Delft Nr.2 Integraal
juli 2014
jaargang
31
Membranen koken met atomen en moleculen
Plastic THEMA
Zegen of zorg
INTERVIEW: Jan van Kranendonk ‘Falen geeft inzicht’
Myanmar
Paradijs voor ingenieurs
NR2 juli 2014
Coverfoto: Mandy Barker fotografeert al jaren plastic afval uit oceanen. In haar serie ‘Soup’ combineert ze de troep die plastic veroorzaakt met esthetische aantrekkingskracht. Zo vraagt ze aandacht voor de plasticsoep. Barker won meerdere duurzaamheidsprijzen. mandy-barker.com
REDACTIONEEL
Frank Nuijens
Plastic
Gewapend met een raapstok struint TU-docent Angeniet Kam regelmatig de campus af (delta. tudelft.nl/28159). Op zoek naar plastic afval. Een filmpje van creperende jonge albatrossen met plastic dopjes in hun maag was haar motivatie. In wat wel ‘de eeuw van de plastics’ wordt genoemd, kunnen we ons een leven zonder dit materiaal niet meer voorstellen. De eerste mens die plastic fabriceerde was de Britse negentiende eeuwse uitvinder Alexander Parkes, en hij noemde het Parkesine. Het plastic gebaseerd op nitrocellulose werd in 1862 gepresenteerd op de International Exhibition in Londen en won een prijs. Al sinds de jaren dertig van de vorige eeuw houden Delftse ingenieurs zich bezig met de ontwikkeling van plastics, blijkt uit de archieven van de TU Delft Library.
Kort Delfts 04 De zaak
De explosie van het aantal toepassingen zorgt niet alleen voor veel gemak, maar ook voor een groeiende hoeveelheid plastic afval op vuilstortplaatsen en in de oceaan. Recyclen is een vruchtbare strategie om die afvalberg te verkleinen. Nederland recyclet ruim vijftig procent van plastic verpakkingen en is daarmee koploper in Europa. Maar omdat de vraag naar plastics niet snel zal afnemen, loont het om ze slimmer te produceren (bijvoorbeeld door bacteriën uit afvalwater) en gebruiken (door plastics te integreren met elektronica). In dit nummer van Delft Integraal verkennen we de toekomst van dit slimme materiaal.
Ale
19
Het Patent Stroomraam
28
Column Remco de boer 29 na delft
Richard Cobben, Fokker
27
Kuddegedrag bij crisis 30 Persoonlijk 32 Hora est 33
Frank Nuijens, hoofdredacteur
Alumni Nieuws 38 Krasse knarren Guus Berkhout
39
pagina 07
Colofon
Thema PLASTIC
foto: Sam rentmeester
2
Coverfoto Sam Rentmeester Redactie Frank Nuijens (hoofdredacteur), Dorine van Gorp, Katja Wijnands (eindredactie), Saskia Bonger, Tomas van Dijk, Sam Rentmeester (beeldredacteur), Connie van Uffelen, Jos Wassink Telefoon (015) 278 4848, e-mail
[email protected] Medewerkers aan dit nummer Auke Herrema, Desiree Hoving, Stephan Timmers, Robert Visscher, Jordan Esser Ontwerp Jelle Hoogendam Vormgeving Saskia de Been Druk Quantes Grafimedia Abonnementsadministratie
[email protected] Advertentie H&J Uitgevers, (010) 451 5510
3
20 Interview Jan van Kranendonk
‘Geen zombie start-up’
24 Metal oxide frameworks
Nieuwe bouwdoos voor chemici
34 Myanmar
20
Paradijs voor ingenieurs
34
24
4
NR2 juli 2014
Kinder spel Als ernstig ziek kind in het ziekenhuis liggen is al ingrijpend, laat staan als je noodgedwongen in quarantaine moet. IO’er Job Jansweijer ontwierp een spel waarmee deze kinderen toch met anderen kunnen spelen, de ‘KonneKt’. Het spel bestaat uit gekleurde plastic vormpjes die kinderen aan weerszijden van een ruit kunnen plakken. Hij won er een Design For Interaction-prijs mee. delta.tudelft.nl/27883
Foto: Januardy Djong
Foto: Sam Rentmeester
KORT DELFTS
FIETSPOMP Masterstudent Januardy Djong (TBM) heeft samen met Dimas Priawan (Universiteit Twente) de finale bereikt van de Shell Ideas360 competitie. Ze bedachten en ontwierpen de Unipump: een dubbele waterpomp die met een stel pedalen en een tandwiel wordt aangedreven. Aan kleinschalige irrigatie bestaat
grote behoefte, weten de Indonesische studenten. Met hun ontwerp zou één persoon het water tot 14 meter omhoog kunnen pompen terwijl een ander de plantjes water geeft. Ideas360 is een wereldwijde competitie voor originele ideeën op het gebied van energie, water en voedsel. delta.tudelft.nl/28205
Record zonnecel
5
Snelle fruitvlieg
Foto: THINKSTOCK
fruitvliegen aangevallen worden, reageren ze als gevechtsvliegtuigen: ze gooien hun lichaam in een snelle gekantelde bocht om de aanvaller te ontwijken. Dat blijkt uit onderzoek met hogesnelheidscamera’s van de University of Washington, dat onlangs in Science werd gepubliceerd en dat deels betaald werd door het Amerikaanse leger. Op de auteurslijst prijken twee Delftse namen: student Johan Melis en alumnus Florian Muijres. Fruitvliegen kunnen hun koers veranderen in minder dan een honderdste van een seconde. delta.tudelft.nl/28138
Stressdetector Dr. Iulia Lefter (EWI) ontwikkelde een uitbreiding voor bewakingscamera’s die niet alleen agressie en ongewenst gedrag herkent, maar ook stress omdat daar vaak agressie uit volgt. “We hebben een tussenniveau van begrip bereikt tussen pure waarneming en gedragsherkenning in”, zegt Lefter. Het systeem kan beelden van bepaalde bewakingscamera’s voorrang geven omdat daar iets lijkt te (gaan) gebeuren. delta.tudelft.nl/27975
Snotneus
Foto: Tomas van dijk
Promovendus Andrea Ingenito heeft bij Dimes alles uit de kast gehaald om met een dunne zonnecel zoveel mogelijk energie uit licht te halen. Hij haalde 99 procent van de theoretische limiet. De zonnecel was met 20 micrometer ongeveer tien keer dunner dan gebruikelijk. Om dan toch alle licht te vangen vergt bijzondere maatregelen. Zo is de voorzijde bedekt met scherpe punten die alle licht invangen (‘black silicon’). De achterzijde is voorzien van piramides met een reflecterende laag die voorkomen dat licht ontsnapt. delta.tudelft.nl/27909
Hoogleraar bioprocess engineering, prof.dr.ir. Luuk van der Wielen (TNW), wil met neuroloog Stuart Firestein van de Colombia University een kunstmatige neus maken om te onderzoeken hoe belangrijk neusslijm is voor onze reukzin. De TU’er, die zich normaal vooral richt op de farmaceutische- en petrochemische industrie, vindt het belangrijk om af en toe wat anders te doen. “Een tijd geleden onderzochten we de viscositeit van winegum. Daardoor heb ik uiteindelijk begrepen hoe de korreltjes in een gaschromatograaf zich gedragen.” delta.tudelft.nl/28215
NR2 juli 2014
Spaghettibrug
Wassen & CO2
Foto: Jos Wassink
Bij de stomerij worden kleren gewassen in het chemische oplosmiddel PER (perchloroethyleen). Milieuvriendelijk alternatief is vloeibaar CO2, maar door de hoge druk vereist dat zware machines. Daarnaast neemt CO2 niet makkelijk vlekken weg, en laat het vaak elders vuil achter. Promovenda dr. Stevia Sutanto versterkte de interactie van CO2 met het textiel en vergrootte daarmee de waskracht. Ook berekende ze dat wassen met CO2 goedkoper uit kan komen dan chemische reiniging met PER omdat er geen verwijderingkosten mee gemoeid zijn en er ook geen stoom bij nodig is. delta.tudelft.nl/28142
Bruggen bouwen van spaghetti is een serieuze zaak in Delft. De jaarlijkse door studievereniging Practische Studie (CiTG) georganiseerde spaghettibrugbouwwedstrijd leverde een spannend spektakel op. Het winnende studententeam bouwde een brug die 25,1 kilo kon houden, dat is 25,22 keer zijn eigen gewicht. Het bedrijf LievenseCSO won de professionele wedstrijd met een brug die maar liefst 149,79 keer zijn eigen gewicht kan dragen.
Foto: sam rentmeester
Retourtje Mars
Tien L&R-studenten bedachten voor hun bachelor eindopdracht hoe je naar Mars kunt vliegen en terug. Met hun plan, dat voorziet in de lancering van twee draagraketten met modules (een met brandstof en een met bemanning), die vervolgens buiten de dampring worden gekoppeld, doen ze mee aan de Inspiration Mars Design Contest. Op 9 augustus presenteren ze hun idee in het Nasa Johnson Space Center in Texas.
delta.tudelft.nl/28144
Teleportatie
Infographic: team Adrestia
6
Onderzoekers van het lab van prof.dr.ir. Ronald Hanson (Kavli instituut voor nanoscience, TNW) hebben informatie geteleporteerd tussen twee verstrengelde quantumbits die drie meter van elkaar gescheiden waren. Verstrengeling is een vreemd fenomeen in de quantum mechanica. Als twee deeltjes verstrengeld zijn, smelten hun identiteiten samen. Wat gebeurt met één deeltje heeft onmiddellijk gevolgen voor het andere. Hanson legt het uit in een filmpje: fastfacts.nl/en/content/ ronald-hanson-quantumteleportation. delta.tudelft.nl/28316
7
maken Kun je plastics maken uit andere grondstoffen dan olie? Ja, zegt Iulian Dugulan, namelijk uit biogas, met behulp van een old school chemische reactie (pagina 11). Of uit chocoladerepen, weet Jelmer Telmis (pagina 12).
gebruiken Een nieuwe polymeer, alginaat genoemd, vormt een waterdichte coating om beton te versterken (pagina 8). Ook de keiharde helmen van Protension zijn een mooie ontwikkeling in plasticland (pagina 12). En plastic onderdeeltjes in 3D printen scheelt een hoop tijd en geld bij het ontwikkelen van medische instrumenten, legt Paul Breedveld uit (pagina 13).
Foto: SaM RENTMEESTER
opruimen
Flux Furniture, een bedrijf van twee IO-alumni, maakt opvouwbaar meubilair van kunststof dat extreem dun op te vouwen is dankzij een aan de TU ontwikkelde opvouwtechniek.
Plastic is een plaag, vindt Boyan Slat die met drijvende schermen oceanen gaat verlossen van de plastic soep (pagina 10). Maar het is prima te recylcen, ontdekte Peter Rem die een magnetische scheider bedacht (pagina 14).
8
TEKST: JOS WASSINK Foto: SAM RENTMEESTER
NR2 juli 2014
Keiharde coating
Een polymeer bereid uit afvalwater verlengt de levensduur van beton. Ook lijkt het geschikt als beschermende coating voor offshore toepassingen. Dit ‘alginaat’ kan heel groot worden, verwacht chemicus professor Stephen Picken.
V
ernieuwing komt soms uit onverwachte hoek. “Het verhaal begon ongeveer een jaar geleden”, vertelt prof. dr. Stephen Picken (TNW). Een promovendus (Jure Zlopasa, CiTG) was op zoek naar een waterdichte coating. En omdat Picken bekend staat als de polymeer- en coatingexpert op de TU, kwam Zlopasa bij hem terecht. De jonge Kroaat vertelt op het Microlab, waar fundamenteel onderzoek wordt gedaan naar verbetering van beton, waar hij naar zocht: een polymeer met kleiplaatjes. Die
ontstaan als je een stukje klei ultrasoon oplost in water. De kleiplaatjes zijn schijfjes van een nanometer dik met een diameter tussen 100 en 500 nanometer. Bind die onzichtbaar kleine maar ondoordringbare schijfjes in een polymeer en je krijgt een nanocoating die goed van pas kan komen in de betonindustrie. Anders dan wel eens gedacht wordt, moet beton namelijk niet drogen, vooral niet eigenlijk, maar uitharden; een proces dat tot 28 dagen in beslag kan nemen. Voor dat uitharden is het van groot belang dat er voldoende wa-
ter in het betonmengsel (grind, zand, cement en water) aanwezig is. Naarmate de buitenkant van het beton uitdroogt, vormen zich scheurtjes in het oppervlak. Daardoor kunnen water en zout straks sneller en dieper doordringen tot de ijzeren wapening waarna de betonrot inzet. Op mooie zomerdagen zie je bij bouwplaatsen mensen met een flinke tuinslang vers gestort beton nat houden. Ook wordt er wel een waterafstotende laag op aangebracht, maar het resultaat is behalve milieuvervuilend vaak niet optimaal. Het is een van de vele kwes-
9
ties uit het STW betononderzoeksprogramma Integral Solutions for Sustainable Construction (IS2C). Als antwoord op te snelle uitdroging bedachten Zlopasa en zijn begeleider dr.ir. Eduard Koenders (CiTG) een polymeer met nanokleideeltjes. Waterdamp uit het beton zou zich dan met een lange omweg om die kleischijfjes heen een weg moeten banen. Eén vraag bleef nog open: welk polymeer is geschikt? Met die vraag klopte Zlopasa dus een jaar geleden bij Picken aan in het oude scheikundegebouw.
Hydrofiel
Vanwege de in water opgeloste nanodeeltjes moet het polymeer in elk geval op waterbasis (hydrofiel) zijn, wist Picken. “Ik herinnerde me vanuit het koken dat je natriumalginaat met calciumchloride kon mengen tot een gellaag”, vertelt hij. Alginaat is volgens Wikipedia een natuurlijk hydrofiel polymeer dat gewonnen wordt uit zeewier. Het hoofdbestanddeel alginezuur is, net als
Wat is plastic ‘Plastic’ is een soort generieke en licht geringschattende term voor kunststof. Een polyester jacht heet dan een plastic boot. Maar de term ‘plastic’ verwijst naar de term plastisch of vervormbaar. Dat is een eigenschap van wat chemici thermoplasten noemen: kunststoffen of polymeren die zacht
zetmeel, een polysaccharide. Snel hardend, goedkoop en niet-toxisch wordt het in de voedingsindustrie gebruikt als verdikkingsmiddel, door de tandarts om gebitsafdrukken te maken en op de eerste hulp als wondverband. Daar is nu dus een gebruik bijgekomen: als waterafdichtende laag op uithardend beton waardoor dat, volgens schatting van Koenders, minimaal twintig jaar langer meegaat. Picken verklaart de polymeervorming met de aanwezigheid van calcium in het cement. Doordat calcium tweewaardig is, linkt het twee alginezuurmoleculen aan elkaar waardoor zich een gesloten netwerk vormt dat de kleiplaatjes samenbindt tot een waterdichte laag. En dat gaat reuze snel. “Zodra het alginaat het verse betonoppervlak raakt, hardt het uit”, vertelt Zlopasa. Het waterdichte en onoplosbare laagje is slechts een tiende millimeter dik. Het wordt een stug maar buigzaam folie met een vaalgele kleur. De transparantie hangt af van de hoeveelheid kleideeltjes. “Het gehalte aan
worden door verwarming doordat de lange moleculen niet of licht vertakt zijn. Een plastic voorwerp kan warm gespoten of in een mal gedrukt worden en behoudt de vorm bij afkoeling. Het is eenvoudig te recyclen door het te smelten. Andere polymeren (moleculen bestaand uit een opeenvolging van identieke of gelijksoortige delen) vormen onder toevoeging van een harder of onder invloed van
ultraviolette straling een intens vertakt netwerk en verharden daarmee permanent. Niet alle polymeren smelten dus, maar plastics doen dat wel. Composieten tot slot zijn samengestelde materialen die bestaan uit sterke vezels of metaallaag ingebed in een polymeer. Een bekend voorbeeld daarvan is het vliegtuigmateriaal Glare dat is samengesteld uit een aantal zeer dunne laagjes aluminium, glasfiber en epoxy.
kleideeltjes kan wel tachtig procent bedragen.” Zo’n hoog gehalte aan keurig gerangschikte kleideeltjes leidt tot bijzondere eigenschappen. Kijk maar naar natuurlijk parelmoer: ondoordringbaar, sterk als beton en onbrandbaar.
Beschermende coating
Picken verwacht dat alginaat met nanoklei ook op (driewaardig) ijzer polymeriseert. Dat zou de basis kunnen zijn van een keiharde beschermende coating voor offshore constructies. Het valorisatiecentrum brengt verschillende toepassingen in kaart
Het waterdichte en onoplosbare laagje is slechts een tiende millimeter dik en patenteert delen ervan. Daaronder vallen onder meer het gebruik van alginaat in de optica (om gegoten lenzen te maken) en de papierindustrie (aliginaat uit eigen afval voor de behandeling van papieroppervlakte). Prettig is dat alginaat een eindproduct is van de veelgeprezen Nereda afvalwaterzuivering uit de koker van prof. dr.ir. Mark van Loosdrecht en RoyalHaskoningDHV. Aan het eind van de zuivering bestaan de bacteriekorrels voor 15 tot 20 procent uit alginaat. Zlopasa geeft een plastic flesje met zwarte vloeistof aan: alginaat uit rioolafvalwater. De herkomst is nog enigszins te ruiken, maar voor non-food toepassingen zal dat geen bezwaar zijn. Het kleialginaat is een nieuw, volkomen natuurlijk product met verbazende eigenschappen en een groeiende lijst aan mogelijke toepassingen. Hiermee kan letterlijk waarde uit afval gemaakt worden. “Als de TU het goed speelt, kan dit heel groot worden”, voorspelt Picken.
NR2 juni2014 juLi 2014
Grote schoonmaak Drijvende schermen van een meter diep en honderd kilo meter lang m oeten de oplossing zijn om drijvend plastic afval uit de oceanen te verwijderen. Oud TU-student Boyan Slat presenteerde op 3 juni New York zijn plannen hiervoor vanuit New. De installatie is verankerd aan de oceaanbodem en in een oceaanwervelstroom geplaatst waardoor het drijfafval zich ophoopt t egen het scherm en zich in een knik halverwege eenvoudig laat verwijderen. Slat heeft een jaar besteed aan het testen van de haalbaarheid en het oordeel van deskundigen is positief. Hij wil over drie tot vier jaar een prototype installeren en zoekt daarvoor geld met behulp van crowdfunding. theoceancleanup.com
Artist Impression van de Ocean-cleanup
10
11
Plastic uit biomassa Een oude chemische reactie – het Fisher Tropsch proces – moet het mogelijk maken in de toekomst plastic uit biomassa te produceren. Maar er is nog een lange weg te gaan. maar waar ze nanodeeltjes van sodium en sulfur aan toevoegden om het proces stabieler en efficiënter te maken. Op die manier kan meer b iogas omgezet worden
de chemische reactie. Het is het enige laboratorium in de wereld waar dit kan. “Het is belangrijk dat we naar de actieve werking van een katalysator kijken, omdat deze zich in een dynamisch evenwicht bevindt. Hij verandert als zijn omgeving verandert.” Dugulan publiceerde zijn bevindingen in 2012 met zijn Utrechtse collega’s in Science. Daarin meldden ze ook hun samenwerking met Shell, Dow Chemical en Johnson Matthey. Volgens Dugulan hebben deze industriële partners al grote fabrieken voor het Fisher Tropsch Proces. Of dit proces inderdaad de perfecte oplossing is voor de productie van zowel energie als plastics moet nog blijken. Hoewel Shell al koolwaterstoffen en brandstoffen maakt zonder olie, is dit proces nog niet gekoppeld aan het maken van olefinen. “We zijn nog in de beginfase”, relativeert Dugulan. ECN is al bezig om biomassa, afvalproducten uit de landbouw, te verbranden en er gas van te maken. Maar van dit synthetische gas kunnen we nog geen plastic maken. “Praktisch gezien is het nog een lange weg van biomassa naar bioplastics.” DH Foto: Sam Rentmeester
O
lefinen zijn de bouwstoffen voor plastic. Traditioneel worden ze gemaakt door olie te kraken. Om het proces te verduurzamen wordt al jaren geprobeerd om biomassa als grondstof te gebruiken. Tot nu toe lukt dat maar matig: de reactie is inefficiënt en levert veel ongewenste bijproducten op. Dr. Iulian Dugulan, onderzoeker bij de afdeling fundamentele aspecten van materialen en energie van het reactorinstituut (TNW), lukte het om een van de reactiestappen sterk te verbeteren. Hij bestudeert naar eigen zeggen het belangrijkste proces in het maken van olefinen: de katalyse. Om preciezer te zijn, bestudeert Dugulan het Fisher Tropsch proces. Dat is een bekende chemische reactie die al sinds de jaren twintig van de vorige eeuw gebruikt wordt om koolstofmonixide en waterstof om te zetten in vloeibare brandstof. Ofwel: olefinen, een soort koolwaterstoffen. Daarbij wordt traditioneel een katalysator op basis van ijzer gebruikt. De Universiteit Utrecht ontwikkelde een nieuwe katalysator, waar weliswaar nog steeds ijzer in zit,
Het is het enige laboratorium in de wereld waar dit kan in o lefinen. Bij het reactorinstituut bestudeert Dugulan de werking van deze nieuwe k atalysator tijdens
12
NR2 juLi 2014
Snoep wordt plastic Harde helm
Militairen beschermen hun hoofd met een helm tegen kogels en bomfragmenten. Het bedrijf Protension van de Delftse alumni Lucas van den Akker en Jack Wetzels wil de militairen zoveel mogelijk gewicht van de schouders halen met een gewikkelde composieten helm. Lichter én veiliger.
E
en ronddraaiende mal, 32 thermoplaste vezelgarens en een slimme manier van wikkelen. Op deze wijze maken de machines van Protension iedere tien minuten een helmschaal. De schaal is dan een paar centimeter dik, een pers brengt dat terug naar ongeveer zeven millimeter. Ondertussen vloeit een thermoplaste hars tussen de vezels door. Met, na koeling, een compacte en keiharde helm van één kilo als resultaat. De Delftse alumnus Lucas van den Akker richtte Protension na zijn afstuderen in 2007 op als technisch consultancy bedrijf. In 2009 voegde Jack Wetzels zich bij hem. Hij deed afstudeeronderzoek naar het wikkelen van carbon fietsvelgen. Dat mondde uit in een machinaal productieproces van superlichte v elgen, gemaakt uit continue koolstof-
vezels. Protension patenteerde deze ringwikkelmethode. De wielerindustrie maakt er sindsdien gebruik van. Sinds twee jaar richt het bedrijf zich ook op de ontwikkeling van gewikkelde militaire helmen. Het gebruikte materiaal is een echte plastic, een thermoplast. “Het is feitelijk hetzelfde materiaal als dat van een boterhamzakje”, v ertelt Wetzels. “Maar dan zover versterkt dat het de sterkste vezel ter wereld is geworden, vijftien keer sterker dan staal op basis van gewicht.” Defensie heeft de afgelopen twee jaar tweehonderd duizend euro geïnvesteerd in wat ‘de lichtste gevechtshelm ter wereld’ moet worden. “De helm moet perfect aansluiten bij de eisen van Defensie. Daarna hebben we het ontwerp, de productietechnologie en de supply chain klaar en kunnen we gaan leveren. Eerst in Nederland, daarna internationaal.” SB
Het crèmekleurige afvalwater van Marsen, Bounties en Twixen zit bomvol vetzuren en suikers. Een klein deel daarvan dient als voeding voor plastic producerende bacteriën. Die maken daar lange polyesters (polyhydroxyalkanoaten of PHA) van, wat voor de bacterie een soort lichaamsvet is en voor de mens een bruikbaar biopolymeer. Promovendus ir. Jelmer Tamis (biotechnologie, TNW) wist de hoeveelheid PHA uit afvalwater tot een nieuw record op te stuwen: 1 gram plastic uit 3 gram afval. Dat verlaagt de prijs van het spul tot ongeveer 1 euro per kilogram, wat goedkoper is dan polyethyleen. Prijs is een belangrijke factor voor het al dan niet gebruiken van het bioplastic door de industrie. De mobiele proefopstelling is het resultaat van veertien jaar onderzoek door de vakgroep milieubiotechnologie. Dit leidde eerder al tot de ontdekking van Plasticicumulans acidivorans. Deze superbacteriën mogen zich vijf uur lang aan het snoepafvalwater tegoed doen tot ze bijna uit elkaar ploffen. Daarna worden afgetapt en geoogst: ruim 70 procent van de gedroogde massa bestaat dan uit PHA bioplastic. In Nederland wordt aanvullend onderzoek verricht naar materiaaleigenschappen en toepassing van het bioplastic. Dat vindt in een STW programma plaats samen met de universiteiten van Wageningen en Eindhoven. In mei verhuisde de pilot plant naar een kartonfabriek in Groningen met veel vetzuren in het afvalwater. JW
Foto: Jos Wassink
Foto: Sam Rentmeester
13
Plastic printen Door onderdelen in plastic 3D te printen kunnen wetenschappers veel beter onderzoek doen naar nieuwe medische instrumenten. Ze printen piepkleine, complexe onderdelen eenvoudig, snel en goedkoop.
O Foto: Sam Rentmeester
p tafel ligt een stuurbaar en fl exibel medisch instrument voor sleutelgatoperaties, dat vanwege de greep met twee grote ogen lijkt op een schaar. Aan het uiteinde zitten echter geen scherpe snijvlakken maar een grijper, die in allerlei bochten te manoeuvreren is. De grijper is zo flexibel dankzij ingewikkelde vormen. “Zoals tandwielen met flapjes en kanalen die krom lopen. Dat zijn complexe ruimtelijke vormen om te maken”, zegt hoogleraar bioinspired technology Paul Breedveld (3mE). Hij ontwikkelt het medische instrument samen met promovendus Filip
Jelinek. “Het kan wel gemaakt worden met een machine, maar dat is erg lastig en duur. Daarom kwamen we op het idee om onderdelen in plastic 3D te printen.” Het bleek een schot in de roos. Voor zo’n honderd euro werden de onderdelen geprint. Een groot verschil met de duizenden euro’s die Breedveld kwijt was geweest als ze met een conventionele bewerkingsmachine waren gemaakt. “Wij bedenken ingewikkelde vormen en proberen ons voor te stellen hoe het werkt. Nu kunnen we die vormen goedkoop
printen om na te gaan of onze voorstelling klopt.” Het verandert de manier waarop Breedveld en collega’s ontwerpen. Hij wijst op het bekje van het instrument. “Bij de vijfde poging stond alles goed en werkte het instrument. Wanneer we vroeger iets met een conventionele bewerkingsmachine maakten, begonnen we vaak groot en maakten het daarna steeds kleiner. Bij 3D printen kunnen we alles meestal al direct vrij klein maken.” Om kleine prototypes te maken, werkt Breedveld samen met onder meer TNO. De instrumenten moeten ultradun zijn, wanneer ze door chirurgen worden gebruikt. TNO kan met hoogwaardig kunststof heel dun printen. “Helaas is het nog niet altijd helemaal robuust genoeg.” Hij laat een kleinere versie van het instrument zien dat op een schaar lijkt. “Ik liet deze onlangs van een meter hoogte op de vloerbedekking vallen. Er sprongen stukjes af. Sommige flapjes zijn maar 0,3 millimeter dik. We kijken er nu naar hoe we het robuuster kunnen printen. Binnenkort gaan we ook werken met keramiek, omdat we denken dat het wat steviger is dan kunststof.” Niet ieder onderdeel is geschikt om te printen, benadrukt Breedveld. De kabels en de kabelspanners zijn bijvoorbeeld van metaal. “Op die manier combineren we het beste van beide werelden. Zo’n zeventig procent printen we, de rest niet.” TvD
‘Nu kunnen we die vormen goedkoop uitprinten om na te gaan of onze voorstelling klopt’
14
NR2 juli 2014
Foto: Hans Stakelbeek
Rivieren van plastic
In het Delftse recyclelab bij Civiele Techniek en Geowetenschappen praat men niet graag van plastic afval. Wanneer de recycle-experts stukjes versnipperd plastic door hun magnetische dichtheidscheider halen, houden ze namelijk mooie hoopjes plastics over die prima weer als grondstof kunnen dienen, elk keurig gescheiden op basis van dichtheid. Prof.dr. Peter Rem is de geestelijk vader van deze machine die werkt met een magneti-
sche vloeistof met ijzeroxyde. De dichtheid van deze vloeistof varieert door toedoen van een magneet van hoog naar laag. Door deze gradiënt gaan plastics op verschillende hoogtes zweven al naar gelang hun eigen dichtheid. En dat maakt ze makkelijk van elkaar te scheiden. “In 2007 kregen we een EU-subsidie om deze technologie te ontwikkelen”, vertelt Rems collega dr.ir. Maarten Bakker. “Een Delfts spin-off bedrijf probeert de technologie sinds kort te vermarkten.” De onderzoekers willen nu akoestische sensoren ontwikkelen waarmee ze in de vloeistof kunnen kijken. “De vloeistofstromen zijn vrij ingewikkeld. Je wilt niet dat er turbulentie ontstaat want dan vermengen de deeltjes weer. Met behulp van een akoestische sensor kunnen we de machine beter afstellen.” In de geneeskunde wordt al veel met akoestiek gewerkt om in lichamen te kijken. “Die technologie is voor ons echter niet bruikbaar”, zegt Bakker. “De beelden die ze genereren, vergen teveel interpretatie door mensen. Als een dokter twijfelt over hetgeen hij ziet, dan stuurt hij de patiënt door naar de chirurg. Bij ons is er geen ruimte voor twijfel. Het apparaat moet exact weten wat voor plastic hij ziet, want alles moet geautomatiseerd worden.” RV delta.tudelft.nl/27286
Het begin van de plastic rage
W
elke rol speelt de TU Delft in het ontstaan van plastics? Informatiespecialist Jorden Esser zocht in de archieven van de TU Library. De moderne plastics-industrie begint met bakeliet, een uitvinding van de Belg Leo Baekeland. Hij deponeerde zijn patent in 1907. Het oudste tijdschrift in de TU Library op het gebied van plastics is Kunststoffe, gestart in 1911. Jammer genoeg zijn daarin geen
echt historische Delftse bijdragen te ontdekken. Volgens de afdeling chemical engineering (TNW), zijn de jaren dertig het begin van de ‘plastic age’. De eerste Delftse publicatie (1933) in de catalogus van de TU Delft Library is ‘Fabricage van bakeliet’ van A.R. Veldman. Deze onderzoeker schreef in 1937 de dissertatie ‘De constitutie en de fabricage der phenol-formaldehyd-harsen’. In januari 1944 vond een symposium over kunststoffen plaats. Via Web of Science komt pas
in 1977 voor het eerst een artikel van de TU Delft boven drijven waarin de term plastics wordt genoemd: ‘Injection moulding of plastics: Some ideas about the relationship between mould filling and birefringence’ van H. Janeschitzkriegl. JE Zie voor de genoemde publicaties delftintegraal.tudelft.nl
15
Foto: Sam Rentmeester
Multifunctionele materialen Constructies moeten alsmaar lichter en sterker. Dat kan volgens prof. Theo Dingemans (L&R) inmiddels bijna alleen nog maar met multifunctionele materialen. Met bijvoorbeeld plastics die als composiet en als zonnecel tegelijk fungeren. Op zijn bureau bij de sectie novel aerospace materials heeft Dingemans een stukje koolstofcomposiet liggen. “Het is een heel mooi materiaal”, zegt de hoogleraar. “Maar net als zoveel materialen uit de luchtvaart- en ruimtevaartindustrie zit de dichtheid ervan ergens tussen de 1 en 1,5 gram.” De rek lijkt er een beetje uit, wil hij maar zeggen. “We proberen nu de grenzen te verleggen door een extra functie in materialen in te bouwen.” Als voorbeeld noemt Dingemans plastics die als zonnecellen coating tegelijk fungeren. De bedoeling is om van deze plastics stickers te maken die je overal op kunt plakken. Dr. Johan Bijleveld is een van de onderzoekers binnen zijn groep die daar aan werkt. “Je moet een halfgeleidende polymeer hebben.” Op zijn laptop toont hier een grafische weergave van, een polyazomethine. Het is een aaneenschakeling van benzeen- en thiofeenringen. Een vreemde eend in de bijt is de X die her en der zit ingebouwd. “X is een zijgroep die van alles kan zijn”, zegt Bijleveld. “Een stikstofatoom bijvoorbeeld, of een hele nitro- of methoxygroep. Sommige van die groepen trekken elektronen aan, andere stoten ze af. Door met X te spelen kun je de elektronendichtheid in de keten variëren, en daarmee de efficiëntie waarmee het molecuul zonlicht omzet in elektriciteit. De silicium zonnepanelen die mensen nu op hun dak hebben liggen, halen een efficiency van vijftien procent. Wij komen momenteel nog niet verder dan
twee procent. We moeten de efficiency dus nog verhogen.” Wereldwijd hebben veel groepen zich op deze technologie gestort. “Sommige onderzoekers halen een rendement van meer dan tien procent”, zegt Bijleveld. “Maar hun polymeren zijn duur en heel moeilijk te maken. Ons polymeer, en dus onze zonnecel, kan binnen een week klaar zijn. Je hoeft er hooguit drie chemische stappen voor te doorlopen.”
Thermo-elektrische eigenschappen
Een andere veelbelovend materiaal is de composiet van plastic en koolstof-nanobuisjes waar Bijlevelds collega, dr.ir. Maruti Hegde, aan werkt. Door toevoeging van koolstof nanobuisjes gaat de plastic zich semikristallijn gedragen. Dat maakt dat het materiaal extreem stijf is, goed tegen hoge temperaturen kan en heel interessante thermo-elektrische eigenschappen heeft. “Als je een uitlaatpijp met dit materiaal coat, dan kun het temperatuurverschil van een paar honderd graden Celsius tussen de ene kant van de uitlaatpijp en de andere gebruiken om elektriciteit op te wekken”, legt Hegde uit terwijl hij met een stukje flinterdun zwart plastic folie wappert. “Wat het materieel ook interessant maakt”, vervolgt de onderzoeker, “is het feit dat je het kan gebruiken om gassen te scheiden. Je kunt er bijvoorbeeld koolstofdioxide mee uit aardgas te filteren. Geloof me, van dit materiaal ga je nog veel horen.” JW
NR2 juli 2014
Zelfherstellend plastic Polymeren die vanzelf weer herstellen nadat een scheurtje is ontstaan. Daaraan werkt Sybrand van de Zwaag (L&R). Met collega’s ontwikkelt hij self-healing plastic, dat bijvoorbeeld krassen in autolak moet kunnen herstellen.
Wie met een vinger door haargel gaat, ziet een opening ontstaan in de smurrie. Daarna wordt het weer een geheel. Op ongeveer dezelfde manier moeten zelfherstellende polymeren gaan werken. Onderzoekers in Delft ontwikkelen een methode om polymeren op moleculair niveau te beïnvloeden. “Stel dat een scheur ontstaat, dan gaat deze weer dicht doordat beide helften samengaan na een klein beetje druk of een wat hogere temperatuur. Dit gebeurt dankzij reversibele moleculaire bindingen. Als de bindingen weer gevormd zijn, heeft het materiaal weer dezelfde condities als voorheen”, zegt Sybrand van der Zwaag, hoogleraar aan de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, directeur van het Dutch Polymer Institute en het Delft Centre for Materials. Een mogelijke toepassing ligt in de auto-industrie. Bijvoorbeeld wanneer een coating van het zelfherstellende materiaal op een wagen is aangebracht. Nadat kras- of scheurvorming optreedt, moet het tot vijftig of zestig graden worden verwarmd. Dat kan door een föhn te gebruiken of een klein, elektronisch verwarmingsmechanisme in te bouwen. “Maar autolak wordt bij blootstelling aan voldoende zonlicht van zichzelf ook al zo warm. De coating smelt niet, maar de scheur sluit zich wel.”
De onderzoekers werken er vooral aan om een materiaal te maken dat de juiste mechanische eigenschappen heeft. “Het moet niet alleen herstellen en op dat moment gelachtig zijn. Want daar kun je in wezen niet mee bouwen. Dus moet het tegelijkertijd ook stijf en stevig zijn.” Van der Zwaag laat een filmpje zien van een promovenda en een gescheurd stuk polymeer. Ze drukt de twee helften samen en binnen een minuut wordt het weer een geheel. Daarna probeert ze het uit elkaar te trekken, maar dat lukt niet. Het is een mijlpaal in het onderzoek naar zelfherstellende polymeren. De methode kan een scheur meerdere keren herstellen op dezelfde plek. “Maar we zijn er nog niet. We maken nu zelfherstellende polymeren op kleine schaal. We willen ze ook op grotere schaal produceren en de stukken bovendien veel groter maken.” Het Delftse onderzoek is onderdeel van een landelijk programma waarin ook gewerkt wordt aan self-healing beton, metalen en composieten. RV
‘Het polymeer moet niet alleen zelfherstellend zijn maar ook stijf en stevig’
Studium Generale
Studium Generale besteedde een aantal jaren geleden aandacht aan plastics in zijn Materialenreeks (een meerjarige reeks die indertijd werd georganiseerd door program-
youtube.com, new self-healing polyimide from NovAM
mamaker Marion Vredeling). Hier kwamen diverse (historische) aspecten van kunststofmaterialen aan de orde en er werden innovaties behandeld die naar verwachting grote
invloed zouden krijgen op het dagelijks leven. Er waren lezingen, exposities, workshops en excursies. Meer informatie op http://bit.ly/1pOHiHh. In juli en augustus is in de hal
van TU Delft Library een filmstream te zien over plastics (samengesteld door M. den Breejen en M. Vredeling). Meer informatie: Marion Vredeling,
[email protected]
Foto: Sam Rentmeester
16
17
2030 olymeren mag je gerust plastic noemen, maar ik kijk liever naar materiaalsystemen. Functionele polymeren zijn slimme materialen die in staat zijn interacties met hun omgeving en met mensen aan te gaan. Er zijn drie types. Door de materiaalstructuur op atomaire schaal beïnvloeden, is het bijvoorbeeld bio-afbreekbaar te maken. Daar is tot nu toe veel aan gewerkt door zetmeel in te bouwen, wat afbreekt onder invloed van vocht en warmte. Daarnaast kun je plastics op moleculaire schaal functioneel maken door bijvoorbeeld piëzokristallen toe te voegen, waardoor er een stroompje doorheen kan lopen. De derde mogelijkheid ten slotte is een materiaal op microschaal te ontwerpen door textuur op het oppervlak aan te brengen. Zo kun je met microhaartjes een product waterafstotend maken, het lotuseffect noemen we dat. Dit soort dingen is nu alleen nog maar mogelijk in het lab, maar ik denk dat het in de toekomst heel makkelijk zal worden om veel grotere oppervlaktes te vervaardigen. Een andere veelbelovende productiemethode is 3D printen. Het voordeel daarvan is dat je meer controle hebt over het materiaal. Plastics zetten altijd veel meer uit dan metalen of keramiek. Met 3D printen kun je die uitzettingscoëfficiënt heel precies bepalen. Ook kun je hiermee materialen produceren waarin meer-
dere functionaliteiten geïntegreerd zijn. Zoals doorzichtig plastic met lichtbanen erin, waarvan de lichtintensiteit verandert als je het aanraakt. Ik denk dat die integratie van materialen met elektronica het belangrijkste onderzoeksveld voor de toekomst wordt. Ik zie voor me dat er allerlei producten komen - op je lichaam, in kleding, in je auto of in je kamer - die voortdurend allerlei dingen meten en in contact met elkaar staan: het internet of things. Denk aan kleding die actief koelt in een warme omgeving, gebouwen die met een slimme coating op de ramen selectief zonlicht kunnen toelaten en een afstandsbediening die van kleur verandert als hij opgeladen moet worden. Bij onze afdeling zijn we bezig om hier een toekomstvisie over te ontwikkelen. Een uitdaging daarbij is om het energieprobleem van elektronica op te lossen, want het is heel onhandig om steeds batterijen te moeten vervangen. Met energy harvesting kun je bijvoorbeeld de energie van elke stap die je zet in je schoenzool opslaan en daarmee een accu opladen. Daarnaast zal de elektronica zelf nog flexibeler moeten worden. Als je rekbare chipjes wil, die naast elkaar in een stuk rubber zitten,
dan moeten die elektrische verbindingen niet breken. Ik ben ervan overtuigd dat ook daar slimme trucs voor komen.” DH
FOTO: Sam Rentmeester
“P
Over twintig jaar is functioneel polymer het slimste materiaal dat er bestaat, zegt dr. Kaspar Janssen ( Industrieel Ontwerpen).
Het Alumni Event bracht op 6 juni zo’n 350 alumni naar de TU Delft om bijgepraat te worden over de laatste ontwikkelingen en onderzoeken en om te netwerken met mede-alumni. Thema van de dag was ‘universiteit van de toekomst’. Vice-voorzitter van het college van bestuur Anka Mulder opende het Alumni Event officieel en sprak daarna over de vooraanstaande rol die de TU Delft heeft op het gebied van online education. De Canadese mooc-expert George Siemens had het aansluitend over de toekomst van online onderwijs wereldwijd. Gastheer Bas Haring werd geassisteerd door Robotje Nao, zij kondigden alle sprekers aan en stelden af en toe kritische vragen. Dreamteam Prêt-à-loger toonde zijn concept ‘a house
with a skin’ - de inzending voor de Solar Decathlon met een persoonlijk filmpje. Het ouderlijk huis van een van de groepsleden is de inspiratie voor hun renovatieproject. Ze willen de oude sfeer behouden, maar tegelijkertijd het leefklimaat in huis verbeteren. Betonprofessor Dick Hordijk liet zien dat beton misschien ‘no-tech’ lijkt, maar dat op dit vakgebied hoogwaardig technologische ontwikkelingen plaatsvinden. Ewoud de Kok sloot hierop aan met een enthousiast verhaal over zijn
Adrian van Hooydonk.
(teams) start-up FeedbackFruits, gevolgd door alumnus Adrian van Hooydonk, senior vice president BMW group design. Van Hooydonk vertelde over zijn studie, tekenen als communicatiemiddel en de laatste BMW ontwerpen. Zijn nieuwste ontwerp – de BMW i8 waarmee hij op het event geruisloos aan kwam rijden – trok veel bekijks. Zijn komst bleek niet voor niets, want hij werd deze dag verkozen tot Alumnus van het Jaar 2014. Het Universiteitsfonds onthulde zijn
prijs: hij is de eerste alumnus met een plekje op de ’Alumni Walk of Fame’ in het Mekelpark. Collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg sloot af met een presentatie over de stijgende lijn van de TU Delft in meerdere opzichten: aantallen studenten, onderzoeksbudgetten en de campus. Aansluitend was er een borrel en diner, de DIG-it! Xperience en een campustour, met bezoeken aan bijvoorbeeld de Library, de dode kamer, maar ook de stoelencollectie bij Bouwkunde.
Alumnus van het jaar.
Dick Hordijk en Bas Haring.
George Siemens.
Walk of Fame.
DIG-it! Xperience.
19
DE ZAAK Wat is het ergste dat mij kan gebeuren? Met die gedachte in zijn achterhoofd trok Jan-Jaap Koppert in januari 1996 de stoute schoenen aan en begon zijn bedrijf Advanced Lightweight Engineering. Achttien jaar later heeft zijn ‘tent’ een geschatte waarde van vijftig miljoen euro en zit Koppert vol verhalen en anekdotes. rieur komen. We hebben composieten vloeren en wanden gemaakt. Daarmee kon het jacht de gewenste snelheid halen.” Een deel van ALE is een ingenieursbureau gespecialiseerd in composieten. Koppert en zijn twintig medewerkers werken bijvoorbeeld voor vliegtuig-
FOTO: Sam Rentmeester
V
raag Jan-Jaap Koppert te vertellen over de totstandkoming en ontwikkeling van zijn bedrijf Advanced Lightweight Engineering (ALE) en je kunt achteroverleunen. Van de jaren op de materialenafdeling van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, zit hij zo op de slechte arbeidsmarkt waar hij als net-afgestudeerde op terecht kwam midden jaren negentig. Niet op zijn plaats bij een organisatieadviesbureau, vroeg hij zich af of hij dan toch zijn eigen bedrijf moest beginnen, in de composieten natuurlijk. “Ik had geen hypotheek, geen kinderen. Ik dacht: wat is het ergste dat mij kan gebeuren? En dus deed ik het.” Koppert schreef een ‘bedrijfsplannetje’ en ging op zoek naar geld. Bij banken kreeg hij nul op het rekest, maar hij kreeg veertigduizend euro los bij mensen die hem begrepen, ondernemers. Deze zes mannen coachten hem en leenden hem hun netwerken. Koppert gaf zichzelf een jaar. “Daarna zou ik keihard de balans opmaken.” Koppert was net begonnen, toen hij werd gevraagd om naar een scheepswerf te komen. Daar was een luxueus jacht van vijftig meter lang in aanbouw. “De opdrachtgever wilde er negentig kilometer per uur mee kunnen varen, ongekend hard. De romp was al klaar, helemaal van staal. Het lagere gewicht, moest uit het inte-
bouwer Airbus aan een manier om onzichtbare schade aan composieten rompen virtueel zichtbaar te maken. ALE maakte ook auto-onderdelen en een antenne voor op een satelliet. Met dat soort werk verdiende het bedrijf al vanaf het begin geld. Daarmee kan hij zijn passie financieren: het maken van composieten gewikkelde drukvaten. Die wegen veel minder dan stalen vaten, waardoor bijvoorbeeld auto’s op lpg minder
gewicht hoeven mee te slepen en dus zuiniger rijden. De grootste afzetmarkt die Koppert nu voor ogen heeft, is echter die van de landen waar mensen koken op gas uit vaten. “Stalen vaten zijn zwaar, gaan roesten, vergen veel onderhoud en kunnen ontploffen. Wij halen tachtig procent van het gewicht eruit met onze veel veiligere flexibele vaten. Die wikkelen we in twee minuten met onze zelf-ontwikkelde machines.” Maleisië is het eerste land waar ALE een licentie heeft verkocht. Het Delftse bedrijf vervoerde de wikkelmachines over zee naar Kuala Lumpur. Landen als Brazilië en Rusland moeten snel volgen, als het aan Koppert ligt. En dan is eindelijk het moment aangebroken waar hij bijna twintig jaar naartoe heeft gewerkt: “Ons ingenieursbureau is eigenlijk een gewone urenfabriek. We verdienen alleen als we werken. Nu gaan we ook geld verdienen als we slapen.” SB
Naam: Studie: Bedrijf: Opgericht in: Verkoopt:
Jan-Jaap Koppert luchtvaart- en ruimtevaarttechniek Advanced Lightweight Engineering 1996 composieten drukvaten en kennis van materialen Missie: drukvaten veiliger en lichter maken Over vijf jaar: zijn ALE composieten drukvaten te koop in vele landen
20
NR.2 Juni 2014
‘Onze start-up had nooit kunnen slagen’
21
TU-alumnus Jan van Kranendonk en zijn zakenpartner Thomas de Leeuw stopten in 2013 met hun start-up Sunuru. De reden: klanten zaten niet te wachten op hun ingenieuze zonneproject. Tijdens het uit Silicon Valley overgewaaide evenement Failcon in Amsterdam vertelde Van Kranendonk over zijn falen. “Een eigen bedrijf staat goed op je cv.” tekst saskia bonger foto sam rentmeester
Waarom wilde je op Failcon spreken over je eigen falen?
“Failcon is best groot in Silicon Valley. Ze gaan daar bewuster om met wat voor bedrijf een start-up eigenlijk is. Zoals Jasper van Kuijk (universitair docent aan de TU en cabaretier, red.) eens zei: ‘innovatie is een modewoord voor iets dat vaak mislukt’. In Nederland zijn we ons nog niet voldoende bewust dat falen erbij hoort. Je wilt het natuurlijk liever niet, maar ik vind het een fijne notie dat er leven is na de dood. Ik heb nog nooit zoveel banen aangeboden gekregen als in de twee weken nadat we de stekker uit Sunuru hadden getrokken. Een eigen bedrijf staat goed op je cv. Bovendien heb ik door te falen heel veel inzicht gekregen in hoe een start-up werkt.”
Wat ging er mis?
“Wij hebben als echte ingenieurs – we zijn allebei werktuigbouwkundige – een product ontworpen met knetterveel innovatie erin. Dat hebben we in een half jaar tijd voor honderdduizend euro ontwikkeld. Ons product zag er aansprekend uit, was raar innovatief. Doordat we weinig materiaal hadden gebruikt, zaten we laag in de kosten. Als engineer denk je: dit product is het helemaal, we gooien het op de markt en klaar. Subsidieverstrekkers en investeerders in Neder-
land waren enthousiast, wijzelf natuurlijk ook. We wilden een schaalbaar product, iets dat heel groot kon worden. Na dat half jaar gingen we dus naar Californië, één van de grootste markten voor zonne-energie. Trots presenteerden we ons product aan potentiële klanten. Zij zeiden: ‘ja doei’. Pas toen beseften we dat klanten niet alleen naar kosten kijken, maar ook naar risico. En dat vonden ze te groot. Om het risico te ver-
‘Zo veel mensen ploeteren te lang door. Maar dat kost veel energie, emotie en overheidssubsidies’ lagen, hebben we allerlei innovaties uit ons product gesloopt. Maar daardoor gingen de kosten omhoog. En dat in een markt waarin zonnecellen snel in prijs daalden. We ontdekten dat we niet kostencompetitief konden zijn.”
Deed dat geen pijn?
“Jazeker. Een andere spreker op Failcon zei: ‘falen is een gradueel traject waarin je langzaam beseft dat het een slecht idee is’. Wij hebben de
>>
22
CV Jan van Kranendonk studeerde tussen 2002 en 2011 aan de TU. Haalde hij eerst de propedeuse van werktuigbouwkunde (3mE), daarna maakte hij een overstap naar industrieel ontwerpen. Die bachelor rondde hij niet af. Wel startte hij twee bedrijven. In 2007 keerde Van Kranendonk terug naar 3mE, waar hij in december 2011 zijn master werktuigbouwkunde magna cum laude afsloot. In diezelfde maand richtten hij en Thomas de Leeuw hun bedrijf Sunuru op. Nu zoeken de twee onder de naam VKI BV binnen de industrie naar mogelijkheden voor ondernemen. Zo infiltreerden ze in oliebedrijf Argos, wat volgens Van Kranendonk al snel leidde tot een goed plan voor een nieuwe onderneming. Wat dat is, wil hij nog niet zeggen.
NR2 juli 2014
stekker eruit getrokken na anderhalf jaar hard werken en driehonderdduizend euro investeringen. Ik had het vooral zwaar in de twee maanden vóór die beslissing. Diep van binnen weet je dat het niet goed zit, maar uit angst ontken je het. Je wordt moe, chagrijnig, ziek. Toen zijn we bij elkaar gaan zitten en kwamen we beiden tot dezelfde conclusie. Daarna werd het ineens haarscherp dat het nooit had kunnen slagen. Ik ben blij dat we daar vrij snel achter zijn gekomen. We wilden geen zombiestart-up worden. Zoveel mensen ploeteren te lang door. Maar dat kost veel energie, emotie en overheidssubsidies. Wij hadden nog jaren op subsidies voort gekund in een Nederlandse designniche, maar dat had niks met een schaalbaar product te maken. We hebben een faillissement en een burn-out kunnen voorkomen. If you fail, fail fast.”
Welke tips heb je nog meer voor TU-ingenieurs die willen ondernemen?
“Volg het launchlab van YesDelft. Daar hoor je alles over ondernemerschap. Je leert concreet volgens welke methodes je moet werken om succesvol te zijn. Wij zijn pas aan klantontwikkeling gaan doen, nadat we ons product klaar hadden. In de Verenigde Staten kwamen we e rachter dat het voor de klant om heel a ndere dingen draaide als voor ons, dat zij risico’s moesten inschatten bijvoorbeeld. Je kunt wel heel hard een product ontwikkelen, maar als dat het verkeerde product is, dan is het w eggegooide energie. Het product ontwerpen is maar twintig procent van het werk dat je als ondernemer moet doen. Ik zie ondernemen als w etenschap. Je hebt een h ypothese. Is die negatief, dan benoem je dat: op dit product zit niemand te wachten. Veel studenten willen de zoveelste 3D-printer, drone of app bouwen en verkopen. Daarmee kun je meedoen aan het l aunchlab, maar zie die gadgets niet als je einddoel. Kijk wat er nodig is in de industrie en doe daar iets mee. Daar liggen pareltjes voor ondernemende ingenieurs.”
Hoe vinden ze die pareltjes?
“Samen met mijn partner ben ik bij bedrijven gaan kijken. Zoals bij Nova Terminals, het vroegere Argos. We zijn gaan rondlopen om te zien waar ze behoefte aan hebben. We zijn nu een product aan het ontwikkelen en een nieuw bedrijf, maar dat is nog onder de radar.”
Staat een gefaald bedrijf goed op je cv?
“Het verbaasde me in eerste instantie een beetje dat Nova Terminals het goed vond dat we kwamen en daar geld voor over had. Maar een
23
start-up staat goed op je cv. Het laat zien dat je ondernemend bent. Wij kunnen goed uitleggen waarom die van ons het niet heeft gered. Dat heeft tot een andere werkwijze geleid. Geen technology push, maar market pull. Dat eerste is een groot risico, hebben we met Sunuru gemerkt. Bij de tweede strategie kun je je innovatie snel valideren, bijna als wetenschappelijk experiment. Bedrijven hebben daar geld voor over, want zelf hebben ze er de tijd of de f risse blik niet voor. ”
Heb je nooit gedacht: ik neem een vaste baan?
“Dat is niks voor mij, het ligt niet in mijn aard. Ik ben nieuwsgierig, eigenwijs en zit graag buiten mijn comfortzone. Ondernemen doe ik niet voor het geld. Ik denk dat dat voor de meeste ondernemers geldt. Je wilt zoveel mogelijk impact hebben en dan kun je hard op je gezicht gaan. Dat is geen vrolijke boel, maar als je weet dat dat erbij hoort, dan durf je eerder te beslissen om de stekker eruit te trekken. Als we in Nederland zo ver kunnen komen dat we falen accepteren, dan kunnen we veel harder innoveren. Een faillissement wordt in de VS gezien als succesfactor, ook door geldschieters. Mensen die al failliet zijn gegaan, lopen immers een veel kleinere kans om weer failliet te gaan. Toen we niet meer verder wilden met Sunuru, gingen we met een rood hoofd naar een belangrijke subsidiegever. Hij zei: ‘gefeliciteerd, nu zijn jullie ervaren.” delta.tudelft.nl/27930 Faillissementen YesDelft Onder begeleiding van YesDelft zijn de afgelopen jaren 139 bedrijven opgericht. Daarvan zijn er volgens de cijfers van de Delftse broedplaats zelf vijf failliet gegaan. Zeventien andere bedrijven hebben de stekker er eerder uitgetrokken. Daaronder ook Sunuru.
INGEZONDEN BRIEF
‘Techneut’ In de tijd dat ik afstudeerde, in de zestiger jaren, stond de ingenieur in hoog aanzien. Daarna is een tijd gekomen waarin dat aanzien systematisch werd afgebroken. Juristen, economen, sociologen vonden dat die technici alsmaar dingetjes maakten, en dat daar leiding nodig was, en dat zij dus moesten bepalen wat er door de ingenieurs gemaakt moest worden. Helaas waren en zijn maar weinig Tweede Kamerleden ook ingenieur. Met lede ogen zag ik aan hoe de techniek niet meer op haar waarde werd geschat, en om de technici van hun aanzien te beroven werd de naam techneut bedacht. Het werd de tijd van de managers, die niet op de hoogte hoefden te zijn van de techniek, maar er wel over beslisten. De gevolgen bleven niet uit. Prachtige laboratoria werden opgeheven, de belangstelling voor de technische studie taande, de innovatie leed schade. Toen uiteindelijk bleek dat innovatie een heel belangrijke pijler is van onze welvaart werden er staatscommissies benoemd om de innovatie te bevorderen. Men begreep lange tijd niet dat innovatie juist is verbonden met een goede ingenieursopleiding, en voldoende ingenieurs, niet gestuurd door juristen, sociologen, economen enzovoorts. Het lijkt erop dat er nu een kentering in de waardering van de techniek aankomt. De bijdrage van prof. Han Vrijling, in Delft Integraal 2013.3, laat evenwel zien dat nog steeds de deskundigheid van ingenieurs op hun eigen vakgebied niet wordt erkend en op waarde geschat. Wanneer zal hier de wal het schip keren? In hetzelfde blad staat een artikel genaamd Muurvaste Protheses, van Saskia Bonger. Een mooi verhaal over innovatie, hier niet gestuurd door managers met een juridische of economische opleiding, ook niet door sociologen. Maar wat mij erg tegenvalt en waar ik mij toch wel onprettig onder voel, is dat het artikel opent met “Delftse techneuten en Leidse artsen”. Waarom worden wij ingenieurs hier techneuten genoemd, ik stel geen enkele prijs op die titel, en stel voor dat, in ieder geval in het blad Delft Integraal, dat woord uitgebannen wordt. Dr. ir. C. Spaans
24
NR2 juli 2014
Nieuwe bouwdoos voor chemici De TU leidt een Europees onderzoeksprogramma van tien miljoen euro naar de afvang van CO2. Het zou de eerste grootschalige toepassing kunnen worden van een nieuwe klasse poreuze materialen. tekst jos wassink foto’s SAm rentmeester
25
H
et prestigieuze onderzoeksproject M4CO2 ging begin februari van start in het ChemE katalyselab van prof.dr. Freek Kapteijn en prof. dr. Jorge Gascon (Technische Natuurwetenschappen). Er zijn zestien Europese partners bij betrokken en het project maakt deel uit van het Europese zevende-kaderprogramma. Over vier jaar moeten er membranen zijn ontwikkeld die selectief CO2 doorlaten. Daarmee moet het mogelijk zijn om CO2 uit rookgassen te verwijderen, zoals de Europese Unie (EU) graag wil. Dat zou namelijk een stuk goedkoper moeten uitpakken dan de huidige methode met vloeistoffen (amines) die bij lage temperatuur CO2 binden en die bij hoge temperatuur weer loslaten. Dat gejojo met temperatuur kost veel energie en dus geld. Volgens een recent rapport van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) kost CO2-afvang tussen de dertig en negentig euro per ton, afhankelijk van de soort centrale. De EU mikt op een continu proces met een streefprijs van vijftien euro per ton. De prijs van CO2-afvang bepaalt of de techniek gebruikt wordt of dat het broeikasgas in de atmosfeer geloosd wordt. Afvang en opslag van CO2 kost volgens recente schattingen minimaal 45 euro per ton. Emissierechten op de Europese emissiebeurs EEX staan op nog geen zes euro per ton CO2. Wat zou u doen? ‘Vermindering van CO2-uitstoot van grote bronnen zoals kolencentrales en andere energie-intensieve industrieën zou een bijdrage kunnen leveren aan het gevecht tegen klimaatverandering’, stelt onderzoekspartner Dechema in een persbericht. Maar dan moet de afvang wel zo goedkoop zijn dat industrieën het zullen toepassen.
En dat is de gedachte achter het onderzoeksprogramma M4CO2: mixed matrix membranes based on metal-organic frameworks (MOFs) and polymers for continuous CO2 separation. “Tot nu toe had men de hoop gevestigd op membranen van polymeer of zeolieten”, vertelt dr. Jorge Gascon, universitair hoofddocent bij de katalyse vakgroep van Kapteijn. Maar elk van die membranen had zijn tekortkomingen. De membranen van polymeren waren niet doorlatend genoeg voor de grote hoeveelheid gas die er doorheen moest stromen.
‘Voor een chemicus betekent ruimte in een molecuul hetzelfde als een groot huis voor een interieurontwerper’ En de zeolietmembranen waren te bros. “De nieuwe benadering gaat uit van een polymeer met ingebouwde CO2-filters”, aldus Gascon. “Daarmee combineer je de eenvoudige productie van een polymeer met de selectiviteit van poreus materiaal. MOFs zijn daar heel goed in.”
Meccanodoos
MOFs. Voluit heten ze ‘metal oxide frameworks’ en het is de nieuwe bouwdoos voor chemici. De meest in het oog springende eigenschap is dat ze enorm hol zijn. “Eén gram materiaal heeft een interne oppervlakte van een voetbalveld”, zegt Gascon. Leken kunnen zich dat moeilijk voorstellen, maar chemici raakten daar in de jaren negentig behoorlijk opgewonden van. “Voor een chemicus betekent ruimte in een molecuul het zelfde als een groot huis voor een interieuront-
werper: tal van mogelijkheden.” Prof.dr. Freek Kaptein deelt dat enthousiasme: “Je kunt MOFs als poortje gebruiken om specifieke moleculen door te laten of tegen te houden, als katalysator (die moleculen met elkaar laat reageren, red.) of voor opslag van bijvoorbeeld waterstof. Je kunt ze thermisch activeren, elektrisch of met licht. Het is echt een meccanodoos met legio mogelijkheden.” Wat alle tienduizenden MOFs gemeenschappelijk hebben - want zoveel varianten zijn er inmiddels ontwikkeld – is de combinatie van een metaalatoom met organische moleculen als vertakkingen. Of zoals Gascon zegt: “Je kunt elk metaal kiezen dat je wilt, en een willekeurige organische linker (vaak zijn dat organische zuren, red.) die je met elkaar combineert zoals je wilt. Het aantal mogelijkheden is praktisch oneindig.”
Bereiding
De bereiding heeft veel weg van koken in een snelkookpan, vertelt Gascon. Hij laat een stevige stalen cilinder zien die voor dat doel gebruikt wordt. Er gaat een mengsel in van een zout (voor de metalen kernen) en een meervoudig carbonzuur opgelost in water of een organisch oplosmiddel. De juiste verhoudingen zijn bepalend voor het eindproduct, een laagje poeder met een witte, gele of lichtgroene kleur, afhankelijk van het gebruikte metaal. Net als in de keuken, ligt de beheersing in de finesses. “Door de omstandigheden te veranderen kun je het proces een bepaalde kant op sturen”, vertelt Gascon. De temperatuur, het gebruikte zout, het soort zuur dat je toevoegt, de mengverhoudingen en het al dan niet gebruiken van oplosmiddel heeft allemaal invloed op het eindresultaat.
Toepassingen
Een van de eerste toepassingen is die
>>
26
NR2 juli 2014
als katalysator, dus om chemische processen beter te doen verlopen. Slim gedimensioneerde moleculen in de MOFs kunnen dienen als antennes voor zichtbaar licht. “Die antennes vangen de energie op van de fotonen en brengen de metaalkern op een hoger energieniveau waardoor die een chemische reactie in gang kan zetten”, aldus Kapteijn. Een toepassing die veel energie kan
Waarom dit belangrijk is De CO2-uitstoot neemt wereldwijd nog steeds toe. Het verwijderen van CO2 uit rookgassen met behulp van membranen is goedkoper dan de huidige methode met vloeistoffen. Een belangrijk punt, want de prijs van CO2-afvang bepaalt of de techniek gebruikt wordt of dat het broeikasgas in de atmosfeer wordt geloosd. besparen is de scheiding van etheen en ethaan. Die gasscheiding is van groot belang voor de chemische industrie die grote hoeveelheden energie investeert om het gasmengsel zover te koelen totdat een van de gassen condenseert. Een MOF die ethaan sterker bindt dan etheen zou uitkomst kunnen bieden. Ook zijn MOFs veelbelovend voor de opslag van waterstofgas. Een gascilinder gevuld met MOFs kan volgens Gascon vrijwel net zoveel waterstofgas bevatten als een cilinder met vloeibaar waterstof. Het verschil is dat de cilinder met MOFs niet gekoeld hoeft te worden. Dankzij het Europese M4CO2 programma kan CO2-afvang nu de eerste grootschalige toepassing van MOFs worden. Of het selectief doorlaten van waterstofgas, want ook dat valt onder het project. “De grootste
uitdaging is om membranen te maken waar enorme gasstromen doorheen kunnen”, zegt Gascon. “Dat betekent dat de weerstand zeer klein zal moeten zijn en dat we met ultradunne scheidingslagen moeten werken. Dat vereist een uitstekende match tussen het polymeer (voor het membraan) en de MOFs (als poriën, red.). Daarom werken we aan de chemie van zowel MOF als polymeer.” Het filtermateriaal zal verwerkt worden tot lange holle rietjes die samengepakt in een bundel de gasfilter vormen. Wanneer daar rookgas doorheen blaast mag alleen CO2 door het membraan dringen. Aan het eind van het project, over vier jaar, hoopt het consortium twee modules op te leveren. Eén voor CO2-afvang en één voor waterstofscheiding. Die zullen dan minimaal twee maanden lang beproefd worden onder realistische omstandigheden bij een van de industriële partners.
>>
27
Na Delft Foto: sam rentmeester
N
iet dat hij het vooraf zo had gepland, want hij begon juist met pure werktuigbouw: sterkteberekeningen aan treinstellen bij Stork Alpha Engineering. Totdat fabrieksbouw binnen Stork hem meer trok. “Een procesontwerp, een gebouw, disciplines bij elkaar brengen: dat heeft me altijd gedreven.” En dus werd Cobben project engineer. Eerst in Nederland, later in Thailand, waar hij een farmaceutische fabriek ontwierp en projectmanager werd. Een mooie mix van procesindustrie en verpakkingslijnen onder één dak, vindt hij. Daarmee begon het voor hem pas echt interessant te worden, zeker na zijn tweede master: logistiek en informatica bij Montfort University. Een volgend Storkstation was de petrochemische industrie in Kuala Lumpur. “Chemische fabrieken bouwen in the middle of nowhere. Je komt met je koffer aan en begint met niks. Heel gaaf. Je belandt in een moslimcultuur en krijgt in één keer een heel andere dynamiek tussen Chinezen, moslims en Indiërs. Heel multicultureel.” Cobben moest zich daarvoor verdiepen in de cultuur. “Thailand is boeddhistisch met een wat timide cultuur, de moslimcultuur is meer macho. Daar moet je zorgvuldig mee omgaan, maar als je basishouding ‘respect’ is, kom je een heel eind. Luisteren is een goede vaardigheid. Ik ben wat meer analytisch: eerst luisteren dan spreken. Dat is hierbij een voordeel.”
Vliegtuigbouw of werktuigbouw? Richard Cobben (50) twijfelde ruim dertig jaar geleden. Na de open dagen van de TU koos hij voor werktuigbouw. “Vliegtuigbouw leek me zo complex”, zegt hij. Inmiddels geeft hij leiding aan driehonderd man bij Fokker Aerostructures.
In 2001 kwam uiteindelijk toch de vliegtuigbouw weer in beeld: Stork kocht de inboedel van het in 1996 failliet gegane Fokker en zocht programma managers. Cobben ging een jaar aan de slag met de bewegende delen van een Airbus 300-vleugel, om het vliegtuigmétier te leren kennen. “Vliegtuigbouw en werktuigbouw liggen relatief dicht bij elkaar, je volgde veel vakken samen”, zegt hij. Voor de werkmaatschappij Fokker Aerostructures zette hij een groot nieuw programma op: de F-35 (Joint Strike Fighter). De focus lag vooral op stuurvlakken aan de vleugel en op deuren die snel open moeten gaan
Naam: Richard Cobben Woonplaats: Compiègne/Naarden (‘Ik ga elk weekend op vakantie’) Burgerlijke Staat: getrouwd, drie kinderen Studie: werktuigbouwkunde Vereniging: geen lid, regelmatig Virgiel
zonder dat radars het zien. Nu is Cobben verantwoordelijk voor research and development bij Fokker Aerostructures. Bekend is het met de TU ontwikkelde vliegtuigmateriaal Glare. Inmiddels is de werkmaatschappij marktleider in thermoplasten, die materiaalvermoeiing moeten tegengaan. Fokker probeert het materiaal nu in grotere vliegtuigen toe te passen. Het was wellicht makkelijker geweest als hij destijds voor vliegtuigbouw had gekozen, zegt hij. “Maar ik heb nu wel de breedte en de connecties tussen industrieën. Juist dat vind ik charmant.” CvU
28
NR2 juli 2014
OCT-13-022: Tm2+ luminescente materialen voor zonnestraling conversie apparaten
PATENT
Uitvinder: Dr. Erik van der Kolk
COLUMN
In
de jaren zeventig werkten onderzoekers aan een raam dat licht kon absorberen en omzetten in stroom. Het stukje knalrode plastic dat bij dr. Erik van der Kolk op de kamer in het Reactor Instituut Delft ligt, getuigt nog van die tijd. Een raam met zo’n coating absorbeert wel licht, maar niemand wil rode ramen. En dus zat het stroomraam lange tijd op een dood spoor. Tot Van der Kolk twee jaar geleden samen met een afstudeerder op zoek ging naar een andere coating. Een luminescerend materiaal met een minder storende kleur dat meer licht omzet in stroom. De onderzoekers vonden dat materiaal in thuliumhalides. Het ligt nu als een zwart poeder in Van der Kolks lab. Hoe dikker het poeder op glas wordt aangebracht, hoe meer hoe meer stroom de zonnecellen aan de randen van het raam genereren. Deze techniek levert niet het rendement van doorsnee zonnepanelen, maar kan wel als raam gebruikt worden. Volgens Van der Kolk heeft Europa alleen al vijfduizend vierkante kilometer raam. “Als we een klein deel daarvan vervangen door stroomramen, kunnen we veel impact hebben.” Potentiële klanten reageren enthousiast, vertelt de onderzoeker. Het vergt alleen nog een paar jaar onderzoek voordat hij kan aantonen hoe thulium-halide als coating op ramen is aan te brengen zonder dat binnenkomend licht wordt verstrooid. Met een prototype denkt hij tegen die tijd een commerciële partij te vinden die het product kan maken en verkopen. SB
29
Undercover nimby Zelden werd het syndroom zo duidelijk geschetst als onlangs bij EenVandaag op Radio 1. Ik ging daar in debat over de stelling ‘De burger wordt buitenspel gezet bij grote windmolenprojecten’. Als aftrap werd een enquête gepresenteerd: 73 procent van de bijna 20 duizend respondenten bleek vóór windenergie, 17 procent was tegen, de rest had geen mening. Voor het daadwerkelijk neerzetten van windmolens was overigens maar zeventig procent. Blijkbaar zijn er dus mensen die wel van lekker eten houden, maar tegen koken zijn. Verder vond 71 procent het prima als de turbines in hun provincie komen. Binnen de eigen gemeente vond zestig procent dit nog oké. Maar in of om de eigen wijk – u weet wel, die heilige backyard – was een héél ander verhaal. Slechts 35 procent kreeg daarvan een warm gevoel. 55 Procent riep heel hard njet. Oftewel: ‘top, die molens, maar niet in mijn tuin’. Maar goed, de vraag was of burgers bij dit soort projecten buitenspel staan. Ja, vindt de directeur van de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines (NLVOW), met wie ik in debat ging. Nee, vind ik. Iedere vier jaar kiezen we in volle vrijheid onze volksvertegenwoordigers, er zijn tal van inspraakprocedures en iedere burger die toch ontevreden is, is vrij om bij de rechter alsnog z’n gelijk te halen – wat inmiddels dan ook net zo gewoon én populair is als een zaterdagmiddagje Ikea. Bovendien is de NLVOW kind aan huis
bij Tweede Kamerleden én heeft de PvdA onlangs zelfs aan minister Kamp van Economische Zaken voorgesteld dat er bij plannen voor windmolens altijd éérst met de vereniging overlegd moet worden. Hoezo ‘buitenspel’? Politici luisteren wel degelijk. Die zijn namelijk als de dood dat ze de indruk wekken ‘de burger’ niet serieus te nemen. Alleen luisteren ze vaak vooral naar de militante, mediabespelende undercover nimby’s die menig debat domineren. Net zoals de Socialistische Partij, die een paar jaar geleden de negatieve slogan ‘Zeg nee, stem SP’ overboord kieperde, weten die undercovers dat botweg nee-zeggen niet meer werkt. ‘We zijn niet tegen, maar …’, is hun motto. Zo is er een verzetsgroep bij mij in de buurt die niet tegen een nieuwe supermarkt is, maar wel tegen het laden en lossen. Ook de NLVOW is niet tegen windenergie, maar … ‘Wind’ is overigens niet uniek: dezelfde patronen zie je bij vrijwel alle i ngenieurswerken voor collectief gebruik. Politici steken nu veel tijd en energie in ‘de dialoog’ met neo-nimby’s, terwijl die daar helemaal geen behoefte aan hebben omdat ze gewoon mordicus tegen zijn. Oprecht betrokken burgers die er niet met gestrekt been in gaan, trekken daardoor nu vaak aan het kortste eind. Hoog tijd dus om het kaf van het koren te scheiden.
Ir. Remco de Boer is communicatiespecialist techniek & wetenschap
30
NR2 juli 2014
Volg de massa Aardbevingen, tsunami’s, rennende meutes; bij de afdeling transport en planning storten proefpersonen zich in het ‘onheil’, om zo uiteindelijk verkeersmodellen beter bruikbaar te maken voor evacuaties. tekst tomas van dijk foto Thinkstock
De dag begint mooi in de virtuele wereld waarmee wetenschappers van de afdeling transport en planning (CitG) menselijke gedragingen in kaart brengen om hun verkeersmodellen te verbeteren. “Jullie gaan een concert bezoeken op een eiland”, vertelt promovenda ir. Mignon van den Berg aan de tientallen proefkonijnen die ze deels met krantenadvertenties heeft geworven. We zitten allemaal achter een computer. “Daar gaan jullie met een helikopter naar toe. Eenmaal aangekomen nemen jullie ieder een auto om naar het concert te rijden. Met deze pijltjes kun je voor- en achteruit en links en rechts”, wijst ze op het toetsenbord. Het is een bont gezelschap dat zich heeft verzameld, jong en oud, uit alle gelederen van de samenleving. Een tiener met een petje op en een blikje cola in de hand, snapt wel hoe je moet navigeren in een spelomgeving. Een oudere vrouw leest aandachtig de aangeleverde instructies.
Zenuwen
De situatie waarin de deelnemers in terechtkomen, mag dan nep zijn, toch werken de geluiden, de rennende avatars en de klok die aftikt mensen op de zenuwen. “Dat blijkt ook uit de antwoorden op het vragenformulier dat we de deelnemers na afloop laten invullen”, zegt Van den Berg. “Mensen geven achteraf aan dat ze een verhoogde mate van stress hebben ervaren.” De promovenda maakt deel uit van het onderzoeksteam van prof.dr.ir. Serge Hoogendoorn. Deze hoogleraar transport kreeg in 2009 een Vici-subsidie van NWO om onder meer uit te zoeken hoe verkeersmodellen beter bruikbaar gemaakt kunnen worden voor evacuaties. Modellen gaan ervan uit dat reizigers ongeveer weten wat ze kunnen verwachten op de weg, dat ze een duidelijke reisbestemming voor ogen hebben en dat ze afgewogen keuzes maken over de route en vertrektijd. Maar bij een dijkdoorbraak of tsunami gaat dit verhaal natuurlijk niet op.
“De meeste mensen gedragen zich in zulke situaties als kuddedieren”, aldus Hoogendoorn. “Ze doen wat ze gewend zijn. Bounded rationality heet die geestelijke toestand. Pas als mensen echt inzien dat ze niet slim bezig zijn, passen ze hun gedrag aan.” Is zulk reizigersgedrag tijdens crisissituaties goed te bestuderen met virtuele werelden? Volgens de Delftenaren is daar nog weinig over bekend. Van den Berg: “Ik wil daarom kijken of we met deze techniek volggedrag tijdens evacuaties kwantitatief kunnen aantonen. Dat was tot nu toe onmogelijk.”
Proefpersonen
De afgelopen maanden heeft Van den Berg een tiental experimenten gedaan met telkens ongeveer dertig man. Nu brengt ze de gedragingen van deze proefpersonen in kaart. Wie vertrok welke kant op en wanneer? En hoe beïnvloeden mensen elkaar? Vooral die laatste vraag is erg interessant. “Het lijkt erop dat mensen zich ook in deze virtuele wereld als kuddedieren gedragen. Dit is een eerste indicatie dat het programma bruikbaar kan zijn om evacuatiemodellen te verbeteren.”
De situatie mag dan nep zijn, toch werken geluiden, rennende avatars en de klok die aftikt mensen op de zenuwen Hoogendoorn heeft hoge verwachtingen. “In onze huidige modellen, bijvoorbeeld om te voorspellen hoe snel een gebied geëvacueerd kan worden bij een overstroming, houden we rekening met het feit dat we niet goed weten hoe mensen reageren. Dat levert onzekerheidsmarges op. Dankzij dit soort onderzoek met avatars kunnen we die marges hopelijk verkleinen.” De onderzoekers kunnen de situatie ook manipuleren. In het geniep doen ook enkele collega’s van Van den Berg mee als avatars. “Deze ‘mollen’ hebben de op-
31
Ook in de virtuele wereld gedragen mensen zich als kuddedieren.
dracht om op bepaalde momenten weg te rennen van het concert”, zegt de promovenda. Als de mollen al wegrennen zodra de aarde beeft en dus niet wachten op het nieuwsbulletin, dan blijken veel deelnemers de ramp te overleven. Maar dan moeten ze wel de goede kant op rennen. “Het programma is behoorlijk geavanceerd”, vindt Hoogendoorn. “Van de avatars kunnen we achteraf precies nagaan hoe ze reageren nadat ze bepaalde informatie krijgen. Vluchten ze al wanneer ze de aarde voelen trillen, vertrekken ze pas als ze het nieuwsbulletin gehoord hebben of volgen ze de rest van de groep? Normaal ben je voor de analyse achteraf aangewezen op enquêtes.” De opzet van het experiment is voornamelijk Van den Bergs verdienste. Maar de onderliggende programmering komt van het National Institute of Informatics in Tokyo. Hoogendoorn en zijn collega prof.dr.ir. Hans van Lint, onlangs benoemd tot Antoni van Leeuwenhoekhoogleraar, waren daar enkele jaren geleden te gast om lezingen te geven. Het plan om het computerprogramma in Delft te gebruiken werd na afloop gesmeed in een Belgische kroeg in de Japanse hoofdstad.
De komende jaren willen Hoogendoorn en Van Lint meer experimenten uitvoeren met virtuele werelden. “We denken aan een voetbalstation waar de bezoekers massaal uit moeten evacueren”, zegt Hoogendoorn. Dergelijk onderzoek zal plaatsvinden in het Dittlab, het Delft integral traffic & transport laboratory, een nieuw laboratorium dat Van Lint gaat opstarten. Het blijft een opmerkelijk gegeven dat mensen, veilig zittend achter hun pc, gestrest raken van een gesimuleerde aardbeving en tsunami. Van den Bergs collega, psycholoog drs. Erica Kinkel (transport en planning), kijkt er helemaal niet van op. “Er is met opzet een situatie gecreëerd waarin mensen zoveel mogelijk in de virtuele wereld worden opgenomen. De geluiden, die de deelnemers via hun koptelefoon horen, hielpen daar bij. Iedereen moest zijn best doen om binnen een bepaalde tijd bij de helikopter te komen voor de evacuatie. Ook al is de situatie niet echt levensbedreigend, mensen ervaren stress door tijdsdruk.” Of gecreëerde crisissituaties vergelijkbaar zijn met echte rampen blijft een lastige kwestie, geeft de psycholoog toe. “Maar ook in het echte leven geldt dat geen aardbeving of tsunami hetzelfde is.”
>>
32
NR2 juli 2014
PERSOONLIJK
Prof.dr. Nynke Dekker Bionanoscience
Ze doet baanbrekend onderzoek naar de krachten in DNA-moleculen en is een rolmodel voor jonge vrouwen. De European Physical Society lauwerde Dekker daarom met de Emmy Noether Distinction for Women in Physics, een prijs die bedoeld is om aandacht te genereren voor jonge talentvolle vrouwelijke wetenschappers. De prijs is vernoemd naar de Duitse wiskundige Amalie Emmy Noether (1882-1935), die een grote bijdrage heeft geleverd aan de abstracte algebra en de theoretische natuurkunde.
Prof.dr.ir. Mark van Loosdrecht Hoogleraar milieubiotechnologie
Dit jaar ontvangen vier hoogleraren jaar de prestigieuze Spinozapremie van onderzoeksfinancier NWO, waaronder Mark van Loosdrecht. Ze ontvangen elk 2,5 miljoen euro om aan hun onderzoek te besteden. Van Loosdrecht bestudeert de eigenschappen van micro-organismen in technische systemen. Zijn onderzoek naar bacteriën zorgt voor nieuwe manieren om water te zuiveren of waardevolle stoffen te maken uit afvalmateriaal. De Spinozapremie is de hoogste onderscheiding in de Nederlandse wetenschap.
Prof.dr. Frances Brazier
Prof.dr. Wubbo Ockels
Het project Adrem is gehonoreerd voor het internationale smart grids-programma van NWO. Brazier werkt samen met professor Sri Niwas Singh van het Indian Institute of Technology aan ict die consumenten en producenten van energie elkaar automatisch laat vinden. De afhankelijkheid van het landelijke netwerk en grote energieproducenten verdwijnt als een overschot aan lokaal opgewekte energie geautomatiseerd is te verkopen binnen je eigen wijk. Het landelijke netwerk kan zo beter omgaan met onvoorspelbare pieken en dalen.
Bij zijn overlijden op 18 mei liet oud-astronaut en bekendste hoogleraar van de TU Wubbo Ockels een brief achter voor de mensheid, zijn laatste boodschap voor een duurzame wereld. Met projecten als Nuna, de Superbus, de zonneboot en de laddermolen inspireerde hij veel mensen. Collega’s en studenten noemen hem in Delta creatief, dynamisch, optimistisch, controversieel, een pionier en een man met een missie. delta.tudelft.nl/28268
Systeemkunde TBM
Emeritus hoogleraar
Echo Award
D
e Chinese studente sustainable energy technology en chemical engineering Yingying Luo heeft de Echo Award voor de categorie Bèta Techniek gewonnen. De andere genomineerde, de Turkse studente Emel Çankaya, studeert ook aan de TU (aerospace engineering). De Echo Award is een ‘prijs voor talentvolle niet-westerse allochtone studen-
ten die tot de eersten uit hun omgeving behoren die studeren’. Çankaya zei bij haar nominatie te willen winnen om ‘meer allochtone en autochtone studenten - voornamelijk dames - te motiveren om in zichzelf te geloven en hun droom achterna te gaan’. Luo wilde winnen ‘omdat ik een goed voorbeeld kan zijn voor veel allochtone studenten. Ik heb immers hard gewerkt om
me de Nederlandse taal eigen te maken, een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij en om mijn eigen ambities waar te maken’. Luo won een volledig verzorgde summercourse aan de University of California in Los Angeles. De Echo Awards worden betaald door ING, Shell, KPMG, Randstad Nederland en de Nederlandse Spoorwegen.
33
HORA EST
Dikke boeken zijn de begraafplaatsen van ideeën uit het verleden Dr. Alimzhan Zhubayev, geofysicus “Ik ben opgegroeid met wetenschap. Als kind was ik onder de indruk van alle dikke boeken die mijn vader in de kast had staan over theoretische natuurkunde; boeken uit de jaren vijftig en zestig, vol met ideeën en theorieën. Zoveel lectuur, dat zou ik in mijn leven onmogelijk allemaal kunnen lezen. Helaas leest bijna niemand nog oude boeken.
Europa zal geen verenigde en onafhankelijke politieke macht zijn totdat de nationale legermachten vervangen worden door een federale militaire macht Gabriele Bulgarini, natuurkundig ingenieur
Mensen nemen alleen de laatste wetenschappelijke artikelen door en proberen daar op voort te borduren met nieuwe theorieën. De oude boeken zien ze over het hoofd. En dit terwijl hun ‘nieuwe’ ideeën daar misschien wel al lang in beschreven staan. Wetenschappers zouden meer de tijd moeten nemen om gedegen literatuuronderzoek te doen.”
Een voordeel van leven in Nederland is dat bijna iedereen Engels spreekt; een nadeel van leven in Nederland is dat bijna iedereen Engels spreekt.
Sara Salvador Cob, chemisch ingenieur
Tijd is discreet in plaats van continu Yunhe Zhang, materiaalkundig ingenieur
Zolang de productie, levering en het bezit van drugs worden verboden door de overheid, zal het aantal onnodige sterfgevallen stijgen Ivan Garcia Triana, wiskundig ingenieur
Het meten van de kwaliteit van onderzoekers aan de hand van aantallen publicaties maakt dat wetenschap bestaande studies herhaalt in plaats van vernieuwingen aan te moedigen.
Marja-llona Koski
Om de ware grenzen van het menselijk lichaam te ontdekken, zou doping gelegaliseerd moeten worden in de professionele sport Gianni Campoli, materiaalkundig ingenieur
34
NR2 juli 2014
35
Paradijs voor ingenieurs Myanmar opent zich voor de buitenwereld. Delftse ingenieurs zien volop kansen om er onderzoek te doen en les te geven. ‘Het is een droomland voor ingenieurs.’ tekst Tomas van dijk foto’s Alwin commandeur/rens Hasman
I
edereen had het altijd over Ayeyarwady, maar niemand had deze grote rivier ooit gezien. Hij doet nauwelijks onder voor de Mekong. En toch slingert hij vrijelijk door het land, niet gehinderd door dammen en kades. Al meanderend slokt hij oude pagodes op.’ Het reisverslag van Alwin Commandeur (24) leest als het dagboek van een negentiendeeeuwse avonturier. Begin dit jaar voer de student waterbouwkunde met een rivierbootje over de grootste rivier van Myanmar. Tijdens zijn duizend kilometer lange tocht kwam hij op plekken waar decennia geen westerse ingenieur was geweest. “Mijn tocht was een soort reconnaissance studie”, legt Commandeur uit. “Ik onderzocht de bevaarbaarheid van de rivier door om de paar honderd meter de diepte te meten met een echo sounder. Daarnaast legde ik op foto’s vast waar infrastructuur stond en wat de staat ervan was. Het gebied is ge-
weldig; een enorme wildernis.” Behalve Commandeur zochten nog enkele Delftse studenten het avontuur op in Myanmar, een land waar tot voor kort een militair regime heerste.
Kapers op de kust
De studenten waren op pad in opdracht van Nederlandse ingenieursbureaus waaronder Royal HaskoningDHV, Arcadis, Grontmij en onderzoeksinstituut Deltares. Deze groep wil volgend jaar een rapport over integraal waterbeheer aan de Myanmarese overheid overhandigen. Daarin komt onder meer raad over de bestuurlijke kant van watermanagement en advies over de winning van energie uit waterkracht (dat gebeurt nu nog maar mondjesmaat) en efficiëntere irrigatie zonder dat hierdoor de drinkwatervoorziening en de bevaarbaarheid van de rivieren in het geding komen. De groep wordt ondersteund door het ministerie van Infrastructuur en Milieu, dat een samenwerkingsovereenkomst heeft getekend met
Myanmar en dat ook geld investeert. Het ministerie betaalde onder meer de studies van de Delftse studenten en die van enkele ingenieurs van Deltares. De bedrijven hopen opdrachten binnen te slepen. Maar ze zijn niet de enige kapers op de kust. Myanmar is rijk aan zowat alles wat je maar kunt bedenken – olie, hout, mineralen. En het ontsluit zich in rap tempo voor de buitenwereld. In 2015 zijn er verkiezingen, de Wereldbank staat klaar met een lening en internationale bedrijven en non-gouvernementele organisaties (NGO’s) verdringen zich om zaken te kunnen doen in het land.
Behoefte aan scholing
Volgens Tjitte Nauta, die zich bij Deltares bezighoudt met waterprojecten in Zuidoost-Azië, heeft Nederland op watergebied een streepje voor op de concurrenten. “Daar waar anderen kijken naar een bepaald aspect van watermanagement, bijvoorbeeld alleen de stuwmeren of irrigatiekanalen, richten wij ons op integraal water-
>>
36
NR2 juli 2014
beheer. Met integraal waterbeheer kunnen we een prachtig nieuw verdienmodel ontwikkelen.” Dat laatste is hard nodig. Nauta: “De Nederlandse watersector is te duur geworden en lijdt onder concurrentie vanuit Japan, Zuid-Korea en China. In Myanmar kunnen we ons opnieuw uitvinden.” Ambitieuze plannen dus, waar niet alleen Delftse studenten aan meewerken. Prof.dr.ir. Nick van de Giesen (afdeling watermanagement), prof.dr.ir. Marcel Stive (afdeling waterbouwkunde) en emeritus hoogleraar waterbouwkunde prof.dr.ir. Han Vrijling zitten samen met onder meer oudlandbouwminister Cees Veerman in een commissie die op zijn beurt weer het consortium van ingenieursbureaus adviseert. Van de Giesen is de afgelopen twee jaar regelmatig naar Myanmar afgereisd om contacten te leggen, samen met Marjan Kreijns van het valorisatiecentrum van de TU, een van de initiatiefnemers van het project in Myanmar. Waar het land volgens Van de Giesen de meeste behoefte aan heeft, is scholing. “Je hebt daar een laag van zestigplussers met veel kennis. Veel van hen zijn in Delft opgeleid. (Zie kader ‘Delft connection’). Maar de junta was erg tegen intellectuelen. Het kennisniveau op de universiteiten daalde drastisch. Er is nu een lichting mensen die versneld moet
De Delft connection “Gouden jaren waren het”, zegt Aye Myint (65). Hij doelt op de tijd dat er kennisuitwisseling was met het buitenland. Zelf studeerde hij in 1982 een jaar hydrologie aan het Unesco-IHE Institute for Water Education in Delft. Hij is een van de vele alumni van dit onderzoeksinstituut en de TU Delft. Tot aan 1988 waren er sterke banden tussen deze instellingen en universiteiten in Myanmar. Op een alumnibijeen-
‘Nederlandse bedrijven hebben de studenten die wij daar lesgeven en aan ons binden straks nodig om zaken te kunnen doen’ worden opgeleid. Dat is ons speerpunt. We hebben daarom ook ons eigen project gericht op capacity building. Dat loopt parallel aan het waterplanproject met de bedrijven.”
Geen internet
“Haal je 1988 voor de geest, het jaar dat het land zich afsloot”, vervolgt Van de Giesen. “Je had toen nog geen internet of mobiele telefonie. Het is daar nu ongeveer nog zo. Je hebt geen bereik, bijna geen internet. Je kunt niet naar het buitenland bellen. En met landobservatie (remote sensing) met satellieten hebben ze nauwelijks gewerkt.” Van de Giesens promovenda ir. Martine Rutten weet er alles van. Afgelopen najaar gaf ze samen met enkele collega’s van CiTG cursussen in Myanmar over het gebruik van remote sensing en over het modelleren van waterstromen. Die cursussen gaven ze aan ingenieurs van de ministeries van landbouw & irrigatie en van transport, en aan studenten van de Myanmar Maritime University. “Het land heeft zich van de buiten-
komst in Myanmar in 2012 kwamen bijna honderd alumni af. “Ongeveer twintig jaar zijn onderzoekers in dit land afgesloten geweest voor de buitenwereld door het militaire regime. We missen nu een generatie professionele ingenieurs in mijn land. De hernieuwde samenwerking met Delft juich ik ontzettend toe.” Myint werkt voor het Myanmarese ingenieursbureau National
wereld afgesloten net toen modelleren met computers in zwang raakte”, vertelt Rutten. “Als ik de studenten en ingenieurs simpele berekeningen op de computer laat doen, dan zie je ze opveren. Ze komen dan op de zelfde uitkomst als buitenlandse consultants. Ze beseffen dan dat er geen rocket science achter schuil gaat, geen magie.” Deze maand vertrekt Rutten naar een andere universiteit, de ooit zeer gerenommeerde Yangon Technical University. Sinds afgelopen najaar heeft de TU een samenwerkingsverband met deze universiteit. Ze gaat daar drie maanden lesgeven. “Tot vorige zomer mochten buitenlanders daar het terrein niet op”, vertelt Rutten. “Volgens het regime zouden universiteiten namelijk bronnen zijn van revolutionaire ideeën.” Volgens Rutten is het belangrijk dat de mensen die zij gaan opleiden, zich met die kennis kunnen wapenen tegen alle buitenlandse bedrijven die op hen af komen.
Engineering & Planning Services. Hij heeft de Delftse studenten en Martine Rutten het afgelopen jaar geholpen met verzamelen van data en door voor hen de huidige waterproblematiek in Myanmar te schetsen. “Een groot deel van zijn oudere collega’s heeft ook in Nederland gestudeerd”, zegt Rutten. “We hebben leuke enerverende discussies met deze mannen gevoerd die echt hart hebben voor
het waterbeheer in hun land.” Een van die oudere collega’s van Myint is Tin Maung (73). Hij studeerde in 1969 en 1970 hydrologie in Delft. “Dankzij die studie heb ik een respectabele positie als ingenieur in mijn land verkregen”, vertelt hij. “Ik droom ervan om eens terug te keren en mijn Delftse collega’s te vertellen over mijn ervaringen na Delft.”
37 Het bootje Dolphin waarmee Alwin Commandeur over de Ayeyarwady voer.
Duizend kilometer voer Commandeur over de slingerende rivier, langs kleine dorpjes en veel wildernis.
Promovenda Martine Rutten gaf diverse cursussen aan ingenieurs in en rond Yangon en Bago.
Een vissersdorpje in het zuiden van Myanmar. Een gebied dat kwetsbaar is voor overstromingen.
Geen filantropie
Maar de samenwerking is zeker niet alleen filantropisch, zegt professor Stive. “Ik geloof er heilig in dat Nederlandse bedrijven de studenten die wij daar lesgeven en aan ons binden straks nodig hebben om zaken te kunnen doen. Sinds 2001 doen we ook al aan capacity building in Vietnam. Er zijn ontzettend veel studenten en promovendi uit Vietnam naar Delft gekomen. Nu zijn Nederlandse ingenieursbureaus succesvol in dat land. We gaan kopiëren wat we in Vietnam hebben gedaan.” “En ook voor onze eigen studenten is het belangrijk dat we aan dit soort projecten meedoen”, vervolgt Stive.
“Wil ik mijn eigen studenten goed kunnen blijven opleiden, dan moet ik Myanmar leren kennen. Alleen daarom al.” Stive geeft desgevraagd een beschrijving van het land. “Van noord naar
‘In Myanmar vind je zestigplussers met veel kennis die vaak in Delft zijn opgeleid’ zuid loopt een vallei tussen bergruggen waar de Ayeyarwady en diens zijtakken door stromen. Die rivier heeft
(Illustratie: Alwin Commandeur)
Delftse ingenieurs op excursie in het Deltagebied.
Student Rens Hasman haalde uit oude stoffige boeken zoveel mogelijk data voor zijn waterbeheermodel.
een afvoer van 40 duizend kubieke meter per seconde. Dat is net zoveel als de Mekong. De Mekong stroomt door vijf landen (China, Laos, Thailand, Cambodja en Vietnam); de Ayeyarwady stroomt alleen maar door Myanmar. Ze gebruiken nog maar tien procent van het potentieel aan waterkracht. Het deltagebied is heel vruchtbaar, maar wel kwetsbaar voor overstromingen. Er valt veel regen, maar die is wat onevenredig verdeeld. En zoals zo vaak in deltagebieden zit er ook olie. Het is een droomland voor ingenieurs.”
>>
38
NR2 juli 2014
Alumni Chapters
Afgelopen periode zijn er weer een aantal bijeenkomsten van alumni wereldwijd geweest. In Athene is een TU Delft alumni chapter gestart. In Jakarta organiseerde een groep zeer actieve alumni een congres over ‘Flood safety for Jakarta: from threat to opportunity’. Op een aantal locaties (San Diego, Boston en Aruba) is een start gemaakt om alumni met elkaar te verbinden door een gezamenlijke borrel of diner. Linkedin speelt een steeds belangrijkere rol om alumni wereldwijd met elkaar te verbinden. Naast onze Delft University of Technology alumni groep ontstaan aparte Linkedin groepen voor actieve alumni op specifieke locaties. Zo zijn er al groepen voor alumni in België, Londen, Jakarta, Singapore (3TU) en Mexico. Wij nodigen u van harte uit lid te worden als u in één van deze plaatsen woont.
Jong talent
Jaarlijks reikt het Universiteitsfonds diverse prijzen uit aan studenten, om hun harde werk en studieprestaties te belonen. Het afgelopen voorjaar zijn onder andere de UfD-Damen Bachelor Awards en de UfD-IHC Merwede Teamworkprijs uitgereikt.
UfD-Damen Bachelor Awards
Op 31 maart 2014 vond de uitreiking van de UfD-Damen Bachelor Awards plaats. Alle winnaars van de UfD-Damen Bachelor Awards 2014 blinken met hun bachelor eindwerk uit in durf, een multidisciplinaire aanpak, maatschappelijke betrokkenheid, praktische toepasbaarheid en een vernieuwende blik op technische vraagstukken. Onder de vijf winnende projecten was een onderzoek van een groep studenten luchtvaart- en ruimtevaarttechniek, die zich bezighielden met de ontwikkeling van een autonoom onbemand vliegtuig om water mee op te sporen in gebieden die te maken hebben met grote droogte, en een civiel technisch onderzoek naar de toepassing van zelfhelend beton. Elk inspirerend project is beloond met een Bachelor Award ter waarde van 2.500 euro.
Reach out to the brilliant minds of Delft University of Technology and improve your business and yourself! Stay on the cutting-edge of innovation, get mind-blowing insights and build a culture of continuous innovation for your organization. Join DIG-it! and learn about over 80 innovations in just a short space of time. Save the date of 11 November2014. tudelft.nl/dig-it
UfD-IHC Merwede Teamworkprijs
De UfD-IHC Merwede Teamworkprijs wordt jaarlijks uitgereikt aan drie teams bestaande uit studenten en promovendi van de TU Delft. De hoofdprijs van 7.500 euro ging dit keer naar het Nuon Solar Team, dat met de Nuna 7 liet zien wat er mogelijk is op het gebied van high-end technologie en duurzame energie. Projectteam Jamaica Bay deed onderzoek naar overstromingsrisico beperking in New York City. Team Rosen onderzocht duurzame energie-opslag in siliconen. Deze twee teams ontvingen 2.500 euro. Wilt u samen met het Universiteitsfonds Delft talent, techniek en TU Delft ondersteunen? Wordt dan ‘Vriend van de TU Delft’ op universiteitsfonds.tudelft.nl.
Contact Linkedin
Hebt uw tips, ideeën, vragen of opmerkingen voor het alumnibureau? Stuur een e-mail naar:
[email protected] of bel met 015-2789111
Wilt u contact leggen met mede-alumni? Sluit u aan bij de ‘Delft University of Technology – Alumni Linkedin’ groep
Wilt u uw (alumni) gegevens, communicatievoorkeuren wijzigen of aanmelden voor alumni evenementen? Dat kan via de alumniportal www.alumniportal.tudelft.nl
TU Delft’ en steun Talent, Techniek en de TU Delft met uw bijdrage. IBAN Rekening nummer NL19FVLB0226850471, stichting UfD, inzake ‘vrienden’. universiteitsfonds.tudelft.nl
UfD Vriendenfonds Alumniportal Word ‘Vriend van de
Krasse knarren
39
Guus Berkhout ele vloerbedekking en een schilderij aan de muur. Twee leren fauteuils en een schaakspel. De inrichting van Berkhouts kamer is niet TU-standaard, en de bewoner ook niet. Straks vertrekt Berkhout naar Den Haag voor een bespreking op het Europese hoofdkantoor van Saudi Aramco, een van ’s werelds grootste olieleveranciers, en klant van Berkhouts Delphi Consortium. Later op de dag gaat hij door naar het Bel Air Hotel. Dat is de plek waar hij graag met projectdirecteuren en promovendi afspreekt. Het Delphi Consortium levert sinds 1982 nieuwe geo-imaging oplossingen aan ruim dertig aangesloten bedrijven. “Wij zijn de nieuwe ogen van de geo-industrie”, zegt Berkhout. Door te kiezen voor een consortium aan internationale ondernemingen blijft hij met zijn twintig medewerkers uit de fuik van specifieke problemen van bedrijven, maar kan hij naar eigen zeggen ‘strategisch fundamenteel bezig blijven en werken aan de technologie van morgen’. Als belangrijkste verschil met zijn werk voor zijn pensionering in 2005 noemt
Berkhout het wegvallen van het ‘financiële gedoe’ en de vergaderingen. “We hebben zoveel bureaucratie ingevoerd op de universiteit dat mensen teveel bezig zijn met
ontwikkelingsmodel én een voorstel voor een nieuwe democratie. Het ontwikkelingsmodel is een soort natuurwet in de sociaaleconomische ontwik-
Foto’s: Sam rentmeester
G
Hoogleraren gaan net als alle andere medewerkers op hun 65ste met pensioen. Maar er zijn uitzonderingen. Zoals geofysicus en innovatieconsultant prof.dr.ir. Guus Berkhout (73).
protocollen en te weinig tijd overhouden rustig na te denken over wat ze aan het doen zijn.” Het aantal dagen is niet veranderd (“zeven!”) en zijn huidige contract bij de faculteit CiTG loopt tot 2015. Berkhout werkt aan drie grote projecten. Naast het Delphi Consortium zijn dat: een sociaal-economisch
keling. “Het is geniaal omdat het in één oogopslag laat zien wat er in de wereld gebeurt.” De emeritus toont een grafiek met op de y-as het armoedepercentage in een land en langs de x-as het nationale inkomen gedeeld door het aantal inwoners. Alle nationale economieën staan als stip in de grafiek en wat blijkt? Alle
economieën liggen op dezelfde hyperbool: linksboven de armste landen en rechtsonder de rijkste. Naarmate een economie zich ontwikkelt beweegt de economie zich kennelijk langs de kromme van links naar rechts (meer inkomen per inwoner) en van boven naar beneden (armoedepercentage daalt). “Als we succesvol zijn in het verminderen van de armoede, krijgen we een enorm tekort aan energie, voedsel en water.” Voor Berkhout maakt dat inzicht veel duidelijk over de oriëntatie op de toekomst. De TU bijvoorbeeld zou zich veel duidelijker moeten profileren op water en energie vanwege de enorme vraag die daarnaar zal ontstaan. “Zonder sterk profiel blijven we in de middenmoot hangen.” Ook zijn toekomstvisie voor politiek vloeit hier uit voort. Hij pleit voor een door de bevolking opgesteld regeerprogramma dat door kundige vakministers ter hand wordt genomen en waar burgers aan deelnemen als co-creator. Als motto mailt hij naderhand: “Zorg er altijd voor dat je een motiverend doel hebt in je leven.” JW
40
NR2 juli 2014
Vervolg p.39 Na een studie elektrotechniek aan de TU Delft (1963) promoveerde Guus Berkhout cum laude (1970) in de natuurkunde. Vanaf 1964 werkte hij bij Shell en in 1976 keerde hij terug aan de TU als hoogleraar geofysica en seismische beeldvorming. Tussen 1998 en 2001 was hij lid van het college van bestuur van de TU. Vanaf 2001 vervulde hij bij TBM de leerstoel innovatiemanagement. Vanaf 2008 werkt hij bij CiTG. Berkhout is lid van de KNAW en de AcTI (Nederlandse academie voor technologie en innovatie).
‘Als we succesvol zijn in het verminderen van de armoede, krijgen we een enorm tekort aan energie, voedsel en water’