelen tussen gemeenten/ werkvoorzieningschappen. 2. Intercollegiale ruil wordt geregeld door het Verantwoordingsdocument Intercollegiale Ruil 2006, door alle uitruilende gemeenten ondertekend, vóór 1 juli 2007 met het Verslag Over De Uitvoering 2006 in te dienen bij het Ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid. (Eerst een aanvraag indienen bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is niet meer nodig). 3. Gemeenten dienen de overdracht uitsluitend zichtbaar te maken op het verantwoordingsdocument dat u bij het Verslag over de Uitvoering (VODU) 2006 indient. Dit verantwoordingsdocument kunt u downloaden van het Gemeenteloket. Het Vodu zelf wordt ingevuld alsof er geen intercollegiale ruil heeft plaatsgevonden. Bij de vaststelling van de subsidie over het jaar 2005 wordt vervolgens met de intercollegiale ruil rekening gehouden. 4. De mogelijkheid van intercollegiale ruil heeft betrekking op het jaar 2006 en heeft geen effect op de subsidieverdeling 2007 en latere jaren. 8
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Zie bijlage 12 voor het bijbehorende verantwoordingsdocument.
13.
Integrale Rapportage Handhaving 2005
Op 31 augustus jl. is de Integrale Rapportage Handhaving 2005 aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin wordt een overzicht gegeven van de uitvoering van het Handhavingsprogramma 2003 – 2006. De Rapportage is in oktober in gedrukte vorm aan alle gemeenten toegezonden. De tekst is ook te vinden op http://www.gemeenteloket.szw.nl bij de officiële publicaties. De belangrijkste bevinding van de rapportage is dat er in 2005 zo’n 200 miljoen euro aan fraude met uitkeringen en premies is opgespoord. Verder blijkt dat gemeenten, UWV en SVB (Sociale Verzekeringsbank) samen bijna 52.000 boetes oplegden en ruim 3.000 processenverbaal opmaakten. Het aantal controles op fraude is in 2005 gestegen. Uitvoeringsorganisaties als UWV, SVB en gemeenten baseren hun inspanningen om fraude tegen te gaan steeds vaker op risicoanalyses, waardoor de pakkans stijgt. Zo heeft UWV op basis van risicoanalyses ruim 18.000 huisbezoeken afgelegd bij mensen die een WAO- of WW-uitkering hebben, een verdubbeling ten opzichte van 2004. SVB legde minder boetes op in 2005. Dankzij een betere communicatie met de klanten konden veel overtredingen van de regels worden voorkomen, vooral met de kinderbijslag. Bij de gemeenten lag het aantal opgespoorde fraudegevallen op het terrein van bijstand lager dan in 2004. Dit komt vooral doordat er geen achterstanden meer waren bij de verwerking van belastingsignalen. Wel nam het bedrag aan opgespoorde fraude toe tot 120 miljoen euro. Daarnaast kwam er voor 5 miljoen euro aan internationale bijstandsfraude aan het licht. Deze fraude heeft vaak betrekking op mensen die een huis hebben in het buitenland en de waarde daarvan niet opgeven.
14.
Tijdelijke stimuleringsregeling opsporing en controle Abw
In 2003 heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de ‘Tijdelijke stimuleringsregeling intensivering opsporing en controle Abw’ (kortweg Tsioc Abw) in het leven geroepen. Met de Tsioc Abw konden gemeenten tot 1 januari 2007 maximaal 1 fte voor opsporing en maximaal 5 fte (al naargelang het aantal Abw uitkeringen) voor controle gesubsidieerd krijgen. Aan 163 gemeenten (125 gemeenten 'controle' en 38 gemeenten 'opsporing') wordt hiervoor jaarlijks in totaal maximaal 9,6 miljoen euro beschikbaar gesteld. De stimuleringsregeling, die op 31 december 2006 afloopt, bevat een toezegging aan gemeenten dat de gesubsidieerde formatieplaatsen vanaf 1 januari 2007 worden omgezet in structurele financiering op een wijze die in overleg met de VNG tot stand komt. 9
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
De Tsioc Abw stamt uit de tijd van de Algemene bijstandswet (2003). Het vervolg op deze regeling zal moeten aansluiten bij het huidige beleidskader van de Wet werk en bijstand én specifiek binnen het handhavingsprogramma 2007-2010 van SZW. Vanaf 1 januari 2007 zullen de betrokken gemeenten de komende vier jaren de, onder de subsidieregeling vastgestelde, kosten voor de formatieplaatsen gefinancierd krijgen door middel van een integratie-uitkering van het Gemeentefonds, zoals bedoeld in artikel 5 en 13 van de Financiële verhoudingswet. In een brief aan de Tweede Kamer van 30 mei 2006 (30300B, nr. 23) heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangekondigd dat aan de toepassing van het integratieartikel niet langer de voorwaarde zal worden verbonden dat er zicht is op een overgang naar de algemene uitkering. Dat stelt de integratie-uitkering open voor tijdelijke middelen. In 2009 zal een evaluatie van de effecten van deze stimulering plaatsvinden, mede op grond waarvan besloten wordt over verdere noodzaak van stimulering na 2010. De afrekening van de subsidie over 2006 vindt nog op de gebruikelijke wijze via het ministerie van SZW plaats.
15.
Wetsvoorstel eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen (zie bijlage)
In mei 2005 heb ik een verbod op dubbele gegevensuitvraag aan klanten in de keten van werk en inkomen aangekondigd. Dit verbod is opgenomen in het wetsvoorstel Eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen, waarmee de Ministerraad op 20 oktober jl. heeft ingestemd. Het wetsvoorstel wordt nu voor advies aan de Raad van State voorgelegd, waarna het voor parlementaire behandeling wordt ingediend. Het wetsvoorstel eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen kent twee hoofdonderdelen, eenmalige gegevensuitwisseling en elektronische gegevensuitwisseling. 1. Eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, dan zou daarmee worden geregeld dat gemeenten, CWI, UWV en SVB geen gegevens aan de klant mogen vragen, die zij kunnen raadplegen in de eigen administratie of die van de ketenpartners en andere overheidsinstanties. Hiervoor dienen o.a. de Wet SUWI en (specifiek voor gemeenten) de WWB, IOAW, IOAZ en WWIK te worden aangepast. In de praktijk zou dit betekenen dat wordt gewerkt met vooringevulde (elektronische) formulieren. De klant kan deze gegevens verifiëren en waar nodig corrigeren, en vult ontbrekende gegevens aan. Gegevens die de klant aan CWI aanlevert, mogen vervolgens niet weer door de gemeente worden uitgevraagd. De voorgestelde wettelijke regeling vereist dus een goede samenwerking tussen CWI en gemeente bij de intake. Om dat te onderstrepen zal in de wet worden vastgelegd dat de partijen overeenkomsten sluiten over de uitvoering daarvan (deze verplichting is nu in de Regeling SUWI opgenomen). 10
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
De gegevens waar het precies om gaat bij het uitvraagverbod zullen worden vastgelegd met een algemene maatregel van bestuur. Hierbij wordt aangesloten bij de opzet van het Digitaal Klantdossier, dat de omgekeerde intake mogelijk maakt. 2. Elektronische gegevensuitwisseling, privacy De Wet SUWI kent op dit moment de nodige bepalingen over Suwinet. Deze worden aangepast, om een betere basis te bieden voor het Digitaal Klantdossier. Als uitgangspunt blijft gehandhaafd dat gegevens alleen worden verstrekt c.q. uitgewisseld, als daarvoor een wettelijke grondslag bestaat (m.n. in de Wet SUWI en/of de WWB). Dit regime is ook van toepassing op inrichting en gebruik van het DKD. Het wetsvoorstel eenmalige gegevensuitvraag bevat m.n. vanuit oogpunt van privacy enkele essentiële waarborgen voor de inrichting en het gebruik van DKD. Dit zal verder worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur. Het gaat onder andere om: - de verplichting om gegevens elektronisch ter beschikking te stellen. Het dossier moet immers dekkend zijn voor alle klanten van de keten van werk en inkomen, zodat het noodzakelijk is dat alle ketenpartners daarvoor gegevens leveren; - de verantwoordelijkheden van de betrokken organisaties voor gebruik en beheer van het klantdossier en de beschikbare gegevens; - regels voor informatiebeveiliging. Gemeenten zullen worden betrokken bij het opstellen van de regelgeving (algemene maatregelen van bestuur) die de inrichting, het gebruik en de beveiliging van DKD verder uitwerken. Bij de inwerkingtreding van de afzonderlijke wettelijke bepalingen van het wetsvoorstel eenmalige gegevensuitvraag wordt aangesloten op de ontwikkeling en het groeipad van DKD, zoals de ketenpartners daar onderling en met SZW afspraken over hebben gemaakt. De proeffase van DKD duurt tot 1 mei 2007. Op 1 mei zal de plicht tot aanleveren van gegevens ten behoeve van het digitale dossier in werking treden, zodat vanaf die datum de landelijke ingebruikname kan starten. Op 1 januari 2008 treden de bepalingen voor eenmalige gegevensuitvraag in werking en zullen de ketenpartners en gemeenten daaraan moeten kunnen voldoen. In bijlage 15 vindt u meer informatie over de aanleiding voor het wetsvoorstel en over het digitaal klantdossier.
16.
Eenmalige uitbetaling Toeslagenwet aan gedeeltelijk arbeidsongeschikten
In de Verzamelbrieven van maart (par. 10) en april (par. 13) 2006 is meegedeeld dat de Wet Invoering en financiering Wet WIA tot een onvoorzien effect heeft geleid waardoor sinds 1 januari 2006 diverse alleenstaande gedeeltelijke arbeidsongeschikten onder het netto sociaal 11
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
minimum terecht waren gekomen. Dit effect zou door UWV gerepareerd worden door een eenmalige betaling ten bedrage van het maximale jaarlijkse netto verschil tussen het bruto en het netto sociaal minimum, zijnde twaalf maal € 61,50. In verband hiermee heeft UWV in september 2006 spontaan (kan niet worden aangevraagd; er moet al een Toeslagenwet-uitkering zijn op 1 september 2006) € 1.176,- (bruto) extra uitgekeerd aan iedereen die op 1 september 2006 aan de volgende eisen voldeed: • 23 jaar of ouder is, en • een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA, WAO, WAZ of Wajong) en een Toeslagenwet-uitkering heeft, en • geen WW-uitkering heeft, en • alleenstaand is zonder kinderen of met kinderen, die 18 jaar of ouder zijn. In de Verzamelbrief van april is erop gewezen dat de doelgroep niet alleen bestaat uit alleenstaande gedeeltelijke arbeidsongeschikten die tot 1 januari 2006 een IOAW- of IOAZuitkering ontvingen. Ook alleenstaande gedeeltelijke arbeidsongeschikten met een inkomen beneden het sociaal minimum die voor 1 januari 2006 geen IOAW- of IOAZ-uitkering hadden behoren tot de doelgroep. Het is mogelijk dat (ook) mensen uit deze laatste groep een bijstandsuitkering ontvangen, waarbij de eenmalige uitkering als middel in aanmerking moet worden genomen. UWV heeft de doelgroep schriftelijk gewezen op een mogelijke terugbetalingsverplichting in verband met een door de gemeente verstrekte uitkering en hen geadviseerd in voorkomend geval contact op te nemen met de gemeente. Mocht u als gemeente informatie willen ontvangen over (voormalige) uitkeringsgerechtigden die tot de doelgroep van de eenmalige betaling behoren, dan kunt u contact opnemen met UWV Gegevensdiensten, e-mailadres:
[email protected]; postadres: UWV, Informatiedesk GSA, Postbus 8300, 1005 CA Amsterdam; telefoon 020 - 687 24 00.
17.
Bestandsuitwisseling Voorlopige teruggaaf heffingskortingen 2007 (zie bijlage)
Gezien het grote belang dat gemeente daaraan hechten, zal de Belastingdienst, op gelijke wijze als voorgaande jaren, de gemeenten in december 2006 en februari 2007 voorzien van gegevens over de aan bijstandsgerechtigden voor 2007 toegekende voorlopige teruggaven. Om over deze gegevens te kunnen beschikken dient de gemeente vóór 25 november 2006 de sofi-nummers van het gehele actuele bijstandsgerechtigdenbestand via de VT-account bij GemNet naar de Belastingdienst te zenden. De Belastingdienst zal de gegevens via de VTaccount bij Gemnet naar de gemeenten zenden vóór 25 december 2006 en vóór 15 februari 2007. 12
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Desgewenst kan de gemeente vóór 15 januari 2007 een geactualiseerd bijstandsgerechtigdenbestand via de VT-account naar de Belastingdienst zenden. De Belastingdienst zal dit bestand dan gebruiken voor de gegevensuitwisseling van februari 2007. NB: voorts dient de gemeente vóór 25 november 2006 naam, e-mailadres en telefoonnummer van de contactpersoon te mailen aan
[email protected] . De specificatie van het sofi-nummerbestand vindt u in bijlage 17.
18.
Contractenbenchmark gemeentelijke re-integratiemarkt
De Stichting Blik op Werk ontwikkelt samen met gemeenten en re-integratiebedrijven de Contractenbenchmark. De Contractenbenchmark biedt gemeenten steun bij re-integratie- en inkoopbeleid. Er worden afspraken uit contracten die gemeenten met re-integratiebedrijven hebben gesloten op uniforme wijze samengevat en gekoppeld aan resultaten die worden behaald. Zo kunnen gegevens van verschillende contracten (en dus bedrijven) met elkaar vergeleken worden. Dit najaar start de tweede fase van de Contractenbenchmark. Doel van de tweede fase is het instrument geleidelijk te laten uitgroeien naar een benchmark waarin op landelijk niveau prestaties van re-integratiebedrijven kunnen worden vergeleken. Blik op Werk nodigt gemeenten uit om deel te nemen aan de verdere ontwikkeling van het instrument door contractgegevens aan te leveren en mee te denken over de doorontwikkeling. Zie voor meer informatie: http://www.contractenbenchmark.nl . ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ Wilt u de Verzamelbrief in het vervolg digitaal ontvangen, dan kan dat. Stuur een e-mail met uw naam, gemeente, functie en e-mail adres naar
[email protected]. Voor vragen met betrekking tot de Verzamelbrief kunt u een e-mail sturen naar
[email protected].
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof) 13
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Bijlagen bij Verzamelbrief november 2006
14
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Bijlage 1
Goed voorbeeld … 'Allemaal willen we jongeren aan het werk krijgen'
Eén van de hoofddoelstellingen van het Nationaal Actieplan 2006 voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is het bevorderen van participatie van jongeren en het bestrijden van jeugdwerkloosheid. Een afgeronde opleiding, liefst op het niveau van een startkwalificatie, biedt de beste garantie op een baan en duurzame werkgelegenheid. Het bestrijden van jeugdwerkloosheid begint dus met het voorkomen van voortijdige schooluitval. Een goed voorbeeld: De Nijmeegse ketenregie In september 2004 is in de CWI-regio Nijmegen het project Ketenaanpak Voortijdig Schoolverlaten en Jeugdwerkloosheid gestart met de volgende kwantitatieve doelstellingen: 1. minimaal handhaven van het aantal schoolverlaters zonder startkwalificatie op 5% en streven naar een verlaging naar 3,8% per eind 2006; 2. de werkloosheid onder jongeren is eind 2006 niet hoger dan april 2004; 3. jaarlijkse werving van 150 nieuwe leerwerkbanen of werkervaringsbanen in de regio Nijmegen, met het verzoek aan het bedrijfsleven dit aantal te verdubbelen naar 300. Onder leiding van Tiny Zijlstra, de coördinator van het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaten (RMC), zijn het Team 17+ en het MKB leerbanenteam geformeerd. Het Team 17+ bestaat uit vertegenwoordigers van het RMC, het RMC Trajectbureau, het CWI, het UWV, Sociale Zaken, Divosa, het regionaal leerplichtoverleg, MEE Gelderse Poort en R75/NIM (het team voor jongeren met meervoudige problematiek van Maatschappelijk Werk Nijmegen). Doel van Team 17+ is het maken van sluitende afspraken in de keten, zodat de jongere steeds op de juiste plek en door de juiste organisatie geholpen kan worden naar opleiding of werk. Het MKB Leerbanenteam bestaat uit vertegenwoordigers van het MKB Leerbanenproject, het CWI, het RMC trajectburau en MKB Nijmegen en wordt met raad en daad bijgestaan door de Taskforce Jeugdwerkloosheid. Het team richt zich op de acquisitie van leerwerkbanen, jongerenbanen, stages en de matching van jongeren aan de werkgevers. De samenwerking in het Team 17+ is in eerste instantie vooral intern gericht geweest. De bestaande samenwerkingsverbanden tussen de ketenpartners zijn geïnventariseerd en er zijn modellen en ketenafspraken opgesteld om de samenwerking binnen de keten goed te laten verlopen. In praktijk blijken de werkprocessen van alle partners nog niet optimaal op elkaar afgestemd. Ter ondersteuning van de samenwerking op de werkvloer is een website ingericht (www.eenstapvooruit.nl). Daarop is zowel het aanbod voor jongeren te vinden, als een mogelijkheid tot digitaal overleg voor de daartoe geautoriseerde professionals. In alle acht regiogemeenten is een lokaal multidisciplinair casusoverleg ingesteld, met het doel dat alle partijen hun acties op elkaar afstemmen om de jongere op het gewenste spoor te krijgen. 15
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Inmiddels is Team 17+ klaar voor de volgende stap: de fysieke inrichting van een Jongerenloket Nijmegen. Het MKB leerbanenteam heeft meer “aan de weg getimmerd”. Met speed dating match events, huis-aan-huis verspreiding van flyers met de aankondiging van speciale acties voor jongeren en een bustoer langs vijf locaties in de regio, waarbij per locatie 100 vacatures voor jongeren beschikbaar waren. Verder is er bij de CWI Banenmarkt een speciale jongerenhoek ingericht en wordt jaarlijks een beroepen- en scholingsmarkt georganiseerd. Vooral de bustoer en de CWI banenmarkt trokken veel jongeren, waarvan er 140 nog niet bekend waren bij het CWI en Sociale Zaken. “Deze outreachende aanpak werkt goed”, aldus Tiny Zijlstra. “De ketenpartners hebben uitstekend met elkaar samengewerkt bij de organisatie van deze activiteiten. Er was veel aandacht voor de activiteiten in de regionale en lokale pers en op de lokale radio. Nijmegen heeft op dit moment 347 leerwerkbanen, de aandacht in de ketenaanpak is verschoven van werving van leerbanen naar de matching van jongeren aan leerbanen. Onze speed dating aanpak heeft inmiddels landelijke navolging gekregen. We hebben veel positieve reacties gehad van jongeren, ouders, scholen en andere instellingen uit de stad.” Nijmegen kiest bewust voor een gedifferentieerde aanpak voor jongeren. De work first aanpak is te smal, leidt soms tot onnodige uitval en biedt onvoldoende mogelijkheden om tot een sluitende aanpak te komen. De zogenaamde jongerenladder geeft de prioritering in de dienstverlening aan: 1. startkwalificatie (mits haalbaar op basis van capaciteit en motivatie) 2. leer/werktrajecten 3. regulier werk 4. gesubsidieerd werk 5. zorgtrajecten Het behalen van een startkwalificatie staat dus voorop voor jongeren die dat kunnen. Nijmegen heeft jongeren die praktijkonderwijs of speciaal voortgezet onderwijs hebben gevolgd en niet in staat zijn om een startkwalificatie te behalen, niet als voortijdig schoolverlater (vsv-er) geregistreerd. De jongeren tot 18 jaar zijn vrijwel sluitend in beeld, voor de leeftijdsgroep 18 tot 23 jaar is dat nog niet het geval. Bij het RMC Trajectbureau werden in het schooljaar 2005-2006 856 nieuwe vsv-ers gemeld. Inclusief de meldingen uit voorgaande jaren komt Nijmegen op 1302 vsv-ers. 727 jongeren zijn succesvol herplaatst binnen scholing (390), werk (197) of door toeleiding naar een traject van een van de ketenpartners (111) of een ander RMC (29). Het schooluitvalpercentage is in Nijmegen gedaald van 4,8% naar 4,1% van de categorie 12-23 jarigen.
16
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Ook het aantal niet-werkende werkzoekenden en het aantal jongeren met bijstand daalde fors: Nijmegen jongeren in de WWB nww-ers < 23 jaar waarvan zonder startkwalificatie
31-12-2003 392 717 499
31-12-2004 322 652 455
Daling sinds 31-12-2004 31-12-2005 1-7-2006 % 287 140 -57% 529 455 -30% 276 -39%
Bron: gemeente Nijmegen (WWB) en CWI (niet werkende werkzoekenden tot 23 jaar)
“De ketenpartners weten elkaar steeds beter te vinden, concludeert Tiny Zijlstra. “In het Jongerenloket hopen we volgend jaar de samenwerking tijdens de intakefase nog beter te organiseren, zodat het voor de jongere niet uitmaakt of hij met iemand van het RMC, het CWI of de Sociale Dienst praat. Er komt een vast team van jongerenconsulenten, één intaketraject, een goede diagnose als basis voor het bepalen van de strategie van begeleiding naar scholing en/of werk of zorg, toewijzing van een vaste begeleider, multidisciplinair overleg en een gezamenlijke registratie. Daarmee hopen we shopgedrag van jongeren te voorkomen en de betrouwbaarheid van onze dienstverlening verder te vergroten. Uiteindelijk gaat het erom de jongeren op een zo efficiënt mogelijke wijze te helpen, zodat ze in beeld komen én blijven tot ze hun persoonlijke doelstelling hebben gerealiseerd.” Ervaringen elders ARNHEM heeft in het Jongerenloket Arnhem-Zuid in mei 2004 gekozen voor samenwerking tussen CWI en de sector Werk en Inkomen op één locatie in combinatie met integraal casemanagement. De kernteammedewerkers zijn meer dan een adviseur CWI of een casemanager van de sector Werk en Inkomen. Hij of zij heeft een ondernemende instelling, is flexibel, is goed ingebed in de netwerken, houdt regie en neemt verantwoordelijkheid voor het hele traject. Projectleider Jolanthe Bothof vertelt: “De basisaanpak is dat de jongeren zélf werk van werk maken. Iedere week worden activerende gesprekken met de jongeren gevoerd, vacatures worden meegegeven en opdrachten worden verstrekt waarop de jongeren worden aangesproken. Binnen één maand gaat de jongere terug naar school of aan het werk. Er is een nauwe samenwerking met het ROC (Rijn IJsselcollege) en VSV (Vroegtijdig Schoolverlaten). Het ROC houdt wekelijks een spreekuur op de CWI locatie. Jongeren worden geïnformeerd over hun mogelijkheden van terugkeer naar school of hun kansen in de beroepsbegeleidende leerweg. Zij kunnen dan direct worden aangemeld en krijgen voorlichting over studiefinanciering. Ook VSV is wekelijks aanwezig. Jongeren die in verband met een verkeerde studiekeuze voortijdig uitvallen, kunnen advies over een andere studierichting en een beroepskeuzetest krijgen. Als dat allemaal niet tot resultaat leidt, wordt de uitkeringsaanvraag ingezet en krijgt de jongere meteen een re-integratietraject aangeboden.”
17
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Met resultaat: het aantal uitkeringen is gehalveerd, de gemiddelde uitkeringsduur is aanzienlijk verminderd en er zijn minder jongeren ingestroomd in de WW (van 59% naar 47%) of WWB (van 37% naar 17%). Ruim 80% van de aangemelde jongeren is begeleid naar werk, een kleine 10% naar scholing en de overigen naar zorgtrajecten. “Een beleidsmatig aandachtspunt is dat een aantal jongeren zich weliswaar meldt bij het jongerenloket, maar na de eerste uitnodiging niets meer van zich laat horen. Arnhem beraadt zich op een methode om ook die groep in beeld te houden”, aldus Jolanthe Bothof.
Arnhem jongeren in de WWB nww-ers < 23 jaar waarvan zonder startkwalificatie
31-12-2003 390 863 581
31-12-2004 301 695 450
Daling sinds 31-12-2004 31-12-2005 1-7-2006 % 222 203 -33% 433 315 -55% 167 -63%
Bron: gemeente Arnhem en CWI (niet werkende werkzoekenden tot 23 jaar)
BREDA is op 1 januari 2004 gestart met de voorbereiding van een jongerenloket Flits voor de doelgroep 15 tot 23 jaar, met prioriteit voor jongeren zonder uitkering en jongeren met een WWB-uitkering. Het jongerenloket heeft drie allround flits adviseurs, die zowel de dienstverlening van het CWI als van Sociale Zaken aanbieden. Eén van hen is contactpersoon voor de matching naar leerwerkbanen. Ook voortijdige schoolverlaters staan op de agenda. Flits werkt nauw samen met Transit, het bureau dat binnen het ROC jongeren begeleid die dreigen uit te vallen op school. Flits richt zich ook op jongeren met een uitkering van het UWV, er zijn echter nog geen afspraken gemaakt over een gezamenlijke financiering van Flits. De flits adviseurs hebben veel “regelmogelijkheden” om de jongeren succesvol te begeleiden. “In het begin is veel geïnvesteerd in het opstellen van een sociale kaart, maar dat verdient zich nu terug. Flits sluit zo nodig specifieke contracten met re-integratiebedrijven af of ontwikkelt samen met andere partijen nieuwe trajecten”, aldus Frans Kuiper.
Breda jongeren in de WWB nww-ers < 23 jaar waarvan zonder startkwalificatie
31-12-2003 237 660 359
31-12-2004 233 682 374
Daling sinds 31-12-2004 31-12-2005 1-7-2006 % 183 154 -34% 473 341 -50% 194 -48%
Bron: gemeente Breda (WWB) en CWI (niet werkende werkzoekenden tot 23 jaar)
18
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
“Het resultaat telt en is positief. Maar de samenwerking met het RMC kan nog beter. Uit een nulmeting blijkt dat per oktober 2003 20% van de totale doelgroep 16 tot 23 jarigen in Breda geen onderwijs meer volgt en in het verleden geen startkwalificatie heeft behaald. Dit heeft invloed op hun perspectief op werk. Breda zet daarom extra in op leerwerkbanen en geeft zelf het goede voorbeeld door het aantal stageplaatsen binnen de gemeente uit te breiden van 15 tot 40. Verder is in het kader van het project Tweede kans Beroepsonderwijs 3 fte extra ingezet om de samenwerkingsstructuur rond voortijdig schoolverlaten te verbeteren, protocolafspraken te maken met alle betrokken partijen en 500 leerbanen te realiseren voor BBL-ers op niveau 1 en 2”. DORDRECHT is in april 2004 gestart met Route 23 en werkt sinds september 2005 in regionaal verband samen met de gemeenten Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Sliedrecht en Zwijndrecht, het CWI, het UWV, Bureau Jeugdzorg, het ROC, het Regionaal Bureau Leerplicht en de Stichting MEE. Ook Dordrecht volgt de prioritering van de jongerenladder (zie hiervoor), Route 23 zet zich vooral in voor kansarme jongeren. Ongeveer de helft van deze groep is van allochtone afkomst, 70% heeft geen voortgezette opleiding afgerond, één op de vijf jongeren heeft een kind of is zwanger en bijna de helft heeft schulden. Route 23 is geen fysiek maar een virtueel jongerenloket, wat jongeren makkelijk kunnen vinden via www.route23.nl. De meeste jongeren die een WWB-uitkering aanvragen worden doorverwezen naar “De Werkplaats”, waar ze eerst vier weken productiewerk doen en een training krijgen, waarna ze via diverse stages uitstromen naar werk. Dit work first traject duurt drie maanden en kan zo nodig tot zes maanden verlengd worden. Route 23 ontwikkelt op dit moment jongerenprofielen en maakt een staalkaart van beschikbare instrumenten, die vervolgens aan de jongerenprofielen kunnen worden gekoppeld. Voor specifieke groepen worden nieuwe instrumenten ontwikkeld: een project voor (aanstaande) tienermoeders, een werkgeversbenadering en een outreachende aanpak voor jongen die nu niet bereikt worden.
Dordrecht jongeren in de WWB nww-ers < 23 jaar waarvan zonder startkwalificatie
31-12-2003 461 1.022 680
31-12-2004 333 672 400
Daling sinds 31-12-2004 31-12-2005 1-7-2006 % 225 184 -45% 414 281 -58% 152 -62%
Bron: gemeente Dordrecht (WWB) en CWI (niet werkende werkzoekenden tot 23 jaar)
“We zijn bezig met een uitgebreid onderzoek naar de problematiek van kansarme jongeren en evalueren Route 23 samen met de doelgroep. Het onderzoeksrapport zal eind dit jaar verschijnen. Opvallend is dat Route 23 als zodanig de jongeren niet veel zegt, ze denken een traject te volgen bij het CWI of het ROC en zien dit niet als een Route 23-aanpak. De naamsbekendheid kan dus nog wel beter, zeker voor de jongeren die thuiszitten zonder 19
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
uitkering, school of werk. Verder zien we, vooral in de onderwijstrajecten, de meerwaarde van peer-support of coaching door lotgenoten die net een stapje verder zijn. Dit zullen we de komende tijd verder uitwerken in de introductie van routecoaches, professionals of vrijwilligers die de jongere van begin tot eind door het traject begeleiden. Het gaat goed in Dordrecht, maar we ontdekken elke keer weer dat het op onderdelen beter kan. Een jongerenloket is nooit af!”, aldus Marjan Middelburg. Een goede raad voor alle andere gemeenten: Maak gebruik van de kennis en ervaringen van andere gemeenten en houd rekening met onderstaand rijtje tips.
kies voor een brede keten en zorg voor regelmatig overleg op strategisch, beleids- en uitvoerend niveau.
benoem prestatie-indicatoren, zorg voor een goede monitoring en regelmatige terugkoppeling van de (tussentijdse) resultaten naar de ketenpartners.
houd de werkwijze constant en kies voor één centrale aansturing van het project.
baseer je niet alleen op de cijfers van het CWI en Sociale Zaken, de registratie van het RMC geeft in combinatie met het GBA en de leerlingadministraties van de onderwijsinstellingen een beter beeld van de omvang van de problematiek van voortijdig schoolverlaten en (het risico op) jeugdwerkloosheid. vergeet de thuiszitters en de jongeren die na een eerste gesprek op het CWI wegblijven of voortijdig uitvallen uit een re-integratietraject niet, maar probeer met hen in contact te komen en te blijven. houd de resultaten niet voor jezelf, maar zorg periodiek voor goede communicatie via een website, nieuwsbrieven of PR in de lokale of regionale media.
Meer informatie Op de website www.armoedebeleid.nl is de volgende achtergrondinformatie beschikbaar: Nijmegen: 1. Uitgangspunten Jongerenloket regio Nijmegen 2. Project Ketenaanpak Voortijdig Schoolverlaten en Jeugdwerkloosheid, Evaluatie 2005 en Doelstellingen 2006 Dordrecht: Projectplan Jongerenonderzoek Route 23 Verder kunt u een indruk krijgen van de uitvoeringspraktijk op de website van de Taskforce Jeugdwerkloosheid (www.jeugdwerkloosheid.nl) waar ook de uitgave Jongerenloket. De praktijk! gedownload kan worden. En ten slotte zijn de websites van de projecten uit Nijmegen en Dordrecht het bekijken waard (www.eenstapvooruit.nl en www.route23.nl).
20
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Bijlage 2
Maatwerkondersteuning via groepskenmerken in de individuele bijzondere bijstand
Bij de verlening van bijzondere bijstand maken gemeenten gebruik van beleidsregels. In beleidsregels legt een gemeente vast welke uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten tot welk bedrag voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komen. Vaak zullen beleidsregels betrekking hebben op kosten die niet specifiek zijn voor een bepaalde groep, zoals woonkosten, aanschafkosten van duurzame gebruiksartikelen, medische kosten en dergelijke. De uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten vloeien in veel gevallen echter ook rechtstreeks voort uit het feit dat de belanghebbende tot een bepaalde - op een minimuminkomen aangewezen - specifieke groep personen of huishoudens behoort. In dit verband kan bijvoorbeeld de groep ouders met minderjarige kinderen binnen de verlening van de bijzondere bijstand als specifieke groep aangemerkt worden. Een voorbeeld van kosten waar deze groep mee te maken krijgt, is cumulatie van allerlei kosten die direct of indirect met schoolverplichtingen van de kinderen te maken hebben. Te denken valt aan bijvoorbeeld de kosten van een rekenmachine, gymkleding, een ‘luizencape’, de huur van een schoolkluisje, vervoer etc. Door rekening te houden met het feit dat bij verschillende leeftijdscategorieën en verschillende schooltypen ook verschillende kosten behoren, kan de gemeente meer en beter maatwerk leveren. Naarmate ook de doelgroep verder wordt gespecificeerd, kan een gemeente dié groep bedienen die ondersteuning het meest nodig heeft, bijvoorbeeld ouders van schoolgaande kinderen met een inkomen tot 110% van het wettelijk minimumloon of een daarmee wat betreft hoogte vergelijkbare inkomen. Als de gemeente in haar beleid de specifieke doelgroep én de in aanmerking te nemen kosten van deze doelgroep op deze manier in haar beleidsregels beschrijft, kan de gemeente die doelgroep met behulp van gegevens uit het uitkeringsbestand, dan wel bestandskoppeling actief benaderen, en hen op de hoogte stellen van de mogelijkheid om gebruik te maken van de individuele bijzondere bijstand voor bepaalde gemaakte of te maken noodzakelijke kosten. De kwaliteit van beleidsregels bepaalt aldus in belangrijke mate de kwaliteit van de bijzondere bijstandsverlening. Goede beleidsregels zorgen ervoor dat het geld terecht komt bij de mensen die dat nodig hebben. Omdat voor zowel ouders als uitvoerders duidelijk is waar recht op bestaat, hoeft niet voor iedere aanvraag het wiel van ‘wat wel en wat niet kan’ opnieuw te worden uitgevonden. Ook de voorlichting wint aan kracht, omdat gemeenten aan de hand van concrete voorbeelden duidelijk kan maken waar recht op bestaat. De beleidsregel draagt zo bij aan vermindering van de uitvoeringskosten, het terugdringen van niet-gebruik en verhoging van de afwikkelingssnelheid van een aanvraag. Er is in de hierboven omschreven situatie dus sprake van individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken. Behoort men tot een specifieke groep dan staat vast dat ook bepaalde kosten gemaakt worden. Dit is het voordeel van individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken boven categoriale bijzondere bijstand: ieder individueel lid van de 21
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
groep krijgt de eigen daadwerkelijke kosten vergoed en niet het gemiddelde van alle kosten van de hele groep. Om tot rechtmatige verstrekking van individuele bijzondere bijstand te kunnen overgaan, moet de gemeente wel vaststellen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Hier ligt precies het verschil met de categoriale bijzondere bijstandsverlening, waarbij slechts wordt aangenomen dat iemand die tot een bepaalde groep behoort kosten maakt, en er géén controle plaatsvindt of en zo ja in hoeverre de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn. De WWB schrijft niet voor hóe de gemeenten in geval van individuele bijzondere bijstandsverlening moeten vaststellen in hoeverre de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn. De gemeenten zijn vrij om hier op een eigen (niet-bureaucratische) wijze invulling aan te geven. De gemeente kan bijvoorbeeld kiezen voor steekproefsgewijze controle, controle boven een bepaald bedrag, en/of controle op basis van risicoprofielen. Ook kan de gemeente ervoor kiezen om de controle niet afzonderlijk uit te voeren, maar die te laten samenvallen met een ander contact met de belanghebbende, bijvoorbeeld bij een heronderzoek. Het grote bezwaar tegen categoriale bijzondere bijstand, namelijk dat gemeenten door ongerichte inkomenssuppleties in het aan de Rijksoverheid voorbehouden generieke inkomensbeleid treden, wordt met de verlening van individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken voorkomen. Het is dus goed mogelijk om, gebruik makend van groepskenmerken, maatwerkondersteuning te bieden in de vorm van individuele bijzondere bijstand aan gezinnen met kinderen die dit nodig hebben, zonder te maken te krijgen met de genoemde ongewenste effecten voor het generieke inkomensbeleid van het rijk, maar wel tegelijkertijd de uitvoeringskosten beperkt te houden.
22
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Bijlage 3
Budgetten WWB 2007
Aandeel kleine gemeenten in macrobudget 11,5% 11,0% 10,5% 10,0% 9,5% 9,0% 8,5% 2004
2005
2006
2007
In deze tabel zijn de budgetten van alle kleine gemeenten gesommeerd en gedeeld door het totale budget. Het betreft de groep gemeenten die in 2007 wordt geconfronteerd met een budgetdaling ten opzichte van 2006 tussen de 16 en 17%. Dit zijn gemeenten die in 2007 minder dan 30.000 inwoners hebben en geen deel uitmaken van een samenwerkingsverband.
23
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Toelichting compartimentering Uit tabel 8.2 op bladzijde 51 van het rapport “Verdeelmodel Inkomensdeel WWB 2007; Technisch verslag” blijkt dat het compartiment kleine gemeenten er bij handhaving van de compartimentering a.g.v. actualisatie 7,3% op achteruit zou gaan (van +6,6% naar -0,7%). Tabel 8.2:
Compartimentbudget minus -uitgaven in 2003 en 2004, compartimentering objectief met twee afzonderlijke modellen (systematiek 2006a) Procentueel saldob
Compartiment 2003 Grote gemeenten (> 60K inw)
a b
2004
-/- 1,1%
0,7
Middelgrote gemeenten (30-60K inw)
1,2%
-/- 3,3
Kleine gemeenten (< 30K inw)
6,6%
-/- 0,7
Aftopprocedure, verdeelsleutel, compartimentsgrenzen op basis van bevolking 1-1-2005. =(budget t - uitgaven t)/(uitgaven t), bij gelijkheid van macrobudget en macro-uitgaven.
Bron: APE
Het afschaffen van de compartimentering dempt dat effect zelfs enigszins, want daarmee gaan kleine gemeenten naar -0,1% (tabel 8.4, bladzijde 52). Tabel 8.3:
Saldo van compartimentbudget en -uitgaven in 2004, geen compartimentering (systematiek 2006a) Procentueel saldob
Compartiment 2003 Grote gemeenten (> 60K inw)
a b
-/- 0,3
2004 0,0
Middelgrote gemeenten (30-60K inw)
1,3%
-/- 0,3
Kleine gemeenten (< 30K inw)
0,5%
0,1
Aftopprocedure, verdeelsleutel, compartimentsgrenzen op basis van bevolking 1-1-2005. =(budget t - uitgaven t)/(uitgaven t), bij gelijkheid van macrobudget en macro-uitgaven.
Bron: APE
Uit de laatste tabel blijkt ook dat het systeem zonder compartimentering budgetten oplevert die op groepsniveau dichter bij de uitgaven liggen. Door actualisatie van verdeelgegevens is het effect nu groter dan in het rapport kon worden voorzien.
24
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Bijlage 4
Financiering van samenwerkingsverbanden
Zoals ik u in eerdere brieven heb gemeld hecht ik eraan de betrokkenheid van de individuele gemeenten bij de uitvoering te waarborgen. Door de budgetten naar de individuele gemeenten over te maken is beter gegarandeerd dat de uitvoering van de WWB op de agenda van de gemeenteraad staat en zij met de verantwoordelijke wethouder invloed en controle blijven uitoefenen op de uitvoering van de WWB door het samenwerkingsverband. Met dit wetsvoorstel krijgen de gemeenten die samenwerken meer zekerheid over de omvang van het budget; zij krijgen niet meer te maken met een overgang van een historisch bepaald budget naar het objectief verdeelmodel. Dit wetsvoorstel heeft alleen gevolgen voor gemeenten die deelnemen in een samenwerkingsverband in de vorm van een Openbaar Lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr), de samenwerkingsvorm die rechtspersoonlijkheid heeft met een eigen Algemeen en Dagelijks Bestuur. Ik wil benadrukken dat gemeenten voor de uitvoering van de WWB zelf blijven bepalen welke samenwerkingsvorm zij wensen; gemeenten kunnen het budget zelf (blijven) inbrengen in het samenwerkingsverband. Bij de berekening van de budgetten voor 2007 blijken de verschillen voor de gemeenten die in 2006 als samenwerkingsverband een gezamenlijk budget ontvangen (64 gemeenten in 16 samenwerkingsverbanden) aanzienlijk groter dan bij eerdere berekeningen het geval was. De verschillen variëren bij de berekeningen voor 2007 van +3% tot -11%. Deze verschillen worden berekend door de budgetten bij gezamenlijke financiering te vergelijken met het budget als optelsom van de individuele budgetten. Daarbij dient bedacht te worden dat deze berekeningen altijd een momentopname zijn. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd om bij het vaststellen van de definitieve budgetten 2007 te bezien of een mitigering van de herverdeeleffecten voor samenwerkingsverbanden gewenst is. Om de gemeenten in samenwerkingsverbanden tijdig zekerheid te bieden over hun budget in 2007, zal ik dit bezien bij de nadere voorlopige budgetten 2007, die in mei 2007 bekend worden gemaakt. Ik zal mijn voorstel over een eventuele mitigering daarom in mei 2007 aan de Tweede Kamer bekend maken. De bespreking van dit voorstel kan dan – indien gewenst meegenomen worden bij de bespreking van de voorstellen voor de verdeelmodellen 2008; deze beoog ik in april 2007 aan de Tweede Kamer toe te sturen.
25
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Bijlage 12
Intercollegiale ruil Wsw 2006
Verantwoordingsdocument intercollegiale ruil van taakstelling Wsw 2006 Met het Verslag over de Uitvoering 2006, ondertekend door alle uitruilende (ontvangende én weggevende) gemeenten, vóór 1 juli 2007 indienen bij: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie GOB/afd. BFO Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG Gemeente/werkvoorzieningschap: Taakstelling in standaardeenheden (SE) conform subsidiebeschikking 2006:
Bij overheveling van taakstelling Taakstelling overgeheveld aan:
Aantal SE:
Gemeente/werkvoorzieningschap:
Gemeente/werkvoorzieningschap:
Gemeente/werkvoorzieningschap:
Gemeente/werkvoorzieningschap:
Totaal aantal overgehevelde SE:
26
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Bij ontvangst van taakstelling Taakstelling ontvangen van :
Aantal SE:
Gemeente/werkvoorzieningschap:
Gemeente/werkvoorzieningschap:
Gemeente/werkvoorzieningschap:
Gemeente/werkvoorzieningschap:
Totaal aantal ontvangen SE:
Gelieve het totale aantal uitgeruilde eenheden taakstelling te vermelden op 1 verantwoordingsdocument
Ondertekening colleges van B&W en/of bestuur van werkvoorzieningschap: Overhevelende gemeenten / werkvoorzieningschappen Gemeente / werkvoorzieningschap:
Handtekening college B&W / Bestuur
Datum
Gemeente / werkvoorzieningschap:
Handtekening college B&W / Bestuur
Datum
Gemeente / werkvoorzieningschap:
Handtekening college B&W / Bestuur
Datum
27
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Gemeente / werkvoorzieningschap:
Handtekening college B&W / Bestuur
Datum
Ontvangende gemeenten / werkvoorzieningsschappen Gemeente / werkvoorzieningschap:
Handtekening college B&W / Bestuur
Datum
Gemeente / werkvoorzieningschap:
Handtekening college B&W / Bestuur
Datum
Gemeente / werkvoorzieningschap:
Handtekening college B&W / Bestuur
Datum
Gemeente / werkvoorzieningschap:
Handtekening college B&W / Bestuur
Datum
28
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Bijlage 15
Wetsvoorstel eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen
Aanleiding voor het wetsvoorstel Het rapport De burger bediend! van de door mij ingestelde Expertcommissie-Keller signaleerde als belangrijk knelpunt in de uitvoering, dat de intake voor werk en inkomen gepaard gaat met een omvangrijke gegevensuitvraag aan de klant. Veel gegevens daarvan zijn echter al bekend bij de overheid, en bovendien worden gegevens vaak nog meerdere malen uitgevraagd (bijvoorbeeld eerst door CWI, en daarna door de gemeente). De Expertcommissie adviseerde om te gaan werken aan een ‘omgekeerde intake’: vraag alleen aan de klant wat nog niet bekend is bij de overheid (niets vragen, tenzij….). Om deze werkwijze mogelijk te maken zou een digitaal klantdossier moeten worden ontwikkeld, dat alle relevante gegevens van klanten bevat. Op basis van het advies van de commissie heb ik geconstateerd dat de dienstverlening aan de klant beter moet. Ik heb het startsein voor het project Digitaal Klantdossier gegeven, waarin gemeenten, CWI en UWV nauw samenwerken om het dossier te realiseren. Tegelijkertijd is een wettelijk verbod op dubbele gegevensuitvraag aangekondigd. Digitaal Klantdossier Gemeenten worden o.a. via de nieuwsbrieven en de website www.cp-ict.nl van het Coördinatiepunt ICT-Gemeenten regelmatig geïnformeerd over het Digitaal Klantdossier (DKD). Als onderdeel van het project wordt een internetportaal ontwikkeld, waar de klant zijn gegevens kan raadplegen en elektronische diensten kan afnemen. Dit zijn de elektronische intake voor Werk, de WWB-aanvraag en de WW-aanvraag. Professionals in de keten raadplegen het DKD als een uitgebreide versie van Suwinet-Inkijk.
29
Ons kenmerk
INTERCOM/2006/86435
Bijlage 17
Bestandsuitwisseling Voorlopige teruggaaf heffingskortingen 2007
Bestandsopmaak van het bestand van sofi-nummers in november 2006 De aanlevering van alle bestanden, zowel van de gemeente naar de Belastingdienst als omgekeerd, verloopt via de gemeentelijke VT-account bij GemNet. Het door de gemeente aan te leveren bestand moet een ASCII bestand zijn. Per regel mag maar één sofinummer, 9 posities lang (inclusief eventuele voorloopnullen) voorkomen. Ieder sofinummer moet voorafgegaan worden door de 4-cijferige CBS gemeentecode. Iedere regel is dus 13 posities lang (exclusief CR/LF) Géén Excel bestanden, Word bestanden of andersoortige bestanden, alleen zogenaamde kladblok bestanden. Het tekstbestand níet zippen. Bij afwijkingen van het gevraagde formaat kan het bestand onleesbaar worden en dus niet in behandeling genomen worden. Gegevensverkeer via een ander medium is alleen mogelijk voor de gemeenten zonder GemNet VT account. Deze kunnen, net als voorgaande jaren, aanleveren via e-mail (voorkeur) naar adres
[email protected] of op diskette naar: Belastingdienst CPP t.a.v. Kees Hollestein (Kamer 2.45) Roggestraat 111 7311 CC Apeldoorn Vragen kunt u ook via e-mail stellen bij
[email protected] .
30