POSITION PAPER
Eindelijk een podium voor The Matheo Solution (TMS) Door drs Harry Geels1 Op 1 oktober vond er in Amsterdam de interessante thema-avond ‘De Nieuwe Euro’ plaats, waarbij ‘The Matheo Solution (TMS)’, een ingenieus en eenvoudig alternatief voor het huidige ‘one-sizefits-all’ eurosysteem, centraal stond. Onder leiding van onderzoeksjournalist Eric Smit en de toeziende ogen van diverse prominenten ging euro-researcher André ten Dam (bedenker van TMS) ter zake het gesprek aan met de professoren Arnoud boot en Lex Hoogduin. De avond leverde een aantal interessante invalshoeken op. Het moge duidelijk zijn dat het huidige eurosysteem niet goed functioneert. Griekenland is wellicht het bekendste, maar zeker niet het enige voorbeeld en bewijs van deze stelling. Diverse economen hebben de details van de europroblematiek uitgelegd, die zich grofweg laat omschrijven als ‘one size does not fit all’: de Europese landen zijn te verschillend in economische ontwikkeling, productiviteitsgroei en monetaire en politieke cultuur om gezamenlijk één munt te hebben. Kernprobleem eurosysteem Het kernprobleem is dat de gemeenschapsmunt zich in de onderlinge verhoudingen heeft ontwikkeld als veel te duur voor de zwakste landen en tegelijkertijd veel te goedkoop voor de sterkste, en dat er daarmee geen nationaal gericht rentebeleid kan worden gevoerd. Als gevolg hiervan werkt de euro groeivertragend voor het ene euroland, respectievelijk krimpbevorderend voor het andere euroland.
1
Harry Geels is econoom en partner bij vermogensbeheerder T&E inmaxxa uit Utrecht. Hij is tevens docent/trainer betrokken bij diverse opleidingsinstituten en werkzaam als redacteur van Beleggers Belangen en Financial Investigator.
Op grond van de realiteit (zie bovenstaande grafiek die de onder- en overwaarderingen op basis van PPP-analyse per land toont) moeten we dan ook concluderen dat niet alleen de zwakste landen (Griekenland, Italië en wellicht Portugal) niet in de euro thuis horen, maar waarschijnlijk ook de sterkste (Duitsland, Nederland, Ierland en wellicht Oostenrijk). Al jaren pleit ik daarom voor een debat over het huidige eurosysteem en de mogelijke verbeteringen die we daarin kunnen aanbrengen. Verder dan een eurodebat door opinieplatform De Dagelijkse Standaard (2013) en een eurocongres2 van de Vereniging van Beleggingsanalisten (2014) is het niet gekomen. Gezaghebbende Nederlandse kranten hebben, op enkele verdwaalde artikeltjes na, weinig over de alternatieven voor het eurosysteem geschreven, en dat is een gemis. Eerder heb ik in een Euro-oplossingsmatrix3 diverse alternatieve oplossingen voor de eurocrisis op een rijtje gezet en op basis van een ranking-methodiek beoordeeld. The Matheo Solution (TMS) van Ten Dam scoort daarin het beste.
2
http://www.telegraaf.nl/dft/goeroes/harrygeels/23351914/__Eindelijk__een_heuse_eurodiscussie__maar_nu _wel_doorpakken__.html 3
http://www.inmaxxa.nl/resources/site1/General/Euro%20Solution%20Matrix%20v23_7_2012%20Inmaxxa.pdf
The Matheo Solution (TMS) TMS door Ten Dam, al in 2010 gepresenteerd, bestaat uit 10 punten (voor een Engelstalige uiteenzetting zie hier4). TMS heeft internationale aandacht gekregen door het kernconcept daarvan, een innovatief mechanisme van flexibele (vaste maar aanpasbare) wisselkoersen in de eurozone met de mogelijkheid van rentedifferentiatie op nationaal niveau, e.e.a. niet op basis van de betaalmiddelfunctie van geld, maar op die van de rekeneenheid-functie van geld. Voor de praktijk betekent dit dan dat de euro gewoon kan blijven voortbestaan als het enige betaalmiddel (valuta) in ieder euroland, maar dat er voor ieder euroland een individuele nationale rekeneenheid wordt geïntroduceerd, waarin producten en lonen worden geprijsd en op grond waarvan wisselkoersaanpassingen tussen de eurolanden doorgevoerd kunnen worden. Voor de Nederlandse praktijk zou dit dan betekenen dat bij ons de gulden-rekeneenheid voor het bepalen van de prijzen en lonen wordt ingevoerd. Het loon van een werknemer wordt vastgesteld in deze gulden-rekeneenheid maar volgens de gulden/euro-wisselkoers uitbetaald in euro’s, waarmee hij niet alleen in Nederland maar ook in alle andere eurolanden zijn uitgaven kan blijven doen. Stel nu dat het Nederlandse bedrijfsleven niet meer competitief is, bijvoorbeeld omdat de Nederlandse lonen relatief te hard zijn gestegen en/of Nederlandse werknemers in productiviteit achterblijven bij werknemers in andere eurolanden. Het probleem is dan dat Nederlandse producten zowel in binnen- als buitenland niet meer verkocht worden, onze werkloosheid oploopt, de staatsbegroting onder druk komt en er verarming optreedt. De oplossing die in het huidige eurosysteem dan uitsluitend nog gevolgd kan worden is interne devaluatie, ofwel lonen en pensioenen verlagen aangevuld met noodzakelijke hervormingen. Zoals de praktijk van de zuidelijke eurolanden in de eurocrisis sinds 2010 ons heeft laten zien, is een dergelijk proces economisch, sociaal, politiek en financieel destructief, zeker als de te overbruggen kloof met het buitenland ten opzichte waarvan de inhaalslag gemaakt moet worden groot is. Omdat lonen verlagen juridisch, menselijk en politiek lastig is, gebeurt dit in de praktijk in onvoldoende mate, waardoor de concurrentiekracht ook onvoldoende verbetert, de werkloosheid oploopt en een land economisch en maatschappelijk in een negatieve spiraal terechtkomt met het risico van politiek-bestuurlijke instabiliteit. Griekenland is hiervoor het beste bewijs. Maar ook in Spanje, Portugal en Italië en iets mindere mate Frankrijk zien we dat er onvoldoende lonen verlaagd worden en gesaneerd wordt. Als daar al geen problemen zijn, gaan ze de komende jaren nog komen. TMS lost de problematiek van lastig uitvoerbare en destructieve interne devaluaties op door een externe (monetaire) devaluatie, namelijk een andere omwisselkoers: bijvoorbeeld minder euro’s 4
https://jalta.nl/wp-content/uploads/2015/07/The-Matheo-Solution-TMS-Jalta-the-Right-Story.pdf
voor de guldens. Voor Nederlanders blijven in Nederland gemaakte producten grosso modo even duur, maar voor het buitenland worden we dan goedkoper. Binnen- en buitenlandse investeerders stappen weer in, onze export en bezoek buitenlandse toeristen neemt toe, gelijk onze werkgelegenheid en binnenlandse bestedingen et cetera. De koopkracht voor de Nederlander is wel aangetast, voor het geval hij of zij veel reist of buitenlandse producten koopt. Maar dat is de prijs die betaald moet worden om weer competitief te worden en de werkloosheid op een acceptabel niveau te krijgen. In plaats van op vakantie te gaan naar het buitenland, blijven we in dan in eigen land, wat het economisch herstel dan nog verder aanjaagt. Terzijde, in een dergelijk herstelklimaat ontstaat ook een veel beter maatschappelijk en politiek draagvlak voor het doorvoeren van noodzakelijke hervormingen.
Debat over TMS maar vooral over wisselkoersaanpassingen Ten Dam kreeg dus eindelijk via Follow The Money (FTM) onder aanvoering van Eric Smit een podium om over TMS in discussie te gaan. Gelukkig had FTM daarvoor geen economen uitgenodigd die sympathie voor TMS tonen, zoals de professoren Arjo Klamer (EUR) en Harrie Verbon (UVT). Voor de gelegenheid en ten behoeve van een levendige discussie waren twee economen uitgenodigd die juist in meer of mindere mate kritisch staan tegenover onderlinge wisselkoersaanpassingen tussen eurolanden, te weten de vooraanstaande professoren Arnoud Boot (UvA, WRR en Bankraad DNB) en Lex Hoogduin (RUG, voorheen DNB-directie en natuurlijk adviseur van Wim Duisenberg tijdens diens ECB-presidentschap). Beide professoren bevestigden dat wisselkoersaanpassingen mogelijk zijn via het TMS-systeem, maar stelden tegelijkertijd dat de zuidelijke landen de aldaar noodzakelijke hervormingen door moeten voeren om hun concurrentiekracht te kunnen herstellen. Volgens Boot en met frisse tegenzin ook Hoogduin zou uitsluitend in uitzonderlijke crisisomstandigheden een wisselkoersherschikking overwogen kunnen worden. Met TMS kan dat dus met behoud van de euro. Boot wees ook diverse malen op de gevaarlijke kapitaalstromen die een land in crisis financieel leeg trekken en de dan ontstane instabiliteit van het bancaire stelsel, hetgeen dan in mijn ogen juist aanleiding zou moeten zijn om wisselkoersen te herschikken. Boot meende verder dat invoering van TMS de facto ‘terug naar nationale munten’ zou betekenen en dat de euro dan eigenlijk alleen nog maar een symbolische functie zou hebben. Boot doet daarbij geen recht aan TMS, bijvoorbeeld omdat bij implementatie daarvan juist de voordelen van de euro worden behouden. Ook wordt voldaan aan de belangrijke reden van de invoering daarvan, namelijk dat er een Europees monetair tegenwicht moest komen naast de USdollar als internationale handels- en reservevaluta, en met TMS politiek gezichtsverlies wordt vermeden.
Hoogduin had niet zo zeer kritiek op TMS, maar meer op wisselkoersaanpassingen in het algemeen. Hij vindt dat monetaire devaluaties fungeren als een ‘snoeppot’, een verslaving, voor de zwakkere eurolanden in dit geval. Met andere woorden, Grieken, Italianen of Fransen voelen geen druk meer om harder te werken of te hervormen. Ze kunnen de concurrentieachterstand toch wel weer wegwerken door de valutakoers aan te passen. Hoogduin stelde zelfs dat er van weeffouten geen sprake is en het huidige eurosysteem goed in elkaar zit, alleen dat het mis gaat als landen zich niet aan de afspraken, zoals verwoord in onder andere het Verdrag van Maastricht, houden. Kortom, aan de verdragsafspraken houden en allemaal net zo hard studeren en werken als de Duitsers en alles komt goed, zo meent Hoogduin. Terwijl het probleem voor de euro juist het gebrek aan convergentie is. Ten Dam bracht verder naar voren dat in recente, aan de zuidelijke eurolanden vergelijkbare gevallen in Zuid-Amerika en Azië in de jaren 90 de desbetreffende nationale economieën, werkgelegenheid en staatsfinanciën zich duurzaam hebben hersteld nadat deze landen hun munten tot een evenwichtig internationale wisselkoers hadden gedevalueerd.
Boot en Hoogduin dus weinig overtuigend De kritiek van beide economen was in mijn ogen derhalve weinig overtuigend. Boot was het meest genuanceerd en zijn argument is eigenlijk een gebrek aan vertrouwen in de politiek. Politici zouden niet de moed en/of kunde hebben TMS uit te leggen of verdedigen. En Hoogduin leeft in een ideale wereld, of liever gezegd in een ivoren toren, met zijn visie dat als de eurolanden zich aan de afspraken houden het allemaal wel goed komt. Landen zijn echter te verschillend en afspraken zullen bij tijd en wijle geschonden worden. Daar is geen enkele discussie over mogelijk. Het schenden van afspraken hoeft niet altijd onwil te zijn, soms is het zelfs bittere noodzaak. Het was nota bene Duitsland dat als eerste land zijn afspraken niet wilde of kon nakomen, om zo de kredieten bankencrisis te lijf te kunnen gaan. Daarbij: Noord-Europeanen zijn anders dan Zuid-Europeanen. Landen gaan daardoor hoe dan ook economisch uit de pas lopen, door interne of externe factoren. Af en toe moet er dan een ‘reset’ plaatsvinden. Dit betekent schulden afstempelen, saneren en extern (monetair) devalueren. TMS biedt daartoe een goede mogelijkheid en ook nog eens met behoud van de euro en de Europese eenheid. Juist in een Europees verband kan dan de aandacht er op worden gevestigd dat een devaluatie geen feest is maar een noodzakelijk paardenmiddel om uit een crisis te kunnen geraken. Landen zien devaluaties overigens in het algemeen ook nog eens als gezichtsverlies. Devaluaties een snoeppot noemen is een gotspe.