PILLEN TESTEN IN NEDERLAND
PILLEN TESTEN IN NEDERLAND EEN ONDERZOEK NAAR VERSTERKING VAN DE MONITOR UITGAANSDRUGS
Dirk J. Korf Annemieke Benschop Tibor Brunt
Dit onderzoek is uitgevoerd door het Criminologisch Instituut 'Bonger' van de Universiteit van Amsterdam. Met subsidie van het ministerie van VWS.
Begeleidingscommissie: Prof. Dr. W. van den Brink (Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam) Drs. S. Aboikoni (Novadic) Drs. N. de Bruin (KTZ/Unit Synthetische Drugs) Drs. J. Kappers (Steun- en informatiepunt drugs en veiligheid) Mr. Drs. L.M. Pieters (Ministerie van Justitie) Mr. J.M.H. Schreck (Ministerie van BZK) Drs. F. Smit (Trimbos Instituut) Drs. W.M. de Zwart (Ministerie van VWS)
Omslagontwerp: Caroline Nugteren Engelse vertaling: Michael Dallas
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG D. J. Korf Pillen testen in Nederland / D.J. Korf, A. Benschop, T. Brunt Met lit. opgave. - Met samenvatting in het Engels.
Amsterdam: Rozenberg Publishers ISBN: 90 5170 730 4 Trefw.: ecstacy, monitor, pillen, testen, uitgaansdrugs
NUR 740
© 2003, de auteurs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: Rozenberg Publishers, Rozengracht 176A, 1016 NK Amsterdam. E-mail:
[email protected]
INHOUD
1.
Inleiding
7
2.
Onderzoeksopzet
15
3.
Het onderzoek
21
4.
Aangeleverde pillen
29
5.
De respondenten
39
6.
Middelengebruik
47
7.
Aanmoedigende werking
57
8.
Haalbaarheid
67
9.
Calamiteiten
70
10. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
75
Summary, conclusions & recommendations
85
Bijlage
95
Literatuur
127
1 INLEIDING Ecstasy dook begin jaren tachtig van de vorige eeuw voor het eerst op in Nederland bij groepjes mensen die de drug voornamelijk thuis namen. In de tweede helft van dat decennium werd ecstasy steeds meer een drug die gebruikt werd in het uitgaansleven en groeide vervolgens uit tot de populairste ‘party drug’.1 Ondanks de inspanningen voor het terugdringen van vraag naar en aanbod van ecstasy en andere uitgaansdrugs blijft een deel van de jongeren en jongvolwassen ecstasy slikken, met name tijdens het uitgaan. Volgens het Nationale Prevalentie Onderzoek dat werd uitgevoerd in 2000/2001 gebruikte 0.5% van de algemene bevolking van 12 jaar en ouder in de afgelopen maand ecstasy.2 In 1997 was dit nog 0.3%.3 Hier staat tegenover dat het gebruik van XTC onder scholieren in het voortgezet onderwijs lijkt te dalen: in 1996 had 2.2% in de afgelopen vier weken XTC gebruikt, maar in 1999 was dit 1.4%.4 Al in een vroeg stadium van de verspreiding van ecstasy in Nederland werd het zogenoemde ‘pillen testen’ in Nederland ingevoerd als een methode om de risico’s van ecstasygebruik te beperken. De basis hiervoor werd gelegd door Adviesburo Drugs in Amsterdam. Aanleiding vormde met name de strafbaarstelling van MDMA, de officiële naam van ecstasy, in 1988. Verwacht werd dat hierdoor de ecstasymarkt zou ‘vervuilen’ met pillen met een sterk uiteenlopend gehalte MDMA en door pillen die andere, gevaarlijke stoffen zouden bevatten.5 Het ging en gaat bij het pillen testen overigens niet alleen om het testen van de inhoud (kwaliteit en kwantiteit) van als ecstasy verkochte pillen, maar tevens – en volgens sommigen vooral – om het geven van voorlichting.6 Aanvankelijk werd op beperkte schaal en met name op party’s getest. Al vrij snel, in 1992, ontstond het landelijk Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). Dit bureau, onderdeel van het Trimbos-instituut in Utrecht, is onder andere verantwoordelijk voor de coördinatie van het pillen testen op de verschillende testlocaties in het 1 2 3 4 5 6
Adelaars (1991), Korf, Blanken & Nabben (1991) Abraham, Kaal & Cohen (2002). Abraham et al. (1999). De Zwart, Monshouwer & Smit (2000). De Loor (1989) Spruit (1999)
7
land. Het testen van pillen op party’s is in 1999 gestopt. Tegenwoordig worden pillen7 alleen nog ‘op kantoor’ getest. DIMS Als coördinatiepunt van het netwerk functioneert het DIMS-bureau tevens als helpdesk voor medewerkers van de deelnemende instellingen. Alle laboratoriumuitslagen worden door het DIMS-bureau beoordeeld. Voor nieuwe en onbekende stoffen wordt een snelle literatuursearch uitgevoerd. Eventueel wordt met externe deskundigen contact opgenomen wanneer sprake mocht zijn van extra risico's. De farmacologische en toxicologische informatie over de stoffen wordt aan de deelnemende instellingen doorgegeven. Zij geven deze informatie vervolgens door aan degene die het monster heeft aangeleverd. De doelstellingen van DIMS zijn: (1) het volgen van ontwikkelingen op de markt van uitgaansdrugs; (2) het signaleren van pillen die een acuut risico of nieuw en onbekend risico opleveren voor de volksgezondheid; (3) het adequaat ingrijpen als zich een gevaarlijke situatie voordoet om de verspreiding van gezondheidsrisico’s onder gebruikers tegen te gaan en verergering van gezondheidsschade te voorkomen, bijvoorbeeld door middel van waarschuwingscampagnes. Consumenten kunnen hun drugs tegenwoordig laten testen of inleveren bij 23 kantoren. Deze locaties zijn, op enkele uitzonderingen na8, aangesloten bij een instelling voor verslavingszorg of GGD. Op deze kantoren wordt meestal een wekelijks spreekuur gehouden, op een doordeweekse dag en doorgaans aan het eind van de middag. Sommige kantoren functioneren alleen als aanleverpunt, maar op de meeste kantoren kan ter plekke getest worden. Speciaal hiervoor getrainde medewerkers bekijken dan de door gebruikers aangeleverde drugsmonsters. Ze determineren en registreren de pillen aan de hand van een actueel, geautomatiseerd databestand. Het DIMS-bureau werkt dit databestand wekelijks bij. Vaak kan op kantoor de inhoud van de aangeboden pillen niet bepaald worden. De monsters, ook andere dan pillen, gaan dan naar DIMS en dat stuurt deze dan door naar het Deltalaboratorium in Poortugaal voor nadere chemische analyse. Een belangrijk probleem is dat er de laatste jaren steeds minder drugsmonsters getest worden en bovendien dat steeds meer van de op kantoor geteste monsters ter plekke niet ‘herkend’ worden. Daarom hebben we onderzocht of er naast de be7
8
Ongeveer 30% van de monsters die bij DIMS worden aangeleverd bestaat uit andere vormen (meestal poeders of vloeistoffen). In dit rapport gaat het met name over pillen. Stichting Adviesburo Drugs (Amsterdam), Mainline (Amsterdam), Stichting Traject (Maastricht).
8
staande testfaciliteiten op kantoren methoden zijn om meer en beter inzicht te krijgen in de ontwikkelingen op de ecstasymarkt. Pillen testen is onderwerp van wetenschappelijke en politieke discussies. Een vraag die hierbij steeds weer opduikt is of pillen testen het gebruik van ecstasy niet aanmoedigt. Ook dit thema zullen we in dit rapport aan de orde stellen.
Monitoring en surveillance DIMS volgt sinds 1992 de landelijke trends in het vóórkomen van stoffen en preparaten op de verschillende drugsmarkten, met name zogenaamde ‘uitgaansdrugs’ of ‘partydrugs'. Met deze monitoring beschikt het DIMS over een belangrijke bron van kwalitatieve informatie over ontwikkelingen op de drugsmarkt.9 Tevens dient DIMS als surveillance, namelijk door het signaleren van drugs die een acuut risico vormen voor de gezondheid, alsmede door in te grijpen als zo’n situatie zich voordoet. Methoden om pillen te testen 10 Marquis test of kleurtest. Hierbij wordt een beetje poeder van de pil afgeschraapt en in de testvloeistof gedaan. De chemische reactie levert een kleur die een indicatie geeft van welke stof er in de pil zit. Het aantal (specifiek) te traceren stoffen is beperkt en de test geeft geen informatie over het gehalte. Pillenidentificatie. De maat van de pil wordt opgenomen (en op het DIMS bureau wordt de pil ook nauwkeurig gewogen). Samen met andere uiterlijke kenmerken als kleur en logo wordt de pil vergeleken met een lijst van eerder (in het laboratorium) geanalyseerde pillen. Altijd wordt daarnaast een kleurtest gedaan. Chromatografie. Hierbij zijn er verschillende, meer en minder geavanceerde technieken die bij uitstek geschikt zijn voor meer gedetailleerde analyse in het laboratorium. Met deze technieken kunnen de verschillende (combinaties van) bestanddelen van pillen van elkaar onderscheiden worden. Enkele van deze technieken bieden de mogelijkheid om ook de hoeveelheid van een bepaalde stof te meten.
Er zijn verschillende methoden om pillen te testen. De meest betrouwbare manier gebeurt in het laboratorium, waar geavanceerde apparatuur beschikbaar is om nauwkeurig te bepalen welke stoffen en hoeveel daarvan er in een pil zitten. Een belangrijk nadeel hiervan is dat de consument ongeveer een week moet wachten op de uitslag.11 In de praktijk wordt daarom vaak gekozen voor pillenidentificatie (waarbij 9
10 11
De informatie vormt de input voor de Nederlandse Drugs Monitor (NDM), het Europese Waarnemingscentrum voor Drugs en Druggebruik (EWDD), het Early Warning System (EWS) en het Nederlandse Assessment en Coördinatiepunt nieuwe drugs (CAM) bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Voor uitvoeriger informatie, zie: Kriener et al. (2001) In Oostenrijk en Zwitserland wordt op locatie getest met behulp van een mobiel laboratorium, maar vanwege de kosten geschiedt dit slechts enkele keren per jaar.
9
gebruik gemaakt wordt van een lijst met eerder in het laboratorium geanalyseerde pillen) in combinatie met een kleurtest, waarmee een snellere, maar minder nauwkeurige uitslag kan worden gegeven. Deze gecombineerde methode wordt ook toegepast op de testkantoren in Nederland. Pillen die niet herkend worden, gaan vervolgens zoveel mogelijk naar het laboratorium voor analyse. De laatste jaren worden, absoluut en relatief, steeds minder pillen op kantoor ‘herkend’. Een pil kan alleen worden herkend als deze op de acht-wekenlijst van DIMS staat. Voordat een pil op deze lijst komt, moet deze aan een reeks van eisen voldoen. Er moeten onder andere minstens twee monsters, afkomstig uit verschillende regio’s, geanalyseerd zijn in het laboratorium. Bovendien moet de pil, om op de lijst te blijven staan, telkens opnieuw in het systeem terechtkomen. Als een pil langer dan acht weken niet opnieuw is aangetroffen (en geanalyseerd in het laboratorium), gaat deze van de lijst af. Naarmate de periode langer is neemt de kans op ‘lookalikes’ – dat wil zeggen pillen met dezelfde uiterlijke kenmerken, maar met een andere inhoud – toe. Uit ervaring is gebleken dat bij een periode van acht weken een acceptabele mate van betrouwbaarheid kan worden gewaarborgd, terwijl deze periode ook praktisch werkbaar is. In 2001 werd slechts een kwart van de pillen die op de testlocaties werden aangeboden herkend. In 2002 werden nog maar circa 800 pillen door de testservice op kantoor herkend (= 16%), en ongeveer 4000 niet herkend, waarvan er ongeveer 3400 naar het laboratorium gingen.12 De daling in de afgelopen jaren komt mogelijk doordat er nog uitsluitend op kantoren getest wordt en misschien ook omdat dit conform nieuwe protocollen gebeurt, waarbij minder drugsmonsters per consument kunnen worden aangeleverd.13 Maar het is eveneens mogelijk dat het aanbod op de pillenmarkt steeds diverser wordt, met steeds weer nieuwe pillen die nog niet eerder bij DIMS terechtkwamen. Een pil die binnen DIMS niet wordt herkend kan wel eerder op de acht-wekenlijst hebben gestaan en is dus eigenlijk geen nieuwe pil. Omdat veel pillen niet herkend worden, hebben DIMS-medewerkers in het kader van ons onderzoek de nietherkende pillen gescreend aan de hand van het databestand vanaf halverwege 2000. Gekeken is naar onder andere: vorm, diameter, dikte, kleur en logo. Indien deze kenmerken overeenkwamen, werd nagegaan of ook de laboratoriumuitslagen
12
13
In ruim 600 gevallen wilde de consument het niet ter plekke herkende monster niet door laten sturen naar het laboratorium, oftewel ruwweg 15% van de niet herkende pillen. Planije e.a. (2001)
10
overeenkwamen. Als dit het geval was, spreken we van een ‘bekende’ pil.14 Alle herkende zijn dus tevens bekende pillen, maar niet alle bekende pillen heten herkend. Een pil is bekend als deze in het databestand van DIMS voorkomt, ook al staat hij niet meer op de acht-wekenlijst. Een pil is nieuw als deze niet in het databestand van DIMS voorkomt.
Versterking monitor uitgaansdrugs Het verminderde zicht op de ecstasymarkt vormde de aanleiding om de mogelijkheden na te gaan om de monitor van uitgaansdrugs te verbeteren. In principe zou testen op locaties waar het drugsgebruik daadwerkelijk plaatsvindt, zoals op party's en in clubs (de huidige terminologie voor wat nog niet zo lang geleden discotheken heetten), voor dit doel ingezet kunnen worden. Maar op 29 januari 2002 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen (24 007, nr 98) waarin de regering werd verzocht het testen van ecstasypillen op party's af te wijzen. De motie was ingegeven door de zorg dat er met het testen van ecstasypillen op feesten een verkeerd signaal aan de consument wordt afgegeven. Alvorens een definitieve beslissing te nemen over de motie, wilde het Kabinet een wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren, waarin het testen op de bestaande locaties wordt vergeleken met andere werkwijzen om de monitor van uitgaansdrugs te verbeteren. In dit rapport brengen we verslag uit van dit onderzoek. Centraal stonden de volgende vragen: 1. Op welke wijze kunnen het aantal monsters en de representativiteit van de bemonstering van drugs in het uitgaanscircuit worden verhoogd? 2. Welke groepen gebruikers worden met verschillende testmodaliteiten bereikt? 3. Gaat er van het testen een aanmoedigende werking op het gebruik uit? 4. Wat zijn voor- en nadelen van verschillende manieren van pillen testen? Hoe kan het testen het beste worden ingericht? 5. Welke manier van testen levert de beste mogelijkheden voor een adequate reactie bij calamiteiten? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zijn allereerst, in nauwe samenwerking met DIMS, twee experimentele testmodaliteiten gekozen, namelijk het testen op kantoor op andere tijdstippen dan tot nu toe gangbaar (kantoorplus) en het testen in een mobiel kantoor in een uitgaansgebied (bus). Als derde experimentele modaliteit is
14
Bij grote spreiding van de laboratoriumuitslagen werd een pil als ‘onbekend’ gekwalificeerd.
11
gekozen voor de pillen die bij de ingang van uitgaansgelegenheden door het beveiligingspersoneel/portiers (security) in beslag genomen worden. Van deze drie modaliteiten zijn de gegevens over de pillen vergeleken met de pillen die op de bestaande kantoorlocaties worden aangeleverd. Met deze gegevens kan in principe vastgesteld worden op welke manier er meer pillen getest kunnen worden. En wellicht ook met welke methode de representativiteit van de geteste pillen het beste verhoogd kan worden. Testmodaliteiten De bestaande manier van testen op doordeweekse dagen noemen we: kantoortest. De andere drie modaliteiten staan op een continuüm tussen de bestaande kantoortest en het moment van gebruik van ecstasy (tijdens het uitgaan). Kantoorplus biedt een ruimere toegankelijkheid tot de kantoortest door openingstijden tijdens het weekend. Deze kantoren noemen we de pluskantoren en de aangeleverde pillen de pluspillen. De bus functioneert als een mobiel kantoor in een uitgaansgebied, waardoor we dichter bij het moment van gebruik komen. De hier aangeleverde pillen noemen we de buspillen. En met de monsters uit inbeslagnames op party’s en/of in clubs is het moment van gebruik het dichtste bij. De hier verkregen pillen noemen we de securitypillen.
Belangrijk is ook om te weten of er met de experimentele modaliteiten nieuwe groepen gebruikers worden aangeboord, die met de bestaande kantoren niet of slechter bereikt worden. Kortom: we hebben ook informatie over de gebruikers nodig. Daarom hebben we bij de beide eerstgenoemde experimentele modaliteiten (kantoorplus en bus) gebruikers geïnterviewd die hier komen testen. En om na te gaan of het dezelfde of andere groepen gaat, zullen we hen vergelijken met de groep gebruikers die op de reeds bestaande testkantoren komen. Tegelijkertijd hebben we in de uitgaansgebieden waar de mobiele kantoren waren geplaatst uitgaanders geïnterviewd die wel ervaring hebben met ecstasy, maar nog nooit hun pillen hebben laten testen. Daarnaast hebben we hier uitgaanders geïnterviewd die nog nooit ecstasy hebben gebruikt. Dit deden we met name om ook bij hen na te kunnen gaan of er van het testen van pillen, in het bijzonder op locatie, een aanmoedigende werking uitgaat in de zin dat zij eerder of überhaupt ecstasy gaan gebruiken. Met de informatie over de geteste pillen en over de gebruikers en niet-gebruikers kunnen we tot op zekere hoogte de vraag naar de voor- en nadelen van verschillende manieren van pillen testen beantwoorden. Daarnaast hebben we gebruik gemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve informatie over onder andere de haalbaarheid en kosten van de verschillende testmodaliteiten. Met al deze informatie tezamen zullen we proberen een antwoord te geven op de vraag hoe het testen het beste kan wor12
den ingericht en welke manier van testen de beste mogelijkheden levert voor een adequate reactie bij calamiteiten.
Opbouw van het rapport In hoofdstuk 2 werken we de onderzoeksvragen uit en bespreken we de methoden waarmee we deze vragen hebben beantwoord. In hoofdstuk 3 beschrijven we hoe het onderzoek is verlopen. In hoofdstuk 4 bespreken we hoeveel en welke pillen er tijdens het onderzoek werden aangetroffen bij de verschillende testmodaliteiten. Vervolgens geven we een overzicht van de kenmerken van de respondenten (hoofdstuk 5) en van hun middelengebruik (hoofdstuk 6). Daarna gaan we in hoofdstuk 7 in op de vraag of pillen testen, met name in uitgaansgebieden, eventueel een aanmoedigende werking er van uitgaat. In hoofdstuk 8 kijken we naar de rol die de verschillende testmodaliteiten kunnen spelen bij het tijdig signaleren van riskante pillen en bij het voorkomen van calamiteiten. In hoofdstuk 9 bespreken we de haalbaarheid van de verschillende testmodaliteiten en wegen we de voor- en nadelen tegen elkaar af. Ten slotte vatten we in hoofdstuk 10 de bevindingen van het onderzoek samen, trekken hieruit conclusies en doen we aanbevelingen. We spreken in al deze hoofdstukken in principe alleen van verschillen wanneer deze statistisch significant zijn. De tabellen die bij de afzonderlijke hoofdstukken horen zijn, op een enkele uitzondering na, te vinden in een bijlage achter in dit rapport.
13
14
2 ONDERZOEKSOPZET In dit hoofdstuk werken we de onderzoeksvragen uit en bespreken we hoe we de afzonderlijke vragen zullen beantwoorden. In grote lijnen hebben we drie onderzoeksmethoden gehanteerd. Ten eerste zijn gegevens van DIMS over de aangeleverde pillen geanalyseerd. Ten tweede zijn gegevens geanalyseerd die werden verzameld in surveys die we deden onder gebruikers die hun pillen laten testen, uitgaanders die het laatste jaar nog ecstasy hebben gebruikt maar hun pillen niet laten testen, en uitgaanders die nooit ecstasy hebben gebruikt. Ten derde is gebruik gemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve informatie uit en over de verschillende testmodaliteiten. Aan het eind vatten we de methoden per onderzoeksvraag samen in een schema.
Representativiteit van de monsters De eerste onderzoeksvraag luidt: (1) Op welke wijze kunnen het aantal monsters en de representativiteit van de bemonstering van drugs in het uitgaanscircuit worden verhoogd? Hierbij dienen twee hoofddoelen van DIMS in het oog gehouden worden: (a) het verbeteren van het inzicht in de markt van uitgaansdrugs (monitoring) en (b) het voorkomen van calamiteiten in het geval er sprake is van aanbod van extra risico’s door stoffen met afwijkende samenstelling (surveillance). Bij de monitoringtaak van DIMS gaat het primair om de diversiteit (of: heterogeniteit) van de monsters. Doel hierbij is niet zozeer om zoveel mogelijk monsters te analyseren, maar om een, in kwalitatieve zin, zo representatief mogelijk beeld te krijgen van de drugsmarkt. Dit betekent dat we geen aselecte steekproef nodig hebben (zoals het geval zou zijn bij kwantitatieve representativiteit, waarbij elke pil een gelijke kans moet hebben om in DIMS terecht te komen), maar dat de steekproef zoveel mogelijk verschillende pillen moet bevatten. Hoe groter de variatie in geteste pillen, hoe beter DIMS haar monitoringstaak vervult. Het aantal monsters van een bepaald type pil heeft als toegevoegde waarde dat dit iets kan zeggen over de mate waarin dit type pil op de markt verschijnt. Door de aantallen te koppelen aan de regio’s waar 15
deze pil aangeboden wordt, draagt DIMS tevens bij aan het inzicht in de verspreiding over het land. Wat betekent dit nu voor de onderzoeksopzet? Ten behoeve van een verbetering van de monitoring is het hoofdcriterium: (1a) Welke manier van testen resulteert in zoveel mogelijk verschillende, tot nu toe niet bij DIMS bekende pillen? Zoals we in het vorige hoofdstuk al constateerden kan bij steeds minder pillen ter plekke een uitslag worden bepaald en gebeurt dit pas na analyse in het laboratorium. Een aanvullend criterium is dan ook dat een zo groot mogelijk deel van de nietbekende monsters naar het laboratorium gaat. Daarnaast is, ten einde uitspraken te kunnen doen over de verspreiding, ook het absolute aantal geteste monsters van belang, inclusief reeds bekende pillen. Bovendien is voor het goed functioneren van de testservice van belang dat er een voldoende percentage pillen wel herkend wordt, zodat het voor consumenten waarschijnlijk meer de moeite loont om hun pillen te laten testen. Voor de surveillancetaak geldt een ander doel. Hier gaat het erom riskante pillen zo snel mogelijk te traceren en hier zo adequaat mogelijk op te reageren. Monitoring schept weliswaar het kader voor de surveillance, maar in plaats van maximale variatie in type pillen gaat het bij surveillance om een maximale ‘pakkans’ van riskante pillen. Het is goed denkbaar dat DIMS via het ene kanaal beter haar monitoringstaak kan vervullen, terwijl zij via een ander kanaal beter en sneller riskante pillen kan traceren. Mogelijk worden riskante pillen juist in de marge van de markt aangetroffen. Ten behoeve van een verbetering van de surveillance is het hoofdcriterium: (1b) Welke manier van testen resulteert in zo snel mogelijk ontdekken van riskante, bekende en nog niet bij DIMS bekende pillen? Hiervoor is het nodig dat een nauwkeurige registratie wordt bijgehouden van het moment van aanleveren van de monsters, het testen en het bekend worden van de testresultaten. Aanvullende criteria zijn ook hier: een zo groot mogelijk deel van de niet-bekende monsters gaat naar het laboratorium, en ten einde uitspraken te kunnen doen over de verspreiding, het absolute aantal riskante monsters.
Informatie over het gebruik De representativiteit van de verschillende testmodaliteiten is niet alleen afhankelijk van de monsters. Ook van belang is welk deel van de gebruikerspopulatie de testmodaliteit beslaat. De monitoring en surveillance functie verbeteren wanneer zoveel mogelijk verschillende groepen gebruikers (scenes) worden bereikt. Deze groepen kunnen van elkaar verschillen in demografische kenmerken, uitgaansgedrag en middelengebruik. De tweede onderzoeksvraag luidt daarom:
16
(2) Welke groepen gebruikers worden met verschillende testmodaliteiten bereikt? Het bereik van de testmodaliteiten is onderzocht door middel van een survey onder de consumenten die gebruik maken van de testservice. In zowel bestaande als experimentele testlocaties zijn vragenlijsten voorgelegd aan de consumenten. Op deze manier wilden we inzicht krijgen in de mogelijke verschillen tussen en eventuele verschuivingen binnen de gebruikerspopulaties die door de bestaande kantoortest en het testen op locatie worden bereikt.
Aanmoedigende werking? Veelgehoorde kritiek op de mogelijkheid tot het testen van ecstasypillen, is dat dit bevorderend zou werken op het gebruik van ecstasy. Daarom luidt de derde onderzoeksvraag: (3) Gaat er van het testen een aanmoedigende werking op het gebruik uit? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag zijn niet alleen consumenten onderzocht die hun ecstasy bij de testservice op locatie aanbieden, maar ook consumenten die hun ecstasy niet laten testen en uitgaanders die géén ecstasy gebruiken. Zodoende zijn drie groepen te onderscheiden: gebruikers die testen, gebruikers die niet testen, en niet-gebruikers. In de vragenlijst zijn onder andere vragen gesteld over motieven voor gebruik, respectievelijk niet-gebruik en over de rol die de testmodaliteit hierbij speelt.
Calamiteiten Bij surveillance gaat het er niet alleen om dat zo snel mogelijk riskante pillen worden getraceerd, maar ook dat er zo goed mogelijk op gereageerd kan worden. Dit brengt ons op de laatste onderzoeksvraag: (4) Welke manier van testen levert de beste mogelijkheden voor een adequate reactie bij calamiteiten? Enerzijds kan deze vraag beantwoord worden aan de hand van algemene kenmerken van en eerdere ervaringen met de bestaande testmodaliteit. Zo worden bij de bestaande kantoren consumenten die de kantoorlocatie bezoeken direct bereikt in geval van calamiteiten. Testpersoneel en preventiewerkers gaan in zo’n geval zo nodig flyeren in het uitgaanscircuit. (In de praktijk worden de meeste pillen of andere drugs die een extra risico met zich meebrengen slechts in kleine, besloten circuits gebruikt. In die gevallen wordt zeer gericht gewaarschuwd - en niet geflyerd.) Wanneer zich geen calamiteiten voordoen, kan op basis van algemene kenmerken van de experimentele modaliteiten wel aannemelijk gemaakt worden wat de voor- en na-
17
delen zijn in het geval dat wel calamiteiten optreden. Daarbij hebben we met name gekeken naar twee criteria. Hoe en waar kunnen riskante pillen het snelst ontdekt worden? Hoe en waar kan het beste gereageerd worden bij calamiteiten? Het ‘beste’ kanaal voor monitoring is niet per definitie het meest adequate kanaal voor surveillance. En als via een bepaalde testmodaliteit wel op de snelste manier riskante pillen ontdekt worden, maar verder geen informatie over herkomst, distributie en gebruikersgroepen, respectievelijk gebruikslocaties kan worden verkregen, is het moeilijk om adequaat te reageren.
Voor- en nadelen van de testmodaliteiten Met behulp van de antwoorden op de eerste vier vragen en informatie uit en over de verschillende testmodaliteiten willen we de vijfde vraag beantwoorden. (5) Wat zijn voor- en nadelen van verschillende manieren van pillen testen? Hoe kan het testen het beste worden ingericht? Uit de analyse van de gegevens over geteste pillen kunnen met name op statistische wijze conclusies getrokken worden over de voor- en nadelen van de verschillende testmodaliteiten in hun bijdrage aan monitoring en surveillance. Als criteria gelden:
Welke methode levert de meeste monsters aan? In hoeverre is er sprake van verschuiving (bijvoorbeeld wanneer het aantal aangeleverde monsters bij de nieuwe testmodaliteit ten koste gaat van het aantal aangeleverde monsters bij de bestaande testlocaties)?
Welke methode levert de meeste onbekende/nieuwe monsters aan? Welke methode levert de meeste riskante monsters aan?
Welke methode levert het snelst riskante monsters aan? De gegevens over de gebruikers laten zien welke groepen bereikt worden. Als criteria gelden:
Welke methode levert de meeste, respectievelijk beste informatie over gebruikers, respectievelijk gebruikersgroepen (scenes)?
Welke methode levert de meeste, respectievelijk beste informatie over gebruikspatronen?
Welke methode levert de meeste, respectievelijk beste informatie over herkomst en verspreidingsroutes? Daarnaast is gekeken naar de financiële en de praktische haalbaarheid. Voor de financiële haalbaarheid zijn de kosten van de verschillende werkwijzen tijdens het onderzoek in kaart gebracht en met elkaar vergeleken. De praktische haalbaarheid van de verschillende werkwijzen van testen zullen we beoordelen op een aantal punten. Hoe verloopt de samenwerking met: lokale overheid (politie, burgemeester, OM),
18
partyorganisatie, en instelling voor de verslavingszorg (IVZ)? Hoe is de beschikbaarheid van personeel en apparatuur? Op basis van de ervaringen tijdens het experiment is onderzocht aan welke voorwaarden de werkwijze moet voldoen op het gebied van samenwerking, richtlijnen en dergelijke. De praktische haalbaarheid van de service-uitbreiding is tijdens de voorbereiding door het DIMS-bureau in samenwerking met de instellingen voor verslavingszorg onderzocht. Kunnen de testkantoren in deze regio vaker open? Wat vindt de directie van de instelling daarvan? Hoe staat de lokale driehoek tegenover meer bekendheid geven aan de testlocatie?
Is verplaatsing van de testlocatie naar een ander (minder hoogdrempelig) pand haalbaar?
Samenvatting In het volgende schema worden de onderzoeksvragen weergegeven en daarnaast in welke deelvragen deze zijn geoperationaliseerd en met welke methoden deze vragen zijn onderzocht.
19
Vraagstelling
Methode/Operationalisering
(1) Op welke wijze kunnen het aantal monsters en de representativiteit van de bemonstering van drugs in het uitgaanscircuit worden verhoogd.
Analyse DIMS-gegevens. (1a) Welke manier van testen resulteert in zoveel mogelijk verschillende, tot nu toe niet bij DIMS bekende pillen? (1b) Welke manier van testen resulteert in zo snel mogelijk ontdekken van riskante, bekende en nog niet bij DIMS bekende pillen? Survey onder gebruikers op bestaande en experimentele testmodaliteiten.
(2) Welke groepen gebruikers worden met verschillende testmodaliteiten bereikt? (3) Gaat er van het testen een aan- Survey onder gebruikers die testen, gebruikers die moedigende werking op het gebruik niet testen, en niet-gebruikers. Vragen over motieven uit? voor gebruik, respectievelijk niet-gebruik en over de rol die de testmodaliteit hierbij speelt. (4) Welke manier van testen levert de beste mogelijkheden voor een adequate reactie bij calamiteiten?
Analyse DIMS-gegevens, survey onder gebruikers en kwalitatieve informatie over testmodaliteiten. Hoe en waar kunnen riskante pillen het snelst ontdekt worden? Hoe en waar kan het beste gereageerd worden bij calamiteiten? (5) Wat zijn voor- en nadelen van Analyse DIMS-gegevens, survey onder gebruikers en verschillende manieren van pillen informatie over financiële en de praktische haalbaartesten? Hoe kan het testen het beste heid. worden ingericht?
20
3 HET ONDERZOEK In de zomer van 2002 begonnen we, samen met medewerkers van het DIMSbureau, met de voorbereidingen van het onderzoek. Om te beginnen maakten we de meest ideale opzet voor de selectie van de regio’s die in het onderzoek zouden moeten worden betrokken. Tot medio september 2002 werd waar nodig de keuze aangepast. In dit hoofdstuk beschrijven we de selectie van de plus- en busregio’s, alsmede de daarbij behorende controleregio’s. Daarna schetsen we de ervaringen tijdens het onderzoek, dat liep van begin oktober tot eind december 2002. We beginnen met de bestaande praktijk in de aan het onderzoek deelnemende regio’s. Vervolgens bespreken we het testen op andere tijdstippen (kantoorplus) en in uitgaansgebieden (bus) en met de inbeslagnames bij de ingang van uitgaansgelegenheden (security).
Bestaande testservice Niet alle onderzochte instellingen met een testservice besteden evenveel tijd in projecten rond Uitgaan & Drugs. In de praktijk komt zo'n project neer op flyeren en voorlichting geven op grote party's en het ontwikkelen en onderhouden van een netwerk rondom uitgaan, zoals partyorganisatoren, horeca-uitbaters, GGD, politie. Daarnaast houden de instellingen eenmaal per week een testspreekuur. De openingstijden van de testservice zijn meestal beperkt tot 2 à 4 uur per week, op een middag of avond van een doordeweekse dag. Soms heeft het testpersoneel veel moeite moeten doen om van hun directie toestemming te krijgen een kantoortestservice te starten of wordt de testservice elk jaar weer in haar voortbestaan bedreigd. Bij de meeste kantoren wordt het testen uitgevoerd op dezelfde locatie als de drugs- en alcoholhulpverlening, respectievelijk de methadonverstrekking. Volgens zowel medewerkers van DIMS als testpersoneel maakt dit de drempel voor ecstasygebruikers om op zo’n adres een pil te laten testen hoger. Over het algemeen vindt de methadonverstrekking overigens op een ander tijdstip plaats dan het testspreekuur. De testlocaties zijn vaak weinig sfeervolle en felverlichte kantoorachtige ruimtes. Bij de meeste panden is de deur hermetisch gesloten; gebruikers moeten eerst aanbellen voordat ze binnengelaten worden. Er zijn echter ook testlocaties die zijn losgekoppeld van de hulpverlening of methadonverstrekking, de deur is open en er is een muziekinstallatie, 21
waardoor het pand een meer gebruikersvriendelijke uitstraling heeft. Soms zijn de testlocaties een combinatie van beiden: een hulpverleningpand met een sfeervolle inrichting. De meeste locaties liggen op niet al te grote afstand van het (uitgaans) centrum van de stad (maximaal 10-15 minuten lopen). Bekendheid De meeste instellingen geven bekendheid aan het testen door middel van het verspreiden van flyers op plaatsen waar de doelgroep zou kunnen komen, zoals voorverkoopadressen, platenzaken, coffeeshops, smartshops, winkeltjes, kappers, kledingwinkels, etc.. Als de instelling een project rond Uitgaan & Drugs heeft, dan wordt ook actief in het uitgaanscircuit en op party’s geflyerd. De meeste instellingen hebben een website waar het spreekuur vermeld wordt. Daarnaast is er een vermelding op de Trimbos site (www.drugs-test.nl). Testpersoneel Een deel van het testpersoneel is geen preventiewerker, maar een hulpverlener die het testen erbij doet. Zij zijn soms minder goed op de hoogte van de partyscene, van gedetailleerde informatie over drugs en de verschillende manieren om informatie over te brengen aan de gebruiker. Niet elke preventiewerker of drugshulpverlener kan zomaar pillen testen. Testpersoneel is altijd getraind door het DIMS-bureau. Bovendien wordt tegenwoordig gewerkt volgens een kwaliteitssysteem van Good Testing Practice en daarbij horende protocollen. Deze protocollen zijn ontworpen door het DIMS-bureau, in samenwerking met het testpersoneel, en zijn vastgesteld door de begeleidingscommissie van DIMS.
Selectie van de onderzoeksregio's Voor het onderzoek zijn vier experimentele regio’s geselecteerd (twee busregio’s en twee plusregio’s), alsmede vier controleregio’s. Om te kunnen bepalen hoe en in welke mate de verschillende testmodaliteiten de monitoring en de surveillance zouden kunnen verbeteren, konden we niet volstaan met het bekijken van elke testmodaliteit op zich. De basissituatie is de bestaande kantoortest, die we beschouwen als de controlemodaliteit. Een mogelijke complicatie was dat de verschillende testmodaliteiten elkaar kunnen beïnvloeden. Wanneer we in hetzelfde gebied twee experimenten tegelijkertijd zouden uitvoeren, zou het lastig worden om vast te stellen wat elke modaliteit toevoegt. Per regio (stad) kon dus slechts één experimentele modaliteit onderzocht worden. Bovendien konden we niet uitsluiten dat een experimentele modaliteit invloed heeft op de bestaande modaliteit. Zo zou het kunnen zijn dat testen in een uitgaansgebied leidt tot minder gebruikmaking van de bestaande kantoortest in dezelfde regio. Als gevolg hiervan was steeds een vergelijkbare controleregio nodig, 22
waar geen experiment plaatsvond. Bij de keuze van de experimentele en de controlesteden is rekening gehouden met de vergelijkbaarheid qua grootte, bevolkingsopbouw (b.v. studentenstad) en uitgaansleven (regiofunctie), en spreiding over het land. We kozen voor steeds twee experimentele gebieden per modaliteit, omdat we dan over meer data zouden kunnen beschikken en vanwege een betere generaliseerbaarheid van de gegevens. Van de instellingen met een bestaande testservice werd gevraagd of zij, tegen een vergoeding, in het weekend ’s avonds een extra testspreekuur in wilden lassen. Dit betekende extra inzet van het testpersoneel. De belangrijkste redenen om niet mee te doen aan het onderzoek lagen op organisatorisch gebied en/of hadden te maken met beleidsprioriteiten van de instelling. Over het algemeen was het testpersoneel bereid om te werken op de extra spreekuren, maar dit was niet altijd mogelijk door ziekte of door een tekort aan testpersoneel (soms omdat deze voor andere beleidsprioriteiten werden ingezet). Het vinden van controleregio’s die mee wilden werken aan het onderzoek leverde geen problemen op. Kantoorplus Voor de plusregio’s hadden we aanvankelijk Rotterdam als optie, maar de directie van deze instelling voorzag teveel belasting op hun normale werkzaamheden als opvang en verslavingszorg. Andere steden hadden soortgelijke bezwaren; vaak is de testservice een additioneel facet in deze instellingen waar niet teveel nadruk op wordt gelegd. Daarentegen bleek de instelling in Den Haag wel bereid om zijn deuren op de zaterdag te openen voor pillen testen. Ook Arnhem was enthousiast, met name omdat de instelling hier de testservice sowieso meer bekendheid wilden geven. Rotterdam wilde wel als controleregio dienen – samen met Amsterdam werd dit een pluscontroleregio. Uitgaansgebied Voor de busregio’s was de keuze gemakkelijker gemaakt. In de meeste regio’s was er namelijk geen sprake van dat daar binnen afzienbare termijn een bus kon worden geparkeerd in het uitgaansgebied, veelal omdat dit vanuit de gemeente niet werd goedgekeurd. Hierdoor bleven er slechts een paar opties over, waarvan er nog enkele afvielen omdat het voor de testservice zelf op dat moment een te grote belasting zou zijn. Overeenkomstig de planning werd het busexperiment uitgevoerd in Eindhoven en Groningen. De buscontroleregio’s werden Nijmegen en Utrecht. Aan het eind van dit hoofdstuk vindt u een sfeertekening van de bus en uitgaansgebieden in Eindhoven en Groningen.
23
Onderzoeksregio’s Kantoorplus Den Haag en Arnhem Uitgaansgebied: bus Eindhoven en Groningen
Controleregio’s Amsterdam en Rotterdam Nijmegen en Utrecht
Bekendheid geven In de plusregio’s (Arnhem en Den Haag) werd voorafgaande aan het onderzoek uitgebreid geflyerd op de bekende plaatsen, zoals party’s, cafés, voorverkoopadressen, smartshops, coffeeshops, platenzaken, kledingzaken met uitgaanskleding, alternatieve winkeltjes, kappers, maar ook bij het station en minder voor de hand liggende kledingwinkels. Tijdens het onderzoek werd ook regelmatig geflyerd. Ook in de busregio’s (Eindhoven en Groningen) werd uitgebreid geflyerd. Zoals gezegd bestond de bus in Eindhoven al wat langer en heeft een bredere functie dan alleen testbus. In de bus wordt voorlichting gegeven over alcohol en drugs aan jongeren vanaf ongeveer 15 jaar en er worden condooms verkocht. In Groningen was de bus een geheel nieuwe en onbekende service. Er werd een bus gehuurd, die ook wel voor activiteiten voor jongeren wordt gebruikt. De bus werd met behulp van kerstverlichting, posters en kaarsjes versierd. Om de bus bekendheid te geven werd uitgebreid geflyerd.
Controleregio’s Bij de vier controleregio’s (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Nijmegen) is volgens afspraak niet geflyerd of iets bijzonders gedaan. Wel hebben gebruikers die hier pillen kwamen laten testen een vragenlijst ingevuld (zie hoofdstuk 5) en - net als de respondenten in de plus- en busregio’s - ook degenen die hier op de bestaande kantoren kwamen, kregen als vergoeding magneetjes met knipperlichtjes die het goed doen in het uitgaansleven.
Securitypillen Het betrekken van in uitgaansgelegenheden afgegeven of in beslag genomen pillen in het onderzoek bleek minder eenvoudig dan gedacht. Besloten werd uiteindelijk om de inzameling van deze securitypillen te laten verlopen via de instellingen voor verslavingszorg. Dit had twee redenen. Ten eerste zou in het geval dat een riskante pil ontdekt zou worden, de instelling een lokale en gerichte waarschuwingscampagne
24
kunnen voeren.15 Ten tweede hadden enkele instellingen al contact met politiemedewerkers die zich met in beslag genomen drugsmonsters bezighouden. Van de kant van de politie was er de bereidheid om mee te werken aan het afstaan van securitymonsters. In de praktijk was het echter niet zo eenvoudig om eenmaal in beslag genomen drugs af te staan aan een instelling voor verslavingszorg. Dit kwam vooral door administratieve maatregelen, waarbij de route die dergelijke monsters afleggen is vastgelegd in protocollen die te maken hebben met de Opiumwet. Uiteindelijk bleek echter dat hiervoor in de praktijk oplossingen zijn te vinden en dat vanaf het moment dat de zaken geregeld zijn, het afstaan van securitymonsters soepel verloopt. Tijdens het onderzoek beschikten we over securitymonters uit de regio’s Zaanstad en den Haag. Kort daarna kwamen ook securitymonsters uit de regio’s Arnhem en Amsterdam beschikbaar, maar deze konden niet meer in de analyse betrokken worden.
Samenvatting Voor het onderzoek hebben in het laatste kwartaal van 2002 twee testkantoren hun deuren tevens geopend op enkele uren tijdens het weekend (‘pluskantoren’) en werd in twee andere steden een bus geplaatst in een uitgaansgebied. Zowel in de pluskantoren als op de bus konden pillen worden getest. Aan beide experimenten gaven de lokale instellingen extra bekendheid onder het uitgaanspubliek. In het vervolg van dit rapport zullen de aangeleverde pillen en de bezoekers van de ‘experimentele’ testlocaties vergeleken worden met die van de bestaande testkantoren in deze steden en van de bestaande kantoren in vier controlesteden. Daarnaast zijn pillen die in uitgaansgelegenheden worden afgegeven of in beslag genomen in het onderzoek betrokken. De aanlevering van securitypillen leverde aanvankelijk soms problemen op, maar deze bleken na verloop van tijd oplosbaar te zijn.
15
Deze lokale expertise is van belang wanneer er alleen sprake is van riskante pillen in een bepaalde club, op een bepaalde party of in een bepaald uitgaansgebied. Bij een landelijke waarschuwingscampagne geldt dit criterium minder.
25
De bus in Eindhoven Gezien vanaf het stadshart van Eindhoven staat de bus aan het begin van het uitgaanscentrum Stratum’s Eind, een lange straat met aan weerszijden horecagelegenheden. Bruine kroegen wisselen trendy grand cafés met gerenommeerde dj’s af met allerlei eetgelegenheden (snackbars, grillrooms etc.). Maar vooral de commerciële kroegen (type ski-hut) met al dan niet een (geïmproviseerde) dansvloer drukken hun stempel op de sfeer. Overal staan de deuren wijdopen en op elke drempel staat een uitsmijter of portier met indrukwekkende borstomvang. Hier en daar geeft het uitgaanspubliek in zelfstandig opererende garderobes jas en tas af zodat ze de rest van de avond van tent naar tent kunnen hoppen. De bus is door zijn markante uiterlijk eigenlijk niet te missen. De bus van Novadic (een instelling die gericht op preventie en verslavingszorg) is een type Amerikaanse schoolbus, met zachtgele verlichting en luidsprekers waaruit trancemuziek schalt. Er zijn voorlichtingsfolders, flyers over drugsgebruik en condooms tegen gereduceerd tarief. Al acht jaar lang staat de bus vrijdag- en zaterdagavond aan het begin van het uitgaansgebied. Op de bus werken zowel medewerkers van Novadic als vrijwilligers. De gebruikers die tijdens het onderzoek op zaterdag op de bus komen zijn overwegend jong (rond de 20), wit en van het mannelijk geslacht. De bezoekers vormen qua uiterlijk een redelijke afspiegeling van het overige uitgaanspubliek. Een uitzondering daargelaten, lijkt de kleding van de stappers erg veel op elkaar. Bij de jongens zijn streepjesbloesjes duidelijk ‘in’. Veel spijkerbroeken (vaak met vale vlakken), bij de meisjes meestal met blote navel erboven. Verder wat in zwart gehulde punks en gothics, maar ook jongens in hiphoptenue en gouden sieraden. Er zijn achterin de bus geblindeerde ramen, zodat degenen die een pil komen testen niet teveel te kijk staan voor de straat eromheen. Doorgaans vraagt de testende gebruiker meteen of op de bus pillen kunnen worden getest. Het testpersoneel maakt dan duidelijk dat voor een echt zekere uitslag je de pil eigenlijk moet inleveren (om hem op te sturen naar het lab). Na overleg met vrienden of enig gepeins gaan de meeste consumenten akkoord en laten de pil testen. Na het doorlopen van de testprocedure is in de meeste gevallen nog niet duidelijk om welke pil het gaat. In sommige gevallen echter wordt de pil wél herkend, maar dan waarschuwt de testmedewerker dat de werking afhankelijk is van de dosis en wie de pil neemt. Testpersoneel geeft in de ogen van de gebruikers vaak zinvol advies (niet gebruiken is altijd beter!) en duidelijkheid wat betreft de procedure en de testuitslag. De testende gebruikers zijn dan ook over het algemeen serieus en rustig. Dit geldt niet altijd voor hun vrienden die vaak snel weer weg willen om zich in het uitgaansleven te storten. De omgeving rond de bus is geen centrale ontmoetingsplek; daarvoor is het er niet druk genoeg. De sfeer is vroeg op de avond ontspannen en er is geen spoor van ruzie of misbaar. Er staat altijd een politieauto in de buurt van de bus en lopen er ook wel eens agenten de bus binnen. Rond één uur ‘s nachts wordt de bus naar de garage gereden. Het karakter van het uitgaanscentrum is dan ingrijpend veranderd. Veel uitgaanders zijn alweer op weg naar huis. Het was bij de survey niet moeilijk om uitgaanders te vinden die nog geen ecstasy hadden gebruikt, gebruikers waren iets moeilijker te vinden en ook wat terughoudender.
26
De bus in Groningen Iets uit de looprichting van het uitgaansleven aan de Grote Markt in Groningen ligt het Boterdiep, een rustig straatje met enkele café's, een videotheek en wat winkeltjes. De voornaamste attractie is jongerencentrum Simplon, een hippe, trendy club. Hiertegenover staat de bus van AVG (Ambulante Verslavingszorg Groningen). Op vrijdagavond is hier tijdens het onderzoek de testservice van elf uur ‘s avonds tot half twee ‘s nachts aanwezig. De bus is ingericht met bankjes, tafeltjes, asbakken, kussentjes, sfeerverlichting binnen en buiten en een geluidsinstallatie. Verder zijn er allerlei preventiefolders en gratis condooms en is er een comfortabel plekje om pillen te testen. De bestuurder van de bus is tot het einde aanwezig. Verder zijn er twee testmedewerkers en een onderzoeker. De sfeer is informeel. De testmedewerkers kennen het uitgaanscircuit in Groningen goed. Het publiek dat op de bus komt is zeer wisselend. Qua kledingstijl loopt het uiteen van punk en alternatief (alto) tot kunstzinnig, creatief en trendy. Ook komen er wat casual geklede jongeren. Vaak zijn het stelletjes, maar ook regelmatig twee of drie jongens. Een uitzondering daargelaten zijn het allemaal witte jongeren. Ongeveer de helft van de bezoekers komt voor het testen van een pil, de anderen uit nieuwsgierigheid. Sommigen zijn nogal kritisch over het testen, de procedure en de resultaten. Vrij veel gebruikers willen hun pil niet laten opsturen. Ze hebben vaak maar één of twee pillen bij zich. De mensen die hun pillen komen testen zijn van buiten goed te zien, er is dus geen echte anonimiteit. Maar de bus staat wel zo opgesteld dat er niet een voortdurende stroom mensen voorbij komt lopen. De straat is de hele nacht vrij rustig. Het uitgaansleven in Groningen komt eigenlijk pas véél later op gang (na 2 uur ‘s nachts). Bovendien is de uitgaansbuurt rondom de Grote Markt ongeveer een kwartier lopen vanaf de plek waar de bus staat. Er is geen politie te zien en er hangen ook geen dealers rond. Er zijn wel enkele bekende clubs in de buurt die een iets ouder publiek trekken. Het uitgaanspubliek dat op vrijdagen en zaterdagen naar het centrum trekt, bestaat vooral uit werkende (oudere) jongeren. Wel hebben veel stappers een studentikoos uiterlijk, dat voor zowel vrouwen als mannen bestaat uit een spijkerbroek en bloesje. Rond de Grote Markt zijn ook uitgaanders in duurdere merkkleding die meer werk maken van hun make-up en kapsels. In de doolhof van kleine, smalle straatjes op loopafstand van de Grote Markt komen vooral de ‘alto’s’, hoewel er geen sprake is van een heel strikte scheiding. Het straatbeeld verandert: ineens zien we piercings, tattoo’s en oranje of blauwgeverfde haren en kringelen de dampen van joints omhoog (hoewel er in Groningen over het algemeen vooral binnen wordt geblowd). De meisjes en vrouwen zijn vooral in de meer trendy, hippere tenten te vinden. Soms in gezelschap van hun partner, maar meestal met een paar vriendinnen. In Groningen moest – mede door het versplinterde uitgaansleven – bij de survey gerichter dan in Eindhoven gezocht worden naar gebruikers. Dat wil zeggen dat er naar specifieke locaties gegaan moest worden, zoals trendy clubs en coffeeshops. Willekeurig mensen op straat aanspreken, was over het algemeen minder effectief. Overigens liet een enkeling zich wel afschrikken bij het woord ecstasy en haastte zich te zeggen geen ecstasy te gebruiken om vervolgens een vriend naar voren te schuiven die wel zou slikken.
27
28
4 AANGELEVERDE PILLEN Tijdens het onderzoek werden er in Nederland 1188 monsters aangeleverd, daarvan kwamen er 109 uit de regio’s waar een bus in het uitgaansgebied was geplaatst, 95 uit de regio’s waar de testkantoren ook op zaterdag geopend waren en werden er 100 via de security vanuit het partycircuit aangeleverd.16 Deze monsters betreffen niet alleen ecstasypillen, maar onder andere ook mdma-, amfetamine- en cocaïnepoeders. Omdat de focus van DIMS en dit onderzoek ligt op pillen testen, laten we andere monsters buiten beschouwing en zullen we in dit hoofdstuk uitsluitend ingaan op de aangeleverde pillen (monsters in de vorm van tabletten). Het gaat hierbij om een totaal van 891 pillen. In dit hoofdstuk onderzoeken we of de experimentele modaliteiten leiden tot een groei in het aantal aangeleverde pillen. Ook onderzoeken we of de bus in het uitgaansgebied, de zaterdagse openingstijden en de security een nieuwe of andere pillenmarkt beslaan dan de bestaande kantoren. De tabellen behorende bij dit hoofdstuk zijn terug te vinden in de bijlage achter in dit rapport. In de tekst wordt alleen gesproken van verschillen wanneer deze statistisch significant zijn (p < .05). Onderzoeksvraag Op welke wijze kunnen het aantal monsters en de representativiteit van de bemonstering van drugs in het uitgaanscircuit worden verhoogd?
Aantal aangeleverde pillen Om te onderzoeken of uitbreiding van de testfaciliteiten een groter aantal aangeleverde pillen tot gevolg heeft, hebben we het aantal aangeleverde pillen tijdens het onderzoek vergeleken met het aantal aangeleverde pillen in het voorgaande jaar. Idealiter zou voor deze vergelijking het aantal pillen in dezelfde periode in 2001 moeten worden gebruikt. In de laatste zeven weken van 2001 nam het aantal aangeleverde pillen echter sterk toe vanwege een red alert procedure rond PMA (een zeer gevaarlijke stof die werd aangetroffen in ecstasypillen). Terwijl in de eerste 45 weken 16
In feite werden er in het partycircuit in totaal 430 monsters ingenomen door de security. De analysegegevens van 330 van deze pillen waren echter niet tijdig beschikbaar voor dit onderzoek.
29
van 2001 gemiddeld 72 pillen per week werden aangeleverd, ging het in de laatste weken van dat jaar om gemiddeld 114 pillen per week. Voor de vergelijking is daarom gebruik gemaakt van het weekgemiddelde van alle weken in 2001 voorafgaand aan de PMA-affaire, vermenigvuldigd met het aantal weken dat het onderzoek duurde. Dit aantal weken verschilt per regio. In Groningen heeft de bus gedurende zes weken in het uitgaansgebied gestaan, terwijl bijvoorbeeld in Arnhem gedurende twaalf weken de testservice (ook) op zaterdag geopend was.17 Aantal aangeleverde pillen onderzoek in 2002 Plusregio’s Arnhem Den Haag Totaal Pluscontroleregio’s Rotterdam Amsterdam Totaal Busregio’s Groningen Eindhoven Totaal Busontroleregio’s Utrecht Nijmegen Totaal
vergelijkbare periode in 2001 toename / afname
17 57 74
30 24 54
-44% +136% +36%
56 38 94
65 70 135
-13% -46% -30%
21 67 88
10 89 99
+102% -24% -11%
49 56 105
22 50 72
+122% +11% +45%
432
626
-31%
Resterende regio’s Totaal
Andere kantoortijden Op het eerste gezicht lijken de gegevens in bovenstaand schema er op te wijzen dat de extra openingstijd dus extra pillen oplevert. De plusregio’s kennen een stijging in het aantal pillen, terwijl de pluscontroleregio’s een daling laten zien. Van de 74 pillen in de plusregio’s, werden er echter 42 tijdens bestaande openingstijden aangeleverd: minder dus dan de 54 pillen die een jaar eerder op kantoor werden aangeleverd. In principe zou er tijdens het onderzoek een verschuiving kunnen hebben plaatsgevonden van het bestaande kantoor naar de extra openingstijden. Het lijkt er sterk op dat dit ook het geval is geweest. Zoals we in hoofdstuk 5 zullen zien trekken de zaterdagen voornamelijk gebruikers die hun pillen eerder al op de bestaande kantoren lieten testen. De vergelijking tussen plusregio’s en pluscontroleregio’s wordt verder bemoeilijkt doordat de testservice in Den Haag eind 2000 is gestart en de toename in 2002 ten opzichte van 2001 in deze regio zou verklaard kunnen worden door een 17
Onderzoeksperiodes: Arnhem 12 weken, Den Haag 11 weken, Rotterdam 10 weken, Amsterdam 11 weken, Groningen 6 weken, Eindhoven 15 weken, Utrecht 14 weken, Nijmegen 14 weken, resterende regio’s 15 weken.
30
steeds betere bekendheid van de kantoorservice. De plusregio Arnhem laat daarentegen een iets grotere daling zien dan de pluscontroleregio’s en de rest van het land. Uitgaansgebieden De busregio’s laten op het eerste gezicht een daling in het aantal aangeleverde pillen zien, maar deze daling is minder groot dan die in de rest van het land. De bus in Groningen heeft juist een stijging van het aantal aangeleverde pillen opgeleverd. Tijdens het onderzoek kwamen er meer pillen binnen in de bus dan op het kantoor. Van de 88 aangeleverde pillen, kwamen er 34 op kantoor binnen: fors minder dus dan de 99 pillen die in 2001 werden aangeleverd op kantoor. Anders dan bij kantoorplus lijkt er hier maar weinig verschuiving te hebben plaatsgevonden. Zoals we in hoofdstuk 5 zullen zien trekken de bussen vrij veel gebruikers die hun pillen niet op de bestaande kantoren laten testen. De vergelijking met de buscontroleregio’s wordt bemoeilijkt omdat ook de regio Utrecht eind 2000 is gestart met een testservice. De toename in 2002 ten opzichte van 2001 zou, net als in Den Haag, verklaard kunnen worden door een steeds betere bekendheid van de kantoorservice in Utrecht.
Herkende, bekende en doorgestuurde pillen Voor de monitoring- en surveillancetaken van DIMS is niet alleen van belang dat er een zo groot mogelijk aantal pillen wordt getest, maar vooral ook dat er zoveel mogelijk verschillende en ‘nieuwe’ pillen worden aangeleverd. Of een pil al dan niet echt nieuw is, is echter niet altijd even gemakkelijk te bepalen. De pillenmarkt kent een hoge roulatie. Pillen kunnen in kleine batches worden gedraaid, waardoor op het gezicht identieke pillen een geheel verschillende inhoud en dosering kunnen hebben. Bovendien is ‘plagiaat’ niet ongebruikelijk; identieke pillen komen niet noodzakelijk van dezelfde producent. Het komt regelmatig voor dat pillen met dezelfde uiterlijke kenmerken, maar met een geheel andere inhoud, op de markt verschijnen. DIMS maakt daarom gebruik van een databestand met eigenschappen van pillen die in de voorgaande acht weken zijn geanalyseerd. Wanneer de uiterlijke eigenschappen van een aangeleverde pil niet voorkomen in het databestand, dan wordt de pil als ‘nieuw’ behandeld en – als de gebruiker dat wil – doorgestuurd naar het laboratorium voor analyse. Een niet-herkende pil is een pil die in de afgelopen acht weken niet is gesignaleerd.
Voor dit onderzoek werden alle aangeleverde pillen tevens vergeleken met een databestand van pillen die sinds begin 2000 zijn geanalyseerd. Wanneer de pil in dit databestand voorkwam werd de pil ‘bekend’ genoemd. Deze bepaling is uitgevoerd door medewerkers van DIMS. Een pil kreeg alleen dan het label bekend, wanneer zij 31
met zekerheid konden zeggen dat het om een identieke pil ging. Een herkende pil is ook altijd een bekende pil. Een niet-bekende pil is een pil die sinds begin 2000 niet is gesignaleerd. De niet-bekende pillen noemen we ook wel ‘nieuwe’ pillen.
Onderstaande grafiek laat zien dat een groot deel van de niet-herkende pillen wel eerder gesignaleerd is. Figuur 4.1: Herkende en bekende pillen 100% 80% 60% 40% 20% 0% Plusregio's
Pluscontrole regio's
herkend & bekend
Busregio's
Buscontrole regio's
niet-herkend & bekend
Security
Resterende regio's
niet-herkend & niet-bekend = nieuw
Wanneer een nieuw segment van de pillenmarkt wordt aangeboord door de testservice, is het zaak de inhoud van de nieuwe pillen te achterhalen. Op die manier kunnen gebruikers worden geïnformeerd over de mogelijke risico’s van de pil en indien nodig kan een red alert procedure worden opgestart. Het is dus van belang dat een niet-herkende pil wordt doorgestuurd naar het laboratorium voor analyse. De gebruiker die de pil aanlevert moet hiertoe bereid zijn. Tijdens het onderzoek werd 90% van de niet-herkende pillen doorgestuurd naar het laboratorium. Van de in totaal 776 niet-herkende pillen die gedurende de onderzoeksperiode werden aangeleverd, blijken er 433 (56%) wel bekend. Dit geldt zowel voor doorgestuurde als niet-doorgestuurde pillen. herkend 115
115 bekend (100%)
niet-herkend doorgestuurd 699 388 bekend (56 %)
niet-herkend niet-doorgestuurd 77 45 bekend (58%)
In de volgende paragrafen gaan we in op herkende, bekende en doorgestuurde pillen in de drie experimentele modaliteiten. Eerst wordt gekeken naar verschillen, binnen
32
de regio, tussen de bus of zaterdagse testservice en de bestaande testservice. Vervolgens vergelijken we de onderzoeksregio’s met de buscontroleregio’s en pluscontroleregio’s. Omdat uit de voorgaande paragraaf bleek dat ook deze specifieke controleregio’s atypisch kunnen zijn, worden ten slotte de onderzoeksregio’s vergeleken met alle controleregio’s (dat wil zeggen: de specifieke controleregio’s en de resterende regio’s tezamen). Andere kantoortijden 18
Niet Niet Door Van de 32 pillen die op zaterdag op Aangeleverd herkend bekend gestuurd kantoor zijn aangeleverd is 84% niet- Plusregio’s 74 88% 28% 85% 32 84% 17% 70% herkend en 17% niet-bekend. Anders Kantoor plus Bestaande kantoren 42 91% 36% 95% gezegd: 83% is bekend en 17% Pluscontroleregio’s 94 81% 29% 81% Alle controleregio’s 631 88% 40% 93% nieuw. Een groot deel van de bekende pillen wordt echter niet ter plekke herkend. Gedurende de bestaande openingstijden van de kantoren werden er 42 pillen aangeleverd. Hiervan is 91% niet-herkend en 36% niet-bekend. Anders gezegd: 64% is bekend en 36% nieuw. Door kleine aantallen zijn de verschillen in het percentage bekende pillen tussen de zaterdagse en doordeweekse testservice niet significant. Desondanks lijken de cijfers erop te wijzen dat met de verruiming van de openingstijden niet een nieuwere/andere pillenmarkt bereikt wordt. De niet-herkende pillen worden op doordeweekse dagen wel vaker doorgestuurd naar het laboratorium dan op zaterdag. De vergelijking van de plusregio’s en de pluscontroleregio’s laat geen significante verschillen zien in de herkende, bekende en doorgestuurde pillen. Ook dit wijst erop, zoals we eerder in dit hoofdstuk al suggereerden, dat er binnen de plusregio’s een verschuiving heeft plaatsgevonden van de kantoren op doordeweekse dagen naar de kantoren op zaterdag. Vergeleken met alle controleregio’s wordt in de plusregio’s niet een nieuwere of andere markt aangeboord. Het aandeel niet-herkende pillen is vergelijkbaar, maar het aandeel niet-bekende pillen is in de plusregio’s kleiner dan in alle controleregio’s. Het aandeel niet-herkende pillen dat doorgestuurd is, is ook kleiner in de plusregio’s. De verruiming van de openingstijden van de testkantoren lijkt daarmee niet meer informatie over de pillenmarkt op te leveren.
18
Percentage van niet-herkende pillen.
33
Uitgaansgebieden 19
Niet Niet Door Van de 54 pillen die in de bus in het Aangeleverd herkend bekend gestuurd uitgaansgebied zijn aangeleverd is Busregio’s 88 75% 35% 61% Bus 54 72% 40% 49% 72% niet-herkend. Een deel van deBestaande kantoren 34 79% 28% 78% ze niet-herkende pillen blijkt bij nade- Buscontroleregio’s 105 76% 22% 96% 631 88% 40% 93% re beschouwing wel bekend; in totaal Alle controleregio’s is 40% niet-bekend. Anders gezegd: 60% is bekend en 40% nieuw. Bij de kantoren in de busregio’s werden in dezelfde periode 34 pillen aangeleverd; 79% is niet-herkend en 28% niet-bekend. Anders gezegd: 72% is bekend en 28% nieuw. Hoewel de verschillen niet significant zijn, lijkt de bus wel een iets ‘nieuwere’ markt aan te boren dan de kantoren in dezelfde regio. De bereidheid van de gebruikers om een ter plekke niet-herkende pil af te staan voor analyse is in de bus echter veel lager dan in de kantoren. De helft van de niet-herkende pillen in de bus gaat door naar het laboratorium, terwijl bij de bestaande kantoren in dezelfde regio driekwart van de nietherkende pillen doorgestuurd wordt. Hoewel ook een deel van de niet-doorgestuurde pillen bij nadere beschouwing bekend bleek, blijft een relatief groot deel van deze markt verborgen voor DIMS. Vergelijken we de busregio’s met de buscontroleregio’s, dan zien we een vergelijkbaar beeld. Door het plaatsen van een bus in het uitgaansgebied lijkt een nieuw segment van de pillenmarkt aangeboord te worden. Het aandeel niet-herkende pillen dat wordt doorgestuurd naar het laboratorium ligt echter fors lager in de busregio’s. Dit wordt vooral veroorzaakt door gebruikers op de bus die hun pillen niet willen laten doorsturen. Een vergelijking met alle controleregio’s laat voor het percentage doorgestuurde pillen wederom hetzelfde beeld zien: het merendeel (93%) van de niet-herkende pillen in de controleregio’s wordt doorgestuurd naar het laboratorium, tegenover 60% in de busregio’s. Daarentegen worden in de busregio’s meer pillen herkend dan in alle controleregio’s; het aandeel bekende pillen is echter gelijk. Dit lijkt erop te wijzen dat er buiten de busregio’s een grotere variatie aan pillen op de markt is. Bij een grote variatie is de kans kleiner dat een pil binnen de (beperkte) periode van acht weken meerdere malen gesignaleerd wordt. Bij een langere periode verdwijnt dit effect.
Security 20
Niet Niet Door De 98 pillen die via de security uit het Aangeleverd herkend bekend gestuurd uitgaanscircuit bij DIMS zijn aangele- Security 98 89% 29% 100% Alle controleregio’s 631 88% 40% 93% verd, hebben we vergeleken met de aangeleverde pillen van alle controleregio’s. Het percentage niet-herkende pillen is gelijk; het percentage niet-bekende pillen is kleiner bij de securitypillen. Door de se19 20
Percentage van niet-herkende pillen. Percentage van niet-herkende pillen.
34
curity worden dus minder nieuwe pillen gesignaleerd dan door de testservice in alle controleregio’s. Groot voordeel van de securitypillen is dat alle niet-herkende pillen automatisch doorgestuurd worden naar het laboratorium. In dit geval is DIMS namelijk niet afhankelijk van de bereidheid van de gebruiker. De inhoud van alle verzamelde pillen wordt zodoende bekend.
Dosering Om te onderzoeken of de verschillende testmodaliteiten zicht bieden op een ander marktsegment, besteden we ook aandacht aan de inhoud van de aangeleverde pillen. We verdelen daartoe de aangeleverde pillen in drie categorieën: MDMA-achtigen zonder andere stoffen. Deze pillen bevatten uitsluitend MDMA, MDEA, MDA, of een combinatie hiervan. Wanneer de pil daarnaast een lage dosis cafeïne (< 30 mg) bevat, wordt de pil ook tot deze groep gerekend. MDMA-achtigen met andere stoffen. Deze pillen bevatten MDMA, MDEA, MDA, of een combinatie hiervan, alsmede andere werkzame stoffen. Deze andere stoffen zijn in dit geval (meth)amfetaminen, een hoge dosering cafeïne ( 30 mg), of een andere onbekende stof. In een enkel geval is de dosering MDMA lager dan de dosering van de andere stof. Overige pillen. Pillen die geen MDMA-achtige stoffen bevatten. Een aantal pillen bevat in het geheel geen werkzame stof. Andere pillen bevatten onder andere (meth)amfetaminen, cafeïne, THC, en sildenafil (Viagra ®). Vrijwel alle aangeleverde pillen (94%) vallen binnen de eerstgenoemde categorie. Sterker nog, het leeuwendeel van alle pillen (81%) bevat slechts ‘echte ecstasy’ (MDMA) zonder enige verdere toevoeging. De pillen die uitsluitend MDMA of een MDMA/MDEA/MDA combinatie bevatten (eventueel aangevuld met een lage dosis cafeïne; n = 842), zijn verder onderverdeeld in laag gedoseerde en hoog gedoseerde pillen. Laag gedoseerde pillen. Pillen die minder dan 70 mg MDMA bevatten (eventueel aangevuld met MDA, MDEA, of een lage dosis cafeïne). Hoog gedoseerde pillen. Pillen die 70 mg of meer MDMA bevatten (eventueel aangevuld met MDA, MDEA, of een lage dosis cafeïne). Andere kantoortijden Door de openingstijden van de testkantoren uit te breiden en ook op zaterdag pillen te testen, is geen ander segment van de pillenmarkt aangeboord. Pillen die op zaterdag aangeleverd werden, zijn van dezelfde soort en dosering als de pillen die op doordeweekse dagen op de bestaande testkantoren worden aangeleverd.
35
Uitgaansgebieden Alle in de bus aangeleverde pillen betroffen MDMA-achtigen zonder andere stoffen. Vergeleken met de bestaande kantoren in dezelfde regio, werden in de bus pillen met een hogere dosering MDMA aangetroffen. Vergeleken met de buscontroleregio’s (en alle controleregio’s) is de MDMA dosering van de aangeleverde pillen in de busregio echter wat lager. Er werden verhoudingsgewijs meer laag gedoseerde pillen aangetroffen. Security Via de security werden wat meer pillen zonder MDMA aangeleverd (10%). De gemiddelde MDMA dosering ligt bij de security pillen ruim 15 mg lager dan bij de pillen uit alle controleregio’s. Vier op de tien security pillen zijn hoog gedoseerd, terwijl in de controleregio’s 61% van de pillen ten minste 70 mg MDMA bevatten.
100%
100
80%
80
60%
60
40%
40
20%
20
0%
mg MDMA
Percentage hoog/laag
Dosering van aangeleverde MDMA pillen
0 Bestaand kantoor plusregio
Kantoor plus
Plus controle regio's
Laag (< 70 mg)
Bestaand kantoor busregio Hoog (70+ mg)
Bus
Bus controle regio
Security Alle controle regio's
gemiddelde dosering MDMA
Bijzondere en riskante pillen Voor de surveillancetaak van het DIMS, is het van belang snel zicht te hebben op afwijkende en gevaarlijke pillen. We onderzochten daarom ook welke testmodaliteit de grootste kans heeft om dergelijke pillen te signaleren. We onderscheidden hierbij twee soorten pillen: Bijzondere pillen. Dit zijn pillen die gekocht zijn als iets anders dan de testuitslag uitwijst (bijvoorbeeld een pil die als ecstasy is gekocht, maar amfetamine blijkt te bevatten). Ook zijn dit pillen met een uitzonderlijk hoge (maar niet direct
36
gevaarlijke) dosering van bepaalde stoffen21 of een bijzondere combinatie van stoffen. Classificatie van deze pillen is door medewerkers van DIMS uitgevoerd. Riskante pillen. Bijzondere pillen die onverwacht sterke effecten geven (bijvoorbeeld extreme hoge dosis MDMA, of een verontreiniging met amfetamine in een hoge dosering), onverwachte effecten geven (bijvoorbeeld LSD), of schadelijke effecten geven (bijvoorbeeld strychnine).
Gedurende het onderzoek werden er geen riskante pillen aangeleverd. Het aantal bijzondere pillen was relatief klein. Binnen het onderzoek werden slechts 15 bijzondere pillen aangeleverd; in de regio’s buiten het onderzoek: 26 pillen. Bij dergelijke kleine aantallen kan niet worden uitgesloten dat eventuele verschillen tussen regio’s op toeval berusten.
Samenvatting en conclusies Er is grote variatie tussen de verschillende testservices in het aantal aangeleverde pillen en tevens in de groei of afname van het aantal pillen tussen 2001 en het onderzoek in 2002. Dit maakt het moeilijk om een empirisch onderbouwd en eenduidig antwoord te geven op de vraag of de experimentele modaliteiten leiden tot een groter aantal aangeleverde pillen. Eveneens lastig is het beantwoorden van de vraag of er ook andere en nieuwe segmenten van de ecstasymarkt worden aangeboord. Dit komt onder andere omdat, zoals op basis van de jaarlijkse DIMS rapportages viel te verwachten, er een grote variatie is in ecstasypillen die op de markt verschijnen. Hoewel ook in dit onderzoek de meeste pillen ‘echte ecstasy’ (MDMA) bevatten, gaat het nog steeds om velerlei ‘soorten’ (logo’s en kleuren) en varieert het gehalte MDMA sterk. Toch kunnen er wel enkele conclusies getrokken worden. Voor- en nadelen van experimentele modaliteiten ten opzichte van bestaande kantoren
Andere kantoortijden Bus in het uitgaansgebied Security
Aantal pillen
Nietherkende pillen
Niet-bekende pillen
Doorgestuurde pillen
Dosering pillen
= (?) + (?) +
= = =
+ -
+
= - (?) -
Bij de kantoorplus modaliteit - kantoorservice open op zaterdag – komen weliswaar gebruikers hun pillen laten testen, maar het gaat om kleine aantallen en er komen weinig ‘nieuwe’ gebruikers (zie hoofdstuk 5). We kunnen echter niet uitsluiten dat deze gebruikers eerder op de andere openingstijden komen dan tijdens de bestaan21
Doseringen: >150 mg MDMA; >120 mg MDEA; >80 mg MDA; > 40 mg amfetamine; >20 mg methamfetamine; >5 mg PMA; >25 mg ketamine; >10 mg 2CB; >3 mg DOB; >400 mg cafeïne.
37
de doordeweekse openingsuren. De pillen die hier worden aangeleverd wijken niet af van wat reeds op bestaande kantoren wordt aangeleverd. De verruiming van de openingstijden van de testkantoren lijkt daarmee niet meer informatie over de pillenmarkt op te leveren. Testen op een bus in een uitgaansgebied trekt verhoudingsgewijs meer gebruikers dan kantoorplus en er komen ook relatief veel ‘nieuwe’ gebruikers (zie hoofdstuk 5). Of hiermee ook andere segmenten van de pillenmarkt worden bereikt, valt echter niet met zekerheid te zeggen. Weliswaar zijn de geteste pillen gemiddeld wat minder sterk, maar dit kan een kenmerk van de regionale markt zijn, want ook op de bestaande kantoren in de regio’s waar de bus stond waren de geteste pillen gemiddeld minder sterk dan elders in het land. Verhoudingsgewijs waren er redelijk veel securitypillen (die in beslag genomen worden in uitgaansgelegenheden) en hiermee wordt kennelijk ten dele een ander marktsegment bereikt. Hoewel ook hier de meeste pillen MDMA bevatten, bevat één op de tien securitypillen geen MDMA. Bovendien is het gemiddelde MDMA gehalte wat lager. Dit wekt de indruk dat pillen ‘uit het uitgaansleven’ minder sterk zijn. Hetzelfde fenomeen zou bij de bus in het uitgaansgebied teruggevonden kunnen worden. In alle regio’s worden de meeste pillen niet ter plekke herkend, dat wil zeggen dat zij de afgelopen acht weken niet door DIMS zijn geanalyseerd. Het blijkt echter dat wanneer de periode van acht weken wordt verruimd een groot deel van de nietherkende pillen wel al eerder bij DIMS bekend waren. Zowel bij het testen op de bus als tijdens de zaterdagse openingstijden zijn gebruikers minder bereid hun pil af te staan voor verdere analyse wanneer deze niet ter plekke herkend wordt. Verklaring hiervoor kan zijn dat veel van deze gebruikers hun pil diezelfde avond willen nemen. Hoewel een gedeelte van de niet-doorgestuurde pillen wel bekend bleek, zal hierdoor een eventueel door de bus aangeboord nieuw marktsegment verborgen blijven voor DIMS.
38
5 DE RESPONDENTEN Daar waar in het voorgaande hoofdstuk de focus lag bij de aangeleverde pillen, kijken we in dit hoofdstuk naar de ecstasygebruikers die deze pillen aanleverden. We beschrijven de achtergrondkenmerken van de ecstasygebruikers die aan het onderzoek deelnamen. Naast de gangbare kenmerken als leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en etniciteit hebben we gekeken naar uitgaansgedrag en naar persoonlijkheid (impulsive sensation seeking). Dit laatste deden we om na te kunnen gaan of het drugsgebruik en de deelname aan pillen testen niet vooral een kwestie is van persoonlijkheidskenmerken. Hiervoor gebruikten we een schaal van Zuckerman22. We gaan in dit hoofdstuk ook in op redenen om wel of niet te laten testen en het gebruik van en de mening over het bestaande testaanbod. We beginnen met een algemeen overzicht van de aantallen respondenten in de verschillende groepen en we schetsen het profiel van ecstasygebruikers die hun pillen laten testen bij het bestaande testaanbod. Vervolgens onderzoeken we in hoeverre de experimentele testmodaliteiten (de verruiming van de openingstijden en de bus in het uitgaansgebied) nieuwe of andere ecstasygebruikers aantrekken. Hiertoe vergelijken we ecstasygebruikers die hun pillen lieten testen op andere kantoortijden en in de bus met specifieke controlegroepen. Ook onderzoeken we in hoeverre de bus in het uitgaansgebied een specifieke groep uitgaanders aantrekt. Hiertoe vergelijken we, binnen de uitgaansgebieden, ecstasygebruikers die hun pillen in de bus lieten testen met ecstasygebruikers die hun pillen niet laten testen. Aan het eind vatten we de bevindingen samen en trekken hieruit conclusies. De tabellen behorende bij dit hoofdstuk zijn terug te vinden in de bijlage achter in dit rapport. In de tekst wordt alleen gesproken van verschillen wanneer deze statistisch significant zijn (p < .05). Onderzoeksvraag Welke groepen gebruikers worden met de verschillende testmodaliteiten bereikt?
22
Zuckerman et al. (1993)
39
Onderzochte groepen Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag zijn twee groepen ecstasygebruikers ondervraagd: gebruikers die hun pillen laten testen en gebruikers die dit nog nooit hebben gedaan. Gebruikers zijn degenen die het afgelopen jaar ecstasy hebben gebruikt. We hanteerden voor deze groepen grotendeels identieke vragenlijsten. Alle testende gebruikers hebben op een testlocatie de vragenlijst ingevuld. De ecstasygebruikers die niet laten testen werden in de uitgaansgebieden ondervraagd. In de uitgaansgebieden zijn tevens 138 respondenten ondervraagd, die nog nooit ecstasy hebben gebruikt. Deze laatste groep wordt besproken in hoofdstuk 7. In totaal waren er 436 respondenten.23 Wat betreft respondenten was de oogst bij de pluskantoren in Arnhem en Den Haag mager. Er waren slechts 13 respondenten (de plusgroep). Tijdens de bestaande openingsuren waren er in deze beide kantoren 19 respondenten en in de pluscontroleregio’s (Amsterdam en Rotterdam) vulden 39 respondenten de vragenlijst in. De pluscontrolegroep bestaat dus in totaal uit 58 respondenten. Vanwege het kleine aantal respondenten dat gebruik maakte van de andere openingstijden, is het weinig zinvol om op de gegevens van deze gebruikers allerlei statistische toetsen los te laten. De plusgroep zal in dit hoofdstuk dan ook slecht kort besproken worden. Gegevens van de plusgroep en de pluscontrolegroep zijn ook niet afzonderlijk opgenomen in de tabellen in de bijlage. In de twee regio’s waar tijdens het onderzoek een bus geplaatst was in het uitgaansgebied (Eindhoven en Groningen) hebben 44 respondenten hun pillen op de bus laten testen (de busgroep). Daarnaast zijn in de uitgaansgebieden 123 gebruikers ondervraagd die nog nooit hun pillen hebben laten testen. In de beide busregio’s hebben tijdens de normale openingstijden van de testkantoren in totaal 7 gebruikers de vragenlijst ingevuld. In de beide buscontroleregio’s (Nijmegen en Utrecht) waren er 53 respondenten. In totaal bestaat de buscontrolegroep dus uit 60 respondenten. Samen met de eerdergenoemde pluscontrolegroep is er dus een totale controlegroep van 118 respondenten. Deze totale controlegroep wordt beschreven wanneer we het profiel schetsen van ecstasygebruikers die gebruik maken van het bestaande testaanbod.
23
In totaal waren er 466 vragenlijsten. Binnen de groep geïnterviewde uitgaanders die hun pillen niet laten testen bleken er 20 langer dan een jaar geleden hun laatste ecstasy te hebben genomen. Ook bij de testers waren er drie die het laatste jaar geen ecstasy gebruikt hadden. Eén niet-gebruiker bleek bij nadere beschouwing wel ooit eens ecstasy te hebben gebruikt. Daarnaast waren zes vragenlijsten onvoldoende volledig ingevuld (item non-respons) en waren er twee onvoldoende betrouwbaar.
40
Verdeling van respondenten Onderzoeks groep Plusregio’s Pluscontroleregio’s Pluscontrolegroep Busregio’s Buscontroleregio’s Buscontrolegroep TOTAAL
Controle groep 13 44 57
Gebruikers die niet testen 19 39 58 7 53 60 118
123 123
Gebruikers die pillen laten testen tijdens de bestaande openingstijden Vijf op de zes respondenten uit de totale controlegroep (n=118) zijn van het mannelijk geslacht. De leeftijd varieert tussen 17 en 49 jaar, met een gemiddelde van 28.3 jaar. Bijna allen hebben de Nederlandse nationaliteit en een kwart is allochtoon (in de ruime zin van het woord, dus inclusief respondenten die niet tot een etnische minderheid behoren)24. Bijna de helft woont alleen, ruim een kwart met partner en/of kind, en meeste anderen (nog) bij hun ouders. Het opleidingsniveau van de respondenten loopt sterk uiteen, van (tot nu toe) alleen het basisonderwijs afgesloten tot een voltooide universitaire opleiding. Ruim eenderde studeert nog, al dan niet in combinatie met een betaalde baan. De rest heeft meestal een fulltime baan. Het inkomen ligt bij de meesten tussen de € 500 en de € 2000 per maand en vertoont een behoorlijke spreiding. De mannelijke gebruikers scoorden met gemiddeld 8.8 tamelijk laag op de impulsive sensation seeking schaal van Zuckerman.25 De vrouwelijke gebruikers scoorden met gemiddeld 8.8 iets onder normaal. De gebruikers die op bestaande kantoortijden komen testen zijn actieve uitgaanders. Eenderde gaat minstens één keer per week uit. Het vaakst gaan zij naar clubs/discotheken: zo’n twee keer per maand. Gemiddeld bezoeken zij vier grootschalige en tien kleinschalige feesten per jaar. Bij de muziekvoorkeur tijdens het uitgaan scoort trance veruit het hoogst. Daarnaast wordt hardcore/hardhouse op prijs gesteld. ‘Zwarte’ muziekgenres als latin/salsa en R&B/soul scoren redelijk, terwijl bij24
25
De definitie van allochtoon is van toepassing op iemand waarvan één van beide ouders in het buitenland is geboren. Voor autochtoon geldt dat van de persoon beide ouders Nederlands zijn. De Amerikaanse psycholoog Marvin Zuckerman is een internationaal erkende expert op het gebied van sensation seeking. De door hem ontwikkelde Zuckerman-Kulman Personality Questionnaire (ZKPQ) is gevalideerd, ook de Nederlandse versie. Dit is een nogal lange lijst, veel te lang voor ons onderzoek. We legden dit probleem voor aan Zuckerman en hij meende dat het afnemen van een subschaal verantwoord was, namelijk die over impulsiviteit, de ZKPQ Impulsive Sensation Seeking scale, oftewel ImpSS (Zuckerman, 1993). Amerikaanse mannelijke studenten scoorden gemiddeld 11.0 en vrouwelijke gemiddeld 9.7 (Zuckerman, persoonlijke communicatie). In een studie in drie Europese steden scoorden mannelijke gebruikers die hun pillen lieten testen gemiddeld 11.2 en vrouwelijke gemiddeld 10.9 (Benschop, Rabes & Korf, 2002).
41
voorbeeld gothic/industrial weinig populair is en metal of punkrock helemaal niet scoort. De belangrijkste reden om hun ecstasy te laten testen is voor de totale controlegroep: willen weten wat er in zit. Vrijwel allemaal noemen deze respondenten die reden. Op de tweede plaats, met bijna 60%, staat bezorgdheid om de gezondheid. Daarna, met ruim één op de drie, komt het willen weten of de dealer betrouwbaar is. En ten slotte laat éénderde van deze gebruikers hun pillen testen omdat er gewaarschuwd werd voor gevaarlijke pillen. Gebruikers die pillen laten testen tijdens andere kantoortijden Op het eerste gezicht zijn er wel wat verschillen tussen de 13 gebruikers die hun pillen lieten testen tijdens de andere kantoortijden en de 19 consumenten die tijdens het onderzoek op de bestaande openingstijden van deze testkantoren een vragenlijst invulden. Zo was de bijna helft van de gebruikers die naar Kantoorplus kwamen van het vrouwelijk geslacht, tegenover 16% op de bestaande openingstijden. Ook lag de gemiddelde leeftijd in de plusgroep twee jaar hoger (29.3 versus 27.4 jaar) en scoren de respondenten van Kantoorplus hoger op de impulsive sensation seeking schaal. Daarnaast lijkt de plusgroep te bestaan uit meer actieve uitgaanders. Maar de vraag is of het hier om wezenlijke verschillen gaat. Opvallend is namelijk dat elf van de dertien bezoekers van Kantoorplus het afgelopen jaar ook wel eens op de bestaande kantoortijden had getest. Slechts één respondent kwam van buiten de provincie waar het kantoor is gevestigd en slechts twee respondenten zijn ontevreden over de openingsdagen van het bestaande testaanbod. De experimentele openingstijden trekken dus bijna geen nieuwe gebruikers aan en lijkt niet tegemoet te komen aan een grote behoefte bij ecstasygebruikers. Feitelijk gaat het dus niet om een nieuwe groep en om deze reden laten we de bezoekers van de andere kantoortijden in het vervolg buiten de analyse. Gebruikers die pillen laten testen in uitgaansgebieden In de twee steden met als experiment een bus in het uitgaansgebied werden 44 gebruikers geïnterviewd die hier hun pillen lieten testen (de busgroep). In de meeste gevallen hadden de testende gebruikers in de busgroep niet eerder hun pillen op de bestaande kantoren getest. Opvallend is dat zowel de bus in het uitgaansgebied als de bestaande openingstijden in de controleregio’s redelijk wat gebruikers uit andere provincies aantrekken. De gemiddelde afstand tot de woonplaats is 15 km respectievelijk 13 km in de busgroep en buscontrolegroep. Ook zijn zowel de gebruikers die testen in het uitgaansgebied als de gebruikers die testen tijdens bestaande openingstijden niet onverdeeld positief over de openingstijden en –dagen van het bestaande testaanbod.
42
Figuur 5.1 Leeftijd testende gebruikers in uitgaansgebied en op buscontrolekantoren 50% 40% 30% 20% 10% 0% t/m 19
20-24 Busgroep
25-29
30-34
35-39
40+ jaar
Buscontrolegroep
Figuur 5.2 Muziekvoorkeur busgroep en buscontrolegroep Lounge / Triphop R&B / Soul Latin / Salsa Gothic / Industrial Goa / Psytrance Hardcore / Hardhouse Trance /Techno 0%
25% Busgroep
50%
75%
100%
Vergeleken met de 60 respondenten uit de buscontrolegroep zijn er nauwelijks significante verschillen in algemene kenmerken. Wel zijn de testende gebruikers op de bus gemiddeld ruim drie jaar jonger (24.1 versus 27.5 jaar). Ook lijken de jongens/mannen binnen de busgroep iets hoger te scoren op de sensation seeking schaal dan de jongens/mannen in de buscontrolegroep. Het verschil is echter niet significant. Ook in het uitgaansgedrag zijn er geen wezenlijke verschillen, maar wel in de muziekvoorkeur. Hoewel in zowel de busgroep als in de buscontrolegroep trance/techno veruit het populairst is, zijn er bij testende gebruikers op de bus verhoudingsgewijs meer aanhangers van gothic/industrial en minder liefhebbers van lounlounge/triphop.
Buscontrolegroep
Bij zowel de busgroep als de buscontrolegroep in een uitgaansgebied is nieuwsgierigheid naar de inhoud van de pil verreweg de belangrijkste reden om pillen te laten testen. Voor de busgroep vormen waarschuwingen voor gevaarlijke pillen echter weinig aanleiding om hun pillen te laten testen. (Dit zou overigens verklaard kunnen worden doordat tijdens de experimentperiode geen lokale of landelijke waarschuwingen werden gegeven.) Testende en niet-testende gebruikers in het uitgaansgebied Om te onderzoeken in hoeverre de bus in het uitgaansgebied een specifieke groep ecstasygebruikers aantrekt, vergelijken we de testende (n = 44) en niet-testende (n = 123) gebruikers die zijn ondervraagd in het uitgaansgebied. Wat betreft achtergrond-
43
kenmerken verschillen de testende en niet-testende gebruikers in het uitgaansgebied nauwelijks van elkaar. Alleen blijken de niet-testende gebruikers vaker nog te studeren. De niet-testende gebruikers gaan ook wat vaker uit. Bij de muziekvoorkeur tijdens het uitgaan scoort trance/techno nog hoger bij de testende gebruikers dan bij de niet-testende gebruikers, terwijl lounge/triphop en in mindere mate R&B/soul bij de laatstgenoemden populairder zijn. Waarom laten gebruikers in het uitgaansgebied om hun ecstasy eigenlijk niet testen? Om deze vraag te beantwoorden legden we de gebruikers die hun pillen niet laten testen (n=123) elf mogelijkheden voor. Om te beginnen is één op de drie gebruikers er nog niet aan toe gekomen om hun pillen te laten testen. Ook zijn er gebruikers van wie vrienden de ecstasy laten testen. De overige redenen kunnen we inhoudelijk in twee categorieën onderverdelen: persoonlijke redenen en (veronderstelde) beperkingen van de testfaciliteit. De belangrijkste persoonlijke reden om geen pillen te laten testen is het vertrouwen dat men heeft in degenen waarvan men de ecstasy koopt. Daarnaast zijn er gebruikers die de pillen toch wel slikken, ongeacht de testuitslag, en/of het zelfs spannend vinden om de werking niet precies te weten. Een klein deel vindt testen niet nodig, omdat zij de verhalen over slechte pillen niet geloven. Vertrouw degenen waar ik mijn ecstasy koop Slik het toch wel, ongeacht testuitslag Spannend om de werking niet precies te weten Geloof verhalen over slechte ecstasy niet
70.5% 28.7% 22.1% 11.5%
Wat betreft de beperkingen van de testfaciliteit, zegt één op de drie niet-testende gebruikers zegt dat ze in hun omgeving geen pillen kunnen laten testen en een kwart weet niet waar de testfaciliteit te vinden is. Daarnaast zijn er gebruikers die geen vertrouwen hebben in de test, het te lang vinden duren voordat je de uitslag krijgt en/of bang zijn dat zij niet anoniem kunnen blijven. In mijn omgeving kan je je ecstasy niet laten testen Weet niet waar de pillentest is Geen vertrouwen in de test Duurt te lang voordat je de uitslag krijgt Bang dat ik niet anoniem kan blijven
35.2% 25.4% 15.6% 13.9% 12.3%
Samenvatting en conclusies Ecstasygebruikers die hun pillen laten testen tijdens bestaande kantoortijden vormen een gemêleerde groep. Algemeen kan wel gezegd worden dat het meestal Neder44
landse mannen betreft die een studie volgen en/of een betaalde baan hebben en die redelijk vaak uitgaan. Verruiming van de openingstijden blijkt weinig en al bijna helemaal geen nieuwe bezoekers te trekken. Een bus in het uitgaansgebied trekt weliswaar geen grote aantallen gebruikers, maar kan wat betreft de omvang van de bereikte groep goed concurreren met de normale testfaciliteiten. Bovendien trekt de bus nieuwe gebruikers aan. Vergeleken met de gebruikers die hun pillen laten testen op de bestaande testfaciliteit blijkt het experiment met een bus in uitgaansgebieden naar verhouding jongere gebruikers aan te trekken. Ook heeft de busgroep een iets andere muziekvoorkeur (meer gothic/industrial en minder lounge/triphop). De ecstasygebruikers die hun pillen laten testen op de bus in een uitgaansgebied lijken sterk op de gebruikers die hun pillen helemaal niet laten testen. Toch zijn er wel verschillen. De gebruikers die hun pillen laten testen zijn minder vaak student, gaan minder vaak uit en daarbij houden ze meer van trance en minder van lounge/triphop en R&B/soul dan de buscontrolegroep. Het niet laten testen van ecstasy is meestal om persoonlijke redenen, maar ook (veronderstelde) beperkingen van de testfaciliteit zijn reden om niet te laten testen. Het wel laten testen van ecstasy komt vooral voort uit nieuwsgierigheid naar de inhoud van de pil. Testen van pillen in een uitgaansgebied blijkt dus niet alleen redelijk wat gebruikers te bereiken, maar ook deels een ander segment van de gebruikerspopulatie aan te trekken. Kortweg kan dit segment getypeerd worden als: jonger, met een iets andere muziekvoorkeur.
45
46
6 MIDDELENGEBRUIK In het vorige hoofdstuk concludeerden we dat de uitbreiding van de testservice door het plaatsen van een bus in het uitgaansgebied wat betreft achtergrondkenmerken, deels andere gebruikers aantrekt. Maar hoe ziet het gebruik van ecstasy en andere middelen van de respondenten eruit? We kijken in dit hoofdstuk naar het gebruik van legale en illegale middelen. Daarbij maken we een onderscheid tussen het ooit gebruik en het huidig gebruik (= laatste maand). Daarnaast kijken we naar de startleeftijd van de meest gangbare middelen. Hierop aansluitend brengen we het ecstasygebruik in kaart aan de hand van de frequentie van gebruik, de dosering en het patroon van gebruik door de tijd heen. Ook gaan we in op het combineren van ecstasy met andere middelen. Tot slot bespreken we hoe gebruikers aan hun ecstasy komen en waar zij op letten bij de aanschaf. Net als in het voorgaande hoofdstuk bespreken we eerst de ecstasygebruikers die hun pillen laten testen tijdens bestaande openingstijden. Vervolgens onderzoeken we in hoeverre de experimentele modaliteiten wat betreft middelengebruik nieuwe of andere gebruikers aantrekken door de busgroep te vergelijken met de buscontrolegroep. Omdat uit het vorige hoofdstuk is gebleken dat andere openingstijden (Kantoorplus) geen nieuwe groep ecstasygebruikers aantrekt, wordt deze plusgroep in dit hoofdstuk niet besproken. Ten slotte onderzoeken we in hoeverre de bus een specifieke groep ecstasygebruikende uitgaanders aantrekt door de testende gebruikers te vergelijken met de niet-testende gebruikers in het uitgaansgebied. Aan het eind geven we een korte samenvatting van de resultaten en trekken hieruit conclusies. De tabellen behorende bij dit hoofdstuk zijn terug te vinden in de bijlage achter in dit rapport. In de tekst wordt alleen gesproken van verschillen wanneer deze statistisch significant zijn (p < .05). Onderzoeksvraag Welke groepen gebruikers worden met de verschillende testmodaliteiten bereikt?
47
Middelengebruik Gebruikers die pillen laten testen tijdens de bestaande openingstijden Van de totale controlegroep van 118 gebruikers die hun pillen laten testen tijdens de bestaande openingstijden heeft (vanzelfsprekend) iedereen ecstasy geslikt. Daarnaast heeft bijna iedereen wel eens alcohol gedronken, tabak gerookt en cannabis gebruikt. De beginleeftijden van het gebruik van deze middelen zijn: rond de 14 jaar alcohol, ruim 14 jaar tabak, ruim 16 jaar cannabis en rond de 22 jaar ecstasy. Tweederde heeft wel eens cocaïne genomen. Ruim de helft heeft ervaring met respectievelijk paddo’s, efedra (herbal ecstasy) en amfetamine. Bijna de helft heeft wel eens poppers genomen en één op de drie GHB. Een kwart heeft ervaring met LSD, één op de tien met ketamine, nog minder met crack en/of basecoke en slechts een enkeling heeft wel eens heroïne gebruikt. Opvallend is dat bijna een kwart van de totale controlegroep de afgelopen maand (=huidig gebruik) geen ecstasy heeft genomen. In het huidig gebruik scoort alcohol hoger en tabak en cannabis wat lager dan ecstasy. Op de vijfde plaats staat cocaïne, met ruim een kwart. Daarna volgen GHB, amfetamine en efedra. Nog lager scoort ketamine, terwijl huidig gebruik van crack/basecoke en heroïne helemaal niet voorkomt. Gebruikers die pillen laten testen in het uitgaansgebied Wat betreft middelengebruik zijn er meer overeenkomsten dan verschillen tussen de gebruikers die hun ecstasy laten testen in het uitgaansgebied (n = 44) en die uit de buscontrolegroep (n=60). De enkele verschillen die er wel zijn, laten een vroegere start en/of een wat hoger gebruik zien bij de testende gebruikers in het uitgaansgebied. Zij begonnen gemiddeld ruim anderhalf jaar eerder met tabak, bijna twee jaar eerder met cannabis en drie jaar eerder met ecstasy. Ook ligt het huidige gebruik van cannabis, alsmede het ooit gebruik van paddo’s en efedra hoger bij de experimentele groep. 48
Testende en niet-testende gebruikers in het uitgaansgebied Zowel de gebruikers die hun ecstasy in het uitgaansgebied laten testen (n=44) als degenen die dit niet doen (n=123), hebben ruime ervaring met het gebruik van legale en illegale middelen. Naast ecstasy hebben ze bijna allemaal ervaring met alcohol, tabak en cannabis. Gemiddeld waren ze 13 jaar toen zij begonnen met alcohol en met roken, rond de 15 jaar toen zij hun eerste joint namen en ruim 18 jaar bij hun eerste ecstasy. De beide groepen gebruikers onderscheiden zich op deze aspecten niet van elkaar. Ook verschillen ze niet in het ooit- en huidig gebruik van LSD, poppers, GHB, ketamine, efedra en crack/basecoke. De niet-testers hebben wat vaker ooit wel eens paddo’s gebruikt. Ook bij het ooit-gebruik van heroine liggen de cijfers hoger voor de gebruikers die hun pillen niet laten testen; overigens gaat het hier bij beide groepen over een zeer klein deel van de steekproef. Op het eerste gezicht opvallend is dat het huidige gebruik van ecstasy – en in mindere mate ook cocaïne en amfetamine - hoger ligt bij de gebruikers die hun pillen laten testen. Dit is waarschijnlijk te verklaren door de inclusiecriteria. Om als gebruiker aan het onderzoek deel te kunnen nemen, moest men het laatste jaar ecstasy hebben gebruikt. Bij de testende gebruikers ligt het in de rede dat zij onlangs nog ecstasy gebruikt hadden (en vaak ook van plan waren dit op korte termijn, zelfs dezelfde avond, te nemen). De hogere score in het huidig gebruik van ecstasy is dus waarschijnlijk niet zozeer als een gevolg van het testen, maar eerder als een aanleiding tot testen te beschouwen.
Frequentie van ecstasygebruik Gebruikers die pillen laten testen tijdens de bestaande openingstijden Eén op de vijf gebruikers in de totale controlegroep heeft in totaal minder dan 25 keer ecstasy genomen; meer dan een derde heeft dit ten minste 100 keer gedaan. Kijken we naar het tegenwoordige ecstasygebruik, dan is dat bij bijna éénderde van de totale controlegroep minder dan één keer per maand en bij ongeveer één op de zeven minstens eenmaal per week.
49
Gebruikers die pillen laten testen in het uitgaansgebied Van de busgroep in het uitgaansgebied heeft één op de zes in totaal minder dan 25 keer ecstasy genomen en bijna een kwart minstens honderd keer. Er is hierbij geen significant verschil met de buscontrolegroep. Van de busgroep gebruikt tegenwoordig één op de zes minder dan één keer per maand ecstasy en ongeveer een kwart minstens eenmaal per week. Er is hierbij geen significant verschil met de buscontrolegroep. Testende en niet-testende gebruikers in het uitgaansgebied Er zijn duidelijke verschillen tussen testende en niet-testende gebruikers wat betreft frequentie van ecstasygebruik. Daar waar één op de zes testende gebruikers in totaal minder dan 25 keer ecstasy heeft genomen, heeft 40% van de niet-testende gebruikers minder dan 25 keer ecstasy gebruikt (maar wel ook een kwart honderd keer of vaker). Ook in het tegenwoordige ecstasygebruik is de frequentie van de testende gebruikers hoger. Van de busgroep gebruikt één op de zes minder dan eenmaal per maand, terwijl bij de niet-testende gebruikers ruim de helft minder dan eenmaal per maand ecstasy gebruikt. Figuur 6.4 Lifetime frequentie van ecstasygebruik 50%
< 25 keer
40%
25-49 keer
30%
50-99 keer
20%
100+ keer
10% 0% Busgroep
Buscontrolegroep
Totale controle groep
Niet-testende gebruikers
De respondenten uit alle groepen nemen gemiddeld ruim twee pillen per gelegenheid.
Patronen van ecstasygebruik We hebben alle gebruikers vijf patronen van de ontwikkeling in ecstasygebruik door de tijd heen voorgelegd.26 Patroon A staat voor het langzaam toenemen van het ecstasygebruik. Patroon B stelt een geleidelijke afname van het ecstasygebruik voor. Bij patroon C is het gebruik sinds het begin gelijk gebleven. Patroon D laat een zeer wisselend ecstasygebruik door de tijd heen zien. En patroon E staat voor een toe-
26
Hiervoor gebruikten we vijf van de figuren van Cohen (1989), die ook in andere studies zijn toegepast (Van de Wijngaart et al., 1997; Benschop, Rabes & Korf, 2002). We namen niet alle figuren van Cohen over. Dit vooral vanwege de overzichtelijkheid, maar ook omdat bepaalde patronen in eerdere studies naar ecstasygebruik nauwelijks scoorden (Van de Wijngaart et al., 1997).
50
name in het gebruik, gevolgd door een periode van afname waarna het gebruik op een bepaald niveau stabiliseert. A) Mijn XTC gebruik is langzaam gegroeid.
begin
nu
B) Nadat ik XTC geprobeerd had, begon ik meteen grote hoeveelheden te gebruiken, maar mijn gebruik heeft zich langzaam verminderd.
begin
nu
C) Ik ben begonnen op ongeveer hetzelfde niveau als waarop ik nu XTC gebruik. Zowel hoeveelheid als frequentie van gebruik zijn onveranderd.
begin
nu
D) Mijn XTC gebruik is erg verschillend geweest.
begin
nu
E) Mijn XTC gebruik is groter geworden sinds ik begon, tot ik een bepaalde piek bereikte. Daarna is mijn XTC gebruik afgenomen tot op een bepaald niveau.
begin
nu
51
Gebruikers die pillen laten testen tijdens de bestaande openingstijden Binnen de totale controlegroep van respondenten die op bestaande tijden de kantoren bezoeken, scoort het patroon van toe groeien naar een piek, gevolgd door een afname naar een bepaald niveau (E) het hoogst (ruim éénderde). Daarna volgen, met elk ongeveer een kwart, het door de tijd heen erg wisselende patroon (D) en het stabiel gebleven patroon (C). Gebruikers die pillen laten testen in het uitgaansgebied Bij de busgroep van gebruikers die hun pillen laten testen in het uitgaansgebied scoort het stabiele patroon (C) het hoogst (éénderde). Daarna komt het door de tijd heen erg wisselend patroon (D), met ruim een kwart. Bij de buscontrolegroep staat patroon E (toe groeien naar een piek, gevolgd door een afname naar een bepaald niveau) bovenaan (éénderde), gevolgd door patroon C (stabiel gebleven) en D (door de tijd heen erg wisselend). Testende en niet-testende gebruikers in het uitgaansgebied Bij de gebruikers uit het uitgaansgebied die hun pillen niet laten testen staat het patroon van toe groeien naar een piek, gevolgd door een afname naar een bepaald niveau (E) aan top (éénderde). Daarna volgt het door de tijd heen erg wisselende patroon (D) met een kwart. Hierin verschillen ze duidelijk van de testende gebruikers in het uitgaansgebied; het ecstasygebruik van niet-testende gebruikers volgde veel minder vaak een stabiel patroon.
Combineren met andere middelen Gebruikers die pillen laten testen tijdens de bestaande openingstijden Als ecstasy gecombineerd wordt met andere middelen, combineren gebruikers die hun pillen laten testen op bestaande openingstijden ecstasy het vaakst samen met alcohol of cannabis. Eén op de drie neemt deze combinatie zelfs vaak tot altijd. Het combineren van ecstasy met amfetamine of cocaïne is duidelijk een stuk minder populair. De combinatie van ecstasy met GHB scoort nog lager. Gebruikers die pillen laten testen in het uitgaansgebied De gebruikers die hun pillen laten testen in het uitgaansgebied combineren ecstasy het vaakst met cannabis. De combinatie ecstasy plus alcohol staat bij hen op de tweede plaats. Het combineren van ecstasy met cocaïne of amfetamine is duidelijk veel minder populair. De combinatie van ecstasy met GHB komt weinig voor. De testende gebruikers in het uitgaansgebied verschillen wat combigebruik niet van die in de buscontrolegroep.
52
Testende en niet-testende gebruikers in het uitgaansgebied Testende als niet-testende gebruikers in het uitgaansgebied combineren ecstasy even vaak met cannabis. Maar de niet-testende gebruikers combineren ecstasy veel vaker met alcohol dan de testende gebruikers; veertig procent van de niet-testers kiest altijd voor deze combinatie, tegenover slechts een klein deel van de testers! Beide groepen combineren ecstasy even weinig met amfetamine of cocaïne. Combineren van ecstasy met GHB komt nauwelijks voor. Figuur 6.5 Ecstasy vaak/altijd combineren 70% 60% Busgroep
50%
Buscontrolegroep
40%
Totale controlegroep
30%
Niet-testende gebruikers
20% 10% 0% Alcohol
Cannabis
Cocaïne
Amfetamine
GHB
Aanschaf van ecstasy Gebruikers die pillen laten testen tijdens de bestaande openingstijden Van de totale controlegroep gebruikers die hun pillen laten testen op bestaande kantoortijden koopt bijna de helft meestal hun ecstasy van een vriend en bijna éénderde bij een bekende dealer. De meeste anderen laten het door en vriend kopen of krijgen het van een vriend. Slechts een enkeling koopt meestal van een onbekende dealer. Bijna alle gebruikers kopen de ecstasy meestal vóórdat ze uitgaan. Bij de keuze van het soort ecstasy is dezelfde dealer duidelijk veel belangrijker dan hetzelfde logo of dezelfde kleur van de pil. Gebruikers die pillen laten testen in het uitgaansgebied In tegenstelling tot de testende gebruikers uit de buscontrolegroep kopen de testende gebruikers in het uitgaansgebied hun pillen beduidend vaker van een bekende dealer dan van een vriend. In vergelijking met de buscontrolegroep kopen testende gebruikers uit de busgroep hun pillen ook vaker tíjdens het uitgaan dan ervóór (hoewel ook zij die meestal vóór het uitgaan aanschaffen). Voor beide groepen is bij de keuze van het soort ecstasy dezelfde dealer duidelijk veel belangrijker dan hetzelfde logo en dezelfde kleur van de pil.
53
Testende en niet-testende gebruikers in het uitgaansgebied Bij de niet-testend gebruikers krijgt een kwart de ecstasy van een vriend (gratis), terwijl dat bij de testende gebruikers nauwelijks voorkomt. Bijna driekwart van de testende gebruikers koopt de ecstasy van een bekende dealer of vriend, tegenover de helft van de niet-testers. Beide groepen kopen de pillen voornamelijk vóór in plaats van tijdens het uitgaan. Testende gebruikers prefereren net als niet-testers pillen van dezelfde dealer boven pillen met dezelfde kleur of hetzelfde logo.
Samenvatting en conclusies Ecstasygebruikers die hun pillen tijdens bestaande openingstijden laten testen hebben, naast ecstasy, veel ervaring met het gebruik van alcohol, tabak, cannabis en ook cocaïne. Zij begonnen gemiddeld tussen hun 14e en 16e jaar met alcohol, tabak en cannabis en rond hun 22e jaar met ecstasy. De frequentie waarmee ecstasy gebruikt wordt is uiteenlopend: er zijn zowel ervaren gebruikers die wekelijks ecstasy gebruiken en dat al ten minste 100 keer in hun leven hebben gedaan, als minder ervaren gebruikers die nog geen 25 keer ecstasy hebben gebruikt. Gemiddeld gebruiken zij twee pillen per gelegenheid. Het meest voorkomende patroon van ontwikkeling van het ecstasygebruik door de tijd heen is dat van een groei naar een piek, gevolgd door een afname naar een bepaald niveau. Wanneer ecstasy gecombineerd wordt met een ander middel, is dat meestal alcohol, gevolgd door cannabis. Ecstasy wordt meestal vóór het uitgaan gekocht van een vriend of bekende dealer. Bij de aanschaf is bekendheid met de dealer veel belangrijker dan hetzelfde logo of dezelfde kleur van de pil. De ecstasygebruikers die hun pillen lieten testen bij de bus in het uitgaansgebied lijken wat betreft middelengebruik en het combineren van ecstasy met andere middelen sterk op de gebruikers die laten testen tijdens bestaande openingstijden. Wel kennen de testende gebruikers op de bus een hoger middelengebruik van onder andere cannabis en begonnen zij op jongere leeftijd met het gebruik van tabak, cannabis en ecstasy. Hierbij moet men wel rekening houden met het feit dat de busgroep ook uit jongere gebruikers bestaat. De ‘late starters’, die de gemiddelde beginleeftijd naar boven zouden kunnen bijstellen zijn nog niet begonnen met ecstasygebruik. In tegenstelling tot de totale controlegroep, heeft de ontwikkeling van ecstasygebruik bij de testende gebruikers op de bus meestal een stabiel patroon gevolgd. Hoewel ook de gebruikers uit de busgroep hun ecstasy meestal vóór het uitgaan aanschaffen, kopen zij ook vaak tijdens het uitgaan hun ecstasy bij een bekende dealer. Binnen het uitgaansgebied zijn er veel overeenkomsten in middelengebruik tussen gebruikers die hun pillen laten testen en gebruikers die dit niet doen. Het huidige gebruik van ecstasy en andere stimulantia ligt echter lager bij degenen die hun pillen niet laten testen. Dit verschil is niet zozeer het gevolg van testen, maar eerder een 54
van de verklaringen waarom zij (nu) geen pillen laten testen. Een ander apert verschil is dat gebruikers die hun pillen niet laten testen minder ervaring met ecstasy hebben: ruim een derde heeft bij elkaar genomen minder dan 25 keer ecstasy gebruikt, terwijl dit bij de testende gebruikers in het uitgaansgebied een zesde is. Ook in het tegenwoordig gebruik van ecstasy ligt de frequentie van gebruik bij de niettestende gebruikers in het uitgaansgebied lager. Eén op de tien gebruikers die hun pillen niet laten testen gebruikt minstens eenmaal per week ecstasy; bij de busgroep is dit een kwart. De gebruikers die hun pillen niet laten testen combineren ecstasy vaker met alcohol dan de gebruikers die hun pillen op de bus in het uitgaansgebied lieten testen. Tot slot krijgen gebruikers die niet laten testen hun ecstasy vaker (gratis) van een vriend. Concluderend trekt de bus in het uitgaansgebied wat andere ecstasygebruikers aan dan de bestaande kantoren, niet alleen wat betreft achtergrondkenmerken maar ook wat betreft patronen van ecstasygebruik en het gebruik van andere legale en illegale middelen. De gebruikers uit de busgroep lijken relatief vroeg met ecstasy te zijn begonnen en hun huidige ecstasygebruik – en meer algemeen van stimulantia - ligt hoger dan bij de controlegroepen. Zij kopen hun ecstasy meestal zelf en wat vaker van een bekende dealer in plaats van een vriend. Dat doen zij bovendien vaker tijdens het uitgaan (zij het dat ook de respondenten uit de busgroep meestal vóór het uitgaan aanschaffen). Kortom: zij zijn de actievere gebruikers die waarschijnlijk ook wat meer risico’s nemen bij de aanschaf.
55
Ecstasy als party drug Net als elders in Europa27 hebben de meeste mensen in Nederland nog nooit ecstasy gebruikt. Volgens landelijke cijfers van 2000/2001 heeft 2.9% van de bevolking van 12 jaar en ouder wel eens ecstasy genomen (ongeveer 400.000 personen)28. Degenen die wel eens ecstasy hebben geprobeerd, gaan er meestal niet echt lang mee door; volgens het zojuist genoemde landelijke onderzoek had 0.5% de laatste maand nog ecstasy genomen (ongeveer 70.000 personen). Ook de meeste jongeren hebben nog nooit ecstasy gebruikt. Volgens het landelijke onderzoek onder scholieren uit het voortgezet onderwijs van 1999 had 3.8% wel eens ecstasy genomen, inclusief 1.4% tijdens de laatste maand.29 Deze cijfers zijn niet echt verrassend in het licht van de leeftijd waarop mensen doorgaans hun eerste ecstasy nemen (in Nederland gemiddeld 22.4 jaar)30. Voor jongvolwassenen liggen de cijfers dan ook hoger; in Nederland is het ooit-gebruik het hoogst onder 20-24 jarigen (13.6%). Enquêtes onder specifieke groepen jongeren en jongvolwassenen laten nog hogere cijfers zien. De hoogte van die cijfers hangt echter sterk af van wie er onderzocht worden.31 Desalniettemin kunnen enkele algemene conclusies getrokken worden voor zowel Nederland als omringende landen.32 Ecstasy wordt voornamelijk genomen door oudere adolescenten en jongvolwassenen. Meer jongens/mannen dan meisjes/vrouwen nemen ecstasy; binnen dezelfde setting, bijvoorbeeld op party’s, zijn deze verschillen beduidend kleiner. Ecstasy is nog steeds overwegend een ‘witte’ drug en wordt weinig gebruikt door jongeren en jongvolwassenen afkomstig uit etnische minderheidsgroepen. Verder is het combineren van ecstasy met andere, legale en illegale middelen eerder regel dan uitzondering. Ten slotte blijkt uit alle onderzoeken op zogenoemde houseparty’s dat er altijd ook bezoekers zijn die niet onder invloed zijn van ecstasy, voor een deel zelfs nog nooit ecstasy hebben gebruikt.
27 28 29 30 31
32
EMCDDA (2002) Abraham, Kaal & Cohen (2002) De Zwart, Monshouwer & Smit (2000). Abraham, Kaal & Cohen (2002) Ook bij groepen die op het eerste gezicht sterk op elkaar lijken, zoals uitgaanders in verschillende Europese steden (Calafat et al., 1999; Simon, 2002; Tossman, Boldt & Tensil, 2001), zijn er soms forse verschillen, die voor een belangrijk deel verklaard kunnen worden door in welke segmenten van het uitgaansleven het onderzoek heeft plaatsgevonden en hoe de steekproef is getrokken. In een van de Europese studies naar ecstasygebruik onder uitgaanders scoorde Amsterdam veruit het hoogst, met 83.4% ooit-gebruik en 57.1% in de laatste maand (Tossman, Boldt & Tensil, 2001). Die cijfers zijn veel hoger dan in lokale Amsterdamse surveys onder uitgaanders, waarin het ooit-gebruik van ecstasy in 1998 onder ‘trendy’ club- en partybezoekers 65.6% en in 2000 onder jonge cafébezoekers in de binnenstad 33.7% bedroeg (Korf et al., 1999; Korf, Nabben & Benschop, 2001). Benschop, Rabes & Korf (2002); Calafat et al. (1999), Simon (2002); Korf et al., 1999; Tossman, Boldt & Tensil (2001).
56
7 AANMOEDIGENDE WERKING In dit hoofdstuk onderzoeken we de mogelijke aanmoedigende werking van het testen van ecstasy op initiatie en omvang van gebruik. Naast deze, empirisch te onderzoeken, mogelijke specifieke aanmoedigende werking van het pillen testen op ecstasygebruik, kan er van het pillen testen tevens een algemene maatschappijpolitieke legitimerende werking uitgaan. De vraag in hoeverre een dergelijke fenomeen plaatsvindt in Nederland is op basis van de verzamelde gegevens niet te beantwoorden en is daarom ook geen onderwerp van dit onderzoek (zie ook hoofdstuk 10). Gaan jongeren eerder ecstasy gebruiken als zij hun pillen laten testen? Over de mogelijke aanmoedigende werking van het testen van ecstasypillen op potentiële gebruikers lopen de meningen uiteen. Hierover wordt wel veel beweerd, ook in wetenschappelijke publicaties33, maar er zijn slechts weinig studies waarin de mogelijke aanmoedigende werking ook empirisch is onderzocht. Enkele jaren geleden, toen er in Nederland nog op locatie werd getest, vonden Van de Wijngaart e.a. in een groot landelijk onderzoek op houseparty’s geen statistisch verband tussen de aanwezigheid van testfaciliteiten en het gebruik van ecstasy.34 In een recent onderzoek in drie Europese steden (Amsterdam, Hannover en Wenen) werd ook geconcludeerd dat pillen testen niet direct leidt tot grote veranderingen in het gebruikspatroon. Pillen testen leidde eerder tot veiliger gebruik dan tot onveiliger gebruik. 35 Het onderhavige onderzoek kan wat betreft het onderwerp aanmoedigende werking gezien worden als een replicatie van de Europese studie. Het testen van ecstasypillen zou van invloed kunnen zijn op de initiatie van ecstasygebruik (meer jongeren beginnen met ecstasygebruik). Maar alleen dan wanneer het testen plaatsvindt voor het eerste gebruik of wanneer het testen van pillen een rol speelt in de motivatie van de keuze om wel of niet te gaan gebruiken. Daarnaast zou het testen van pillen bij jongeren die al ecstasy gebruiken van invloed kunnen zijn op de frequentie of hoeveelheid van ecstasygebruik. Beide mogelijke invloeden van pillen testen op het gebruik worden in dit hoofdstuk onderzocht.
33 34 35
Bijvoorbeeld Winstock, Wollf & Ramsey (2001) Van de Wijngaart et al. (1997) – zie ook Koeter (1997) Benschop, Rabes & Korf (2002)
57
In dit hoofdstuk kijken we naar verschillende groepen respondenten. De verschillende groepen van ecstasygebruikers die hun pillen laten testen (busgroep, buscontrolegroep, totale controlegroep) en de groep ecstasygebruikers die hun pillen niet laten testen zijn in voorgaande hoofdstukken al besproken. In dit hoofdstuk komt een nieuwe groep aan bod: respondenten in het uitgaansgebied die nog nooit ecstasy hebben gebruikt (niet-gebruikers). In de eerste paragraaf zullen we kenmerken van deze groep beschrijven. Vervolgens gaan we in op redenen van niet-gebruikers om géén ecstasy te gebruiken. Bij de ecstasygebruikers kijken we naar redenen om wél ecstasy te gebruiken en naar de chronologie van het testen van pillen en ecstasygebruik. Tot slot onderzoeken we de invloed van het pillen testen op de hoeveelheid en frequentie van ecstasygebruik. Aan het eind geven we een korte samenvatting van de resultaten en trekken hieruit conclusies. De tabellen behorende bij dit hoofdstuk zijn terug te vinden in de bijlage achter in dit rapport. In de tekst wordt alleen gesproken van verschillen wanneer deze statistisch significant zijn (p < .05). Onderzoeksvraag Gaat er van het testen een aanmoedigende werking op het gebruik uit?
Niet-gebruikers In de uitgaansgebieden waar tijdens het onderzoek een bus was geplaatst zijn 138 respondenten ondervraagd die nog nooit ecstasy hebben gebruikt (niet-gebruikers). De niet-gebruikers zijn ongeveer even oud en even vaak allochtoon, verschillen niet in opleidingsniveau en hebben even vaak betaald werk als de gebruikers in het uitgaansgebied. Toch vormen de niet-gebruikers duidelijk een andere groep. Bij hen bestaat de helft uit meisjes en vrouwen, veel meer dan bij de gebruikers. Ook wonen zij veel vaker bij hun ouders (bijna de helft tegenover minder dan een kwart). Tevens volgen zij vaker een studie (bijna tweederde), vooral in vergelijking met de gebruikers die hun pillen op de bus laten testen (eenderde). Qua inkomen springen bij de nietgebruikers zowel degenen met het laagste inkomen (tot € 500) als de tussengroep (€ 1000 tot € 2000) eruit. De meisjes/vrouwen onder de niet-gebruikers scoren wat lager op de impulsive sensation seeking schaal dan de gebruikende meisjes/vrouwen. De niet-gebruikers gaan ongeveer even vaak uit als de gebruikers, maar zij gaan minder vaak naar zowel kleinschalige als grootschalige party’s. Hun muziekvoorkeur wordt veel minder gedomineerd door typische housemuziek. Zowel salsa/latin en R&B/soul als lounge/triphop scoren bij hen hoger dan de bij gebruikers zo populaire trance- en technomuziek.
58
In hun middelengebruik onderscheiden de nietgebruikers zich het duidelijkst van de gebruikers in het uitgaansgebied. De nietgebruikers hebben even vaak wel eens alcohol gedronken, maar zij hebben minder ervaring met roken en cannabis. Gemiddeld begonnen ze ongeveer een jaar later met alcohol, roken en blowen. Ook met de andere middelen hebben de niet-gebruikers veel minder ervaring. Bij het huidig gebruik is alcohol de belangrijkste uitzondering; ook vrijwel alle niet-gebruikers zijn huidige drinkers. Maar roken en cannabisgebruik, hoewel beide tamelijk populair, scoren beduidend lager. Uiteraard heeft geen van de nietgebruikers wel eens ecstasy genomen; dat was immers het inclusiecriterium voor deze groep. Maar ook het ooit en huidig gebruik van cocaïne, amfetamine, paddo’s en herbal ecstasy liggen beduidend lager.
Redenen om geen ecstasy te gebruiken Om er achter te komen waarom zij nog nooit ecstasy hadden genomen, legden wij de niet-gebruikers 18 mogelijke redenen voor.36 Deze redenen kunnen in vijf inhoudelijk samenhangende categorieën worden gegroepeerd, plus een categorie ‘overige redenen’. Angst voor schadelijkheid Drie veel voorkomende redenen om nog nooit ecstasy te hebben genomen hebben te maken met de opvatting dat ecstasy schadelijk is. Ook zeggen respondenten geen ecstasy te nemen omdat zij bang zijn eraan verslaafd te raken. Denk dat het schadelijk is voor mijn lichaam Denk dat het schadelijk is voor mijn hersenen Denk dat het psychisch schadelijk is Ben bang eraan verslaafd te raken
36
65.9% 64.5% 63.0% 29.0%
Deze redenen zijn voornamelijk afkomstig uit een Engelse studie naar redenen om geen drugs te gebruiken (Fountain et al., 1999). Deze lijst werd in een Europese studie aangepast voor ecstasy (Benschop, Rabes & Korf, 2002) en vervolgens gebruikten we een iets ingekorte versie in het onderhavige onderzoek.
59
Persoonlijke voorkeur Twee veel voorkomende redenen om nog nooit ecstasy te hebben genomen hebben te maken met het gebrek aan behoefte aan de bewustzijnsveranderende of stimulerende effecten. De helft zegt (mede) om principiële of levensbeschouwelijke redenen geen ecstasy te nemen. Ook zijn er respondenten die geen ecstasy gebruiken omdat zij al een ander middel nemen. Geen behoefte aan bewustzijnsveranderend middel Geen behoefte aan stimulerend middel Uit principe/levensbeschouwing Ik gebruik ander middel
66.7% 63.0% 47.8% 19.6%
Negatieve verhalen en waarnemingen De helft zegt (mede) nog nooit ecstasy te hebben gebruikt vanwege de slechte verhalen die zij erover gehoord hebben en evenveel omdat zij gezien hebben wat ecstasy bij anderen doet. Slechte verhalen over gehoord Heb gezien wat het doet bij anderen
50.7% 48.6%
Peers en beschikbaarheid Bijna één op de drie respondenten zegt geen ecstasy te nemen omdat niemand in hun omgeving het gebruikt. Ruim een kwart is er nog niet aan toe gekomen en iets minder dan een kwart zegt nog nooit ecstasy te hebben gebruikt omdat het hen nog niet is aangeboden. Niemand in mijn omgeving gebruikt ecstasy Ben er nog niet aan toe gekomen Het is me nog niet aangeboden
30.4% 28.3% 23.0%
Pillen testen en folders Interessant is te zien dat ruim een kwart van de respondenten zegt dat zij geen ecstasy nemen omdat er volgens hen bij de pillentest vaak gevaarlijke ecstasy wordt gevonden. In iets mindere mate spelen ook waarschuwingsfolders een rol. Bij pillentest wordt vaak gevaarlijke ecstasy gevonden Vanwege waarschuwingsfolders
29.0% 20.3%
Overige redenen Ruim één op de drie niet-gebruikers zegt geen ecstasy te nemen omdat ze niet weten wat het middel met je doet. Minder dan een kwart noemt de illegaliteit van ecstasy een reden om het niet te gebruiken. Ten slotte heeft één op de acht medische redenen (zoals medicijngebruik en allergieën) om geen ecstasy te nemen. Weet niet wat het met je doet Omdat ecstasy illegaal is Medische redenen (medicijngebruik, allergieën, e.d.)
37.7% 21.7% 12.3%
60
Redenen voor eerste ecstasygebruik Om er achter te komen waarom zij wél ecstasy zijn gaan nemen, legden we alle onderzochte gebruikers zes mogelijke redenen voor en vroegen hen aan te geven of die wel of niet een rol speelden bij hen eerste gebruik. We bespreken de redenen die gegeven werden door de totale controlegroep, de busgroep en de buscontrolegroep, en de niet-testende gebruikers en de ‘ervaren’ gebruikers in het uitgaansgebied. Gebruikers die pillen laten testen tijdens de bestaande openingstijden Bij de totale controlegroep van gebruikers die hun pillen laten testen tijdens de bestaande openingstijden (n=118) staat nieuwsgierigheid veruit aan top. Negen van de tien zeggen (mede) hierom hun eerste ecstasy te hebben genomen. Op de tweede plaats staan de ‘goede verhalen’ die over ecstasy de ronde deden; voor twee op de drie gebruikers speelde deze reden een rol bij het eerste gebruik. Op flinke afstand volgt, met één op de drie gebruikers, dat ecstasy werd aangeboden. Eén op de vijf zegt dat zij behoefte hadden aan een bewustzijnsveranderend middel en voor iets minder was de behoefte aan een stimulerend middel een reden. Ten slotte zegt één op de vijf te zijn begonnen met ecstasy omdat iedereen in hun omgeving het gebruikte. Gebruikers die pillen laten testen in het uitgaansgebied Figuur 7.2 Redenen eerste gebruik (busgroep en buscontrolegroep) Nieuwsgierig Goede verhalen Aangeboden Bewustzijnsveranderd Stimulerend Omgeving gebruikt 0% Busgroep
25%
50%
Buscontrolegroep
in het uitgaansgebied
75%
100%
Ook in de busgroep was nieuwsgierigheid de belangrijkste reden om te beginnen met ecstasygebruik. Vergelijken we de busgroep met de buscontrolegroep (n=60), dan blijkt de busgroep veel minder vaak uit nieuwsgierigheid te zijn begonnen met ecstasy en ook minder omdat zij er ‘goede verhalen’ over hadden gehoord. Daarentegen hadden zij toen veel vaker behoefte aan een stimulerend middel; bijna de helft noemt dit als reden. Testende en niet-testende gebruikers
Bij de vergelijking tussen testende en niet-testende gebruikers komt eenzelfde beeld naar voren. De testende gebruikers in het uitgaansgebied zijn vaker begonnen met ecstasygebruik uit behoefte aan een stimulerend middel en minder vaak uit nieuwsgierigheid dan de niet-testende uitgaanders.
61
Testen voor of na het eerste ecstasygebruik? Respondenten die wél ecstasy gebruiken, maar hun pillen niet laten testen, waren gemiddeld 18.3 jaar toen zij begonnen met ecstasygebruik. De respondenten die op de bus in een uitgaansgebied hun pillen lieten testen waren gemiddeld 18.4 jaar toen zijn hun eerste ecstasy namen. Gemiddeld bijna drie jaar later lieten zij voor het eerst pillen testen (22.0 jaar). De controlegroepen namen gemiddeld wat later hun eerste ecstasy (buscontrolegroep 21.4 jaar, totale controlegroep 22.2 jaar) en lieten wat later voor het eerst hun pillen testen (buscontrolegroep 24.8 jaar, totale controlegroep 25.2 jaar), maar ook bij hen ligt hier ongeveer drie jaar tussen. De overgrote meerderheid van alle onderzochte groepen gebruikers had al ervaring met ecstasy voordat zij voor het eerst bij een testservice terechtkwamen. Meestal was de eerste ecstasy niet getest, maar een klein deel gebruikte de eerste keer een pil die iemand anders had laten testen. Slechts een paar procent nam voor het eerst ecstasy nadat zij die hadden laten testen – en sommigen hiervan zeggen dat zij ook ecstasy genomen zouden hebben als zij die niet hadden kunnen laten testen. Er zijn hierbij geen verschillen tussen de busgroep en de controlegroepen. Het afgelopen jaar hebben de gebruikers in de totale controlegroep gemiddeld 3.8 keer een pil laten testen, in de buscontrolegroep is dat 3.5 keer en in de busgroep 1.8 keer. De busgroep bestaat dus uit beduidend minder ervaren testers. Het verschil zou veroorzaakt kunnen worden door een groot aantal beginnende testers op de bus (i.e. testers die ten tijde van het onderzoek voor de eerste keer hun pil lieten testen). Toch lijkt dit niet het geval: het aandeel beginnende en ‘ervaren’ testers (testers die ten minste een keer eerder dat jaar hebben laten testen) is vergelijkbaar tussen de groepen. Wanneer we echter verderop in dit hoofdstuk het ecstasygebruik van testende gebruikers gaan vergelijken met dat van niet-testende gebruikers, zullen we de beginnende testers buiten beschouwing laten. De gegevens over het gebruik van deze beginnende testers hebben immers betrekking op de periode voordat zij voor het eerst een pil lieten testen. Een effect van het testen van pillen op het ecstasygebruik is bij deze groep niet te verwachten.
Gaan gebruiken of meer gebruiken? Wat zouden de niet-gebruikers doen als zij de mogelijkheid hebben om een geteste pil te gebruiken van ‘goede kwaliteit’, dat wil zeggen met een gemiddelde dosis MDMA? De overgrote meerderheid (80%) zegt ook dan geen ecstasy te zullen nemen. Echter: één op de vijf zegt de ecstasy dan wel te nemen. Bij nadere beschouwing blijken dit in meerderheid (60%) respondenten te zijn die eerder zeiden nog nooit ecstasy te hebben genomen omdat zij er nog niet aan toe gekomen waren en/of dat hen nog geen ecstasy was aangeboden. Bovendien zegt de meerderheid 62
van de groep die er nog niet aan toegekomen is en/of die het nog niet is aangeboden nu toch de ecstasy niet te gebruiken (70%). Belangrijk is hierbij ook te bedenken dat we hiermee een intentie hebben gemeten in een selecte groep uitgaanders. In hoeverre die intentie uiteindelijk zal leiden tot daadwerkelijk gebruik van ecstasy is nog de vraag. Terwijl tweederde van de niet-gebruikers denkt dat mensen meer pillen gaan gebruiken als zij die kunnen laten testen bij een testservice in een uitgaansgebied (in casu: de bus), denken ongeveer evenveel gebruikers in het uitgaansgebied dit niet het geval is. Er is hierbij geen verschil tussen testende en niet-testende gebruikers. Lichte, sterke en verdachte pillen In hoofdstuk 4 hebben we gezien dat er ecstasypillen van zeer uiteenlopende sterkte op de markt zijn. Laten de gebruikers hun gebruik afhangen van wat er in een pil zit? We legden de respondenten vijf mogelijke testresultaten voor en vroegen of, en zo ja hoeveel van zulke pillen zij zouden nemen. Rond de 60% zegt wel pillen met 25 mg MDMA te nemen. Zij zeggen in doorsnee drie (= mediaan) van deze ‘lichte’ pillen te zullen nemen.
Ruim 80% zegt wel pillen met 75 mg MDMA te nemen. Zij zeggen in doorsnee twee van deze ‘gemiddelde’ pillen te zullen nemen.
Eveneens ruim 80% zegt wel pillen met 150 mg MDMA te nemen. Zij zeggen in doorsnee één zo’n ‘sterke’ pil te zullen nemen.
Rond de 20% zegt wel pillen te nemen die voor de helft speed (amfetamine) bevatten. Zij zeggen in doorsnee één zo’n pil te zullen nemen.
Slechts een paar procent zegt wel pillen te nemen die verdachte stoffen bevatten. Zij zeggen in doorsnee één zo’n pil te zullen nemen. Het lijkt er dus op dat het gebruik wordt aangepast aan de testuitslag. Er zijn hierbij geen verschillen tussen de busgroep en de buscontrolegroep.
Regressie analyse Door middel van een regressieanalyse hebben we onderzocht of eventuele verschillen tussen groepen in ecstasygebruik te wijten waren aan achtergrondverschillen. Leeftijd, geslacht, impulsive sensation seeking en etniciteit zijn meegenomen in de analyse. We zochten naar verschillen tussen de busgroep en de buscontrolegroep en naar verschillen tussen ‘ervaren’ testers en niet-testende gebruikers. Hierbij keken we naar beginleeftijd, redenen om te beginnen met ecstasygebruik en ook frequentie en hoeveelheid van gebruik. Uit de analyse van de busgroep versus de buscontrolegroep komt naar voren dat deze groepen, rekening houdend met achtergrondvariabelen, niet verschillen in beginleeftijd van gebruik, noch frequentie en hoeveelheid van gebruik. De leeftijd waar-
63
op gebruikers voor het eerst ecstasy namen hangt samen met de huidige leeftijd (hoe ouder, hoe later begonnen met gebruik) en met persoonlijkheid (hoe hoger de score op de impulsive sensation seeking schaal, hoe eerder begonnen met gebruik). Verder komt uit de regressieanalyse nog eens duidelijk het verschil in redenen voor gebruik naar voren. Vergeleken met de buscontrolegroep is de busgroep bijna vier maal vaker begonnen met ecstasygebruik uit behoefte aan een stimulerend middel, en zij zijn vijf maal minder vaak begonnen uit nieuwsgierigheid. Wanneer we de ‘ervaren’ testers vergelijken met de niet-testende gebruikers uit het uitgaansgebied, zien we dat de ‘ervaren’ testers ruim zes maal vaker zijn begonnen met ecstasy uit behoefte aan een stimulerend middel. Ook persoonlijkheid (impulsive sensation seeking) en etniciteit (autochtoon) dragen bij aan deze reden van gebruik. Daarnaast blijkt er een groot verschil in gebruiksfrequentie tussen beide groepen. ‘Ervaren’ testers zijn duidelijk meer frequente gebruikers dan niet-testende gebruikers. De gebruikte hoeveelheid pillen per gelegenheid is echter gelijk.
Samenvatting en conclusies Tussen het nemen van de eerste ecstasy en de eerste keer dat gebruik wordt gemaakt van een testservice zit in het algemeen drie jaar. Vanwege de tijdspanne tussen gebruik en testen lijkt een directe causale relatie tussen pillen testen en initiatie van ecstasygebruik onwaarschijnlijk. Er werd dan ook geen verschil gevonden tussen testende en niet-testende gebruikers in beginleeftijd van gebruik; beide groepen hebben rond hun achttiende levensjaar voor het eerst ecstasy genomen. Jongeren die géén ecstasy gebruiken vormen duidelijk een andere groep dan de respondenten in het uitgaansgebied die wel ecstasy gebruiken. Zowel wat betreft achtergrondkenmerken (meer meisjes en vrouwen) als wat betreft middelengebruik. Het niet gebruiken van ecstasy lijkt een bewuste keuze gebaseerd op vooral angst voor schadelijkheid en persoonlijke voorkeuren. Ook pillen testen speelt een bescheiden rol in de keuze om geen ecstasy te gebruiken. Er is echter een groep nietgebruikers die ‘er nog niet aan toegekomen is’ om ecstasy te gebruiken. Toch zegt de meerderheid van deze niet-gebruikers de mogelijkheid een pil van ‘goede kwaliteit’ te gebruiken, niet te zullen benutten. Het wél gebruiken van ecstasy komt vooral voort uit nieuwsgierigheid naar het middel, die mede geprikkeld wordt door de ‘goede verhalen’ die de ronde doen. Bij de gebruikers die hun pil lieten testen in de bus in het uitgaansgebied was daarnaast de behoefte aan een stimulerend middel een duidelijke reden om te beginnen met gebruik. Net als in de voorgaande hoofdstukken, komt hier het beeld naar voren dat met de bus in het uitgaansgebied een iets andere groep gebruikers bereikt wordt dan tijdens de bestaande openingstijden. De testende gebruikers op de bus testen min64
der vaak hun pillen en zijn op jongere leeftijd begonnen met ecstasygebruik. In frequentie en hoeveelheid van ecstasygebruik verschillen de testende gebruikers in de bus echter niet van die op de bestaande openingstijden. De ‘ervaren’ testers op de bus onderscheiden zich van de niet-testers in het uitgaansgebied als zijnde zeer frequente ecstasygebruikers. In hoeverre dit verschil wordt veroorzaakt door het testen of dat de hoge frequentie een aanleiding is van het testen, is op basis van dit onderzoek niet met zekerheid te zeggen. Uit hoofdstuk 6 kwam echter naar voren dat het ecstasygebruik bij de testende gebruikers in de loop der jaren vaker stabiel is gebleven dan bij de niet-testende gebruikers. Bovendien meldt de meerderheid van alle testende gebruikers dat hun ecstasygebruik niet is veranderd door het pillen testen. Dit wijst er niet op dat het pillen testen over het geheel genomen een aanmoedigend effect heeft gehad op de frequentie van ecstasygebruik. Ook de hoeveelheid ecstasypillen die per gelegenheid gebruikt wordt verschilt niet tussen testende en niet-testende gebruikers. Toch lijkt het pillen testen op kleine schaal wel effect te hebben op de hoeveelheid gebruikte pillen. Testende gebruikers passen de hoeveelheid pillen die zij nemen aan naar aanleiding van de testuitslag: hoe meer MDMA de pil bevat, hoe minder zij ervan zeggen te zullen nemen. Concluderend kan gezegd worden dat dit onderzoek geen duidelijke aanwijzingen levert voor een aanmoedigende werking van het testen van pillen. Daarmee worden de resultaten van het Europese onderzoek naar pillen testen bevestigd. Het laten testen van pillen vindt enkele jaren na het eerste gebruik plaats. Er zijn weliswaar jongeren die lijken te wachten op een geschikte gelegenheid om te beginnen met ecstasygebruik, maar veel van hen zeggen de mogelijkheid om een geteste pil te gaan gebruiken niet te zullen benutten. In enkele gevallen lijkt het testen van pillen juist ontmoedigend te werken en is het pillen testen een reden om niet te gaan gebruiken. Over het geheel genomen wijzen de resultaten erop dat het testen van pillen geen grote invloed heeft op ecstasygebruik.
65
66
8 CALAMITEITEN Welke manier van testen levert de beste mogelijkheden voor een adequate reactie bij calamiteiten? Zoals gezegd in hoofdstuk 4 werden er tijdens het onderzoek nergens in het land riskante pillen aangetroffen. Hierdoor kunnen we ons niet baseren op feitelijke ervaringen met het reageren op calamiteiten. Wel bestaat er een algemeen protocol (zie achter aan dit hoofdstuk). Aan de hand hiervan en op basis van algemene kenmerken van de onderzochte testmodaliteiten, alsmede eerdere ervaringen met de bestaande testmodaliteit kan wel aannemelijk worden gemaakt wat de vooren nadelen zijn. In hoofdstuk 4 zijn we al ingegaan op de deelvraag bij welke manier van testen riskante pillen het snelst ontdekt kunnen worden. Blijft over de deelvraag bij welke manier van testen het beste gereageerd kan worden bij calamiteiten. Onderzoeksvraag Welke manier van testen levert de beste mogelijkheden voor een adequate reactie bij calamiteiten?
Bestaande kantoren en pluskantoren Bij de bestaande kantoren worden consumenten die de kantoorlocatie bezoeken direct bereikt in geval van calamiteiten. Testpersoneel en preventiewerkers gaan zo nodig flyeren in het uitgaanscircuit binnen de stad of regio. Eventueel kunnen aanleveraars direct worden benaderd door middel van een aanleveringstraject (zie vignet). Hierbij is het van belang dat de aanleveraar wel anoniem blijft. Voor de pluskantoren is de situatie op deze aspecten identiek aan de kantoorsituatie. Zij leveren dus geen extra mogelijkheden op om anders of sneller op calamiteiten te reageren.
67
Testen in uitgaansgebied Voor de bussituatie is het mogelijk direct de consument en diens vriendenkring in het uitgaansleven te waarschuwen en de omliggende horeca in geval van een herkende riskante pil. Er kan snel een actie worden opgezet vanuit de bus om waarschuwingsflyers te verspreiden in het uitgaanscircuit. In dit geval levert de bussituatie dus enkele denkbare voordelen op ten opzichte van de kantoorsituatie. Ook wanneer, zoals in de praktijk meestal het geval zal zijn, pas in het laboratorium vastgesteld wordt dat er sprake is van een riskante pil, heeft de bussituatie voordelen. Indien dan een Red Alert procedure (zie vignet) in gang gezet wordt, is in elk geval bekend in welk uitgaansgebied de riskante pil werd aangetroffen. Dit gebied heeft dan hoge prioriteit bij een waarschuwingscampagne.
Securitypillen In hoofdstuk 3 werd al aangegeven dat de aanlevering van securitypillen sterk afhankelijk is van een goede interactie tussen de instellingen voor verslavingszorg en de politie; de pillen moeten zo snel mogelijk na inbeslagname bij het testkantoor terechtkomen om tijdig te kunnen reageren op calamiteiten. Een belangrijk nadeel van de securitypillen is dat er geen informatie beschikbaar is over de gebruikers die de pillen hebben aangeleverd. Wel is er in principe informatie over waar de pillen in beslag genomen zijn. Daarom is het van groot belang dat duidelijk is welke in beslag genomen pillen van welke uitgaansgelegenheid of welk uitgaansgebied afkomstig zijn. Alleen onder die voorwaarden is het mogelijk om met deze modaliteit een snelle en doeltreffende specifieke waarschuwingscampagne te initiëren. Dan heeft deze modaliteit als overwegend voordeel dat de campagne meer gericht op de desbetreffende uitgaansgelegenheid, respectievelijk het uitgaansgebied, kan worden gericht.
Samenvatting en conclusies Pluskantoren leveren in principe dezelfde mogelijkheden voor een adequate reactie bij calamiteiten als die van de bestaande kantoren. Door het directe contact met het uitgaansgebied levert het testen op een bus wel aanvullende mogelijkheden voor gerichte waarschuwingscampagnes. Het feit dat niets bekend is over de aanleveraars van securitypillen levert daarentegen een beperking op. Daarom is het van groot belang dat goed geregistreerd op welke locatie welke pillen in beslag genomen worden ten einde toch een snelle en doeltreffende waarschuwingscampagne te kunnen voeren in een bepaalde uitgaansgelegenheid of een specifiek uitgaansgebied.
68
CALAMITEITEN: De 'Red Alert' procedure Onder ‘Red Alert’ acties worden hier verstaan: waarschuwingscampagnes en andere op organisaties, groepen of de bevolking gerichte voorlichtingsactiviteiten, bij extra bedreiging van de volksgezondheid door het op de markt (gaan) verschijnen van bepaalde drugs met verhoogd risico. De eindverantwoordelijkheid voor het al dan niet uitvoeren van ‘Red Alert’ acties berust bij de Minister van VWS. De Minister laat zich alvorens een besluit te nemen adviseren door het 'kernteam' en de Directeur Generaal Volksgezondheid (DGV). Voorzitter van het kernteam is het clusterhoofd Drugs van de directie GVM. Leden zijn: Inspecteur Opiumwet, het hoofd DIMS van het Trimbos-instituut en een vertegenwoordiger van VWS/DVC. Het secretariaat berust bij het DIMS-bureau. Het kernteam kan voorts worden geadviseerd door een ter zake deskundige toxicoloog, een vertegenwoordiger van een lokale instelling of gemeente of andere deskundigen. De voorzitter brengt het advies van het kernteam over aan de DGV. Deze licht de Minister in en adviseert hem/haar over te nemen maatregelen. Het kernteam baseert zijn advies op: de toxicologische karakteristieken van de stof in kwestie; de samenstelling en hoeveelheid van het gesignaleerde middel; de locatie of locaties waar het middel is aangetroffen of waar een bedreigende situatie zich kan voordoen; de mogelijke omvang en aard van de risicogroep; de incidenten die zich al hebben voorgedaan; de prognose van ontwikkelingen op korte termijn. De beschikbare gegevens hierover bepalen tezamen welke stappen ondernomen moeten worden. Deze stappen kunnen variëren van het alleen inschakelen van de hulpverleningsinstellingen (bijvoorbeeld bij een niet acuut toxische stof) tot verregaande maatregelen op maatschappelijk en bestuurskundig niveau. Enkele denkbare maatregelen zijn: het inlichten van het plaatselijk driehoeksoverleg, op locatie testen in de betreffende regio, de doelgroep gericht benaderen, relevante gezondheidszorg-instellingen inschakelen, Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken of zelfs de landelijke pers. Voorafgaand aan het in werking treden van het Red Alert protocol wordt altijd een aanlevertraject ingesteld, dit om nadere informatie omtrent onder andere de verspreiding van de middelen te verzamelen. Door de test medewerker wordt getracht een afspraak te maken met de aanleveraar van het betreffende middel. De algemene werkzaamheden in het kader van DIMS waarborgen de anonimiteit van de aanleveraar. Een aanleveraar is nooit verplicht informatie te verstrekken. Het is voornamelijk de bedoeling informatie te verkrijgen over de effecten (of zelfs incidenten) die worden waargenomen door de gebruiker of zijn/haar omgeving, welke mensen het middel eventueel nog meer hebben gebruikt en of er effecten zijn in combinatie met andere middelen. Verder is van belang waar het middel is aangekocht, op welke locaties en in welke setting het wordt gebruikt en in welke uitgaansgelegenheid en welke regio.
69
9 HAALBAARHEID In voorgaande hoofdstukken zijn we al het een en ander te weten gekomen over de onderzochte manieren van pillentesten. In dit hoofdstuk gaan we in op enkele praktische aspecten van het pillentesten. We bespreken hier zowel de praktische en financiële haalbaarheid van alternatieve manieren van pillentesten binnen de instellingen, als de praktische haalbaarheid vanuit het perspectief van andere belanghebbenden, zoals de lokale driehoek (burgemeester, openbaar ministerie en politie), die bijvoorbeeld toestemming moet geven voor het plaatsen van een bus. Onderzoeksvraag Wat zijn voor- en nadelen van verschillende manieren van pillentesten? Hoe kan het testen het beste worden ingericht?
Praktische en financiële haalbaarheid De praktische haalbaarheid van alternatieve manieren van pillentesten kan van regio tot regio verschillen. Zoals we in hoofdstuk 3 al zagen heeft dit onder andere te maken met de beleidsprioriteiten binnen de regionale instellingen voor verslavingszorg. Sommige instellingen leggen meer de nadruk op de begeleiding en behandeling van verslaafden en vinden dientengevolge het testen van pillen minder belangrijk dan andere. Als instellingen de bestaande manier van testen al niet zo hoog op hun agenda hebben, zijn zij ook minder bereid om te investeren in aanvullende testmodaliteiten. Financieel gezien bestaat zowel voor de uitbreiding naar andere openingstijden (pluskantoren) als voor de bus in een uitgaansgebied een belangrijk deel van de meerkosten uit extra salaris. Niet alleen moet het testpersoneel extra uren draaien, het uurtarief is ’s avonds en in het weekend ook hoger. Zo nodig moeten meer personeelsleden getraind worden om een certificaat te krijgen.37 Omdat er tijdens de extra openingstijden vaak geen andere activiteiten meer plaats vinden en er bijvoorbeeld niemand meer bij de receptie aanwezig is, moet er soms ook gezorgd worden 37
Een cursus kost € 680 per persoon.
70
voor bewakingspersoneel. Verder bestaan additionele kosten uit: materiaal om te flyeren of het plaatsen van advertenties. Ook voor het uitzetten van flyers moet extra personeel ingezet worden. Daarnaast komen er voor de bus eventueel de kosten voor een chauffeur bij. Tevens zijn er de kosten voor de aanschaf of huur van een bus (dan wel een andersoortig ‘mobiel kantoor’). Ten slotte kan het zijn dat wanneer er veel pillen worden aangeleverd extra kosten voor laboratoriumonderzoek ontstaan. Voor de securitypillen zijn al deze kosten niet nodig, behalve de meerkosten voor het laboratorium.
Haalbaarheid pluskantoren Een praktisch voordeel van testen op kantoor is dat de testmedewerkers in alle rust hun werk kunnen doen, namelijk informatie inwinnen bij de gebruiker, het testen van pillen en geven van voorlichting over de effecten en de risico’s van het gebruik. Het testpersoneel heeft de beschikking over computer, een uitgebreide testkit en de telefoon. Aangezien het testen op dezelfde locatie geschiedt – het enige verschil is de openingstijd - gelden deze praktische voordelen zowel voor de bestaande kantoren als de pluskantoren. Lokale samenwerking en toestemming De uitbreiding naar kantoorplus leverde in de praktijk geen problemen op in de samenwerking tussen de regionale instelling voor verslavingszorg en de lokale driehoek. De instellingen verkregen zonder wezenlijke problemen toestemming om hun spreekuur uit te breiden. De verwachting is dat dit ook elders meestal geen problemen op zal leveren. Maar het is bij het DIMS-bureau bekend dat met name het flyeren voor de testservice in sommige regio’s op bezwaren stuit bij de lokale driehoek. Te verwachten valt dat pluskantoren die niet mogen flyeren, tenminste in de beginfase, nog minder aanloop zullen hebben dan de pluskantoren in het onderzoek. Praktische uitvoering Eenmaal was er sprake van personeelstekort vanwege ziekte. Het DIMS-bureau bood aan om in te springen, maar dit bleek niet nodig omdat een testmedewerker uit een andere stad uit dezelfde regio kon invallen. Financiële haalbaarheid Voor de uitbreiding naar andere openingstijden bestonden de meerkosten voornamelijk uit extra salaris voor het (test)personeel. Hiervoor was in het kader van het onderzoek extra geld beschikbaar gesteld. Waarschijnlijk is dat de instellingen minder geïnteresseerd zullen zijn om op zaterdagavond hun kantoor te openen als er geen
71
extra financiële middelen beschikbaar zijn. Hierbij speelt mee dat er maar weinig mensen op de extra openingstijden afkwamen. Voor het laboratorium was er geen overaanbod van drugsmonsters, zodat hierdoor in de praktijk geen extra kosten ontstonden. Gaan we uit van de meerkosten tijdens het onderzoek, dan komen we voor een pluskantoor ruwweg op ongeveer € 4.000 - € 7.000 per jaar extra kosten in vergelijking met de kosten voor de bestaande kantoren.38
Haalbaarheid testen in uitgaansgebied Voor deze testlocatie gelden dezelfde eisen als voor de kantoorsituatie. Het belangrijkste verschil is dat het testen plaatsvindt kort voordat daadwerkelijk gebruikt wordt. Voordeel is ook dat vanuit een tijdelijke locatie in een uitgaansgebied (bus) zelfstandig gewerkt kan worden en dat met eventuele bezwaren van een partyorganisator of clubexploitant geen rekening hoeft te worden gehouden, hetgeen wel het geval zou zijn wanneer op de party of in de club getest zou worden. Lokale samenwerking en toestemming Het plaatsen van de bus leverde in de praktijk geen problemen op in de samenwerking tussen de regionale instelling voor verslavingszorg en de lokale driehoek (burgemeester, openbaar ministerie en politie). De instellingen vroegen en verkregen toestemming voor het plaatsen van de bus. De verwachting is dat dit elders soms wel problemen op zal leveren, naar alle waarschijnlijkheid vaker dan bij het verkrijgen van toestemming voor andere openingstijden. Wanneer er geen toestemming verkregen wordt om te flyeren zal dit waarschijnlijkheid minder invloed hebben op de aanloop bij de - publiekelijk zichtbare - bus dan bij de pluskantoren. Praktische uitvoering Tijdens het onderzoek waren er geen problemen met de beschikbaarheid van testpersoneel. Financiële haalbaarheid Voor de bus bestonden de meerkosten voornamelijk uit extra salaris voor het (test)personeel en het huren van de bus. In Groningen kwamen er de kosten voor de buschauffeur bij, terwijl die in Eindhoven niet nodig waren omdat het testpersoneel beschikte over een hiervoor noodzakelijk rijbewijs. Voor al deze kosten was in het
38
Extra personeel: twee testmedewerkers, twee uur per avond, samen ca. € 40 per uur extra (inclusief overhead e.d.). Op jaarbasis komt dit neer op (52x2x40=) € 4.160. Is er extra bewaking nodig dan komt er een bedrag van ongeveer (52x50=) € 2.600 bij en komt het totaal op € 6.760.
72
kader van het onderzoek extra geld beschikbaar gesteld. Er ontstonden geen extra kosten voor laboratoriumonderzoek. Gaan we uit van de meerkosten tijdens het onderzoek, dan komen we voor de bus ruwweg op ongeveer € 4.000 - € 12.000 per jaar extra kosten ten opzichte van de kosten voor de bestaande kantoren.39 In de praktijk zal de bus langer open zijn dan de meeste bestaande testservices (twee uur). Gaan we uit van vier uur, dan komen de extra kosten op ongeveer € 8.000 - € 16.000.
Haalbaarheid securitypillen Het betrekken van in uitgaansgelegenheden in beslag genomen pillen bij het onderzoek was in de ene regio sneller geregeld dan in de andere. Dit had vooral te maken met procedures bij de politie. Na kortere of wat langere tijd bleken hier echter in de praktijk steeds oplossingen te vinden zijn. Praktische uitvoering Vanaf het moment dat de zaken geregeld waren, verliep het aanleveren van securitymonsters soepel. De verwachting is dat dit ook elders in het land zo zal zijn. In de praktijk zagen we al dat kort na afloop van het onderzoek ook securitypillen uit andere regio’s werden aangeleverd (hoofdstuk 4). Lokale samenwerking en toestemming Omdat het hier gaat om in beslag genomen pillen is geen toestemming van de lokale driehoek nodig. Het tempo waarin afspraken tussen politie en testservice gemaakt blijkt in de praktijk sneller te verlopen wanneer er reeds contacten bestaan, bijvoorbeeld over het geven van voorlichting op party’s. Financiële haalbaarheid Over de financiële haalbaarheid vallen geen definitieve uitspraken te doen. Zoals gezegd vallen bepaalde meerkosten die gelden voor pluskantoren en de bus hier weg. In de praktijk werden tijdens het onderzoek de in beslag genomen securitymonsters door de politie bij de regionale testkantoor afgeleverd (twee regio’s) of door een testmedewerker bij de politie afgehaald (een regio). De gegevens over de aanleverde securitymonsters werden tijdens het bestaande testspreekuur door het testpersoneel verwerkt. Kortom: er waren geen extra personeelskosten. In de nabije toekomst valt te verwachten dat het aantal aangeleverde securitypillen door uitbreiding van het aantal deelnemende regio’s sterk zal stijgen. Hierdoor kunnen meerkosten voor per39
Extra kosten testpersoneel: als kantoorplus (€ 4.160). Moet er een bus gehuurd worden en zijn er extra kosten voor de chauffeur, dan komen er ongeveer € 150 per avond/nacht bij, hetgeen neerkomt op € 7.800. Tezamen is dit € 11.960.
73
soneel (gegevensverwerking) en voor analyse in het laboratorium ontstaan. Het is echter aannemelijk dat de te verwachten aanvankelijke snelle stijging in het aantal securitypillen na verloop van tijd gevolgd zal worden door een (forse) daling. Consumenten raken bekend met de inbeslagnames en zullen deze steeds vaker vermijden door de pillen (en andere drugs) vóór het moment van controle te nemen, beter te verbergen, naar andere locaties uit te wijken, etc.
Samenvatting en conclusies De praktische haalbaarheid van het verruimen van de openingstijden (kantoorplus) en van het testen van pillen in een uitgaansgebied (bus) is sterk afhankelijk van de beleidsprioriteiten van instellingen voor verslavingszorg. Deze hangen weer samen met prioriteiten binnen de regiogemeenten. Sommige regio’s zijn reeds terughoudend bij de bestaande manier van pillentesten en daar valt dan ook het minste draagvlak voor uitbreiding van testmogelijkheden te verwachten, met name bij het testen in een uitgaansgebied. De praktische uitvoering van de drie onderzochte experimentele manieren van testen leverde nauwelijks of geen problemen op. Alleen bij de securitypillen ontstond enige vertraging door noodzakelijke procedures bij de politie. Mede door de opgedane ervaringen en gevonden oplossingen valt te verwachten dat uitbreiding van DIMS met de testvariant elders in het land in de praktische uitvoering geen problemen zal opleveren. Financieel gezien brengen pluskantoren vrij bescheiden extra kosten met zich mee. Testen op een bus in een uitgaansgebied hoeft niet veel meer te kosten, maar is wel duurder als er nog geen bus beschikbaar is en door de eventuele kosten voor een chauffeur. Securitypillen brachten geen extra kosten met zich, maar te verwachten valt dat bij uitbreiding naar meer regio’s het aantal aangeleverde pillen tenminste aanvankelijk zal leiden tot een behoorlijke stijging van de laboratoriumkosten. Naar alle waarschijnlijkheid zal daarna weer een afname plaatsvinden.
74
10 SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Aanleiding Al in een vroeg stadium van de verspreiding van ecstasy in Nederland werd het zogenoemde ‘pillen testen’ in Nederland ingevoerd als een methode om de risico’s van ecstasygebruik te beperken. Aanvankelijk werd op beperkte schaal en met name op party’s getest. Al vrij snel, in 1992, ontstond het landelijk Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). Dit bureau, onderdeel van het Trimbos-instituut in Utrecht, is onder andere verantwoordelijk voor de coördinatie van het pillentesten op de verschillende testlocaties in het land, het landelijk monitoren en de surveillance. Met het testen van pillen kunnen de ontwikkelingen op de ecstasymarkt gevolgd worden (monitoring) en wanneer riskante pillen worden aangetroffen kan zo nodig een waarschuwingscampagne worden gestart (surveillance). Het ging en gaat bij het pillentesten overigens niet alleen om het testen van de inhoud (kwaliteit en kwantiteit) van als ecstasy verkochte pillen, maar tevens – en volgens sommigen vooral – om het geven van voorlichting. Het testen van pillen op party’s is in 1999 gestopt. Tegenwoordig worden pillen alleen nog ‘op kantoor’ getest.40 Hoewel het aantal kantoren waar pillen getest kunnen worden flink is uitgebreid, valt de laatste jaren een daling in het aantal geteste pillen te constateren. Hierdoor vermindert het zicht op ontwikkelingen binnen de ecstasymarkt. Dit verminderde zicht vormde de aanleiding om de mogelijkheden na te gaan waarop het monitoren van uitgaansdrugs verbeterd zou kunnen worden. In principe zou testen op locaties waar het drugsgebruik daadwerkelijk plaatsvindt, zoals op party's en in clubs/discotheken, voor dit doel ingezet kunnen worden. Op 29 januari 2002 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen (24 007, nr 98) waarin de regering werd verzocht het testen van ecstasypillen op party's af te wijzen. Alvorens een definitieve beslissing te nemen over de motie, wilde het Kabinet een 40
Ook andere vormen van ecstasy en andere drugs worden getest, maar deze zijn in dit rapport buiten beschouwing gelaten.
75
wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren, waarin het testen op de bestaande locaties wordt vergeleken met andere werkwijzen om de monitor van uitgaansdrugs te verbeteren.
Het onderzoek In het laatste kwartaal van 2002 zijn drie ‘experimentele’ testmodaliteiten onderzocht: testen op kantoor tijdens het weekend (pluskantoor), testen in een mobiel kantoor in een uitgaansgebied (bus), en testen van de pillen die bij de ingang van uitgaanslocaties door het beveiligingspersoneel/portiers in beslag genomen worden (securitypillen). Deze drie testmodaliteiten staan op een continuüm tussen de bestaande kantoortest (op een doordeweekse dag) en het moment van gebruik van ecstasy (tijdens het uitgaan). Pluskantoren bieden in principe een ruimere toegankelijkheid tot de kantoortest door openingstijden tijdens het weekend. Met de bus komen we dichter bij het moment van gebruik. En met de op party’s en/of in clubs in beslag genomen securitypillen is het moment van gebruik het dichtste bij.
Aan de hand van analyse van gegevens over de verschillende manieren van testen, gegevens over geteste pillen en interviews met ecstasygebruikers en uitgaanders die nog nooit ecstasy hebben genomen, hebben we de volgende vragen proberen te beantwoorden. 1. Op welke wijze kunnen het aantal monsters en de representativiteit van de bemonstering van drugs in het uitgaanscircuit worden verhoogd? 2. Welke groepen gebruikers worden met de verschillende testmodaliteiten bereikt? 3. Gaat er van het testen een aanmoedigende werking op het gebruik uit? 4. Wat zijn voor- en nadelen van verschillende manieren van pillentesten? Hoe kan het testen het beste worden ingericht? 5. Welke manier van testen levert de beste mogelijkheden voor een adequate reactie bij calamiteiten? In dit afsluitende deel bespreken we eerst de situatie op de bestaande testkantoren. Vervolgens bespreken we vier van de vijf onderzoeksvragen per onderzochte modaliteit. Als referentiepunt nemen we enerzijds het testen op de bestaande kantoren en anderzijds het testen op locatie zoals dat tot 1999 plaarsvond. Daarna vatten we de bevindingen samen over de eventuele aanmoedigende werking van pillentesten. Aan het eind doen we enkele aanbevelingen.
76
Bestaande testkantoren Aangeleverde pillen Gebruikers kunnen hun drugs laten testen of inleveren tijdens de, meestal wekelijkse, spreekuren bij 23 kantoortestlocaties. Er is grote variatie tussen de verschillende testservices in het aantal aangeleverde pillen en tevens in de groei of afname van het aantal pillen tussen 2001 en het onderzoek in 2002. Daarnaast is er (landelijk en regionaal) een grote variatie in de aangeleverde soorten pillen. Hoewel de meeste pillen ‘echte ecstasy’ (MDMA) bevatten, gaat het nog steeds om velerlei ‘soorten’ (logo’s en kleuren) en varieert het gehalte MDMA sterk. Voor de determinatie van de aangeleverde ecstasypillen, maakt DIMS gebruik van een actueel, geautomatiseerd databestand van pillen die in de voorgaande acht weken door DIMS zijn geanalyseerd. Naarmate de periode langer is neemt de kans op 'look-alikes', dat wil zeggen pillen met dezelfde uiterlijke kenmerken maar met een andere inhoud, toe. Uit ervaring is gebleken dat bij een periode van acht weken een acceptabele mate van betrouwbaarheid kan worden gewaarborgd, terwijl deze periode ook praktisch werkbaar was. De beperking van de periode heeft echter wel tot gevolg dat de meeste pillen niet ter plekke herkend worden en – wanneer de gebruiker dat wil – doorgestuurd moeten worden naar het laboratorium voor analyse. Niet alle gebruikers zijn bereid hun pil af te geven voor analyse en daarmee wordt het zicht op de markt beperkter. In het kader van ons onderzoek zijn de gegevens over de aangeleverde pillen vergeleken met het totale databestand van pillen die sinds begin 2000 door DIMS zijn geanalyseerd. Hierbij bleek dat een groot deel van de niet-herkende pillen wel al eerder bij DIMS bekend waren en dus geen echte nieuwe pillen waren. De gebruikers Ecstasygebruikers die hun pillen laten testen tijdens bestaande kantoortijden vormen een gemêleerde groep. Algemeen kan wel gezegd worden dat het meestal autochtone jongens en mannen betreft. De overgrote meerderheid werkt en/of studeert. Naast ecstasy hebben zij veel ervaring met het gebruik van alcohol, tabak, cannabis en in mindere mate ook met cocaïne en andere drugs (maar nauwelijks heroïne of crack). Er zijn zowel ervaren gebruikers die wekelijks ecstasy gebruiken, als minder ervaren gebruikers die het slechts af en toe nemen. Het meest voorkomende patroon van het ecstasygebruik door de tijd heen is dat van een groei naar een piek, gevolgd door een afname naar een bepaald niveau. Gemiddeld worden twee pillen per gelegenheid genomen. Wanneer ecstasy gecombineerd wordt met een ander middel, is dat meestal alcohol, gevolgd door cannabis. Ecstasy wordt meestal vóór het uitgaan gekocht van een vriend of bekende dealer. Bij de aanschaf is bekendheid met de dealer veel belangrijker dan hetzelfde logo of dezelfde kleur van de pil. 77
Verruiming openingstijden Pillen Bij de pluskantoren - kantoorservice open op zaterdag – komen weliswaar gebruikers hun pillen laten testen, maar het gaat om kleine aantallen. De aangeleverde pillen betreffen niet meer nieuwe of andere (meer of minder MDMA bevattende) pillen dan de tijdens de bestaande kantoortijden aangeleverde pillen. Bovendien is de bereidheid van gebruikers om hun pil af te staan voor analyse niet groter dan doordeweeks. Hierdoor levert de verruiming van de openingstijden niet meer informatie over de pillenmarkt op. Gebruikers Er worden niet meer en ook vrijwel geen andere consumenten bereikt. Het merendeel maakt reeds gebruik van de bestaande kantoortijden en er is weinig ontevredenheid over de openingsdagen van het bestaande testaanbod. Er blijkt vooral een verschuiving te hebben plaatsgevonden van de bestaande openingstijden naar de zaterdagse testservice. Haalbaarheid De praktische haalbaarheid is sterk afhankelijk van de beleidsprioriteiten van instellingen voor verslavingszorg en van de regiogemeenten. De praktische uitvoering leverde nauwelijks of geen noemenswaardige problemen op. Financieel gezien brengen pluskantoren vrij bescheiden extra kosten met zich mee. Calamiteiten Pluskantoren leveren in principe dezelfde mogelijkheden voor een adequate reactie bij calamiteiten als die van de bestaande kantoren.
Bus in uitgaansgebied Pillen Testen op een bus in een uitgaansgebied levert verhoudingsgewijs meer aangeleverde pillen op dan kantoorplus. Of hiermee ook andere segmenten van de pillenmarkt worden bereikt, valt echter niet met zekerheid te zeggen. Weliswaar zijn de geteste pillen gemiddeld wat minder sterk, maar dit kan een kenmerk van de regionale markt zijn, want ook op de bestaande kantoren in de regio’s waar de bus stond, waren de geteste pillen gemiddeld minder sterk dan elders in het land. Vergeleken met de bestaande kantoren zijn gebruikers op de bus minder bereid hun pil af te staan voor verdere analyse wanneer deze niet ter plekke herkend wordt. Verklaring 78
hiervoor kan zijn dat veel van deze gebruikers hun pil diezelfde avond willen nemen. Hoewel een gedeelte van de niet-doorgestuurde pillen wel bekend bleek, blijft hierdoor een eventueel door de bus aangeboord nieuw marktsegment verborgen voor DIMS. Gebruikers In de meeste gevallen hadden de testende gebruikers in de busgroep niet eerder hun pillen op de bestaande kantoren getest. Testen in een uitgaansgebied blijkt dus wel nieuwe gebruikers te bereiken. Bovendien wordt deels een ander segment van de gebruikerspopulatie aangetrokken, zowel wat betreft achtergrondkenmerken als patronen van ecstasygebruik en het gebruik van andere legale en illegale middelen. Gebruikers die hun pillen laten testen op de bus zijn jonger en hebben deels een andere muziekvoorkeur. Zij zijn relatief vroeg met ecstasy begonnen en hun huidige ecstasygebruik – en meer algemeen van stimulantia - ligt hoger dan bij de groep die naar de bestaande kantoren gaat. Zij kopen hun ecstasy meestal zelf en wat vaker van een bekende dealer in plaats van een vriend. Dat doen zij bovendien vaker tijdens het uitgaan (zij het dat ook de respondenten uit de busgroep meestal vóór het uitgaan aanschaffen). Kortom: zij zijn de jongere, actievere gebruikers die waarschijnlijk ook wat meer risico’s nemen bij de aanschaf. Haalbaarheid Ook de praktische haalbaarheid van het testen op een bus in een uitgaansgebied is sterk afhankelijk van de beleidsprioriteiten van instellingen voor verslavingszorg en van de regiogemeenten. Sommige regio’s zijn reeds terughoudend bij de bestaande manier van pillentesten en daar valt dan ook het minste draagvlak voor bij het testen in een uitgaansgebied te verwachten. De praktische uitvoering leverde in de onderzochte regio’s geen noemenswaardige problemen op. Testen op een bus in een uitgaansgebied is duurder dan op bestaande kantoren, maar hoeft niet veel meer te kosten dan in een pluskantoor (maar is wel duurder als er nog geen bus beschikbaar is en door de eventuele kosten voor een chauffeur). Calamiteiten Door het directe contact met het uitgaansgebied levert het testen op een bus wel aanvullende mogelijkheden voor gerichte waarschuwingscampagnes.
Security Pillen Verhoudingsgewijs waren er redelijk veel securitypillen (die in beslag genomen worden in uitgaansgelegenheden) en hiermee wordt kennelijk ten dele ook een ander 79
marktsegment bereikt. Ongeveer één op de tien securitypillen bevat geen MDMA. Bovendien is het gemiddelde MDMA gehalte wat lager. Dit wekt de indruk dat pillen ‘uit het uitgaansleven’ minder sterk zijn. Gebruikers Over de gebruikers is niets bekend. Haalbaarheid Bij de securitypillen ontstond enige vertraging door noodzakelijke procedures bij de politie. Mede door de opgedane ervaringen en gevonden oplossingen valt te verwachten dat uitbreiding van DIMS met de tweede testvariant elders in het land in de praktische uitvoering geen problemen zal opleveren. Securitypillen brachten geen extra kosten met zich, maar te verwachten valt dat bij uitbreiding naar meer regio’s het aantal aangeleverde pillen tenminste aanvankelijk zal leiden tot een behoorlijke stijging van de laboratoriumkosten. Naar alle waarschijnlijkheid zal daarna weer een daling plaatsvinden. Calamiteiten Het feit dat niets bekend is over de aanleveraars van securitypillen levert een beperking op. Daarom is het van groot belang dat goed wordt geregistreerd op welke locatie welke pillen in beslag genomen worden ten einde toch een snelle en doeltreffende waarschuwingscampagne te kunnen voeren in een bepaalde uitgaansgelegenheid of een specifiek uitgaansgebied.
Voor- en nadelen Hieronder staan schematisch de voor- en nadelen van de drie onderzochte testmodaliteiten samengevat, in vergelijking met de bestaande manier van testen op kantoren, doordeweeks. Kantoorplus heeft geen wezenlijke voordelen ten opzichte van de bestaande manier van testen en heeft als belangrijkste nadeel de wat hogere kosten. Beide trekken relatief kleine aantallen gebruikers. Bij het testen op een bus in een uitgaansgebied liggen de voordelen vooral in het bereiken van een (deels) andere groep gebruikers. Ook levert deze modaliteit waarschijnlijk meer en tevens meer nieuwe pillen dan de bestaande manier van testen. Er zijn aanvullende mogelijkheden voor gerichte waarschuwingscampagnes. Tevens is een extra voordeel dat de bus ook gebruikers bereikt die geen ecstasy komen testen en uitgaanders die geen ecstasy nemen. Belangrijkste nadelen zijn de praktische haalbaarheid en de extra kosten.
80
Via de security worden meer pillen aangeleverd en deze kunnen ook allemaal geanalyseerd worden. Dit is van groot belang voor de surveillance. Hier staat echter tegenover dat de mogelijkheden voor een adequate reactie bij calamiteiten minder zijn doordat er niets over de gebruikers bekend is. Voor- en nadelen van drie testmodaliteiten ten opzichte van bestaande kantoren Pillen: Aantal % Nieuw Dosering Doorgestuurd Gebruikers
Kantoor plus
Bus in uitgaansgebied
Securitypillen
Evenveel (?) Minder Even sterk Evenveel Grotendeels dezelfde als op bestaande kantoren.
Meer (?) Meer Lager (?) Minder Jonger. Wat andere muziekvoorkeur. Eerder begonnen met drugs en hoger gebruik. Kopen vaker ecstasy in het uitgaansleven. Uitvoering verliep zonder problemen, maar waarschijnlijk elders minder draagvlak dan kantoorplus. Kosten vallen (wat) hoger uit dan kantoorplus. Door directe contact met uitgaansgebied extra mogelijkheden voor gerichte waarschuwingscampagnes. Voorlichting- en adviesmogelijkheden, ook onder niettesters en niet-gebruikers.
(Veel) meer Minder Lager Alles Niets over bekend, alleen over de uitgaanslocatie
Haalbaarheid
Nauwelijks of geen praktische problemen. Bescheiden extra kosten.
Calamiteiten
Door bekendheid met gebruikers kan adequaat worden gereageerd.
Andere aspecten
Praktische problemen goed oplosbaar. Geen extra kosten, maar wel te verwachten bij verdere uitbreiding. Doordat niets bekend is over gebruikers minder mogelijkheden.
Vergelijken we de onderzochte testmodaliteiten met testen op party’s of in uitgaansgelegenheden, dan ontstaat het volgende beeld. Kantoorplus bereikt vrijwel zeker veel minder gebruikers op dan testen op locatie. Het testen geschiedt het verst van het moment van gebruik. Daar staat tegenover dat waarschijnlijk een groter deel van de pillen wordt doorgestuurd naar het laboratorium. Het testen op een bus in een uitgaansgebied heeft als voordeel boven testen in een uitgaanslocatie dat het publiek van meerdere clubs tegelijk kan worden bereikt. Op een party zelf zullen waarschijnlijk meer gebruikers worden bereikt en ook meer pillen getest dan voor de ingang. Mogelijk worden nog meer nieuwe/andere groepen gebruikers bereikt. Een potentieel nadeel is de praktische uitvoerbaarheid, er moet
81
namelijk medewerking zijn van de club of partyorganisatie. Er zijn uitstekende mogelijkheden voor een gerichte waarschuwingscampagne. Inleveren van pillen via de security staat op gespannen voet met testen op locatie. Wanneer men bij de ingang pillen moet afstaan, is het tegenstrijdig om vervolgens na binnenkomst pillen te laten testen. Een groot voordeel van testen op locatie is dat pillen direct getest kunnen worden, dat er informatie is over de gebruikers, waardoor er veel adequater gereageerd kan worden bij calamiteiten.
Aanmoedigende werking Het níet gebruiken van ecstasy is – zo blijkt uit interviews met uitgaanders die het nog nooit hebben genomen – vaak het resultaat van een bewuste keuze die vooral gebaseerd op bezorgdheid om of angst voor de schadelijkheid van de drug en op persoonlijke voorkeuren. Ook pillentesten speelt een (bescheiden) rol in de keuze om geen ecstasy te gebruiken. De gevaarlijke pillen die door de pillentest worden aangetroffen en de waarschuwingsfolders zijn namelijk voor een deel van de nietgebruikers reden om van ecstasy af te blijven. Er is echter een klein deel van de nietgebruikers die ‘er nog niet aan toegekomen is’ en die mogelijk door het pillen testen hun eerste ecstasy zou kunnen gaan nemen. Toch rapporteert de meerderheid van deze niet-gebruikers de mogelijkheid een pil van ‘goede kwaliteit’ te gebruiken, niet te zullen benutten. Het wél gebruiken van ecstasy – zo blijkt uit interviews met uitgaanders die het afgelopen jaar deze drug nog hebben gebruikt - komt vooral voort uit nieuwsgierigheid naar het middel, die mede geprikkeld wordt door de ‘goede verhalen’ die, met name in hun vriendenkring, de ronde doen. Net als in eerder Europees onderzoek pleit de tijdspanne tussen gebruik en testen tegen een oorzakelijk verband tussen pillentesten en initiatie van ecstasygebruik. De onderzochte testende gebruikers maken gemiddeld drie jaar na hun eerste ecstasy voor het eerst gebruik van een testservice. We vonden ook nu geen verschil tussen testende en niet-testende gebruikers in beginleeftijd van ecstasygebruik (rond de 18 jaar). En we vonden ook nu niet dat het pillentesten een aanmoedigend effect heeft op de frequentie van ecstasygebruik. Kortom: een vergelijking tussen gebruikers die wel en die niet hun pillen laten testen laat geen aanmoedigende werking zien. De resultaten van eerder Europees onderzoek worden bevestigd. De vraag of van testen desalniettemin een algemene aanmoedigende of legitimerende werking uitgaat voor zowel testende als niet-testende gebruikers, kan op basis van ons onderzoek niet beantwoord worden. Een complex van factoren is van invloed op (het beginnen met) ecstasygebruik: vriendenkring, setting, gelegenheid, predispositie, etcetera. Het pillentesten is binnen dit complex slechts een kleine interventie, die bovendien enkele jaren na het eerste 82
gebruik van ecstasy plaatsvindt. Een groot effect op ecstasygebruik is van het pillentesten dan ook niet te verwachten. Respondenten die géén ecstasy gebruiken vormen duidelijk een andere groep dan de respondenten in dezelfde uitgaansgebieden die wel ecstasy gebruiken. Zowel wat betreft achtergrondkenmerken (meer meisjes en vrouwen) als wat betreft middelengebruik (uitgezonderd alcohol veel minder ervaring met legale en illegale middelen). Niet-gebruikers, zo bleek ook al uit eerder Europees onderzoek, vormen een grotendeels separate groep jongeren binnen het uitgaanscircuit die er veelal bewust voor kiezen geen ecstasy te gebruiken. Concluderend levert het onderzoek – net als eerdere Nederlandse en Europese studies – geen duidelijke aanwijzingen op voor een aanmoedigende werking van pillentesten op ecstasygebruik.
Aanbevelingen 1. Openingsuren van de bestaande testkantoren kunnen gehandhaafd blijven. Het open stellen van testkantoren tijdens het weekend (kantoorplus) levert nauwelijks of geen voordelen op, maar wel extra kosten. 2. Implementeren en uitbreiden van testen in uitgaansgebieden. Deze testmodaliteit blijkt voornamelijk voordelen te hebben en blijkt een goede aanvulling te zijn op de bestaande kantoortest. 3. Onderzoek naar de effecten van het testen van securitypillen. Weliswaar levert deze aanpak relatief veel pillen op, maar te verwachten valt dat hier op den duur een kentering in zal komen en dat marktverschuivingen (andere distributie, ‘smokkelmethoden’) zullen plaatsvinden. 4. Normatieve studie naar voor- en nadelen van pillentesten Het onderzoek laat zien dat pillentesten geen duidelijk aantoonbare rol speelt bij het gaan gebruiken van ecstasy en consumenten die reeds ecstasy nemen niet aanmoedigt om meer te gebruiken. Weliswaar is er een kleine groep die mogelijk wel (eerder) overgaat tot het gebruik van ecstasy, maar daar staat tegenover dat van de waarschuwingen die voortvloeien uit het pillen testen ook niet-gebruikers bestendigt in hun besluit om geen ecstasy te gaan nemen. Bij een keuze voor of tegen pillen testen dienen deze aspecten tegen elkaar afgewogen te worden, waarbij vanuit het perspectief van de volksgezondheid het belang van monitoring en surveillance meegewogen zou moeten worden. Maar zelfs al zou een rationele afweging op basis van uitsluitend empirische gegevens mogelijk zijn, dan nog blijft de ethische vraag bestaan of, onbedoeld, van pillen testen wellicht een legitimerende werking uitgaat. Het
83
antwoord op deze vraag zou gevonden kunnen worden in een normatieve studie naar pillen testen. 5. Onderzoek naar verlenging van de acht weken lijst Een belangrijk probleem bij pillentesten is dat gebruikers vaak niet bereid zijn om hun pillen waarvan geen uitslag gegeven kan worden, naar het laboratorium te laten sturen. Er zijn goede (veiligheids-)redenen zijn om zorgvuldig te zijn bij het geven van uitslagen over geteste pillen. Dit gebeurt nu door uit te gaan van een lijst van pillen die in de afgelopen acht weken zijn geanalyseerd. Ons onderzoek indiceert dat er minder nieuwe pillen op de markt verschijnen dan het huidige systeem suggereert. Wij achten het zinvol om te onderzoeken in hoeverre de periode verlengd kan worden. Het belangrijkste argument hiervoor is dat van het niet kunnen geven van een uitslag tot op zekere hoogte een ontmoedigende werking uitgaat om pillen in het vervolg te laten testen, respectievelijk andere gebruikers minder gestimuleerd worden om dit te doen. Hierdoor wordt de reikwijdte van DIMS onbedoeld beperkt. 6. Technische aanpassing van de testpraktijk De gangbare praktijk in Nederland is dat alleen gehele pillen voor analyse naar het laboratorium worden doorgestuurd. Gebruikers aan wie geen uitslag over de inhoud van de pil kan worden gegeven zijn vaak niet bereid om hun pil af te geven voor analyse. Onder andere in Oostenrijk is het gangbare praktijk om de analyse uit te voeren op een kleine hoeveelheid van de pil afgeschraapte stof. Samen met gegevens over vorm, gewicht en uiterlijk vindt dan determinatie plaats. Geadviseerd wordt om te onderzoeken in hoeverre deze praktijk ook binnen DIMS zou kunnen worden toegepast ten einde het zicht op de ecstasymarkt te versterken.
84
SUMMARY, CONCLUSIONS & RECOMMENDATIONS
Background ‘Pill testing’ was introduced in the Netherlands at a very early stage, shortly after ecstasy began to spread. It was seen as an intervention to reduce the risks of ecstasy use. Testing was initially performed on a limited scale, mainly on-site at large dance events. Fairly soon thereafter, in 1992, the Drugs Information and Monitoring System (DIMS) was created at the national level. Among the tasks of this agency – which is part of the Netherlands Institute of Mental Health and Addiction (Trimbos Institute) in Utrecht – are the coordination of pill testing at the various testing sites throughout the country and the nationwide ‘monitoring’ and ‘surveillance’ of illicit drug markets. Testing ecstasy pills enables experts to follow developments in the ecstasy market (monitoring) and to launch warning campaigns in the event that hazardous pill types come to light (surveillance). The purpose of pill testing, then as now, has not been just to assess the content (quality and quantity of the ingredients) of pills sold as ecstasy, but also – and in the view of some, primarily – to educate people about drugs. Pill testing at raves and other events was discontinued in 1999. Currently pill testing is carried out exclusively ‘in the office’.41 Even though the number of offices where pills can be tested has been significantly expanded, the number of pills tested has declined in recent years. That increasingly hampers the ability of DIMS to monitor trends in the ecstasy market, and this reduced ‘visibility’ has prompted a search for new ways to improve the monitoring of party drugs. Theoretically, mobile testing facilities located at places where drug use actually occurs, like dance parties and clubs, could be employed for this purpose. On 29 January 2002, the Lower Chamber of the Dutch Parliament passed a motion (24 007, no. 98) asking the government to reject any resumption of pill testing at dance events. Before coming to a final decision on carrying out the motion, the Cabinet decided to commission a systematic study to compare the pill testing done at the currently existing locations with other procedures that could potentially improve the monitoring of party drugs.
41
The offices also test ecstasy in other forms, such as powder, as well as other drugs, but these fall outside the scope of this report.
85
The study In the final quarter of 2002, we assessed three ‘experimental’ testing modalities: testing in the existing offices during weekend hours (office-plus), testing in mobile facilities parked in nightlife areas (bus), and testing pills confiscated by security and door staff at the entrances of nightlife venues (security pills). We can position these three testing modalities on a continuum between the currently existing office-based testing procedure (usually once a week on a weekday) and the actual point in time at which ecstasy is taken (during night-time entertainment activities). ‘Office-plus’ services would theoretically increase the accessibility of officebased testing by providing weekend opening hours. The ‘bus parked in a nightlife area’ comes closer to the actual moment of ecstasy use, and the ‘security pills’ confiscated at clubs and dance events come closest.
By analysing data about the various testing modalities, data about the tested pills, and data obtained in interviews both with ecstasy users and with other clubbers and partygoers who had never taken ecstasy, we investigated the following questions: 6. How can we increase the numbers of drug samples and the representativeness of drug sampling in nightlife scenes? 7. What groups of ecstasy users are reached with which testing modalities? 8. Does pill testing have an encouraging effect on ecstasy use? 9. What are the benefits and drawbacks of the various modalities of pill testing? How can testing best be organised? 10. Which testing modality offers the best potential for adequately responding to emergency situations? This concluding chapter of the report first reviews current practice at the testing offices now operating in the Netherlands. It then discusses four of the five research questions in relation to each modality that we evaluated. The reference points defined at either end of the continuum are the testing practice at the currently existing offices and the on-the-spot testing at dance events as performed until 1999. We then summarise our findings on whether pill testing might tend to encourage more ecstasy use. We conclude with a series of recommendations.
86
Current testing offices Pills submitted for testing Ecstasy users may submit drugs to any of 23 Dutch offices that provide testing services, where the drugs are either tested on the spot or forwarded for laboratory testing. Most such offices are open once a week. There are considerable variations between them, both in the absolute numbers of pills submitted for testing and in the wax or wane between 2001 and our study in 2002. Wide variations are also seen in the types of pills submitted both nationally and regionally. Though most pills do contain ‘real ecstasy’ (MDMA), there continues to be a remarkable diversity in the ‘types’ of pills (logos and colours), as well as sharp fluctuations in their MDMA content. For the identification of the ecstasy pills brought in for testing, DIMS uses a highly upto-date, automated database containing information on pills analysed by DIMS in the preceding eight weeks. The longer such a period becomes, the greater the risk of encountering ‘look-alikes’ – pills with identical external features but with different contents. Experience has learnt that an acceptable degree of reliability can be assured over an eight-week period and that such a period is also practically viable. Restricting the period to eight weeks does have the consequence, however, that most pills are not recognisable on the spot and need to be forwarded to the lab for analysis (with the user’s consent). Many users are unwilling to allow that, and this may distort the insight into the ecstasy market. As part of our study, we compared the data from the pills submitted during the study period, including the unrecognised ones, with the entire database on pills analysed by DIMS since the beginning of 2000. We discovered that a large proportion of the initially unidentified pills had actually been recorded previously by DIMS and were therefore not really new pills. The ecstasy users Ecstasy users who have their pills tested during the existing office hours are a diversified group, but the majority are youths or men with an ethnic Dutch background. The vast majority are engaged in paid employment and/or study. As well as taking ecstasy, they report considerable experience with alcohol, tobacco and cannabis, and to a lesser extent also with powder cocaine and other drugs (but very little with heroin or crack cocaine). They include both experienced users who take ecstasy every week and less experienced ones who just take it occasionally. The most common pattern of ecstasy use over time involves increasing amounts taken up to a peak, followed by a decline to some lower level. The average dose is two pills per occasion. If ecstasy is taken in combination with another substance, that is usually alco87
hol, and to a lesser extent cannabis. Pills are usually bought from a friend or a known dealer before a night out. In buying ecstasy, knowing the dealer is considered far more important than obtaining pills with a familiar logo or colour.
Extending the opening hours Pills Although ecstasy users did make some use of the office-plus services – which provided office testing on Saturdays – the pills submitted were few in number. They were also no more likely to be new or different pills (containing greater or lesser amounts of MDMA) than those seen in the existing office hours. Nor was the willingness of users to surrender their pills for lab testing any greater than on weekdays. Hence, extending the opening hours does not seem to deliver more information about the pill market. Ecstasy users Office-plus testing did not reach more ecstasy users, and it reached very few new ones. The majority reported already using the services during ordinary office hours, and they expressed little dissatisfaction about the days when the ordinary services were open. Basically, some people that previously used the weekday services now just shifted to using them on Saturday. Viability Whether extending the opening hours was practically viable depended heavily on the policy priorities of the addiction care agencies and the local authorities in the region. The practical implementation presented few real difficulties. In financial terms, officeplus services entailed some modest additional costs. Emergencies Office-plus services basically offer the same potential for adequate emergency responses as the existing offices.
Buses in nightlife areas Pills Pill testing in a bus parked in a night-time entertainment area was found to attract greater numbers of pills submitted for testing than the office-plus services. It is uncertain whether different segments of the pill market were also reached. Although the 88
pills tested in buses proved to be somewhat below average in strength, that could have been characteristic of the regional market, since the existing testing offices in the selected regions where the bus operated also reported lower pill strengths than regions elsewhere. In comparison with the existing offices, ecstasy users visiting the bus were less willing to surrender their pills for further analysis if these could not be identified on the spot. That could be because many of them wanted to take the pill the same evening. Although some of the non-surrendered (but recorded) pills later turned out to be known types, the reluctance of users to part with their pills means that any new market segments potentially reached by the bus may remain hidden to DIMS after all. Ecstasy users Most of the ecstasy users in the bus subsample who came in for testing had never had their pills tested before at an existing office. This indicates that testing in nightlife areas indeed succeeded in reaching previously uncontacted ecstasy users. To some extent the method also attracted different segments of the users’ population in terms of background characteristics, patterns of ecstasy use, and consumption patterns of other legal and illicit substances. Ecstasy users that had their pills tested on the bus were younger and some of them expressed different music preferences. They had started doing ecstasy relatively early, and their current use of ecstasy, and of stimulants in general, was higher than that of the group that tested in the existing offices. They usually bought their own ecstasy, and they were relatively more likely to buy it from a dealer they knew than from a friend. They were also relatively more likely than those testing in offices to buy it on a night out, although the majority of respondents in both subsamples still usually bought it prior to going out. In sum, the bus clients were younger, more active ecstasy users who probably also took slightly more risks in purchasing the drug. Viability The practical viability of bus testing was likewise heavily dependent on the policy priorities of addiction care agencies and local authorities in the region. Some regions already show some reluctance towards the existing testing method, and these would seem least likely to support on-site testing in nightlife areas. The practical implementation of bus testing presented no real problems in the regions studied. Although testing in a bus in a nightlife area is more costly than the services now existing, it would not necessarily cost more than office-plus testing, provided a bus is already available and no additional bus driver has to be engaged. Emergencies In view of its direct contact with the nightlife area, bus testing would enhance the potential for launching targeted warning campaigns. 89
Security pills Pills In relative terms, ‘security pills’ (those confiscated in nightlife venues) were rather more numerous than in other modalities, and in part they also appeared to reflect a different market segment. About one in ten security pills contained no MDMA at all, and the average MDMA content was somewhat lower too. The impression arises that pills ‘from the nightlife scene’ are less strong. Ecstasy users No data is available about the ecstasy users from whom pills were confiscated. Viability Some delay in testing was incurred due to the required police procedures surrounding the confiscated pills. However, partly on the basis of the experiences in this study and the solutions we reached, we believe it would be no problem to expand DIMS to include this testing variant elsewhere in the Netherlands. The testing of security pills did not entail higher costs, but expansion nationwide can be expected to substantially increase laboratory costs, initially at least, because of the greater numbers of pills supplied for testing. In all probability, costs will decline after that. Emergencies One limitation of this modality is that nothing is known about the people from whom security pills are confiscated. It would therefore be essential to at least keep accurate records of which pills were confiscated in which venue, if rapid, effective warning campaigns are to be launched that can target specific venues or nightlife areas.
Benefits and drawbacks The table below schematically summarises the pros and cons of the three evaluated testing modalities in comparison with the currently existing method of testing ecstasy in an office on weekdays. Office-plus testing was found to have no real advantages above the existing method, and the main drawback is the somewhat higher cost. Both these modalities attract relatively small numbers of ecstasy users. The benefits of testing pills in buses parked in nightlife areas lie mainly in the ability to reach a more varied group of users. Compared to the existing approach, this variant probably also makes more pills available for monitoring – including more previously unknown types. It also offers added potential for conducting warning campaigns. Moreover, the bus not only reaches testers, but also other ecstasy users who did not come to have their ecstasy tested, and even nightlifers who do not take ecstasy. The main draw90
backs lie in the practical viability and the higher costs. The security modality gains access to still more pills, all of which are available for lab analysis. This could be vitally important in market surveillance. However, the fact that nothing is known about the users from whom the pills were confiscated limits the potential to adequately respond to emergencies. Pros and cons of the three evaluated pill-testing modalities compared to the currently existing testing offices Office-plus Pills: Number % New pills Dose Sent to lab Users
Viability
Emergencies
Other features
Equal (?) Lower Equal Equal Largely the same as in existing offices
Bus parked in nightlife area
More (?) Higher Lower (?) Fewer Younger. Somewhat different music preferences. Earlier initiation to drug use and higher ecstasy use. Relatively more ecstasy bought in nightlife scene. Few or no practical Implementation went without problems. Modest problems, but less support additional costs. likely in some regions than for office-plus. Costs slightly or considerably more than officeplus. Adequate response Direct contact with nightlife because users are area provides extra potential known. for targeted warning campaigns. Opportunities for drugs education and advice, also to nontesters and non-drug users
Security pills Many more Lower Lower All No information on individual users, only on nightlife venue
Practical problems readily resolvable. No extra costs during trial, but they are expected on expansion. Less potential because users are unknown
If we compare the evaluated testing modalities with the on-site provision of pill testing at dance events or nightlife venues, the following picture emerges. Office-plus services are almost sure to reach far fewer ecstasy users than on-site testing. Officebased testing is the farthest removed in time from the actual moment of ecstasy use. An advantage is that probably a larger percentage of the accessible pills can be forwarded to the lab. An advantage of testing in a bus parked in a nightlife area as compared to on-site testing in one club is that the clients of different clubs can be reached simultaneously. Inside a large dance event, however, more users would 91
probably be reached and more pills tested than in a bus parked outside the entrance. Possibly more new users or more varied groups of users would also be reached. A potential drawback of inside testing is its practical viability, given that the cooperation of club managements or party organisers is required. The potential for targeted warning campaigns is excellent. Confiscation of pills by security staff is incompatible with on-site testing on the premises – it would be absurd to confiscate pills at the door but to allow testing inside. Important advantages of on-site testing are that pills can be tested immediately and that information can be obtained about the users, enabling a much more effective response in the event of emergencies.
Encouragement of ecstasy use Not taking ecstasy is often the result of a conscious decision which – as reported in our interviews with club- and partygoers who had never taken the drug – is mainly based on concerns or fears about the harmful effects of the drug, and also on personal preferences. Pill testing was also reported to play a minor role in decisions not to take ecstasy. The hazardous pills sometimes detected by pill tests and the warning leaflets distributed by the pill-testing services had influenced some of the non-users to stay away from ecstasy. A small proportion of the non-users did report that they had ‘not yet got round to’ taking ecstasy yet, and pill-testing services might conceivably facilitate that step. The majority of them, however, said they would not avail themselves of chance opportunities to take a ‘good-quality’ pill. Nightlifers who had taken ecstasy in the past year reported that their use of the drug was motivated mainly by curiosity, which was partly stimulated by the ‘good stories’ that go around about the drug, especially amongst friends. As in previous European research, the considerable time that elapses between the first use of ecstasy and the first use of a testing service argues against any causal connection between pill testing and the initiation of ecstasy use. The testers had not used a testing service until an average of three years after taking their first ecstasy. We also found no difference here between testing and non-testing users in terms of the age of first ecstasy use (around 18 years). Nor did we find pill testing to have any stimulating influence on the frequency of ecstasy use. In other words, a comparison between testing and non-testing ecstasy users did not reveal any encouragement of ecstasy use. This confirms the earlier European research. The question of whether pill-testing services may nonetheless have an encouraging or legitimising effect in a more general way on either testing or non-testing users cannot be answered on the basis of our data.
92
A whole complex of influencing factors contributes to the first use as well as the continued use of ecstasy – among them circles of friends, settings, opportunities and predisposition. Pill testing is no more than a minor intervention within this complex, which furthermore does not occur until several years after the first use of ecstasy. No major effect on ecstasy use should therefore be anticipated from pill testing. Our respondents who never used ecstasy were a distinctly different group from the respondents in the same nightlife scenes who did take the drug. This was reflected both in background characteristics (more girls and women) and in their substance use behaviour (far less experience with legal and illicit recreational substances, except for alcohol). Non-users, as also seen in earlier European research, largely constitute a separate group of people within the nightlife scene, most of whom have consciously decided against the use of ecstasy. In conclusion, the present study, like earlier Dutch and European ones, produced no credible evidence that pill testing encourages ecstasy use.
Recommendations 1. Opening hours of existing pill-testing offices can remain unchanged. Opening testing offices at weekends (the ‘office-plus’ modality) would bring little or no advantage and would entail extra costs. 2. Implement and expand pill testing in nightlife areas. This testing modality was found to have mainly advantages and should prove a useful enhancement to the existing office-based testing facilities. 3. Research on the effects of testing security pills Although this approach now yields relatively large numbers of pills, this should eventually decline as a result of market shifts (different modes of distribution and ‘smuggling methods’). 4. Normative research on the benefits and drawbacks of pill testing The present study has shown that pill testing does not play any clearly identifiable role in encouraging the first use of ecstasy, nor does it stimulate current users to take more of the drug. Although a small group may start taking ecstasy earlier or more readily as a result of testing, that should be offset by the deterrent effect of the warnings issued by testing services, which also confirm non-users in their decision not to take ecstasy. Any determination of whether or not to provide pill-testing services should weigh these considerations, as well as taking into account the importance of monitoring and surveillance of the ecstasy market from a public health perspective. 93
However, even if a rational decision on pill testing were possible exclusively on the basis of empirical data, the ethical question still remains as to whether the official testing of ecstasy pills might have an unintended legitimising effect. This question could be addressed by carrying out a normative study on pill testing. 5. Research on lengthening the eight-week list A serious problem in pill testing is that ecstasy users are often not willing to have their pills forwarded to a laboratory when no immediate identification can be made at the testing site. There are good reasons, especially relating to safety, to be cautious before providing test results on individual pills. That caution is now observed by carefully comparing pills to a list of pills that have undergone analysis in the previous eight weeks. Our study indicates that fewer new types of pills are now appearing on the market than the current system implies. We believe that research is needed on whether this eight-week period can be lengthened. The strongest argument for this is that a frequent inability to provide immediate test results tends to discourage people from having their pills tested in future, or may discourage other users from even starting to test. This inadvertently limits the scope of DIMS. 6. Technical modifications to current testing practices Current practice in the Netherlands is that only whole pills are forwarded to the laboratory for analysis. Ecstasy users who cannot be given immediate test results on the content of their pills are often unwilling to surrender the pills for analysis. In some countries, such as Austria, analysis is usually performed on a thin sliver of material scraped off the pill. Identification is based on those test results in combination with information on the pill’s form, weight and appearance. Our advice is to investigate whether a similar practice could be applied within the DIMS to improve insight into the ecstasy market.
94
BIJLAGE Begrippenlijst
97
Aangeleverde pillen Tabel 4.1: Kantoorplus versus bestaande openingstijden kantoren in dezelfde regio Tabel 4.2: Plusregio’s versus pluscontroleregio’s Tabel 4.3: Plusregio’s versus alle controleregio’s Tabel 4.4: Bus versus kantoren in dezelfde regio Tabel 4.5: Busregio’s versus buscontroleregio’s Tabel 4.6: Busregio’s versus alle controleregio’s Tabel 4.7: Security versus alle controleregio’s
99 99
De respondenten Tabel 5.1: Algemene kenmerken – totale controlegroep Tabel 5.2: Uitgaansgedrag – totale controlegroep Tabel 5.3: Gebruik van en mening over testfaciliteiten – totale controlegroep Tabel 5.4: Algemene kenmerken – busgroep en buscontrolegroep Tabel 5.5: Uitgaansgedrag – busgroep en buscontrolegroep Tabel 5.6: Gebruik van en mening over testfaciliteiten – busgroep en buscontrolegroep Tabel 5.7: Algemene kenmerken – testende en niet-testende gebruikers Tabel 5.8: Uitgaansgedrag – testende en niet-testende gebruikers Tabel 5.9: Redenen om ecstasy niet te laten testen – niet-testende gebruikers Middelengebruik Tabel 6.1: Middelengebruik – totale controlegroep Tabel 6.2: Startleeftijd van middelengebruik – totale controlegroep Tabel 6.3: Ecstasygebruik en aanschaf – totale controlegroep Tabel 6.4: Gebruikspatroon – totale controlegroep Tabel 6.5: Combigebruik ecstasy met andere drugs – totale controlegroep Tabel 6.6: Middelengebruik – busgroep en buscontrolegroep Tabel 6.7: Startleeftijd van middelengebruik – busgroep en buscontrolegroep Tabel 6.8: Ecstasygebruik en aanschaf – busgroep en buscontrolegroep Tabel 6.9: Gebruikspatroon – busgroep en buscontrolegroep Tabel 6.10: Combigebruik ecstasy met andere drugs – busgroep en buscontrolegroep Tabel 6.11: Middelengebruik – testende en niet-testende gebruikers Tabel 6.12: Startleeftijd van middelengebruik – testende en niet-testende gebruikers Tabel 6.13: Ecstasygebruik en aanschaf – testende en niet-testende gebruikers Tabel 6.14: Gebruikspatroon – testende en niet-testende gebruikers Tabel 6.15: Combigebruik ecstasy met andere drugs – testende en niet-testende gebruikers Aanmoedigende werking Tabel 7.1: Algemene kenmerken – gebruikers en niet-gebruikers Tabel 7.2: Uitgaansgedrag – gebruikers en niet-gebruikers Tabel 7.3: Middelengebruik – gebruikers en niet-gebruikers
100 101 102 103 103 104 105 106 107 108 109
110 110 111 112 113 114 115 116 117 118
119 119 120 121
95
Tabel 7.4: Startleeftijd van middelengebruik – gebruikers en niet-gebruikers Tabel 7.5: Redenen om géén ecstasy te gebruiken – niet-gebruikers Tabel 7.6: Redenen voor het eerste gebruik van ecstasy – busgroep en buscontrolegroep Tabel 7.7: Redenen voor het eerste gebruik van ecstasy – testende en niet-testende gebruikers Tabel 7.8: Chronologie in testen en gebruik Tabel 7.9: Zouden niet-gebruikers ecstasy nemen als deze was getest Tabel 7.10: Mening over pillengebruik en testen Tabel 7.11: Hoeveel pillen bij verschillende testresultaten Tabel 7.12: Frequentie en hoeveelheid van gebruik – busgroep en buscontrolegroep Tabel 7.13: Frequentie en hoeveelheid van gebruik – testende en niet-testende gebruikers Tabel 7.14: Regressieanalyse – busgroep en buscontrolegroep Tabel 7.15: Regressieanalyse – testende en niet-testende gebruikers
122
123 124
125 126
96
Begrippenlijst Niet-herkende pillen Pillen die in de afgelopen acht weken niet door DIMS zijn gesignaleerd. Niet-bekende pillen Pillen die sinds begin 2000 niet door DIMS zijn gesignaleerd. Doorgestuurde pillen Niet-herkende pillen die, wanneer de gebruiker daartoe bereid is, doorgestuurd worden naar het laboratorium voor verdere analyse. Het weergegeven percentage doorgestuurde pillen is een percentage van de niet-herkende pillen. MDMA-achtigen Pillen die uitsluitend MDMA, MDEA, MDA, of een combinatie hiervan bevatten. Wanneer de pil zonder andere stoffen daarnaast een lage dosis cafeïne (< 30 mg) bevat, wordt de pil ook tot deze groep gerekend. MDMA-achtigen Pillen die MDMA, MDEA, MDA, of een combinatie hiervan bevatten en daarnaast (meth)met andere stoffen amfetaminen, een hoge dosering cafeïne ( 30 mg), of een andere onbekende stof. In een enkel geval is de dosering MDMA lager dan de dosering van de andere stof. Overige pillen Pillen die geen MDMA-achtige stoffen bevatten. Twaalf pillen bevatten geen werkzame stoffen, de overigen bevatten o.a. (meth)amfetaminen, cafeïne en viagra. Dosering pillen De dosering van pillen heeft uitsluitend betrekking op MDMA-achtigen (MDMA of een MDMA/MDEA/MDA combinatie) zonder andere stoffen. Laag gedoseerd MDMA Minder dan 70 mg MDMA. Hoog gedoseerd MDMA 70 mg of meer MDMA. Bijzondere pillen Pillen die gekocht zijn als iets anders dan de testuitslag uitwijst (bijvoorbeeld een pil die als ecstasy is gekocht, maar amfetamine blijkt te bevatten). Ook zijn dit pillen met een uitzonderlijk hoge (maar niet direct gevaarlijke) dosering van bepaalde stoffen (>150 mg MDMA; >120 mg MDEA; >80 mg MDA; > 40 mg amfetamine; >20 mg methamfetamine; >5 mg PMA; >25 mg ketamine; >10 mg 2CB; >3 mg DOB; >400 mg cafeïne) of een bijzondere combinatie van stoffen. Classificatie van deze pillen is door medewerkers van DIMS uitgevoerd. Plusregio's (Aangeleverde pillen uit) regio’s waar de testkantoren tijdens het onderzoek ook op zaterdag geopend waren. Het betreft de regio’s Arnhem en Den Haag. Kantoorplus (Aangeleverde pillen uit) zaterdagse openstelling van het testkantoor in de plusregio’s. Busregio's (Aangeleverde pillen uit) regio’s waar tijdens het onderzoek een mobiel testkantoor (bus) geplaatst was in het uitgaansgebied. Het betreft de regio’s Groningen en Eindhoven. Bus (Aangeleverde pillen uit) de bus in het uitgaansgebied in de busregio’s. Security (Aangeleverde pillen uit) inbeslagnames door beveilingspersoneel/portiers bij uitgaansgelegenheden. Pluscontroleregio's (Aangeleverde pillen uit) regio’s zonder experiment, bedoeld als controle voor de plusregio’s. Het betreft de regio’s Rotterdam en Amsterdam. Buscontroleregio’s (Aangeleverde pillen uit) regio’s zonder experiment, bedoeld als controle voor de busregio’s. Het betreft de regio’s Utrecht en Nijmegen. Alle controleregio’s (Aangeleverde pillen uit) de specifieke controleregio’s (pluscontroleregio’s en buscontroleregio’s) en resterende regio’s met een testservice tezamen. Testende gebruikers Respondenten die het afgelopen jaar ecstasy hebben gebruikt en tijdens het onderzoek hun pillen lieten testen. Niet-testende gebruikers Respondenten uit de uitgaansgebieden die het afgelopen jaar ecstasy hebben gebruikt en nog nooit pillen lieten testen. Niet-gebruikers Respondenten uit de uitgaansgebieden in de busregio’s die nog nooit ecstasy hebben gebruikt. Busgroep Testende gebruikers die tijdens het onderzoek hun pillen lieten testen in de bus in het uitgaansgebied. Buscontrolegroep Testende gebruikers die tijdens het onderzoek hun pillen lieten testen op de bestaande testkanto-
97
ren in de busregio’s en in de buscontroleregio’s. Totale controlegroep Testende gebruikers die tijdens het onderzoek hun pillen lieten testen op de bestaande testkantoren/openingstijden in de plusregio’s, de busregio’s, de pluscontroleregio’s, en de buscontroleregio’s. Beginnende testers Testende gebruikers die het afgelopen jaar nog niet eerder hun pillen lieten testen. Ervaren testers Testende gebruikers die ten minste eenmaal eerder in het afgelopen jaar hun pillen lieten testen. Significantie n.s. * ** *** ****
niet significant < .05 < .01 < .005 < .001
98
Aangeleverde pillen Tabel 4.1: Kantoorplus versus bestaande openingstijden kantoren in dezelfde regio
Aangeleverde pillen
kantoor plus 32
kantoren dezelfde regio 42
verschil
Niet-herkende pillen
84.4%
90.5%
n.s.
Niet-bekende pillen
17.2%
35.7%
n.s.
Doorgestuurde pillen
70.4%
94.7%
*
Soort pillen MDMA-achtigen zonder andere stoffen MDMA-achtigen met andere stoffen Overige
95.8% 0% 4.7%
90.0% 2.5% 7.5%
n.s.
Dosering pillen laag gedoseerd MDMA hoog gedoseerd MDMA
34.8% 65.2%
30.6% 69.4%
n.s.
40-148 mg 83.6 mg
37-134 mg 79.8 mg
n.s.
0%
9.8%
n.s.
Aangeleverde pillen
plusregio’s 74
plus controleregio’s 94
verschil
Niet-herkende pillen
87.8%
80.9%
n.s.
Niet-bekende pillen
28.2%
28.6%
n.s.
Doorgestuurde pillen
84.6%
93.4%
n.s.
Soort pillen MDMA-achtigen zonder andere stoffen MDMA-achtigen met andere stoffen Overige
92.2% 1.6% 6.3%
92.1% 3.4% 4.5%
n.s.
Dosering pillen laag gedoseerd MDMA hoog gedoseerd MDMA
32.2% 67.8%
34.2% 65.8%
n.s.
37-148 mg 81.3 mg
16-149 mg 77.7 mg
n.s.
6.0%
4.5%
n.s.
spreiding gemiddeld Bijzondere pillen
Tabel 4.2: Plusregio’s versus pluscontroleregio’s
spreiding gemiddeld Bijzondere pillen
99
Tabel 4.3: Plusregio’s versus alle controleregio’s
Aangeleverde pillen
plusregio’s 74
alle controleregio’s 631
verschil
Niet-herkende pillen
87.8%
88.4%
n.s.
Niet-bekende pillen
28.2%
40.2%
*
Doorgestuurde pillen
84.6%
92.7%
*
Soort pillen MDMA-achtigen zonder andere stoffen MDMA-achtigen met andere stoffen Overige
92.2% 1.6% 6.3%
93.9% 1.9% 4.2%
n.s.
Dosering pillen laag gedoseerd MDMA hoog gedoseerd MDMA
32.2% 67.8%
38.7% 61.3%
n.s.
37-148 mg 81.3 mg
8-202 mg 80.4 mg
n.s.
6.0%
5.7%
n.s.
Aangeleverde pillen
bus 54
kantoren dezelfde regio 34
verschil
Niet-herkende pillen
72.2%
79.4%
n.s.
Niet-bekende pillen
39.6%
28.1%
n.s.
Doorgestuurde pillen
48.7%
77.8%
*
Soort pillen MDMA-achtigen zonder andere stoffen MDMA-achtigen met andere stoffen Overige
100% 0% 0%
96.4% 0% 3.6%
n.s.
Dosering pillen laag gedoseerd MDMA hoog gedoseerd MDMA
52.9% 47.1%
81.5% 18.5%
*
15-141 mg 71.0 mg
19-94 mg 57.6 mg
*
2.3%
0%
n.s.
spreiding gemiddeld Bijzondere pillen
Tabel 4.4: Bus versus kantoren in dezelfde regio
spreiding gemiddeld Bijzondere pillen
100
Tabel 4.5: Busregio’s versus buscontroleregio’s
Aangeleverde pillen
busregio’s 88
bus controleregio’s 105
verschil
Niet-herkende pillen
75.0%
76.2%
n.s.
Niet-bekende pillen
35.3%
21.9%
*
Doorgestuurde pillen
60.6%
96.3%
****
Soort pillen MDMA-achtigen zonder andere stoffen MDMA-achtigen met andere stoffen Overige
98.4% 0% 1.6%
95.1% 1.0% 3.9%
n.s.
Dosering pillen laag gedoseerd MDMA hoog gedoseerd MDMA
65.0% 35.0%
39.6% 60.4%
***
15-141 mg 65.2 mg
38-157 mg 82.3 mg
****
1.4%
4.8%
n.s.
Aangeleverde pillen
busregio’s 88
alle controleregio’s 631
verschil
Niet-herkende pillen
75.0%
88.4%
****
Niet-bekende pillen
35.3%
40.2%
n.s.
Doorgestuurde pillen
60.6%
92.7%
****
Soort pillen MDMA-achtigen zonder andere stoffen MDMA-achtigen met andere stoffen Overige
98.4% 0% 1.6%
93.9% 1.9% 4.2%
n.s.
Dosering pillen laag gedoseerd MDMA hoog gedoseerd MDMA
65.0% 35.0%
38.7% 61.3%
****
15-141 mg 65.2 mg
8-202 mg 80.4 mg
****
1.4%
5.7%
n.s.
spreiding gemiddeld Bijzondere pillen
Tabel 4.6: Busregio’s versus alle controleregio’s
spreiding gemiddeld Bijzondere pillen
101
Tabel 4.7: Security versus alle controleregio’s
Aangeleverde pillen
security 98
alle controleregio’s 631
verschil
Niet-herkende pillen
88.8%
88.4%
n.s.
Niet-bekende pillen
29.2%
40.2%
*
Doorgestuurde pillen
100%
92.7%
**
Soort pillen MDMA-achtigen zonder andere stoffen MDMA-achtigen met andere stoffen Overige
88.8% 1.0% 10.2%
93.9% 1.9% 4.2%
*
Dosering pillen laag gedoseerd MDMA hoog gedoseerd MDMA
57.5% 42.5%
38.7% 61.3%
****
24-146 mg 63.6 mg
8-202 mg 80.4 mg
1.0%
5.7%
spreiding gemiddeld Bijzondere pillen
****
n.s.
102
De respondenten Tabel 5.1: Algemene kenmerken – totale controlegroep
Geslacht man vrouw
totale controlegroep (n = 118) 83.9% 16.1%
Leeftijd gemiddelde mediaan
28.3 jaar 27.0 jaar
Nationaliteit Nederlands buitenlands
98.3% 1.7%
Etniciteit autochtoon allochtoon
76.3% 23.7%
Woonsituatie zelfstandig / alleen met partner, zonder kind (eren) alleen/ met partner en kind bij ouder(s)/verzorger(s) in groepsverband (bv. woongroep)
44.9% 19.5% 10.2% 17.8% 7.6%
Opleidingsniveau geen / basisonderwijs diploma VMBO diploma HAVO diploma MBO diploma VWO, gymnasium, HBS diploma HBO, universiteit
5.1% 26.3% 13.6% 18.6% 19.5% 16.9%
Student nee ja
61.9% 38.1%
Betaald werk nee ja, parttime ja, fulltime
18.6% 18.6% 62.7%
Maandelijks inkomen minder dan € 500 tussen € 500 en € 999 tussen € 100%0 en € 1999 tussen € 2000 en € 2499 € 2500 of meer
11.3% 31.3% 40.0% 7.8% 9.6%
Impulsive sensation seeking (scores) Man spreiding gemiddelde Vrouw spreiding gemiddelde
1-17 8.8 6-13 8.8
103
Tabel 5.2: Uitgaansgedrag – totale controlegroep
Frequentie uitgaan afgelopen maand eerste keer /1 keer 2-3 keer 4-9 keer 10 keer of vaker Frequentie feesten (afgelopen jaar) Clubs/ disco's gemiddeld mediaan Grootschalige feesten gemiddeld mediaan Kleinschalige feesten gemiddeld mediaan Muziekvoorkeur tijdens het uitgaan trance hardcore/ hardhouse goa- /psytrance gothic/ industrial latin/ salsa R&B/ soul lounge/ triphop
totale controlegroep (n = 118) 22.9% 44.9% 24.6% 7.6%
26.4 keer 20.0 keer 4.0 keer 3.0 keer 9.6 keer 5.0 keer 94.1% 50.0% 22.9% 6.8% 22.9% 24.6% 29.7%
104
Tabel 5.3: Gebruik van en mening over testfaciliteiten – totale controlegroep
Wat zijn je redenen ecstasy te laten testen? Ik wil weten wat erin zit Bezorgdheid om gezondheid Ik wil weten of mijn dealer betrouwbaar is Er werd gewaarschuwd voor gevaarlijke pillen
totale controlegroep (n = 118) 95.8% 58.5% 38.1% 33.1%
Gebruik kantoor doordeweeks afgelopen jaar ja nee
79.7% 20.3%
Ligging kantoor doordeweeks goed redelijk slecht
80.6% 18.3% 1.1%
Openingstijden kantoor doordeweeks goed redelijk slecht
45.2% 36.6% 18.3%
Openingsdagen kantoor doordeweeks goed redelijk slecht
35.5% 41.9% 22.6%
Hoe ver woon je van deze stad vandaan? spreiding gemiddeld Woonplaats zelfde provincie aangrenzende provincie andere provincie
0-120 km 10.4 km 90.7% 7.6% 1.7%
105
Tabel 5.4: Algemene kenmerken – busgroep en buscontrolegroep busgroep n = 44
buscontrolegroep n = 60
79.1% 20.9%
81.7% 18.3%
n.s.
Leeftijd gemiddelde mediaan
24.1 jaar 22.0 jaar
27.5 jaar 26.0 jaar
*
Nationaliteit Nederlands buitenlands
97.7% 2.3%
98.3% 1.7%
n.s.
Etniciteit autochtoon allochtoon
69.8% 30.2%
76.7% 23.3%
n.s.
Woonsituatie zelfstandig / alleen met partner, zonder kind (eren) alleen/ met partner en kind bij ouder(s)/verzorger(s) in groepsverband (bv. woongroep)
55.8% 9.3% 7.0% 23.3% 4.7%
46.7% 13.3% 10.0% 20.0% 10.0%
n.s.
Opleidingsniveau geen / basisonderwijs diploma VMBO diploma HAVO diploma MBO diploma VWO, gymnasium, HBS diploma HBO, universiteit
11.6% 25.6% 9.3% 23.3% 16.3% 14.0%
5.0% 30.0% 15.0% 16.7% 16.7% 16.7%
n.s.
Student nee ja
65.9% 34.1%
66.7% 33.3%
n.s.
Betaald werk nee ja, parttime ja, fulltime
15.9% 31.8% 52.3%
20.0% 16.7% 63.3%
n.s.
Maandelijks inkomen minder dan € 500 tussen € 500 en € 999 tussen € 100%0 en € 1999 tussen € 2000 en € 2499 € 2500 of meer
11.6% 44.2% 23.3% 14.0% 7.0%
12.1% 31.0% 41.4% 8.5% 7.0%
n.s.
2-18 11.0
1-17 9.3
n.s.
5-17 10.2
6-12 9.6
n.s.
Geslacht man vrouw
Impulsive sensation seeking (scores) Man spreiding gemiddelde Vrouw spreiding gemiddelde
verschil
106
Tabel 5.5: Uitgaansgedrag – busgroep en buscontrolegroep
Frequentie uitgaan afgelopen maand eerste keer / 1 keer 2-3 keer 4-9 keer 10 keer of vaker Frequentie feesten (afgelopen jaar) Clubs/ disco's gemiddeld mediaan Grootschalige feesten gemiddeld mediaan Kleinschalige feesten gemiddeld mediaan Muziekvoorkeur tijdens het uitgaan trance hardcore/ hardhouse goa- /psytrance gothic/ industrial latin/ salsa R&B/ soul lounge/ triphop
busgroep n = 44
buscontrolegroep n = 60
11.4% 40.9% 27.3% 20.5%
23.3% 43.3% 26.7% 6.7%
n.s.
31.4 keer 20.0 keer
27.0 keer 24.5 keer
n.s.
4.6 keer 2.0 keer
4.5 keer 3.0 keer
n.s.
11.0 keer 6.5 keer
10.3 keer 5.5 keer
n.s.
90.9% 50.0% 27.3% 20.5% 11.4% 13.6% 9.3%
95.0% 53.3% 20.0% 5.0% 18.3% 21.7% 25.0%
n.s. n.s. n.s. ** n.s. n.s. *
verschil
Tabel 5.6: Gebruik van en mening over testfaciliteiten – busgroep en buscontrolegroep busgroep n = 44
buscontrolegroep n = 60
verschil
81.4% 51.2% 27.9% 9.3%
91.7% 53.3% 35.0% 35.0%
n.s. n.s. n.s. ***
Gebruik kantoor doordeweeks afgelopen jaar ja nee
38.6% 61.4%
78.3% 21.7%
****
Ligging kantoor doordeweeks goed redelijk slecht
76.5% 23.5% 0%
83.0% 14.9% 2.1%
n.s.
Openingstijden kantoor doordeweeks goed redelijk slecht
29.4% 41.2% 29.4%
51.1% 29.8% 19.1%
n.s.
Openingsdagen kantoor doordeweeks goed redelijk slecht
23.5% 41.2% 35.3%
38.3% 34.0% 27.7%
n.s.
0-200 km 15.3 km
0-120 km 12.8 km
79.5% 13.6% 6.8%
83.3% 13.3% 3.3%
Wat zijn je redenen ecstasy te laten testen? Ik wil weten wat erin zit Bezorgdheid om gezondheid Ik wil weten of mijn dealer betrouwbaar is Er werd gewaarschuwd voor gevaarlijke pillen
Hoe ver woon je van deze stad vandaan? spreiding gemiddeld Woonplaats zelfde provincie aangrenzende provincie andere provincie
n.s. n.s.
107
Tabel 5.7: Algemene kenmerken – testende en niet-testende gebruikers testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
79.1% 20.9%
67.5% 32.5%
n.s.
Leeftijd gemiddelde mediaan
24.1 jaar 22.0 jaar
23.7 jaar 22.5 jaar
n.s.
Nationaliteit Nederlands buitenlands
97.7% 2.3%
95.1% 4.9%
n.s.
Etniciteit autochtoon allochtoon
69.8% 30.2%
78.0% 22.0%
n.s.
Woonsituatie zelfstandig / alleen met partner, zonder kind (eren) alleen/ met partner en kind bij ouder(s)/verzorger(s) in groepsverband (bv. woongroep)
55.8% 9.3% 7.0% 23.3% 4.7%
49.6% 13.0% 1.6% 22.8% 13.0%
n.s.
Opleidingsniveau geen / basisonderwijs diploma VMBO diploma HAVO diploma MBO diploma VWO, gymnasium, HBS diploma HBO, universiteit
11.6% 25.6% 9.3% 23.3% 16.3% 14.0%
7.3% 23.6% 13.0% 18.7% 15.4% 22.0%
n.s.
Student nee ja
65.9% 34.1%
47.2% 52.8%
*
Betaald werk nee ja, parttime ja, fulltime
15.9% 31.8% 52.3%
16.3% 38.2% 45.5%
n.s.
Maandelijks inkomen minder dan € 500 tussen € 500 en € 999 tussen € 100%0 en € 1999 tussen € 2000 en € 2499 € 2500 of meer
11.6% 44.2% 23.3% 14.0% 7.0%
23.6% 36.6% 23.6% 8.0% 8.3%
n.s.
2-18 11.0
1-19 11.2
n.s.
5-17 10.2
3-19 11.5
n.s.
Geslacht man vrouw
Impulsive sensation seeking (scores) Man spreiding gemiddelde Vrouw spreiding gemiddelde
verschil
108
Tabel 5.8: Uitgaansgedrag – testende en niet-testende gebruikers
Frequentie uitgaan afgelopen maand eerste keer /1 keer 2-3 keer 4-9 keer 10 keer of vaker Frequentie feesten (afgelopen jaar) Clubs/ disco's gemiddeld mediaan Grootschalige feesten gemiddeld mediaan Kleinschalige feesten gemiddeld mediaan Muziekvoorkeur tijdens het uitgaan trance hardcore/ hardhouse goa- /psytrance gothic/ industrial latin/ salsa R&B/ soul lounge/ triphop
testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
11.4% 40.9% 27.3% 20.5%
6.5% 23.6% 48.8% 21.1%
*
31.4 keer 20.0 keer
41.6 keer 25.0 keer
n.s.
4.6 keer 2.0 keer
3.6 keer 2.0 keer
n.s.
12.7 keer 6.5 keer
10.1 keer 6.0 keer
n.s.
90.9% 50.0% 27.3% 20.5% 11.4% 13.6% 9.3%
77.2% 48.8% 33.3% 22.8% 20.3% 33.3% 36.9%
* n.s. n.s. n.s. n.s. * ****
verschil
Tabel 5.9: Redenen om ecstasy niet te laten testen – niet-testende gebruikers
Wat is je motivatie om géén ecstasy te laten testen? Ik vertrouw degenen waarbij ik mijn ecstasy koop In mijn omgeving kan je je ecstasy niet laten testen Ik ben er nog niet aan toegekomen Ik slik het toch wel, ongeacht de testuitslag Ik weet niet waar de pillentest is Het is spannend om de werking niet precies te weten Vrienden testen mijn ecstasy voor me bij de pillentest Geen vertrouwen in de test Het duurt te lang voordat je de uitslag krijgt Ik ben bang dat ik niet anoniem kan blijven Ik geloof de verhalen over slechte ecstasy niet
niet-testers n = 123 70.5% 35.2% 32.0% 28.7% 25.4% 22.1% 16.4% 15.6% 13.9% 12.3% 11.5%
109
Middelengebruik Tabel 6.1: Middelengebruik – totale controlegroep
Tabak ooit afgelopen jaar afgelopen maand Alcohol ooit afgelopen jaar afgelopen maand Hasj / wiet ooit afgelopen jaar afgelopen maand XTC ooit afgelopen jaar afgelopen maand Cocaïne ooit afgelopen jaar afgelopen maand Amfetamines ooit afgelopen jaar afgelopen maand LSD ooit afgelopen jaar afgelopen maand Paddo's ooit afgelopen jaar afgelopen maand Poppers ooit afgelopen jaar afgelopen maand Herbal XTC / efedra ooit afgelopen jaar afgelopen maand GHB ooit afgelopen jaar afgelopen maand Ketamine ooit afgelopen jaar afgelopen maand Crack / basecoke ooit afgelopen jaar afgelopen maand Heroïne ooit afgelopen jaar afgelopen maand
totale controlegroep (N = 118) 85.6% 75.4% 67.8% 96.6% 93.2% 87.3% 90.7% 76.3% 61.9% 100% 100% 79.7% 67.8% 51.7% 28.8% 52.1% 29.1% 12.0% 24.8% 6.0% 2.6% 58.1% 25.6% 6.0% 44.4% 21.4% 8.5% 57.3% 34.2% 12.0% 35.9% 25.6% 15.4% 10.3% 8.5% 5.1% 8.5% 1.7% 0% 3.4% 0% 0%
110
Tabel 6.2: Startleeftijd van middelengebruik – totale controlegroep
Tabak gemiddelde mediaan
totale controlegroep (N = 118) 14.6 jaar 14.0 jaar
Alcohol gemiddelde mediaan
14.2 jaar 14.0 jaar
Hasj / wiet gemiddelde mediaan
16.4 jaar 16.0 jaar
XTC gemiddelde mediaan
22.2 jaar 20.0 jaar
Tabel 6.3: Ecstasygebruik en aanschaf – totale controlegroep
Hoe vaak gebruik je XTC? een paar keer per week één keer per week een paar keer per maand één keer per maand minder dan één keer per maand Hoeveel pillen slik je meestal op één avond/nacht? spreiding gemiddeld
totale controlegroep (N = 118) 4.2% 11.9% 33.9% 20.3% 29.7% 1-7 pillen 2.1 pillen
Hoe kom je meestal aan je XTC? krijgen van een vriend/partner (gratis) een vriend koopt het voor me kopen van een vriend kopen bij een bekende dealer kopen bij een onbekende dealer kopen van het internet
3.4% 16.9% 44.9% 31.4% 3.4% 0%
Koop je XTC meestal vóór het uitgaan of tijdens het uitgaan zelf? ervóór tijdens het uitgaan
93.2% 6.8%
Wat voor XTC gebruik je meestal? van dezelfde dealer met hetzelfde logo met dezelfde kleur
73.7% 13.6% 9.3%
Hoe vaak heb je XTC gebruikt in je leven? 1-24 keer 25-49 keer 50-99 keer 100 keer of vaker
20.3% 16.9% 26.3% 36.4%
111
Tabel 6.4: Gebruikspatroon – totale controlegroep
Hoe ziet het patroon van de ontwikkeling van je XTC gebruik er tot nu toe uit? XTC-gebruik is langzaam toegenomen
totale controlegroep (N = 118) 4.3%
Na veelvuldig gebruik aanvankelijk, is mijn consumptiepatroon langzaam afgenomen
12.8%
Ik ben ongeveer begonnen met gebruik op hetzelfde niveau als ik nu gebruik
22.3%
Mijn XTC-consumptie is erg verschillend geweest
24.5%
Mijn XTC-consumptie heeft vanaf dat ik begon een bepaalde piek bereikt, daarna is het afgenomen tot een bepaald niveau
36.2%
Tabel 6.5: Combigebruik ecstasy met andere drugs – totale controlegroep
Hoe vaak combineer je XTC met alcohol? nooit zelden soms vaak altijd
totale controlegroep (N = 118) 28.0% 11.0% 28.8% 18.6% 13.6%
Hoe vaak combineer je XTC met hasj / wiet? nooit zelden soms vaak altijd
44.1% 6.8% 14.4% 13.6% 21.2%
Hoe vaak combineer je XTC met amfetamines? nooit zelden soms vaak altijd
71.2% 11.9% 12.7% 2.5% 1.7%
Hoe vaak combineer je XTC met cocaïne? nooit zelden soms vaak altijd
63.6% 10.2% 18.6% 6.8% 0.8%
Hoe vaak combineer je XTC met GHB? nooit zelden soms vaak altijd
83.1% 5.9% 6.8% 3.4% 0.8%
112
Tabel 6.6: Middelengebruik – busgroep en buscontrolegroep
Tabak ooit afgelopen jaar afgelopen maand Alcohol ooit afgelopen jaar afgelopen maand Hasj / wiet ooit afgelopen jaar afgelopen maand XTC ooit afgelopen jaar afgelopen maand Cocaïne ooit afgelopen jaar afgelopen maand Amfetamines ooit afgelopen jaar afgelopen maand LSD ooit afgelopen jaar afgelopen maand Paddo's ooit afgelopen jaar afgelopen maand Poppers ooit afgelopen jaar afgelopen maand Herbal XTC / efedra ooit afgelopen jaar afgelopen maand GHB ooit afgelopen jaar afgelopen maand Ketamine ooit afgelopen jaar afgelopen maand Crack / basecoke ooit afgelopen jaar afgelopen maand Heroïne ooit afgelopen jaar afgelopen maand
busgroep n = 44
buscontrolegroep n = 60
verschil
97.7% 93.0% 81.4%
88.3% 81.7% 78.3%
n.s. n.s. n.s.
100% 97.7% 95.3%
100% 96.7% 88.3%
n.s. n.s. n.s.
100% 93.0% 83.7%
93.3% 78.3% 61.7%
n.s. * *
100% 100% 88.4%
100% 100% 81.7%
n.s. n.s. n.s.
79.1% 69.8% 46.5%
68.3% 50.0% 33.3%
n.s. * n.s.
72.1% 60.5% 32.6%
53.3% 33.3% 16.7%
n.s. *** n.s.
20.9% 9.3% 4.7%
21.7% 6.7% 5.0%
n.s. n.s. n.s.
79.1% 51.2% 11.6%
51.7% 25.0% 3.3%
*** ** n.s.
37.2% 16.3% 4.7%
41.7% 21.7% 11.7%
n.s. n.s. n.s.
74.4% 44.2% 23.3%
55.0% 30.0% 13.3%
* n.s. n.s.
30.2% 18.6% 7.0%
35.0% 25.0% 15.0%
n.s. n.s. n.s.
16.3% 11.6% 2.3%
10.0% 8.3% 5.0%
n.s. n.s. n.s.
14.0% 4.7% 0%
10.0% 3.3% 0%
n.s. n.s.
2.3% 2.3% 0%
1.7% 0% 0%
n.s. n.s.
113
Tabel 6.7: Startleeftijd van middelengebruik – busgroep en buscontrolegroep busgroep n = 44
buscontrolegroep n = 60
13.2 jaar 13.0 jaar
14.9 jaar 14.0 jaar
*
Alcohol gemiddelde mediaan
13.2 jaar 13.0 jaar
14.0 jaar 14.0 jaar
n.s.
Hasj / wiet gemiddelde mediaan
14.5 jaar 14.0 jaar
16.1 jaar 16.0 jaar
*
XTC gemiddelde mediaan
18.4 jaar 18.0 jaar
21.4 jaar 19.0 jaar
*
Tabak gemiddelde mediaan
verschil
Tabel 6.8: Ecstasygebruik en aanschaf – busgroep en buscontrolegroep busgroep n = 44
buscontrolegroep n = 60
4.5% 22.7% 43.2% 13.6% 15.9%
5.0% 15.0% 36.7% 20.0% 23.3%
1-7 pillen 2.4 pillen
1-6 pillen 2.2 pillen
Hoe kom je meestal aan je XTC? krijgen van een vriend/partner (gratis) een vriend koopt het voor me kopen van een vriend kopen bij een bekende dealer kopen bij een onbekende dealer kopen van het internet
4.8% 9.5% 23.8% 57.1% 2.4% 2.4%
1.7% 15.0% 50.0% 28.3% 5.0% 0%
**
Koop je XTC meestal vóór het uitgaan of tijdens het uitgaan zelf? ervóór tijdens het uitgaan
75.0% 25.0%
93.3% 6.7%
**
Wat voor XTC gebruik je meestal? van dezelfde dealer met hetzelfde logo met dezelfde kleur
88.1% 4.8% 2.4%
76.7% 15.0% 10.0%
n.s. n.s. n.s.
Hoe vaak heb je XTC gebruikt in je leven? 1-24 keer 25-49 keer 50-99 keer 100 keer of vaker
16.3% 14.0% 46.5% 23.3%
20.0% 18.3% 26.7% 35.0%
n.s.
Hoe vaak gebruik je XTC? een paar keer per week één keer per week een paar keer per maand één keer per maand minder dan één keer per maand Hoeveel pillen slik je meestal op één avond/nacht? spreiding gemiddeld
verschil n.s.
n.s.
114
Tabel 6.9: Gebruikspatroon – busgroep en buscontrolegroep busgroep n = 44
buscontrolegroep n = 60
verschil
0%
8.3%
n.s.
Na veelvuldig gebruik aanvankelijk, is mijn consumptiepatroon langzaam afgenomen
17.1%
14.6%
n.s.
Ik ben ongeveer begonnen met gebruik op hetzelfde niveau als ik nu gebruik
34.3%
22.9%
n.s.
Mijn XTC-consumptie is erg verschillend geweest
28.6%
20.8%
n.s.
Mijn XTC-consumptie heeft vanaf dat ik begon een bepaalde piek bereikt, daarna is het afgenomen tot een bepaald niveau
20.0%
33.3%
n.s.
Hoe ziet het patroon van de ontwikkeling van je XTC gebruik er tot nu toe uit? XTC-gebruik is langzaam toegenomen
Tabel 6.10: Combigebruik ecstasy met andere drugs – busgroep en buscontrolegroep busgroep n = 44
buscontrolegroep n = 60
30.2% 25.6% 20.9% 16.3% 7.0%
26.7% 6.7% 31.7% 20.0% 15.0%
n.s.
Hoe vaak combineer je XTC met hasj / wiet? nooit zelden soms vaak altijd
21.4% 14.3% 19.0% 19.0% 26.2%
45.0% 6.7% 18.3% 16.7% 13.3%
n.s.
Hoe vaak combineer je XTC met amfetamine/speed? nooit zelden soms vaak altijd
54.8% 19.0% 19.0% 2.4% 4.8%
66.7% 10.0% 16.7% 3.3% 3.3%
n.s.
Hoe vaak combineer je XTC met cocaïne? nooit zelden soms vaak altijd
59.5% 19.0% 11.9% 9.5% 0%
63.3% 5.0% 25.0% 5.0% 1.7%
n.s.
Hoe vaak combineer je XTC met GHB? nooit zelden soms vaak altijd
92.9% 4.8% 2.4% 0% 0%
83.3% 3.3% 6.7% 5.0% 1.7%
n.s.
Hoe vaak combineer je XTC met alcohol? nooit zelden soms vaak altijd
verschil
115
Tabel 6.11: Middelengebruik – testende en niet-testende gebruikers
Tabak ooit afgelopen jaar afgelopen maand Alcohol ooit afgelopen jaar afgelopen maand Hasj / wiet ooit afgelopen jaar afgelopen maand XTC ooit afgelopen jaar afgelopen maand Cocaïne ooit afgelopen jaar afgelopen maand Amfetamines ooit afgelopen jaar afgelopen maand LSD ooit afgelopen jaar afgelopen maand Paddo's ooit afgelopen jaar afgelopen maand Poppers ooit afgelopen jaar afgelopen maand Herbal XTC / efedra ooit afgelopen jaar afgelopen maand GHB ooit afgelopen jaar afgelopen maand Ketamine ooit afgelopen jaar afgelopen maand Crack / basecoke ooit afgelopen jaar afgelopen maand Heroïne ooit afgelopen jaar afgelopen maand
testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
verschil
97.7% 93.0% 81.4%
95.1% 90.2% 83.7%
n.s. n.s. n.s.
100% 97.7% 95.3%
98.4% 97.6% 94.3%
n.s. n.s. n.s.
100% 93.0% 83.7%
94.3% 87.8% 71.5%
n.s. n.s. n.s.
100% 100% 88.4%
100% 100% 55.3%
****
79.1% 69.8% 46.5%
63.4% 52.0% 30.1%
n.s. * *
72.1% 60.5% 32.6%
56.9% 32.5% 17.1%
n.s. **** *
20.9% 9.3% 4.7%
32.5% 12.2% 5.7%
n.s. n.s. n.s.
79.1% 51.2% 11.6%
59.3% 30.9% 9.8%
* * n.s.
37.2% 16.3% 4.7%
52.8% 21.1% 8.1%
n.s. n.s. n.s.
74.4% 44.2% 23.3%
67.5% 43.1% 23.6%
n.s. n.s. n.s.
30.2% 18.6% 7.0%
20.3% 12.2% 4.1%
n.s. n.s. n.s.
16.3% 11.6% 2.3%
10.6% 8.1% 4.1%
n.s. n.s. n.s.
14.0% 4.7% 0%
23.6% 8.6% 4.3%
n.s. n.s. n.s.
2.3% 2.3% 0%
13.8% 6.5% 3.3%
* n.s. n.s.
116
Tabel 6.12: Startleeftijd van middelengebruik – testende en niet-testende gebruikers testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
13.2 jaar 13.0 jaar
13.6 jaar 13.0 jaar
n.s.
Alcohol gemiddelde mediaan
13.2 jaar 13.0 jaar
13.3 jaar 14.0 jaar
n.s.
Hasj / wiet gemiddelde mediaan
14.5 jaar 14.0 jaar
15.2 jaar 15.0 jaar
n.s.
XTC gemiddelde mediaan
18.4 jaar 18.0 jaar
18.3 jaar 17.0 jaar
n.s.
Tabak gemiddelde mediaan
verschil
Tabel 6.13: Ecstasygebruik en aanschaf – testende en niet-testende gebruikers testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
4.5% 22.7% 43.2% 13.6% 15.9%
4.9% 6.5% 17.9% 13.0% 57.7%
1-7 pillen 2.4 pillen
1-9 pillen 2.2 pillen
Hoe kom je meestal aan je XTC? krijgen van een vriend/partner (gratis) een vriend koopt het voor me kopen van een vriend kopen bij een bekende dealer kopen bij een onbekende dealer kopen van het internet
4.8% 9.5% 23.8% 57.1% 2.4% 2.4%
25.2% 18.7% 28.5% 24.4% 2.4% 0.8%
****
Koop je XTC meestal vóór het uitgaan of tijdens het uitgaan zelf? ervóór tijdens het uitgaan
75.0% 25.0%
64.8% 35.2%
n.s.
Wat voor XTC gebruik je meestal? van dezelfde dealer met hetzelfde logo met dezelfde kleur
88.1% 4.8% 2.4%
74.6% 11.5% 13.1%
n.s. n.s. n.s.
Hoe vaak heb je XTC gebruikt in je leven? 1-24 keer 25-49 keer 50-99 keer 100 keer of vaker
16.3% 14.0% 46.5% 23.3%
39.8% 18.7% 17.1% 24.4%
****
Hoe vaak gebruik je XTC? een paar keer per week één keer per week een paar keer per maand één keer per maand minder dan één keer per maand Hoeveel pillen slik je meestal op één avond/nacht? spreiding gemiddeld
verschil ****
n.s.
117
Tabel 6.14: Gebruikspatroon – testende en niet-testende gebruikers testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
verschil
0%
10.8%
n.s.
Na veelvuldig gebruik aanvankelijk, is mijn consumptiepatroon langzaam afgenomen
17.1%
14.9%
n.s.
Ik ben ongeveer begonnen met gebruik op hetzelfde niveau als ik nu gebruik
34.3%
16.2%
*
Mijn XTC-consumptie is erg verschillend geweest
28.6%
25.7%
n.s.
Mijn XTC-consumptie heeft vanaf dat ik begon een bepaalde piek bereikt, daarna is het afgenomen tot een bepaald niveau
20.0%
32.4%
n.s.
Hoe ziet het patroon van de ontwikkeling van je XTC gebruik er tot nu toe uit? XTC-gebruik is langzaam toegenomen
Tabel 6.15: Combigebruik ecstasy met andere drugs – testende en niet-testende gebruikers testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
30.2% 25.6% 20.9% 16.3% 7.0%
22.0% 6.5% 12.2% 15.4% 43.9%
****
Hoe vaak combineer je XTC met hasj / wiet? nooit zelden soms vaak altijd
21.4% 14.3% 19.0% 19.0% 26.2%
27.6% 13.8% 19.5% 11.4% 27.6%
n.s.
Hoe vaak combineer je XTC met amfetamines? nooit zelden soms vaak altijd
54.8% 19.0% 19.0% 2.4% 4.8%
57.7% 11.4% 16.3% 7.3% 7.3%
Hoe vaak combineer je XTC met cocaïne? nooit zelden soms vaak altijd
59.5% 19.0% 11.9% 9.5% 0%
56.9% 14.6% 13.0% 4.1% 11.4%
n.s.
Hoe vaak combineer je XTC met GHB? nooit zelden soms vaak altijd
92.9% 4.8% 2.4% 0% 0%
88.6% 6.5% 2.4% 0.8% 1.6%
n.s.
Hoe vaak combineer je XTC met alcohol? nooit zelden soms vaak altijd
verschil
n.s.
118
Aanmoedigende werking Tabel 7.1: Algemene kenmerken – gebruikers en niet-gebruikers testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
niet-gebruikers n = 138
79.1% 20.9%
67.5% 32.5%
50.7% 49.3%
****
Leeftijd gemiddelde mediaan
24.1 jaar 22.0 jaar
23.7 jaar 22.5 jaar
22.7 jaar 22.0 jaar
n.s.
Nationaliteit Nederlands buitenlands
97.7% 2.3%
95.1% 4.9%
93.5% 6.5%
n.s.
Etniciteit autochtoon allochtoon
69.8% 30.2%
78.0% 22.0%
71.0% 29.0%
n.s.
Woonsituatie zelfstandig / alleen met partner, zonder kind (eren) alleen/ met partner en kind bij ouder(s)/verzorger(s) in groepsverband (bv. woongroep)
55.8% 9.3% 7.0% 23.3% 4.7%
49.6% 13.0% 1.6% 22.8% 13.0%
31.2% 8.7% 4.3% 44.2% 11.6%
***
Opleidingsniveau geen / basisonderwijs diploma VMBO diploma HAVO diploma MBO diploma VWO, gymnasium, HBS diploma HBO, universiteit
11.6% 25.6% 9.3% 23.3% 16.3% 14.0%
7.3% 23.6% 13.0% 18.7% 15.4% 22.0%
10.8% 21.0% 14.5% 15.2% 13.0% 25.4%
n.s.
Student nee ja
65.9% 34.1%
47.2% 52.8%
39.1% 60.9%
**
Betaald werk nee ja, parttime ja, fulltime
15.9% 31.8% 52.3%
16.3% 38.2% 45.5%
21.0% 39.9% 39.1%
n.s.
Maandelijks inkomen minder dan € 500 tussen € 500 en € 999 tussen € 100%0 en € 1999 tussen € 2000 en € 2499 € 2500 of meer
11.6% 44.2% 23.3% 14.0% 7.0%
23.6% 36.6% 23.6% 8.0% 8.3%
34.1% 25.9% 33.3% 2.6% 4.1%
***
2-18 11.0
1-19 11.2
0-18 10.2
n.s.
5-17 10.2
3-19 11.5
0-18 9.0
*
Geslacht man vrouw
Impulsive sensation seeking (scores) Man spreiding gemiddelde Vrouw spreiding gemiddelde
verschil
119
Tabel 7.2: Uitgaansgedrag – gebruikers en niet-gebruikers
Frequentie uitgaan afgelopen maand eerste keer /1 keer 2-3 keer 4-9 keer 10 keer of vaker Frequentie feesten (afgelopen jaar) Clubs/ disco's gemiddeld mediaan Grootschalige feesten gemiddeld mediaan Kleinschalige feesten gemiddeld mediaan Muziekvoorkeur tijdens het uitgaan trance hardcore/ hardhouse goa- /psytrance gothic/ industrial latin/ salsa R&B/ soul lounge/ triphop
testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
niet-gebruikers n = 138
11.4% 40.9% 27.3% 20.5%
6.5 23.6% 48.8% 21.1%
10.1% 30.4% 37.7% 21.7%
n.s.
31.4 keer 20.0 keer
41.6 keer 25.0 keer
30.6 keer 20.0 keer
n.s.
4.6 keer 2.0 keer
3.6 keer 2.0 keer
1.7 keer 0 keer
*
12.7 keer 6.5 keer
10.1 keer 6.0 keer
6.3 keer 2.0 keer
***
90.9% 50.0% 27.3% 20.5% 11.4% 13.6% 9.3%
77.2% 48.8% 33.3% 22.8% 20.3% 33.3% 36.9%
52.6% 23.2% 14.6% 15.9% 59.1% 54.7% 40.1%
**** **** *** n.s. **** **** ****
verschil
120
Tabel 7.3: Middelengebruik – gebruikers en niet-gebruikers
Tabak ooit afgelopen jaar afgelopen maand Alcohol ooit afgelopen jaar afgelopen maand Hasj / wiet ooit afgelopen jaar afgelopen maand XTC ooit afgelopen jaar afgelopen maand Cocaïne ooit afgelopen jaar afgelopen maand Amfetamines ooit afgelopen jaar afgelopen maand LSD ooit afgelopen jaar afgelopen maand Paddo's ooit afgelopen jaar afgelopen maand Poppers ooit afgelopen jaar afgelopen maand Herbal XTC / efedra ooit afgelopen jaar afgelopen maand GHB ooit afgelopen jaar afgelopen maand Ketamine ooit afgelopen jaar afgelopen maand Crack / basecoke ooit afgelopen jaar afgelopen maand Heroïne ooit afgelopen jaar afgelopen maand
testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
niet-gebruikers n = 138
verschil
97.7% 93.0% 81.4%
95.1% 90.2% 83.7%
81.2% 68.8% 62.3%
**** **** ****
100% 97.7% 95.3%
98.4% 97.6% 94.3%
97.8% 95.7% 92.0%
n.s. n.s. n.s.
100% 93.0% 83.7%
94.3% 87.8% 71.5%
71.5% 48.9% 33.6%
**** **** ****
100% 100% 88.4%
100% 100% 55.3%
0% 0% 0%
79.1% 69.8% 46.5%
63.4% 52.0% 30.1%
9.4% 4.3% 2.2%
**** **** ****
72.1% 60.5% 32.6%
56.9% 32.5% 17.1%
5.8% 2.9% 0%
**** ****
20.9% 9.3% 4.7%
32.5% 12.2% 5.7%
2.2% 0% 0%
****
79.1% 51.2% 11.6%
59.3% 30.9% 9.8%
12.3% 5.1% 1.4%
**** **** *
37.2% 16.3% 4.7%
52.8% 21.1% 8.1%
5.8% 2.9% 2.2%
**** **** n.s.
74.4% 44.2% 23.3%
67.5% 43.1% 23.6%
10.1% 7.2% 2.2%
**** **** ****
30.2% 18.6% 7.0%
20.3% 12.2% 4.1%
1.4% 0% 0%
****
16.3% 11.6% 2.3%
10.6% 8.1% 4.1%
0% 0% 0%
14.0% 4.7% 0%
23.6% 8.6% 4.3%
1.4% 0% 0%
****
2.3% 2.3% 0%
13.8% 6.5% 3.3%
0.7% 0% 0%
****
121
Tabel 7.4: Startleeftijd van middelengebruik – gebruikers en niet-gebruikers testende gebruikers n = 44
niet-testende gebruikers n = 123
niet-gebruikers n = 138
13.2 jaar 13.0 jaar
13.6 jaar 13.0 jaar
14.6 jaar 14.0 jaar
**
Alcohol gemiddelde mediaan
13.2 jaar 13.0 jaar
13.3 jaar 14.0 jaar
14.1 jaar 14.0 jaar
*
Hasj / wiet gemiddelde mediaan
14.5 jaar 14.0 jaar
15.2 jaar 15.0 jaar
16.1 jaar 16.0 jaar
*
XTC gemiddelde mediaan
18.4 jaar 18.0 jaar
18.3 jaar 17.0 jaar
-
Tabak gemiddelde mediaan
verschil
Tabel 7.5: Redenen om géén ecstasy te gebruiken – niet-gebruikers
Wat zijn de redenen om géén ecstasy te gebruiken? Ik heb geen behoefte aan een bewustzijnsveranderend middel Omdat ik denk dat het schadelijk is voor mijn lichaam Omdat ik denk dat het schadelijk is voor mijn hersenen Ik heb geen behoefte aan een stimulerend middel Omdat ik denk dat het psychisch schadelijk is Vanwege de slechte verhalen die ik erover heb gehoord Omdat ik heb gezien wat het doet bij anderen Uit principe/ levensbeschouwing Omdat ik niet weet wat ecstasy met je doet Omdat niemand in mijn omgeving ecstasy gebruikt Omdat ik bang ben eraan verslaafd te raken Omdat bij de pillentest vaak gevaarlijke ecstasy wordt gevonden Omdat ik er nog niet aan toe ben gekomen Omdat het me nog niet is aangeboden Omdat ecstasy illegaal is Vanwege de waarschuwingsfolders Omdat ik een ander middel gebruik Wegens medische redenen (medicijngebruik, allergieën, e.d.)
niet-gebruikers n = 138 66.7% 65.9% 64.5% 63.0% 63.0% 50.7% 48.6% 47.8% 37.7% 30.4% 29.0% 29.0% 28.3% 23.2% 21.7% 20.3% 19.6% 12.3%
Tabel 7.6: Redenen voor het eerste gebruik van ecstasy – busgroep en buscontrolegroep
Wat zijn de redenen voor je gebruik van ecstasy? Behoefte aan een stimulerend middel Behoefte aan een bewustzijnsveranderend middel Goede verhalen over gehoord Nieuwsgierig Iedereen in mijn omgeving gebruikte het Het werd me aangeboden
busgroep n = 44
bus controlegroep n = 60
46.5% 30.2% 34.9% 65.1% 9.3% 23.3%
16.7% 20.0% 60.0% 91.7% 18.3% 38.3%
totale busgroep controlegroep versus n = 118 buscontrolegroep 17.8% 20.3% 65.3% 90.7% 19.5% 33.1%
**** n.s. * **** n.s. n.s.
122
Tabel 7.7: Redenen voor het eerste gebruik van ecstasy – testende en niet-testende gebruikers
Wat zijn de redenen voor je gebruik van ecstasy? Behoefte aan een stimulerend middel Behoefte aan een bewustzijnsveranderend middel Goede verhalen over gehoord Nieuwsgierig Iedereen in mijn omgeving gebruikte het Het werd me aangeboden
niet-testende gebruikers n = 123
testende gebruikers n = 44
verschil
25.2% 27.6% 46.3% 82.1% 21.1% 36.6%
45.2% 31.0% 35.7% 64.3% 9.5% 23.8%
* n.s. n.s. * n.s. n.s.
Tabel 7.8: Chronologie in testen en gebruik busgroep n = 44
bus controlegroep n = 60
totale controlegroep n = 118
busgroep versus buscontrolegroep
18.4 jaar 18.0 jaar
21.4 jaar 19.0 jaar
22.2 jaar 20.0 jaar
**
22.0 jaar 21.0 jaar
24.8 jaar 22.0 jaar
25.2 jaar 23.0 jaar
*
3.4 jaar 2.5 jaar
3.1 jaar 2.0 jaar
2.9 jaar 2.0 jaar
n.s.
Had je, voordat je je ecstasy liet testen, al eens ecstasy gebruikt? ja, ik had daarvoor ongeteste ecstasy gebruikt ja, ik had daarvoor geteste ecstasy gebruikt nee
86.4% 9.1% 4.5%
76.7% 13.3% 10.0%
79.7% 11.0% 9.3%
n.s.
Zo nee, zou je ook ecstasy genomen hebben als je niet had kunnen testen? ja nee
0% 100%
33.3% 66.7%
20.0% 80.0%
n.s.
Is je ecstasygebruik veranderd door het testen? ja, mijn gebruik is toegenomen ja, mijn gebruik is afgenomen nee
4.8% 19.0% 76.2%
5.3% 5.3% 89.5%
5.3% 5.3% 89.5%
n.s.
1.8 keer 1.0 keer
3.5 keer 2.0 keer
3.8 keer 2.0 keer
****
51.2% 48.8%
38.3% 61.7%
40.7% 59.3%
n.s.
Beginleeftijd ecstasygebruik gemiddelde mediaan Beginleeftijd testen gemiddelde mediaan Tijd tussen begin gebruik en begin testen gemiddelde mediaan
Testfrequentie afgelopen jaar42 gemiddelde mediaan Beginnende en ‘ervaren’ testers beginnend ‘ervaren’
42
Inclusief test waarbij de vragenlijst werd afgenomen.
123
Tabel 7.9: Zouden niet-gebruikers ecstasy nemen als deze was getest
Als je de mogelijkheid zou hebben een geteste pil te gebruiken met een gemiddelde dosis MDMA, zou je dat doen? ja nee
niet-gebruikers n = 138 19.7% 80.3%
Tabel 7.10: Mening over pillengebruik en testen
Denk je dat mensen meer pillen gaan gebruiken als zij die kunnen laten testen bij een testservice in het uitgaansgebied? ja nee
nietgebruikers n = 138
niet-testende gebruikers n = 123
testende gebruikers n = 44
testers versus niet-testers
verschil alle groepen
62.8% 37.2%
40.7% 59.3%
39.5% 60.5%
n.s.
***
Tabel 7.11: Hoeveel pillen bij verschillende testresultaten
Pil bevat 25 mg MDMA gebruikt niet gemiddelde mediaan Pil bevat 75 mg MDMA gebruikt niet gemiddelde mediaan Pil bevat 150 mg MDMA gebruikt niet gemiddelde mediaan Pil bevat voor de helft speed gebruikt niet gemiddelde mediaan Pil bevat verdachte stoffen gebruikt niet gemiddelde mediaan
43 44
43
busgroep n = 44
bus controlegroep n = 60
totale controlegroep n = 118
busgroep versus buscontrolegroep44
44.1%
40.0%
38.2%
n.s.
3.4 pillen 3.0 pillen
3.8 pillen 3.0 pillen
3.7 pillen 3.0 pillen
n.s.
25.0%
9.4
13.1%
n.s.
2.6 pillen 2.0 pillen
2.9 pillen 2.0 pillen
2.5 pillen 2.0 pillen
n.s.
18.2%
15.7%
15.6%
n.s.
2.3 pillen 1.5 pillen
3.4 pillen 2.0 pillen
2.7 pillen 1.0 pillen
n.s.
73.5%
85.2%
82.6%
n.s.
2.6 pillen 2.0 pillen
1.4 pillen 1.0 pillen
1.5 pillen 1.0 pillen
n.s.
89.2%
96.4%
97.2%
n.s.
1.8 pillen 1.0 pillen
1.0 pillen 1.0 pillen
2.0 pillen 1.0 pillen
n.s.
Gemiddelde en mediaan hebben betrekking op degenen die de pil zouden gebruiken. Vanwege de grote verschillen tussen het gemiddelde en de mediaan, is tevens een analyse uitgevoerd om te zoeken naar verschillen in mediaan. Geen van deze analyse gaf een significant verschil te zien.
124
Tabel 7.12: Frequentie en hoeveelheid van gebruik – busgroep en buscontrolegroep
Gebruiksfrequentie minder dan 1x per maand 1x per maand paar keer per maand 1x per week paar keer per week Gebruikshoeveelheid gemiddelde mediaan
busgroep n = 44
bus controlegroep n = 60
totale controlegroep n = 118
busgroep versus buscontrolegroep
15.9% 13.6% 43.2% 22.7% 4.5%
23.3% 20.0% 36.7% 15.0% 5.0%
29.7% 20.3% 33.9% 11.9% 4.2%
n.s.
2.4 pillen 2.0 pillen
2.2 pillen 2.0 pillen
2.1 pillen 2.0 pillen
n.s.
Tabel 7.13: Frequentie en hoeveelheid van gebruik – testende en niet-testende gebruikers
Gebruiksfrequentie minder dan 1x per maand 1x per maand paar keer per maand 1x per week paar keer per week Gebruikshoeveelheid gemiddelde mediaan
niet-testers n = 123
beginnende testers n = 22
ervaren testers n = 21
niet-testers versus ervaren testers
57.7% 13.0% 17.9% 6.5% 4.9%
27.3% 9.1% 36.4% 22.7% 4.5%
4.8% 19.0% 47.6% 23.8% 4.8%
****
2.2 pillen 2.0 pillen
2.3 pillen 2.0 pillen
2.5 pillen 2.0 pillen
n.s.
125
behoefte aan stimulerend middel
behoefte aan bewustzijnsveranderend middel
goede verhalen
nieuwsgierig
iedereen gebruikte
werd aangeboden
frequentie
hoeveelheid
45
beginleeftijd
Tabel 7.14: Regressieanalyse – busgroep en buscontrolegroep
-
3.65
-
-
0.20
-
-
-
-
leeftijd
.689
0.90
-
-
-
-
-
-
-
impss
-.211
-
-
-
-
-
1.16
1.11
-
geslacht man vrouw (referentie)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
etniciteit allochtoon autochtoon (referentie)
-
2.90
-
0.35
-
-
3.00
-
-
busgroep versus buscontrolegroep
45
46
iedereen gebruikte
werd aangeboden
frequentie
hoeveelheid
etniciteit allochtoon autochtoon (referentie)
nieuwsgierig
geslacht man vrouw (referentie)
goede verhalen
impss
behoefte aan bewustzijnsveranderend middel
leeftijd
behoefte aan stimulerend middel
ervaren testers versus niet-testers
46
beginleeftijd
Tabel 7.15: Regressieanalyse – testende en niet-testende gebruikers
-
6.23
-
-
-
-
-
5.29
-
-.525
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1.13
-
-
-
-
-
-
-
-1.36
-
-
-
-
-
-
-
-
-
3.17
-
0.37
0.39
-
-
-
-
Beginleeftijd en hoeveelheid = estimate. Redenen en frequentie = OR. Beginleeftijd en hoeveelheid = estimate. Redenen en frequentie = OR.
126
LITERATUUR Abraham, M.D., Cohen PDA, Til RJ van, Winter MAL de (1999) Licit and illicit drug use in the Netherlands 1997. Amsterdam: Cedro/Mets Abraham, M.D., Kaal, H.L. & Cohen, P.D.A. (2002) Licit and illicit drug use in the Netherlands, 2001. Amsterdam: Cedro / Mets & Schildt. Adelaars, A (1991) Ecstasy. De opkomst van een bewustzijnsveranderend middel. Amsterdam: In de Knipscheer. Benschop, A., Rabes, M. & Korf, D.J. (2002) Pill testing, ecstacy & prevention. Amsterdam: Rozenberg Publishers. Calafat, A., Stocco, P., Mendes, F., Simon, J., van de Wijngaart, G., Sureda, P.,Palmer, A., Maalsté, N. & Zavatti, P. (1998) Characteristics and social representation or ecstasy in Europe. Palma de Mallorca: Irefrea. Calafat, A., Bohrn, K., Montserrat, J., Kokkevi. A., Maalsté, N., Mendes, F., Palmer, A., Sherlock, K., Simon, J., Stocco, P., Sureda, P., Tossman, P., van de Wijngaart, G. & Zavatti, P. (1999) Night life in Europe and recreative drug use. Sonar 98. Palma de Mallorca: Irefrea. Drogen- und Suchtkommission beim Bundesministerium für Gesundheit (2002) Stellungnahme der Drogen- und Suchtkommission zur Verbesserung der Suchtprävention. Berlin: Drogen- und Suchtkommission. Elliott, D.S. & Menard, S. (1996) Delinquent friends and delinquent behaviour : temporal and developmental patterns. In J.D. Hawkins (Ed.) Delinquency and crime: current theories. Cambridge: Cambridge University Press. EMCDDA (1999) Outreach Work Among Drug Users in Europe: Concepts, Practice and Terminology. Luxembourg: EMCDDA. EMCDDA (2002) Annual report on the state of the drugs problem in the European Union and Norway, 2002. Lisbon: EMCDDA. Fountain J., Bartlett H., Griffiths P., Gossop M., Boys A. & Strang J. (1999) Why say no? Reasons given by young people for not using drugs. Addiction Research, 7(4): 339-353. Haas, S., Busch, M., Guzei, K., Türscherl, E. & Weigl, M. (2001) Report on the Drug Situation 2001. Vienna: Österreichisches Bundesinstitut für Gesundheitswesen. Hibell, B., Andersson, B., Ahlström, S., Bjarnasson, T., Kokkevi, A. & Morgan, M. (2000) The 1999 Espad report. Alcohol and other drug use among students in 30 European countries. Stockholm: CAN. Koeter, M. (1997) Laat je XTC testen! Amsterdam: AIAR. Korf, D.J., Blanken, P. & Nabben, T. (1991) Een nieuwe wonderpil? Verspreiding, effecten en risico's van ecstacygebruik in Amsterdam. Amsterdam: Jellinek Centrum Amsterdam Korf, D.J., Nabben, T., Lettink, D. & Bouma, H. (1999) Antenne 1998. Trends in alcohol, tabak, drugs en gokken bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Thela-Thesis. Korf, D.J., Nabben, T., & Benschop, A.. (2001) Antenne 2000. Trends in alcohol, tabak, drugs en gokken bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers. Korf, D.J., Nabben, T., & Benschop, A.. (2002) Antenne 2001. Trends in alcohol, tabak, drugs en gokken bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers. Kraus, L. & Augustin, R. (2001) Repräsentativerhebung zum Gebrauch psychoaktiver Substanzen bei Erwachsenen in Deutschland 2000. Sucht, 47 (Sonderheft 1): 3-86.
127
Kriener, H., Billith, R., Gollner, C., Lachout, S., Neubauer, P. & Schimd, P. (2001) An inventory of onsite pill-testing interventions in the EU. Lisbon: EMCDDA Loor, A. de (1989) Het middel ecstacy bestaat niet. Een onderzoek. Amsterdam; Info/Adviesburo Drugs. Morgan, M.J. (1998) Recreational use of “ecstasy” (MDMA) is associated with elevated impulsivity. Neuropsychopharmacology, 19: 252-264. NDM (2002) Nationale Drugmonitor Jaarbericht 2002. Utrecht: NDM. Planije MP, Niesink RJM, Spruit IP (2001) Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). Verslag 1998-2000. Utrecht Trimbos Instituut. Schroers, A. (2002) Drug checking: monitoring the contents of new synthetic drugs. Journal of Drug Issues, 32(2): 635-646. Schmidt, B. (1998) Suchtprävention bei konsumierenden Jugendlichen: sekundärpräventive Ansätze in der geschlechterbezogenen Drogenarbeit. Weinheim; München: Juventa. Simon R. (2002) Drogenkonsum in der Partyszene – Zur Situation in europäischen Nachbarländern. In: Drogenkonsum in der Partyszene : Entwicklungen und aktueller Kenntnisstand. Köln: Bundeszentrale für gesundheitliche Aufklärung, BzgA. Spruit IP (1999) Ecstacy use and policy responses. Journal on Drug Issues 29 (3):653-677 Tossmann, H.P., Boldt, S. & Tensil, M.D. (2001) The use of drugs within the Techno Party Scene in European Metropolitan Cities. European Addiction Research, 7: 2-23. Winstock, A.R., Griffiths, P., Stewart, D. (2001) Drugs and the dance music scene: a survey of current drug use patterns among a sample of dance music enthusiasts in the UK. Drug and alcohol Dependence, 64: 9-17. Winstock, A.R., Wolff, K. & Ramsey, J. (2001) Ecstasy pill-testing: harm minimization gone too far? Addiction, 96 (8): 1139-1148. Van de Wijngaart, G., Braam, R., de Bruin, D., Fris, M., Maalsté, N & Verbraeck, H. (1997) Ecstasy in het uitgaanscircuit. Utrecht: CVO. WHO (1973) Regional Office for Europe, The role of the Psychologist in Mental Health Services. Report on a Working Group convened by the Regional Office for Europe of the World Health Organization. Copenhagen: WHO. Zuckerman, M., Kuhlman, D. M., Joireman, J., Teta, P., & Kraft, M. (1993). A comparison of the three structural models for personality: The big three, the big five, and the alternative five. Journal of Personality and Social Psychology, 65: 757-768. Zuckerman, M. & Kuhlman, D.M. (unpublished) Norms for the Zuckerman-Kuhlman Personality Questionnaire (ZKPQ). Newark. Zwart WM de, Monshouwer K, Smit F (2000) Jeugd en riskant gedrag. Roken, drinken, drugsgebruik en gokken onder scholieren vanaf tien jaar. Utrecht: Trimbos-instituut.
128