Draft-‐ do not cite or share without permission Discussion paper Rijk van Dijk-‐
[email protected] Pentecostalisme in Afrika; conservatief, maar met een nieuwe openheid ? In mijn bijdrage aan de discussies van deze middag wil ik graag het debat openen over de sterk toegenomen invloed van een specifieke maar zeer populaire vorm van Christendom dat onder de verzamelnaam ‘Pentecostalisme’ bekend is geworden. In de vele studies die sinds de opkomst van deze moderne Christelijke beweging verschenen zijn, wordt vaak met grote nadruk de strikte, radicale zo niet rabiate morele agenda van deze stroming naar voren gebracht. De stroming wordt gekenmerkt door allerlei krachtige opvattingen over de gewenste levensstijl van leden – niet roken, niet drinken etc. – over de omgang met culturele tradities – vaak het afwijzen daarvan als ‘demonisch’ van aard – als ook strenge opvattingen over huwelijk, relaties en seksualiteit. In vrijwel alle pentecostale groeperingen zijn seksuele relaties voor het huwelijk verboden en worden mensen, met name jongeren, geacht een praktijk van ‘abstinence’ nauwlettend te volgen. De stroming schrijft vooral het model van het nucleaire gezin voor waarbij een patriarchale ideologie van de man als hoofd van gezin en huishouden sterk op de voorgrond wordt geplaatst. De nadruk op een nucleair model van gezin en echtelijke relaties wordt door de stroming vooral gezien als een middel om de extended family (de groot-‐familie) op afstand te zetten en de invloed van familie-‐oudsten en/of andere vormen van traditioneel gezag buiten de deur te houden. In veel opzichten wordt het moreel gezag juist overgenomen door de leiders van de kerken, en dat gezag laat zich vaak gelden in wat we als ‘life-‐crisis’ momenten kunnen typeren; geboorte, huwelijk, dood. Op zulke moment in het leven van de leden positioneert het leiderschap van deze kerken zich graag als een middelaar die ervoor zal zorgen dat sociale functies, rituelen en verplichtingen op een manier worden uitgevoerd die strookt met de opvattingen van de kerk. In religieus en spiritueel opzicht kenmerkt de stroming zich door de grote nadruk op de charismata; het werk van de Heilige Geest. In het bijzonder zijn spreken in tongen (glossolalie), gebedsgenezing, ecstase en handoplegging belangrijke manifestaties. Een mystieke ‘wedergeboorte’ wordt gezien als een essentieel moment in de vorming van een pentecostale identiteit; iets dat vooral in de Engelssprekende wereld bekend is geworden als ‘becoming a born again’. Vaak is het opmerkelijk dat mensen zeer precies tijd, plaats en omstandigheden weten te noemen van het moment dat deze ervaring van wedergeboorte plaats had. In spirituele, morele en sociale zin wordt met wedergeboorte tot uiting gebracht dat het leven van voor dat moment, de gebeurtenissen die plaats hebben gehad en de spirituele, voorouderlijke invloeden die in het leven aanwezig waren nu worden ‘gebroken’. Deze verlossing (deliverance) van invloeden uit een persoonlijk, sociaal en spiritueel verleden wordt aangeduid met de ideologie van een ‘break with the past’. Spirituele uitdrijvingsrituelen binnen deze kerken zijn er dan ook op gericht om zo’n ‘break with past’ te bereiken in de hoop en verwachting dat dit vervolgens een betere toekomst voor het individu en samenleving opent. In sociaal-‐economische termen moet de beweging op de eerste plaats gesitueerd worden in de opkomende, urbane middenklasse. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de opkomst van pentecostalisme in latijns-‐Amerika is het in Afrika overwegend zo dat deze beweging zich vooral is gegroeid onder en via een geschoolde middenklasse. Dit heeft onder meer te maken met het niet-‐eschatologische karakter van de christelijke ideologie; de ideologie van deze kerken is sterk
gericht op een ‘this-‐worldly’ succes. Het ritueel en moreel openbreken van een nieuwe toekomst voor het individu wordt vooral geplaatst in het bereiken van maatschappelijk succes, prestige en rijkdom. Eigen initiatief en ondernemerschap worden aangemoedigd en de leiders van de kerken, die in vele gevallen niet alleen invloedrijk maar ook bijzonder welvarend zijn, worden vaak gezien als succesvolle religieuze entrepreneurs. De stroming wordt daarom vaak afgeschilderd als bepaald door een ‘prosperity gospel’. Terwijl deze stroming in vele steden van Afrika groot is geworden en in landen zoals Uganda, Zambia, Zimbabwe, Nigeria en Ghana ook nauwe relaties heeft ontwikkeld met de politieke elite, is er veel behoefte om de sociaal-‐morele boodschap van deze stroming beter te begrijpen. Juist ook omdat vanwege de gemiddelde scholingsgraad van prominente leden de beweging zich ook in het maatschappelijke middenveld van vooral FBO’s laat gelden is meer kennis noodzakelijk. In het bijzonder in de context van HIV/AIDS is het duidelijk geworden dat deze pentecostale groeperingen grote invloed hebben op het publieke domein en een rol hebben gespeeld in de moralisering van de ziekte. Hoe kunnen we de opkomst en populariteit beter begrijpen en wat zijn de implicaties van een morele agenda die op het terrein van seksualiteit en relaties als conservatief wordt bestempeld ? Ik wil dit aan de orde stellen door op de eerste plaats kort in te gaan op de historisch gegroeide religieuze pluraliteit in Afrika en de positie die deze stroming daarin inneemt. Vervolgens wil ik de morele agenda van deze stroming uiteen rafelen door via 3 perspectieven te kijken naar de vraag wat het conservatisme van deze groeperingen nu precies betekent inde lokale, socio-‐ culturele context in de Afrikaanse samenleving; ten eerste een generationeel perspectief waarin de impact van deze stroming op relaties tussen oud en jong wordt bekeken. Ten tweede een gender perspectief waarin de impact op man-‐vrouw verhoudingen over het voetlicht komt. En ten derde het fecundistische perspectief waarin de vraag aan de orde komt in hoeverre seksualiteit bepaald wordt door, en ten dienste moet staan aan, voortplanting, of onderdeel is van andere ideeën omtrent lichaamsbeleving en een (moderne) levensstijl. 1. een korte geschiedenis Het missionaire christendom dat op diverse plaatsen in de 19de eeuw in Afrika arriveert stelt zich vooral ten doel om een moderne rationaliteit te brengen; dus veel missiekerken zetten in op wat wel een ‘bekering tot de moderniteit’ wordt genoemd door niet alleen missieposten te starten maar vooral ook scholen te stichten, moderne gezondheidszorg te bieden, nieuwe agrarische technieken en nieuwe ideeën over relaties, verwantschap, huwelijk en seksualiteit te ontwikkelen. Op twee zaken spitst zich de agenda van de missiekerken toe: 1. een ‘onttovering van de wereld’, dat wil zeggen een strijd tegen wat de missionarissen zien als ‘bijgeloof’ in voorouderverering, hekserij, de macht van traditionele genezers en de rituele context rond ziekte, geboorte, huwelijk en dood. En ten tweede een missie t.a.v. het terugdringen van polygamie en daarmee het introduceren van een westers model van relatievorming. Het is precies op deze twee punten dat vervolgens rond 1910/1920 zich nieuwe religieuze groeperingen gaan verzetten. Dit zijn de zg. Afrikaanse onafhankelijke kerken die in verschillende delen van Afrika plotseling sterk opkomen en populair worden. Veel van deze afsplitsingen zijn syncretistisch van aard; zij combineren Afrikaanse historische vormen van religie met het nieuwe christendom en proberen als het ware krachtige elementen uit oud en nieuw te verenigen. Zo geven zij een ruime plaats juist aan Afrikaanse historische genezings-‐tradities, rituelen en
middelen die vaak door de missiekerken terzijde waren geschoven. Deze nieuwe kerken verklaren niet als ‘bijgeloof’ het bestaan van hekserij, voorouderlijke krachten en geesten maar bieden een interpretatie waarin juist wat traditionele genezers doen kan worden gecombineerd met elementen uit het Christendom, zoals het gebruik van de Bijbel, heilig water of de referentie aan de kracht van de Heilige Geest. In veel van deze groeperingen wordt er bovendien niet neergekeken op polygamie, maar wordt dit vaak bestempeld als een teken van het maatschappelijke succes van de man. Er ontstaan honderden van deze onafhankelijke kerken; kerken die zich vaak verbinden met de massale arbeidsmigratie van het platteland naar de steden dat onder het koloniale bewind en door de introductie van mijnbouw en industrie op gang was gekomen. In zekere zin worden deze kerken daarom gezien als plaatsen waar een herordening van het maatschappelijke leven kan plaatsvinden, een herordening die vanwege de invloed van de missie en de invloed van het koloniaal kapitalisme noodzakelijk was geworden. Interessant is natuurlijk dat deze nieuwe onafhankelijke kerken een soort verzetsbeweging bleken te zijn. Alhoewel zij vrijwel niets aan de patriarchale verhoudingen in de Afrikaanse samenleving willen veranderen – en in veel gevallen die patriarchale verhoudingen juist versterken – tekenen zij verzet aan tegen een westerse dominantie en culturele impact op het eigen leven en de eigen socio-‐religieuze en spirituele wereld. Hier zijn ook een aantal keren militante opstanden tegen het koloniale bewind uit voort gekomen. In de jaren 60, 70 en 80 ontwikkelt zich een volgende ‘generatie’ van Afrikaans christendom die enerzijds op afstand staat van het missionaire christendom, maar anderzijds zich ook niet vereenzelvigd met deze stroming van onafhankelijke Afrikaanse kerken. De onafhankelijke kerken blijven wel bestaan, maar worden in deze jaren in het publieke domein meer en meer naar de achtergrond verdrongen door een charismatische stroming die we pentecostalisme zijn gaan noemen. Uiteraard zijn er raakvlakken en overeenkomsten tussen de verschillende christelijke tradities en stromingen, maar de leiders van deze stroming benadrukken maar al te graag de eigen identiteit en de manier waarop zij vinden moreel superieur te zijn aan andere christelijke tradities. Het zijn vooral studenten en scholieren die in eerste instantie Pentecostale groepen opzetten die vaak de vorm krijgen van zg. fellowships en ministries voordat zij zich later tot kerken ontwikkelen. In veel gevallen wordt deze ontwikkeling gezien als afkomstig uit de VS, ook omdat de eerste Pentcostale kerken zich in Zwarte Amerikaanse gemeenschappen ontwikkeld hebben. Maar dat is een foutieve interpretatie; juist omdat het pentecostalisme in Afrika zich vooral ontwikkelt binnen de intellectuele elite zijn er veel mogelijkheden om zich te informeren over en, te verbinden met, pentecostale groeperingen die zich elders snel over de wereld verspreiden. Belangrijke pinkster-‐leiders en predikers uit de VS of Europa trekken dan ook naar Afrika en vinden daar een gewillig oor onder deze geschoolde groepen. Dit Pentecostalisme keert zich tegen het missionaire christendom omdat dat laatste als ‘ lauw’ en halfslachtig van de hand wordt gedaan; het missionaire christendom wordt gezien als moreel failliet omdat het niet diep genoeg zou ingrijpen in de levensstijl van hun leden, nauwelijks een morele discipline zou kennen en vooral aan mannen een grote mate van vrijheid toekent waar het relaties betreft. Het zet zich daarnaast af tegen de onafhankelijke kerken omdat die laatsten geen breuk met het cultureel en ritueel verleden voorstaan en daardoor in feite met vuur spelen waar het gaat om het gebruik van afrikaanse genezingsmethoden. Dat is in de ogen van de pentecostale groeperingen demonisch van aard en staat haaks op het creëren van een modern gelovige die zich wil vrijmaken van dergelijke banden met een cultureel verleden.
In plaats van een lokale culturele worteling zoeken deze pentecostale groeperingen daarom dus juist intensieve contacten met een internationale wereld. Veel van deze groeperingen verbinden zich dus niet met de migratiegolven van platteland naar stad; zij zijn immers al stedelijk in oriëntatie en aanhang. In plaats daarvan oriënteren ze zich op de internationale migratie en de transnationale verbanden die dit brengt. Dit is dan ook de belangrijkste reden waarom in Afrikaanse migrantengemeenschappen in het Westen en dus ook in Nederland zoveel van deze pentecostale kerken actief zijn; dit is een internationale en kosmopolitische context waarin deze kerken zich plaatsen en die zij voor een deel ook tot stand brengen. Welke sociale effecten en sociale impact heeft de pentecostale ideologie nu precies op de leden en hun dagelijkse praktijk en sociale omgeving ? 2. het generationele perspectief Kort gezegd; het pentecostalisme is vooral een stroming van de jongere generatie. Niet dat er geen ouderen lid kunnen zijn van een van deze groeperingen; het punt is dat gezag op basis van leeftijd niet meer kritiekloos wordt geaccepteerd. Sterker, in veel pentecostale groeperingen wordt de oudere generatie moreel verdacht gemaakt of moreel inferieur verklaard. De reden hiervoor is dat in termen van een charismatische opvatting van gezag, autoriteit op de eerste plaats altijd vanuit een goddelijke macht geïnspireerd moet zijn. Dit betekent dat in zekere zin iedereen zich een religieus leider zou kunnen noemen zolang een goddelijke inspiratie of revelatie daarvoor geclaimd kan worden. Een andere reden voor de diskwalificatie van het gerontocratisch gezag is dat de oudere generatie een verleden heeft in voorouderlijke tradities, en daarbij nog vaak graag aan die tradities wil vasthouden. Dat is binnen het pentecostalisme volstrekt onacceptabel. Dit betekent dat in feite iedereen die een ervaring van wedergeboorte kan claimen en dus een breuk met het verleden heeft gemaakt, bij voorbaat al meer moreel gezag heeft dan ongeacht welke leeftijd of ervaring van een niet-‐Pentecostaal persoon. Het pentecostalisme beweegt zich daarmee vaak in een generatie-‐conflict; jongeren die zich tot deze stroming gaan rekenen keren zich tegen het gezag van hun familie-‐oudsten, lezen hun de les en gaan bijvoorbeeld belangrijke momenten in het leven (geboorte, huwelijk, dood) op een eigen manier invullen, vaak tot woede en ergernis van de oudere generatie. De meer radicale morele discipline van het pentecostalisme en het navolgen van wat het geloof voorschrijft, werkt daarbij als een morele legitimering voor deze verschuiving in verhoudingen. In de missiekerken en met name ook in de onafhankelijke kerken speelt senioriteit juist vaak een cruciale rol en is er voor de stem van de jongere generatie minder plaats. Daarbij speelt ook een rol dat zeker in de beginfase van het pentecostalisme, leden en leiders vooral uit de beter-‐geschoolde lagen van de urbane bevolking kwamen met daardoor al een groter mate van maatschappelijke onafhankelijkheid. De paradox die we daarom in het pentecostalisme zien is dat terwijl de ideologie van de stroming als conservatief valt aan te merken in termen van de leefregels, de morele discipline, de sekse-‐ verhoudingen enzovoort, deze ideologie tegelijkertijd door de jongere generatie gebruikt wordt als bevrijding van het gezag dat de oudere generatie over hun leven kan uitoefenen. In de praktijk van alledag lopen de jongeren er uiteraard tegenaan dat alhoewel zij deze vrijheid willen claimen, de economische afhankelijkheidsrelaties met de familie en de ouderen nog altijd dusdanig zijn dat zij er niet aan kunnen ontsnappen. Tegelijkertijd vormt het pentecostalisme daarmee dus een onophoudelijke bron van generationeel conflict; de jongere generatie wil zich losbreken van culturele verplichtingen en tradities en ziet in het pentecostalisme een kans om
vooruit te streven in wat zij als ‘ moreel leiderschap’ aanmerken; met andere woorden een combinatie van conservatisme en progressiviteit dat vraagtekens plaats t.a.v. de manier waarop soms met een westerse blik over het conservatisme van de pentecostaalse beweging wordt gesproken. Geldt deze paradox ook voor de gender-‐verhoudingen binnen de stroming ? 3. het gender perspectief Er is veel geschreven over de man-‐vrouw rol-‐verhoudingen binnen de diverse Christelijke tradities in Afrika, niet in de laatste plaats binnen het pentecostalisme. In zijn algemeenheid geldt dat vele van de nieuwere en recentere Afrikaanse christelijke tradities vooral als een beweging van en voor vrouwen moet worden gezien. Zowel de onafhankelijke kerken als ook de latere Pentecostale kerken zijn vooral stromingen van en voor vrouwen. Vrouwen zijn overwegend lid, vormen veruit de meerderheid in de door de kerken uitgevoerde genezingspraktijken of in de door de kerken georganiseerde self-‐help organisaties. Mannen daarentegen hebben vaak een leiderschapsrol; zij zijn de pastors, de gebedsgenezers of het financiële bestuur van de kerk. Deze verdeling staat uiteraard haaks op de gedachte dat elk leiderschap bestaat op basis van goddelijke inspiratie en revelatie, omdat deze vormen van charismata ook onder vrouwen voorkomen en zij dus daarmee automatisch kwalificeren voor het leiderschap van de groepering. Deze sekse-‐ongelijkheid staat onder grote druk en meer en meer komen in de Pentecostale groepering vrouwelijke leiders naar voren. Dit neemt niet weg dat in de ideologie van deze groeperingen een sterke nadruk op patriarchale verhoudingen tussen de seksen blijft bestaan. Op ideologisch nivo wordt zonder uitzondering de man altijd gezien als het hoofd van het gezin en wordt de vrouw gezien in een daaraan onderdanige positie. Tegelijkertijd brengt dit vrouwen paradoxaal in een goede onderhandelingspositie t.o.v. de man waar het vooral een huwelijkse relatie betreft. Op de eerste plaats geldt het streven naar maatschappelijk succes ook voor vrouwen; scholing, ondernemerschap en het hebben van eigen (financiële) middelen behoren tot het pentecostale succes-‐ideaal van de moderne vrouw. Economische afhankelijkheid daarmee dus niet. Deze positie leidt tot een aantal zaken t.a.v. de positie van de man; ten eerste is het opvallend dat hierdoor de man aan steeds hogere eisen en verwachtingen moet voldoen. Aan de man worden steeds hogere eisen gesteld in het verantwoordelijkheid nemen voor het w el en wee van het huishouden, de zorg voor kinderen en de accumulatie van bezittingen en rijkdommen; hij wordt geacht niet achter te blijven bij de rol die een echtgenote daarin speelt en moet in staat zijn aan een soort Oprah Winfrey middenklasse ideaalbeeld te voldoen van de relatieve welvaart van zijn huishouden. De pentecostale kerken maken daarom een belangrijke zaak van de zg. marital counseling; dit is te omschrijven als een soort ‘ trainingsprogramma’ in de voor-‐huwelijkse fase waarin een aanstaand echtpaar, man en vrouw tegelijk, worden voorbereid op alle verantwoordelijkheden van het huwelijk. Terwijl enerzijds de maatschappelijke positie en (financiële) onafhankelijkheid van het paar een belangrijke onderwerpen zijn en de counseling vooral wordt gezien als een middel om juist de man te doorgronden van zijn verantwoordelijkheden, is een ander belangrijk onderwerp de emotionele investering. Emotionele betrokkenheid, affectie, het tonen daarvan zijn in deze counseling sessies spraakmakende onderwerpen geworden; in sommige kerken zijn er zelfs sessies die als ‘ love-‐therapy’ bekend zijn geworden waarbij paren -‐ tegen culturele conventies in -‐ in een publieke ruimte zoals een kerk de affectie voor elkaar moeten tonen door te zoenen of elkaar te omarmen. Hierbij worden dus nieuwe expressievormen van het hebben van een relatie aan de
dag gelegd die vaak nogal confronterend overkomen. Terwijl er dus enerzijds sprake is van een carriere-‐model in de relatie voor beide partners is er tegelijkertijd sprake van een streven naar een emotionalisering van de relatie die in de lokale culturele context vaak als nieuw zo niet schokkend wordt ervaren. Sommige auteurs wijzen erop dat de pentecostale herformulering van de gender-‐modellen onderdeel zijn van, of een reactie vormen op, wat als de ‘ crisis in masculinity’ wordt gezien. De modellen van man-‐zijn veranderen sterker dan de modellen van vrouw-‐zijn, en dit wordt op interessante wijze juist door het mannelijk leiderschap van de pentecostale kerken opgepikt en bespreekbaar gemaakt. 4. het fecundistische perspectief Een derde paradoxale beweging die we in het pentecostalisme kunnen vinden ligt besloten in de ideeën rond seksualiteit. In algemene zin vormt het pentecosatlisme onderdeel van de abrahamitische tradities waarin een fecundistisch perspectief op seksualiteit de hoofdrol speelt; seksualiteit staat op de eerste plaats ten dienste aan voortplanting. Seksualiteit dat daar niet aan voldoet is daarom onderwerp van discipline en sanctie. Verder wordt seksualiteit exclusief verbonden aan het huwelijk. Alle vormen van niet-‐huwelijkse of voor-‐huwelijkse seksualiteit worden daarom zwaar gesanctioneerd. Juist de pentecostale kerken zijn er bekend zo niet berucht om geworden hoezeer zij seksualiteit niet alleen gemoraliseerd hebben maar tot het object van zelf-‐disciplinering hebben gemaakt. Overal in Afrika hebben van meet af aan deze kerken zwaar ingezet op voor-‐huwelijkse ‘abstinence’ en het idee van het zg. ‘ Christian courtship’ zodat jonge mensen niet in de verleiding zouden komen om een seksuele relatie aan te gaan. Zg. pledge-‐groups werden opgericht waarbij de belofte van zelf-‐onthouding zwaar ging wegen in het lidmaatschap van de kerk. Sociale schaamte bij overtreding was het gevolg waarbij ‘zondaars’ vaak ten overstaan van de gemeenschap een ‘ faux-‐pas’ moeten toegeven, op de achterste banken in de kerk moeten gaan zitten en uitgesloten worden van deelname aan een van de vele fellowships en andere organisaties die binnen de kerken bestaan. De controle over en problematisering van seksualiteit is niet los te koppelen van de middenklasse en de mate waarin de middenklasse gevormd is door allerlei burgerlijke ideeën rond seksualiteit en noties van publieke schaamte. De geschoolde middenklasse heeft vaak een achtergrond juist van scholing in en door de missie-‐scholen die een belangrijke plaats in genomen hebben in de vorming van een Afrikaanse elite. De pentecostale ideeën over seksualiteit zijn op de eerste plaats een exponent en voortvloeisel van elementen uit de missie-‐geschiedenis waarbij een victoriaanse achtergrond van de missionarissen die naar Afrika kwamen niet kan worden ontkend. De missie problematiseerde niet alleen polygamie maar ook rituele contexten zoals initiatie waar vaak op onverbloemde wijze instructie aan de jongere generatie gegeven werd en wordt over seksualiteit, voortplanting en lichamelijk plezier. In veel delen van sub-‐Sahara Afrika raakten de initiatierituelen in onbruik terwijl ook er ook in de publieke domein of in het onderwijs weinig ruimte was voor een open vertoog over seksualiteit; een verburgerlijkte moraal zou men kunnen zeggen. Seksualiteit bleef een taboe-‐onderwerp, omgeven met een grote mate van discretie, stilte en sociale schaamte. Het Pentecostalisme gaat sterk in betekenis toenemen aan het beging van de jaren 80 juist op het moment dat HIV/AIDS epidemische vormen gaat aannemen. In de bestrijding van de ziekte willen in landen zoals Botswana, Uganda en Zambia de overheden ook het maatschappelijke middenveld inschakelen en betrekken daarom ook kerken en religieuze organisaties in de strijd. In sommige gevallen gebeurt dat vrij laat in het verloop van de ziekte; in Botswana bijvoorbeeld
pas rond 1995. Tegen die tijd hebben veel kerkelijke organisaties, en niet inde laatste plaats de Pentecostale al een slechte reputatie gekregen als actoren die de ziekte moraliseren; aids als een straf van God voor zondig gedrag op het terrein van seksuele relaties is daarbij een vaak voorkomend religieus vertoog. Dit wordt vooral gemeld uit de Pentecostale groeperingen en er lijkt daarbij grote weerstand te bestaan tegen het scheppen van meer openheid over de ziekte, tegen het bespreekbaar maken van seksueel gedrag op een wijze die in het bijzonder juist de jongere generatie verder zou kunnen helpen in een open en niet-‐stigmatiserende omgang met dit probleem. Sommige auteurs wijzen er zelfs op dat AIDS als een soort ‘blessing in disguise’ voor de pentecostale groeperingen ging werken omdat het hen te pas komt in het propageren van strikte morele leefregels, het ingrijpen op seksueel gedrag en het controleren en disciplineren van relaties. Veel van de aids campagnes benadrukken immers het idee van ‘behavorial change’, stellen mensen onder druk om zich te laten testen, en om allerlei vormen van ‘counseling’ te ondergaan (pre-‐test, post-‐test counseling, couples’ counseling, ART-‐ counseling etc.) waarin mensen zich moeten onderwerpen aan het (morele) gezag en de inspectie van de counselor. De Pentecostale kerken doen eigenlijk al niet anders. Counseling is een cruciale religieuze praktijk en mensen die binnen de context van de kerk willen gaan trouwen dienen in de regel zo’n half jaar vooraf aan de huwelijksdatum ‘pre-‐marital counseling’ te ontvangen. Als paar ontmoeten zij dan een pastor of ander prominent lid van de kerk en in wekelijkse sessies worden dan tal van aspecten van relaties, huwelijk, verplichtingen en verantwoordelijkheden doorgenomen. Daarbij komt ook uitdrukkelijk seksualiteit aan de orde; niet alleen is er de vraag of het stel zich op HIV heeft laten testen en aan elkaar de resultaten van de tests bekend heeft gemaakt, maar vaak gaat het gesprek ook veel dieper en intiemer. Het seksuele gedrag, verlangens en emoties worden besproken en er wordt veel kennis uitgewisseld over het lichaam, lichaamsbeleving en seksuele technieken. Mannelijke counselors halen er soms hun echtgenotes bij of omgekeerd wanneer er zaken besproken moeten worden die op dit punt specifiek vrouwelijk of mannelijk zijn. De jonge stellen moeten vaak kleine opdrachten thuis uitvoeren – als een soort huiswerk – om met elkaar te praten over dergelijke intieme zaken en daardoor een vorm van communicatie te ontwikkelen waar vaak in andere contexten dan deze een ‘taal-‐vorm’ hiervoor ontbreekt of volstrekt taboe is. Interessant daarbij is dat behalve de kwestie van AIDS-‐testing in deze gesprekken seksualiteit wordt weggetrokken uit een context van ‘seksualiteit als probleem’ naar een context van seksualiteit als bron/onderwerp van affectie, plezier en communicatie. In gesprekken hierover vertelden de stellen mij vaak in eerste instantie geschokt te zijn over de openheid waarmee dit alles aan de orde wordt gesteld. Ook de opzet van deze counseling waarbij deze uitwisseling over de grenzen van leeftijd en gezag worden uitgevoerd, wordt ervaren als verrassend alsook het bespreken van intimiteiten over de grenzen heen van de gender-‐verdeling. Hier worden zaken besproken die eigenlijk nergens anders bespreekbaar zijn en bovendien in een context die ver weg staat van de familie en verwantschappelijke relaties. De counselor is in dat opzicht een relatieve vreemde, maar blijkbaar wel een vreemde die een ‘taal ’ beschikbaar heeft die zich niet laat beperken tot de bestaande culturele conventies maar daar tegenin gaat. In deze counseling wordt juist ook vaak afstand genomen van en kritiek geuit op de vormen van ‘advice’ die deze stellen in het kader van huwelijkssluiting krijgen vanuit traditionele opvattingen daarover. Zo is er bijvoorbeeld in Botswana bij huwelijkssluiting een uitspraak die aan de jonge stellen wordt voorgehouden in die contexten dat “a man is like an axe; everyone can pick him up!” dat betekent dat de seksuele krachten van een man niet alleen zijn
voorbehouden aan de vrouw waarmee hij getrouwd is, maar dat ook anderen daar een beroep op kunnen doen. Counseling is wordt in die zin ‘counter-‐cultural’ omdat de stellen geacht worden van zulk advies afstand te nemen, daar bovendien samen over te praten en een andere communicatie over het seksuele op de voorgrond te plaatsen. Deze nieuwe openheid en nieuwe ‘taal’ over seksualiteit die binnen het pentecostalisme ontwikkeld is, wordt gerapporteerd uit verschillende delen van Afrika. Ook in de zondagse toespraken/preken van leiders komt de openheid over seksualiteit, seksuele beleving en details over intimiteit naar voren waarvan bekend is dat het publiek zich soms afvraagt “is this still church?”. Met andere woorden, er lijkt een zekere opzettelijkheid te schuilen inde manier waarop deze openheid over seksueel plezier een schokeffect teweeg wil brengen, de tongen los wil maken en wil bijdragen aan een agenda om tegen bepaalde culturele conventies en tradities in te gaan. Ook de media rapporteren hierover, zoals uit het volgende bericht in een krant blijkt: ! Mmegi (26-‐10-‐2010): “God doesn't want dull, sexless and conflict-‐riddled marriages”, REVEREND PHILLIP of the Global Divine Family Harvest Church tells mainly young people at a seminar. “You need to break the routine in your sex life” he said. “be creative. Bring back that initial romance…..If you are the busy type, set aside a specific day during the week and let nobody, not even your pastor or your children, tamper with that time. When your pastor tells you to come to a meeting, tell him “sorry pastor, we have a little private arrangement at home and I must be there……..” De schijnbare paradox die zich voordoet is dat enerzijds het pentecostalisme in het hele verloop van de AIDS-‐crisis zich leek voor te doen als een conservatieve kracht, fel gekant tegen een meer liberale seksuele moraal zoals het promoten van condoom-‐gebruik, terwijl anderzijds een nieuwe en aantrekkelijke vorm van openheid zich heeft ontwikkeld die seksualiteit en het gesprek daarover de-‐problematiseert. Binnen de gevestigde missiekerken is daarvoor veel minder ruimte, is de stap naar deze nieuwe taal veel moeilijker te zetten en is een praktijk zoals de hierboven beschreven vorm van counseling niet of nauwelijks op deze manier tot ontwikkeling gekomen. Een verklaring voor de ‘relatieve voorsprong’ van het pentecostalisme op dit punt is nog niet zo eenvoudig te geven; wel is een feit dat de rol van een meer-‐geschoolde middenklasse in het pentecostalisme van belang is. Terwijl deze middenklasse bijgedragen heeft aan een verburgerlijkte moraal over seksualiteit, waren zij wel vaak de eersten die zich door middel van deelname aan allerlei cursussen, workshops en trainingen meer en meer lieten ‘professionaliseren’ in het AIDS-‐voorlichtings-‐ en testing werk. Toegenomen kennis en vaardigheden, en de plaats die prominente en geschoolde leden binnen pentecostale kerken kunnen innemen maakte op den duur -‐ in de loop van het proces van de ziekte -‐ ook een grotere ruimte mogelijk voor een ‘geïnformeerd’ vertoog over seksualiteit. Er is dus tegelijkertijd iets verschoven/veranderd in de opstelling van de middenklasse t.a.v. seksualiteit als in de manier waarop pentecostale groeperingen daarop reageren. Dit betekent niet dat de pentecostale groepering plotseling een liberale agenda over de plaats en betekenis van seksualiteit in de samenleving voeren; het conservatisme t.a.v. voor-‐huwelijkse relaties, condoom-‐gebruik, de rol van de man of homoseksualiteit blijven onverkort van kracht. Maar dit conservatisme staat blijkbaar een openheid en een herformulering van seksualiteit niet in de weg; integendeel, de huidige fascinatie voor het pentecostalisme onder de jongere generatie wordt gevoed door de ruimte die het biedt om over seksualiteit te praten, daar een ‘taal’ voor te bieden en ook een uitwisseling/communicatie daarover tussen de seksen mogelijk te maken.
Rijk van Dijk, september 2013.