Polderpark Cronesteyn Almanak Natuur Werkstuk in het kader van de Natuur Gidsen Cursus Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid (I.V.N.) Afdeling Leiden
1
Elsa Endhoven Ineke Mols Floris de Boer Ton Mullink
15 maart 2013
2
Inhoudsopgave Inleiding WINTER Hoofdstuk 1 Verleden, heden en toekomst van het Polderpark Cronesteyn LENTE Hoofdstuk 2 De vogels Hoofdstuk 3 De zoogdieren Hoofdstuk 4 Insecten en ander koudbloedig geleedpotig gedierte Hoofdstuk 5 Bomen, stuiken en kruiden ZOMER Hoofdstuk 6 Paddenstoelen Hoofdstuk 7 Natuurbeleving HERFST Afsluiting Lijst van illustraties
3
Blz. 4 Blz. 8 Blz. 10
Blz. 24 Blz. 25 Blz. 30 Blz. 34
Blz. 42 Blz. 51 Blz. 53 Blz. 58 Blz. 63 Blz. 66 Blz. 68
Inleiding
O
ver het Polderpark Cronesteyn bestaan inmiddels de nodige publicaties. Sommige zijn traditioneel in boekvorm, zoals de publicatie van Ed van der Vlist over de geschiedenis van het gebied. (Cronesteyn. Van broekland tot polderpark. Leidse Historische Reeks nr. 17).Andere, zoals de website www.polderparkcronesteyn.nl , kiezen voor de digitale vorm. Wat wij hebben gekozen is de almanak. Waarom een almanak? Het antwoord houdt ten nauwste verband met de relatie die de vier samenstellers van deze publicatie onderhouden met het gebied. De auteurs, Elsa Endhoven, Ineke Mols, Floris de Boer en Ton Mullink, volgen de Natuur Gidsen Cursus 20122013 van de afdeling Leiden van het I.V.N. Instituut Voor Natuureducatie en duurzaamheid : www.ivn.nl. In het kader van deze cursus hebben zij het polderpark geadopteerd als Adoptie Terrein, afgekort als AT. Die keuze was
4
voor elk van de vier nogal pragmatisch. De fysieke nabijheid van het park ten opzichte van de respectievelijke woningen speelde de belangrijkste rol. De korte periode van nog geen jaar waarin dit AT-team functioneert, c.q. functioneerde, moe(s)t in maart 2013 worden afgesloten met de presentatie van een werkstuk. En wat is dan een mooiere vorm dan een almanak? Een almanak – met als lichtend voorbeeld de Enkhuizer Almanak (www.almanak.nl) - moet informatief zijn, moet rijk geïllustreerd zijn, moet de seizoenen volgen en aandacht geven aan feest- en gedenkdagen. Maar voor de rest is de vorm behoorlijk open en biedt dus ruimte voor een invulling naar eigen goeddunken, mits aantrekkelijk genoeg voor de lezer. De lezer die wij op het oog hebben is in eerste instantie de (toekomstige) excursieleider. Graag bieden we hem of haar de nodige handvaten om de wandeling met belangstellenden door het polderpark boeiend en instructief te maken. Centraal staat daarbij het inzicht in het natuurlijke evenwicht van alle onderdelen van de levende natuur. Maar ook de individuele wandelaar die dit werkstuk onder ogen krijgt brengen wij graag een beetje liefde én een beetje extra kennis bij over de natuur in het gebied. Wandelaars zijn er in maten en soorten en ook wat dat betreft menen wij een aardig format gekozen te hebben. Een almanak is immers zowel traditioneel als eigentijds, zoals ons grote voorbeeld uit Enkhuizen aantoont. We gaan er geen grote gedrukte oplage van maken. Maar als Word-bestand laat het zich kosteloos verspreiden en reproduceren. Uiteindelijk hebben wij gekozen voor de volgende inhoud. Het eerste hoofdstuk blikt terug op het verleden, staat stil bij het heden en probeert een beeld te schetsen van de toekomst. De daarop volgende hoofdstukken behandelen de natuur in de vele facetten waarin we er van kunnen genieten, ook in Cronesteyn. Natuurlijk gaat het dan over vogels (hoofdstuk 2), zoogdieren (3), insecten, spinnen en ander kruipend over vliegend gedierte (4), bomen, struiken en kruiden (5) en uiteindelijk over paddenstoelen en
5
zwammen (6). Een zevende hoofdstuk is ingelast om het over natuurbeleving te hebben. Cronesteyn ligt aan de rand van de bebouwde kom. Het is geen natuurmonument, zoals bij voorbeeld het Naardermeer of de Amsterdamse Waterleidingduinen dat zijn. Het is een stadspark. Ook door inklemming tussen enerzijds de treinbaan Leiden – Alphen a/d Rijn en anderzijds de Rijksstraatweg A4 met haar afslagen kan dat ook moeilijk anders. Maar Cronesteyn vervult wel een unieke rol voor de stad Leiden en omliggende gemeenten als het gaat om het openbaar groen en om de ecologische infrastructuur. Het feit dat er stroken van zijn afgeknipt vanwege de verbreding van meergenoemde A4 wekt dan ook ongerustheid. Want waar vind de inwoner van Leiden en omstreken nou zo’n groot toegankelijk stuk groen? Vrijwel nergens. De polders van het Groene Hart zijn wijds, maar nauwelijks toegankelijk. Op andere plaatsen zijn leuke stukjes natuur te vinden, maar vaak gaat het dan om snippernatuur. Of om gebieden die ofwel gewoon gesloten zijn of waarvan de toegankelijkheid aan allerlei voorwaarden is gebonden. Cronesteyn daarentegen, daar mag je gewoon in! Op de meeste plaatsen mag je je hond uitlaten. Kinderwagens zijn geen probleem. Fietsers en zelfs cross-bikers krijgen de ruimte. Er toch zijn er legio plekje waar je je alleen kunt voelen in het landschap. En waar voor de natuurliefhebber genoeg te genieten valt. In het laatste hoofdstuk (7) willen we daar aandacht aan besteden. Cronesteyn als gebied waar je vergeefs zult zoeken naar de Cetti’s zanger of een Dassenburcht. Maar er broeden wel
6
slobeenden en blauwe reigers hebben er hun kolonie. Dit geschrift gaat over Cronesteyn als gebied waar je echt kunt ervaren dat je buiten bent. Waar wolkenluchten imponeren. Waar gevoetbald, gevliegerd en gepicknickt kan worden. Waar je bramen kunt plukken met de kinderen, maar ook kan genieten van vogels, beesten, insecten en noem maar op. Cronesteyn. Voor mijn en dein. Voor bij mooi en bij minder mooi weer. Natuur in de stad. Veel leesplezier. Het AT-team Cronesteyn
7
Winter Winter is het seizoen van rust en bezinning. De herfst en de lente zijn veel dynamischer dan de winter. Het recreatieve gebruik van het park stopt niet in de winter maar is wel veel minder intensief. Het volkstuinencomplex lijkt uitgestorven, op de camping is het stil en het water van de waterspeelplaats is bevroren of ijzingwekkend koud. Ook voor wat betreft de bedrijvigheid is het rustig. De boer heeft zijn koeien op stal, de akkertjes van de schooltuinen en de zorgboerderij liggen er modderig en verlaten bij en de bijen van de imkervereniging komen niet uit de kast. Toch gebeurt er in de winter ook van alles en is juist een park als Cronesteyn bij uitstek geschikt voor een vroege wandeling om hiervan te kunnen genieten. De blik op het landschap verandert regelmatig. Soms is de lucht, die in het open landschap van Cronesteyn goed te zien is, grijs en grauw en dreigen fikse regen buien. Een veilig heenkomen is dan ver te zoeken. Op andere momenten is lucht strak blauw en is de polder bedekt onder een bijna lichtgevende witte wollen deken. De winter geeft ook een ruimere blik, alsof bepaalde delen van het landschap de geheimen prijsgeven die eerder door een dikke laag loof verborgen werden gehouden. Zo is het in de winter veel eenvoudiger te zien wat er zoal in de bomen en struiken fladdert en kun je verrast worden door een groepje sijzen of enkele goudhanen. De open structuur van de bossage geeft ook een beter beeld van de opbouw van het park. Daar waar je in de groenrijke seizoenen geen indruk kan krijgen van structuur en begroeiing geeft de winter je hier ruim inzicht. En let, als je dan toch door de bomen aan het turen bent, ook eens op de weelderig tierende korstmossen die je op de takken en stammen van de bomen tegenkomt. Het kale takken seizoen is uitermate geschikt om je eens te verdiepen in deze symbiose van schimmels en algen. Je zou kunnen zeggen dat je door de korstmossen de boom niet meer ziet. De soorten die je dan het meest ziet zijn bijvoorbeeld het melig takmos en het veel voorkomende gewoon schildmos. Sla er eens een gids op na en je komt de meest komische namen tegen.
8
Maar het meest opvallend zijn toch wel de hoeveelheden speciale gasten die komen genieten van de rust en het voedsel dat het polderlandschap biedt, zoals de vele smienten en krakeenden die graag langs de slootranden van Cronesteyn vertoeven. De smient is in groten getale te zien en vooral ook te horen, zij hebben een zeer kenmerkende hoge roep die ze ook wel de bijnaam “fluiteend” gegeven heeft. (Een echte fluiteend is het natuurlijk niet, deze bestaat wel maar komt niet in Nederland voor.) Ook zijn er in de winter regelmatig verschillende soorten ganzen die foerageren op de weilanden zoals de grauwe-, brand- en Canadese ganzen. Veel mensen maken ook in de winter een rondje door het park om te genieten van de vele doorkijkjes. Al dan niet met een hond die natuurlijk alleen op de aangegeven plaatsen vrij mag spelen. Verder blijft het park aantrekkelijk voor joggers, fietsers en zelf een sporadische langlaufer is in het park waargenomen, hoewel we deze op waarneming.nl nog niet hebben kunnen terugvinden!
9
Hoofdstuk 1 Verleden, heden en toekomst van het Polderpark Cronesteyn A. Verleden
W
anneer je dit park voor het eerst betreedt en je loopt langs het informatiebord zul je een aantal namen tegenkomen die vragen oproepen. Hoezo: Polderpark Cronesteyn? En waarom heet een klein deel van het park: ‘landschapsbos”? Kijkend op de plattegrond van het park valt dan al snel op dat er een kasteel is getekend in dat landschapsbos, met daarom heen duidelijk een slotgracht. Hoe zit dit precies? Over de geschiedenis van Cronesteyn valt veel te vertellen. We beperken ons tot enkele wetenswaardigheden die leuk kunnen zijn om bij een excursie aan publiek te vertellen. Wanneer u het landschapsbos inloopt zult u vergeefs zoeken naar dat kasteel. Het landschapsbos stamt uit de tijd dat er daadwerkelijk een landgoedhuis stond op het door een slotgracht omringde stuk land. Dit landgoed heeft diverse eigenaren en diverse benamingen gehad. Lange tijd heette het gebied Knotter polder. De betekenis van die naam hebben we niet kunnen terugvinden. Ongetwijfeld verwijst het echter naar de gewoonte om wilgen en andere bomen te knotten teneinde zo het materiaal te verkrijgen voor het maken van erfafscheidingen, manden en werktuigen als bezems. De laatste bewoner noemde zichzelf : “heer van Cronesteyn”, dit was in 1758. Helaas steekt er sinds het einde van de 18e eeuw geen sierlijke toren meer uit boven de bomen van het landschapbos. De laatste restanten van wat ooit een kasteel was, zijn verwijderd als puin rond 1800. Wegens verwaarlozing van het gebouw was sloop aantrekkelijker dan verbouwing. Hierna heeft er nog wel een zomerhuis op de plek gestaan. In de 18e eeuw wandelden al historiebewuste Leidenaren door Cronesteyn. Zouden die met dezelfde blik gekeken hebben naar de rust en de natuur zoals wij dat nu doen anno 2013?
10
Langer geleden, tijdens het beleg van Leiden (1574) was het kasteel Cronesteyn ook al een keer verwoest. Dit maal in opdracht van de stad Leiden, omdat het te dicht bij de stadsmuren lag. Alle gebouwen die zich te dicht bij de muren bevonden moesten worden afgebroken zodat de vijand (de Spanjaarden) zich niet kon verschansen zo dicht bij de stadsmuren. Vlakbij Cronesteyn ligt de bekende Lammenschans/ de schans Lammen. Zoals de meeste schansen lag de schans Lammen op een strategische plaats, bij de kruising van de Vliet, de Roomburgwatering (=nu Rijn-Schiekanaal) en de Vrouwenvaart. Op deze plek, zo wil het verhaal, heeft de 13 jaar jonge Cornelis Joppenszoon een ketel hutspot gevonden in de door de Spanjaarden in de haast verlaten lege schans. Dit verhaal is aanleiding voor de jaarlijks terugkerende 3-oktoberviering in Leiden. Toen de stad ontzet was door de watergeuzen, werden de uitgehongerde inwoners beloond met haring en wittebrood. Leiden was ontzet. Nog iets langer geleden: In 1510 wordt voor het eerst de naam Cronesteyn gebruikt op officiële documenten, zowel het kasteel als het gebied eromheen. Hoewel het wel op veel verschillende manieren wordt gespeld. Ridder Floris van Alkemade was in het begin van de vijftiende eeuw eigenaar en bewoner van de hofstede, die toen nog Heer Wouterswerf werd genoemd. Hij trouwde met Lijsbet van Cronenburg. Er wordt aangenomen dat het landgoed Cronesteyn het eerste deel van zijn naam hieraan dankt. Het tweede deel “Steyn”zou van het woord ‘steen’ kunnen komen, een verwijzing naar het stevige stenen gebouw. Hoewel de naam Cronesteyn pas een eeuw later in gebruikt wordt genomen. Het heette waarschijnlijk op dat moment gewoon de hofstede van Alkemade. Vlakbij het ridderlijke huis stond een kapel, die door de Van Alkemades was gesticht en die aan de Maagd Maria was opgedragen. De Maria-of Vrouwenkapel. Hiervan is niets meer over. Er wordt aangenomen dat de huidige Vrouwenweg en Vrouwenvaart hun naam aan deze kapel te danken hebben. Cronesteyn ligt in de Kleine Cronesteynse of Knotterpolder. Deze polder behoorde tot 1966 bij de gemeente Zoeterwoude. De grond bestaat uit een dikke laag veen, het Hollandveen dat ongeveer 5500 jaar geleden gevormd. Door overstromingen van de Rijn, zijn daar kleilagen overheen gekomen, dit is omstreeks 500 tot 200 v.C. Maar ook nog van later: 800 tot 1200.
11
Aan het begin van onze jaartelling bestond het grootste deel van de kuststrook uit bos. Op alle strandwallen (de restanten van oude duinen en kusten) groeide ooit bos. Tussen deze strandwallen kon men het land bewerken. Deze delen noemt men geestgronden. Het laaggelegen land naast de rivieren heet broeken. Weer verder terug in de tijd: aanwijzingen van een fossiel bos, 2000 jaar geleden zou hier langs de Rijn een gemengd eikenbos gestaan hebben, eiken, iepen, linden en vooral elzen (meer dan 50 %). Tevens enkele berken, dennen en (haag)beuken, als ook de hazelaar. Tot ongeveer 700 n.C. bleef het landschap bestaan uit bomen. Na die tijd begonnen mensen met het omkappen van bomen om te kunnen wonen en werken. Het is waarschijnlijk dat de Knotterpolder voor het begin van onze jaartelling bewoond is geweest. Een tweetal potscherven uit late ijzertijd zijn hier getuigen van. (voor wie het niet paraat heeft, de ijzertijd was in Nederland van ongeveer 800 v.c. tot de Romeinse tijd, rond begin van onze jaartelling).
12
13
Voor de Romeinen vormde de Rijn de noordelijkste grens van het Romeinse Rijk. De Romeinen bouwden daar hun militaire versterkingen (Castella). Zo lagen er langs de Rijn meerdere forten. In Leiden lag het “Matilo”. Het zijn de Romeinen geweest die een kanaal groeven die de Rijn verbond met de Maas (de Corbulogracht) . In 1912 is dit vergraven tot het Rijnschiekanaal. Er zijn bij de aanleg van het Rijn-Schiekanaal vele Romeinse overblijfselen gevonden. Het nabije verleden. Er kwamen plannen om de Knotterpolder in te richten als recreatiegebied. Deze plannen lagen er al sinds 1958, maar pas sinds 1966 behoorde het poldergebied bij de gemeente Leiden, daarvoor was het grondgebied van de gemeente Zoeterwoude. Sinds 1975 is de gemeente Leiden ook privaatrechtelijk eigenaar van de polder. Het landgoedbos verkeert op dat moment in een slechte staat. De meeste bomen zijn in de oorlogswinter gekapt voor brandhout. Het bos dat wordt aangetroffen bestaat vooral uit uitlopers van oude stobben. Het bos wordt gedeeltelijk gekapt en opnieuw beplant. De toegangsbrug komt op dezelfde plaats als waar ooit de toegangsbrug naar het kasteel was. Wie goed kijkt ziet daar nog de oude fundamenten liggen in de slotgracht. De architect van polderpark Cronesteyn, Evert Cornet, heeft drie landschapskenmerken behouden. Het eerste element: een dichtgegroeide strook langs het Rijn- Schiekanaal met zeer diverse bebouwing. Van zuidwest naar noordoost wandelend eerst boerderij Cronesteyn met boomgaard, daarachter het landschapsbos van voormalig buitenhuis Cronesteyn, en daarachter de Stochemhoeve met boomgaard en tuinderij met kassen. B. Heden
C
ronesteyn heeft een rijk verleden, maar ook een rijk heden. Vol van zichtbare en minder zichtbare schatten. Een van de schatten van Cronesteyn is de grote variatie in biotopen die in en om het park te vinden is. Die rijkheid aan biotoopjes zorgt er voor dat er buiten de wel 474 verschillende plantensoorten die zijn aangetroffen, ook veel soorten vlinders, paddenstoelen en vogels voorkomen. Hieronder volgt een beperkte opsomming van wat Cronesteyn vandaag de dag zoal aan landschappen te bieden heeft. Het park is ca. 90 hectare groot en is hiermee ook het grootste
14
park van de gemeente Leiden. Overigens is Cronesteyn een van de jongste parken, maar heeft wel de best bewaarde eeuwenoude verkaveling van Leiden. Het is ook het meest bezochte park en dat is ook wel logisch, want er is voor iedereen wel wat te vinden. Van de 90 hectare is ca. 25 hectare door de gemeente Leiden verpacht als landbouwgrond. In de weide staan de koeien ons mensen vaak vol ongeloof te bewonderen. De grazende herkauwers zijn ook van dichtbij te benaderen, er loopt namelijk door het park een “laarzenpad”. Dit is een pad dwars door het park dat ook de weide kruist. Over dit laarzenpad bestaat wel enige discussie. Er zijn mensen die het gebruik ervan zowel als een verstoring van de rust van flora en fauna beschouwen als een hinderlijke verstoring van het uitzicht. “Het weiland is immers ook prima te bewonderen vanaf de zijlijn”. In ieder geval wordt er niet al te veel gebruik gemaakt van het laarzenpad. (Overigens zijn veel van de reguliere wandelpaden ook te bestempelen als “Laarzenpad”, want bij de minst of geringste regenbui staan de paden blank en kun je niet anders dan grote omtrekkende bewegingen door de modder maken. Hier heeft de gemeente Leiden nog een mooie uitdaging.) In de weide is behalve vee natuurlijk ook veel natuurschoon te bewonderen. Zo kun je er bijvoorbeeld de grote zilverreiger, ooievaar en reiger tegenkomen en in de lente en zomer zijn kievit, grutto, tureluur en scholekster te zien en vooral ook te horen. De meest voor de hand liggende ingang van het park is die aan de westpunt bij de kruising Vlietweg-Vrouwenweg. Reden hiervoor is het weliswaar beperkte aantal parkeerplaatsen dat hier te vinden is, maar ook is hier ruimte om je
15
fiets te stallen bijvoorbeeld bij het daar gelegen restaurant. www.brasseriecronesteyn.nl Als je nu langs het kanaal richting de entree van het landgoedbos loopt is het eerste dat je tegenkomt de oude Hoeve Cronesteyn. Deze oude melkveehouderij is in 2007 omgebouwd tot activiteitenboerderij en is nu in gebruik door de stichting Gemiva www.gemivasvg.nl/43905/Hoeve_Cronesteyn.html. Deze stichting ondersteunt mensen met een verstandelijke handicap. Hoeve Cronesteyn biedt aan deze mensen vormen van dagbesteding hetgeen kan variëren van werk in de kassen en bijvoorbeeld papier prikken tot werken op het land. Ook wordt door de cliënten van Gemiva regelmatig onderhoud verricht aan het polderpark. Hoeve Cronesteyn heeft verder nog een winkel die op werkdagen geopend is en waar oogst en andere producten verkocht worden. Direct naast de hoeve ligt het landgoedbos deze is al beschreven in de historie van Cronesteyn. Het landgoedbos biedt heden ten dage vooral ruimte aan de kleinere zangvogels maar ook de bonte specht kun je hier regelmatig tegenkomen. In de lente en zomer kun je de daslook die hier volop groeit al op grote afstand ruiken. Erg leuk aan dit authentieke stukje bos is dat nog steeds de oude gracht zichtbaar is met daar binnen het niet te betreden terrein waar het kasteel gestaan heeft. Het landgoedbos is niet zo heel groot, maar is wel erg gevarieerd in vegetatie. Wie geluk heeft kan in dit gebiedje een ijsvogel tegenkomen. Deze ijsvogels hebben het in de winter erg zwaar als de sloten bevroren zijn, zij kunnen dan moeilijk aan hun eten komen. Een ijsvogel kan ongeveer 15 jaar oud worden maar helaas wordt deze leeftijd niet vaak gehaald. Niet vrij toegankelijk maar wel zeker het vermelden waard zijn de schooltuinen van de “Akkerdistel”. www.schooltuinenleiden.nl/365 43682 Dit stukje groen is onderdeel van de vereniging Leidse schooltuinen die als doel heeft door kinderen op een speelse
16
wijze bezig te laten zijn, hen meer inzicht in, en kennis van, planten en bloemen te geven. Het schooltuincomplex was in het verleden ook al een boomgaard en een moestuin, tot ca 1980 was hier een tuinderij gevestigd. Een aantal elementen uit het verleden zijn nog steeds terug te vinden, zoals de boomgaard met hoogstambomen, de oude knotwilgen en de gerestaureerde tuinschuur uit 1890. Eén van de auteurs van deze almanak, Ineke Mols, is zelf werkzaam als vrijwilliger bij de schooltuinen. Wie optimaal wil kunnen genieten van polderpark Cronesteyn kan natuurlijk een periode verblijven op de natuurcamping die je in Cronesteyn kunt vinden. De Stochemhoeve was tot 1995 nog een oude boerderij maar na die tijd verbouwd tot kleine camping met een aantal trekkershutten en een groepsaccommodatie. Vanaf de achterzijde van de camping heb je prima zicht op het polderpark, de voorzijde ligt aan het Rijn Schiekanaal. Net als “Hoeve Cronesteyn” zijn ook de “Stochemhoeve” en de “Akkerdistel” erg nauw betrokken bij de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking voor zowel de recreatieve kant als de dagbesteding. www.stochemhoeve.nl. Als je reigers wil zien moet maar eens naar, hoe kan het ook anders, het reigerbos komen. In Cronesteyn zijn de laatste jaren jaarlijks zo’n 60 broedparen blauwe reigers geteld waarvan ca. 50 in het reigerbos. Ze zitten graag in de Italiaanse populieren die hier staan, deze zijn ooit aangeplant ter bescherming van de boomgaard die hier geweest is. Wie rond het voorjaar door het reigerbos loopt hoort vanuit de boomtoppen de schelle kreten van de reigers op hun nesten. Per legsel komen 3 tot 6 jongen uit de eieren, dit geeft een aardig rumoerige bevolking van het relatief kleine reigerbos. De jongen worden onder andere gevoed met vis, muizen en mollen. De restanten hiervan worden vaak over de rand van het nest naar buiten gewerkt. Samen met de uitwerpselen en braakballen kan dit een aardig riekende bende worden. Naast de reigers is er in 2012 ook een eerste broedpaar lepelaars waargenomen. Velen hopen dat deze in de toekomst weer terug zullen komen. In het reigerbos is ook een bijenstal te vinden die onlangs nog is opgeknapt, deze is onderdeel van de Imkers vereniging Leiden. www.imkersleiden.nl. Aan de noordelijke ingang van Cronesteyn kom je meteen de waterspeelplaats tegen. Aan deze waterspeelplaats heeft menig volwassene nog dierbare herinneringen en ook nu wordt de speeltuin nog volop gebruikt
17
door de nieuwe generatie. Lekker kliederen met zand en water, spelen met de waterpompen en de vlotten en daarna lekker in het zonnetje op de ligweide. Honden zijn hier niet toegestaan, ze zijn dit overigens ook niet in het reigerbos, de schooltuinen, het landgoedbos en de moerastuin. Een vrij groot oppervlak van het hele park wordt in beslag genomen door de tuinvereniging www.tvCronesteyn.nl/, deze bevindt zich aan de zuidzijde van het gebied. De tuinvereniging is een vrij grote vereniging met veel actieve leden. Er zijn 308 tuinen te bewonderen. Naast de enorme variatie in vegetatie van de tuinen zijn er veel soorten vogels te vinden die zich te goed doen aan veelvuldig beschikbaar gestelde vetbollen en pindanetjes. Het is altijd leuk om tijdens een wandeling ook even een klein stukje door de tuinen te lopen. In de winter is er natuurlijk wat minder activiteit te vinden maar het loont nog steeds de moeite om eens een kleine wandeling langs de tuintjes te maken, het is heel goed mogelijk dat je verrast wordt door een opvliegende groep sijzen of groenlingen. Redelijk centraal gelegen ligt het vroegere bezoekerscentrum en theehuis “Reigersbos”. Dit centrum is nu gesloten als gevolg van bezuinigingen door de gemeente Leiden. Wat de nieuwe functie van dit gebouw gaat worden is op het moment van schrijven van deze almanak nog niet bekend. Wel is deze locatie nog steeds het startpunt van de excursies/rondleidingen die gegeven worden door onder andere de KNNV en IVN. www.ivn.nl/leiden/ In de moerastuin in de zuidoost hoek is veel te zien. Bij aanleg van de moerastuin in 1982 is de meeste grond van de tuin afgegraven met als gevolg dat de grond hier erg schraal en voedselarm is geworden. Het maaibeleid op dit stukje grond, eigenlijk zijn het 3 eilandjes met bruggetjes verbonden, heeft hier ook nog eens aan bijgedragen. Een van de drie eilandjes is niet toegankelijk voor publiek en wordt niet actief beheerd. Wat je er onder andere aan vegetatie veelvuldig kan
18
tegenkomen zijn de ratelaar, moerasspirea, kamgras en de gevlekte rietorchis een geoefend zoeker kan hier zelfs de Spaanse ruiter vinden. Cronesteyn is vandaag de dag een zeer bezocht en gewaardeerd stadspark dat ondanks enkele tegenslagen (sluiting bezoekerscentrum en verbreding A4) nog steeds bruist van de energie. Er wordt zeer veel gebruik gemaakt van alle in het park aanwezige voorzieningen op het gebied van natuurbeleving, recreatie en sport. In sommige gevallen willen de belangen van deze groepen nog wel eens botsen maar Cronesteyn is groot genoeg om voor een ieder ruimte te bieden.
19
20
C. Toekomst
I
n juni 2009 schreef de Vereniging van Vrienden van Polderpark Cronesteyn het volgende op hun site www.polderparkcronesteyn.nl. Er dreigen in de nabije toekomst donkere wolken aan de horizon. Het park ligt als een wybertje ingeklemd tussen de spoorbaan Leiden-Alphen, de A4, het Rijn-Schiekanaal en de Europaweg. De N11-oost takt aan de A4 aan pal achter het park. De A4 zal worden verbreed van 2 x 2 rijstroken naar 2 x 3 (met mogelijkheid voor 2 x 4 rijstroken). Deze verbreding – onderdeel van het W4 project – zal helaas 4,2 ha van het park afpeuzelen en vanaf 2009 – 2014 veel verstoring te weeg brengen. De voorbereidende werkzaamheden (verplaatsen van gasleidingen, kabels) zijn al van start gegaan.Zoals het er nu – juni 2009 uitziet zal een groot deel van de grienden en het boerenpad verdwijnen. De functie van het Boerenpad wordt dan overgenomen door het Orchideeënpad langs de volkstuinen, dit pad is daarvoor al verbreed. De A4 komt – met alle herrie – dan nog dichter bij het centrum van het park te liggen. Ook de mogelijke komst van de RijnGouwelijn zal de ingang van het park drastisch gaan veranderen met een brug over het Rijn-Schiekanaal voor trein en lightrail van 6,6 m hoog en een verhoogd talud. Om over een mogelijke N11 aansluiting parallel aan de A4 maar te zwijgen (De zg. Rijnlandroute als verbinding tussen A4 en A44). In het licht van deze toekomstige ontwikkelingen is een sterke parkvereniging hard nodig om – indien mogelijk - in samenwerking met verwante organisaties en de gemeente Leiden – de belangen van het park te behartigen. Inmiddels is er ca 4 hectare van het park verloren gaan aan de verbreding van de A4, terwijl de eventuele aanleg van de Rijngouwelijn ook enige ruimte zal kosten, omdat daarvoor een dubbelsporige verbreding van het bestaande
21
spoor gepland staat. Dat daarnaast wellicht nog een station en enige “lintbebouwing” rond het spoor door bepaalde instanties overwogen wordt baart uiteraard grote zorgen. Om nog maar te zwijgen van het risico dat de N11 op een gegeven moment doorgetrokken wordt en het handigste tracé door Cronesteyn zou blijken te lopen… Dat zou weer - nog - minder groen betekenen voor een al zo dicht bebouwde stad en relatief boom-arme stad als Leiden. Wij schrijven nu eind 2012. Het laatste beheersplan dat de gemeente Leiden heeft gemaakt dateert van juni 2004. Los van alles was dat een mooi staaltje bestuurlijke duidelijkheid, waarin in 56 pagina’s met veel plattegronden en aan de hand van een duidelijk format tot op detailniveau werd uitgewerkt hoe de stad om zou gaan met haar grootste park. Interessant is het mogelijke doorkijkje dat het plan uit 2004 ons toont naar de toekomst.
In bovenstaande tekening wordt dit globaal uitgewerkt. Twee ideeën die – onuitgewerkt uiteraard – naar voren komen spreken ons aan. Op de eerste plaats het beter beschikbaar maken van de ruimte. In 1975 kwam het formele eigendom van Cronesteyn in handen van de gemeente Leiden. In 1982 werd het polderpark gerealiseerd naar het ontwerp van Evert Cornet. Cornet was geïnspireerd door een landschapsstijl, waar open ruimte
22
en z.g. “zichtlijnen” een belangrijke plaats zouden innemen. Dat is nog steeds goed te zien: er is veel open ruimte met gazon. Wat wij constateren is, dat deze visie destijds goed heeft gewerkt, maar dat het moment voor heroverweging toch wel lijkt te zijn aangebroken. De echte charmes van het open Hollandse polderlandschap is Cronesteyn al een tijdje kwijt. De open en tegelijkertijd toegankelijke ruimtes zijn winderig, nat en nogal saai. In plaats van uit te nodigen tot potjes voetbal, vliegeren en picknicken gebeurt er weinig. De natuurwaarden zijn niet laag, maar op de ‘beleving’ er van valt het nodige af te dingen. Hoewel bij dat laatste gezegd moet worden dat dit een subjectief oordeel is waarover de meningen kunnen verschillen. In het korte bestek van dit hoofdstuk pretenderen wij geen alomvattend toekomstvisie neer te leggen. Maar wij zijn er van overtuigd dat met bescheiden middelen – tenslotte zal de verbreding van A4 en mogelijk ook het spoor tot compensatienatuur moeten leiden – zowel de natuurwaarden duidelijk verbeterd kunnen worden, als de publieksvriendelijkheid. En daarmee het feitelijke gebruik van het park. Van het abstracte tekentafel-idee van “zichtlijnen” kunnen we beter afscheid nemen. De publieke ruimte kan veel intiemer en toegankelijker worden. Vergelijk bij voorbeeld het Westerpark in Zoetermeer. Aanleg van een vogelplas met (hufterproof!) een vogelkijkhut, hoogteverschillen door de aanleg van niet al te grote kunstmatige heuvels, milieuvriendelijk beheer van oevers en slootranden kan het gebied zowel recreatie- als milieuvriendelijker maken. De ontsluiting via meer bruggen en evt. herstel van de fietstunnel onder de A4 is voor verbetering vatbaar. Heel belangrijk is de opname van het gebied in een ecologisch netwerk. Wandel- en fietspaden kunnen -meer dan nu – met kleine ingrepen uitnodigen om af en toe af te stappen om de natuur te voet te gaan ontdekken. Het Knottepad zou idealiter doorgetrokken worden via een tunnel onder de N206 en aansluiten op de Vlietlanden. Naar het noorden toe zou de recreatieve fietser een alternatief kunnen krijgen voor de nu afgesloten fietserstunnel onder de A4 vanaf het Boerenpad. Misschien het allerbelangrijkste is misschien nog wel de opname van Cronesteyn in een ecologische infrastructuur: een systeem dat de verschillende groene gebieden in de omgeving van het park met elkaar verbindt. De gemeente Leiden schrijft daar zelf hoopgevende teksten over op haar site: “Aan de oostkant van Leiden ligt de Oostvlietpolder, een essentiële
23
schakel tussen de groene landschappen het Land van Wijk en Woude en het Duin Horst en Weide gebied. In het Collegeakkoord van maart 2010 staat dat de gehele Oostvlietpolder duurzaam groen moet blijven. De Oostvlietpolder is nu vooral ‘kijkgroen’. Leiden wil dat er meer plezier aan dit mooie stukje Groene Hart beleefd kan worden en tegelijkertijd de rust en weidsheid van het landschap versterken”. En: “De Oostvlietpolder verbindt het Recreatiegebied de Vlietlanden in het zuiden met de parken Polderpark Cronesteyn, de Bult en Matilo in het noorden. Daarnaast is de polder een essentiële schakel in de verbinding met het Land van Wijk en Wouden in het oosten en het Duin Horst en Weidegebied in het westen”. En: “Er wordt rekening gehouden met het belang van de groene recreatieve verbinding tussen de Vlietlanden, de Oostvlietpolder en Cronesteyn”. Waar het toe gaat leiden weten we niet. Maar voor pessimisme is geen reden. Er zijn volop kansen om de natuurwaarden en –beleving op een hoger peil te brengen. Cronesteyn is en blijft genietbaar!
24
Lente Tijdens een wandeling door het landgoedbos van Cronesteyn worden diverse zintuigen aangesproken. Waarschijnlijk zal uw neus als eerste de waarneming doen: een sterke heerlijk geurende uienlucht! Daarna volgen uw ogen en is de diagnose gesteld: hier groeit zeer uitbundig het daslook. Deze plant is een beschermde soort. Hij komt niet veel voor in Nederland en valt onder de zogenaamde ‘Stinzenplanten’. Het woord Stins komt uit het Fries en is een ander woord voor een stenen huis. Vaak waren dit landgoederen of buitenplaatsen. De planten die onder de stinzenplanten worden gerekend zijn planten die ooit aangeplant (17e eeuw) zijn door zijn opvallende voorkomen. Later zijn de planten verwilderd. De plant is een bolgewas, die zich verspreidt door zaad, in tegenstelling tot de meeste andere bolgewassen. Verderop in het park, zien we de sleedoorn met sneeuwwitte bloesems. Deze struik bloeit al zeer vroeg in het voorjaar. Zijn bloemen zijn prachtig om te zien, maar pas op, want grote gemene stekels steken naar alle kanten uit. Het waren waarschijnlijk de sleedoornstruiken die rond het kasteel van doornroosje groeiden en niet de roos. Want de sleedoornstruiken zijn werkelijk ondoordringbaar. Een goede plek ook voor andere planten om te groeien, geen dier kan erbij om je op te eten! De eerste sneeuwklokjes zijn trouwens alweer aan het verwelken, die bloeiden al in januari. Maar voorzichtig zijn er steeds meer bloemen en planten te vinden die door de langere dagen en de warme lentezon gedreven, de groei inzetten. Bijvoorbeeld het fluitenkruid en het madeliefje. Welke bomen laten al zien dat ze de lente in hun bol hebben? In ieder geval de zwarte els, die uitbundig sijsjes aan het lokken is met z’n elzenproppen en katjes. Maar ook de berk, de linde en de hazelaar zijn vroege bloeiers. De koolmezen, pimpelmezen, kauwen en de roodborstjes, ze zijn allemaal alweer nestplekken aan het inspecteren. Ook de Muggetjes dansen al voorzichtig om je heen. En zeker niet te vergeten de eerste buitentrainingen van menig sportclubje, de joggers, de nordic walkers, de skaters, de fietsers en de wandelaars, allemaal zetten ze weer hun eerste schreden, vol goede voornemens in ons park. Kortom: de lente is er!
25
Hoofdstuk 2 De vogels
T
rek of migratie, het is een van meest fascinerende onderwerpen uit de dierenwereld. Niet alleen vogels doen het maar ook de zoogdieren, insecten, reptielen, vissen en wij zelf: de mensen. Om een paar voorbeelden te noemen: De volwassen paling die terugkeert naar de Sargassozee ten oosten van Florida en bij volle maan paait om nageslacht te verwekken waarna de glasaaltjes weer naar de gebieden trekken waar de volwassen vis vandaan kwam. Of de Monarchvlinders die ieder jaar vanuit het noorden van de VS en Canada naar bepaalde bomen in Mexico vliegen, een vlucht van 4 tot 5 duizend kilometer om daar te overwinteren. Een van de meest tot de verbeelding sprekende soorten van trek is toch wel de vogeltrek. Er zijn verschillende soorten van trek met daarbij behorende eigenschappen. Zo is er de slaaptrek. Buiten het broedseizoen willen soorten als spreeuwen en kauwen graag samen slapen. Dan kan je ’s avonds vaak grote aantallen zien en horen die veilig samen een boom of hoogspanningsdraden opzoeken. Er is ook de voedseltrek. Een leuk voorbeeld hiervan zijn onze wilde eenden die in soms in de avonduren de stad uittrekken om ’s nachts voedsel te zoeken. Bij sommige soorten vogels en met name bij ganzen en eenden komt het voor dat zij naar veilige, vaak moerasachtige, gebieden trekken om daar na de broedtijd hun versleten verenpak in een te keer vervangen voor een nieuwe. Dit noemen we ruitrek. En dan is er nog een soort trek die niet in Nederland voorkomt, dit is de verticale trek. Hier gaat het om vogels die in de winter laag gelegen gebieden opzoeken om voedsel te kunnen vinden. De afstanden die afgelegd worden bij alle hierboven genoemde soorten van trek zijn relatief kort en zullen in sommige gevallen ook niet als trek ervaren worden. De bekendste vorm van vogeltrek is toch wel de seizoenstrek. In de winter trekken groepen vogels naar gebieden waar meer voedsel te vinden is, dit hoeven niet per definitie zuidelijker gelegen gebieden te zijn. De meeste vogels trekken ’s nachts dus daar zien wij helemaal niets van. In de ochtend uren kun je nog wel eens een groep kleine zaadeters voorbij zien komen en overdag zie je de trekvogels die het vooral moeten hebben van het gebruik van thermiek. Ganzen kun je ’s avonds nog wel voorbij zien komen, zij bereiken ook de grootste hoogte.
26
Indische ganzen passeren de Himalaya op hoogten van ca. 10.000 meter, zij zijn samen met de Rüppells gier recordhouder op dit gebied. Een andere recordhouder is de Noordse stern deze broedt op het noordelijk halfrond en overwintert op het zuidelijk halfrond. Een jaarlijks reisje van zo’n 35 tot 40 duizend kilometer. Als je het hebt over seizoenstrekvogels kan je nog eens een vierdeling maken. Een groep zomergasten, dat zijn de vogels die bij ons komen broeden zoals de ooievaar en de grutto en in de winter warmere streken opzoeken. En dan zijn er de wintergasten die komen ons met hun aanwezigheid verblijden, omdat ons gebied voor deze soorten gematigder streken zijn. Denk hierbij aan de smient, de kramsvogel en de koperwiek. De derde groep trekkers zijn de doortrekkers deze groep is hier “slechts op bezoek”, zij broeden in het noorden van Europa en overwinteren in het warme zuiden. Een voorbeeld is de visarend. En als laatste groep zijn er de jaarvogels, deze zie je het hele jaar, maar het vogeltje die je in de zomer ziet is niet hetzelfde beestje als die in de winter op het voederplankje staat, een bekende vogel die onder de jaarvogels valt is de roodborst.
27
Verreweg de meest bekende en geliefde trekvogel van ons land is de boerenzwaluw. Rond eind maart, begin april komende meeste zwaluwsoorten weer terug, nadat zij hun wintervakantie hebben doorgebracht in West-Afrika en in sommige gevallen zelfs in Zuid-Afrika en Botswana. En die boerenzwaluwen komen dan natuurlijk het liefst naar Cronesteyn om daar onder de dakranden van “Hoeve Cronesteijn” of de “Stochemhoeve” hun nestje te maken. De Vereniging Vrienden van Polderpark Cronesteyn (VVPC) heeft een werkgroep die ieder jaar de broedvogels inventariseert en daarvan verslag doet in het ledenblad en op de site www.polderparkcronesteyn.nl Sinds het begin van de inrichting van het park wordt er geïnventariseerd. Dit werd opgestart door één persoon en sinds 2008 gebeurt dit met 8 personen. De eerste inventarisatieronde vindt rond begin/half maart plaats en de laatste eind juni. Aangezien Cronesteyn flink groot is, is het gebied in twee delen gesplitst. Per deel kost het 2 1/2 uur om een ronde te doen. Een broedvogelinventarisatie bestaat uit een aantal bezoeken aan een gebied, waarbij alle waargenomen vogels op een kaartje worden ingetekend. Alle delen van het gebied moeten meerdere keren zijn bezocht, liefst op een tijd dat de meeste vogels bezig zijn met zingen. Aan het eind van het broedseizoen worden alle waarnemingen per soort op een kaart ingetekend. Als op één plaats op verschillende data een soort is waargenomen, dan wordt aangenomen dat die soort daar een territorium gevestigd heeft. We spreken dan van een broedgeval. In 2012 heeft een recordaantal vogels gebroed in Cronesteyn: 57! Waarvan 2 nooit eerder gebroed hebben in Cronesteyn: de lepelaar en de ooievaar. De putter, de witte kwikstaart en de bosuil zijn na enige jaren afwezigheid ook weer terug in Cronesteyn. Helaas in 2012 geen broedgeval van de Boerenzwaluw, ijsvogel, ransuil en groene specht. Hieronder een kort overzicht van de vogels in Cronesteyn, te onderscheiden in de reigerkolonie, weidevogels, roofvogels en uilen, bos- en parkvogels. De blauwe reigers in Cronesteyn zijn zeer succesvol in het Reigersbos. De kolonie spreidt zich sinds enkele jaren uit naar het landgoedbos. De hoge bomen die met klimop begroeid zijn, maken het erg lastig nauwkeurig te
28
tellen. De broedaantallen variëren van 50 in 2007 naar 60 in 2011 en 51 in 2012. In ieder geval is de reiger de meest talrijke broedvogel in het park. Weidevogels: Polderpark Cronesteyn biedt als een van de weinige parken ruimte aan weidevogels. Te vinden zijn grutto (8 broedgevallen), kievit (7 broedgevallen), scholekster (4 broedgevallen), tureluur (2 broedgevallen)en de slobeend. Cronesteyn heeft te maken met een daling in aantallen, zoals het landelijk ook niet goed gaat met de weidevogels. Het uitstellen van de maaidatum voor enkele graslanden pakt wel goed uit. In 2011 waren er laat in het broedseizoen nog veel grutto’s en tureluurs aanwezig. De roofvogels profiteren vermoedelijk ook van het uitgestelde maaibeleid. In de dichte begroeiing zitten veel muizen. In 2012 broedden zowel de sperwer, de buizerd als de bosuil in het park. Helaas geen ransuil in 2012. De meeste bos- en parkvogels doen het goed. Zo zijn veelvuldig te horen: sijsjes (alleen op doortrek), putters, groene specht (dit jaar geen broedsel) , grote bonte specht, roodborst, staartmees, koolmees, gaai, kauw, boomkruiper (4 broedgevallen), pimpelmees, merel, fitis, tjiftjaf, groenling, tuinfluiter, vink, huismus en heggenmus. Ook leuke waarnemingen zijn de terugkeer van de braamsluiper (1 broedgeval), de grasmus (1 broedgeval) Soorten die je ook veel tegen zult komen zijn de houtduif (15 broedgevallen), de zwartkop (25 broedgevallen), de merel (26 broedgevallen), de winterkoning (44 broedgevallen) alsook de canadese gans (13 broedgevallen), de grauwe gans (28 broedgevallen), de nijlgans (4 broedgevallen), meerkoet (42 broedgevallen)en de wilde eend (52 broedgevallen), kleine karekiet (11 broedgevallen). Voor wie het leuk vindt om meer te lezen, ga even naar de site van www.polderparkcronesteyn/ vogelwerkgroep/nieuws. Opmerkelijke waarnemingen van het At team in het afgelopen jaar: Een heilige Ibis (zeer waarschijnlijk ontsnapt exemplaar) heeft enige tijd in de weilanden gefoerageerd. Een witgatje hebben we waargenomen op de baggerwerkzaamheden van het waterschap. En ook bijzonder: in het landgoedbos heeft het AT team een dode houtsnip gevonden, die waarschijnlijk tegen een boom de dood heeft gevonden.
29
30
Hoofdstuk 3 De zoogdieren
M
ensen zie je genoeg in Cronesteyn. Mensen zijn zoogdieren. Maar in dit hoofdstuk kijken we even niet naar mensen. En ook niet naar de verschillende gedomesticeerde dieren, die tot hun gezelschap behoren. Honden, katten, schapen en runderen laten we dus allemaal buiten beschouwing. Wilde zoogdieren, dat is het onderwerp van dit hoofdstuk. Wie door Cronesteyn wandelt, kan één wilde zoogdiersoort in ieder geval niet ontgaan en dat is de Haas. Dat is wel een erg kort lijstje: 1. Haas. Leuk om te zien hoe ze achter elkaar aanrennen in de lente, maar natuurlijk biedt het polderpark echt nog wel wat meer. Alleen: we zien ze niet! Met Waarneming.nl bestaat tegenwoordig de mogelijkheid om waarnemingen te traceren naar gebied. Ook Cronesteyn heeft deze gebiedsstatus. Dat als uitgangspunt nemend ontstaat een wel wat langere lijst van soorten.
31
Nr 1 2 3 4 5 6
Algemeen* Ja Ja Ja ? ? Ja
9 10 11
Soort haas mol egel laatvlieger watervleermuis gewone dwergvleermuis ruige dwergvleermuis gewone grootoorvleermuis rosse vleermuis ree konijn
12
wezel
Nee
7 8
Bijzonderheden
Vleermuizen
Ja Nee Nee Nee Nee
1 x gezien Vermoedelijk alleen exoten
(*) Een sterretje betekent: in Cronesteyn. Dit overzicht somt de resultaten op vanaf 15 maart 2008. Veel verder teruggaan heeft geen zin. Twee dingen vallen op. Ten eerste zien we dat de helft van de lijst wordt ingenomen door vleermuizen. Zes soorten zijn er gespot. Het is veelal Bart Noort van www.vleermuis.org die met een batdetector verantwoordelijk is voor deze (auditieve) waarnemingen. Een tweede punt dat opvalt is de afwezigheid van muizen (incl. ratten) en spitsmuizen op de lijst. Een dode Bosmuis hebben wij als AT groep voor Cronesteyn een tweetal keren gevonden. Muskusratten zullen er ook zijn, aangezien er zelfs vragen gesteld zijn in de Leidse gemeenteraad over de methoden van vangen. Naast waarneming.nl is het bestemmingsplan A4/Cronesteyn van de Gemeente Leiden een belangrijke bron van informatie. Meer in het bijzonder de daaraan gevoegde Bijlage 1, bevattend een Bureauonderzoek Ecologie. Verwezen wordt naar een onderzoek van Royal Haskoning uit 2004, waarin – naast eerdergenoemde dieren - de volgende soorten worden genoemd. (De nummering loopt door vanaf de vorige tabel).
32
Nr 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Soort hermelijn bunzing veldmuis aardmuis dwergmuis bosmuis rosse woelmuis noordse woelmuis beervleermuis bruine rat muskusrat eekhoorn huisspitsmuis gewone bosspitsmuis dwergspitsmuis
Algemeen* Nee Nee Ja ? Nee Ja Ja Nee Nee ? ? Nee ? Ja Ja
Bijzonderheden
Muizen (knaagdieren)
Spitsmuizen (kleine roofdieren)
Vanuit het idee van natuureducatie dringt zich de vraag op hoe om te gaan met deze zoölogische onzichtbaarheid. Enerzijds wil je mensen interesseren voor de breedte, de gevarieerdheid van de natuur in het park. Dat kan alleen maar als je ze wat kan laten zien. Anderzijds verstoor je het natuurlijke evenwicht al gauw als je met grote of kleine groepen achter muizen of marterachtigen aan wilt gaan. De vleermuizen zijn met batdetectors nog waarneembaar, maar eigenlijk alleen op het gehoor. Maar voor de andere zoogdieren moet je bijna onder de grond duiken of (“diervriendelijke”) vallen gaan plaatsen. Nou zijn we niet de enigen die deze vraag stellen. De Zoogdiervereniging heeft een site met een tabblad ‘educatie’ (www.zoogdiervereniging.nl/educatie) . De vereniging organiseert ook cursussen. Onbeantwoord blijft echter de vraag hoe je de wereld van m.n. de kleine zoogdieren een beetje zichtbaar krijgt voor het publiek en ook wat de boodschap moet zijn die daarbij hoort. Natuur ontzien, beschermen, de samenhang begrijpen, plezier beleven aan: dat spreekt allemaal vanzelf vanuit I.V.N.-perspectief. Maar wat vertel je over exoten als de Beverrrat, de muskusrat en de nerts? En wat over de schadelijke maar ook zeer autochtone bruine rat? Wij zijn er in ieder geval nog niet uit!
33
34
Hoofdstuk 4 Insecten en ander koudbloedig geleedpotig gedierte
O
p donderdag 23 augustus 2012 - zonder meer een willekeurig datum – laat Cronesteyn zich van een aangename kant zien. De hittegolf van het weekend ervóór is voorbij, maar het is rustig zomerweer. Het miegelt in het polderpark van de houtpanserjuffers. Er vliegen vlinders rond, zoals (niet veel) het boomblauwtje, de drie zandoogjes, de gehakkelde aurelia, de kleine vos en – ineens heel veel - het groot koolwitje. Dit beeld illustreert hoe belangrijk het zomerseizoen is voor al het kleine leven. Ook in de drie andere jaargetijden zijn ze te zien, maar niet in deze overvloed. Vanuit I.V.N.-perspectief is het niet per se nodig om bezoekers/wandelaars te confronteren met de tientallen soorten vliegen, bijen, libellen, vlinders etc. die hier worden geboren, opgroeien, zich voortplanten en weer de pijp aan Maarten geven. Belangrijk is het wekken van belangstelling. Wellicht ontstaat er zelfs ontzag of fascinatie voor de cyclus van het leven, die zich hier onder je ogen afspeelt . Onder je ogen: dat wil zeggen, als je je er voor openstelt. Wat in ieder geval leuk is voor de bezoeker – en voor een excursieleider – is om te weten wat er zo’n beetje voorkomt in het park. Wat vlinders betreft geeft de site www.waarneming.nl over de laatste jaren dan het volgende rijtje: Vlinders 1 atalanta 2 bont zandoogje 3 boomblauwtje 4 citroenvlinder 5 dagpauwoog 6 groot koolwitje 7 icarusblauwtje 8 klein geaderd witje 9 klein koolwitje 10 kleine vos 11 kleine vuurvlinder 12 landkaartje
35
De beschrijving hierboven toont al aan, dat er enig gezoek genoeg ontdekken valt, dat de moeite waard is. Dat geldt ook voor sprinkhanen en krekels. Sprinkhanen en krekels 1 boomsprinkhaan 2 bruine sprinkhaan 3 gewoon spitskopje 4 grote groene sabelsprinkhaan 5 kustsprinkhaan 6 ratelaar 7 struiksprinkhaan 8 zanddoorntje 9 zuidelijke boomsprinkhaan
Komen we bij bijen, wespen en mieren, dan wordt het helemaal feest.
36
Bijen, wespen en mieren 1 aardappelgalwesp 2 akkerhommel 3 ananasgalwesp 4 blaasgalbladwesp 5 boomhommel 6 colanootgalwesp 7 eikenstuitergalwesp 8 elzenmineerwesp 9 gewone geurgroefbij 10 grauwe wilgbladrolwesp 11 grauwe wilgbladwesp 12 honingbij 13 knikkergalwesp 14 knoppergal 15 lensgalwesp 16 lensgalwesp 17 oestergalwesp 18 plaatjesgalwesp 19 ramshoorngalwesp 20 satijnen knoopjesgal 21 steenhommel
Op het vlak van vliegen en muggen lijkt de soortenrijkdom iets minder. Een verklaring kan zijn dat degenen die waarnemingen opsturen naar de gelijknamige site de begrijpelijke neiging hebben om voor de hand liggende altijd en overal voorkomende – vliegen maar niet te vermelden. Een voorbeeld is de talrijke dambordvlieg. Als we maar ver genoeg teruggaan op deze site sommeert het aantal vliegen en muggen naar 44 soorten! De 13 soorten in navolgende tabel zijn kennelijk van redelijk recente datum. Het mooie van het bekijken van vliegen is dat excursiegangers vaak spontaan hun spontane afkeer laten zien. Dat zijn bij uitstek momenten voor de persoon die de excursie leidt, om zijn verhaal kwijt te raken! Dat hoeft niet per se het tegenovergestelde te zijn van wat men roept (“Getver, een vlieg”),
37
want inderdaad voeden veel vliegen zich met uitwerpselen en leggen ze ook graag hun eitjes in voedingsmiddelen, als we die zonder afscherming laten staan op tafel en aanrecht. Maar mensen die een keer heel goed hebben kunnen kijken naar een groene vleesvlieg – talrijk in Cronesteyn – zullen vaststellen dat het een prachtig dier is, waarbij het metallic groen glanst alsof het een edelsteen is. Vliegen en muggen 1 bessenbandzweefvlieg 2 donkere klitboorvlieg 3 gewone driehoekzweefvlieg 4 gewone pendelvlieg 5 grijze regendaas 6 kervelgitje 7 slanke driehoekzweefvlieg 8 snorzweefvlieg 9 snuitwaterzweefvlieg 10 strontvlieg 11 tengere Korsetzweefvlieg 12 witte reus 13 wollig gitje
Om het overzicht compleet te maken, zouden we nog tabellen uit www.waarneming.nl moeten afleiden over kevers, over nachtvlinders & micro’s, over wantsen, cicaden & plantenluizen, over libellen en over de categorie overige geleedpotigen (over het algemeen spinnen, vlooien en mijten). We doen dat niet! Want: het voert te ver. Het zou voorbij het doel schieten. We maken namelijk géén naar volledigheid strevende natuurgids, maar “slechts” een almanak. Een parkalmanak die 1) handig is voor (aankomende) leiders van excursies in het gebied en 2) interesse aanwakkert voor de veelzijdigheid van de natuur in het polderpark bij het publiek. Daarom volstaan we met nog twee lijstjes, nl. die van de libellen en die van de kevers. En nogmaals: het gaat om redelijk recente waarneming.
38
Libellen 1 azuurwaterjuffer 2 blauwe glazenmaker 3 bloedrode heidelibel 4 bruine winterjuffer 5 bruinrode heidelibel 6 gewone oeverlibel 7 glassnijder 8 grote keizerlibel 9 grote roodoogjuffer 10 houtpantserjuffer 11 kleine roodoogjuffer 12 lantaarntje 13 paardenbijter 14 platbuik 15 steenrode heidelibel 16 tengere grasjuffer 17 variabele waterjuffer 18 viervlek 19 vroege glazenmaker 20 zwarte heidelibel
Vroeger liet ook de bruine glazenmaker zich nog wel zien. De verbreding van de A4 heeft vermoedelijk het voor deze soort gunstige biotoop vernietigd. Ter afsluiting van dit hoofdstuk nog een paar impressies en opmerkingen van het AT-groepje zelf. Zoals gezegd is de zomer het beste seizoen om naar insecten te kijken, al was het alleen maar omdat een ander geliefd object van natuurexcursies – vogels – zich dan nogal koest houden. Dat betekent niet dat de andere seizoenen niks zouden opleveren, maar duidelijk is wel dat de zichtbaarheid van insecten duidelijk vermindert naarmate het natter c.q. kouder wordt.
39
Kevers 1 citroenlieveheersbeestje 2 elzenhaantje 3 gevlekte geelgerande watertor 4 grote spinnende watertor 5 kleine rode weekschild 6 rode smalbok 7 roodkopvuurkever 8 roomvleklieveheersbeestje 9 ruigtelieveheersbeestje 10 veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje 11 veertienstippelig lieveheersbeestje 12 zevenstippelig lieveheersbeestje
Ten tweede: het bestuderen van insecten gaat heel goed samen met actieve betrokkenheid van excursiegangers. In plaats van naar de monoloog te
40
moeten luisteren van de excursieleider, kan er van alles en nog wat gedáán worden. Hommels en bijen vangen met schepnetjes, nachtvlinders op naam brengen na boomtakken te hebben ingesmeerd met zoete smurrie, vlinders en libellen digitaal fotograferen. Het zou zomaar kunnen leiden tot activiteiten leeftijdsgerichte excursies! Wij hebben op dit punt reden tot bescheidenheid, want zelf hebben we dit type activiteiten niet ontplooid in het gebied. Maar wat niet is kan komen. Ter derde iets over samenhang , voedselketens en ecologisch evenwicht. Als er één afdeling in het dierenrijk is waar dit evenwicht mooi zichtbaar te maken is, dan is dat de wereld van de geleedpotigen. Kruidige bermen, bloeiende struiken, opslag met bramen en andere klimmende en woekerende planten: het wemelt er van de insecten. Je ziet er niet alleen direct al een heleboel, als je goed oplet zie je er nog veel meer. Een mens die zich rustig houdt wordt meestal niet ervaren als “vijand”, of predator. De beestjes gaan dus gewoon hun gang en laten zich goed bestuderen. Met een excursiegroepje kan dat lastiger zijn, maar de oplossing zal gevonden moeten worden in een zekere mate van opsplitsing .
41
42
Hoofdstuk 5 Bomen, struiken en kruiden A. Bomen en struiken
W
anneer u het park inloopt via de westelijke ingang en langs het Rijn-Schiekanaal naar het landschapsbos loopt, treft u daar langs de waterkant diverse zwarte elzen, essen en meidoorns aan. Het Landschapsbos zelf is een essenbos, waar overigens ook de noorse esdoorn, de gewone esdoorn, de veldesdoorn (spaanse aak) , de iep, de beuk en de linde (in de winter te herkennen aan zijn rode knoppen, ook vaak de sokkenboom genoemd omdat er altijd veel jong opschot rondom de moederstam staat) te vinden zijn. Neem eventueel alvast blad (indien voorhanden) en zaaddoosjes van de veldesdoorn mee, die kunt u later gebruiken. Wanneer u naar boven kijkt valt onmiddellijk op dat de bomen heel hoog en dun zijn. Ze zijn ‘versierd’ door klimop. Die klimop is zelf niet stevig genoeg om richting zon te groeien, dus hij klampt iemand aan. De noorse esdoorn en de es in dit geval. Die kunnen daar niets tegen doen, behalve nog hoger met z’n takken naar boven reiken, zodat de zon zijn blaadjes kan vinden. De klimop is geen parasiet, want het heeft een eigen wortelstelsel, maar zal uiteindelijk wel de boom verstikken. Zonder zon geen fotosynthese en zonder fotosynthese geen energie. Het is dus toch een strijd, die omhelzing met de Klimop. De meeste bomen zijn overigens niet zo heel oud hier, want tijdens de oorlog zijn veel bomen gekapt om als brandstof te dienen.
43
Volg het pad naar rechts en u maakt een rondje om de slotgracht van het voormalige kasteel. Hier kunt u goed het verschil tussen de noorse esdoorn en de gewone esdoorn laten zien, wanneer er blad en vruchten aanwezig zijn. Leg op de grond de bladeren en zaaddoosjes neer (of laat zoeken) en toon de verschillen. Alle drie produceren ze lang gevleugelde vruchten (helicoptertjes), maar welke hoort nou bij wie? Gebruik het volgende ezelsbruggetje: zet ze op alfabetische volgorde: gewone esdoorn, noorse esdoorn, veldesdoorn. De g: de vleugels van de vrucht hangen naar beneden. De n: de vleugels van de vrucht maken een kleine hoek van 90 graden en zit dus qua vorm precies tussen de vormen van de veld- en de gewone esdoorn in. De v: de vleugels maken een hoek van 180 graden (een spagaat). De bladeren verschillen ook, alle drie zijn het handvormig ingesneden bladen. De veldesdoorn heeft over het algemeen vrij klein blad. De noorse esdoorn heeft vrij veel scherpe punten het blad. Vooral wanneer ze naast elkaar staan zoals in het landschapsbos zijn de verschillen goed te bekijken. Wanneer u het rondje helemaal af zou maken komt u langs een stuk met alleen maar beukenbomen. Hier kunt u goed laten zien dat beuken alleenheersers zijn: waar zij groeien groeit niets anders! U kunt vertellen dat de stam van beukenbomen zongevoelig zijn en daardoor een waar zonnescherm opbouwen, waardoor geen zonlicht de bodem bereikt. In de winter en lente zijn beuken goed aan hun lange, dunne knoppen te herkennen, de zogenaamde ‘kaboutersigaartjes’. Logischer is het om niet het hele rondje te maken, maar aan de andere kant van het Landgoedbos het bos weer uit te lopen. Dit is de kant van de Knotterpolder. Als u het bruggetje overloopt hangen er een paar takken van de zwarte els over de reling. In de winter zijn de knoppen bijna paars. U kunt daar de elzenproppen van vorig jaar heel goed bekijken. Zijn er kinderen in
44
het gezelschap, laat ze dan de elzenproppen van de grond pakken en in het water gooien aan de ene van de brug. Dan laten rennen naar de andere kant van de brug, wiens propje is er het eerste? Het knotterpad, waar u nu loopt, is een oude houtwal. Hier vindt u oude stobbes, meestal van essen. Deze werden vroeger gebruikt als geriefhout, bijvoorbeeld voor het maken van bezemstelen of ander gereedschap. De es is goed te herkennen aan zijn zwarte knoppen, ook wel reeënhoefjes genoemd. Tussendoor staan hazelaars. Deze boom laat zich snel verraden doordat er altijd rondom de stam veel opschot van jonge twijgen staan. Het blad lijkt enigszins op die van de zwarte els, maar is veel zachter. Ze hebben de vorm van een omgekeerd ei met een uitsteeksel. Rechts ziet u de knotterpolder, met mooie uitzichtpunten op weidevogels en vaak de buizerd die op een van de paaltjes zijn gebied overziet. Wat kunt u nog meer zien in Cronesteyn op bomen gebied: zomereik, u weet wel, die eikenboom zonder bladsteel. (zomer=zonder) De eikels hebben lange steeltjes. (het verhaaltje dat u kunt vertellen: de kaboutertjes die nog wel een pijpje willen opsteken, vinden het prettiger wanneer de hitte van het pijpje in de zomer niet te dichtbij komt, daarentegen is dat in de winter wel fijn. Dan nemen ze ook liever het eikelpijpje van de wintereik, want die heeft juist een heel korte steel) De wintereik heeft bladeren waar wel een bladsteel aan zit (winter-wel) Verderop in het park, bij de waterspeelplaats zijn kleine eilandjes met griendbosjes, dit is een ruige wilgenbeplanting. De wilgen werden vroeger geknot om vlechtwerk van de wilgentenen te kunnen maken. Bij het Reigersbos treft u een haag van Italiaanse populieren aan, grote hoge zuilvormige bomen. Dit zijn de restanten van een voormalig tuinbedrijf, die de populieren en elzen aanplantte om de tuingrond te scheiden. In het
45
reigersbos zelf vindt u de reigerpopulatie die zich nestelt in de elzenwallen. Voorbij het Reigersbos wordt de ‘oprijlaan’ naar het bezoekerscentrum geflankeerd door een erehaag van de okkernoot oftewel de Walnoot. Verderop in het park, richting de A4, op het zogenaamde ‘houtsnipperpad’, vindt u behalve de al eerder gesignaleerde meidoorn ook de sleedoorn. Te herkennen aan de vroege witte lentebloei, en de enorm lange stekels om vraatzuchtige dieren succesvol op afstand te houden. In de late herfst rijpen de heerlijk uitziende maar onsmakelijke donderblauwe bessen. Er is overigens goed een likeur van te maken. Verderop zien we nog de volgende soorten. - sporkehout ook wel de vuilboom geheten, aangezien elk onderdeel van deze boom een sterk laxerend effect heeft: het vuil wordt weggedreven. De nerven van de bladeren lopen parallel en naar de zijkant van het blad. De bessen verkleuren naar zwart en zitten per één à twee gegroepeerd. - De wegedoorn, staat voor wie goed kijkt er gewoon naast! Is vrij zeldzaam in Nederland. Maar staat gewoon in Cronesteyn. De nerven van de blaadjes van de wegedoorn lopen niet naar de zijkant van het blad, maar naar de punt van het blad. Aan het uiteinde van een tak zit
46
een stekel. De zwarte bessen zitten in trossen bij elkaar. - De kardinaalsmuts waarvan de vruchten sprekend op een kardinaalsmuts lijken. Giftig voor mensen, maar pestvogels en goudvinken zijn er dol op. - rode kornoelje, altijd leuk om de kornoelje-test te doen, scheur voorzichtig het blaadje doormidden met enig beleid blijven de bladnerven hierbij heel, en bungelen 2 helften van het blad slechts aan de nerven. Behalve de italiaanse populieren die bij het Reigersbos staan vindt u ook nog andere populieren in het park. Dit zijn de ratelpopulieren (die altijd knisperen door het kleinste zuchtje wind, veroorzaakt door z’n afgeplatte bladsteel), ook wel vrouwentong of esp genoemd. De grauwe en de witte abeel. De grauwe abeel is een kruising tussen de ratelpopulier en de witte abeel. Te herkennen aan z’n ogen op de stam, ook wel de Ogenboom genoemd. De witte abeel: te herkennen aan de wiebertjes- vormige lenticellen op de stam. Bladeren zijn van onder wit en viltig. En dan kunt u nog tegenkomen de zachte berk, de iep (helaas heerst ook in Cronesteyn de Iepen ziekte, zieke iepen worden verwijderd), de paardenkastanje, de schietwilg en de knotwilg.
47
B. Kruiden
E
lke plant die nuttige toepassingen heeft in de ruimste zin van het woord is een kruid. Of een plant nuttig is of niet wordt door de omgeving of leefgemeenschap bepaald. In de tijd van jagersverzamelaars was grote kennis van planten essentieel voor de overleving. Wie vroeg in het seizoen de bloemen van bramenplanten ontdekt, is er later in het seizoen als eerste bij om de rijpe vruchten te plukken. Het gebruik van kruiden is iets wat eigenlijk iedereen kent. Een lekker kopje kamille thee om tot rust te komen. Huisgemaakte goudsbloemzalf voor kleine wondjes en eczeem. Een zakje met lievevrouwebedstro in de kast tussen de kleding voor een lekker geurtje, en om de motten te weren. Kruidnagel op de tand tegen tandpijn. Kruiden als jeneverbes en rozemarijn, tijm in de gerechten om de spijsvertering beter te laten verlopen enz. Daarom leek het me leuk om wat aandacht te besteden aan de planten in Cronesteyn die een kruidachtige betekenis hebben. Dat kan zijn culinair of ter ontspanning. De kruiden die hier beschreven en behandeld worden zijn niet bedoeld voor zelfdiagnose en zelfmedicatie en komen niet in de plaats van een advies van een gekwalificeerde geneeskundige. Het gebruik van kruiden wordt van oudsher door heksen beoefend. Meerdere keren is aangehaald dat Cronesteyn een groot gebied is met diverse ondergronden (zand, klei en veen) en biotopen (een gebied met een uniform landschapstype bv een bos). In Cronesteyn is een variatie aan biotopen. Door deze variatie is het natuurpark soortenrijk en het gehele jaar bruikbaar voor rondleidingen. Tijdens de wandelingen door Cronesteyn zijn we een keur aan kruiden tegengekomen. Al meteen bij de ingang aan de kant van de Vrouwenweg vind je in het gras hondsdraf, witte dovenetel, kleefkruid, kweek, klimplant, muur en fluitenkruid. En net na de brug smalle weegbree, speenkruid, ridderzuring, paardenbloem, muur, kweek, witte dovenetel, hondsdraf, boterbloem en een zaaddoos van de klitwortel. Aan de andere kant van het park waar je uitkijkt op de A4 staat begin maart het klein hoefblad te bloeien. Eerst het bloempje en later komt het blad. Dit kruid wordt gebruikt in de
48
hoestdrank van VSM. Wanneer je de wortels van de kweek droogt kun je er een aftreksel van maken wat helpt tegen cellulitis. In de lenteperiode bloeit het sneeuwklokje uitbundig op de bijenweide en langs de Vliet. Op de bijenweide doen de bijen die wakker worden door het voorjaarszonnetje zich tegoed aan de nectar van de sneeuwklokjes. Aan de oeverkanten rondom het landschapsbos zie je tegelijkertijd de blaadjes van het daslook tevoorschijn komen. In het grasland bij de waterspeelplaats komen de madeliefjes terug. De blaadjes van het daslook zijn lekker op een boterham met kaas of door de salade, net als de blaadjes van het look-zonder-look. In de zomer groeit en bloeit langs zoom en ruigten de meerjarige hoogschietende kruiden en planten zoals: berenklauw, rietgras, ridderzuring, look zonder look, hondsdraf, fluitenkruid, koolzaad, brandnetel, witte doventel. Deze kruiden zijn voor de insecten en vlinders een aantrekkelijke plek. Voor mensen hebben kruiden ook genoeg te bieden. De voorjaarskruiden zijn goed te gebruiken in salades en soepen. De bloeiende kruiden van de zomer kunnen meteen helpen bij zomerse ongemakken. Een gekneusd blaadje van de hondsdraf doet wonderen wanneer de je brandnetel hebt geraakt. Bedenk daarbij dat de brandnetel ook een helende werking heeft en dat zit hem in het mierenzuur dat goed is tegen reuma en jicht. Met weegbree kun je de prik van de brandnetel ook verzachten en is tevens te gebruiken bij steek en snijwonden. Duizendblad is een middeleeuws pleistertje. Het bloeden van een schaafwondje of bloedneus kun je ontsmetten en stelpen met
49
duizendblad. De blaadjes van hondsdraf helpen tegen oorpijn door ze te kneuzen en achter het oor te wrijven. Van de bloeiende toppen van duizendblad kun je thee zetten en dat werkt stoppend. Na of tijdens een antibioticakuur kun je van madeliefjes een theetje maken wat helpt om je darmflora weer op orde te brengen. Langs de asfaltpaden zie je vrijwel overal het nagelkruid groeien. Vroeger werd de wortel opgegraven om te gebruiken zoals wij nu kruidnagel gebruiken. De blaadjes van de bramenstruik kun je drogen en in de thee gebruiken. Dit is goed om vervuild bloed te reinigen. De bramen zitten vol vitamine C. Bloesem en bessen van de vlier kun je gebruiken. De bloesem even in het pannenkoeken beslag hangen wat net in de pan ligt en als die kant gaar wordt kun je de tros van de bloempjes losmaken met een klein rukje. Van de bessen kun je een heerlijke siroop maken. Wilgenbastthee helpt bij chronische pijnen (wel eerst de bast een jaar laten rusten). Daarnaast heeft wilg een verkoelende en rustgevende werking. Ze kalmeert het zenuwstelsel van de oververmoeide en de te gespannen mens. Ga maar eens langs de waterkant in de schaduw van een wilg zitten. Andere bomen werken ook rustgevend op ons gestel. In het najaar zijn de vruchten en bessen rijp. Van veel bessen kun je een heerlijk sapje maken. Als je kastanjes raapt om er leuke poppetjes van te maken kun je er ook eentje bij je dragen tegen reuma. De walnoten zijn heerlijk om van te snoepen. De distels (die de extra maai in juli hebben overleefd) en klitwortel zijn prachtig om naar te kijken of om aan te voelen. De natte-voeten-planten zoals moerasspirea, kalmoes (is te herkennen aan het geribbelde blad), zwanenbloem en grote ezelskop kom je tegen langs de waterkanten. In de winter zijn de meeste kruiden verdwenen, behalve de groenblijvende klimop. De blaadjes van de klimop kun je ter verlichting van reumatische pijnen mee laten weken in je badwater. Voor de insecten en vogels is de klimop een prima plant om van te snoepen of in te vertoeven. Van de knolletjes van de moerasspirea wordt tinctuur gemaakt wat ontspanning geeft bij gordelroos en reuma. Het bloeiende kruid trekt veel insecten en hommels aan. Langs de houtwal kun je de overblijfselen zien van de grote engelwortel. Een prachtige plant en te herkennen aan de bloeiwijze in bolvorm. Het is een schermbloemige. De berenklauw is ook een
50
schermbloemige en de bloeiwijze lijkt echt op een scherm. Vermoedelijk is deze engelwortel overgewaaid uit De Akkerdistel die een stukje verderop ligt. Op de Akkerdistel, het schooltuincomplex, kun je tijdens de openingstijden een wandelingetje langs de kruidenbogen maken. Elke boog vertegenwoordigt een systeem met de bijbehorende kruiden.
51
Zomer Lente en herfst zijn de echte overgangsseizoenen in de natuur. Vol van de dynamiek van groeien, bloeien, vruchtvorming en afvallende bladeren. Zomer en winter lijken meer stabiel. Zomer in Cronesteyn betekent wat minder vogelgeluiden, donker wordend groen en rustgevende beelden, zoals meerkoeten en futen die rustig doorgaan met het maken van nesten, het uitbroeden van eieren en het voeren van hun altijd hongerige kuikens. Toch is die rust maar schijn. Er is van alles aan de gang; alleen de schaalgrootte is veranderd. De natuurbewuste wandelaar heeft meer aan een loep dan aan een verrekijker. Hoewel het biddende torenvalkje of de over het water scherende visdiefje nog steeds mooie beelden oplevert. Als het zo in juli lekker warm is, kan je in Cronesteyn prima joggen, voetballen, je hond uitlaten, je vlieger ophalen, of gewoon een wandelingetje maken. Er is veel open ruimte. Ten behoeve van de liefhebbers van picknick en barbecue heeft de gemeente gezorgd, dat er her en der tafels met bankjes staan. Voor jongeren zijn dat vaak – kennelijk – ideale hangplekken. Op zich is daar niets tegen, ware het niet, dat deze jongens klaarblijkelijk de bekende aanmaning over de schillen en de dozen niet van huis hebben meegekregen. (Laat niet als dank voor het aangenaam verpozen de eigenaar van het bos de schillen en de dozen. Een meer eigentijdse variatie: Onderwijzer gedenk in uw lesjes: extra irritant zijn chips zakjes en plastic flesjes.) Heel belangrijk al die recreatie in het polderpark. Genieten. Maar de echte zomer-geheimen van Cronesteyn zijn daar te vinden, waar de struiken, de planten en de kruiden bloeien. Bloemen, bloemetjes, in alle soorten en maten. Van klein naar groot. In alle kleuren en tinten. Overvloedig aanwezig zijn: bramen, gewone bereklauwen (en hun reusachtige familieleden), koninginnekruid – vaak langs het water -, harig wilgenroosje en allerlei distels, waaronder speerdistels en kale jonkers. Het miegelt er van het leven. Gezoem en gegons, gevlieg en gespring. Wie er oog voor heeft gaat een fascinerende wereld open. De bereklauwen met hun grote bloesemschermen zijn bij voorbeeld een rijk-gedekte tafel voor de meest uiteenlopende vliegjes en kevers en wantsen en vlinders. Soldaatjes – een rood kevertje – schijnen geen andere interesses in het leven te hebben dan eten en elkaar bespringen.
52
Voor predators schijnen ze niet te vrezen; wellicht smaken ze gewoon niet. Een voordeel, dat zij delen met spitsmuizen. Zomer. Dan denken we aan de zon. Maar in Nederland regent het ook regelmatig. Een beetje jogger laat zich er niet door tegenhouden. Je zou denken, dat ook de wezens die in de natuur voorkomen – knaagdieren, vogels, vlinders – zich als echte bikkels zouden gedragen. Maar het omgekeerde is het geval! Insecten verstoppen zich, vogels houden zich koest, hazen duiken weg. Wat doet de natuurliefhebber? Die focust zich op wie & wat zich wèl manifesteert. Slakken bij voorbeeld. En niet te vergeten: de geuren. Hoe meer nattigheid, hoe beter de geuren lostrekken. Vooral op plekken waar de kamperfoelie welig tiert. Tenslotte: nachtvlinders. Wie durft ’s avonds en ’s nachts Cronesteyn in? Het zal praktisch nooit een probleem zijn, maar wellicht verdient een groepsgewijs bezoek toch wel aanbeveling. De beloning is groot.
53
Hoofdstuk 6 Paddenstoelen
W
at is een paddenstoel? Paddenstoelen of zwammen behoren tot het schimmelrijk. Het zijn de vruchtlichamen van een, meestal voor het blote oog onzichtbare zwamvlok (mycelium) die zich in de grond of het substraat (bijv. hout, afgevallen blad, mest, dode insecten, veren, enz.) bevindt. Paddenstoelen zijn dus geen planten of dieren, maar vormen een heel eigen groep (rijk) in het systeem van de levende organismen. Paddenstoelen leiden een groot deel van hun leven een verborgen bestaan. Als de omstandigheden gunstig zijn, komen paddenstoelen tevoorschijn, die de sporen verspreiden en zo voor de voortplanting en verspreiding zorgen. Natuurlijk denkt iedereen hierbij aan de herfst, als de blaadjes gaan vallen en het voldoende heeft geregend. Er zijn echter ook paddenstoelen die in andere jaargetijden tevoorschijn komen, bijvoorbeeld in het voorjaar. Tot het schimmelrijk behoren ook de schimmels
54
die geen vruchtlichamen maken. Deze kennen we bijvoorbeeld als de schimmel op brood, kaas en andere voedingsproducten. Maar ook veel ziekteverwekkers bij plant en dier, de gist van het brood en bier, en schimmels die hout afbreken horen tot deze groep. In tegenstelling tot groene planten, zijn paddenstoelen en schimmels niet in staat om zelf uit zonlicht en koolzuur koolhydraten te maken. Ze moeten die dus uit hun voedsel halen. Je kunt drie groepen paddenstoelen onderscheiden op grond van hun leefwijze: AFBREKERS. De meeste paddenstoelen breken dood plantaardig of dierlijk materiaal af. Deze leefwijze noemen we ook wel saprotroof. SAMENWERKERS (Symbionten). Deze paddenstoelen leven samen met een plant, of soms ook een dier, waarbij ze beiden voordeel hebben. Een belangrijke groep hierbij zijn de mycorrhiza paddenstoelen die met bomen samenleven. PARASIETEN. Deze paddenstoelen leven ten koste van een levende gastheer, die daar over het algemeen schade van ondervindt en er soms van doodgaat.(uit: www.paddenstoel.nl) Als je het over paddenstoelen in Cronesteyn hebt dan heb je het over de zwarte amaniet. De zwarte amaniet (Amanita inopinata) - vermoedelijk 's werelds zeldzaamste paddenstoel is hier begin november 2005 voor het eerst aangetroffen. Een bijzondere ontdekking, want de zwarte amaniet werd pas tien jaar geleden als nieuwe soort beschreven naar aanleiding van vondsten
55
die gedaan werden ten zuiden van Londen. In de herfst van 2012 is deze paddenstoel wederom waargenomen tijdens de excursie van 21 oktober in Cronesteyn. Een wandeling in oktober kan behoorlijk bevredigend zijn wanneer je er speciaal op uit trekt om paddenstoelen te bekijken. Het is handig om er rekening mee te houden waterdicht schoeisel te dragen, want de grasvelden en de meeste paden zijn nat en drassig. Een paddenstoelengids in de vorm van een boek of iemand die veel van paddenstoelen weet is geen overbodige luxe. Handig zijn ook: een grote plastic zak om op te steunen als je door de knieën gaat, een spiegeltje om de paddenstoelen van onderen te bekijken zonder ze te beschadigen. Met het spiegeltje kun je zien of de paddenstoel lamellen of buisjes heeft onder zijn hoed. Een handstatiefje voor je fototoestel wanneer je in onhandige houding toch je toestel stevig vast wil houden. De parasolzwam spreidt zijn hoedje pas in een later stadium. De grote parasolzwam komt vaak voor op bosranden, tuinen maar vooral op zandgrond. De knol op voedselrijke bodem. Ze hebben alle twee een dubbel gerande ring. Er stonden er ook een paar die heel dicht op elkaar stonden. Is ie bruin of is ie wit? Heeft ie een rokje? Deze zag er een beetje zacht roze uit. Een stukje eruit gesneden om te kijken wat de kleurverandering doet. Hij ruikt naar bos met een champignonluchtje. Belangrijk kenmerk is dat de kleur van de paddenstoel bij beschadiging van wit naar rozerood verkleurt. Daarmee hebben we dit exemplaar gedetermineerd als de schubbige boschampignon. Paddenstoelen zoeken is een beetje dwalen en soms wat gokken of thuis verder onderzoek verrichten aan de hand van sporen. Determineren kun je doen aan de hand van sporen door het steeltje eraf te snijden en op een bordje of papiertje te leggen met een kommetje eroverheen zodat er geen wind bij kan. De volgende dag de kleur van de sporen bekijken. In de moerastuin ontdekten we de smakelijke russula. Deze kom je tegen onder eiken, berken en beuken nooit bij naaldbomen. Kenmerk van de smakelijke russula is dat deze een wit randje heeft langs de hoed. Die is roze
56
rood. De smakelijke russula, maar helaas niet eetbaar. Bij oudere exemplaren krult de hoed om. De wasplaat heeft allerlei kleuren, maar geel is veel voorkomend. Hij begint een beetje geel en soms een beetje rood, maar soms heeft ie al een zwarte baan. Dat is de zwart wordende. Je hebt ook geel blijvende. De bodem en dus de voeding die voorradig is bepalend is voor de soorten paddenstoelen die je tegenkomt. Langs de houtwal staat de kluifzwam. Hij groeit aan de rand van het pad. Hij is kalkminnend. Op dit pad kom je de juiste biotoop tegen. Het is een grauw witte steel. De voet is helemaal wit en er zitten allemaal gaten in. De hoed is raar gefrommeld. Hij lijkt wat op een verfrommeld tissuetje. Deze paddenstoel heeft geen plaatjes en geen gaatjes. De sporen zitten in een zakje. Het is dus een zakjeszwam en de sporen daarvan zitten er 8 achter elkaar en de uiteinden van het buisje worden afgesloten door een klepje en op het juiste moment dan plopt het gaatje even open en door het luchtdruk verschil blaast ie die sporen eruit in de hoop dat ze op kalkrijke grond terecht komen. Op de oude verweerde wilg groeit de gewone glimmerinktzwam. Deze heeft witte kristalletjes op zijn hoed ze lijken wel op zandkorreltjes. Hieronder een overzicht met locatie van de paddenstoelen: Op het grasveld naar het snipperpad
57
• gewone zwavelkop • spitscellige donsinktzwam Op het snipperpad • oranjerode stropharia • schubbige boschampignon • roodbruine schijnridderzwam • hazepootje • geaderde leemhoed • vroege franjehoed (het kan ook de sierlijke franjehoed zijn) • roodbruine botercollybia In de moerastuin • berkenridderzwam • gewone berkenboleet (wordt ook wel de berkenboleet genoemd, maar er zijn minstens vijf verschillende soorten berkenboleten) • zwartwordende wasplaat (verkleurt van rood-oranje-geel naar zwart) • elfenwasplaat (blijft helemaal geel) Op weg naar de ruïne en langs de houtwal • onsmakelijke russula (helaas, hij lijkt erg op de smakelijke russula, maar is niet te ..eten) • radijsvaalhoed (die smaakt en ruikt naar anijs, vandaar) • grijze buisjeszwam • witte kluifzwam • gewone glimmerinktzwam Bij de ruïne groeit doorgaans de • witte koraalzwam • asgrauwe koraalzwam • bundelknotszwam (die is wel geel)
58
Hoofdstuk 7 Natuurbeleving
A
ls we de natuur echt willen beleven zijn onze zintuigen de eerste hulpmiddelen die ons daarbij kunnen helpen. Natuurbeleving heeft een sterk emotionele kant. Door onze gevoelens aangaande de natuur te verwerken krijgt de natuur voor ons betekenis en waarde. Als we er op deze manier mee om gaan heb je kennis en ervaring nodig omtrent de natuur. Onder natuurbeelden verstaan we het complexe geheel van opvattingen, kennis, functies, belangen, gevoelens, beleving en waarden van, over en bij natuur. Het natuurbeeld van elk individu wordt door een scala aan factoren gevormd. Iedereen beleeft de natuur op zijn eigen manier afhankelijk van zijn leeftijd en kennis en ervaringen in de natuur. Kennis van natuurbeelden is essentieel om een ruim draagvlak te creëren voor de natuur, om samen op een respectvolle wijze met de diversiteit van de natuur en het milieu waarin we leven om te gaan. Uit een onderzoek van Margadant in de jaren ’90 blijkt dat kinderen een voortschrijdend besef krijgen van de natuur naarmate ze ouder worden. Is er bij vierjarigen een duidelijk verschil tussen dode en levende natuur. Alles wat beweegt leeft. Voor hen is de natuur echte doe-natuur. Zo hebben achtjarigen tot twaalfjarigen al meer onderscheidingsvermogen en behoren bergen, zand en water en alles wat goed is voor de natuur ook tot de natuur. Bij de pubers zijn er drie typen natuurbeelden: een beperkt-, een uitgesproken romantisch- en een ruimer natuurbeeld te onderscheiden. Een beperkt natuurbeeld omvat alles wat er in de natuur leeft. Ze kunnen zich moeilijk voorstellen dat milieu en natuur met elkaar te maken hebben. Binnen deze groep valt een kleinere groep die het idyllische ziet van de natuur en alle verstorende aspecten er uitfiltert. Voor de groep met een ruimer natuurbeeld behoren water en bodem tot de natuur wanneer dit van wezenlijk belang is voor de natuur. Deze groep koppelt milieu onmiddellijk aan milieuproblemen. De zichtbare vervuiling kunnen ze benoemen, maar de onzichtbare vervuiling is voor hen een vaag begrip. Ze hebben er veel moeite mee om de zichtbare gevolgen van onzichtbare vervuiling met elkaar in verband te brengen. (uit: ‘Levensechte natuur- en milieueducatie’ van Margadant).
59
De effecten van natuurbeleving De natuur heeft op elke mens een bepaalde invloed. Zo is uit onderzoek gebleken dat bloemen natuurlijke stemmingsverbeteraars zijn. Uit eigen ervaring weet ik dat een wandeling langs de Vliet of op een verkeersluwe dag door Cronesteyn een positief effect op mijn gemoed heeft. Voor kinderen is de natuur een prima uitlaatklep van energie en frustratie. (Uit het Alterra rapport 1702) Het gedrag van kinderen in de natuur is in te delen in zes natuurwaarde categorieën: uitdagende-, - gebruiks-, intrigerende, esthetische natuur en liefde voor en angst voor de natuur. De invloed op de gezondheid van de natuur kun je zien aan de effecten op welbevinden, stemming, verbetering van concentratie en zelfbeeld en fysieke vooruitgang. Werkvormen: Natuurbeleving pad Korpela heeft midden in Finland het eerste psychologische natuurbelevingpad in de wereld uitgezet. De route is zes kilometer lang en slingert door heuvelachtig bos. De weg combineert mooie uitzichten en biedt een intiem pad dat soms over plankieren loopt. Op de borden langs het pad staan een negental psychologische oefeningen beschreven, die het positieve effect van natuur moeten vergroten. Het natuurpad in Finland geeft een mogelijkheid met de heilzame werking van natuur te experimenteren (uit Ad Bergsma-Beleef de natuur) Op www.grootstegeluk.nl staat het hele document met toelichting. Dit is zeker toe te passen in Cronesteyn omdat er duidelijk leuke plekjes zijn waar je je alleen kunt wanen in het rumoer van de randstad. Biologisch moment Het grondpatroon van een Biologisch Moment is altijd gelijk. Een Biologisch Moment is een werkvorm van korte duur waarin het gaat om het waarnemen van biologisch materiaal zonder richtvragen. De enige opdracht is het uitgereikte materiaal onbevangen waarnemen. Na het zelf waarnemen van het voorwerp en het eventueel met zijn tweeën bekijken, worden de ervaringen van de groep uitgewisseld. De begeleider kan het gesprek meer of
60
minder structureren en er informatie over het voorwerp in verwerken of achteraf toevoegen. Een verschil ontstaat vaak door een andere aanpak van het nagesprek. Een ander verschil betreft het al of niet inbouwen van meerdere rondes in de fase van het onbevangen waarnemen. U kunt bijvoorbeeld eerst de gewone vorm laten bekijken en daarna de afwijkende (aangevreten, met woekering, bloeiend, enzovoort). Of eerst met ongewapend oog en dan met een loep. Zo kun je met een blad of een insect of elk ander voorwerp aan een biologisch moment houden. Het kan een welkome afwisseling in een excursie zijn. Vormen waarop de natuur te beleven is: Blote handenpad: In de tuinen van de Zoetermeerse firma Weleda heb je een blote voeten pad. Een variatie hierop is het blote handen pad. Dit is uit te voeren op elke gewenste plek. Bij voorkeur daar waar nogal wat overgangen zijn van verschillende materialen met verschillende gevoelsbelevingen. Zo kun je op het bijenveldje de acacia betasten met zijn dek van mos en zo overgaan naar de grond waar de berenklauw nog klein is en het sneeuwklokje in het voorjaar staat te bloeien.
Fototoestel: In groepjes van 2 de een met zijn ogen dicht de ander stuurt en vertelt wat hij/zij ziet. Een leuke plek om dit te doen is het reigersbos, waterspeelplaats, het landgoedbos en de hakhoutwal. Een andere mogelijkheid is om uit een vierkantje uit een vel papier te scheuren en hierdoor de wereld om je heen te bekijken, of door met je handen een kijkopening te maken. Luisteren: Je concentreren op een groep geluiden. Bijvoorbeeld de vogels of je eigen voetstappen of het verkeer om Cronsteyn heen. Elk geluid heeft weer een andere gevoelservaring voor de groep of het individu. Leuk om dit naderhand te bespreken wat de ervaringen waren.
61
Parfum maken: Bij uitstek het voorjaar en de herfst zijn daar goede momenten voor om er met een groepje op uit te trekken en de verschillende geuren waar te nemen. Het houtsnipperpad langs het spoor levert een keur aan geuren wanneer de paddenstoelen tevoorschijn komen. In de lente kun je je neus vol laten lopen met de geur van het daslook wat rijkelijk groeit langs de Vliet en in het landschapsbosje. Maar je kunt ook van verschillende takken en blaadjes een lekker of minder lekker parfummet je maken. Handig om hiervoor lege fotorolletje s houders op de kop te tikken. Proeven: Er is zat te proeven door het hele jaar heen in Cronesteyn. Waar je goed op dient te letten of er geen honden langs geweest zijn, maar alles wat hoger is dan schofthoogte kun je best proberen. De zoete en soms zure bramen in de nazomer, het bittere paardenbloemblad door een salade in het voorjaar en de prikkelige brandnetels door een soepje of kleefkruid als een lekkere pesto. Er zijn ook viezige smaken zoals de bessen van de sleedoorn in de herfst en de bessen van de meidoorn smaken wat melig. Cronesteyn is zeer geschikt om te gidsen vanwege zijn brede paden. Maar ook omdat er nergens bordjes staan met uitleg over de verschillende plekken of wat er te zien of te beleven valt. Wanneer je op pad gaat met een gids
62
door Cronesteyn dan leer je van lieverlee dit gebied te waarderen en de verschillende biotopen te begrijpen qua verscheidenheid en eigenheid. Omdat er zoveel biotopen zijn kun je op elk gewenst moment een element natuurbeleving toevoegen aan een excursie.
63
Herfst De herfst een tijd van contemplatie ook voor de natuur. De blaadjes veranderen in een prachtige kleurenpracht van diep rood (eik) tot helder geel (berk) en goudkleurig (kastanje). De bloemen zijn verdwenen en de kracht wordt opgespaard in de knolletjes of wortelstokken om in het voorjaar weer met alle kracht te ontspruiten. Het weer helpt een handje mee veel wind en regen om de stoffen in de aarde te spoelen en de verdorde takken en blaadjes van de bomen af te waaien. Een bezoekje aan Cronesteyn is zeker ondanks deze ontberingen de moeite waard. Op het houtsnipperpad vormen zich prachtige paddenstoelen. Er worden excursies georganiseerd om in groepsverband onder begeleiding op ontdekkingstocht te gaan. Vanuit het bezoekerscentrum is het vertrek, net als de zaden en bessen wandeling. Voor de vogels is er een keur aan zaden en bessen te verorberen zodat ze hun vetreserves op kunnen bouwen. De sleedoorn, meidoorn, vlier, lijsterbes, Gelderse roos, hulst, wilde liguster, prachtframboos met hun kleurenpracht met allerlei schakeringen van rood en paars trekken allerlei vogels aan die hier overwinteren of nog niet van plan zijn om te vertrekken. In het deel van het stadspark waar het beukenbos ligt met een voller bomendek in de zomer is er ook in de herfst genoeg te beleven. Zo kun je na een herfstbui in het bos de beginnende ontbinding van de gevallen blaadjes ruiken. Een beuk kan in de winter onder gunstige omstandigheden vrij lang zijn verdorde blad behouden. Langs de Vliet heb je een parkbos, het reigersbos waar je 50 tot 80 procent bomendek hebt. Vanwege de beschutting in de herfst kun je er heerlijk wandelen, en genieten van de geuren en kleuren. In de boomtoppen kun je de lege reigernesten zien. Als de boomvruchten rijp zijn, begint een nieuw avontuur. Het vruchtvlees rot weg. De zaden die er binnenin zitten, zakken in de grond. Kleine zaden blijven met modder aan de poten van vogels of insecten plakken. Ze verhuizen ze naar een ander plekje in de natuur. Lichte zaden worden met de wind meegenomen, of met het water meegevoerd ( zo verplaatst de lisdodde zich). Zaad moet tegen droogte en vorst bestand zijn.
64
Iedere zaadsoort heeft zijn eigen verplaatsingsmethode. Grote zaden, eikels en noten, een bosmuis of eekhoorn helpt ze. Gevleugelde zaden, esdoorn, linde , es. De wind weet er wel raad mee. Pluiszaden, paardenbloem, ze dwarrelen door de lucht. Springzaden, brem en judaspenning, springbalsemien, ze springen uit hun dop bij de minste aanraking. Kleefzaden van de klis, blijven aan de vacht van dieren of andere passanten hangen. De groenblijvende klimop, het is geen parasiet al zou je dat wel denken. Hij gebruikt de boom om zich aan omhoog te kringelen. Een boom kan wel onder het gewicht van de takken bezwijken. In de herfst zie je nu des te duidelijker hoe ze de bomen omarmen met hun bloeien toppen. Een van de weinigen die nog bloeit laat in de herfst. Klimop is een goede slaap- en schuilplaats voor allerlei vogels. Bloeiende klimop trekt vlinders en andere op nectar beluste insecten aan. De bessen worden 's winters tot in het voorjaar onder meer door merels, spreeuwen en houtduiven gegeten. Gezonde en krachtige bomen lijden niet onder klimopbegroeiing. In klimop nestelen graag vogels zoals de heggenmus, de merel, de winterkoning. In het klimopstruweel overwinteren sommige dagvlinders zoals de gehakkelde aurelia. De aantocht van de herfst is voor sommige vlinders het signaal om hun biezen te pakken. De atalanta en de distelvlinder zijn voorbeelden van trekvlinders die honderden kilometers zuidwaarts vliegen om uiteindelijk in Zuid-Europa of Noord-Afrika te overwinteren. Al komen ze onderweg ook nog diverse pleisterplaatsen tegen, toch moeten ze zo veel mogelijk energie opslaan voor ze aan zo’n immense reis beginnen. Daarom zijn herfstbloeiers die volop nectar leveren bij vlinders zo geliefd. Soorten als koninginnekruid, berenklauw en de vlinderstruik fungeren als tankstation, waar vlinders af- en aanfladderen. Daar kunnen ze zich nog eenmaal helemaal ‘volgooien’ voordat ze uiteindelijk afreizen naar warmer oorden. In Leiden wordt er volop feest gevierd op 3 oktober. In Cronesteyn kun je op zo’n dag je heerlijk terugtrekken in de rust van de natuur en meestal nog wel genieten van een heerlijk najaarszonnetje. Op 5 december begint het wintergevoel al echt tevoorschijn te komen met de korte dagen en lange nachten waarbij Cronesteyn met zijn bewoners en plantenleven zich voorbereid op de winter. Degenen die dat niet mee willen maken zijn inmiddels vertrokken naar warmere oorden.
65
66
Afsluiting
B
ij het maken van deze almanak hebben de vier auteurs uiteraard ook gebruik gemaakt van bronnen. We noemen internetsites als www.waarneming.nl en www.polderparkcronesteijn.nl. In voorkomende gevallen is dit vermeld in de tekst. De foto’s (niet de tabellen) in deze almanak zijn allemaal door de auteurs zelf gemaakt. In een paar gevallen betreft het foto’s van (soft pastel-) tekeningen. De bijhorende verklaring is opgenomen in de lijst van illustraties. Graag willen wij een paar mensen bedanken, die ons bijzonder behulpzaam zijn geweest. Ten eerste zijn dat de coaches die ons waren toegewezen als AT – team Cronesteyn: Marijke Burgel-Hollander, Maya de Veer en Jan Hendrik Labots. We sluiten niet uit dat het wijs was geweest als we vaker een beroep op hen hadden gedaan. De keren dat we op hen terug konden vallen waren in ieder geval zeer waardevol. Ten tweede zeggen we graag dank aan GertJan van Pelt en de Vogelwerkgroep Cronesteyn. Gert-Jan was zo vriendelijk ons bij te praten over vlinders, meer in het bijzonder de nachtvlinders. Wat de vogelwerkgroep betreft: op een koude avond midden in de winter maakten Kees Vertegaal en Henny Blom ruimte in hun agenda om ons een avondje te informeren over de avifauna van het polderpark. Wij hebben van hen, van elkaar en van de natuur in het polderpark heel veel geleerd. Het was leuk om dat in dit werkstuk bij elkaar te brengen. Hopelijk hebben anderen er ook nog wat aan!
67
68
Lijst van illustraties Blz. 1 2 4 5 6 7 10 12 13 15 16 18 20 21 22 24 27 30 31
69
Afbeelding Berk (tekening) Plattegrond Fietspad Het AT-team Blauwe reiger Muskuskaasjeskruid Kleine bereklauw Kasteel Cronesteyn Gemeente Zoeterwoude in 1867 Sloten in Cronesteyn Houtpanserjuffer Koninginnekruid Katjes zwarte els
Blz. 34 36 40 41 42 43 44 45 46
Afbeelding Gehakkelde aurelia Wolfspin Kleine vos Citroenvlinder Krasser Hazelaar Akkernoot of walnoot Wegedoorn Sporkehout of Vuilboom
47 49 51 53
Speerdistel Voorbeeld toekomstplan Bruggetje in het park Ekster Landgoedbosje Schapen in het polderpark
54 55 57 62 63 66 68
Container bij snipperpad Pendulezweefvliegen Lieveling Schubbige boschampignon Gewone oesterzwam Gewone zwavelkop Kluifjeszwam Lijsterbes Smienten Herfstbladeren Berk