Population Exposure to Air Pollutants in Europe PEOPLE-project in Brussel Beschrijving van het project Een van de activiteiten met betrekking tot gezondheid die worden uitgevoerd in de Eenheid Emissies en Gezondheid van het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum, is het PEOPLE (Population Exposure to Air Pollutants in Europe)-project dat de menselijke blootsstelling aan vervuiling moet vaststellen. Het project wil het benzeengehalte meten in een reeks binnen- en buitenlocaties en het persoonlijke blootstellingsniveau aan luchtvervuiling in ongeveer tien van de grotere Europese agglomeraties in de EU-15 en de nieuwe EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten. De studie concentreert zich op de emissies van het verkeer en het roken, en gebruikt benzeen als indicator voor de aanwezigheid van andere polluenten. Via de media werden vrijwilligers gezocht om mee te werken aan het project en hun persoonlijke blootstelling aan benzeen te meten. In elke stad werden maximum 125 vrijwilligers aangeduid, volgens welomschreven selectiecriteria. Daarnaast werden, over een periode van 24 uur, metingen uitgevoerd op uiteenlopende binnenlocaties – zoals woningen, kantoren, winkels, scholen, bars en restaurants en openbare vervoersmiddelen – en buitenlocaties verspreid over de stad.
Luchtvervuiling door benzeen Benzeen is een kankerverwekkende stof met een verhoogd risico voor de ontwikkeling van leukemie. In steden wordt benzeen hoofdzakelijk gegenereerd door het autoverkeer. De stof zit in benzine en wordt ook gevormd als nevenpr oduct van de onvolledige verbranding van benzine. Het door de Wereldgezondheidsorganisatie vastgestelde risiconiveau schommelt tussen 3,8 en 7,5 gevallen van myeloïde leukemie per miljoen mensen die gedurende hun leven worden blootgesteld aan 1µg/m3 benzeen. Benzeen is de eerste kankerverwekkende stof waarvoor EU-kwaliteitsrichtlijnen (2000/69/EG) werden ingevoerd. De nieuwe richtlijn over benzeen bepaalt dat het benzeengehalte tegen 1 januari 2010 maximaal 5 µg/m3 mag bedragen. Als primaire polluent die wordt uitgestoten door het verkeer is benzeen ook een goede indicator voor andere polluenten die worden gegenereerd door het verkeer, zoals koolmonoxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en vaste deeltjes. Ook roken is een belangrijke bron va n benzeen die de persoonlijke blootstelling aan deze polluent sterk beïnvloedt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat benzeen slechts een van de vele toxische verbindingen is die vrijkomen bij het roken, naast nicotine, koolmonoxide, stikstofoxiden, teer en fijne deeltjes. 1
Doelstellingen van het PEOPLE-project Bij het in voege treden van de nieuwe EG-richtlijn over luchtvervuiling door benzeen wil het PEOPLE-project het volgende verschaffen: •
Een voorafgaande vaststelling van de benzeengehaltes voor het uitwerken van meetsystemen en ter ondersteuning van het installeren van het monitoringnetwerken, vooral in de nieuwe EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten.
•
De invloed van de emissiebronnen buiten en binnen (met inbegrip van het roken) op de blootstelling van de mens aan benzeengehaltes, ter ondersteuning van de risicobeoordeling van de stadsbevolkingen in Europa en de validatie van blootstellingsmodellen.
•
Een vergelijkend onderzoek van de luchtvervuiling door benzeen in een aantal Europese hoofdsteden, gerelateerd aan het lokale verkeersbeleid en de maatregelen voor vermindering van de luchtvervuiling.
•
Bijdrage tot de lokale, nationale en Europese besluitvorming.
•
Een bewustmaking van de burgers op het vlak van de luchtkwaliteit in het algemeen, en in het bijzonder op het vlak van de invloed van het persoonlijke gedrag (levenswijze, vervoerswijze, rookgedrag).
Dit laatste aspect vormt een sleutelelement in de benadering van de PEOPLE-studie. De ontwikkeling van het Clean Air For Europe (CAFE)-programma is gebaseerd op de medewerking van alle mogelijke partijen: EG- en nationale autoriteiten, internationale onderzoeksorganisaties en -bureaus, NGO's, de industrie. Het succes van het CAFÉ-beleid kan echter slechts worden gegarandeerd als het wordt begrepen en onderschreven door de burgers. De bewustmaking en de informatie van het publiek vormt een belangrijk instrument om de perceptie en het gedrag van de bevolking ten aanzien van de luchtvervuiling te wijzigen.
Meetcampagne in Brussel Op 22 Oktober 2002 namen Brusselse burgers deel aan het project. Zij werden geselecteerd volgens welomschreven criteria, op basis van hun specifieke activiteiten: niet-rokers die ook niet worden blootgesteld aan het autoverkeer (controlegroep), rokers, pendelaars die hun eigen wagen als vervoersmiddel gebruiken, gebruikers van het openbaar vervoer, mensen die fietsen of wandelen. Elke vrijwilliger droeg 12 uur lang een sensor om zijn persoonlijke blootstelling aan de vervuilende stof te meten. Voor deze metingen werd een pas ontwikkelde diffunderende sampler gebruikt, die metingen in korte tijdspannes mogelijk maakt. Daarnaast werden 24 uur lang metingen uitgevoerd in een ruime waaier van binnenlocaties, zoals kantoren, winkels, scholen, bars en restaurants en openbare vervoersmiddelen. Buitenmetingen werden uitgevoerd op een aantal stadslocaties om de benzeenniveaus en de benzeenverspreiding over de stad vast te stellen (Figuur 1). In Brussel werd de studie uitgevoerd door het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum van de Europese Commissie in samenwerking met het Brussels Instituut voor Milieubeheer, de Milieuadministratie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2
Resultaten van de campagne in Brussel De buitenluchtvervuiling De vervuilingsniveaus in Brussel, op de dag van de campagne, lagen binnen de jaarlijkse gemiddelde grenswaarde van 5 µg/m3 die is vastgelegd door de Richtlijn 2000/69/EG, behalve in gebieden met een druk verkeer (figuur 2). In Brussel werden hogere concentraties gemeten in het gebied tussen Kunst-Wet en het Schumannplein, de Wetstraat en de Belliardstraat. Dit stadsdeel wordt gekenmerkt door een druk verkeer met opstoppingen. De metingen van het doorlopende monitoringnetwerk tonen aan dat de vervuilingsniveaus op de dag van de campagne laag waren vergeleken met het mediane jaarlijkse niveau (35ste percentielwaarde). De niveaus van de benzeenconcentratie die werden gemeten in Brussel in 2002, waren ongeveer half zo hoog als de niveaus die 10 jaar geleden werden gemeten. Deze daling kan worden verklaard door verschillende factoren, waaronder de regulerende acties van de EU, zoals de beperking van de auto -emissies (1753/2000/EG) en de vermindering van het benzeengehalte in benzine tot 1% (98/70/EG); betere tests van auto's en vervoer op nationaal niveau en tal van andere nationale en lokale maatregelen.
De binnenluchtvervuiling De niveaus werden gemeten op typische binnenlocaties in de stad, waar mensen gewoonlijk aanzienlijk wat tijd doorbrengen gedurende de dag (Figuur 3).
Woningen De benzeenconcentraties in woonhuizen lagen twee keer zo hoog als die in de stadsachtergrond (mediaanwaarde van 6,4 microgram per kubieke meter). Waar geen bronnen van binnenluchtvervuiling aanwezig waren, zoals tabaksrook, was het niveau van de buitenluchtvervuiling bepalend voor de concentraties die op deze plekken werden gemeten.
Scholen en kantoren De scholen vertoonden de laagste benzeenconcentraties (mediaanwaarde van 1,6 microgram per kubieke meter), wat erop wijst dat er geen vervuilingsbronnen aanwezig waren. De waarden die werden opgetekend in de kantoren (mediaanwaarde van 3,1 microgram per kubieke meter) lagen op een gelijkaardig peil als die van de achtergrondmetingen in de stad.
Winkels en bars In bars en een aantal winkels, waar tabaksrook aanwezig kan zijn, lag de benzeenconcentratie hoger (mediaanwaarde van 10,8 microgram per kubieke meter) dan de overeenkomstige stadsachtergrondniveaus.
Auto's De hoogste waarden van benzeenconcentratie werden opgetekend in auto's (mediaanwaarde van 27,5 microgram per kubieke meter). Auto's rijden vaak door gebieden met een hoog vervuilingsniveau (hotspotgebieden). Deze situatie had ook een invloed op de persoonlijke blootstelling, vooral wanneer mensen tijdens het spitsuur door de stad reisden. 3
Persoonlijke blootstelling De metingen van de persoonlijke blootstelling geven de gemiddelde concentraties weer waaraan een burger blootgesteld was. De blootstelling aan benzeen hield verband met de levensstijl en de omgeving van een persoon. De belangrijkste factoren die de blootstelling aan benzeen beïnvloedden, waren tabaksrook en de verplaatsingstijden en –wijzen (Figuur 4).
Controlegroep De niet-rokende sedentaire stadsbewoners, die als controlegroep fungeerden in de studie, vertoonden, zoals verwacht, de laagste blootstellingsniveaus (mediaanwaarde van 0,6 microgram per kubieke meter).
Rokers De rokers vormden veruit de meest vervuilde categorie van burgers, met een mediaanwaarde van 7,5 microgram per kubieke meter. De grote variatie in de concentratieniveaus hield verband met het aantal sigaretten dat men rookte en van de plek waar men zich bevond (vb. binnen, buiten). We merken op dat de blootstellingswaarde die werd vastgesteld voor rokers overeenkomt met het benzeenconcentratieniveau in hun omgeving. Als de rook wordt geïnhaleerd, dan kan het concentratieniveau 10 keer hoger liggen dan het niveau dat wordt opgetekend in hun omgeving (CONCAWE-rapport nr. 2/99).
Reizigers In situaties waarin niet wordt gerookt en er geen andere bronnen voor binnenluchtvervuiling zijn, was de vervoerswijze de belangrijkste factor die de persoonlijke blootstelling beïnvloedde. Van de verschillende vervoerswijzen leverde de auto de grootste blootstelling op (mediaanwaarde van 5.2 microgram per kubieke meter). Dit niveau nam af wanneer men veranderde van vervoersmiddel. De wandelaars/fietsers (mediaanwaarde van 4,4 microgram per kubieke meter), het openbaar vervoer (mediaanwaarde van 3,8 microgram per kubieke meter) en de categorie gemengd vervoer (mediaanwaarde van 3,8 microgram per kubieke meter) vertoonden lagere waarden. Wat de gebruikers van het openbaar vervoer betreft, hield de blootstelling verband met het type van vervoersmiddel, vb. busgebruikers waren meer blootgesteld aan hogere concentraties dan metrogebruikers. De stapsgewijze meervoudige regressietechniek werd gebruikt om factoren te identificeren die van invloed waren op de blootstellingsniveaus bij de vrijwilligers, waaronder 10% niet-rokers die niet waren blootgesteld aan het verkeer, 20% rokers en 70% reizigers. De invloed van de variabelen die in aanmerking werden genomen in het persoonlijke blootstellingsmodel in relatieve termen, kon worden vastgesteld. Figuur 5 toont de invloed, in procent, in het persoonlijke blootstellingsniveau als afhankelijk van de activiteit en de locatie van de mensen gedurende de studie.
4
Conclusies en verdere vooruitzichten Hoewel Brussel voldoet aan de huidige grenswaarde van 5 µg/m3 voor benzeen, identificeerde het PEOPLE-project duidelijk hogere niveaus van blootstelling aan benzeen door het roken van tabak en emissies van het autoverkeer. De Europese wetgeving inzake Luchtkwaliteit kan alleen succesvol zijn als ze wordt begrepen en onderschreven door de individuele burger. Door het bewustzijn van het publiek te verhogen, kan men ook aanzetten tot milieuvriendelijk gedrag. De actieve steun van de burgers aan het thema van de vervuiling is belangrijk voor het welslagen van het milieubeleid. De uitwerking van lokale strategieën voor de vermindering van de vervuiling is een effectieve stap in het streven naar een betere luchtkwaliteit in onze steden. De enthousiaste medewerking van de Brusselse vrijwilligers aan het PEOPLE-project toont duidelijk dat een betere luchtkwaliteit een gemeenschappelijk doel is voor burgers en beleidsmakers. Andere PEOPLE-campagnes werden onlangs uitgevoerd in Lissabon (22 oktober 2002), Boekarest and Ljubljana (27 mei 2003), en volgen in de nabije toekomst in Madrid en Boedapest (eind 2003). De studie zal worden uitgebreid naar andere steden in 2004. Tot nog toe hebben de volgende steden hun interesse het project betuigd: Belgrado, Dublin, Parijs en Rome. Het project zal op lange termijn worden uitgebreid naar andere toxische polluenten, waarbij de nadruk zal liggen op de fijne deeltjes.
5
Figuren
PEOPLE monsterneming gedurende 12 uur
monsterneming gedurende 24 uur
PERSOONLIJKE BLOOTSTELLING
ROKERS
OMGEVINGEN
NIET-ROKERS
REIZIGERS
BINNENLUCHTVERVUILING
WOONHUIZEN
CONTROLEGROEP
BUITENLUCHTVERVUILING
SPECIFIEKE
LOCATIES
vb. scholen
STADSACHTERGROND
kantoren
EIGEN AUTO
OPENBAAR
VERVOER
winkels Restaurants Bars Cafés Transport
TE VOET OF FIETS
Burgers
Plaatselijke overheden
Figuur 1. Meetstrategie PEOPLE-project.
6
STADSGRENS HOTSPOTS
Benzeenconcentratie µg/m3
Figuur
2.
Kaart met de gebieden met een maximale blootstelling en de benzeenconcentratieniveaus in Brussel op de dag van de meetcampagne (22 oktober 2002).
7
Figuur 3. Binnenluchtvervuilingsniveaus op de dag van de campagne (22 oktober 2002)
Figuur 4. Persoonlijke blootstellingsniveaus op de dag van de campagne (22 oktober 2002)
8
roken 44%
roken 43.5% vervoer met de auto 23.4%
verplaatsingen
andere 3.9%
37%
werkplaats 5.8%
buiten+wandelen+fiets 13.6%
passief roken 9.7%
binnenomgevingen 19% Figuur 5. Relatieve invloed van de in beschouwing genomen variabelen in het persoonlijke blootstellingsmodel.
9