Portret Inleiding In de kunstgeschiedenis zijn er al veel kunstenaars met het thema ‘portret’ aan de slag gegaan. Soms maakten ze zelfportretten en dan weer familieportretten voor hun opdrachtgevers. Het begrip portret vertelt alleen iets over het onderwerp van het kunstwerk maar niet over het materiaal. Portretten zijn er in allerlei soorten en maten; schilderijen, tekeningen, foto’s. Ook je eigen pasfoto is een portret! Opdracht Voor deze opdracht ga je je eigen portret als uitgangspunt nemen. Je zoekt een goede en duidelijke foto van je gezicht. Deze ga je met behulp van de kopieermachine vergroten tot A4 formaat. Daarna trek je de foto over en probeer je je gezicht op te delen in zwarte en witte vlakken. Deze tekening zet je over op een linoleum waar je met een guts een soort stempel uitsnijdt. Deze “stempel” rollen we in met verf waarna deze onder de linopers gaat zodat er uiteindelijk een afdruk achter blijft op het papier. Materiaal linoleum, papier, potlood, krijt, gutsen. Werkwijze Het maken van zo’n stempel kan op verschillende manieren. Deze manieren noemen we de verschillende druktechnieken.De druktechniek die wij gaan gebruiken heet de linosnede. Dit is gebaseerd op een hoogdrukprincipe, wat wil zeggen dat alle hoger gelegen delen worden afgedrukt. De weggesneden delen blijven 'wit'; ze nemen de kleur van het papier aan. Gesneden wordt met gutsen in een plaat linoleum, een vrij zacht materiaal, dat ook gauw kan afbrokkelen als je niet voorzichtig genoeg te werk gaat. Je kunt zelf bepalen hoe diep je in de plaat snijdt, oppervlakkige sneden zullen bij afdrukken nog een reliëf opleveren, in tegendeel tot diepe sneden. Snij vooral van je af, anders moeten je polsen het ontgelden! Als eerste neem je jouw kopie met potlood zo nauwkeurig mogelijk over. Omdat tijdens het gutsen al veel details zullen wegvallen moet je zorgen dat er tijdens het schetsen zoveel mogelijk van je tekening bewaard blijft.
BEELDENDE VORMING
Monseigneur Frencken College
KLAS 1
Vervolgens ga je het gezicht verdelen in witte en zwarte vlakken. Lichte delen moeten in je lino wit gaan worden en schaduwpartijen zwart. Voor de 'middentinten' zul je zelf moeten beslissen. Let op, grijstinten maken is met deze techniek niet mogelijk! Om de zwart-wit verdeling te maken in je schets kun je met zwart krijt of een stift werken. Als je ontwerp klaar is, breng je een dikke krijtlaag aan op de achterkant van het papier, met een donkere kleur krijt. Je legt je ontwerp met de beeldzijde naar je toe op de lino-plaat en als je dan met een scherp hb-potlood weer over de lijnen van je tekening gaat, zal het portret op de plaat verschijnen. Dan is het gutsen geblazen! Maak goed gebruik van de verschillende maten gutsen. Probeer ook eens in verschillende richtingen te snijden! Als laatste gaat de linosnede onder de drukpers en kun je verschillende afdrukken maken. Beoordelingscriteria - je hebt op de juiste wijze de linotechniek gehanteerd - het portret is nog steeds herkenbaar gebleven; zonder al te veel verlies van details -je hebt een goede zwart- witverdeling in je portret gemaakt - je hebt optimaal gebruik gemaakt van de verschillende gutsen en de eigenschappen van het materiaal. Huiswerk Zoek een geschikte foto van jezelf waar veel lichtdonkerverschillen in zitten en vergroot deze tot A4 formaat Lees het stuk over de verschillende druktechnieken en markeer de belangrijkste stukken tekst.
Succes!
BEELDENDE VORMING
Monseigneur Frencken College
KLAS 1
Over de vier drukprincipes
1. Hoogdruk
Hierbij liggen de af te drukken (inkt dragende) delen van de drukvorm hoog. Zie bovenstaande figuur. De restvorm is weggesneden of weggegutst. Het afdrukken gebeurt met de hand of met een hoogdrukpers. De druk hoeft daarbij niet al te hoog te zijn. Voorbeelden van hoogdruk zijn: boekdruk, houtsnede, linoleumsnede, reliëfdruk en stempel.
2. Diepdruk
Hierbij liggen de af te drukken inkt dragende delen van de drukvorm diep. Zie bovenstaande figuur. De voorstelling is verdiept aangebracht in de drukvorm. De drukinkt zit in de groeven en moet bij het drukken door het papier worden opgezogen. Het afdrukken gebeurt daarom onder grote druk op een diepdrukpers. De rand van de drukvorm veroorzaakt een plaatmoet in de afdruk. Voorbeelden van diepdruk zijn: ets en gravure. Bij een ets wordt de voorstelling door zuur in de plaat gebeten. Bij een gravure wordt een burijn (steekbeitel) gebruikt om de voorstelling met fijne lijnen en lijn structuren in de plaat te graveren.
BEELDENDE VORMING
Monseigneur Frencken College
KLAS 1
3. Vlakdruk
Hierbij liggen de inkt dragende delen van de drukvorm in hetzelfde vlak als de niet af te drukken delen. De afdrukken worden gemaakt op een speciale vlakdrukpers (lithopers of offsetpers). Voorbeelden van vlakdruk zijn: lithografie en offset. De lithografie is gebaseerd op het principe dat water en vet elkaar afstoten. Op een speciaal behandelde vlakke steenplaat wordt getekend met lithografische krijt of inkt. De steen ondergaat verschillende bewerkingen die de getekende voorstelling chemisch vastleggen in de steen. Wanneer nu de steen bij het afdrukken wordt ingerold, pakt de vette inkt alleen op plaatsen waar de voorstelling is aangebracht. De delen van de steen waarop niet getekend is, zijn vochtig en stoten de vette drukinkt af. Offset is een moderne variant van lithografie. De zware lithosteen is daarbij ver vangen door een lichte buigzame zinkplaat of diafilm.
4. Doordruk Bij doordruk wordt gebruik gemaakt van een drukvorm waarin de beeldvorm is uitgespaard: een sjabloon. Afdrukken worden met de hand of op een speciale pers gemaakt. Voorbeelden van doordruk zijn: sjabloondruk en zeefdruk.
BEELDENDE VORMING
Monseigneur Frencken College
KLAS 1