Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA ’s-GRAVENHAGE Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon 070 – 333 44 44 Telefax 070 – 333 40 33 Onderwerp: Eindverslag Project Vakantiewerk 1999 Datum: 21 december 1999 Hierbij bied ik u, mede namens staatssecretaris Hoogervorst, het eindverslag aan van het project Vakantiewerk 1999 dat de Arbeidsinspectie tijdens de zomervakantieperiode heeft uitgevoerd. In totaal zijn er 1985 bedrijven gecontroleerd op de naleving van de wettelijke bepalingen die gelden voor vakantiewerkers van dertien tot en met zeventien jaar ingevolge de Arbeidstijdenwet (Atw), de daarbij behorende Nadere Regeling Kinderarbeid en de Arbeidsomstandighedenwet. De inspecties hebben dit jaar met name in de sectoren landbouw, horeca en detailhandel plaatsgevonden. Voorafgaande aan het project is door middel van voorlichting en publiciteit preventief aandacht geschonken aan de wettelijke bepalingen. Zo zijn de betrokken brancheorganisaties van de meest bezochte bedrijfstakken, de brancheorganisaties van uitzendbureaus en de scholen in het Voortgezet en Middelbaar Beroepsonderwijs schriftelijk geïnformeerd over de regelgeving en het project Vakantiewerk 1999. Bij 1346 van de 1985 geïnspecteerde bedrijven bleken daadwerkelijk vakantiekrachten werkzaam te zijn. Bij tweederde van de bedrijven waar vakantiekrachten werkzaam waren zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Bij de 470 bedrijven met tekortkomingen zijn in totaal 756 overtredingen geconstateerd. Hiervoor zijn in totaal 379 waarschuwingen gegeven en is er 29 keer proces verbaal opgemaakt. Voorts is tijdens de duur van het project een zestal ongevallen met vakantiewerkers onder-zocht. Geen van de ongevallen had een dodelijke afloop, wel raakten enkele kinderen ernstig gewond. Opvallend is dat het percentage vakantiewerkers van 13 en 14 jaar (12 procent) en van 15 jaar (26 procent) in 1999 is toegenomen ten opzichte van vorig jaar. De meeste overtredingen zijn geconstateerd op de volgende gebieden: de tijdstippen dat kinderen en jeugdigen mogen werken, het laten verrichten van werkzaamheden die voor kinderen verboden zijn, het ontbreken van voorlichting en onderricht aan kinderen en jeugdigen en het ontbreken van een deugdelijke registratie van arbeidstijden. Het project vakantiewerk zal in het jaar 2000 worden herhaald. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, K. G. de Vries
1
PROJECTVERSLAG VAKANTIEWERK 1999 Projectnr. A 279 Opdrachtgever: Jacob Engwerda, Regio Noordwest Projectleiding: Theun Beekhoven, regio Noordwest, Bram den Hartog, regio Noordwest, Dick Korver, Annemarie Plugge, CK/Handhaving Projectsecretaris: Lidy van der Leur-Takes, regio Noordwest, Anna van den Berg, ondersteuning Amsterdam, december 1999
2
INHOUDSOPGAVE
blz.
0.
Samenvatting
4
1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Aanleiding Doelgroep Beleidsregels Kinderarbeid
4 4 4 5
2.
Doelstelling
6
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Projectopzet Aard van het project Werkwijze Netwerkbenadering Handhavingsbeleid De planning Projectdeelnemers
6 6 6 7 8 8 8
4. 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5
Resultaten van de inspecties Algemene bevindingen Het aantal aangetroffen vakantiekrachten Vakantiekrachten en de rol van uitzendbureaus De geconstateerde tekortkomingen Resultaten in de regio’s Geconstateerde tekortkomingen Toegepaste handhavingsinstrumenten Omschrijving van de klachten Omschrijving van de ongevallen Omschrijving van de processen-verbaal
9 9 9 11 12 14 14 15 15 16 16
5. 5.1 5.2
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen
18 18 18
3
0. SAMENVATTING Evenals in voorgaande jaren heeft de Arbeidsinspectie in 1999 in de periode juni tot en met begin september een groot aantal bedrijven (1985) bezocht met als doel toezicht te houden op de naleving van de wettelijke bepalingen voor de vakantiekrachten van 13 t/m 17 jaar. Dit jaar zijn de inspecties met name uitgevoerd in de sectoren landbouw, horeca en detailhandel. Om gezondheidsschade te voorkomen gelden voor jonge vakantiekrachten strengere regels dan voor volwassen werknemers. Deze regels zijn neergelegd in de Arbeidstijdenwet, de daarbij behorende Nadere regeling kinderarbeid, de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Voor de start van het project is, in het kader van preventief werken, informatie verstrekt over de wettelijke bepalingen aan de betrokken brancheorganisaties, organisaties in de uitzendbranche en scholen in het voortgezet onderwijs. In 1346 (68%) van de geïnspecteerde 1985 bedrijven bleken vakantiekrachten werkzaam te zijn (in 1998 was dit 75%). Het ging in 1999 om 9933 vakantiekrachten van 17 jaar en jonger. Opmerkelijk is dat het aantal kinderen van 13, 14 en 15 jaar is toegenomen ten opzichte van de categorie 16- en 17-jarigen. Het aantal 13- en 14-jarigen nam met 4 procent toe tot 12% en het aantal 15-jarigen met 8 procent tot 26%. Bij 65% van de bedrijven met vakantiekrachten zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Bij de overige 35% zijn door de Arbeidsinspectie 379 waarschuwingen gegeven. In 29 gevallen is proces-verbaal opgemaakt tegen bedrijven. In vier gevallen ging het om bedrijven die in 1998 ook niet conform de wettelijke regels vakantiekrachten lieten werken. Voorts is bij 53 bedrijven op andere wijze op tekortkomingen gewezen. In totaal zijn er 756 tekortkomingen geconstateerd bij 470 bedrijven. Het ging hierbij om tekortkomingen(overtredingen) als het werken in een onveilige omgeving, het werken aan onveilige machines, het werken op verboden tijdstippen van de dag en/of week en te lang arbeid verrichten per dag en/of per week. In 8 gevallen kregen ook de ouders een proces-verbaal.
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding Sedert de inwerkingtreding van de Arbeidstijdenwet en de daarbij behorende Nadere regeling Kinderarbeid (1996) en de inwerkingtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit (1997), wordt ieder jaar door de Arbeidsinspectie gedurende de zomermaanden een groot aantal bedrijven bezocht met als doel toe te zien op de naleving van de wettelijke bepalingen voor jeugdigen en kinderen. Ook in 1999 is een project vakantiewerk uitgevoerd. 1.2 Doelgroep De doelgroep bestond uit bedrijven en instellingen waar kinderen en jeugdigen werkzaam zijn. Er zijn met name bedrijven in de agrarische sector, de horeca en de detailhandel bezocht. Verder zijn bedrijven bezocht
4
waarover klachten zijn binnengekomen en bedrijven waarin zich ongevallen hebben voorgedaan die aan de Arbeidsinspectie zijn gemeld. 1.3 De wettelijke bepalingen voor arbeid door kinderen en jeugdigen In de Arbeidstijdenwet (Atw) en de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Bestrijdingsmiddelenwet zijn voor werknemers beschermende bepalingen opgenomen. Voor jeugdigen (16- en 17-jarigen) en voor kinderen (13- t/m 15 jaar) gelden daarnaast extra beschermende voorschriften. Gelijktijdig met de invoering van de Arbeidstijdenwet in 1996 is de Nadere regeling kinderarbeid door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingevoerd. Hierin zijn de uitzonderingen opgenomen op het in artikel 3:2 Arbeidstijdenwet neergelegde verbod op arbeid door onder meer kinderen van 13 tot en met 15 jaar in de vakantietijd, alsmede de werk- en rusttijdnormen voor deze leeftijdscategorie. Sinds 7 juli 1999 is het in de «Nadere regeling» opgenomen begrip niet-industriële (hulp)arbeid van lichte aard nader uitgewerkt in beleidsregels en deze zijn gepubliceerd in de Staatscourant, nr. 125 van 5 juli 1999. Deze beleidsregels zijn bij de uitvoering van het project uitgangspunt geweest. Voorts geldt dat iedere organisatie die werknemers onder 18 jaar heeft in de wettelijk voorgeschreven risico-inventarisatie en evaluatie aandacht moet besteden aan de risico’s die deze jonge werknemers lopen en aan moet geven wat er aan gedaan is om die risico’s te beperken, dan wel te voorkomen. Ook moet iedere werkgever in het bezit zijn van een deugdelijke registratie van de arbeidstijden van de (jonge) werknemers.
Vakantiewerkers van 16 en 17 jaar die werkzaamheden verrichten waaraan risico’s zijn verbonden, mogen dit alleen doen als er deskundig toezicht aanwezig is. In het Arbobesluit is verder bepaald dat het voor jeugdigen onder andere niet is toegestaan om met stoffen te werken die zeer giftig of kankerverwekkend zijn, of te werken op plaatsen waar zij aan ernstig lawaai of trillingen worden blootgesteld. Op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet mogen zij evenmin middelen toepassen waarvan de verpakking is voorzien van een andreaskruis of doodshoofd. Ingevolge de Arbeidstijdenwet mogen 16- en 17-jarigen per dienst ten hoogste 9 uren en per week ten hoogste 45 uur arbeid verrichten. Ook moeten zij per periode van 24 uur minimaal een aaneengesloten rustperiode hebben van 12 uur, waarin de periode tussen hetzij 22.00 en 06.00 uur, hetzij 23.00 en 07.00 uur is begrepen. Vakantiewerkers van 15 jaar mogen alleen lichte werkzaamheden van niet-industriële aard verrichten. Dit betekent dat niet in de buurt van machines mag worden gewerkt. Verder mogen de werkzaamheden niet «zwaar» zijn. Dat wil zeggen dat de tillasten niet zwaarder mogen zijn dan 10 kilogram en dat er geen werkzaamheden mogen worden verricht waarbij houdingen aangenomen moeten die lang moeten worden volgehouden of waarbij langdurig op de knieën gewerkt moet worden. Werkzaamheden die voor 16- en 17-jarigen verboden zijn, of werkzaamheden waarbij voor 16-en 17-jarigen deskundig toezicht is vereist zijn voor 15-jarigen verboden. 15-jarigen mogen in de vakantietijd gedurende 6 weken werken, waarvan maximaal 4 weken aaneengesloten en zij mogen per dienst ten hoogste 8 uren en per week ten hoogste 40 uur werken. Ook moeten zij per periode van 24 uur minimaal een aaneengesloten rustperiode hebben van 12 uur, waarin de periode tussen 19.00 en 07.00 uur is begrepen.
5
Vakantiewerkers van 13- en 14 jaar mogen alleen lichte hulparbeid van niet-industriële aard verrichten. Hieronder vallen bijvoorbeeld lichte schoonmaakwerkzaamheden en het verrichten van hand- en spandiensten in de horeca. 13- en 14-jarigen mogen in de vakantietijd in totaal 4 weken werken, waarvan maximaal 3 weken aaneengesloten en per dienst ten hoogste 7 uren en per week ten hoogste 35 uur werken. Ook moeten zij per periode van 24 uur minimaal een aaneengesloten rustperiode hebben van 14 uur, waarin de periode tussen 19.00 en 07.00 uur is begrepen. Arbeid door kinderen jonger dan 13 jaar is verboden.
2. DOELSTELLING De doelstellingen van het vakantiewerk inspectieproject 1999 waren: •
Via voorlichting en publiciteit bekendheid geven aan de risico’s die verbonden zijn aan het werk van vakantiewerkers en de wettelijke regels die voor vakantiewerkers van toepassing zijn.
•
Toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen voor jonge vakantiewerkers.
3. PROJECTOPZET 1999 3.1 Aard van het project De inspecties zijn in de eerste plaats bedoeld om toezicht te houden op het naleven van de wettelijke bepalingen die voor jonge vakantiewerkers gelden. Daarnaast zijn de inspecties ook gebruikt om gegevens te verzamelen over vakantiewerk zodat een beter inzicht wordt verkregen in de bedrijfstakken waar kinderen en jeugdigen in de vakantieperiode werkzaam zijn, het voorkomen van voor kinderen en jeugdigen verboden vormen van arbeid, de mate waarin ondernemingen in het bezit zijn van een risico-inventarisatie en -evaluatie en een deugdelijke registratie van werk- en rusttijden. 3.2 Werkwijze Tijdens het inspectieproject zijn zoveel mogelijk bedrijven (per regio 300) geïnspecteerd waar vakantiekrachten konden worden aangetroffen. Daarbij werd afgesproken om vooral bedrijven te inspecteren in de sectoren a. landbouw, (per regio 100 bedrijven); b. horeca, met name aan stranden, meren en recreatieplassen, campings en recreatieparken; c. detailhandel, Voorts zijn bedrijven geselecteerd die in 1998 een waarschuwing hebben gekregen of tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt. Daarnaast zijn werkgevers geselecteerd waarvan inspecteurs zelf over het adres beschikten en waar vakantiekrachten konden worden aangetroffen. Ook werden adressen van uitzendbureaus verkregen. Ten behoeve van een goede analyse en interpretatie van de te verzamelen gegevens is een uitgebreide monitoringslijst opgezet. Doel van de lijst was niet om een statistisch representatief beeld te krijgen maar om goed te kunnen beschrijven wat er bij de inspecties is aangetroffen.
6
Opzet van het project was een beperkt aantal te handhaven onderwerpen. De hoofdcategoriëen waren: 1. Deskundig toezicht 2. De aard van het werk (dit moet passen bij de leeftijd van de kinderen en jeugdigen) 3. Werkzaamheden die voor kinderen en jeugdigen verboden zijn 4. Gevaarlijk werk en gevaarlijke stoffen 5. Omgang met persoonlijke beschermingsmiddelen, beschikbaarheid daarvan en gebruik en voorlichting 6. De tijden waarop door kinderen en jeugdigen arbeid wordt verricht 7. Is er in de risico-inventarisatie en -evaluatie aandacht besteed aan arbeid door jeugdigen en kinderen. 3.3 Netwerkbenadering Eén van de doelstellingen van het project was om via voorlichting en publiciteit zoveel mogelijk aandacht te krijgen voor de risico’s waar vakantiewerkers mee te maken kunnen hebben en de regels die op dit gebied gelden. Vóór de start van het project zijn de organisaties in de uitzendbranche, de Algemene Bond van Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) schriftelijk op de hoogte gebracht van de uitvoering van het project in de zomermaanden en hen is verzocht hun leden om medewerking te vragen bij het verstrekken van adressen van werkgevers die vakantiewerkers in dienst hebben. Ook de werkgeversverenigingen in de landbouw-, horeca en recreatiebranche zijn schriftelijk of mondeling geïnformeerd over het project met het verzoek hier bekendheid aan te geven onder hun leden. Aan een aantal vakbladen is een kant en klaar artikel aangeboden over de regels die gelden voor vakantiewerk en het project van de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie heeft tevens de scholen in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs schriftelijk benaderd met een artikel over het werken in de vakantie door kinderen. De scholen zijn verzocht de leerlingen over de regelgeving te informeren. Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden met de jongerenorganisaties van de vakbonden FNV en CNV. Met deze organisaties is de projectopzet en uitvoering besproken en zijn afspraken gemaakt over de afhandeling van klachten die via deze organisaties bij de Arbeidsinspectie zijn binnengekomen. Verder hebben zowel FNV als CNV een infolijn geopend waar vakantiekrachten terechtkonden voor informatie en/of klachten omtrent loon en arbeidsomstandigheden. De landelijk projectleider heeft op de FNV-manifestatie ter gelegenheid van de start van het project vakantiewerk van de FNV op de Dam in Amsterdam het project vakantiewerk van de Arbeidsinspectie aangekondigd. Diezelfde dag heeft hij in het NOS-Jeugdjournaal het project nader toegelicht. Vóór de start van het project heeft het ministerie een persbericht uitgegeven over de uitvoering van het project. Ook is halverwege de zomer een persbericht verschenen waarin een tussenstand van het project werd gegeven. Beide persberichten hebben geleid tot veel aandacht van de media voor het project. De projectleiding en de regio-projectleiders zijn vele malen benaderd door landelijke en regionale media. Dit heeft er
7
onder meer toe geleid dat verscheidene journalisten mee op inspectie zijn geweest en dat inspecteurs interviews voor kranten, radio en televisie hebben gegeven. Bij de informatietelefoon van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn in de maanden mei tot en met augustus 1999 550 vragen binnengekomen met betrekking tot de regels van de Arbeidstijdenwet voor vakantiewerkers. 3.4 Handhavingsbeleid Het handhavingsbeleid Arbeidstijdenwet dat tijdens het project is toegepast, is het zogeheten tweefasenmodel. Dit houdt in dat in eerste instantie de werkgever bij constatering van een overtreding een waarschuwing krijgt. Indien bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet is opgeheven of dat zich nog soortgelijke overtredingen voordoen, dan wordt proces-verbaal opgemaakt. Bij ernstige overtredingen wordt direct proces-verbaal opgemaakt. Dit is het geval als: • vakantiewerk wordt verricht door kinderen jonger dan 13 jaar ( in dat geval krijgen ook de ouders proces-verbaal). • kinderen en jeugdigen arbeid verrichten waarbij: – gedurende 7 dagen of meer achtereen arbeid wordt verricht; – tussen 00.00 en 06.00 uur arbeid wordt verricht; – sprake is van een rusttijd van minder dan 10 uur; – sprake is van een wekelijkse arbeidstijd van 55 uur, c.q. een arbeidstijd van 12 uur of meer per dienst; • minder ernstige overtredingen van de Arbeidstijdenwet , c.q. Nadere Regeling Kinderarbeid, worden geconstateerd in combinatie met (minder enstige) overtredingen op het gebied van arbeidsomstandigheden. Afgesproken is dat direct proces-verbaal wordt opgemaakt tegen bedrijven die in 1998 een waarschuwing hebben gekregen of tegen wie in 1998 proces-verbaal is opgemaakt en waarbij in 1999 eenzelfde of soortgelijke overtreding wordt geconstateerd. 3.5 Planning in de regio’s De inspecties zijn uitgevoerd in de weken 27 t/m 35. Iedere regio startte op de eerste maandag van de schoolvakantieperiode in haar regio. Regio
weeknummer
Midden en Oost Zuid en Zuidwest Noordwest Noord
27 tot en met 30 28 tot en met 31 29 tot en met 32 32 tot en met 35
3.6 Projectdeelnemers Aan het project hebben 117 inspecteurs deelgenomen. Dit is meer dan 25% van de inspectiecapaciteit van de Arbeidsinspectie over de maanden dat het project werd uitgevoerd.
8
4. DE RESULTATEN VAN DE INSPECTIE 4.1 Algemene bevindingen In de zomervakantie zijn 1985 werkgevers bezocht. Bij 1346 van deze werkgevers (68%) bleken vakantiekrachten werkzaam te zijn. Op basis van eerder in dit jaarlijks terugkerende project opgedane ervaring is het merendeel van de inspecties (82%) uitgevoerd in de sectoren detailhandel, landbouw en horeca. Volgens gegevens van het CBS vormen deze drie sectoren naar schatting 34% van de economische bedrijvigheid in Nederland. Een en ander blijkt uit tabel 1. Tabel 1. Procentuele verdeling van in 1999 verrichte inspecties over economische sectoren en landelijke verdeling van bedrijven over de sectoren Economische sector
bedrijven
inspecties
7 9 9 19 8 48
27 6 5 32 23 7
100
100
totaal aantal bedrijven: 350 900
totaal aantal inspecties: 1985
Landbouw Industrie Groothandel Detailhandel Horeca Overige Totaal
Omdat vooral bedrijven zijn bezocht waarvan verwacht werd dat daar vakantiekrachten werken, levert het onderzoek uiteraard geen representatief beeld op van arbeid door kinderen en jeugdigen. De percentages bedrijven waarin vakantiekrachten werkzaam waren, lopen per economische sector uiteen van 76% in de Groothandel tot 59% in de Horeca. Het feit dat in 72% van de bedrijven in de Industrie en in 73% van de bedrijven in de sector Overige vakantiekrachten werkten, duidt erop dat vooral in die sectoren de bedrijfsbezoeken zeer gericht hebben plaatsgevonden.
4.1.1 Het aantal aangetroffen vakantiekrachten Anders dan in voorgaande jaren zijn in 1999 ook vakantiekrachten van 18 jaar en ouder in de inspecties betrokken. In totaal zijn bij de bedrijfsbezoeken 9 933 vakantiekrachten van 17 jaar en jonger aangetroffen en 5 988 van 18 jaar en ouder. Ter vergelijking: in 1998 zijn in 1 604 bedrijven 6 508 vakantiewerkers van 17 jaar en jonger geregistreerd. Zoals blijkt uit tabel 2 zijn in 1999 vooral in de landbouw vakantiekrachten ingezet. Om een vergelijking met 1998 mogelijk te maken (toen vakantiekrachten van 18 jaar en ouder niet in de inspecties zijn betrokken) zijn in tabel 2 zowel de percentages vakantiekrachten tot en met 17 jaar als het totaal (inclusief 18 jaar en ouder) opgenomen.
9
Tabel 2. Aantal aangetroffen vakantiekrachten in 1999 in procenten van het aantal werknemers in vaste dienst per economische sector Economische sector
percentages vakantiekrachten tot en met 17 jaar
inclusief > 18 jaar
Landbouw Industrie Groothandel Detailhandel Horeca Overige
90 5 9 16 31 6
119 8 14 23 61 14
Totaal
16
25
Het hoge percentage vakantiekrachten in de landbouw (meer vakantiekrachten dan werknemers in vaste dienst) hangt samen met de structuur van de sector. De sector kent namelijk veel bedrijven met nauwelijks vast personeel in dienst en heeft uiteraard vooral in het zomerseizoen bij oogst- en plukwerkzaamheden tijdelijk personeel nodig. Ook de horeca kent in de zomer piekdrukte en in deze sector vervangen de vakantiekrachten niet alleen het eigen personeel dat met vakantie gaat. Bij de inspecties is in verband met de relevante wetgeving onderscheid gemaakt tussen de groep 13- en 14-jarigen, de groep 15-jarigen en de groep 16- en 17-jarigen. Om een vergelijking met 1998 mogelijk te maken wordt in tabel 3 de groep van 18 jaar en ouder buiten beschouwing gelaten. Tabel 3. Het aandeel van de onderscheiden leeftijdscategorieën van het totaal aantal in 1999 aangetroffen vakantiekrachten per economische sector Economische sector
percentages per leeftijdscategorie
Aantal vakantiekrachten
jonger dan 13 jaar
13 en 14 jaar
15 jaar
16 en 17 jaar
Landbouw Industrie Groothandel Detailhandel Horeca Overige
3 049 456 381 3 454 1 438 1 155
1 – – – – –
29 4 6 5 4 2
31 18 13 28 23 14
39 78 81 67 73 84
Totaal
9 933
0
12
26
62
Uit tabel 3 blijkt dat in de landbouw 61% van de vakantiekrachten uit kinderen (tot en met 15 jaar) bestaat. Het aantal vakantiekrachten van 15 jaar en jonger, als percentage van het totaal aantal vakantiekrachten, is gestegen van 26 procent in 1998 tot 38 procent in 1999. Het aandeel jeugdigen (16- en 17-jarigen) onder de vakantiewerkers is gedaald van 74 procent in 1998 tot 62 procent in 1999. Het aantal 13- en 14-jarigen nam met 4 procent toe tot 12% en het aantal 15-jarigen met 8 procent tot 26% Hoewel in de landbouw het aantal vakantiekrachten ten opzichte van het aantal vaste werknemers het hoogst ligt, is in absolute zin de detailhandel koploper wat betreft het inzetten van vakantiekrachten. Tabel 4 laat zien dat 35 procent van de vakantiekrachten onder de 18 jaar werkzaam was in de detailhandel. In de landbouw ligt dat percentage op 31 en in de horeca op 14. Ook is in tabel 4 de verdeling van de bedrijven waarin vakantiekrachten zijn aangetroffen over de verschillende sectoren opgenomen.
10
Tabel 4. Bedrijven met vakantiekrachten in procenten per sector en procentuele verdeling van vakantiekrachten (kinderen en jeugdigen en 18 jaar en ouder) over de sectoren Economische sector
procentuele verdeling over sectoren van: werkgevers met vakantiekrachten
kinderen en jeugdigen
18 jaar en ouder
29 6 5 32 20 8
31 5 4 35 14 11
17 6 4 25 23 25
100
100
100
1 346
9 933
5 988
Landbouw Industrie Groothandel Detailhandel Horeca Overige Totaal Totaal in aantallen
Tabel 5 geeft per sector de percentages bedrijven weer waarin vakantiekrachten zijn aangetroffen die tot de onderscheiden leeftijdscategorie behoren. Hieruit valt af te leiden dat vooral in landbouwbedrijven veel 13en 14-jarigen als vakantiekracht werken. 15-jarigen hebben in 57% van de detailhandelsbedrijven als vakantiekracht gewerkt en in 55% van de landbouwbedrijven. Driekwart van de bedrijven met vakantiekrachten heeft in 1999 jeugdigen van 16- en 17-jaar aangetrokken; dit percentage verschilt per sector maar weinig. Vakantiekrachten van 18 jaar en ouder zijn vooral aangetroffen in industriële bedrijven (80%) en in horecabedrijven (78%). Tabel 5. Percentages bedrijven per sector waarin in 1999 vakantiekrachten zijn aangetroffen per leeftijdscategorie Economische sector
percentages bedrijven waarin onderscheiden leeftijdscategorieën zijn aangetroffen 13 en 14 jaar
15 jaar
16 en 17 jaar
18 jaar
Landbouw Industrie Groothandel Detailhandel Horeca Overige
42 6 17 15 12 10
55 34 39 57 33 40
77 77 70 79 75 64
66 80 72 60 78 77
Totaal
21
48
76
68
4.1.2 Vakantiekrachten en de rol van uitzendbureaus Evenals vorig jaar is geïnformeerd of de werkgever uitzendbureaus inschakelt om vakantiekrachten aan te trekken. Ruim tweederde van de werkgevers (69%) zegt dit niet te doen. In de zomer van 1998 gold dat voor eenderde van de werkgevers (32%) en in alle sectoren is dit percentage in 1999 opmerkelijk lager dan in het voorgaande jaar. Een verklaring is daarvoor niet te geven. Bedrijven met 100 werknemers of meer schakelen wel vaker een uitzendbureau in (36%) dan kleinere bedrijven (12%), maar in 1998 zei nog 70% van de bedrijven met 100 werknemers of meer dat te doen.
11
Tabel 6. Percentage bedrijven met vakantiekrachten die bij de werving van vakantiekrachten al dan niet bemiddeling van uitzendbureaus inroepen Economische sector
altijd
soms
nooit
Landbouw Industrie Groothandel Detailhandel Horeca Overige
8 46 35 8 13 37
19 24 23 11 18 15
73 30 42 81 69 48
Totaal
15
16
69
Van de bedrijven die wel de bemiddeling van een uitzendbureau inroepen, zegt overigens 67% dat ingevolge artikel 4, lid 5 van de Arbowet aan het uitzendbureau informatie wordt verschaft over de functie en de daaraan verbonden risico’s en eventuele gevaren. 25% zegt dit soms te doen. 4.2 De geconstateerde tekortkomingen Bij 65% van de bedrijven met vakantiekrachten zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Van de 35 procent van de bedrijven waar wel tekortkomingen zijn geconstateerd is in 28 procent van de gevallen een waarschuwing uitgedeeld en 2 procent van de gevallen een procesverbaal opgemaakt. De overige bedrijven hebben een zogeheten tekortkomingenbrief gekregen (zie par 4.3.2). Tabel 7 geeft in de eerste kolom per sector de percentages bedrijven met vakantiekrachten zonder tekortkomingen. In de kolommen ernaast zijn per sector de aantallen bedrijven opgenomen waar tekortkomingen zijn geconstateerd. Zo blijkt onder andere dat in de sector horeca, verhoudingsgewijs, de meeste tekortkomingen zijn geconstateerd. 88 horecabedrijven ontvingen van de Arbeidsinspectie een waarschuwingsbrief en tegen 6 horecabedrijven is procesverbaal opgemaakt. Tezamen vormen deze werkgevers 42% van de horecabedrijven waar in 1999 vakantiekrachten zijn aangetroffen. Tabel 7. Percentages en aantallen bedrijven waar wel en geen tekortkomingen zijn geconstateerd per sector Economische sector
Percentages bedrijven in orde
Aantallen bedrijven met: Waarschuwing
Procesverbaal
Landbouw Industrie Groothandel Detailhandel Horeca Overige
65% 71% 70% 69% 58% 61%
121 15 16 107 88 32
8 3 1 9 6 2
Totaal
65%
379
29
Totaal in aantallen: 1346
Totaal in procenten: 28%
Totaal in procenten: 2%
Vier van de 29 processen-verbaal zijn opgemaakt tegen werkgevers waarbij ook in 1998 tekortkomingen zijn geconstateerd. Tabel 8 geeft een overzicht van de aard van de geconstateerde tekortkomingen op het gebied van arbeidsomstandigheden en de aantallen vakantiekrachten die met deze tekortkomingen te maken hadden. In sectoren kunnen dubbeltellingen voorkomen; in één en hetzelfde bedrijf kunnen verschillende tekortkomingen zijn geconstateerd die dezelfde vakantiewerkers betreffen.
12
Tabel 8. Aantal vakantiewerkers dat te maken heeft met tekortkoming met betrekking tot de Arbeidsomstandighedenwet per sector (er komen dubbeltellingen voor) Tekortkoming voorlichting en onderricht te zware belasting gevaarlijke stoffen machine- gebonden arbeid onvoldoende deskundig toezicht beleid seksuele intimidatie PBM’s* algemene inspectiepunten
landbouw
industrie
groothand
detailhand
horeca
overige
123 6 26 6 5 45 22 232
– – – – 5 2 2 28
– – – – – – – –
16 – – – 3 – 4 23
– – – – – – – 53
40 – – – 18 4 22 79
* Persoonlijke beschermingsmiddelen.
Bij 292 bedrijven zijn tekortkomingen geconstateerd met betrekking tot de Arbeidstijdenwet. Deze overtredingen hadden betrekking op 295 kinderen van 13 en 14 jaar, op 539 kinderen van 15 jaar en op 472 jeugdigen van 16 en 17 jaar. Tabel 9 geeft per sector een overzicht van de aantallen kinderen en jeugdigen waarop een overtreding betrekking had (per sector) Tabel 9. Aantal vakantiewerkers dat te maken heeft met tekortkomingen ingevolge de Arbeidstijdenwet per leeftijdsgroep en per sector Leeftijdsgroep 13–14-jarigen 15-jarigen 16–17-jarigen
landbouw
industrie
groothand
detailhand
horeca
overige
210 247 145
3 10 10
20 9 –
32 159 100
20 96 145
10 18 72
De meeste tekortkomingen zijn in de landbouw geconstateerd, zowel wat betreft de Arbeidsomstandighedenwet als de Arbeidstijdenwet. De aard van de per leeftijdscategorie geconstateerde tekortkomingen met betrekking tot de Arbeidstijdenwet zijn in tabel 10 vermeld. Zo mogen kinderen van 13 en 14 jaar alleen niet-industriële hulparbeid van lichte aard verrichten en kinderen van 15 jaar alleen niet-industriële arbeid van lichte aard. Uit tabel 10 blijkt dat in 59 bedrijven kinderen van 13 en 14 jaar arbeid hebben verricht die zij volgens de Arbeidstijdenwet niet mogen verrichten en dat in 92 bedrijven hetzelfde geldt voor 15-jarigen. Tabel 10. Aantallen bedrijven (niet: aantal overtredingen) waarin per leeftijdscategorie tekortkomingen ingevolge de Arbeidstijdenwet zijn geconstateerd Tekortkoming
deugdelijke registratie arbeidstijden niet-industriële (hulp) arbeid van lichte aard rust per 24 uur minimale pauze arbeidstijd per dag/dienst arbeidstijd per week maximaal aantal weken zondagarbeid nachtarbeid
Leeftijdscategorie 13- en 14-jarigen
15-jarigen
16- en 17-jarigen
25
39
46
59 24 2 30 3 2 11
92 73 1 21 5 1 30
16 – 15 1 – 54 1
In de tabel kunnen dubbeltellingen voorkomen omdat de geconstateerde tekortkoming voor meerdere leeftijdscategoriën kunnen gelden. Dit is vooral het geval bij de vereiste deugdelijke registratie van de arbeidstijden.
13
In tabel 11 zijn volledigheidshalve de aantallen bedrijven opgenomen waarin ATW-bepalingen, die gelden voor de onderscheiden leeftijdscategorieën , zijn overtreden. Tabel 11. Aantallen bedrijven waarin ATW-tekortkomingen zijn geconstateerd voor de onderscheiden leeftijdscategorieën Leeftijdscategorie vakantiekrachten
aantallen bedrijven met vakantiekrachten in leeftijdscategorie
waarin tekortkomingen ATW geconstateerd
291 292 289
101 194 97
13- en 14-jarigen 15-jarigen 16- en 17-jarigen
Uit tabel 10 en 11 blijkt dat de 59 geconstateerde overtredingen, in 101 bedrijven, waarbij 13- en 14jarigen zijn betrokken het ging om niet-industriele arbeid van lichte aard. Voorts voldeden 24 van deze 101 bedrijven (24%) niet aan de minimale rusttijd van 14 uur per 24 uur en/of aan het verbod op arbeid door 13- en 14-jarigen tussen 19.00 uur en 07.00 uur. In 92 van de 194 bedrijven met 15-jarige vakantiekrachten (47%) bleef de door deze kinderen verrichte arbeid niet beperkt tot niet-industriële arbeid van lichte aard. Voorts voldeden 73 van deze 194 bedrijven (38%) niet aan de minimale rust van 12 uur per 24 uur en/of aan het verbod op arbeid door 15-jarigen tussen 19.00 uur en 07.00 uur. De maximale arbeidstijd per dienst bedraagt voor 13-, 14- jarigen volgens de Arbeidstijdenwet 7 uur, en voor 15-jarigen 8 uur. In 30 van de 101 bedrijven met vakantiewerkers van 13 en 14 jaar (30%) werd per dag langer gewerkt. In 21 van de 194 bedrijven met 15-jarige vakantiekrachten (11%) werd per dag langer gewerkt. Door jeugdigen van 16 en 17 jaar mag per dienst maximaal 9 uur worden gewerkt. In 15 van de 97 bedrijven met jeugdige vakantiekrachten was de dagelijkse arbeidsduur langer dan 9 uur. 4.3 Resultaten in de regio’s
4.3.1 Geconstateerde tekortkomingen Hieronder worden een aantal tekortkomingen per regio onderscheiden. Tabel 12. Totaal aantal tekortkomingen per onderwerp naar regio geschikt Regio/onderwerp 1. Risico-inventarisatie en -evaluatie 2. verboden arbeid jeugdigen 3. concrete arbotekortkomingen 4. deugdelijke registratie arbeidstijden 5. niet-industriële arbeid 6. ATW/NRK normering 7. verboden arbeid door kinderen < 13 jaar Totaal
Zuid
Oost
Zuidwest
Midden
Noord
Noordwest
Totaal
33 1
11 1
37 –
13 3
1 2
12 1
107 8
12
17
6
11
16
12
74
31 29 93
15 14 31
10 5 16
13 31 24
25 49 80
13 27 49
107 155 293
–
3
1
3
–
1
8
199
92
75
98
173
115
752
14
Toelichting op de genoemde onderwerpen. 1. Risico-inventarisatie en -evaluatie. In deze inventarisatie dient meegenomen te zijn het beleid ten aanzien van agressie en geweld en seksuele intimidatie, aandacht voor bijzondere groepen (waaronder de kinderen en jeugdigen) en voorlichting of onderricht Sinds 1 januari 1994 is fasegewijs de verplichting voor werkgevers ingevoerd om een risico-inventarisatie en -evaluatie te hebben met daaraan gekoppeld een plan van aanpak. 2. Verboden arbeid door jeugdigen. Hierbij gaat het om arbeid die verboden is voor 16- en 17-jarigen. Zo mag in bepaalde situaties(machines etc.) bijvoorbeeld geen arbeid worden verricht als deskundig toezicht ontbreekt. 3. Concrete arbo-tekortkomingen. Dit zijn tekortkomingen zoals het ontbreken van brandblusmiddelen, geblokkeerde vluchtwegen, het ontbreken van beveiligingen op machines en dergelijke. 4. Deugdelijke registratie van arbeidstijden. Een registratie van de dagelijkse begin- en eindtijden van de werknemers, alsmede van de pauze is verplicht. 5. Niet-industriële arbeid. Kinderen jonger dan 16 jaar mogen niet in de buurt van machines werken. 6. Arbeidstijdenwet en Nadere regeling kinderarbeid normering. De tijdstippen waarop kinderen en jeugdigen mogen werken. 7. Verboden arbeid door kinderen onder de 13 jaar. In deze gevallen is altijd proces-verbaal opgemaakt tegen de werkgever en de ouders of voogd.
4.3.2 Toegepaste handhavingsinstrumenten De volgende tabel geeft een beeld van de toegepaste handhavingsinstrumenten per regio. Tot 1 november 1999 heeft de Arbeidsinspectie voor geconstateerde tekortkomingen volgens de Arbeidsomstandighedenwet een drie fasen model qua handhaving gehanteerd. De Arbeidstijdenwet kent een twee fase model handhaving, namelijk de waarschuwing en vervolgens proces-verbaal. Het toezicht in het project vakantiewerk is voornamelijk gestoeld op de normen uit de Arbeidstijdenwet. Dit is dan ook de reden dat er meer waarschuwingen in onderstaande tabel staan vermeld dan tekortkomingsbrieven. Tabel 12. Toegepaste handhavingsinstrumenten naar regio Regio/instrument
tekortkomingenbrief
waarschuwing
proces-verbaal
Zuid Oost Zuidwest Midden Noord Noordwest
21 9 – 8 14 1
90 45 51 60 70 63
3 9 1 3 9 4
Totaal
53
379
29
4.3.3 Omschrijving van de klachten Tijdens de duur van het project zijn de klachten en ongevallen, die bij de Arbeidsinspectie zijn aangemeld, en waarbij vakantiekrachten betrokken waren, onderzocht en in het project meegenomen. Hieronder staat de verdeling en korte omschrijving van de klachten per regio weergeven.
15
Regio Noord In regio Noord is een zestal klachten binnengekomen. De klachten hadden betrekking op het werken van een jeugdige (16/17 jaar) met een hogedrukreiniger met een beschadigd electrasnoer; het werken van een kind in een industriële omgeving; arbeid na 23.00 uur door een 16 jarige; te lange werktijden in de horeca door een 15 en 16-jarige; een 13-jarige op een motormaaier en een 17-jarige in de nachtdienst. In de andere regio’s zijn geen klachten binnen gekomen.
4.3.4 Omschrijving van de ongevallen Arbeidsongevallen moeten bij de Arbeidsinspectie worden gemeld. In het kader van het project vakantiewerk is afgesproken dat arbeidsongevallen met vakantiewerkers in dit project zouden worden meegnomen.
Regio Midden Een 15-jarige is bij een supermarkt met zijn been bekneld geraakt in een papierpers. Hij was bezig met het pletten van kartonnen dozen. Toen een doos in de kartonpers bleef hangen, heeft hij die proberen aan te stampen. Hij trapte daarbij door de doos heen en kwam vervolgens in het persgedeelte terecht. Het gevolg was dat hij ernstige verwondingen opliep aan beide benen. Ten tijde van het uitbrengen van deze rapportage was het ongeval nog in onderzoek.
Regio Zuid 1. Een 10-jarige werkte aan een snijtafel voor broccoli. Bij deze werkzaamheden kwam hij met zijn vingers tussen de onbeveiligde aandrijving van een lopende band. Hier is proces-verbaal opgemaakt. 2. Bij het verplaatsen van stalen balken is een 16-jarige door vallende balken geraakt. 3. Bij freeswerkzaamheden met een klompen-maakmachine is een 15-jarige zijn linkerpink kwijtgeraakt. Hier is proces-verbaal opgemaakt. 4. Een 16-jarige raakte met zijn vinger bekneld bij werkzaamheden aan een kantbank. Dit gebeurde terwijl iemand het «blokje» goed legde en de andere de machine bediende. Het slachtoffer zal een kootje van de vinger niet meer kunnen bewegen.
Regio Noordwest 1. Een 15-jarige viel bij sloopwerkzaamheden door een glazen dak 10 meter naar beneden. Er is proces-verbaal opgemaakt, aangezien 15-jarigen niet in een industriële omgeving mogen werken. In de andere regio’s zijn geen ongevallen gemeld.
4.3.5 Omschrijving van de processen-verbaal In totaal zijn 29 processen-verbaal opgemaakt. Hieronder volgt een omschrijving van de situaties die hiertoe aanleiding waren.
16
Regio Midden 1. Een bloembollenbedrijf werd geverbaliseerd wegens het laten werken van twee kinderen van 10 en twee van 12 jaar. Deze kinderen waren aan het bollenpellen en de werkzaamheden werden uitgevoerd aan een sorteerband. De kinderen stonden op houten kisten omdat de band voor de kinderen te hoog was. 2. Een tuinbouwbedrijf kreeg een proces-verbaal wegens het laten werken van een 11-jarige. Hij was bezig met het «papieren» van kistjes. Deze kistjes worden gebruikt om tomaten in te verpakken. Om te voorkomen dat de tomaten beschadigd raken worden de kistjes van een papieren ondergrond voorzien. 3. Een ander tuinbouwbedrijf werd geverbaliseerd wegens arbeid door een 12-jarige die bezig was met gewasverzorging.
Regio Zuid 1. Een 10-jarige werkte aan een snijtafel voor broccoli. Bij deze werkzaamheden kwam hij met zijn vingers tussen de onbeveiligde aandrijving van een lopende band. 2. Bij freeswerkzaamheden met een klompen-maakmachine is een 15-jarige zijn linker pink kwijtgeraakt. 3. Tegen een supermarkt werd proces-verbaal opgemaakt wegens het laten werken na 19.00 uur van een 14-jarige en een zestal 15-jarigen.
Regio Noord 1. Een drietal processen-verbaal werd opgemaakt tegen werkgevers die reeds gewaarschuwd waren wegens het niet laten gebruiken door werknemers van persoonlijke beschermingsmiddelen. 2. Bij 5 horeca bedrijven, een supermarkt, een amusementhal, een magazijn en een thuiswerkcentrale is proces-verbaal opgemaakt wegens het ontbreken van een deugdelijke registratie van werk- en rusttijden of het overtreden van de werktijdennorm. 3. Tegen een werkgever werd proces-verbaal opgemaakt wegens recidive bij het laten werken van 15-jarigen aan een lopende band
Regio Zuidwest Een landbouwbedrijf kreeg een proces-verbaal wegens het laten werken van 12-jarigen.
Regio Noordwest 1. Een proces-verbaal is opgemaakt tegen een supermarkt wegens het laten werken van een 15-jarige na 19.00 uur. 2. Naar aanleiding van het ongeval met een 15-jarige op een sloopwerk is proces-verbaal opgemaakt. 3. Arbeid door een 13- en 15-jarige in een industriële omgeving heeft geleid tot het opmaken van een proces-verbaal. 4. Het papier prikken op een camping door kinderen jonger dan 13 jaar.
17
Regio Oost 1. Er werd een tweetal processen-verbaal opgemaakt tegen werkgevers die 12 jarige kinderen aan het werk hadden. 2. Tegen een drietal supermarkten werd proces-verbaal opgemaakt wegens het laten werken van 15-jarigen na 19.00 uur. 3. In de landbouw werd een werkgever geverbaliseerd wegens het laten werken van 12-jarigen met bestrijdingsmiddelen. 4. Een proces-verbaal is opgemaakt tegen een pizzabakker voor arbeid van een jeugdige na 23.00 uur. Zoals eerder is aangegeven is er in 8 situaties proces-verbaal opgemaakt tegen de ouders. In al deze situaties ging het om arbeid door kinderen beneden de 13 jaar, wat bij wet verboden is.
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5.1 Conclusies •
•
•
• •
Uit het gegeven dat in 1999 per geïnspecteerd bedrijf gemiddeld zeven vakantiewerkers (9933 in 1346 bedrijven) zijn geregistreerd en in 1998 vijf (6508 in 1200 bedrijven), blijkt dat er een toenemend aantal vakantiewerkers valt waar te nemen. Mogelijk dat dit wordt veroorzaakt door de toegenomen economische bedrijvigheid en de krapte op de arbeidsmarkt. De categorie 13/14- jarigen en vooral 15-jarigen maakt een steeds groter deel uit van de populatie vakantiewerkers. Het aantal 13/14jarigen nam met 4 procentpunt toe tot 12% en het aantal 15 jarigen met 8 procentpunt tot 26%. Opvallend is dat eenderde van de onderzochte bedrijven voor het aantrekken van vakantiewerkers een uitzendbureau inschakelt. In 1998 was dit nog tweederde. In het afgelopen project werden 29 van de 1985 onderzochte bedrijven geverbaliseerd (dat zijn er 9 meer dan in 1998). De meeste overtredingen zijn geconstateerd op de volgende gebieden: de tijdstippen dat kinderen en jeugdigen mogen werken, het laten verrichten van werkzaamheden die voor kinderen verboden zijn, het ontbreken van aandacht in de risico-inventarisatie en evaluatie aan arbeid door kinderen en jeugdigen en het ontbreken van een deugdelijke registratie van arbeidstijden.
5.2 Aanbevelingen Gezien het aantal situaties waarbij jeugdigen en kinderen op verboden tijdstippen werken en/of verboden werkzaamheden verrichtten is de Arbeidsinspectie van mening dat een soortgelijk project ook in 2000 uitgevoerd moet worden. Voorts zou een op scholen gerichte voorlichtingscampagne een goed middel zijn om kinderen en jeugdigen te wijzen op de regelgeving en de mogelijke risico’s die zijn verbonden aan vakantiewerk.
18