POP‐UP
PAVILJOEN
EEN
BIJDRAGE
VAN
ARCHITECTUUR
IN
DE
POLITIEK
Auteur:
BBE
B.C.
Luijk
POP‐UP
PAVILJOEN
DE
FUNCTIE
VAN
ARCHITECTUUR
IN
DE
POLITIEK
BBE
B.C.Luijk
Delft,
januari
2010
Technische
Universiteit
Delft
Voorblad
illustratie:
Weergave
van
in
het
eindwerk
voorkomende
woorden,
waar
de
grootte
afhankelijk
is
van
het
aan
keer
dat
een
woord
voorkomt.
(in
het
algemeen
veel
voorkomende
woorden
zijn
er
uit
gefilterd)
(Bron
generator:
www.wordle.net)
II
Voorwoord
Dit
rapport
is
het
ingediende
eindwerk
en
examen
voor
de
Bachelor
Bouwkunde
aan
de
Technische
Universiteit
in
Delft.
Het
rapport
is
primair
geschreven
aan
de
coordinator
van
de
bachelor
Herman
vande
Putten
en
begeleider
van
de
ontwerpstudio
Marc
Koehler,
maar
kan
ook
gebruikt
worden
als
referentieproject
voor
studenten
en
geinteresseerden.
Zelf
zal
ik
het
rapport
gebruiken
bij
gelijkwaardige
probleemstellingen
en
denk
de
generieke
deeloplossingen
toe
te
kunnen
passen
in
toekomstige
projecten.
Vooraf
aan
het
ontwerptraject
is
een
gezamelijk
vooronderzoek
gedaan
naar
het
politieke
landschap
in
Nederland.
Graag
verwijs
ik
hiervoor
naar
het
boek:
[titel]
In
dit
boek
wordt
een
interpretatie
aan
onderwerpen
als
de
schreeuwcultuur
in
de
huidige
politiek,
de
mediatisering
van
de
politiek
en
politiek
is
marketing
gegeven
en
kan
gezien
worden
als
onderbouwing
van
de
ontwerpopgave.
Elke
student
van
deze
ontwerpstudio
heeft
een
andere
politieke
partij
gekozen
of
toegewezen
gekregen,
om
zo
de
differentiatie
te
vergroten
en
meerwaarde
toe
te
voegen
aan
onderzoek.
In
mijn
geval
is
de
Socialistische
Partij
de
basis
geweest
voor
het
ontwerp.
De
wat
mijn
interpretatie
betreft
belangrijkste
aspecten
van
dit
vooronderzoek
komen
terug
in
dit
rapport
in
hoofdstuk
1.2
Interpretatie
van
de
opgave,
wat
verder
wordt
uitgebreidt
met
een
analyse
over
het
pop‐up
paviljoen
als
object
en
locatietypering.
(§
1.2.3
respectievelijk
§1.3)
De
relatie
tussen
het
politieke
landschap
en
de
pop‐up
paviljoen
zal
in
hoofdstuk
1.2.4
worden
toegelicht.
Geinteresseerden
in
het
ontwerp
verwijs
ik
graag
naar
hoofdstuk
2
Beschrijving
van
het
ontwerpproduct.
Deze
zal
in
hoofdstuk
3
Verantwoording
en
evaluatie
van
het
ontwerpproduct
nader
worden
verantwoord
met
betrekking
tot
randvoorwaarden
en
uitgangspunten.
Hoofdstuk
4
Generieke
deeloplossingen
omschrijft
twee
aspecten
van
het
ontwerp
welke
aan
de
hand
van
literatuur
onderbouwd
wordt.
Genoemde
hoofdstukindeling
voor
het
ontwerp
(2‐4)
wordt
ook
gebruikt
voor
het
proces
in
hoofdstuk
5‐7:
beschrijving,
verantwoording
en
generieke
deeloplossingen.
Graag
wil
ik
iedereen
bedanken
die
op
welke
wijze
dan
ook
het
mede
mogelijk
heeft
gemaakt
dit
eindwerk
tot
stand
te
brengen.
In
het
bijzonder
Marc
Koehler,
architect
in
Amsterdam
en
zijn
collaga
Research
&
Development
Sergio
Monni
voor
de
algehele
begeleiding
van
dit
leerzame
traject,
het
op
overtuigende
wijze
weten
overbrengen
van
hun
werkmethode
en
de
feetback
en
inspiratie.
Delft,
26
januari
2010
Bastiaan
C.
Luijk
III
Voorwoord .......................................................................................................................................................II 1 Beschrijving
en
interpretatie
van
de
ontwerpopgave...........................................................................1 1.1 Context
van
de
opgave:
kader
van
TU
Delft...................................................................................1 1.2 Interpretatie
van
de
ontwerpopgave .............................................................................................2 1.2.1 Pop‐up
paviljoen
als
billboard,
markt,
theater
of
…?............................................................2 1.2.2 Analyse
politiek
landschap......................................................................................................2 1.2.3 Analyse
Socialistische
Partij:
merk
en
marketing ..................................................................4 1.2.4 Relatieschema ..........................................................................................................................5 1.3 Het
pop‐up
paviljoen
in
de
stedelijke
context ...............................................................................6 1.3.1 Een
effectieve
locatie ..............................................................................................................6 1.3.2 Schaal
en
de
werking
van
het
pop‐up
paviljoen ....................................................................6 1.3.3 Impact
van
het
pop‐up
paviljoen
op
de
omgeving................................................................6 2 Beschrijving
van
het
ontwerpproduct ....................................................................................................7 2.1 Programma
van
het
pop‐up
paviljoen............................................................................................7 2.2 Het
ontwerp .....................................................................................................................................8 2.2.1 Plattegrond
en
aanzicht ..........................................................................................................8 2.2.2 Doorsneden ..............................................................................................................................9 2.2.3 Relatie‐doorsnede‐detail.......................................................................................................10 2.2.4 Perspectieven.........................................................................................................................12 3 Verantwoording
en
evaluatie
van
het
ontwerpproduct .....................................................................13 3.1 Randvoorwaarden..........................................................................................................................13 3.2 Uitgangspunten..............................................................................................................................13 3.2.1 Concepten ..............................................................................................................................13 3.2.2 Locatietypering ......................................................................................................................15 3.2.3 Programma.............................................................................................................................16 3.3 Evaluatie
ontwerp:
kwaliteit
vs
systeem
vs
beeld .......................................................................16 4 Generieke
deeloplossingen ...................................................................................................................19 4.1 Gebruik
van
daglicht
als
hulpmiddel
voor
het
creëeren
van
een
bepaalde
ervaring ...............19 4.1.1 Beschrijving
van
de
oplossing ...............................................................................................19 4.1.2 Onderbouwing
van
de
relevatie
van
de
oplossing
aan
de
hand
van
literatuur ................21 4.2 Gebruik
van
een
systeem
voor
mobiele
architectuur.................................................................22 4.2.1 Beschrijving
van
de
oplossing ...............................................................................................22 4.2.2 Onderbouwing
van
de
relevatie
van
de
oplossing
aan
de
hand
van
literatuur ................22 5 Beschrijving
van
het
ontwerpproces ....................................................................................................24 5.1 Weergave
van
het
gevolgde
ontwerpproces ...............................................................................24 5.2 Procesbeschrijving .........................................................................................................................25 5.2.1 Gebruikte
strategien,
methoden
en
technieken .................................................................25 5.2.2 Wanneer
zijn
welke
keuzen
zijn
gemaakt ............................................................................25 5.2.3 Welke
informatie
is
gebruikt
en
waar
komt
deze
tot
uitdrukking .....................................26 6 Verantwoording
en
evaluatie
van
het
ontwerpproces .......................................................................27 6.1 Verantwoording
van
het
gevolgde
ontwerpproces.....................................................................27 6.2 Evaluatie
van
het
gevolgde
ontwerpproces.................................................................................27 6.2.1 Doeltreffendheid
en
efficiëntie
van
gebruikte
methoden,
technieken
en
strategiën......27 6.2.2 Efficiëntie
van
gebruikte
methoden,
technieken
en
strategiën.........................................28 6.2.3 Welke
methoden,
technieken
en
strategiën
zorgden
voor
een
positive
reactie..............28 7 Beschrijving
van
en
reflectie
op
generieke
oplossingen
met
betrekking
tot
het
ontwerpproces ...30 7.1 Haalbaarheid
van
de
gevolgde
procedure
bij
soortgelijke
opgaven ..........................................30 7.1.1 Volgorde
van
verschillende
aspecten
binnen
het
proces ...................................................30 7.1.2 Verhouding
van
benodigde
tijd
van
verschillende
aspecten
binnen
het
proces ..............30 7.2 Storyboards:
het
vertalen
van
(kern)woorden
naar
visuele
representaties .............................31 7.2.1 Beschrijving
van
het
procesonderdeel .................................................................................31 7.2.2 Reflectie
op
het
procesonderdeel ........................................................................................31 7.3 Presentatietechniek:
wekelijkse
standaard
format....................................................................31 7.3.1 Beschrijving
van
het
procesonderdeel .................................................................................31 7.3.2 Reflectie
op
het
procesonderdeel ........................................................................................31 8 Samenvatting
en
conclusies ..................................................................................................................32
IV
1 1.1
Beschrijving
en
interpretatie
van
de
ontwerpopgave
Context
van
de
opgave:
kader
van
TU
Delft
ontwerpproduct
eindwerkstuk
leerplan
Voordat
de
daadwerkelijke
ontwerpopgave
wordt
geanalyseerd,
is
het
belangrijk
de
context
waarbinnen
deze
ontwerpopgave
zich
bevindt
te
kennen,
zodat
de
verhouding
tussen
verschillende
vraagstukken
duidelijk
wordt.
De
faculteit
Bouwkunde
van
de
TU
Delft
zou
gezien
kunnen
worden
als
opdrachtgever
van
de
totale
opgave
voor
het
vak
Bachelor
6.
Voor
alle
mastervarianten
Architectuur,
Bouwtechniek,
Urbanism
en
Realestate
gelden
dezelfde
leerdoelen,
zoals
omschreven
in
het
semesterboek:
ontwerpopgave‐ eindwerkstuk‐combi.
Het
semesterboek
verstrekt
informatie
en
criteria
met
betrekking
tot
de
format
van
het
leerplan,
ontwerpopgave
en
eindwerkstuk
welke
ten
alle
tijden
aangehouden
moet
worden.
Deze
drie
producten
kennen
hun
eigen
kernprobleemstellingen:
‐
Wat
is
de
interpretatie
van
de
(ontwerp)opgave?
‐
Wat
is
de
voorgestelde
wijze
van
aanpak
van
het
proces?
‐
Hoe
wordt
het
proces
consistent
geanalyseerd?
‐
Wat
is
de
op
academisch
bachelorniveau
gerealiseerde
ontwerpoplossing?
‐
Hoe
wordt
het
ontwerpproduct
verantwoord
en
geëvalueerd?
‐
Welke
generieke
deeloplossingen
volgen
uit
de
reflectie
op
het
ontwerpproduct?
‐
Hoe
wordt
het
ontwerpproces
verantwoord
en
geevalueerd?
‐
Welke
generieke
deeloplossingen
volgen
uit
de
reflectie
op
het
ontwerpproces?
Ontwerp
en
proces
zijn
begrippen
die
in
alle
kernvragen
voorkomen.
Daarom
is
het
belangrijk
de
definitie
te
geven
zoals
ze
in
dit
project
door
mij
worden
geinterpreteert,
ontstaan
uit
de
opgave,
seminars
en
projectbegeleiding,
naast
een
erkende
definitie
van
bijvoorbeeld
Vandale.
Zie
voor
een
schematische
toelichting
van
de
gegeven
definities
Afbeelding
1:
Interpretatie
van
het
ontwerp
en
proces
in
een
schematische
weergave.
Vandale:
pro∙ces
het;
o
‐sen
1
(jur)
geschil
tussen
twee
of
meer
partijen,
dat
aan
de
rechter
wordt
voorgelegd;
geding,
rechtszaak
2
manier
van
behandeling
3
verloop,
ontwikkelingsgang
Eigen:
Het
verloop
van
opeenvolgende
situaties,
strevende
naar
ontwikkeling
naar
een
bepaald
doel.
De
situaties
zijn
in
principe
van
te
voren
vastgelegd
(plan
van
aanpak),
maar
kunnen
gedurende
het
verloop
aan
verandering
onderhevig
zijn
en
kunnen
een
positief
of
negatief
effect
hebben
op
het
proces.
Vandale:
ont∙werp
het;
o
‐en
omschreven
plan;
schets:
het
~
ve
nieuwe
kerk
Eigen:
Een
gemotiveerd
idee
en
plan
gebaseerd
op
(interne/externe)
eisen,
randvoorwaarden,
precedenten,
concept(en),
intuitie.
Vooraf
aan
het
ontwerp
gaat
de
ontwerpopgave
welke
wat
mij
betreft
zweeft
tussen
de
interne
en
externe
eisen
zoals
gesteld
door§
de
TU
Delft
en
ontwerpdocent.
Analyses
geven
vorm
aan
randvoorwaarden,
respectievelijk
naast
intuitie
en
precedenten,
ook
aan
concepten.
1
Afbeelding
1:
Interpretatie
van
het
ontwerp
en
proces
in
een
schematische
weergave
(bron:
eigen
productie)
1.2 1.2.1
Interpretatie
van
de
ontwerpopgave
Pop‐up
paviljoen
als
billboard,
markt,
theater
of
…?
De
opgave
verondersteld
dat
het
pop‐up
paviljoen
antwoord
geeft
op
bepaalde
probleemstellingen
uit
de
analyse.
Om
de
oplossing
die
het
paviljoen
zou
kunnen
genereren
te
begrijpen,
is
het
nodig
eerst
een
invulling
te
geven
aan
het
idee
pop‐up
paviljoen.
Vanuit
de
opgave
zijn
een
aantal
zeer
karakteristieke
uitgangspunten
bekend:
een
tijdelijk
en
mobiel
karakter.
Deze
uitgangspunten
komen
voort
uit
het
eigenlijke
doel
waar
de
pop‐up
paviljoen
voor
wordt
ontworpen:
promotie
van
een
politieke
partij
voor
de
gemeenteraadverkiezingen
van
2010.
Om
een
beter
beeld
te
vormen
zijn
nog
een
aantal
specificaties
genoemd,
zoals
de
afmetingen
van
de
vrachtwagen
waar
alles
op
moet
passen
(3x3x12
meter)
en
het
feit
dat
het
binnen
korte
tijd
afbreekbaar,
inschuifbaar
of
opklapbaar
moet
zijn.
Ook
moet
het
flexibel
aanpasbaar
zijn
aan
drie
verschillende
situaties
en
inpasbaar
in
drie
typen
openbare
ruimtes.
Voor
het
programma
wordt
het
voeren
van
debatten
en
het
promoten
van
de
merkwaarden
en
verkiezingscampagne
gesuggereerd.
De
genoemde
specificaties
liggen
echter
niet
vast:
zo
is
het
bijvoorbeeld
ook
mogelijk
een
drijvende/varende
pop‐up
paviljoen
te
ontwerpen,
echter
moet
dit
passen
binnen
het
concept
van
het
ontwerp.
Gebaseerd
op
bovenstaande
zou
de
volgende
definitie
van
een
pop‐up
paviljoen
gegeven
kunnen
worden:
Een
mobiel
bouwwerk
afgestemd
op
het
tijdelijk
in
een
karakteristieke
ruimtelijke
context
bevinden,
met
als
doel
het
zowel
grafisch
als
in
functie
promoten
van
een
bepaald
idee.
Dit
betekent
in
het
geval
van
de
Socialistische
Partij
als
gebruiker
van
het
paviljoen,
dat
het
idee
vertaald
zou
kunnen
worden
naar
de
kernwaarden
en
het
thema
van
het
verkiezingsprogramma,
welke
tot
uitdrukking
moeten
komen
in
zowel
het
functionele
programma
als
de
ruimtelijke
vertaling
van
het
paviljoen.
Om
een
goed
beeld
te
krijgen
van
de
Socialistische
Partij,
is
het
noodzakelijk
het
politieke
landschap
te
kennen
en
de
positie
van
de
partij
hiertegenover.
1.2.2
Analyse
politiek
landschap
De
huidige
politiek
kenmerkt
zich
steeds
meer
door
extreme
en
populistische
partijen,
waarbij
de
partijstrategie
soms
belangrijker
lijkt
dan
inhoudelijke
discussies.
Volgens
Rossum
in
zijn
artikel
De
ziekte
van
de
democratie:
Politieke
partijen
zijn
van
zingevende
en
mobiliserende
organisaties
veranderd
in
2
verkiezingsorganisaties
die
slechts
een
losse
band
hebben
met
hun
leden,
die
bovendien
fors
in
aantal
zijn
verminderd.
Vanwege
de
breed
gedragen
neoliberale
beleidsconsensus
zijn
de
voorzieningen
van
de
verzorgingsstaat
aanzienlijk
schraler
geworden.
(2009:26)
Door
alleen
al
naar
het
verloop
van
de
verkiezingsaffiches
van
de
laatste
vijftig
jaar
te
kijken,
is
er
een
algemeen
duidelijk
verloop
te
zien
van
de
promotie
van
kernwaarden
van
de
partij
naar
de
promotie
van
het
kopstuk
van
de
partij:
de
kopstukken
zijn
steeds
belangrijker
in
de
massamedia,
omdat
daar
op
gestemd
wordt.
Televisie
en
internet
hebben
de
discussie
tussen
partijen
overgenomen
en
mensen
stemmen
op
basis
van
die
media
op
een
partij.
Hierdoor
ontstaat
verschraling
van
de
publieke
sfeer:
de
directe
discussie
tussen
de
meeste
burgers
en
politieke
partijen
is
weg.
Afbeelding
2:
Analyse
met
betrekking
tot
de
verschraling
van
de
publieke
sfeer
(bron:
eigen
productie,
in
samenwerking
met
begeleiding
en
studenten
ontwerpstudio)
Internet
heeft
een
razendsnelle
ontwikkeling
doorgemaakt
en
blijft
steeds
inspelen
op
de
vraag
van
de
consument.
Enerzijds
stelt
het
de
burger
op
een
zeer
toegankelijke
wijze
in
staat
om
te
discussieren
met
politieke
partijen,
anderzijds
ontstaat
er
een
nieuwe
verzuilingcultuur
in
de
vorm
van
webfora
en
blogs.
Voorbeelden
hiervan
zijn
Maroc.nl,
Joop.nl
en
Geenstijl.nl:
elk
fora
kent
zijn
eigen
(type)
publiek
en
trekt
dat
type
ook
aan.
De
discussies
worden
daardoor
eenzijdig
belicht.
Wanneer
komt
het
ene
publiek
nog
in
fysiek
contact
met
het
andere,
om
elkaars
gedachten
uit
te
wisselen
en
deze
te
bediscussieren?
Hoe
kunnen
politieke
partijen
zich
promoten
volgens
moderne
marketing
en
brandingstrategiën,
zonder
hun
geloofwaardigheid
te
verliezen?
Hoe
trekt
een
partij
mensen
aan,
welke
ervaring
wil
men
ze
geven?
3
1.2.3
Analyse
Socialistische
Partij:
merk
en
marketing
Merk
In
1972
is
de
SP
opgericht
als
toendertijd
zogenoemde
Maostische
partij:
naast
kritiek
op
het
kapitalisme,
hadden
ze
ook
opvattingen
van
de
Chinese
staatsman
Mao
als
leidraad
voor
de
gedachtengang
van
de
partij.
Verandering
van
de
maatschappij
staat
hoog
op
de
verlanglijst.
Als
blijkt
dat
de
werkelijkheid
afwijkt
van
de
mooie
zinnen
en
idealen,
doet
de
SP
afstand
van
buitenlandse
leermeesters.
De
partij
geeft
uiteindelijk
zelf
vorm
aan
haar
socialisme:
in
verschillende
disciplines
reikt
ze
een
helpende
hand
toe.
In
1986
heeft
de
SP
40
raadsleden,
maar
zijn
ze
nog
niet
vertegenwoordigd
in
het
parlement.
Een
jaar
later
worden
de
landelijk
verspreide
afdelingen
worden
omgevormd
tot
een
partij.
De
jaren
90
zijn
kenmerkend
door
definitief
af
te
stappen
van
Marxisme‐Lenisme:
de
ouderwetse
ballast
staat
ontwikkeling
van
de
partij
in
de
weg.
De
SP
wil
doorbreken
naar
de
Tweede
Kamer
en
doet
dat
door
zich
te
profileren
als
oppositiepartij:
Stem
tegen,
stem
SP.
Tegelijkertijd
wordt
een
nieuw
symbool
geintroduceert:
de
tomaat,
als
zijnde
protestwapen
tegen
de
in
die
tijd
heersende
politiek.
De
nieuwe
strategie
blijkt
aan
te
slaan:
in
1994
groeit
de
partij
van
70
naar
126
raadzetels.
Vanaf
1999
is
de
SP
op
alle
parlementaire
niveau’s
verantwoord
en
het
aantal
leden
telt
op
dat
moment
25052.
De
groei
en
groeistuipen
van
de
partij
is
aanleiding
om
orde
op
zaken
te
stellen
en
een
nieuw
beginselprogramma
en
kernvisie
vast
te
stellen.
De
kernwaarden
van
de
SP
zijn
vanaf
dat
moment
menselijke
waardigheid,
gelijkwaardigheid
en
solidariteit.
De bevindingen in deze illustratie zijn afgeleid uit discussies binnen de groep en collectieve besprekingen. Het principe van dit kruisdiagram met de waarden progressief-conservatief en links-rechts is overgenomen van een methode zoals gebruikt door Andre Krouwel.
Afbeelding
3:
Potentie
van
verschillende
partijen
(bron:
ontwerpstudio)
Na
bekend
te
zijn
geworden
als
oppositiepartij,
wilde
de
SP
in
2002
kenbaar
maken
dat
ze
niet
alleen
kritiek
had,
maar
ook
alternatieven
te
bieden
had:
Stem
voor,
stem
SP.
De
Tweede
Kamer
verkiezingen
in
2002
leverde
de
SP
een
stijging
van
5
naar
9
zetels.
Het
aantal
leden
stijgt
ook:
naar
44000.
Na
de
val
van
Balkenende
II
in
juni
2006
maakt
de
SP
zich
op
voor
nieuwe
verkiezingen
met
een
nieuwe
huistijl
en
met
het
programma
Een
beter
Nederland
voor
hetzelfde
geld.
Ze
geven
aan
dat
ze
willen
regeren
met
slogans
als
NU
SP
en
JIJ
IK
WIJ.
Het
resultaat
is
25
kamerzetels
en
44853
leden,
maar
geen
coalitie.
4
Sinds
2008
heeft
Agnes
Kant
het
voorzitterschap
van
de
SP
Tweede
Kamer
fractie
van
Jan
Marijnissen
overgenomen.
De
SP
staat
er
tegenwoordig
niet
goed
voor
in
de
peilingen:
werden
er
op
31
december
2009
nog
maar
17
zetels
gepeild,
op
14
januari
2010
zijn
dit
er
nog
minder:
14.
Heeft
het
meer
te
maken
met
de
standpunten
van
de
SP?
Of
heeft
het
te
maken
met
het
feit
dat
de
SP
zich
tegenwoordig
(te)
salonfähig
opstelt
ten
opzichte
van
het
oorspronkelijke
karakter:
de
rode
protestpartij
die
vooral
kritisch
was?
Nemen
de
populistische
kenmerken
zoals
de
afkeer
van
het
partijestablishment,
het
op
een
voetstuk
plaatsen
van
het
volk
en
het
streven
naar
eenheid
af?
Men
zou
zich
kunnen
afvragen
of
het
charismatische
karakter
van
Jan
Marijnissen
die
sinds
1989
lijsttrekker
van
de
SP
is,
tegenwoordig
te
weinig
in
beeld
is?
Wat
in
ieder
geval
gesteld
zou
kunnen
worden
is
dat
de
SP
een
steeds
conservatievere
houding
aanneemt;
ze
pleit
voor
het
behoud
van
bepaalde
normen
en
waarden
van
de
traditionele
en
historisch
gegroeide
ideologieën
(zoals
de
verzorgingsstaat)
en
wijst
daarop
gebaseerde
veranderingen
af.
Blijft
het
bestuur
van
de
SP
zich
altijd
vasthouden
aan
bepaalde
socialistische
idealen
uit
1971?
Zijn
kernstellingen
te
modificeren
op
democratische
wijze
of
worden
deze
‘van
bovenaf’
bepaald?
Wordt
de
SP
daadwerkelijk
door
‘het
volk’
vertegenwoordigd
of
valt
het
terug
naar
het
communisme?
Is
de
stelling
‘practice
what
you
preach’
van
toepassing?
Worden
er
ook
oplossingen
gegeven
naast
het
protesteren?
Marketing
De
SP
heeft
zich
in
het
verleden
opgesteld
als
protestpartij
en
heeft
de
stijl
van
de
partij
daar
op
afgestemt:
de
kleur
rood,
de
tomaat
en
protesten
waren
onlosmakelijk
met
elkaar
verbonden.
De
marketing
qua
symboliek
is
in
de
loop
der
jaren
niet
er
veranderd:
het
logo
van
de
vliegende
tomaat
is
wel
veranderd
in
een
‘statische’
versie.
Kenmerkend
voor
bijna
alle
partijen
is
het
verloop
van
de
promotie
van
de
kernwaarden
en
logo
naar
het
gezicht
van
de
politieke
partij.
Dit
is
ook
zichtbaar
bij
verkiezingsaffiches
van
de
SP:
Jan
Marijnissen
komt
steeds
vaker
in
beeld.
Afbeelding
4:
Ontwikkeling
van
logo
en
affiches
(bron:
ontwerpstudio,
affiches
http://affiches.dnpp.eldoc.ub.rug.nl/root/)
In
hoeverre
kunnen
de
karakteristieke
eigenschappen
en
kernwaarden
in
het
ontwerp
van
het
paviljoen
worden
verwerkt?
Volstaat
het
aanbrengen
van
een
herkenbare
figuratieve
syboliek,
welke
de
‘man
in
de
straat’
rechtstreeks
aanspreekt
door
middel
van
gemakkelijk
grijpbare,
clichematige
referenties?
1.2.4
Relatieschema
Om
een
overzicht
te
krijgen
welke
schalen
invloed
hebben
op
het
ontwerp
is
een
relatieschema
gemaakt
met
daarin
aangegeven
hoe
het
politiek
landschap
zich
verhoud
ten
opzichte
van
de
pop‐up
pavijoen.
Politieke
partijen
worden
gezien
als
bedrijven
met
constante
merkwaarden
(kernwaarden
van
de
partij),
een
logo
welke
met
de
tijd
mee
veranderd
en
marketingstrategiën,
afhankelijk
van
het
thema.
5
Afbeelding
5:
Relatie
tussen
het
politiek
landschap,
marketing
en
de
pop‐up
paviljoen
(bron:
eigen
productie)
1.3 1.3.1
Het
pop‐up
paviljoen
in
de
stedelijke
context
Een
effectieve
locatie
De
SP
staat
bekend
om
de
activiteiten
en
(protest)acties
die
gevoerd
worden
buiten
het
parlement
om:
hulp
aan
voedselbanken,
het
helpen
invullen
van
belastingformulieren,
demostraties
en
partijpromoties
op
straat.
Welke
bijdrage
kan
het
paviljoen
leveren
aan
de
activiteiten
van
de
SP?
En
welke
invloed
heeft
dat
op
de
mogelijke
locaties
waar
het
paviljoen
komt
te
staan?
1.3.2
Schaal
en
de
werking
van
het
pop‐up
paviljoen
Als
het
pop‐up
paviljoen
de
genoemde
activiteiten
ondersteunt,
zou
het
gezien
kunnen
worden
als
servicecenter
of
een
clubhuis
voor
SP‐leden.
Echter,
als
het
pop‐up
paviljoen
ook
de
functie
heeft
de
SP
te
promoten,
moet
het
paviljoen
ook
een
ervaring
geven
aan
de
voorbijgangers
en
bezoekers
die
nog
geen
lid
zijn.
Daarom
is
het
belangrijk
af
te
vragen
welke
activiteiten
voor
welke
doelgroep
belangrijk
zijn,
wanneer
deze
plaats
vinden
en
welke
ruimtelijke
kwaliteit
ze
vragen.
1.3.3
Impact
van
het
pop‐up
paviljoen
op
de
omgeving
De
pop‐up
paviljoen
wordt
geplaatst
in
een
bestaande
omgeving,
maar
creëert
daarmee
tijdelijk
een
nieuwe
omgeving.
Belangrijk
is
het
feit
dat
deze
niet
van
te
voren
bekend
is.
Wat
betekend
dit
voor
de
uitstraling
van
het
paviljoen?
Is
het
een
neutraal
object
dat
overal
inpasbaar
is?
Is
het
een
autonoom
opvallend
of
zelfs
monumentaal
object
of
is
het
een
object
dat
zichzelf
aanpast
aan
de
omgeving?
Wat
betreft
het
karakter
van
de
SP
zou
een
opvallend,
niet
te
omzeilen
object
goed
passen.
Het
risico
daarvan
is
dat
de
voorbijgangers,
die
verleidt
moeten
worden
naar/in
het
paviljoen
te
gaan
juist
afschrikt.
Een
neutraal
object
daarentegen
zou
het
paviljoen
misschien
niet
interessant
genoeg
maken,
om
bezoekers
aan
te
trekken.
6
2
Beschrijving
van
het
ontwerpproduct
2.1
Programma
van
het
pop‐up
paviljoen
Afbeelding
6:
Schematische
weergave
van
de
programmatische
indeling
(bron:
eigen
productie)
1 2 3 4 5 6
Digitale
interactieve
wand,
nieuwsgierig
maken
Overloop
van
‘buiten‐
naar
binnenwereld’,
zelfbewustwording
Balie
‐
informatie,
opwekken
interesse
partij
Bar
‐
informele
discussie,
betrokken
raken
bij
partij
Faciliteiten
‐
shop,
opslag,
toilet
Multiruimte
‐
workshop,
vergadering,
discussie,
presentatie
7
2.2 2.2.1
Het
ontwerp
Plattegrond
en
aanzicht
Afbeelding
7:
Plattegrond
(bron:
eigen
productie)
Afbeelding
8:
Aanzichten
'zuid‐gevel'
en
'west‐gevel'
(onder)
(bron:
eigen
productie)
8
2.2.2
Doorsneden
Afbeelding
9:
Doorsneden
A‐F
(van
boven
naar
beneden)
(bron:
eigen
productie)
9
2.2.3
Relatie‐doorsnede‐detail
Afbeelding
10:
Technische
doorsneden
(bron:
eigen
productie)
10
Afbeelding
11:
Technische
doorsnede
en
detail:
in‐/uitgeschoven
situatie
(bron:
eigen
productie)
11
2.2.4
Perspectieven
Afbeelding
12:
Renderingen
van
buiten
en
binnen
het
paviljoen
(bron:
eigen
productie)
12
3
Verantwoording
en
evaluatie
van
het
ontwerpproduct
3.1
Randvoorwaarden
Randvoorwaarden
kunnen
gezien
worden
als
de
specificatie
van
een
bepaalde
context.
Omdat
het
in
dit
project
een
wisselende
context
binnen
Nederland
betreft,
zijn
hiervanuit
geen
directe
randvoorwaarden
te
formuleren.
Wel
moet
rekening
worden
gehouden
met
het
Nederlandse
klimaat:
beschutting
tegen
wind,
neerslag.
3.2 3.2.1
Uitgangspunten
Concepten
Uitgangspunten
zijn
de
basis
voor
een
ontwerp.
Het
zijn
bewuste
keuzen
van
een
ontwerper
die
een
voorlopige
oplossingsrichting
geven
aan
het
ontwerp.
Een
concept
kan
gezien
worden
als
een
synthese
van
verschillende
uitgangspunten,
vertaald
naar
een
grafisch
object,
tekst
of
ervaring.
Concept
1
Het
eerste
concept
is
het
idee
van
het
winnen
van
leden
voor
de
SP
en
de
methode
die
de
SP
daarvoor
gebruikt,
opnieuw
geinterpreteerd
en
vertaald
naar
ervaringingen
in
de
vorm
van
storyboards:
Afbeelding
13:
Storyboard
concept
1
(bron:
eigen
productie)
Het
idee
verondersteld
een
propagandische
benadering
van
marketing.
Door
manipulatie
worden
leden
voor
de
politieke
partij
gewonnen:
er
wordt
een
ideaal
beeld
geschetst,
waarbij
de
negatieve
kanten
niet
of
nauwelijks
worden
besproken.
Ook
wordt
het
idee
gegeven
dat
het
volk
het
voor
het
zeggen
heeft.
13
‘Manipulatie’
is
het
uitoefenen
van
macht
waarbij
de
machthebber
zijn
intentie
verbergt
voor
het
machtssubject.
Vele
vormen
van
reclame
of
politieke
propaganda
zijn
in
dit
opzicht
als
manipulatie
te
beschouwen.
Manipulatie
heeft
een
sinistere
bijklank,
omdat
het
machtssubject
zich
er
per
definitie
niet
tegen
kan
verzetten.
Maar
de
resultaten
die
ermee
bereikt
worden
lijken
beperkt.
De
reden
daarvoor
werd
lang
geleden
al
verwoord
door
Abraham
Lincoln:
“You
can
fool
all
the
people
some
of
the
time,
and
some
of
the
people
all
of
the
time,
but
you
can
not
fool
all
the
people
all
of
the
time”.
(Tromp,
1993:159)
Als
de
resultaten
daadwerkelijk
op
langere
termijn
beperkt
zouden
zijn,
is
de
groei
van
de
SP
dan
toch
nog
te
verklaren
als
gevolg
van
propaganda
en/of
manipulatie?
In
ieder
geval
past
het
wel
binnen
het
concept
van
een
pop‐up
paviljoen:
na
een
korte
termijn
actief
te
zijn
geweest
wordt
deze
verplaatst.
Concept
2
Samenhangend
met
het
eerste
concept,
is
het
tweede
concept
een
specificatie
van
de
route,
configureert
het
de
overgang
van
binnen
naar
buiten
en
bepaald
het
de
uitstraling
van
het
paviljoen.
Het
idee
achter
het
concept
is
het
‘smooth’
naar
binnen
geleid
worden,
waarbij
de
‘buitenwereld’
vervaagt
en
de
wereld
van
de
SP
in
eerste
instantie
gehoord,
vervolgens
gehoord
en
gezien
en
tot
slotte
meegemaakt
wordt:
Afbeelding
14:
Concept
2
‐
verloop
binnen/buiten
(bron:
eigen
productie)
14
Verder
zijn
de
volgende
uitgangspunten
aangehouden
om
tot
een
voorstel
voor
het
ontwerp
van
het
paviljoen
te
komen:
‐
Het
paviljoen
moet
passen
op
een
oplegger
van
12
meter
met
een
maximale
breedte
en
hoogte
van
3
x
3
meter
en
in
korte
tijd
op
en
af
bouwbaar/vouwbaar
zijn,
in
verband
met
het
tijdelijke
karakter.
‐
Het
conservatieve
karakter
kan
ruimtelijk
vertaald
worden
als
zijnde
statisch,
geen
richting
‐
het
paviljoen
trekt
bezoekers
aan
technieken
passend
bij
de
huidige
marketingstrategien
‐
routing
langs
programmatische
ervaringen
creëert
het
gebouw
‐
digitale
interactieve
wand
trekt
bezoekers
aan
en
verleid
ze
het
paviljoen
in
te
gaan
‐
onbewust
geleidelijke
overgang
van
binnen
naar
buiten
3.2.2
Locatietypering
Met
deze
locatietypering
wordt
toegelicht
hoe
de
locatie
invloed
kan
hebben
op
het
programma:
1.
Openbare
pleinen
‐
mogelijkheid
tot
publieke
activiteiten,
de
digitale
interactieve
wand
kan
hier
bijdragen
aan
bijvoorbeeld
openbare
toespraken
en
demonstraties
‐
altijd
toegankelijk
en
zichtbaar
‐
(over
het
algemeen)
goed
bereikbaar
‐
‘politics
market’
(voornamelijk
promotie/
informatieverstrekking)
2.
In
overdekt
bouwwerk/
hal
‐
seizoenonafhankelijk
‐
‘politic
store’
(service
verlening,
invullen
belastingformulieren
ed.)
3.
Kruising
doorgaand
verkeer
‐
directe
confrontatie
‐
(tijdelijk)
herkenningspunt
‐
politics
billboard:
het
paviljoen
kan
in
deze
situatie
ingeschoven
op
de
vrachtwagen
blijven
staan
en
door
de
digitale
wand
toch
functioneren
als
politieke
billboard
1
3
2
Afbeelding
15:
Mogelijke
locaties
voor
het
pop‐up
paviljoen
(bron:
eigen
productie,
Google
Maps)
15
3.2.3
Programma
Om
het
project
af
te
bakenen
en
de
kwaliteit
van
het
eindproduct
te
kunnen
controleren
zijn
diverse
eisen
vastgesteld.
Ruimte
van
samenkomst
(multifunctioneel).
Toegangelijk
voor
het
bedenken
van
campagnes,
het
voeren
van
discussies
over
zowel
interne
als
exterme
zaken.
De
ruimte
heeft
(audiovisuele)
presentatiemogelijkheden
(multiruimte
16
plaatsen,
20
m2 )
Bar.
De
informele
discussieruimte.
Vrij
toegankelijk
Nieuwsgierigheidopwekkend,
comfortabel,
uitnodigend
Nieuwe
leden
kunnen
zich
hier
op
hun
gemak
inschrijven,
zich
inlezen
in
de
ideologie
van
de
partij,
maar
ook
hulp
bij
bijvoorbeeld
het
invullen
van
belastingformulieren
gebeurd
hier.
(4‐6
zitplaatsen,
8
m2)
Presenteren
van
uitslagen,
stellingen
en
oplossingen
maar
ook
de
faciliteit
om
bezoekers
hun
mening
te
laten
geven
kan
door
het
interactieve.
Een
scherm
met
touchscreen,
waar
niks
anders
dan
een
vinger
voor
nodig
is
om
op
te
schrijven.
Afbeelding
16:
Principe
van
een
digitale
interactive
wand
(bron:
http://www.kanarick.com/exp/images/tangible1.jpg)
V anuit
openbare
ruimte
Het
paviljoen
wordt
geplaatst
op
door
het
volk
goedbezochte
locaties,
zoals
stationpleinen,
vliegvelden
en
winkelcentra.
Het
paviljoen
moet
van
alle
kanten
zichtbaar
zijn.
Naast
de
footprint
van
het
bouwwerk
dient
er
een
ruimte
te
zijn
waar
incidenteel
een
grotere
bijeenkomst
gehouden
kan
worden
voor
bijvoorbeeld
toespraken.
3.3
Evaluatie
ontwerp:
kwaliteit
vs
systeem
vs
beeld
Voor
de
evaluatie
van
het
ontwerp
wordt
het
beeld
(form)
getoetst
aan
het
systeem
(operation)
en
de
kwaliteit
(performance).
Het
beeld
spreekt
voor
zich:
het
resultaat
in
het
ontwerp
zoals
deze
is
voorgesteld.
De
operation
maakt
duidelijk
hoe
de
performance
zich
vertaald
in
het
ontwerp
en
de
performance
is
de
omschreven
kwaliteit.
Om
de
kwaliteit
objectief
te
kunnen
beoordelen,
wordt
voor
de
‘performances’
gerefereerd
uit
de
literatuur:
16
het
boek
Form,
Space
and
Order
(Ching,
2007)
is
gebruikt
te
bepalen
welke
kwaliteiten
het
ontwerp
in
zich
heeft.
FORM
OPERATION
A
square
space,
having
four
equal
faces,
is
static
in
nature.
If
its
length
expands
and
dominates
its
width,
it
becomes
more
dynamic.
While
square
and
ablong
spaces
define
places
for
activity,
lineair
spaces
encourage
movement
and
are
susceptible
to
subdivision
into
a
number
of
zones.
Hoewel
van
buitenaf
niet
direct
zichtbaar,
de
focus
bevind
zich
in
het
centrum
van
het
gebouw
PERFORMANCE
Space
within
a
space.
A
space
may
be
contained
within
the
volume
of
a
larger
space
Centralized
organization.
A
dominant
space
about
which
a
number
of
secondary
spaces
are
grouped
Since
the
form
of
a
centralized
organisation
is
inherently
non‐ directional,
conditions
of
approach
and
entry
must
be
specified
by
the
site
and
the
articulation
of
one
of
the
secondary
spaces
as
een
entry
or
gateway.
De
kwaliteit
van
de
entree
voornamelijk
uit
de
secondaire
ruimten
naar
voren
moeten
komen:
de
(relatief)
maximale
transparantie
van
de
gevel
en
het
ledscherm
daarachter
dragen
daar
aan
bij
Afbeelding
17:
Afbeeldingen
met
betrekking
tot
Form
en
Operation
1
(bron:
eigen
productie,
Methode
Ching)
17
Spiral
approach.
A
spiral
path
prolongs
the
sequence
of
the
approach
and
amphasizes
the
three‐dimensional
form
af
a
building
as
we
move
around
its
perimeter.
The
building
entrance
might
be
viewed
intermittently
during
the
approach
to
clarify
its
position
or
it
might
be
hidden
until
the
point
of
arrival.
Het
paviljoen
wordt
op
verschillende
locaties
geplaatst
en
zal
daardoor
verschillende
benaderingen
kennen.
De
gevel
stimuleert
rondgang
om
het
paviljoen
door
de
verlopende
indeling
van
de
gevel,
waardoor
het
verlangen
naar
ervaring
en
een
beter
zicht
op
de
gebeurtenissen
in
het
gebouw
worden
vervult.
Entering
a
building
involves
the
act
of
penetrating
a
vetical
plane
that
dstinguishes
one
place
from
another
and
seperates
‘here’
from
‘there’.
A
recessed
entrance
provides
shelter
and
receives
a
portion
of
exterior
space
into
the
realm
of
the
building
A
spiral
configuration
is
a
single,
continuous
path
that
originates
from
a
central
point,
revolves
around
it,
and
becomes
increasingly
distant
from
it.
Paths
may
be
related
to
the
spaces
they
link
in
different
ways.
Terminate
in
space:
the
location
of
the
space
establishes
the
path
and
the
path‐space
relationship
is
used
to
approach
and
enter
functionally
or
symbolically
important
spaces.
Pass
by
space:
Mediating
space
can
be
used
to
link
the
path
with
the
space
De
route
is
gerelateerd
aan
de
ervaring
die
wordt
meegegeven
aan
de
bezoeker
en
het
programma
en
komt
uiteindelijk
bij
wijze
van
utopie
bij
het
‘kernprogramma’
uit
Afbeelding
18:
Afbeeldingen
met
betrekking
tot
Form
en
Operation
2
(bron:
eigen
productie,
Methode
Ching)
18
4
Generieke
deeloplossingen
4.1 4.1.1
Gebruik
van
daglicht
als
hulpmiddel
voor
het
creëeren
van
een
bepaalde
ervaring
Beschrijving
van
de
oplossing
De
volgende
beschrijving
veronderstelt
het
paviljoen
op
een
buitenlocatie
in
een
dagsituatie,
omdat
in
deze
situatie
de
ervaring
van
het
daglicht
maximaal
is.
Concept
1
is
het
idee
de
bezoeker
bepaalde
ervaringen
mee
te
geven,
langs
de
route
in
het
pop‐up
paviljoen.
De
ervaringen
zullen
gaande
weg
door
de
route
van
het
gebouw
veranderen
door
verschillend
gebruik
van
daglicht
en
definieren
de
belangrijkste
functies
van
het
programma.
De
ervaringen
zoals
de
bezoeker
deze
meemaakt
zijn
in
volgorde
van
gebruik:
‐
van
buitenaf:
het
daglicht
is
overal
rond
om
het
gebouw.
Het
verloop
van
de
gevel
(concept
2
als
onderdeel
van
concept
1)
laat
meer
en
minder
daglicht/
direct
zonlicht
door
en
projecteert
dit
op
de
achterliggende
constructie.
Dit
stimuleert
de
bezoeker
rond
het
gebouw
te
bewegen,
om
een
maximale
indruk
en
ervaring
te
krijgen
wat
er
zich
afspeelt.
Uiteindelijk
de
interactieve
digitale
wand
de
bezoekers
beinvloeden,
aanspreken
en
ook
aantrekken
om
de
eerste
stap
in
het
gebouw
te
zetten.
De
methode
van
sensatie
en
beinvloeding
is
vaker
toegepast
zoals
Moussavi
en
Kubo
citeren
in
The
function
of
ornament
(Moussavi
and
Kubo,
2006:7):
“Many
buildings
of
the
twentieth
century
continue
to
effectively
relate
to
culture
by
creating
sensations
and
affects.”(Deleuze
and
Guattari
1994)
Afbeelding
19:
Ervaring
buitenaf
(bron:
eigen
productie)
‐
de
interactieve
digitale
wand:
deze
bevindt
zich
direct
naast
de
entree
van
het
gebouw
en
accentueert
deze
ook.
Zoals
in
hoofdstuk
3.3
omschreven
A
recessed
entrance
provides
shelter
and
receives
a
portion
of
exterior
space
into
the
realm
of
the
building
(Ching,
2007:251).
Er
ontstaat
een
ruimte
die
zowel
buiten
als
binnen
is,
een
“inbetween
space”
zoals
die
werd
toegepast
in
de
stoa’s
van
de
Agora:
“The
space
thus
covered
was
neither
indoors
nor
out
of
doors,
but
something
inbetween”
(Thompson,
1972:82).
Wordt
in
de
Agora
wordt
de
overgang
gedefinieert
door
de
collonades,
bij
het
paviljoen
ontstaat
de
overgang
door
de
breder
wordende
structuur
van
de
gevel,
waar
men
zich
ook
tussendoor
kan
begeven.
Door
de
beperkte
diepte
van
de
acherliggende
constructie
is
er
veel
daglicht.
Afbeelding
20:
Ervaring
digitale
interactieve
wand
(bron:
eigen
productie)
‐
zelfbewustwording:
dit
is
een
volgende
stap
richting
de
kern
van
het
paviljoen,
welke
een
meer
psychologische
als
programmatische
functie
heeft.
Hoewel
de
structuur
van
de
gevel
dichter
wordt
en
het
contact
met
de
buitenwereld
vervaagt,
wordt
er
licht
van
boven
en
van
voren
op
de
bezoeker
geprojecteerd
door
een
daklicht
met
lamellenstructuur.
Een
spiegel
aan
het
einde
van
de
gang
zorgt
voor
een
natuurlijke
afleiding
van
het
verlies
van
contact
met
de
buitenwereld.
19
Afbeelding
21:
Ervaring
zelfbewustwording
(bron:
eigen
productie)
‐
balie:
vanuit
deze
ervaring
zal
een
gang
worden
betreden
met
aan
een
zijde
een
zee
van
licht.
Omdat
het
zicht
aan
de
buitenwereld
nu
voor
het
grootste
gedeelte
onttrokken
is
zullen
de
bezoekers
zich
direct
richten
op
de
balie
waar
het
licht
vandaan
komt,
door
het
daklicht.
Qua
functie
met
betrekking
tot
het
werven
van
nieuwe
leden
is
dit
een
belangrijke
stap:
het
zicht
op
de
open
en
sterk
natuurlijk
verlichte
structuur
achter
de
balie
de
bezoeker
(onbewust)
verleiden
de
volgende
stap
te
zetten.
(in
de
praktijk
zal
de
overtuigingskracht
door
personen
achter
de
balie
een
rol
spelen
bij
het
opwekken
van
interesse
van
de
bezoeker)
Afbeelding
22:
Ervaring
balie
(bron:
eigen
productie)
‐
bar:
van
hier
uit
is
alles
zichtbaar.
De
bar
richt
zich
volledig
op
de
kern
van
het
paviljoen
en
dus
de
partij.
De
bezoeker
wordt
gedwongen
een
keuze
te
maken
met
betrekking
tot
het
lidmaatschap
van
de
SP:
Hoewel
de
bezoekers
richting
de
natuurlijk
verlichte
ruimte
kijken
en
de
afstand
en
drempel
minimaal
is,
zitten
ze
zelf
nog
niet
direct
in
het
daglicht.
Ze
zijn
(nog)
geen
onderdeel.
Afbeelding
23:
Ervaring
bar
(bron:
eigen
productie)
‐
multiruimte:
dit
is
de
kern
van
het
paviljoen
waar
verschillende
evenementen
plaats
kunnen
vinden,
zoals
workshops
promotie
en
marketing,
discussies,
vergaderingen
en
presentaties.
Het
volledige
vloeroppervlak
is
geprojecteerd
als
daklicht,
waardoor
veel
natuurlijk
licht
naar
binnen
komt.
Onderdeel
van
deze
ruimte
is
een
‘winkelwand’
welke
indruk
dient
te
maken
op
de
bezoekers
(zichtbaar
bij
de
balie
en
van
achter
de
bar)
en
als
inspiratie
voor
de
workshops.
Afbeelding
24:
Ervaring
workshopruimte
(bron:
eigen
productie)
20
4.1.2
Onderbouwing
van
de
relevatie
van
de
oplossing
aan
de
hand
van
literatuur
Licht
is
essentieel
voor
het
leven,
als
mensen
kunnen
we
niet
zonder.
Dit
geldt
ook
voor
architectuur:
of
het
nu
kunstmatige
of
natuurlijke
verlichting
is,
architectuur
kan
alleen
worden
ervaren
door
de
ruimtelijke
structuur
en
verschil
in
lichtwarmte
waar
te
nemen,
ontstaan
door
de
reflectie
van
het
licht
van
objecten
op
het
menselijk
oog.
De
specificaties
van
de
ruimtelijke
structuren
en
lichtwarmte
of
kleur
zijn
echter
eindeloos
te
varieren.
Dat
architecten
daar
gebruik
van
maken
is
duidelijk
door
de
gebouwen
die
in
het
verleden
zijn
gemaakt,
maar
er
zijn
architecten
die
als
primair
onderwerp
licht
gebruiken,
zegt
ook
Plummer
in
zijn
boek
The
architecture
of
natural
light:
JUST
AS
THE
TRUE
VALUE
OF
A
VIOLIN
OR
PIANO
FOR
A
MUSICIAN
LIES
IN
THE
RAVISHING
SOUNDS
IT
GENERATES,
SO
THE
PHYSICAL
EDIFICE
FOR
TODAY’S
VIRTUOSO
ARCHITECTS
OF
LIGHT
SERVES
AS
AN
INSTRUMENT
WITH
WHICH
TO
SHAPE
MARVOULLOUS
PHENOMENA
OUT
OF
RADIATION
FROM
THE
SKY.
IN
THE
COURSE
OF
THEIR
WORK,
THESE
ARCHITECTS
ENVISION
STREAMS
OF
LIGHT
AS
A
PRIMARY
FORCE
IN
THE
INITIAL
CONCEPTION
OF
THE
BUILDING ,
OFTEN
STRIPPING
VOLUME
BARE
OF
ALL
BUT
THE
ESSENTIALS
SO
THAT
LIGHT
ITSELF
BECOMES
THE
MAIN
SUBJECT.
(2009a:15)
Plummer
heeft
in
zijn
boek
een
de
volgende
indeling
gebruikt
voor
verschillend
gebruik
van
daglicht:
Evanescence
Evolutie
van
licht
door
verloop
van
tijd
Procession
Choreografie
van
licht
langs
een
route
Veils
of
glass
Breking
van
licht
door
een
transparante
laag
Atomization
Zeven
van
licht
door
een
poreus
scherm
Canalization
Beheersing
van
licht
door
een
holle
ruimte
Atmospheric
silence
Geleidelijk
verlopend
licht,
karakteriserende
sfeer
in
een
ruimte
Luminescence
Materialisatie
van
licht
in
een
fysieke
toestand
Verder
stelt
Plummer
dat
licht
dingen
uitdrukt
en
kan
laten
zien
aan
het
menselijk
oog
die
ontgaan
aan
de
zintuigelijke
waarneembaarheid.
“For
while
it
...
the
physical
one”
(2009b:15)
Ik
vraag
me
af
of
dit
is
wat
ik
bedoelde
met
het
psychologische
effect
van
de
‘zelfbewustwording’
wat
gecreëerd
of
in
ieder
geval
versterkt
wordt
door
natuurlijk
licht
van
het
daklicht?
Plummer
zou
dit
gebruik
van
licht
waarschijnlijk
onder
het
hoofdstuk
Procession
plaatsen,
waar
de
volgende
definitie
voor
gebruikt
zou
kunnen
worden:
Choreografie
van
licht
langs
een
route.
Plummer
refereert
hier
onder
andere
aan
het
project
Forest
of
Tombs
(1992)
van
Tadao
Ando,
waarbij
een
langs
een
oplopende
spiraal
vormige
route
omhoog
verschillende
ervaringen
door
licht
het
meeste
indruk
wekt.
(2009c:59)
Verder
refereert
Plummer
ook
aan
Therme
Vals
(1996),
een
project
van
Peter
Zumthor
en
citeert
de
architect
over
de
reden
dat
het
samenspel
van
themperatuur,
geur
en
geluid
samen
met
het
licht
van
boven
belangrijk
is:
“It
was
incredibly
important
to
us
to
induce
a
sense
of
freedom
of
movement
(...)
a
milieu
for
strolling,
a
mood
that
has
less
to
do
with
directing
people
than
seducing
them”
(2009d:60)
Een
belangrijk
en
groot
verschil
tussen
het
pop‐up
paviljoen
en
het
laatst
genoemde
project
is
de
vrijheid
in
de
routing
als
gevolg
van
het
licht:
in
het
pop‐up
paviljoen
wordt
het
licht
gebruikt
om
de
route
te
volgen,
in
Therme
Vals
wordt
het
licht
juist
gebruikt
om
de
vrijheid
aan
te
tonen.
Toch
denk
ik
dat
het
principe
van
het
gebruik
van
licht
hetzelfde
is:
de
achterliggende
gedachte
is
in
elk
geval
belangrijk,
waaruit
geconcludeerd
kan
worden
dat
daglicht
nooit
‘zomaar’
toegepast
kan
worden.
Uit
bovenstaande
blijkt
dat
in
elk
project
de
toepassing
en
gebruik
van
licht
in
combinatie
met
de
route
in
een
gebouw
in
elk
geval
in
overweging
moet
worden
genomen
(generiek)
ten
opzichte
van
het
te
bereiken
resultaat
(concept)
en
dus
de
daarmee
samenhangend
de
sfeer
en
het
karakter.
21
4.2 4.2.1
Gebruik
van
een
systeem
voor
mobiele
architectuur
Beschrijving
van
de
oplossing
In
het
ontwerp
zijn
de
uitgangspunten
met
betrekking
tot
de
mobiliteit
verwerkt,
door
een
constructie
van
inschuifbare
modulen.
De
oplossing
draagt
er
aan
bij
dat
het
paviljoen
in
ingeschoven
situatie
een
lengte
van
niet
meer
dan
12
meter
en
breedte
en
hoogte
van
3
meter
en
heeft
daardoor
het
tijdelijke
karakter
door
in
korte
tijd
op‐
en
afbouwbaar
te
zijn.
Qua
technische
oplossing
voor
mobiele
architectuur
is
de
voorgestelde
oplossing
misschien
niet
de
meest
interessante
of
generieke,
omdat
de
referenties
ervan
al
snel
gerefereerd
worden
aan
bijvoorbeeld
marktkraamwagens
en
de
kermis.
Maar
juist
het
principe
van
een
verplaatsbare
architectuur
lijkt
me
interessant
om
op
te
reflecteren
als
zijnde
generieke
oplossing,
omdat
ik
denk
dat
dit
een
relatief
vernieuwend
concept
is.
De
reflectie
met
betrekking
tot
de
mobiliteit
zou
ik
breder
willen
bekijken:
wat
betekend
het
voor
de
maatschappelijke
context
als
dit
type
bouwwerk
op
grotere
schaal
wordt
toegepast?
4.2.2
Onderbouwing
van
de
relevatie
van
de
oplossing
aan
de
hand
van
literatuur
Op
basis
van
objectieve
typologische
onderbouwing
wil
ik
de
definitie
van
mobiele
architectuur
bepalen
en
reflecteren
met
ideëen
uit
het
discours,
zodat
een
heldere
typering
ontstaat
waar
bij
gelijkwaardige
vraagstukken
in
de
toekomst
aan
gerefereerd
kan
worden.
Ik
zou
de
definitie
van
typologie
willen
aanhouden
zoals
Quatremere
de
Quincy
deze
voor
zich
zag
en
Leupen
heeft
geciteerd
in
zijn
boek
Ontwerp
en
analyse:
“...een
object
waarnaar
eenieder
werken
kan
concipieren,
die
helemaal
niet
op
elkaar
hoeven
te
lijken.”
(2007a:139)
Daarbij
wordt
het
volgende
in
acht
genomen:
“De
definitie
van
Quatremere
de
Quincy
[...]
kan
ook
als
een
generatieve
typologie
geinterpreteerd
worden”
(2007b:139)
en
anders
dan
functionalisten
als
Neufert
en
Pevsner
is
het
type
niet
gebaseerd
op
(van
te
voren)
bepaalde
functies.
(2007c:140)
Op
basis
van
deze
interpretatie
kunnen
definities
en
typologiën
objectief
vergeleken
worden.
Herhaling
eigen
definitie
van
pop‐up
paviljoen,
gebaseerd
op
de
analyse
(zie
§1.2.1):
Een
mobiel
bouwwerk
afgestemd
op
het
tijdelijk
in
een
karakteristieke
ruimtelijke
context
bevinden,
met
als
doel
het
zowel
grafisch
als
in
functie
promoten
van
een
bepaald
idee.
De
uitgangspunten
met
betrekking
tot
de
typologie
reflecterend
op
de
eigen
stelling,
heeft
als
gevolg
dat
herdefinitie
van
het
begrip
mobiele
architectuur
noodzakelijk
is:
het
type
volgens
Quatremere
de
Quincy
is
niet
gebaseerd
op
functie:
Een
mobiel
bouwwerk,
afgestemd
op
het
tijdelijk
in
een
karakteristieke
ruimtelijke
context
bevinden
en
daarbij
een
bepaald
doel
nastreeft.
Naar
mijn
idee
past
deze
definitie
binnen
de
kaders
van
de
typologie:
op
basis
van
deze
definitie
is
een
model
voor
te
stellen
met
een
bepaald
idee,
maar
wel
door
iedereen
op
een
eigen
wijze
te
interpreteren
en
door
te
ontwikkelen.
Een
model
welke
naar
mijn
idee
aansluit
op
deze
definitie
komt
van
Kisho
Kurokawa
uit
zijn
tekst
‘Capsule
Declaration’
(1969):
EEN
CAPSULE
IS
DE
VERBLIJFPLAATS
VAN
DE
HOMO
MOVENS.
IN
DE
VERENIGDE
STATEN
VERHUIST
ELK
JAAR
25%
VAN
DE
STADSBEWONERS.
IN
JAPAN
ZAL
DIT
BINNENKORT
20%
ZIJN.
DE
GROOTTE
VAN
STEDEN
KAN
NIET
LANGER
WORDEN
GEMETEN
AAN
DE
GROOTTE
VAN
DE
NACHTBEVOLKING
(DE
BEWONERS).
DE
KENMERKEN
VAN
HET
STADSLEVEN
ZULLEN
IN
DE
TOEKOMST
WORDEN
UITGEDRUKT
MIDDELS
EEN
INDEXCIJFER
DAT
DE
SOM
VAN
DE
NACHT‐
EN
DAGBEVOLKING
UIDRUKT,
OF
HET
BEWEGINGSPATROON
VAN
DE
BEVOLKING
GEDURENDE
DE
DAG .
DE
MENSEN
ZULLEN
GELEIDELIJK
HUN
HANG
NAAR
BEZIT,
ZOALS
LAND
OF
GROTE
WONINGEN,
KWIJTRAKEN
EN
ZULLEN
BELANG
GAAN
HECHTEN
AAN
DE
GELEGENHEID
EN
DE
MIDDELEN
OM
ZICH
VRIJ
TE
VERPLAATSEN.
DE
CAPSULE
STAAT
VOOR
EEN
EMANCIPATIE
VAN
HET
GEBOUW
TEN
OPZICHTE
VAN
DE
GROND
EN
LUIDT
HET
BEGIN
VAN
EEN
TIJDPERK
VAN
BEWEGENDE
ARCHITECTUUR .
(Heynen,
2004b:435)
22
Het
groeiende
verlangen
van
individuen
om
zich
voor
kortere
of
langere
tijd
in
een
bepaalde
omgeving
te
begeven
tot
het
doel
is
bereikt
en
zich
vervolgens
te
verplaatsen
lijkt
een
logisch
gevolg
van
deze
ontwikkeling.
Ik
denk
dat
de
schaal
van
de
mobiele
architectuur
dat
hier
uit
voort
komt
een
belangrijk
aspect
is:
op
welke
schaal
kan
mobiele
architectuur
worden
toegepast?
Wat
is
de
(maximale)
schaal
van
het
mobiele
architectonische
object?
Welke
functies
zijn
geschikt
voor
een
mobiele
architectuur;
of
welke
niet?
Al
deze
vragen
zijn
afhankelijk
van
de
hiermee
samenhangende
context
(historisch,
cultureel,
urban)
waarvanuit
het
concept
mobiele
architectuur
kan
ontwikkelen.
23
5 5.1
Beschrijving
van
het
ontwerpproces
Weergave
van
het
gevolgde
ontwerpproces
Het
antwoord
op
de
vraag
of
we
kunnen
omschrijven
hoe
we
ontwerpen
wordt
door
Brawne
als
volgt
beantwoord:
“The
first
and
impulsive
answer
to
the
question
is
‘no’.
We
believe
that
design
is
a
mysterious
and
individual
activity
which
is
beyond
description;
it
happens
but
is
not
amenable
to
analysis.”
(2005:19)
Het
is
inderdaad
een
impulsief
antwoord:
ik
denk
dat
dit
te
maken
heeft
met
het
feit
dat
ontwerpen
als
proces
niets
anders
is
dan
het
continu
brainstormen
en
analyseren
in
gedachte,
waardoor
gedurende
het
proces
zoveel
vragen
met
betrekking
tot
zo
veel
verschillende
aspecten
bewust
en
onbewust
worden
opgenomen,
verwerkt
of
laten
vervallen,
dat
het
niet
zomaar
in
een
keer
is
te
omschrijven.
Toch
denk
ik
en
zal
blijken
dat
het
ontwerp
proces
door
de
juiste
vragen
te
stellen
zeker
geanalyseerd
kan
worden.
Afbeelding
25:
Interpretatie
van
het
gevolgde
ontwerpproces
(Bron:
eigen
productie)
24
5.2 5.2.1
Procesbeschrijving
Gebruikte
strategien,
methoden
en
technieken
Over
het
algemeen
kan
de
gebruikte
strategie
als
een
try‐and‐error
methode
beschreven
worden:
nieuwe
technieken
met
betrekking
tot
het
analyseren
en
ontwikkelen
van
concepten
zijn
gebruikt
en
uitgeprobeert
om
uiteindelijk
het
gewenste
resultaat
te
bereiken.
In
eerste
instantie
werd
de
opgave
op
zowel
bachelor
6‐
(Herman
vande
Putte,
HvdP)
als
ontwerpstudioniveau
(Marc
Koehler,
MK)
geanalyseerd
en
geinterpreteerd.
Deze
twee
niveau’s
zijn
te
zien
als
twee
paralelle
processen
die
elkaar
van
informatie
voorzien:
de
format
voor
het
proces
en
eindproducten
vanuit
HvdP
naast
ontwerp
en
analyse
vanuit
MK.
Om
een
goede
positie
te
kunnen
innemen
tegenover
de
ontwerpopgave,
zijn
diverse
aspecten
met
betrekking
tot
de
deelopgaven
geanalyseerd.
De
analyse
van
het
politieke
landschap
en
politieke
partijen
is
vooral
in
groepsverband
tot
stand
gekomen,
door
in
groepsessies
aan
elkaar
te
presenteren.
De
volgende
methoden
en
technieken
zijn
gebruikt:
‐
marketinganalyse:
vergelijking
van
websites,
logo’s
en
affiches
van
verschillende
partijen
ten
opzichte
van
elkaar
en
de
ontwikkeling
opzich
‐
analyse
van
uitspraken,
onliners
‐
potentie
analyse:
waar
bevindt
de
partij
zich
in
het
politieke
landschap,
waar
vandaan
en
waar
beweegt
die
naar
toe
(op
basis
assenstelsel
Andre
Krouwel)
‐
SWOT‐analyse:
zwakke
en
sterke
kanten,
kansen
en
valkuilen
van
de
partij
‐
waarden‐analyse:
politiek‐
en
ontwerpkenmerkende,
tegengestelde
standaard
waarden,
waarde
nummerieke
waarden
1‐10
aan
gegeven
zijn
‐
bestuur‐analyse:
kenmerkende
karakters
in
de
politiek
Vanuit
de
analyse
zijn
een
aantal
ondervindingen
gefilterd,
welke
dienen
als
uitgangspunt
voor
het
ontwerp
of
concept.
De
eerste
aanzetten
voor
concepten,
precedentanalyse,
een
voorlopige
typering
van
de
opgave
en
het
beoogde
proces
zijn
in
het
leerplan
opgenomen.
Diverse
ruimtelijke
vertalingen
zijn
gemaakt
op
basis
van
uitgangspunten.
De
voornaamst
gebruikte
techniek
hiervoor
was
schetsen.
Door
nieuwe
input
van
begeleiding
en
collega‐studenten
zijn
de
uitgangspunten
opnieuw
gedefinieerd
waaruit
nieuwe
sterkere
concepten
naar
voren
kwamen.
Voor
de
vertaling
van
uitgangspunten
naar
concepten
zijn
de
volgende
methoden
gebruikt:
‐
storyboards:
het
vertalen
van
kernwaarden
of
personality
values
van
politieke
partijen
naar
symbolen,
welke
vervolgens
ruimtelijk
zijn
vertaald
‐
programmatische
partij
analyse:
vertaling
van
kenmerkende
activiteiten
naar
programma
‐
vertaling
van
kernwaarden
en
personality
values
naar
moodboards
‐
eigen
analyse
naar
propagandatechnieken
‐
programmatische
ervaringen
vertaald
naar
routing
‐
analyse
interactie
publieke
domein
‐
analyse
van
de
functie
van
het
ornament
De
concepten
zijn
vertaald
naar
een
globaal
(ruimtelijk)
ontwerp
in
het
tekenprogramma
Vectorworks
en
als
maquette,
welke
vervolgens
meer
gespecificeerd
zijn
op
basis
van
programmatische
en
conceptuele
aspecten.
Na
het
eigen
ontwerp
te
hebben
geanalyseerd
op
verschillende
mogelijkheden
wat
de
mobiliteit
betreft,
is
de
technische
uitwerking
van
in‐
en
uit
elkaar
schuiven
gemaakt.
5.2.2
Wanneer
zijn
welke
keuzen
zijn
gemaakt
Na
de
analyse
is
een
voorlopige
keuze
gemaakt,
met
welke
uitgangspunten
het
project
verder
ontwikkeld
is.
Belangrijkste
punten
waren
in
eerste
instantie:
‐
naast
protesteren,
ook
mogelijkheid
tot
het
presenteren
van
oplossingen
‐
transparantie
en
helderheid
binnen
de
partij
‐
ondernemen
op
verschillende
schalen,
wijk,
er
tussen
‐
het
paviljoen
wekt
nieuwsgierigheid
op
‐
in
het
paviljoen
vinden
voornamelijk
debatten
plaats
en
melden
nieuwe
leden
zich
aan
‐
Paviljoen
staat
op
een
drukbezochte
locatie
met
mogelijkheid
tot
toespraken
in
openbare
ruimte
Vanuit
de
feedback
en
begeleiding
en
zijn
vervolgens
nieuwe
methoden
voor
het
ontwikkelen
van
concepten
toegelicht,
waardoor
nieuwe,
naar
mijn
idee
interessantere
uitgangspunten
en
concepten
ontstonden,
waar
ik
uiteindelijk
voor
heb
gekozen:
25
‐
routing
langs
programmatische
ervaringen
creëert
het
gebouw
‐
digitale
interactieve
wand
trekt
bezoekers
aan
en
verleid
ze
het
paviljoen
in
te
gaan
‐
onbewust
geleidelijke
overgang
van
binnen
naar
buiten
5.2.3
Welke
informatie
is
gebruikt
en
waar
komt
deze
tot
uitdrukking
Om
een
indruk
te
krijgen
van
de
hoeveelheid
en
soort
informatie
dat
is
gebruikt
voor
het
ontwerp
en
het
proces
is
een
overzicht
met
de
informatiebronnen,
type
en
de
toepassing
van
informatie
gemaakt:
Uit
het
dictaat,
de
seminars
en
blackboard
is
informatie
met
betrekking
tot
het
formele
ontwerpproces
en
tijdindeling,
inhoud
en
format
van
de
eindproducten,
en
informatiebronnen
met
betrekking
tot
deze
informatie
gegeven.
De
informatie
is
tot
uitdrukking
gekomen
in
de
eindproducten:
het
leerplan
en
het
eindwerk
dat
u
nu
in
handen
heeft.
De
informatie
die
gebruikt
is
voor
het
ontwerp
is
zeer
divers.
Alhoewel
de
informatie
van
gebruikte
analyses
misschien
niet
allemaal
direct
terug
is
te
zien
in
het
ontwerp,
ze
ondersteunen
en
motiveren
vaak
wel
de
achterliggende
gedachten
waarom
het
ontwerp
tot
stand
is
gekomen
en
zijn
daardoor
vaak
even
belangrijk
(of
zelfs
belangrijker)
dan
het
antwoord
op
de
vraag.
Voor
de
informatie
van
de
ontwerpopgave
van
het
pop‐up
paviljoen
verwijs
ik
naar
Mark
Koehler
die
deze
opgave
ontwikkeld
heeft.
De
informatie
betreft
hier
niet
alleen
de
formele
te
beantwoorden
inhoudelijke
vragen
naar
een
ontwerpobject,
maar
beschrijft
ook
de
methoden
waarop
bepaalde
deelvragen
kunnen
ontstaan
en
hoe
deze
op
te
lossen
zijn.
Ik
bedoel
hiermee
de
uitgebreide
analyses
met
betrekking
tot
het
politieke
landschap,
politieke
partijen,
marketing,
publieke
sfeer
en
media.
Verder
zijn
diverse
bronnen
van
het
internet,
artikelen
en
literatuur
gebruikt
om
invulling
te
geven
aan
deze
analyses.
Wat
betreft
de
architectonische
onderbouwing
van
het
ontwerp
refereer
ik
aan
eerder
gebruikte
methoden
en
verworven
kennis
vanuit
het
schakelsemester,
maar
ook
aan
nieuwe
verworven
methoden
voor
het
ontwikkelen
van
concepten.
26
6
Verantwoording
en
evaluatie
van
het
ontwerpproces
6.1
Verantwoording
van
het
gevolgde
ontwerpproces
Om
te
kunnen
controleren
of
het
gevolgde
ontwerpproces
te
herhalen
is
en
waar
mogelijk
verbeterpunten
of
juist
generieke
punten
zijn
ontwikkeld,
is
eerst
een
vergelijking
nodig
van
het
voorgenomen
ontwerpproces
zoals
opgenomen
in
het
leerplan,
ten
opzichte
van
het
daadwerkelijk
gevolgde
ontwerpproces.
Het
voorgenomen
ontwerpproces
zoals
in
het
leerplan
omschreven,
was
het
(eigen)
ontwerpproces
zoals
gevolgd
in
het
schakelsemester.
Bij
aanvang
van
het
project
leek
mij
dit
proces
voor
herhaling
vatbaar.
Het
proces
is
qua
interpretatie,
probleemveldverkenning
en
analyse
hetzelfde
verlopen,
echter
waren
er
een
aantal
belangrijkste
verschillen
met
het
daadwerkelijk
gevolgde
ontwerpproces
met
betrekking
tot
de
wijze
van
conceptvorming
en
vertaling
van
het
concept
en
uitgangspunten
naar
het
ontwerp:
Zo
zijn
in
het
huidige
project
vanuit
de
analyse
in
eerste
instantie
diverse
uitgangspunten
opgesteld,
terwijl
in
het
voorgenomen
proces
de
uitgangspunten
vanuit
een
conceptontwikkeling
vertaald.
Ik
denk
dat
dit
vooral
te
maken
heeft
met
de
ruimtelijke
conceptvorming
zoals
deze
voor
zou
komen
uit
de
ruimtelijke
context.
Echter
omdat
de
ruimtelijke
context
in
het
huidige
proces
geen
vast
gegeven
is,
kan
dit
ook
geen
basis
zijn
voor
een
ruimtelijke
conceptvorming.
De
uitwerking
met
betrekking
tot
materialisering
is
in
het
voorgenomen
proces
ook
als
conceptueel
aspect
opgenomen
in
het
ontwerpproces,
na
de
bepaling
van
de
‘zachte
waarden’,
gebouwsystemen
en
uitvoerbaarheid.
In
het
huidige
proces
is
de
nadruk
juist
vooral
gelegd
op
de
ruimtelijke
conceptvorming
vanuit
de
uitgangspunten
en
analyses.
Vervolgens
is
op
basis
van
het
concept,
het
eruit
voortgekomen
ontwerp
en
randvoorwaarden
de
technische
uitwerking
met
betrekking
tot
de
mobiliteit
geimplementeerd.
Het
generieke
karakter
qua
proces
zit
denk
ik
vooral
in
de
wijze
waarop
de
conceptvorming
van
het
object
zelf
tot
stand
komt
vanuit
de
(uitgangspunten
van
de)
analyses,
de
vertaling
hiervan
naar
het
ontwerp
en
uiteindelijk
de
technische
uitwerking
hiervan.
Een
heldere
en
herkenbare
beschrijving
hiervan
geeft
Leupen
in
zijn
boek
Ontwerp
en
analyse:
TUSSEN
HET
ABSTRACTE
ONTWERP
EN
HET
CONCRETE
ONTWERP
VINDT
NOG
EEN
EEN
HEEL
PROCES
PLAATS.
DIT
IS
GEEN
EENVOUDIG
VERTAALPROCES,
HET
IS
EERDER
TE
BESCHOUWEN
ALS
EEN
CREATIEF
PROCES
WAARBIJ
DE
ONTWERPER
EEN
MOGELIJKE
FORMELE
UITWERKING
BEDENKT,
DEZE
TOETST
AAN
GESTELDE
EISEN,
VERVOLGENS
DE
MOGELIJKE
OPLOSSING
VERWERPT
OF
BIJSTELT
OM
VERVOLGENS
HET
ONTWERP
OPNIEUW
TE
TOETSEN,
ETC.
HET
IS
EEN
ITERATIEF
PROCES
DAT
DEELS
CYCLISCH,
DEELSIN
DIVERSE
RICHTINGEN
DOORLOPEN
WORDT,
WAARBIJ
HET
ZICH
TELKENS
VERDER
VERDIEPT.
(2007d:18)
6.2 6.2.1
Evaluatie
van
het
gevolgde
ontwerpproces
Doeltreffendheid
en
efficiëntie
van
gebruikte
methoden,
technieken
en
strategiën
De
doeltreffendheid
van
de
eerder
genoemde
methoden,
technieken
en
strategiën
worden
geëvalueerd,
zodat
duidelijk
wordt
of
ze
effectief
en
dus
generiek
bruikbaar
zijn.
Daartoe
is
eerst
een
eigen
interpretatie
gegeven
van
het
veronderstelde
doel
en
vervolgens
het
bereikte
resultaat
of
toepasbaarheid
toegelicht:
‐
marketinganalyse:
vergelijking
van
websites,
logo’s
en
affiches
van
verschillende
partijen
ten
opzichte
van
elkaar
en
de
ontwikkeling
opzich.
Het
doel
het
onderzoeken
in
welke
mate
de
politiek
marketingtechnieken
overneemt.
Dit
is
duidelijk
geworden
en
een
effectieve
methode
geweest,
door
de
inspiratie
die
het
gegeven
heeft
met
betrekking
tot
marketing
en
propaganda
technieken
en
de
ervaring
van
marketing.
‐
analyse
van
uitspraken,
oneliners:
Het
doel
was
achterhalen
of
de
politiek
in
de
publieke
sfeer
minder
inhoudelijk
aan
het
worden
is.
De
oneliners
waren
hier
een
onderdeel
van,
en
bevestigen
27
‐
‐
‐
‐
in
iedergeval
dat
ze
niet
inhoudelijk
of
generiek
te
gebruiken
zijn.
Ze
weerspiegelen
over
het
algemeen
niet
de
kernwaarden
van
de
partij.
potentie
analyse:
waar
bevindt
de
partij
zich
in
het
politieke
landschap,
waar
komt
deze
vandaan
en
waar
beweegt
die
naar
toe.
Het
gebruik
van
het
Krouwel‐assenstelsel
(zie
pagina
4)
was
een
effectieve
methode
om
te
analyseren
hoe
politieke
partijen
ten
opzichte
van
elkaar
staan
en
goede
techniek
om
te
achterhalen
wat
de
mogelijke
potentie
van
de
partijen
door
middel
van
groepsdiscussies
SWOT‐analyse:
zwakke
en
sterke
kanten,
kansen
en
valkuilen
van
de
partij:
om
de
belangrijkste
kenmerken
in
een
overzichtelijk
geheel
te
kunnen
presenteren
en
bediscussieren,
is
een
SWOT
analyse
gemaakt.
Dit
is
een
effectieve
methode
geweest,
omdat
hier
vanuit
(in
eerste
instantie)
bepaalde
spanningsvelden
uit
naar
voren
kwamen
welke
als
uitgangspunten
dienden.
waarden‐analyse:
politiek‐
en
ontwerpkenmerkende,
tegengestelde
standaard
waarden,
waar
intuitief
de
cijfers
1‐10
aan
gegeven
zijn.
Het
doel
was
een
snelle
eerste
interpretatie
geven
van
de
politieke
en
ontwerp
uitgangspunten
bestuur‐analyse:
deze
‘poppetjes‐analyse’
is
gedaan
om
de
veronderstelde
relatie
tussen
populistische
partijen
en
media‐aandacht
te
onderzoeken.
De
methode
hiervoor
was
vooral
het
de
verschillende
media
analyseren,
waardoor
dit
vermoeden
kon
worden
bevestigd.
‐
storyboards:
het
vertalen
van
kernwaarden
of
personality
values
van
politieke
partijen
naar
symbolen
en
ruimtelijke
modellen.
Om
het
ontwerp
vorm
te
geven
en
ruimtelijkheid,
moest
er
een
vertaalslag
gemaakt
worden
vanuit
de
analyses.
Met
de
storyboards
kon
dit
worden
bereikt.
‐
programmatische
partij
analyse:
vertaling
van
kenmerkende
activiteiten
naar
programma:
door
de
politieke
partij
te
analyseren
en
de
meest
kenmerkende
activititeiten
te
filteren,
is
een
programma
ontwikkeld,
specififiek
voor
de
SP
‐
vertaling
van
kernwaarden
en
personality
values
naar
moodboards:
om
inspiratie
op
te
doen
zijn
bij
de
kernwaarden
en
personality
values
passende
afbeeldingen
gezocht
en
op
grafische
wijze
weergegeven
in
de
moodboards.
‐
eigen
analyse
naar
propagandatechnieken:
om
een
objectief
beeld
te
krijgen
van
wat
propaganda
nu
eigenlijk
betekend
in
het
politieke
kader,
is
er
een
analyse
naar
gedaan.
Dit
resulteerde
in
onder
andere
diverse
inspirerende
propagandaposters
‐
analyse
van
de
functie
van
het
ornament:
vanuit
het
perspectief
dat
het
gebouw
niet
schreeuwerig
of
afschrikkend
mag
zijn,
maar
tegelijkertijd
ook
niet
saai
mag
worden,
is
onderzoek
gedaan
naar
de
functie
van
het
ornament,
specifiek
op
marketing
gericht.
Dit
komt
tot
uitdrukking
de
verlopende
gevel
en
de
digitale
interactieve
wand
6.2.2
Efficiëntie
van
gebruikte
methoden,
technieken
en
strategiën
Ik
denk
dat
over
het
algemeen
alle
aspecten
in
het
proces
nuttig
zijn
geweest,
ookal
zullen
ze
niet
allemaal
in
het
ontwerp
terugkomen:
de
achtergrond
informatie
en
de
lering
die
uit
het
onderzoeken
is
gehaald
is
voor
het
proces
even
belangrijk.
Echter
specifiek
voor
dit
proces
is
het
zeer
effectief
geweest
om
verschillende
methoden
voor
het
verkrijgen
van
het
concept
te
hanteren.
Dit
lijkt
tegenstrijdig,
maar
juist
door
globaal
te
‘proeven’
van
de
verschillende
methoden,
kunnen
plotseling
zeer
interessante
en
sterke
ideëen
ontstaan,
in
plaats
van
een
(matig)
concept
proberen
door
te
ontwikkelen,
waardoor
men
uiteindelijk
vastloopt.
6.2.3
Welke
methoden,
technieken
en
strategiën
zorgden
voor
een
positive
reactie
In
de
eerste
twee
a
drie
weken
liep
ik
achter
met
de
producten.
In
verband
met
een
fout
in
het
rooster
op
Blackboard
en
miscommunicatie
heb
ik
de
opdracht
op
vrijdag
in
de
eerste
week
ontvangen,
terwijl
voor
die
dag
de
eerste
aanzet
voor
de
casestudie
gemaakt
had
moeten
worden.
Daardoor
is
de
feedback
tijdens
de
wekelijkse
begeleiding
minder
intensief
dan
geweest
in
de
eerste
twee
weken.
In
de
weken
twee
en
drie
erna
heb
ik
een
inhaalslag
gemaakt,
zodat
ik
uiteindelijk
op
schema
kwam
en
volledige
feedback
op
gemaakte
producten
kon
krijgen.
28
De
producten
waar
vooral
een
positieve
feedback
op
gegeven
werd
zijn:
‐
onderzoek
naar
propaganda,
weergave
van
het
culturele
aspect
dat
zich
uitdrukte
op
de
propagandaposters
uit
verschillende
landen
‐
vertaling
van
programmatische
aspecten
naar
route
in
schematisch
geschetste
weergave
‐
eenvoudig
studiemodel
van
maquette
(volledig
wit,
foam),
gebaseerd
op
de
eerste
uitgangspunten
‐
algemeen:
consistente
productieweergave
per
week
in
format
‐
gebruik
van
sketchup
voor
eenvoudige
schetsmodellen,
maar
ook
voor
de
weergave
van
complexe
details
(schuifdakconstructie)
Het
gebruik
van
visualisatiemethoden
is
essentieel
in
de
architectuur
nu,
maar
ook
in
het
verleden
zo
blijkt
uit
Smith
zijn
boek
Architects
drawings,
die
hij
inleidt
met
de
volgende
tekst:
THROUGH
HISTORY,
ARCHITECTS
HAVE
MANIPULATED
VISUAL
IMAGERY
TO
ASSIST
THE
DESIGN
PROCESS.
SUCH
IMAGERY
HAS
ASSUMED
THE
FORM
OF
CONSTRUCTION
DOCUMENTS,
DESIGN
DRAWINGS,
ANALYSIS
AND
DETAILS,
VARIOUS
FORMS
OF
SKETCHES,
AND
IMAGES
CONCEIVED
IN
THE
MIND’S
EYE.
THE
PHILOSOPHER
RICHARD
WOLLHEIM
WRITES
THAT
REPRESENTATIONAL
SEEING
INVOLVES
‘SEEING
AS’
(1971).
IT
REQUIRES
FORESIGHT
AND
IMAGINATION
TO
COMPREHEND
A
TWO‐DIMENSIONAL
VISUAL
IMAGE
AS
A
THREE‐DIMENSIONAL
INHABITABLE
STRUCTURE.
S INCE
IT
IS
ECONOMICALLY
UNFEASIBLE
TO
TEST
A
CONSTRUCTION
FULL
SCALE,
ARCHITECTS
DEPEND
ON
SUBSTITUTE
MEDIA
TO
ASSIST
IN
THEIR
VISUAL
THINKING.(2005:1)
29
7
Beschrijving
van
en
reflectie
op
generieke
oplossingen
met
betrekking
tot
het
ontwerpproces
7.1 7.1.1
Haalbaarheid
van
de
gevolgde
procedure
bij
soortgelijke
opgaven
Volgorde
van
verschillende
aspecten
binnen
het
proces
De
vele
aspecten
van
het
ontwerpproces
en
de
hoeveelheid
informatie
die
verwerkt
moet
worden,
kunnen
een
belemmering
zijn
voor
het
gewenste
integrale
resultaat.
Maar
wat
is
een
integraal
kwalitatief
resultaat?
Is
het
eindwerk
een
integraal
ontwerp?
Als
ik
naar
het
eindontwerp
kijk,
zijn
de
voor
mij
belangrijkste
aspecten
of
uitgangspunten
zoals
ik
ze
heb
geinterpreteerd,
geintegreerd
in
het
ontwerp.
Wat
dat
betreft
zou
het
een
integraal
ontwerp
genoemd
kunnen
worden.
Echter
uit
de
verantwoording
van
het
ontwerpproces
blijkt
dat
de
technische
uitwerking
en
systeem
van
het
in‐
en
uitelkaar
schuiven
gebaseerd
is
op
basis
van
een
analyse
van
het
ontwerp.
Wat
betreft
het
principe
van
het
systeem
is
geen
gedetailleerde
technische
uitwerking
nodig,
alvorens
deze
toe
te
kunnen
passen
op
een
ontwerp
op
schetsniveau
en
is
daardoor
geen
integrale
oplossing
te
noemen.
Ik
denk
dat
het
ontwerp
zoals
deze
nu
is
er
niet
minder
sterk
van
is
geworden,
omdat
deze
naar
aanleiding
van
de
integratie
van
het
schuifsysteem
is
aangepast.
Toch
denk
ik
achteraf
dat
het
proces
wat
dit
betreft
efficiënter
had
kunnen
zijn,
door
alvorens
het
tekenen
van
het
ontwerp
in
Vectorworks,
naast
de
uitgangspunten
uit
de
analyse,
de
kwaliteiten
en
de
gebouwsystemen
ook
de
afwijkende
of
de
niet‐standaard
technische
aspecten
te
formuleren.
Daardoor
had
het
systeem
zich
waarschijnlijk
met
het
ontwerp
mee
kunnen
ontwikkelen,
in
plaats
dat
het
ontwerp
is
doorontwikkeld
op
basis
van
een
technisch
systeem.
Zoals
in
de
verantwoording
van
het
proces
is
omschreven,
wijkt
het
daadwerkelijk
gevolgde
proces
af
van
het
voorgenomen
proces,
als
het
gevolg
van
de
de
wisselende
stedelijke
context
van
het
paviljoen.
Het
gevolg
hiervan
was
dat
er
geen
directe
input
of
ontwerpuitgangspunten
vanuit
de
stedelijke
context
gedefinieert
kon
worden
en
is
de
fase
‘ruimtelijke
conceptvorming’
gebaseerd
op
andere
uitgangspunten
uit
de
partij
analyse
en
marketing
analyse.
Wat
dat
betreft
is
het
voorgenomen
ontwerpproces
uit
het
leerplan
eerder
generiek
te
noemen,
omdat
in
de
meeste
gevallen
de
stedelijke
of
landschappelijke
en
daarmee
samenhangende
historische,
culturele
en
architectonische
context
wel
definieerbaar
is.
Zo
gaat
Leupen
er
van
uit
dat
een
ontwerpen
altijd
gemaakt
worden
voor
een
bepaalde
context
in
het
boek
Ontwerp
en
analyse:
JUIST
OMDAT
CONTEXT
GEEN
EENDUIDIG
GEGEVEN
IS
,
IS
DE
INTERPRETATIE
VAN
DE
KENMERKEN
VAN
EEN
LOCATIE
VAN
BELANG.
HIERVOOR
ZIJN
KENNIS
EN
INZICHT
IN
DE
SITUATIE
EN
HAAR
GESCHIEDENIS
ONMISBAAR.
DE
INTERPRETATIE
VAN
DE
CONTEXT
STELT
DE
ONTWERPER
IN
STAAT
DE
EIGEN
ONTWERPUITGANGSPUNTEN
TE
BEPALEN.
DAARNAAST
KAN
DIT
INZICHT
DIENEN
OM
DE
PROBLEMATIEK
VAN
EEN
SITUATIE
TE
ACHTERHALEN,
RESPECTIEVELIJK
DE
ONTWERPOPGAVE
TE
FORMULEREN.
BOVENDIEN
MAAKT
KENNIS
VAN
RANDVOORWAARDEN
VAN
EEN
ONTWERP
EEN
VOORGESTELDE
INGREEP
OOK
VOOR
DERDEN
INZICHTELIJK
EN
BESPREEKBAAR.
(2007e:
156)
7.1.2
Verhouding
van
benodigde
tijd
van
verschillende
aspecten
binnen
het
proces
Doordat
het
niet
mogelijk
was
uitgangspunten
uit
(stedelijke)
contextuele
analyses
te
definiëren,
was
het
noodzakelijk
uitgangspunten
uit
andere
analyses
te
destileren.
Daarom
is
een
groot
gedeelte
van
de
tijd
(tot
en
met
week
5)
besteed
aan
de
analyses
met
betrekking
tot
het
politieke
landschap,
de
SP
en
marketing.
De
gezamenlijke
groepsanalyses
met
betrekking
tot
de
doorontwikkeling
van
het
boek
(zie
inleiding)
loopt
door
tot
en
met
week
10.
Vanaf
week
3
is
begonnen
met
het
ontwikkelen
van
concepten
op
basis
van
eerste
analyses,
terwijl
andere
analyses
gelijktijdig
verliepen
met
dat
proces.
In
week
5
is
een
concept
ontstaan
met
betrekking
tot
routing
op
basis
van
programma,
waarna
door
feedback
en
doorontwikkeling
het
tweede
concept
is
ontstaan
in
week
8:
het
verloop
van
de
gevel.
30
In
dit
proces
heb
ik
vijf
weken
(1‐5)
nodig
gehad
voor
afronding
van
de
analyses
en
vijf
weken
(3‐8)
voor
het
ontwikkelen
van
concepten.
Vanaf
week
5
ben
ik
begonnen
met
het
visualiseren
van
het
ontwerp
in
Vectorworks
(2d)
en
Sketchup
(3d).
Ik
denk
dat
de
hoeveelheid
tijd
die
gestoken
wordt
in
analyses
afhankelijk
is
van
de
hoeveelheid
kennis
die
men
bezit
van
het
onderwerp.
Ook
het
op
bepaalde
wijze
overbrengen
van
kennis
op
anderen,
zorgt
voor
feedback.
Daarom
is
het
essentieel
voldoende
tijd
te
nemen
de
volledige
gedachten
achter
een
ontwikkeld
ontwerp
te
laten
zien,
zodat
deze
door
de
feedback
nog
sterker
kan
worden
ontwikkeld
en
onderbouwd.
Ik
denk
dat
deze
methode
sneller
is
dan
individueel
een
concept
op
basis
van
alleen
externe
bronnen
proberen
door
te
ontwikkelen.
7.2 7.2.1
Storyboards:
het
vertalen
van
(kern)woorden
naar
visuele
representaties
Beschrijving
van
het
procesonderdeel
Een
methode
welke
in
het
proces
is
toegepast
en
waarvan
ik
denk
deze
in
volgende
projecten
te
gaan
gebruiken,
is
het
ontwikkelen
van
concepten
door
middel
van
storyboards.
Mijn
definitie
van
storyboards
zou
kunnen
omschreven
worden
als
een
hulpmiddel
voor
de
vertaling
van
uitgangspunten
(middels
symbolen)
naar
ruimtelijke
interpretaties.
7.2.2
Reflectie
op
het
procesonderdeel
Het
gebruik
van
storyboards
zoals
gedefinieerd,
is
niet
hetzelfde
principe
zoals
gebruikt
wordt
in
de
(teken‐)
filmwereld,
waar
het
concept
is
ontstaan.
De
storyboards
zijn
daar
een
opeenvolging
van
scenes,
die
uiteindelijk
een
verhaal
vormen.
Op
deze
wijze
gebruiken
ook
Neutelings
Riedijks
Architecten
de
storyboards,
zoals
blijkt
uit
het
boek
At
work:
Neutelings
Riedijks:
TRY
TO
FORGET
THE
DESIGN
THAT
IS
ALREADY
THERE.
THINK
UP
FORMS
OF
USE
THAT
COULD
GIVE
IT
NEW
MEANINGS.
DEVELOP
A
RANGE
OF
ASSOCIATIONS
THAT
ENRICH
(OR
CONTRADICT)
THE
DESIGN.
COMPOSE
A
STORYBOARD
OR
WRITE
SCENARIOS
FOR
POSSIBLE
SCENES
OR
SITUATIONS.
MAKE
A
DOLL’S
HOUSE
SCALE
1:50.
USE
ALL
THESE
ATTRIBUTES
AS
A
LEITMOTIV
FO
DEVELOPING
INTERIORS
ANS
CHOOSING
THE
MATERIALS
AND
COLOURS.
WORK
FORM
LARGE
TO
SMALL ,
ALWAYS
TAKING
CARE
THAT
THE
DIFFERENT
SCENES
REMAIN
IN
BALANCE.
(2005:215)
Deze
tekst
is
erg
kenmerkend
voor
het
proces
zoals
ik
deze
heb
doorlopen:
het
ontwerp
en
concepten
zoals
in
eerste
instantie
ontwikkeld
heb
ik
losgelaten
en
(middels
input
van
de
begeleiding)
een
nieuw
concept
ontwikkeld,
gebaseerd
op
verschillende
gebruikscenes.
Vervolgens
is
dit
ruimtelijk
vertaald
door
middel
van
een
maquette.
Wat
betreft
het
balans
van
de
verschillende
scenes
had
ik
meer
aandacht
aan
de
schaal
van
bepaalde
elementen
(zoals
de
gang)
kunnen
schenken
zodat
deze
in
verhouding
zijn
tot
de
rest
van
de
gebruiken.
7.3 7.3.1
Presentatietechniek:
wekelijkse
standaard
format
Beschrijving
van
het
procesonderdeel
Voor
de
feedback
van
begeleiding
van
het
werk
dat
is
verricht
is
vrijwel
consistent
een
format
aan
welke
wekelijks
is
gepresenteert.
Dit
format
kan
gezien
worden
als
een
aantal
A3
formaat
posters.
Vanuit
de
begeleiding
werd
hier
positief
op
gereageerd,
omdat
daardoor
snel
een
overzicht
van
het
werk
weergegeven
kan
worden,
het
werk
vergeleken
kan
worden
met
werk
van
anderen,
het
werk
inspirerend
kan
zijn
voor
anderen.
7.3.2
Reflectie
op
het
procesonderdeel
In
elk
vakgebied
worden
presentaties
gehouden,
waarbij
verschillende
methoden
en
hulpmiddelen
worden
ingezet.
Een
van
de
meest
gebruikte
methoden
is
waarschijnlijk
presentaties
middels
computer
en
projectie.
Echter
denk
ik
dat
het
kenmerkende
van
het
ontwerpproces,
de
continue
ontwikkeling
van
het
ontwerp
is,
dus
ook
tijdens
(de
feedback
van)
de
presentaties:
door
te
presenteren
met
het
genoemde
format
kunnen
aantekeningen
en
feedback
direct
opgenomen
worden
letterlijk
op
de
presentatie.
Door
bijvoorbeeld
wekelijks
te
presenteren
en
deze
presentaties
met
opgenomen
feedback
te
bewaren,
wordt
aan
het
eind
van
het
traject
het
gehele
proces
duidelijk.
31
8
Samenvatting
en
conclusies
De
gemeenteraadsverkiezingen
in
maart
2010
zijn
de
aanleiding
voor
de
ontwerpopgave
van
een
pop‐up
paviljoen.
De
verschraling
van
de
publieke
sfeer
en
de
huidige
scheldcultuur
in
de
politieke
maatschappij
zijn
probleemstellingen
waar
het
pop‐up
paviljoen
antwoord
op
geeft.
De
Socialistische
Partij
gaat
een
conservatievere
houding
aannemen,
door
behoud
van
normen
en
waarden
met
betrekking
tot
de
verzorgingstaat.
De
partij
heeft
moderne
marketingstrategiën
en
technieken
en
past
deze
op
propagandische
wijze
toe
in
de
publieke
sfeer.
Verder
is
het
een
actieve
partij
die
zich
veelal
indentificeert
met
het
volk,
waardoor
deze
populistisch
is
te
noemen.
Vanuit
analyses
zijn
uitgangspunten
gedestileerd,
welke
gebruikt
zijn
om
concepten
te
vormen.
Voor
dit
project
is
het
karakteristiek
dat
de
uitgangspunten
niet
direct
uit
de
stedelijk
contextuele
analyses
naar
voren
komen,
maar
voornamelijk
uit
de
politieke
context.
Er
zijn
diverse
analyses
gemaakt
zodat
een
breed
beeld
is
ontstaan
hoe
de
SP
zich
verhoudt
tot
andere
partijen
in
het
politieke
landschap
en
wat
de
karakteristieke
eigenschappen
zijn.
Na
ontwikkeling
van
een
aantal
concepten
zijn
nieuwe
methoden
voor
conceptvorming
toegepast,
waaronder
de
vertaling
van
waarden
en
programma
naar
storyboards.
Deze
methode
bleek
gunstig
voor
het
procesverloop,
omdat
hieruit
een
sterker
concept
naar
voren
is
gekomen.
Doorontwikkeling
van
binnen
naar
de
buitenkant
van
het
gebouw
is
op
ruimtelijke
wijze
in
de
vorm
van
maquettes
gebeurt
en
heeft
een
tweede
concept
opgeleverd
met
betrekking
tot
het
verloop
van
de
gevel.
Toepassing
van
technische
aspecten
met
betrekking
tot
de
mobiliteit
van
het
ontwerp
is
gebeurt
op
basis
van
analyse
van
het
eigen
ontwerp,
waardoor
het
ontwerp
gedeeltelijk
opnieuw
moest
worden
ontwikkeld.
In
volgende
soortgelijke
ontwerpopgaven
wil
ik
proberen
technische
aspecten
die
een
sterke
samenhang
hebben
met
het
concept
integraal
op
te
lossen,
door
de
principes
tot
de
essentie
te
destileren
en
met
het
ontwerp
door
te
ontwikkelen
tot
een
integraal
geheel.
32
Bronvermelding
en
literatuurlijst
Bronnen
Anon.
(2008)
De
SP
en
Wilders
zijn
elkaars
concurenten
[online].
Beschikbaar
bij:
http://www.trouw.nl/nieuws/politiek/article1860562.ece/De_SP_en_Wilders_zijn_elkaars_concu rrenten.html
[november‐januari
2010]
Hooven,
M.
ten.
(2006)
Een
dubbelhartige
partij.
Volkspartij
voor
vrijheid
en
democratie
[online].
Beschikbaar
op:
http://www.vn.nl/Archief/Politiek/Artikel‐Politiek/Een‐dubbelhartige‐partij.‐ Volkspartij‐voor‐vrijheid‐en‐democratie.htm
[november‐januari
2010]
Luijk,
B.C.
(2009)
NL
House
pop‐up
paviljoen
Rijksuniversiteit
Groningen,
DNPP.
Affiches
per
partij
[online].
Beschikbaar
bij:
http://affiches.dnpp.eldoc.ub.rug.nl/root/
[november‐januari
2010]
TU
Delft,
Faculteit
Bouwkunde
(2009)
Vakbeschrijving
en
toelichting
BK
6100a,
‐b,
‐u,
‐r
Ontwerpopgave‐eindwerkstuk‐combi
University
of
West
England
(2010)
A
guide
to
reference
[online].
Beschikbaar
bij:
www.uwe.ac.uk
[januari
2010]
Literatuur
Brawne,
M.
(2005).
Architectural
thought
:
the
design
process
and
the
expectant
eye.
Amsterdam
;
Boston,
Elsevier
:
Architectural
Press.
Ching,
F.
D.
K.
(2007).
Architecture
form,
space
and
order.
New
York,
Wiley.
Deleuze,
G.
and
F.
Guattari
(1994).
What
is
philosophy?
New
York,
Columbia
University
Press.
Heynen,
H.
(2004).
Dat
is
architectuur
sleutelteksten
uit
de
twintigste
eeuw
onder
red.
van
Hilde
Heynen,
Andre
Loeckx,
Lieven
De
Cauter,
Karina
Van
Herck.
Rotterdam,
Uitgeverij
010.
Leupen,
B.
(2007).
Ontwerp
en
analyse.
Rotterdam,
Uitgeverij
010.
Moussavi,
F.
and
M.
Kubo
(2006).
The
function
of
ornament.
Barcelona,
Actar.
Neutelings,
W.
J.,
M.
Riedijk,
et
al.
(2005).
At
work
Neutelings
Riedijk
Architects.
Rotterdam,
010
Publishers.
Plummer,
H.
(2009).
The
architecture
of
natural
light.
London,
Thames
and
Hudson.
Rossem,
M.
(2009).
De
ziekte
van
de
democratie.
Maarten!.
Diemen,
Historisch
Nieuwblad.
Smith,
K.
S.
(2005).
Architects'
drawings
:
a
selection
of
sketches
by
world
famous
architects
through
history.
Amsterdam
;
Boston,
Elsevier/Architectural
Press.
Thompson,
H.
A.,
R.
E.
Wycherley,
et
al.
(1972).
The
Athenian
Agora.
Vol.
14.
The
Agora
of
Athens.
Princeton,
z.
uitg.
Tromp,
B.
(1993).
De
wetenschap
der
politiek;
verkenningen.
Leiden,
DSWO.
33