Er is geen wind voor wie geen haven heeft! (2001) Gedachten over gemeente-opbouw op basis van een persoonlijke spirituele zoektocht. “In een samenleving waarin het christelijk geloof haar plausibiliteit, althans haar vanzelfsprekendheid heeft verloren, wordt het persoonlijk geloof van de pastor belangrijk.” Door deze woorden van Jan Hendriks gesteund, doe ik verslag van mijn speurtocht naar mijn spiritualiteit. Ik neem het als startpunt van mijn denken over de gemeente. Een denken dat geloven en leven niet van elkaar kan scheiden, dat de kerk in de wereld ziet, als een pleisterplaats, een herberg, waar gastvrijheid en beschutting geboden wordt. Waarin pastoraat/diaconaat en eredienst ontspringen aan wat mensen nodig hebben of op de been houdt en waar de predikant wellicht de rol heeft van de buitenstaander, de hofnar, de geestelijke begeleider, de coach. Zo kom ik gaandeweg tot een aantal aanbevelingen rondom eredienst, pastoraat en geestelijke begeleiding Een vervolg van dit proces in de Protestantse Gemeente te Duiven is te lezen in mijn studieverslag van 2006 “De kerk in het dorp en het dorp in de kerk” In dit laatste verslag hou ik me bezig met de vraag “Hoe de christelijke spiritualiteit ten dienste kan komen van de dorpse samenleving?”
Peter A. van den Berg Pimpernel 14 8131 GH Wijhe 0570-522966
[email protected]
1
Er is geen wind voor wie geen haven heeft! Gedachten over gemeente-opbouw op basis van een persoonlijke spirituele zoektocht.
Verslag van mijn studieverlof. Peter A. van den Berg augustus 2001
2
Bij de titel De titel is een spreuk, die verwijst naar de zeilvaart. Als je geen haven hebt, blijf je dobberen. Dan is de wind geen medestander of tegenstander, zij doet er niet meer toe. De wind is voor mij de metafoor geworden van Gods aanwezigheid. Ik heb haar getrotseerd en gebruik van haar gemaakt, zij heeft mij verkild en gekoeld, gestreeld en opgewonden. Zij is met mij meegegaan naar de grond van mijn jeugd, naar Iona en Glasgow, zij omgeeft mij nog dagelijks.
Woord vooraf Tijdens mijn studieverlof april - juli 2001 heb ik van de Federatieraad de ruimte gekregen om mij te bezinnen op mijn spiritualiteit. Het is een cadeau dat ik iedereen zou gunnen. De vraag die daaraan gekoppeld is: welke mogelijkheden zie ik voor de toekomst van de SoW-gemeente en mijn rol daarin. In dit verslag zijn mijn persoonlijke ervaringen en gedachten verwerkt. Dat ik daarbij steun op vele anderen, mag duidelijk zijn, maar wat hier staat komt voor mijn rekening. Als je denkt dat dit verslag een uitputtende weergave is van alles wat ik gedaan, geleerd of ervaren heb; als je dit verslag leest als een spoorboekje naar de toekomst van de SoW gemeente in Duiven; als je dit verslag erbij pakt als een landkaart waarop alle bergen en kuilen vermeld staan, dan zul je teleurgesteld worden. Als je het leest als een uitgangspunt voor gesprek; als je het leest als een reisverslag; als je het leest als een uitnodiging om mee te lopen, heet ik je van harte welkom. “In een samenleving waarin het christelijk geloof haar plausibiliteit, althans haar vanzelfsprekendheid heeft verloren, wordt het persoonlijk geloof van de pastor belangrijk.”1 Door deze woorden van Jan Hendriks gesteund, begin ik met een korte samenvatting van mijn gedachten en ervaringen ten aanzien van mijn eigen spiritualiteit. Zij vormen het startpunt van mijn denken over de gemeente. Een denken dat geloven en leven niet van elkaar kan scheiden, dat de kerk in de wereld ziet, als een pleisterplaats, een herberg, waar gastvrijheid en beschutting geboden wordt. Waarin pastoraat/diaconaat en eredienst ontspringen aan wat mensen nodig hebben of op de been houdt en waar de predikant wellicht de rol heeft van de buitenstaander, de hofnar, de geestelijke begeleider, de staffunctionaris. Iedere paragraaf begint met een gedachte, ervaring of gebeurtenis, die ik tijdens mijn pelgrimstocht heb opgedaan. De godsnaam heb ik in mijn persoonlijke stukken geschreven als G’d. Voor mij een manier om aan te geven hoe ik God heb ervaren in deze tijd. Dichtbij maar ook ongrijpbaar, manlijk en vrouwelijk, een God die ik steeds weer moet zoeken, maar die mij allang gevonden heeft, een God die ook een geheim blijft.
1
Hendriks, Jan, Gemeente als herberg, Kampen 1999, pag. 74
3
1. Mijn spirituele reis
Het beeld van de reis (de pelgrimsreis) en de reisgenoten komt steeds meer binnen. Het wordt een dragend beeld voor mijn levensweg. Het doet recht aan mijn gevoel van verbondenheid (medereisgenoten) én aan mijn gevoel van existentiële eenzaamheid. (Ik ga mijn reis, ik denk even aan het boek “Merkstenen” van Dag Hammerskjöld). Mensen behoren je niet toe, we lopen samen op, soms even. Je wordt teleurgesteld, “waarom loopt hij of zij op dit moment niet naast mij?”, maar een onderbreking gooit zomaar de onderlinge verhoudingen om. Je moet jezelf op de been houden en soms anderen. Het beeld van de pelgrimsreis is geen beeld zonder angst, angst om mensen los te laten (vanwege jezelf of vanwege hen), angst dat je niet (langer) nodig bent, angst die zich soms verschuilt in termen van zorg en verantwoordelijkheid Het is niet begonnen in Megen bij de franciscaanse minderbroeders, niet in Iona en Glasgow. Het begon al eerder, op de boerderij van mijn zwager en zus, midden in de MKZ-crisis. Het begon nog eerder toen ik op de eerste dag van mijn studieverlof mijn bijbeltje opensloeg en bij de eerste psalm begon te lezen. Nee, niet voor iemand anders, nu alleen voor mezelf. Ik had het gevoel dat ik met God op vakantie moest om te ontdekken of wij elkaar nog iets te zeggen hadden, een vakantie met een open einde, maar met de woorden van Psalm 42 in mijn hart. We hadden altijd een vanzelfsprekende relatie, er werd in mij geloofd. Maar na jaren van predikant zijn was bij mij de achterdocht gegroeid. Mooie kerel, Hij laat mij er toch maar voor zitten. Leuke gedachte dat wij zijn handen en voeten zijn, maar wat doet Ie zelf? Hebben al die mensen, onder wie gemeenteleden, familieleden, hoogleraren, ouders van gestorven kinderen, slachtoffers van Holocaust en martelingen niet gelijk als ze God blameren? Mijn achterdocht was te groot geworden, mijn wantrouwen ging het winnen. Het is een spirituele reis geweest, waarin ik mijzelf en G’d ben tegengekomen, een reis die niet ten einde is, maar op een andere manier verder gaat. Niet één ervaring was belangrijk, maar als kralen hebben vele verschillende ervaringen een ketting gemaakt, die me nu al een gevoel geven, dat het goed voor mij is geweest. De afstand heeft mij geholpen naar mijzelf te kijken, naar mijn zon - en schaduwzijden, naar mijn mogelijkheden en onmogelijkheden. Om te kijken naar mijn relaties en mijn werk, om te voelen wat de specifieke lijnen zijn die mij met deze en gene verbinden, wat hun specifieke kleur is en wat dat voor mij betekent (in gave en opgave). Ik heb G’d ontmoet in vele ontmoetingen, in mensen, in de natuur, in mijzelf en onze vakantie samen heeft mij in elk geval goed gedaan. Met de gerechtigheid van G’d kan ik nog geen kant op, met de vraag dus wat doet Je nou zelf? Blijkbaar is er voor ons geen andere weg te gaan, dan die Jezus gegaan is. Misschien wordt dat voor mij voldoende, maar voor G’d vind ik dat te weinig. Juist omdat ik in deze tijd ook ondervonden heb hoe genadig en liefdevol G’d kan zijn. Het maakt het conflict in mijzelf alleen maar groter. Het is mij dus niet gegeven G’d op te geven. Ik ga mijn eigen weg, gelukkig meestal niet alleen, en probeer het verlangen uit te houden dat G’d zich ook zal laten zien en kennen in de gerechtigheid op deze aarde, deze humus. Onder weg heb ik vele gedachten herontdekt, ontwikkeld en sommige opgeschreven, over mijzelf, mijn relaties en mijn werk en misschien hebben die ook nog wel consequenties, maar wat precies weet ik niet. Ik heb ondergaan wat het betekent om als man alleen in een onbekende stad te leven, wat geld met mensen doet (geld koopt ruimte en tijd), wat gastvrijheid betekent, en wat afhankelijkheid van voedsel is. Maar ook wat een geweldige rijkdom het is om te kunnen lopen, je weg te gaan, je eigen weg te gaan. Stappen zetten en weten: Dit is mijn weg!
Op de boot vanaf Iona op weg naar het eiland Mull, de eerste etappe op weg naar huis. Witgekuifde golven, harde, koude wind. De oversteek vanaf het heerlijk eiland Iona. Ik sta in de volle wind, zet me schrap tegen het zware deinen van het schip. De rest van de groep staat aan de andere kant van het
4
schip, gescheiden door de diepe gang waarin de auto’s staan. Iona ligt achter mij, de boot schommelt. Is dit vergelijkbaar met sterven? Geliefden gaan mee, maar op een afstand, je gaat alleen, dit is jouw reis. En tegelijk wenkt het goede, andere geliefden, het thuisland, me. Het was goed en het wordt goed. De oversteek, de golven, de koude wind, deze reis maak je alleen. 2. De gemeente
Ik sta stil bij een groot bord, naast de kerk. “Café, kinderopvang, hotel, kerk en gehoorzaal” staat er op het bord. Eerder liep ik langs een andere kerk . Een ruim restaurant en een uitstekende boekhandel, gericht op kwaliteit en continuïteit. En gisteren? Toen zag ik een kerkgebouw met annex een multicultureel dienstencentrum. Kerk in de samenleving? De christelijke gemeente kom je in de stad vooral en misschien wel alleen tegen als gebouw. Soms weggedrukt en weinig opvallend, soms een anachronisme temidden van kantoorgebouwen. Het doet me goed als je ziet dat de kerk meer in de aanbieding heeft. Door kleurige affiches, door concrete aanbiedingen en door presentie heeft de kerk een boodschap aan de samenleving. Het gebouw en de onmiddellijke omgeving is een grotere kans tot communicatie tussen gemeente en omgeving dan ik eerder besefte. Een kans om de boodschap van liefde en welzijn te delen met mensen, die op zoek zijn, met pelgrims. In het spoor van Hendriks en Noorloos2 herkennen we in de gemeente een drievoudige betrokkenheid: een betrokkenheid bij God, een betrokkenheid bij elkaar en de betrokkenheid bij de wereld. In feite is dat altijd ook zo gevoeld en uitgewerkt, maar naar de nieuwere inzichten zijn die drie aspecten uit elkaar getrokken: bijv. in eredienst, pastoraat en evangelisatie. Hendriks en Noorloos, maar ook Peters3 kiezen voor groepen die dit in zich verbinden. Ook in groepen, bijv. de kerkenraad, is het goed de betrokkenheid bij de Heer persoonlijk te beoefenen, in ontmoetingen waarbij leden openhartig, welwillend en zorgzaam met elkaar omgaan, en de vragen van mensen centraal staan. Een gemeente krijgt zo heel specifiek de kleur van haar omgeving; waar zijn de mensen hier in Duiven mee bezig, waar lopen wij tegenaan in het gewone leven, bij onszelf, bij onze buren, bij ons in de wijk? Peters stelt dat de vitalisering van de gemeente begint bij het volkomen serieus nemen van het gemeentelid. Gemeenten zijn soms te veel gericht op de strategie van het “overleven” en daardoor naar binnen gekeerd. Anderen, van buiten kunnen soms een haarscherpe analyse geven van het functioneren van de kerk. Dat roept vragen op naar de organisatie van de kerk en naar wie de agenda van de groepen bepaalt. Kijkend naar Duiven krijg ik de indruk dat we ons al aarzelend op deze weg hebben begeven. Ik denk bijv. aan de wijkteams. De betrokkenheid op elkaar staat hoog in het vaandel. De betrokkenheid naar God wordt gezocht, maar is nog niet echt in beeld, de betrokkenheid op de gemeente is er zeker, maar misschien zijn de vragen van de leden, de wijk nog onvoldoende onderwerp van bezinning en actie, maar ook van eredienst. Het stichten van een kerkcafé als plek van ontmoeting en gastvrijheid geeft, denk ik, kansen om onszelf te oefenen in de drievoudige betrokkenheid. Zo zou de kerk als gebouw van de christelijke gemeente ook (nog) meer middel tot communicatie kunnen worden met de omringende wereld. En zouden we na kunnen denken over de uitstraling die we hebben, 24 uur per dag.
2.1. De Eredienst
We lopen in een lang gerekte stoet de heuvels in, een nauwelijks te herkennen spoor, soms moerassig, soms nat. We klimmen en klauteren, maar gelukkig, de zon schijnt. We stoppen even, de lange jongen leest een verhaal, Victoria zet een chant, een lied in, één, twee-, driestemmig. De veldleeuwerik zwijgt 2 3
Noorloos, ds. Marius, Leven uit de Bron, Kampen 2001, 4e druk Peters, Aart, Tot uw dienst, Zoetermeer 2000, pag. 26
5
even. Adempauze, eredienst. En verder gaan we weer, is iedereen er? We naderen het strand, er ligt een bult stenen. Ging Columba hier aan land? Laten we even stil zijn. Eredienst en leven, wat is het verschil? Gaandeweg ben ik mij gaan herkennen in de woorden van de Iona gemeenschap, in de traditie van de Kelten, dat eredienst zit in alles wat we doen en alles wat we zijn.. Sterker: alles wat we doen is een offerande, een aanbod aan God, of niets. “Wij kunnen er niet zomaar iets uit pikken. Ons hele leven, zo geloven we, is een zoektocht naar heelheid. We willen volledig mens zijn, zonder onderscheid tussen heilig en profaan. We willen volledig beschikbaar zijn voor God, die volledig beschikbaar is voor ons. Of het nu gaat om onze buurt of in politieke en sociale activiteiten, bezig met geld of met kunst, of we bidden en zingen of in therapie.” Eredienst is verbonden met heel ons leven. Dat betekent dat het ook steeds verandert. Woorden verdwijnen, krijgen een andere inhoud en betekenis, melodieën slijten, verliezen hun zeggingskracht. Dat bedenkend zijn er ook consequenties voor de liturgie. De woorden van de eredienst zullen dienend zijn, dienend aan de mensen in eerlijke en relevante taal, woorden van betekenis om God te dienen. En dat geldt niet minder voor de melodieën. Naast de veelzeggende en altijd weer boeiende muziektaal van sommige oudere liederen is er ook altijd ruimte en creativiteit nodig voor boeiende maar korte chants die ons enerzijds verbinden met onze snelle cultuur en anderzijds met de geheimen van ons leven en ons geloof. Ik denk dat we ook speciaal aandacht hebben te geven aan de wereldwijde oecumene en voor de liederen van de slachtoffers van en in onze samenleving. In de bereidheid de liederen van anderen te kiezen en te zingen verbinden we ons met hen, zijn we gastvrij én worden we opgeroepen tot bezinning op onze rol en taak in de samenleving. De eredienst is niet bedoeld om ons een lekker religieus gevoel te geven, maar om God te eren en om onze medemens te dienen. Dat impliceert ook dat mensen mogen meepraten en hun verhalen mogen inbrengen.4 Zo’n eredienst zal onszelf “heler” maken, mensen uit één stuk, zoals God ons bedoeld heeft. Zoals we hebben mogen zien in Jezus, de mens naar Gods hart. Denkend aan de mogelijkheden van onze gemeente zie ik verschillende wegen:
het creëren van een groep die voorstellen doet om de liederen en de muziek van de gemeente te vernieuwen, een groep bijvoorbeeld samengesteld uit organisten, cantor, gemeenteleden, predikant.
het stimuleren en het voorbereiden van zondagse erediensten door allerlei bestaande (bijv. wijkkring, wijkteam) of ad-hoc groepen zoals bijv. een beroepsgroep (managers, onderwijs, politie) of actiegroep (milieuvrienden, wereldwinkel, lotgenoten)
2.2. Pastoraat/diaconaat
Wie is naast wie komen te lopen? Een jonge vrouw loopt naast me. Wie ben je, waar kom je vandaan? Over en weer klinken de standaard vragen. Waar zijn je gedachten? Ik heb eigenlijk net besloten met mijn studie te stoppen, ik ben nu 28 en voel me nog steeds veel te jong om predikant te worden. Maar wat moet ik dan? Ik werk graag met kinderen, maar dat is voor mij fysiek te zwaar? Eigenlijk wil ik zelf wel kinderen, maar ik heb nog geen vak geleerd! ………Waar ligt je hart? Ik weet het niet, vertel me waar jouw hart ligt….. In tijd gemeten, 20 minuten?? We raken elkaar weer kwijt in de groep, afzonderlijk vervolgen we onze reis. Aan het einde van de dag zien we elkaar weer even. Bedankt, zegt ze. Wie moet wie bedanken? Pastoraat en diaconaat zijn verschillende vormen van aandacht voor mensen. Het is aan iedereen gegeven aandacht te schenken of te ontvangen, zonder dat dit verschil altijd te onderscheiden is. De kwaliteit van 4
Hendriks, a.w., pag. 70
6 aandacht is van belang maar ook relatief. Vaak geldt de spreuk: een goede buur is beter dan een verre vriend, ook beter als een verre professional. In onze maatschappij is er een hang naar het allerbeste voor mezelf. Dus ook de neiging om geholpen te willen worden door het “hoogste adres”, door de professionele pastor. Het lastige van ons geestelijke leven is dat het veel tijd en geduld vraagt. De benodigde hoeveelheid tijd, de gewenste frequentie van de bezoeken van de professionele pastor botst geregeld met de wensen van de pelgrim. Hij of zij is in die gevallen beter en sneller geholpen met een medereisgenoot die wil luisteren en bij wie je zo nodig even binnen kunt lopen. Deze zienswijze betekent dat alles in de gemeente ten dienste moet staan aan de mensen /gemeenteleden die deze dienst aan elkaar doen. De vraag die de “leiding” steeds heeft te stellen is de vraag: waarmee kunnen wij jullie van dienst zijn? “Wat hebben gemeenteleden nodig om als christen te kunnen functioneren in hun omgeving? De leiding kun je dan karakteriseren als pastorale dienst.5 Je kunt hierbij denken aan het verhaal van de Emmaüsgangers, “op weg met anderen, sprekend over wat er gebeurd is, en zo in de ontmoeting van de wederkerige verwondering God ervarend.” De opdracht van de leiding is niet (meer) een oplossing bedenken, maar mensen confronteren met de vraag die ‘de kern’ raakt en zo nodig bereid zijn om mee te helpen een antwoord te zoeken. De leiding is dus evenmin gericht op óverleven’ of het ‘in stand houden’ van de structuren (vacatures opvullen) maar concentreert zich op het geven van aandacht en met name aan de zwakken van de (dorpse) samenleving. We gaan daarbij bewust in de sporen van Jezus. “Hij neemt de tijd en is met innerlijke ontferming bewogen over zieken, melaatsen, kreupelen en blinden”6. Wij zijn geroepen om Gods instrument te zijn in deze wereld. Dat geldt voor alle groepen in de gemeente, “woord en daad moeten we niet tegen elkaar uitspelen... Of het nu gaat om pastoraat, diaconaat of gemeenteopbouw.”7 De houding van dienst aan elkaar is te pakken in het beeld van de gastvrije gemeente. Want de houding ten opzichte van elkaar is geen andere houding dan die ten opzichte van de gasten. “In een laagdrempelige gemeente staat de sociale en geestelijke zorg voor elk individu centraal en zijn gastvrijheid, respect voor elkaar en acceptatie de belangrijkste kenmerken.”8 Mensen missen warmte en spontaniteit, mensen hebben in deze tijd behoefte aan informatie en aan plaatsen waar mensen in vrijheid ideeën kunnen uitwisselen. Maar ook plaatsen waar zij gastvrij onthaald worden en niet aangesproken worden in één van hun rollen, maar benaderd worden als mens, als een uniek persoon. Zo’n gemeente heeft ook consequenties voor de totale organisatie. Een organisatie waarin gemeenteleden vanuit hun betrokkenheid samen het hoogste beraad vormen, waar niet zozeer gestemd wordt, maar waar geprobeerd wordt consensus te bereiken. In onze gemeente zijn vele vrijwilligers vaardig. Voor concrete doelen zijn nog steeds mensen te vinden. Aan de ene kant vragen zij helderheid van doelen, tijd en gevraagde inzet, aan de andere kant stellen de meeste zich bewust beschikbaar voor het kerkenwerk, ook als die helderheid niet gegeven wordt. Dat betekent dat ze in dit vrijwilligerswerk een zekere meerwaarde of verantwoordelijkheid ontdekken. Ik merk dat aan de (groeiende?) behoefte om persoonlijk met elkaar in gesprek te gaan als mensen bij elkaar zijn voor een bepaald doel. En aan de behoefte om het doel van de bijeenkomst te plaatsen in het grote geheel van Gods Koninkrijk. De opening van een vergadering, de inhoud van een vergadering, de sluiting van een vergadering gerelateerd aan waar we mee bezig zijn en waarom we er mee bezig zijn. Er lijkt ook ruimte te ontstaan voor een eigensoortige eredienst, laagdrempelig, dichtbij, openhartig en helder. Marius Noorloos noemt dit het ABC van de kerk: Activiteit, Bezinning en Contact. Niet (meer) verdeeld over de diverse takken van kerk-zijn maar bij elkaar gebracht in elke groep van de gemeente. Gemeente zijn in al zijn aspecten beleefd in de groep waar je op dat moment deel vanuit maakt. Het moeilijkste voor mensen in deze tijd is waarschijnlijk het beoefenen van de betrokkenheid bij God. Gebrek aan tijd en discipline worden vaak als oorzaak aangeduid. Ook de zin, het nut en de effectiviteit worden betwijfeld. Ik herken dit maar al te goed. Tegelijk heb ik ook ervaren hoe goed het is om jezelf en elkaar daarbij te bepalen. Het (groeps)pastoraat kan de betrokkenheid bij God ook helpen te oefenen, met name in de kleine kring: Wijkkringen, wijkteams, kindernevendienst, groothuisbezoek. Plekken waar mensen zich willen laten
5
Hendriks, a.w., pag. 70 Peters, a.w., pag. 29 7 Peters, a.w., pag. 38 8 Peters, a.w., pag. 71 e.v. 6
7 betrekken bij het Koninkrijk van God, door met respect en aandacht naar elkaar te luisteren, door te bidden en met elkaar te vieren. Zo kan de kleine groep stimulerend werken op personen en de hele gemeente.9 Pastoraat en diaconaat worden nog te veel gescheiden of ze worden voor het gemak op één hoop gegooid. Het is belangrijk om ze te onderscheiden naar invalshoek. Maar in alle gevallen wil de mens achter zijn vraag zelf ontdekt worden. Dat is de inzet van pastoraat en diaconaat. Als pastorale of diaconale bezoeker ben je een medereiziger, die zo gewenst en zo mogelijk mee helpt zoeken naar oplossingen of wegen. En die daarbij kan putten uit de bron van andere reizigers, met vragen als: wie kan me helpen een uitkering aan te vragen, wie kan iemand een keer wegbrengen, tot en met, wie kan mij helpen het gesprek met mijn collega te voeren? Pastoraat en diaconaat in de gastvrije SoW-gemeente betekent dat alles in dienst staat van de gemeenteleden en van hun vragen die ze hebben op hun plaats in de samenleving. Zij worden door de gemeente ondersteunt en toegerust om hun plaats in de wereld in te nemen. Dat betekent dat de wijkteams geholpen worden te kijken naar de omringende samenleving, dat wil zeggen, naar onze buren, onze straat, onze buurt.
2.3. De predikant
Lopen, eindeloos lopen, bewust lopen, een pelgrimage om mijzelf te ontmoeten, om God te hervinden. Wie ben ik, wie zal ik worden? Meer dan ooit besef ik hoe mijn schaduwkant bij mij hoort, onlosmakelijk, onontkoombaar. Ik kan er naar kijken, met verdriet, maar gaandeweg ook met mildheid. Lopen, eindeloos lopen. De bijbel kent geen perfecte mensen. Wie zonder fouten wil zijn, trekt tegelijk met zijn hartstocht ook zijn levendigheid uit, hij maakt met zijn zwakheid tevens zijn sterke zijde stuk (vergl. Mat. 13: 28 – 30)10. Dit besef kan je mild maken naar mensen, de zwakke en zondige mens wordt niet uit de gemeenschap gestoten. Meer: de ervaring en de acceptatie van je eigen fouten en die van anderen kan je dichter bij het besef brengen dat we alleen van genade leven. Elk kerkmodel brengt haar eigen type pastor. We kennen de herder en leraar, de organisator, de manager, de profeet, de vroedvrouw. Hendriks heeft voorkeur voor de pastor als leermeesteres. Ik kies liever voor het beeld van geestelijke begeleider, de staffunctionaris of desnoods de hofnar. De pastor helpt de gemeente en haar gasten tot verstaan en tot verandering te komen. Dat doet hij of zij niet door de ander te vertellen hoe het zit, maar door samen met haar of hem een weg te zoeken. Alle tijd die de pastor kwijt is aan organisatie en managing komt hij of zij niet toe aan zijn/haar eigenlijke taak. Ik ben niet de algemeen directeur, zoals KPN mij onlangs toedichtte. Meer en meer ga ik mijzelf verstaan als de mens die tijd heeft voor het persoonlijk verhaal van de ander of van de groep: wat houdt de ander bezig, waar raakt het aan zijn of haar (on)geloof? Samen met de ander(en) zoeken naar een weg naar de toekomst. “De pastor sleept niet God overal bij, hij helpt de ander te beseffen dat Hij er al is.”11 “De hoofdtaak van de pastor is in deze visie de toerusting van de gemeenteleden. Het accent ligt op de “leken”, want zij zijn present in alle leefwerelden. Op hen komt het dus aan. De pastor moet hen helpen als christen te functioneren.”12 In gesprekken met leden van de Iona communiteit benadrukken allen het belang van een groep of begeleider. ‘Je redt het niet alleen!’ hoor je ook van andere mensen die zich geconcentreerd bezig (willen) houden met geloven en geestelijk leven. Hun opmerkingen houden me bezig, zowel voor wat betreft onze gemeente(leden) als mijzelf. Hun ervaringen wijzen op een meer systematische aanpak van geestelijke vragen dan in elk geval ik gewend ben. Je eigen spiritualiteit regelmatig en systematisch aan de orde stellen in een veilige groep, blijkt voor de leden van de Iona communiteit van belang om vol te blijven houden. Zo alleen kunnen ze vast blijven houden aan hun uitgangspunten van geloof én sociale gerechtigheid. Voor de toekomst wil ik mij met gemeente en Federatieraad bezinnen op een mogelijke verschuiving in taken. Dat zou kunnen betekenen dat ik bij meer groepen en mensen betrokken word en met hen probeer steeds weer de verbinding te zoeken met het evangelie in actie, bezinning en onderling contact. Door vragen te stellen, woorden en liederen en bijbelverhalen aan te reiken. De predikant wordt dan meer de “pastor 9
Marius Noorloos reikt in zijn boek verschillende handvatten aan. Ook het Gemeente-Groei-Groepen werk van de St. Evangelisch Werkverband probeert de betrokkenheid bij God te verbinden met betrokkenheid bij elkaar en –in zekere mate- bij de wereld. Zo heeft ook de Willow Creek gemeenschap materiaal. 10 Grün en Meinrad Dufner, Anselm; Spiritualiteit van beneden, Kampen 2000, 6e druk, pag. 20 11 Hendriks, a.w., pag 73 12 Hendriks, a.w., pag 77
8 pastorum”, dat is de pastor voor alle mensen die pastor zijn. In principe kan dat met alle groepen van college van beheer tot en met catechese. Ik zou mezelf willen oefenen in het bezig zijn met werkelijke bezinning, niet voorafgaande aan de eigenlijke vergadering maar in de kern van de vergadering. Bezinnend over vragen als “Is dit wat de Heer van ons vraagt?, waar vinden we de moed om in beweging te komen?” Verdere training zou mij welkom zijn om in deze rol te kunnen groeien. Daarbij overweeg ik de mogelijkheid van een persoonlijke geestelijke begeleider.
3. De relatie met de wereld
Of het nu regent of warm is, overal tref je zwervers, gehurkt op de soms natte straat. Voor zich een kartonnen beker van McDonalds of Burgerking. Als het druk is, zwijgen ze, maar als het rustig wordt op straat hoor je ze vragen, zonder je aan te kijken: “change?” Het kost altijd moeite om door te lopen en soms zeg ik dan: “No, sorry” Maar helemaal als je hoort: “Don’t mind, sir, God bless you!” Je kunt veel slechte dingen zeggen over onze samenleving en onze wereld. Bijvoorbeeld over de economisering van alle leefwerelden tot en met relaties. Wat ook waar is dat mensen de vruchten daarvan plukken, maar ook zitten met de nadelen. We worden tot doelgroepen gemaakt, maar willen persoonlijk benaderd worden. We verlangen een luisterend oor, serieuze aandacht, geduld, openheid en echtheid. Maar vooral ruimte. Ruimte om een eigen weg te vinden in het landschap van het geloof.13 En het maakt niet uit of je een gemeentelid bent of een niet-gemeentelid. Staat de samenleving misschien onverschillig tegenover de kerk, andersom kan dat nooit het geval zijn. In Jezus woorden hebben we de opdracht om ons geloof te delen. Hij wijst ons in de richting van het Koninkrijk van God. “Breek uw tent op, ga op reis, naar het land dat ik u wijs!” Of we het leuk vinden of niet, de zorg van de wees en de weduwe, de armen en naakten, van de machtelozen en de radelozen ligt ook op de schouders van de gemeente.
3.1. Gastvrijheid
Ik lees een verhaal van Godfried Bomans uit” Vijftien aardse verhalen” over de kunst van het reizen: “Gij moet de dingen gaan zien met de intentie, waarmee ze gemaakt worden.”. Bewust of onbewust, zó loop ik door Glasgow. Helemaal geen behoefte om veel dingen te zien, maar me mee laten drijven in de stroom van mensen, iedereen bezig met het zijne/hare, en toch proberen oren en ogen de kost te geven. De vele jonge zwervers, die vanaf 15.00 uur op straat zichtbaar worden met een kartonnen beker voor zich of in de handen. De (dikke en stevige) meisjes met blote navel, stevige mensen, meestal kleiner dan ik. Ik ben slechts één van hen, zonder rol, zonder status,niet herkend, hoewel ik sommige straten al voor de tigste keer doorkruis. Niet beter of gekker. Een andere samenleving, anoniemer, een jungle bij tijden, snel in voedsel en relaties en bewegen, maar slechter? Mensen negeren elkaar, maar zien elkaar ook staan. Een vriendelijk woord, een open blik, zomaar even plezier op afstand om een kind, om een man met een kruis op z’n nek, mensen die met hun krant of hun geloof te koop lopen. 13
Hendriks, a.w.,o.a. pag. 31
9
Begint gerechtigheid niet met even je pas inhouden? God plotseling ontdekken in een ander? Onze maatschappij is anoniemer geworden, sneller, individualistischer. Het helpt niet om te roepen dat we terug naar vroeger moeten, om ons antwoord te zoeken in het vormen van nieuwe groepen. Tegenover 14 overindividualisering staat niet collectivisering, maar persoonlijk bestaan . Mensen willen gekend worden in hun persoonlijke vragen en vreugdes. Willen meestal geen levenslange bindingen (meer), maar een mens die met hun oploopt, soms even. Een hartelijk woord, een goed gesprek, contact. Zeg maar gastvrijheid ervaren, even gewoon mogen zijn wie ze zijn.. In de Bijbel15, zo hebben we ontdekt tijdens het oecumenisch leerhuis van het afgelopen seizoen, is de gastvrijheid een wezenlijk thema. Verwonderlijk zelfs dat het nooit in een dogma is vervat, terwijl het wellicht belangrijker is dan termen als drie-eenheid en veronderstelde wedergeboorte. Abraham die God ontmoet door zijn gastvrijheid, de Emmaüsgangers evenzo. En inderdaad in de kerkgeschiedenis zijn kerken soms gasthuizen geweest, vrijplaatsen vanuit een diep beleefde christelijke spiritualiteit, gebaseerd op bijbel en heil. Maar vaker heeft de kerk zich als een ark van Noach gevoeld en als zodanig gehandeld, uit angst, uit noodzaak, uit vele motieven. Tegelijk komt dan de vraag naar boven wat haar Heer van haar vraagt? In onze tijd zijn velen op zoek naar inspirerende beelden die vertolken wat de houding van christenen kan zijn. Jan Hendriks kiest voor het beeld van de herberg als het beeld van een kerk die naar haar roeping luistert én de moderne mens volstrekt serieus neemt. Aart Peters kiest voor het beeld van de laagdrempeligheid. Wat mij aanspreekt en wat ook overeenkomt met de beelden van verschillende auteurs is dat de kerk zich niet tegenover de samenleving plaatst, maar haar en haar vragen volstrekt serieus wil nemen in het vertrouwen dat Gods geest ook daar aanwezig is of kan komen. In gesprekken bij de maaltijd of bijv. aan de stamtafel kan meer van het evangelie worden gedeeld dan van achter de kansel.
3.2. Humor
Het is in de eerste week van mijn studieverlof. Ik ben nog volop in de ‘mood’ van het werk. Tussen het lezen en studeren door, probeer ik te ontspannen door te fietsen. Ontspannen fietsen?! Ik ben weer onderweg naar huis. In mijn hoofd heb ik als gewoonlijk al berekend hoe laat ik thuis kan zijn en wat ik zal gaan lezen. Gedachten volop over wat ik gelezen heb en wat dat voor mij betekent. Ver voor mij uit stopt een elektrische driewieler. Ik registreer het, maar merk het niet bewust op. In gedachten fiets ik hem of haar voorbij. Na zo’n 10 minuten dringt het beeld opeens mijn bewustzijn binnen. Waarom stopte de driewieler? Was er iets? Had ik iets moeten doen?. Waarom ben ik niet gestopt? Studieverlof en niet eens tijd om te ‘ont’moeten. Doorrijden, doorgaan, planning halen. Is dat niet de leefstijl die ik me heb aangeleerd? Studieverlof, een tijd vol goede voornemens, maar het elementaire ben ik vergeten. Zo’n ‘gewone’ gebeurtenis zegt je meer over jezelf, dan tien boeken. Je kunt kwaad op jezelf worden, of verdrietig. Je kunt je uitbundig gaan schamen en je vol proppen met zelfverwijt. En misschien moet je het allemaal wel doen, maar tegelijk helpt zelfspot en humor ten opzichte van jezelf dan meer. Kijk mij eens! En daar moet onze lieve Heer de wereld mee in! “Deemoed is de weg van afdalen in de eigen humus, in de eigen aardsheid. Dit vertrouwd raken met de eigen humus in ons leidt tot humor.” “In de humor schuilt het vermoeden dat alles wat in ons is er mag zijn, dat wij genomen zijn uit de aarde en voor niets aards mogen terugschikken. Humor is de verzoening met onze menselijkheid, aardsheid, broosheid.”16 Humor is geen kwestie van karakter, maar van geloof. Geloof 14
Andriessen, Herman, Oorspronkelijk bestaan, Geestelijke begeleiding in onze tijd, pag 43 Poorthuis, Marcel, De betekenis van de vreemdeling voor de religieuze identiteit, B. Folkertsma Stichting voor Talmudica, Hilversum 1994 16 Grün en Meinrad Dufner, Anselm; Spiritualiteit van beneden, Kampen 2000, 6e druk, pag. 87 15
10 schept de afstand tot ons eigen bezig zijn en zet ons doen en laten in het perspectief van Gods bezig zijn met onze wereld. Okke Jager heeft al decennia geleden aangetoond dat de humor ook in de Bijbel verstopt zit. Hij noemt de eerbiedwaardige Paulus die de Filippenzen toevoegt: “Wat doet het er toe? In elk geval wordt Christus verkondigd, en daarin verblijd ik mij.” (Filipp. 1: 18). Je kunt ook denken aan Jona, die onder zijn boompje zit te wachten tot de stad Ninevé wordt verwoest (Jona 4: 8 e.v.) of aan Jezus die Simon de Farizeeër met humor weerwoord geeft (Lucas 7: 43). “Het is alsof God in Zijn ironie ook telkens de duivel met z’n hele rijk uitdaagt. Met opzet laat Hij de eerste koning van Israël afstammen – nota bene van de mannen van Gibea, dat van rechtswege onder de ban had moeten blijven. Hij laat Egypte aan Israël de wapens leveren, waarmee Amalek later verslagen zal moeten worden.”17 De humor als zelfrelativering is heilzaam en helend in de menselijke communicatie, waarom niet in de communicatie met God? Zoals vele keurige, opgevoede jongetjes ervoer ik humor in het gebed al snel als godslasterlijk en nog moet ik eraan wennen. Toch heb ik tijdens de (tafel)gebeden in Iona en in de diensten ook genoten van de humor, juist in de communicatie met God. Natuurlijk is er theologisch ook van alles over te zeggen, over Godsbeelden, over eredienst, over persoonlijke voorkeuren, maar inmiddels denk ik dat de humor een grotere plek mag krijgen in gebed en eredienst. Bij het materiaal uitgegeven door de Wild Goose Resource Group vond ik ook materiaal met een knipoog.: Jezus en Petrus.18 In dit materiaal worden gesprekken tussen Jezus en Petrus opgevoerd, waarbij de figuren van Petrus en Jezus door iedereen gespeeld kunnen worden, behalve door zwaarwichtig doenerige mannen. Een voorbeeld, een begin van een sketch naar aanleiding van Mat. 9: 15: “Kunnen soms de bruiloftsgasten treuren, terwijl de bruidegom bij hen is?” Peter: Eh, Jezus …? Jezus: Wat is er? Peter: Wanneer is de grote dag? Jezus: Grote dag? Peter: Weet je…, wanneer komt de aap uit jouw mouw? Jezus: Ik wist niet eens dat ik een aap in mijn mouw had. In feite heb ik vandaag niet eens lange mouwen. Peter: Nou, kom op zeg… Je kunt het míj wel vertellen…. Jezus: Wat vertellen? Peter: Wie de gelukkige vrouw is… geen van ons heeft een idee. Jezus: Nou, ik zal blij zijn als je wat zou kunnen suggereren, want ik heb ook geen idee. Peter: Nou kom op, Jezus, nou moet je niet doen alsof. Wanneer ga je trouwen? ……………………
4. Een weg te gaan
Ik zit in een pub naast een mooie vrouw van ca. 35 jaar. We komen aan de praat en ze blijkt afkomstig uit deze stad, nu woonachtig in München, pas weer getrouwd en nu in afwachting van een oude vriend, een collega van haar ex-man. Ook ik vertel waarom ik hier ben en vooral benieuwd ben wat ik in de stad tegenkom. Ik word aangesproken in een plaatselijk dialect door een keurige heer in kostuum, een beetje aangeschoten. Ik begrijp er weinig van en dan vraagt hij mij waar ik vandaan kom. Op mijn antwoord zegt hij: > “God bless you” >> Ik mompel iets van “ You too” 17 18
Jager, Okke; de humor van de Bijbel, Kampen 1988, 4e druk. pag. 85 Bell &Graham Maule, John L., Jesus and Peter, Glasgow, 1999
11
> “Oh, maar ik geloof niet in God!” >> “Oh” > “Nee, als er een God is, dan is het een Godess.” >> “Oh” > “So, Godess bless you” >> !!?? > Tegen de vrouw: “Is dit je man?” >> Zij: “Nee” > “Is het je vriend?” >> “Nee” > “Vind je hem niet knap?” >> Lacht > “Je wou het toch niet ontkennen?! >> “Oh nee” Het vervolg van het gesprek kan ik niet meer precies volgen. Zij legt hem uit, waarom ze hier is. Als hij verder gelopen is, zegt ze tegen mij. “Zulke mensen kom je hier in alle pubs tegen, hartelijk, vrijpostig, maar volkomen onschadelijk! Ik hoop dat je hier een goede tijd hebt.” Onderweg word je verrast. Mensen komen op je pad en laten zich zien zoals ze (willen) zijn. Maar wie of wat ze ook zijn, ze hebben invloed op mij, op mijn humeur, op mijn gaan. De slechtste dienst die ik of de FR de gemeente kan bewijzen is om alles gelijk te willen veranderen. Dat is onmogelijk en ongewenst. Onmogelijk, omdat we dan niet uitgaan van de beperkte mogelijkheden van onze gemeente in menskracht, tijd en energie. Maar ook onnodig omdat er al een aantal aanzetten of voorstellen zijn gedaan die in de richting gaan die ik in dit verslag aangeef. Zoals altijd zullen we moeten kiezen, maar niet vóór het een en tegen het ander. Niet andere dingen gaan doen, maar de dingen anders doen. De gastvrije gemeente is niet alleen het einddoel, het is ook de weg er naar toe. De gezamenlijke trektocht, het volk van God onderweg19, in het spoor van Jezus, is zowel middel als doel. Het is samen leren hoe dat kan, zo’n gastvrije gemeente.. Daarbij kunnen bepaalde groepen in de gemeente een oefenplaats zijn of worden. Niet iedereen hoeft of moet meedoen. ‘Heb je zin, doe dan mee!’ kan gewoon het uitgangspunt zijn, want in de herberg heb je ook gasten nodig. Hendriks spreekt over dakpansgewijs werken. Elke dakpan is in zichzelf een compleet stukje werk en is waardevol in zichzelf. Elke dakpan wordt verbonden met de ander.20 Of in de trant van Noorloos: iedere groep kent het ABC. Belangrijk is wel dat er regelmatig geëvalueerd wordt. Wat je doet, terugkoppelen naar je uitgangspunten om te leren van je ervaringen. In de praktijk schiet dat er vaak bij in. Het lukt vaak beter als je daarvoor een ‘buitenstaander’ uitnodigt. Dat kan iemand uit de gemeente zijn, maar ook een medewerker van het Regionaal Diensten Centrum. Met het oog op deze koers kan het so wie so voor de gemeente een overweging zijn om een externe begeleider te zoeken: iemand die de juiste vragen stelt, stimuleert en evalueert. Zo’n persoon vraagt tijd en energie en geld en helpt alleen al op die manier om ons bewust te blijven van waar we mee bezig zijn of gaan. Welke stappen zijn nodig? De gedachte aan een gastvrije gemeente, nauw verbonden met de dorpse en wijdere samenleving is niet vanzelfsprekend en zal eerst gedeeld en besproken moeten worden in zo breed mogelijke kring van de gemeente. Misschien dat (een deel van) dit verslag daarbij ook kan helpen. Verder worden in de boeken van Noorloos en Peters uitgebreide stappenplannen genoemd, niet alleen voor de gemeente of groepen uit de gemeente, maar ook voor kerkenraad en diaconie.21 Als mogelijke stappen zie ik op dit moment: Voor de gemeente:
19
Verslagboek Bezinningsweekend Lievelde, 1996 Hendriks, a.w., pag. 135 21 Noorloos en de Stichting Evangelisch Werkverband geven ook aanzetten om in de groep met elkaar te oefenen in de betrokkenheid bij de Heer, bij elkaar en de wereld. De context is echter verschillend. Noorloos geeft aanzetten en voorbeelden binnen de ABC-formule, het SEW richt zich meer binnenkerkelijk op geloof, gemeenschap en getal. Dit laatste is niet mijn idee over vorm, integratie en aanpak van “de betrokkenheid op de Heer”. Toch kan ook het SEW bouwstenen leveren gezien de pluraliteit van onze gemeente, maar m.i. dan wel te plaatsen in een andere context. 20
12
De vraag delen: Willen we verder groeien naar een gastvrije gemeente?
Inrichten van oefenplaatsen van gastvrij gemeente zijn, een combinatie van Aktie, Bezinning en Contact.
Mensen alleen mee laten doen als ze echt zin hebben (jaarlijks commitment?)
Zoeken van een externe begeleider
Voor mezelf:
een begin maken met het verschuiven van taken (van lijn- naar staffunktie)
het inoefenen van het “pastor postorum”
het zoeken van een geestelijk begeleider (en/of een dergelijke groep)
5. Pelgrimeren, lopend stilstaan22 In dit verslag doe ik wat misschien helemaal niet mag. Mijn persoonlijke ervaringen verbinden met de route naar de toekomst van onze SoW-gemeente Duiven. Hoogst individuele ondervindingen gekoppeld aan literatuur en bijbel. Gaandeweg heb ik de boeken en het gelezene ervaren als pleisterplaatsen om even te verwijlen of als stokken om even op te leunen. Maar nooit zijn ze in de plaats gekomen van het reizen zelf. De reis van Christus’ gemeente, in de voetsporen van haar Heer, moet zoveel mogelijk voorbereid worden en doordacht. Maar op een bepaald moment moet je gewoon vertrekken, doen wat gedaan moet worden, in vertrouwen dat je ook onderweg mensen en ervaringen op kunt doen die je verder helpen. Gastvrijheid, humor, zingen, bidden, lopen, slapen, brood delen, ik kan het allemaal tot probleem maken. Ik heb er zelfs voor geleerd. Het lopen heeft me weer de ervaring van de eenvoud geleerd. Het heeft me bescheiden gemaakt, voor zolang als het duurt. Ik weet hoe kwetsbaar ik ben en hoe kwetsbaar een ander is, maar je bent wel een pelgrim, je moet wel verder. Dus laten we proberen samen op weg te gaan. De gemeente van de Heer in Duiven is onderweg. Ik hoop van harte op weg naar een gastvrije gemeente. Misschien hebben we wat aan mijn ervaringen, misschien ook niet. Ik zal er in elk geval graag over vertellen, zeker als anderen er naar vragen. Duiven, augustus 2001
22
De titel van een boek van Ricky Rieter, die zoveel voor mij herkenbare ervaringen verwoordt in het boek over haar pelgrimsreis naar Santiago de Compostela, Eeserveen, 1997