PENSIOENREGLEMENT MIDDELLOON 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
te
Nijmegen
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
1
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1. DEELNAME AAN DE PENSIOENREGELING Artikel 1 Deelnemers Artikel 2 Start en einde deelname
5 5 6
Hoofdstuk 2. DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN Artikel 3 De basis voor de pensioenopbouw
7 7
Hoofdstuk 3. DE SOORTEN PENSIOEN BINNEN DE REGELING Artikel 4 Pensioenen binnen de regeling Artikel 5 Ouderdomspensioen Artikel 6 Partnerpensioen Artikel 7 Wezenpensioen Artikel 8 Arbeidsongeschiktheidspensioen
9 9 9 10 12 13
Hoofdstuk 4. GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN Artikel 9 Beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling Artikel 10 Inbreng van waarde bij start deelname Artikel 11 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid Artikel 12 Scheiding
16 16 17 17 19
Hoofdstuk 5. KEUZEMOGELIJKHEDEN Artikel 13 Keuzemogelijkheden Artikel 14 Vervroegen van het volledige ouderdomspensioen of een gedeelte van het ouderdomspensioen Artikel 15 Uitruilen ouderdomspensioen en partnerpensioen Artikel 16 Hoog-laagregeling
22 22
Hoofdstuk 6. MET PENSIOEN Artikel 17 Pensioenuitkering
25 25
Hoofdstuk 7. KOSTEN, FINANCIERING EN HERVERZEKERING VAN DE PENSIOENREGELING Artikel 18 Kosten en financiering van de pensioenregeling Artikel 19 Recht op verlaging of beëindiging van de premiebetaling door de werkgever Artikel 20 Herverzekering
26 26 26 27
Hoofdstuk 8. OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 21 Overgangsbepalingen
28 28
Hoofdstuk 9. OVERIGE BEPALINGEN Artikel 22 Onvoorziene gevallen Artikel 23 Afkoopverbod Artikel 24 Slotbepaling
29 29 29 29
Begripsomschrijvingen
30
22 23 24
BIJLAGE FLEXIBILISERING 2013 Flexibiliseringsmogelijkheden
1 1
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
3
Hoofdstuk 1. Artikel 1 1.1
DEELNAME AAN DE PENSIOENREGELING
Deelnemers
Voor wie geldt deze pensioenregeling?
De pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds GITP geldt voor: - alle werknemers van GITP B.V. van 21 jaar of ouder, die op 31 december 2012 deelnemer waren aan de tot en met die datum geldende pensioenregeling en tevens op 1 januari 2013 een dienstverband hadden met GITP B.V. of arbeidsongeschikt waren; - alle werknemers van GITP BV van 21 jaar of ouder, die vanaf 1 januari 2013 in dienst zijn getreden bij GITP B.V.. 1.2a
Wat is de verplichting van de (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde?
De (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde zijn verplicht om tijdig alle inlichtingen en bewijsstukken te verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van dit reglement. De deelnemer verstrekt de informatie aan de werkgever en desgevraagd aan het pensioenfonds; de gewezen deelnemer en de gepensioneerde verstrekken de informatie rechtstreeks aan het pensioenfonds. 1.2b
Wat gebeurt er als de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde zijn verplichting niet nakomt?
Als de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde zijn verplichting niet nakomt, kan dit tot gevolg hebben dat het pensioen dat uit dit reglement voortvloeit niet of slechts gedeeltelijk is verzekerd. In dat geval heeft de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde geen recht op pensioen of slechts op het (gedeeltelijk) verzekerde pensioen. 1.2c
Welke informatie ontvangt de deelnemer?
De deelnemer ontvangt bij opname in de pensioenregeling een bewijs van deelnemerschap, in de vorm van een eerste pensioenoverzicht. De deelnemer ontvangt bij het begin van het deelnemerschap de statuten van het pensioenfonds en het voor hem geldende pensioenreglement. De deelnemer wordt jaarlijks schriftelijk op de hoogte gesteld van de wijzigingen in het pensioenreglement en de statuten. Daarnaast zorgt het bestuur ervoor dat alle belanghebbenden op een gemakkelijke wijze kennis kunnen nemen van de geldende statuten en reglementen. De deelnemer ontvangt jaarlijks een pensioenoverzicht waarin de hoogte van de tot dat jaar opgebouwde pensioenrechten, de hoogte van de op de pensioendatum te bereiken pensioenrechten en de jaarlijkse pensioenaangroei worden vermeld. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt het pensioenfonds binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het bestuur kan bepalen dat de kosten die met deze opgave verband houden door de deelnemer vergoed moeten worden. De deelnemer ontvangt voorts alle informatie die het pensioenfonds bij of krachtens wettelijke bepalingen verplicht is te verstrekken.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
5
Artikel 2 2.1
Start en einde deelname
Wanneer start de deelname aan de pensioenregeling?
De deelname aan de pensioenregeling begint op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt of, bij indiensttreding na de 21ste verjaardag, op de eerste dag van de maand van indiensttreding. De deelname vangt echter niet eerder aan dan de datum waarop dit reglement in werking treedt. Deelname met terugwerkende kracht is niet mogelijk. 2.2
Wanneer eindigt de deelname aan de pensioenregeling?
De deelname aan de pensioenregeling eindigt: - door overlijden van de deelnemer; - op de pensioendatum of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen volledig ingaat; - bij beëindiging van de dienstbetrekking voordat de pensioendatum is bereikt, anders dan om reden van arbeidsongeschiktheid: op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd; - bij beëindiging van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 11: op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de arbeidsongeschiktheid eindigt, mits op dat moment geen dienstbetrekking meer bestaat tussen de deelnemer en de werkgever. 2.3a
Wat is er geregeld voor werknemers die jonger zijn dan 21 jaar?
De werknemer die jonger is dan 21 jaar, maar wel voldoet aan alle andere vereisten voor deelname aan deze pensioenregeling, komt in aanmerking voor verzekering van pensioen volgens de voorportaalregeling. 2.3b
Wat houdt de voorportaalregeling in?
De voorportaalregeling verzekert uitsluitend op risicobasis het partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen als omschreven in dit reglement. Daarnaast komt de werknemer die arbeidsongeschikt wordt tijdens deelname aan de voorportaalregeling in aanmerking voor premievrije opbouw van pensioen op grond van artikel 11 voor zover die arbeidsongeschiktheid voortduurt na de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt. 2.3c
Wanneer eindigt de voorportaalregeling?
De voorportaalregeling eindigt: - zodra de werknemer de maand bereikt waarin hij 21 jaar wordt. Vanaf dat moment start de deelname aan de pensioenregeling. - indien en zodra de dienstbetrekking van de werknemer anders dan door overlijden of om reden van arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd voordat de deelname aan de pensioenregeling is begonnen; in dat geval vervallen alle voor die werknemer gesloten verzekeringen zonder dat er recht ontstaat op een premievrije aanspraak op partnerpensioen of wezenpensioen. 2.3d
Wat gebeurt er bij scheiding tijdens deelname aan de voorportaalregeling?
Bij echtscheiding, beëindiging van geregistreerd partnerschap of beëindiging van het voeren van een gezamenlijke huishouding tijdens de voorportaalregeling vervalt de verzekering van het partnerpensioen.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
6
Hoofdstuk 2. Artikel 3 3.1
DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN
De basis voor de pensioenopbouw
Wat is het karakter van deze pensioenregeling?
Deze pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. 3.2a
Wat is de basis voor de pensioenopbouw?
De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van de hoogte van de pensioenen. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris van de deelnemer, verminderd met de franchise. 3.2b
Wat is het pensioengevend salaris?
Het pensioengevend salaris bedraagt 12 maal het vaste maandsalaris over januari van het betrokken kalenderjaar, inclusief de component leidinggevenden- en professionelentoeslag, vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Gratificaties, overwerkgelden en dergelijke worden voor de vaststelling van het pensioengevend salaris niet in aanmerking genomen. De levenslooptoeslag behoort evenmin tot het pensioengevend salaris. 3.2c
Wat is de franchise?
De franchise is het deel van het pensioengevend inkomen waarover geen pensioen wordt opgebouwd. Dit wordt in de meeste gevallen gecorrigeerd doordat de overheid een AOW-uitkering verstrekt, die dit gemis aan pensioenopbouw compenseert. 3.2d
Hoe hoog is de franchise?
De franchise wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld op 10/7 maal de jaarlijkse uitkering voor een gehuwde persoon krachtens de Algemene Ouderdomswet inclusief vakantiegeld, naar de AOWbedragen zoals die gelden per 1 januari van elk kalenderjaar. 3.3
Wanneer wordt de pensioengrondslag vastgesteld?
De pensioengrondslag van de deelnemer wordt vastgesteld bij opname in de pensioenregeling en vervolgens jaarlijks per 1 januari. De pensioengrondslag blijft gedurende het jaar onveranderd, behalve bij een wijziging in de deeltijdfactor. Bij een wijziging in de deeltijdfactor wordt herberekend op basis van het salaris op 1 januari. 3.4
Wat is de pensioengrondslag bij een deeltijd dienstbetrekking?
Voor de vaststelling van de pensioengrondslag van de deelnemer met een deeltijd dienstbetrekking wordt de franchise vermenigvuldigd met een deeltijdfactor. Deze deeltijdfactor wordt berekend door het voor de deelnemer geldende aantal werkuren per week te delen door het aantal uren dat bij zijn werkgever geldt voor werknemers met een volledige dienstbetrekking. 3.5
Wat is er geregeld bij ouderschapsverlof of andere verlofvormen?
Wanneer een deelnemer gebruik maakt van ouderschapsverlof, levensloopverlof of een – door de directie van GITP aan te wijzen – andere vorm van verlof dat wettelijk mee mag tellen als diensttijd, wordt – tot een maximum verlofduur van 18 maanden – de verzekering van het partnerpensioen
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
7
(artikel 6), het arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 8) en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (artikel 11) voortgezet. De deelnemer is hiervoor geen premie verschuldigd. Bij overlijden van de deelnemer tijdens de periode van verlof als bedoeld in dit lid, wordt voor de vaststelling van het partnerpensioen uitgegaan van de pensioengrondslag die gold op de dag voorafgaande aan de opname van het verlof. Bij arbeidsongeschikt worden van de deelnemer tijdens de periode van verlof als bedoeld in dit lid, wordt voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen en de grondslag voor de premievrijstelling uitgegaan van de pensioengrondslag die gold op de dag voorafgaande aan de opname van het verlof.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
8
Hoofdstuk 3. Artikel 4 4.1
DE SOORTEN PENSIOEN BINNEN DE REGELING
Pensioenen binnen de regeling
In welke pensioenen voorziet de pensioenregeling?
De (gewezen) deelnemer heeft, met inachtneming van de bepalingen in dit reglement, recht op: - ouderdomspensioen - partnerpensioen - wezenpensioen - arbeidsongeschiktheidspensioen
Artikel 5 5.1
Ouderdomspensioen
Wat is het ouderdomspensioen?
Het ouderdomspensioen is de levenslange uitkering die de (gewezen) deelnemer ontvangt vanaf zijn pensionering. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen (zie artikel 17). 5.2
Wanneer begint en wanneer eindigt het ouderdomspensioen?
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum, welke is gelegen op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de rechthebbende overlijdt. 5.3
Hoe wordt het ouderdomspensioen opgebouwd?
De deelnemer bouwt over ieder deelnemersjaar tot aan de pensioendatum een gedeelte van het jaarlijkse ouderdomspensioen op. Het binnen deze pensioenregeling jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen bedraagt 1,45% van de jaarlijks vast te stellen pensioengrondslag. Het ouderdomspensioen is daarmee een afspiegeling van de gemiddeld tijdens de deelname geldende pensioengrondslag . 5.4
In hoeverre worden toeslagen verleend op het opgebouwde ouderdomspensioen?
Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal de algemene loonstijging in de onderneming van de werkgever, gemeten over de periode die loopt van 1 januari van het jaar voorafgaand aan de toeslagverlening tot en met 31 december van dat jaar. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP besluit evenwel jaarlijks of en in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemer jaarlijks per 1 januari worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Het pensioenfonds informeert de deelnemers jaarlijks over het toeslagbeleid. Indien toeslagverlening plaatsvindt zal deze in enig jaar nooit meer dan 8% bedragen.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
9
5.5
Verlaging van ouderdomspensioen
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, zijn; a. de aanspraken op ouderdomspensioen, zoals deze bedroegen per 31 december 2012, per 1 april 2013 verlaagd met 7%; b. de ingegane ouderdomspensioenen, zoals deze bedroegen per 1 april 2013, per deze datum verlaagd met 7%.
Artikel 6 6.1
Partnerpensioen
Wat is het partnerpensioen?
Het partnerpensioen bestaat uit een levenslange en een tijdelijke uitkering aan de partner van de deelnemer die wordt uitgekeerd na het overlijden van de deelnemer. 6.2
Wie heeft recht op een uitkering van partnerpensioen?
Recht op partnerpensioen heeft één persoon met wie de deelnemer: - gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan; - samenwoont, mits: - de deelnemer en de partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde; de partner geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn is van de deelnemer; - de deelnemer en de partner gedurende ten minste een half jaar aantoonbaar een gezamenlijke huishouding voeren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend. 6.3
Wanneer begint en wanneer eindigt het partnerpensioen?
Het levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het levenslange partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt. Het tijdelijke partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. De uitkering van het tijdelijke partnerpensioen eindigt op de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, dan wel op de laatste dag van de maand waarin de partner eerder overlijdt. 6.4
Hoe wordt het partnerpensioen herverzekerd?
Het partnerpensioen wordt herverzekerd op basis van een tijdelijke risicoverzekering. Dit wil zeggen dat het partnerpensioen is verzekerd zolang de werknemer deelnemer is. 6.5
Wanneer eindigt de herverzekering van het partnerpensioen?
De herverzekering van het partnerpensioen eindigt op het eerste van de volgende tijdstippen: - indien de dienstbetrekking wordt beëindigd anders dan om reden van arbeidsongeschiktheid, op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd; - de datum waarop de deelnemer de pensioendatum bereikt of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen volledig ingaat; - de datum waarop het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de samenwoning van de deelnemer eindigt anders dan door overlijden van de deelnemer; - de datum waarop de partner van de deelnemer overlijdt.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
10
6.6
Hoe hoog is het partnerpensioen:
6.6a
Bij overlijden van de deelnemer?
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het levenslange partnerpensioen gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven, met dien verstande dat de hoogte van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld alsof op de pensioendatum uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zal hebben plaatsgevonden als bedoeld in artikel 15. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de uitruil op zodanige wijze zal hebben plaatsgevonden dat de verhouding tussen het door uitruil verkregen partnerpensioen en het resterende ouderdomspensioen 70:100 bedraagt. Het ouderdomspensioen dat de deelnemer zou hebben opgebouwd over de periode vanaf de overlijdensdatum tot de pensioendatum wordt gebaseerd op de laatstelijk vóór overlijden vastgestelde pensioengrondslag, met inachtneming van de bepalingen in artikel 3. Bij overlijden van de deelnemer is het tijdelijke partnerpensioen gelijk aan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) vermeerderd met de vakantie-uitkering. Daarnaast bestaat het tijdelijke partnerpensioen uit een tweede bedrag ter tegemoetkoming van het verschil in verschuldigde premies volksverzekeringen over het levenslange partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit tweede bedrag wordt vastgesteld aan de hand van een percentage van het levenslange partnerpensioen. Het bestuur stelt dit percentage jaarlijks vast. Het bij overlijden van de deelnemer vastgestelde bedrag geldt vervolgens voor de gehele looptijd van de uitkering, met dien verstande dat de volgens artikel 17.4 geldende toeslagen ook op het tijdelijke partnerpensioen van toepassing zijn. Het totaal van het levenslange en tijdelijke partnerpensioen is gemaximeerd op 50% van het pensioengevend salaris. 6.6b
Bij overlijden van de gewezen deelnemer?
Bij overlijden van de gewezen deelnemer is er geen recht op partnerpensioen, tenzij op de datum waarop het deelnemerschap is beëindigd gebruik is gemaakt van de mogelijkheid van uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen op grond van artikel 15. 6.6c
Bij overlijden van de gepensioneerde?
Bij overlijden van de gepensioneerde is er geen recht op partnerpensioen, tenzij op de datum waarop het deelnemerschap is beëindigd of de pensioendatum gebruik is gemaakt van de mogelijkheid van uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op grond van artikel 15. 6.7
Kan het partnerpensioen bij ingang worden afgekocht?
Als het partnerpensioen bij ingang lager is dan het wettelijke afkoopbedrag heeft het pensioenfonds het recht dit partnerpensioen en eventueel wezenpensioen ten behoeve van de nabestaanden af te kopen. Vorengenoemd bedrag is onderhevig aan indexatie conform de Pensioenwet. Bij afkoop van pensioen wordt het recht op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van dit recht op afkoop, informeert het de partner daarover binnen zes maanden na de ingangsdatum van het partnerpensioen en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
11
6.8
Verlaging van ingegaan partnerpensioen
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, zijn de ingegane partnerpensioenen, zoals deze bedroegen per 1 april 2013, per deze datum verlaagd met 7%.
Artikel 7 7.1
Wezenpensioen
Wat is het wezenpensioen?
Het wezenpensioen is een uitkering voor kinderen van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde, die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. 7.2a
Wie heeft recht op wezenpensioen?
Recht op wezenpensioen hebben kinderen die in familierechtelijke betrekking staan tot de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Dit geldt ook voor stiefkinderen die door de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed. Ook een kind dat wordt geboren binnen 307 dagen na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde heeft recht op wezenpensioen. 7.2b
Wanneer is er geen recht op wezenpensioen?
Er is geen recht op wezenpensioen voor een kind dat wordt geboren na 307 dagen nadat het ouderdomspensioen volledig is ingegaan. Kinderen die zijn of worden geadopteerd nadat het ouderdomspensioen volledig is ingegaan hebben evenmin recht op wezenpensioen. 7.3
Wanneer begint en wanneer eindigt het wezenpensioen?
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt. Voor een kind dat wordt geboren binnen 307 dagen na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde, gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand waarin het kind wordt geboren. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt, of tot en met de laatste dag van de maand van diens eerder overlijden. Met kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar worden gelijkgesteld kinderen van 18 tot en met 24 jaar waarvan de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep. In dat geval wordt het wezenpensioen uiterlijk uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 25jarige leeftijd bereikt. Een toekenningsbeslissing op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten strekt hiertoe als bewijs. 7.4
Hoe hoog is het wezenpensioen:
7.4a
Bij overlijden van de deelnemer?
Het wezenpensioen is gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven, met dien verstande dat de hoogte van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld alsof op de pensioendatum uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zal hebben plaatsgevonden als bedoeld in artikel 15. Het ouderdomspensioen dat de deelnemer zou hebben opgebouwd over de periode vanaf de
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
12
overlijdensdatum tot de pensioendatum wordt gebaseerd op de laatstelijk vóór overlijden vastgestelde pensioengrondslag, met inachtneming van de bepalingen in artikel 3. 7.4b
Bij overlijden van de gewezen deelnemer?
Bij overlijden van de gewezen deelnemer is het wezenpensioen gelijk aan 14% van het op de dag van het eindigen van de deelname opgebouwde ouderdomspensioen, vermeerderd met de toeslagen die zijn verleend op grond van artikel 17.4, met dien verstande dat de hoogte van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld alsof op de ontslagdatum gebruik is gemaakt van de mogelijkheid van uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen op grond van artikel 15. 7.4c
Bij overlijden van de gepensioneerde?
Bij overlijden van de gepensioneerde is het wezenpensioen gelijk aan 14% van het op de overlijdensdatum geldende ouderdomspensioen, vermeerderd met de toeslagen die zijn verleend op grond van artikel 17.4, met dien verstande dat de hoogte van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld alsof op de ontslagdatum of pensioendatum gebruik is gemaakt van de mogelijkheid van uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen op grond van artikel 15 en géén gebruik is gemaakt van de hoog-laagregeling als bedoeld in artikel 16. 7.4d
Als beide ouders zijn overleden?
Het wezenpensioen waarop recht bestaat op grond van de leden 4a, 4b of 4c van dit artikel wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind volledig ouderloos wordt. In dit verband wordt onder ouder verstaan de ouder die in een familierechtelijke betrekking staat tot het kind. 7.5
Kan het wezenpensioen bij ingang worden afgekocht?
Als het jaarlijkse wezenpensioen bij ingang lager is dan het wettelijke afkoopbedrag heeft het pensioenfonds het recht dit wezenpensioen ten behoeve van het kind af te kopen. Vorengenoemd bedrag is onderhevig aan indexatie conform de Pensioenwet. Bij afkoop van pensioen wordt het recht op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van dit recht op afkoop, informeert het pensioenfonds het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger daarover binnen zes maanden na de ingangsdatum van het wezenpensioen en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. 7.6
Verlaging van wezenpensioen
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, zijn; a. de aanspraken op wezenpensioen, zoals deze bedroegen per 31 december 2012, per 1 april 2013 verlaagd met 7%; b. de ingegane wezenpensioenen, zoals deze bedroegen per 1 april 2013, per deze datum verlaagd met 7%.
Artikel 8 8.1
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Wat is het arbeidsongeschiktheidspensioen?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen is een uitkering die bedoeld is om inkomensachteruitgang van de deelnemer door arbeidsongeschiktheid te beperken.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
13
8.2
Wanneer heeft de deelnemer recht op arbeidsongeschiktheidspensioen?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd aan de deelnemer die tijdens de deelname aan de pensioenregeling arbeidsongeschikt wordt en een uitkering op grond van de WIA ontvangt. De deelnemer die al een gedeeltelijke WIA- of WAO-uitkering geniet op het moment waarop de deelname aanvangt, heeft recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen over de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid. 8.3
Wanneer gaat het arbeidsongeschiktheidspensioen in?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer het recht verkrijgt op een uitkering op grond van de WIA. 8.4
Tot wanneer wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot het eerste van de hierna volgende tijdstippen: - de pensioendatum; - de eerste dag van de maand volgend op die waarin het recht op een uitkering op grond van de WIA of WAO eindigt; - de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. 8.5
Hoe wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen berekend?
Voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van: - de vastgestelde grondslag van het arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP-grondslag); dit is het laatste per 1 januari vastgestelde pensioengevend salaris vóór ingang van de WIA-uitkering; - het vastgestelde grensbedrag van het arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP-grensbedrag); dit is een bedrag ter grootte van 261 maal het op 1 januari van dat jaar geldende maximumdagloon voor de uitkering op grond van de WIA Indien de AOP-grondslag lager is dan het AOP-grensbedrag, dan bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen voor de volledig arbeidsongeschikte deelnemer 15% van de AOPgrondslag. Indien de AOP-grondslag hoger is dan het AOP-grensbedrag, dan bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen 85% van het gedeelte van de AOP-grondslag dat uitkomt boven het AOP-grensbedrag, vermeerderd met 15% van het AOP-grensbedrag. 8.6
Wat is de hoogte van het te ontvangen arbeidsongeschiktheidspensioen?
8.6a
Algemeen:
De arbeidsongeschikte deelnemer ontvangt een percentage van het volgens lid 5 van dit artikel berekende arbeidsongeschiktheidspensioen. Dit percentage wordt gebaseerd op de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die volgens de WIA wordt vastgesteld. Hierbij geldt de onderstaande tabel. Mate van arbeidsongeschiktheid in procenten Minder dan 35 35 tot 45 45 tot 55 55 tot 65 65 tot 80 80 of meer
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
Uitkeringspercentage 0 40 50 60 75 100
14
Voor de deelnemer die bij aanvang van de dienstbetrekking reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid verminderd met de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelname. 8.6b
Bij vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid:
Bij vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die nog in dienst is van de werkgever wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen verhoogd. Deze verhoging wordt als volgt bepaald: - het pensioengevend salaris dat de deelnemer genoot op 1 januari voorafgaande aan de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid wordt herleid tot het salaris dat zou gelden als geen sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid; - de uitkomst hiervan wordt gehanteerd als AOP-grondslag voor het berekenen van een arbeidsongeschiktheidspensioen volgens de in lid 5 van dit artikel beschreven systematiek; - het aldus verkregen arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vermenigvuldigd met het percentage waarmee de arbeidsongeschiktheid is vermeerderd. De uitkomst vormt de verhoging van het arbeidsongeschiktheidspensioen. 8.6c
Bij vermindering van de arbeidsongeschiktheid:
Bij vermindering van de arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen vermenigvuldigd met de factor x/y. Hierbij is x gelijk aan het nieuwe uitkeringspercentage en y gelijk aan het oude uitkeringspercentage uit de in lid 6a van dit artikel opgenomen tabel. 8.7
Verlaging van arbeidsongeschiktheidspensioen
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, zijn de ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen, zoals deze bedroegen per 1 april 2013, per deze datum verlaagd met 7%.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
15
Hoofdstuk 4.
Artikel 9 9.1
GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN
Beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling
Wat gebeurt er bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling?
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vóór de pensioendatum eindigt de deelname aan deze pensioenregeling. De deelnemer behoudt echter premievrije aanspraken op het tot dat moment opgebouwde ouderdomspensioen en wezenpensioen. Indien toeslagen worden verleend op grond van artikel 17.4, worden de aanspraken op ouderdomspensioen en wezenpensioen verhoogd met deze toeslagen. De deelnemer die aansluitend aan de beëindiging van de deelname recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, behoudt ten behoeve van zijn partner gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof het partnerpensioen op opbouwbasis zou zijn verzekerd, waarbij rekening wordt gehouden met het partnerpensioen verkregen op grond van artikel 15. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de door de gewezen deelnemer opgebouwde rechten: - worden overgedragen (zie lid 2 van dit artikel: waardeoverdracht) - worden afgekocht (zie lid 3 van dit artikel: afkoop) - worden uitgeruild (zie artikel 15: uitruil ouderdomspensioen en partnerpensioen) 9.2
Uitgaande waardeoverdracht
9.2a
Wat is uitgaande waardeoverdracht?
Uitgaande waardeoverdracht houdt in dat de deelnemer een afkoopsom ter waarde van zijn bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenrechten overdraagt naar de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever. De nieuwe pensioenuitvoerder vertaalt de afkoopsom in extra pensioen volgens de regels die daarvoor gelden in de nieuwe regeling. 9.2b
Wanneer vindt uitgaande waardeoverdracht plaats?
Uitgaande waardeoverdracht vindt plaats op verzoek van de gewezen deelnemer die deelnemer wordt in de pensioenregeling van een nieuwe werkgever. De uitgaande waardeoverdracht wordt uitgevoerd volgens de wettelijk vastgestelde rekenregels en procedures. De deelnemer moet de overnemende pensioenuitvoerder om waardeoverdracht verzoeken binnen zes maanden na aanvang van de dienstbetrekking bij zijn nieuwe werkgever. 9.3a
Wat is afkoop?
Bij afkoop van pensioen wordt de aanspraak op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van het recht op afkoop, informeert het de gewezen deelnemer daarover binnen zes maanden na ingang van het ouderdomspensioen en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
16
9.3b
Kunnen de pensioenaanspraken bij beëindiging van de deelname worden afgekocht?
Als het ouderdomspensioen op het tijdstip van beëindiging van de deelname lager is dan het wettelijke afkoopbedrag heeft het pensioenfonds het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelname dit ouderdomspensioen en eventuele andere pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer af te kopen. Dit recht heeft het pensioenfonds niet als de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelname een procedure tot uitgaande waardeoverdracht is gestart. Vorengenoemd bedrag is onderhevig aan indexatie conform de Pensioenwet. Als de pensioendatum ligt vóór het verstrijken van de hiervoor bedoelde termijn van twee jaar, heeft het pensioenfonds het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen het ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, als de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum per jaar minder bedraagt dan het wettelijk afkoopbedrag. De afkoopsom wordt, onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen, uitbetaald aan de gewezen deelnemer, met uitzondering van de eventuele afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen, die wordt uitbetaald aan de gewezen partner.
Artikel 10 Inbreng van waarde bij start deelname 10.1
Wat is inkomende waardeoverdracht?
Inkomende waardeoverdracht houdt in dat de deelnemer de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken overdraagt aan Stichting Pensioenfonds GITP ter verwerving van aanspraken op pensioen op grond van dit reglement. 10.2
Hoe vindt inkomende waardeoverdracht plaats?
De deelnemer die de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken wil overdragen, dient daartoe een verzoek in bij het pensioenfonds binnen zes maanden na aanvang van de deelname aan deze pensioenregeling. De inkomende waardeoverdracht vindt vervolgens plaats volgens de wettelijk vastgestelde rekenregels en procedures.
Artikel 11 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 11.1a
Voor wie geldt de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid?
Dit artikel is van toepassing op de deelnemer die bij aanvang van de deelname volledig arbeidsgeschikt is. Voor de deelnemer die bij aanvang deelname gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft dit artikel betrekking op het arbeidsgeschikte deel. 11.1b Wat gebeurt er met de pensioenopbouw en de risicoherverzekering bij het ontstaan van volledige arbeidsongeschiktheid? Als de deelnemer volledig arbeidsongeschikt wordt en een WIA-uitkering ontvangt, dan eindigt daarmee de normale opbouw van het ouderdomspensioen en wezenpensioen en de herverzekering van het partnerpensioen. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt in plaats daarvan de opbouw en herverzekering van deze pensioenen premievrij voortgezet volgens de leden 2 en 5 van dit artikel. De deelnemer heeft recht op deze verdere opbouw wegens arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de dienstbetrekking. Als de deelnemer bij aanvang van de dienstbetrekking reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, geldt het bovenstaande slechts voor de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid na aanvang van de dienstbetrekking.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
17
11.1c
Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij het ontstaan van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid?
Als de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt en een WIA-uitkering ontvangt, dan kunnen twee situaties worden onderscheiden: 1. De deelnemer behoudt een dienstbetrekking bij de werkgever De verdere pensioenopbouw en herverzekering wordt gesplitst in twee delen. Voor het deel dat de deelnemer een dienstbetrekking bij de werkgever behoudt, wordt ook de opbouw van het ouderdomspensioen en wezenpensioen en de herverzekering van het partnerpensioen voortgezet. Dit gebeurt op de normale manier volgens de bepalingen van dit reglement uitgaande van het salaris dat nog uit dienstbetrekking wordt genoten. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt voor het arbeidsongeschikte deel de opbouw van het ouderdomspensioen en wezenpensioen premievrij voortgezet volgens de leden 2, 4 en 5 van dit artikel. 2. De deelnemer beëindigt zijn dienstbetrekking met de werkgever In het geval dat de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt en de dienstbetrekking met de werkgever wordt beëindigd, wordt om pensioenverlies te voorkomen voor het arbeidsongeschikte deel de opbouw van het ouderdomspensioen en wezenpensioen en de herverzekering van het partnerpensioen premievrij voortgezet volgens de leden 2, 4 en 5 van dit artikel. In beide situaties heeft de deelnemer recht op deze verdere opbouw en herverzekering wegens arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de dienstbetrekking. Over reeds bestaande arbeidsongeschiktheid bij aanvang van deelname aan deze pensioenregeling vindt dus géén opbouw wegens arbeidsongeschiktheid plaats. 11.2
Wanneer gaat de pensioenopbouw en de risicoverzekering wegens arbeidsongeschiktheid in?
De pensioenopbouw en risicoverzekering wegens arbeidsongeschiktheid gaat in per de eerste dag van de maand waarin de deelnemer een WIA-uitkering ontvangt. De opbouw van het ouderdoms- en wezenpensioen en de herverzekering van het partnerpensioen gebeurt op basis van de laatstgeldende pensioengrondslag vóór aanvang van de WIA-uitkering. Deze pensioengrondslag wordt vermenigvuldigd met een voortzettingspercentage dat is gerelateerd aan de mate van arbeidsongeschiktheid volgens de WIA. Deze voortzettingspercentages zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Mate van arbeidsongeschiktheid in procenten Minder dan 35 35 tot 45 45 tot 55 55 tot 65 65 tot 80 80 of meer
Voortzettingspercentage 0 40 50 60 75 100
Voor de deelnemer die bij aanvang van de dienstbetrekking reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid verminderd met de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelname.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
18
11.3
In hoeverre worden toeslagen verleend op de opgebouwde pensioenen bij arbeidsongeschiktheid?
Indien toeslagverlening plaatsvindt op grond van artikel 5.4 geldt het gebruikte toeslagpercentage ook voor de pensioenen die zijn opgebouwd op grond van dit artikel (11). De eerste toeslagverlening vindt in dat geval plaats op 1 januari van het kalenderjaar na het jaar waarin de WIA-uitkering is ingegaan. 11.4
Wat zijn de gevolgen van vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid:
11.4a
Als de dienstbetrekking van de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is voortgezet?
Als de dienstbetrekking van de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is voortgezet, wordt de pensioenopbouw en de herverzekering bij arbeidsongeschiktheid vanaf de eerste dag van de maand waarin de vermeerdering van kracht is aangepast aan het nieuwe percentage arbeidsongeschiktheid. Reeds bestaande arbeidsongeschiktheid op het moment waarop de deelname is aangevangen, maakt geen deel uit van dit percentage. Voor het bepalen van de grondslag waarover de pensioenopbouw en de herverzekering wegens arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet, wordt aangesloten bij de laatstgeldende pensioengrondslag vóór vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid. 11.4b Als de dienstbetrekking van de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is beëindigd? Als de dienstbetrekking van de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is beëindigd, dan leidt vermeerdering van arbeidsongeschiktheid niet tot een verhoging van de pensioenopbouw en de herverzekering wegens arbeidsongeschiktheid. 11.5
Wat zijn de gevolgen van vermindering van de arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw en de herverzekering wegens arbeidsongeschiktheid?
Een vermindering van de mate van arbeidsongeschiktheid leidt tot verlaging van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid per de eerste dag van de maand waarin de vermindering van kracht is. Voor het bepalen van de voort te zetten pensioenopbouw en herverzekering wordt de oorspronkelijk volgens lid 2 van dit artikel voortgezette pensioenopbouw en herverzekering vermenigvuldigd met de factor x/y. Hierbij is x gelijk aan het nieuwe voortzettingspercentage en y gelijk aan het oude voortzettingspercentage uit de in lid 2 van dit artikel opgenomen tabel.
Artikel 12 Scheiding 12.1
Op welk partnerpensioen behoudt de partner aanspraak na scheiding?
Voor toepassing van dit lid en lid 2 van dit artikel wordt onder scheiding verstaan: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden en beëindiging van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden. Omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of omzetting van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden in een huwelijk of in een geregistreerd partnerschap is geen scheiding in de zin van dit lid. Bij scheiding behoudt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde aanspraak op een premievrij partnerpensioen (bijzonder partnerpensioen). De hoogte van dit bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen waarop recht zou bestaan als de deelname aan deze pensioenregeling zou zijn geëindigd. Ingeval de deelname al is
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
19
geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het premievrije partnerpensioen waarop recht is ontstaan bij het beëindigen van de deelname, vermeerderd met de toeslagen die zijn verleend op grond van artikel 17.4. Van het in de vorige alinea bepaalde kan worden afgeweken als de gewezen partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Die voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig als het pensioenfonds bereid is hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen. Het bijzondere partnerpensioen gaat in bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en eindigt op de dag waarop de ex-partner overlijdt, tenzij de ex-partner gebruik heeft gemaakt van de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding omschreven mogelijkheid van conversie. De gewezen partner ontvangt van het pensioenfonds een bewijs van de hierboven beschreven aanspraak. De (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde ontvangt een afschrift van dit bewijs. 12.2
Kan de aanspraak op bijzonder partnerpensioen bij scheiding worden afgekocht?
Als de op grond van lid 1 van dit artikel aan de gewezen partner toekomende aanspraak op bijzonder partnerpensioen lager is dan het wettelijke afkoopbedrag heeft het pensioenfonds het recht deze aanspraak af te kopen. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van dit recht op afkoop, informeert het de gewezen partner daarover binnen zes maanden na de melding van de scheiding en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. Vorengenoemd bedrag is onderhevig aan indexatie conform de Pensioenwet. 12.3
Verlaging van bijzonder partnerpensioen
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, zijn de ingegane bijzonder partnerpensioenen, zoals deze bedroegen per 1 april 2013, per deze datum verlaagd met 7%. 12.4
Op welk ouderdomspensioen behoudt de partner aanspraak na scheiding?
Voor toepassing van dit lid wordt onder scheiding verstaan echtscheiding, scheiding van tafel en bed en beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners. Bij scheiding krijgt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling van de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd. Dit recht op uitbetaling ontstaat tegenover het pensioenfonds, mits binnen twee jaar na de scheiding aan het pensioenfonds van die scheiding melding is gedaan door middel van het daartoe bestemde formulier als bedoeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Van het in de tweede zin van dit lid bepaalde kan worden afgeweken als de (gewezen) partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. 12.5
Welke datum geldt als datum van beëindiging?
Als datum van echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of een
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
20
aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners, geldt de datum waarop de beschikking tot echtscheiding, ontbinding of beëindiging is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Als datum van scheiding van tafel en bed geldt de datum waarop de beschikking is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. Als datum waarop de partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden geacht wordt te zijn beëindigd, geldt de datum die is vermeld op een door beide partijen in gezamenlijkheid ondertekende onderhandse overeenkomst of op door beide partijen ondertekende gelijkluidende verklaringen waarmee het einde van de periode van samenwonen aan het pensioenfonds is medegedeeld. De handtekeningen dienen door een notaris te worden gelegaliseerd. Voor de berekening van de aanspraken op partnerpensioen en ouderdomspensioen als bedoeld in dit artikel wordt het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden geacht in stand te zijn gebleven gedurende de gehele maand waarin de scheiding plaatsvond.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
21
Hoofdstuk 5.
KEUZEMOGELIJKHEDEN
Artikel 13 Keuzemogelijkheden 13.1
Welke keuzemogelijkheden heeft de deelnemer bij pensionering?
Bij pensionering heeft de (gewezen) deelnemer de volgende keuzemogelijkheden: - vervroegen van het volledige ouderdomspensioen of een gedeelte van het ouderdomspensioen; - uitruil ouderdomspensioen en partnerpensioen; - gebruik maken van de hoog-laagregeling. 13.2
Welke keuzemogelijkheden heeft de deelnemer bij uitdiensttreding?
Bij uitdiensttreding voor de pensioendatum heeft de deelnemer de mogelijkheid om een gedeelte van het ouderdomspensioen om te ruilen in partnerpensioen. 13.3
Hoe maakt de deelnemer zijn keuzes kenbaar?
Als de deelnemer bij pensionering gebruik wil maken van de mogelijkheden als bedoeld in dit artikel, dient hij uiterlijk zes maanden voor de gewenste ingangsdatum van zijn pensioen een schriftelijk verzoek in bij het pensioenfonds via de werkgever. De gewezen deelnemer dient het verzoek rechtstreeks in bij het pensioenfonds. De deelnemer die voor de pensioendatum uit dienst treedt maakt zijn keuze ten aanzien van uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen per de datum van uitdiensttreding uiterlijk kenbaar op het moment van uitdiensttreding. 13.4
Kunnen gemaakte keuzes worden gewijzigd?
Als de (gewezen) deelnemer eenmaal gebruik heeft gemaakt van een keuzemogelijkheid binnen dit reglement, dan is deze keuze onherroepelijk. De (gewezen) deelnemer kan dus niet terugkomen op een eerder gemaakte keuze.
Artikel 14 Vervroegen van het volledige ouderdomspensioen of een gedeelte van het ouderdomspensioen 14.1
Tot wanneer kan het ouderdomspensioen worden vervroegd?
De (gewezen) deelnemer kan het volledige ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum laten ingaan indien hij op dat moment stopt met werken. De minimumleeftijd waarop het pensioen kan ingaan is 57 jaar. Vervroeging kan plaatsvinden binnen de fiscale begrenzingen en volgens de door het pensioenfonds vast te stellen procedure. Gewezen deelnemers hebben alleen het recht om het volledige ouderdomspensioen te vervroegen. 14.2
Welk deel van het ouderdomspensioen kan niet worden vervroegd?
Indien er sprake is van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, dan kan ouderdomspensioen niet worden vervroegd voor dat deel dat vrijgesteld is van premiebetaling.
het
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
22
14.3
Wat is de basis voor de berekening van vervroegd pensioen?
De pensioenen die eerder dan de pensioendatum ingaan, worden berekend op basis van de waarde van de rechten die op de vervroegde pensioendatum zijn opgebouwd. Deze berekening vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De factoren waarmee de hoogte van het vervroegde ouderdomspensioen wordt bepaald, worden door het bestuur vastgesteld en kunnen jaarlijks worden gewijzigd. Als de deelnemer gebruikmaakt van de mogelijkheid tot uitruil als beschreven in artikel 15 vindt de berekening van de hoogte van het vervroegde ouderdomspensioen plaats op basis van het ouderdomspensioen dat daarna resteert. 14.4
Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij gedeeltelijke vervroeging?
Bij gedeeltelijke vervroeging geldt dat voor het deel dat niet vervroegd wordt, de pensioenopbouw wordt voortgezet, waarbij wordt uitgegaan van een deeltijd dienstbetrekking. Het deel dat vervroegd wordt, wordt altijd gerelateerd aan het percentage dat de werknemer minder gaat werken. 14.5
Wat is de basis voor pensioenberekening bij gedeeltelijke vervroeging?
Bij het bepalen van de pensioengrondslag gedurende de periode vóór de pensioendatum waarin reeds gedeeltelijk ouderdomspensioen wordt genoten, wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris op het met de deelnemer overeengekomen percentage kortere arbeidsduur.
Artikel 15 Uitruilen ouderdomspensioen en partnerpensioen 15.1
Wat is uitruilen ouderdomspensioen en partnerpensioen?
Uitruil van ouderdomspensioen is het recht van de (gewezen) deelnemer om een gedeelte van het opgebouwde recht op ouderdomspensioen om te zetten in een recht op levenslang partnerpensioen. 15.2
Wanneer kan uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen plaatsvinden?
De omzetting van ouderdomspensioen in een aanspraak op levenslang partnerpensioen kan worden uitgevoerd op de dag dat de deelname aan de pensioenregeling wordt beëindigd, dan wel op de dag dat het ouderdomspensioen volledig ingaat. Als de gewezen deelnemer op de datum van beëindiging van de deelname een deel van de aanspraak op ouderdomspensioen heeft omgezet in een aanspraak op levenslang partnerpensioen, dan heeft de gewezen deelnemer op de pensioendatum het recht dat partnerpensioen weer uit te ruilen tegen ouderdomspensioen. Deze terugruil wordt niet beschouwd als het terugkomen op een eerder gemaakte keuze als bedoeld in artikel 13.4. Als de gewezen deelnemer een partner heeft wiens rechten door deze uitruil worden verlaagd, dient deze partner met de uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen schriftelijk in te stemmen. De uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen wordt berekend op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De uitruilfactoren worden door het bestuur vastgesteld en kunnen jaarlijks worden gewijzigd. Als de (gewezen) deelnemer niet binnen de door het pensioenfonds gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge dit artikel is aangeboden, gaat het pensioenfonds over tot het uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen indien de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of een geregistreerde partnerrelatie heeft.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
23
15.3
Hoeveel ouderdomspensioen en partnerpensioen kan worden uitgeruild?
Bij de uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen mag de aanspraak op partnerpensioen niet meer bedragen dan 70% van de resterende aanspraak op ouderdomspensioen. Het op de datum van beëindiging van de deelname door uitruil verkregen recht op levenslang partnerpensioen mag volledig uitgeruild worden tegen ouderdomspensioen. 15.4
Wanneer is er geen recht op partnerpensioen?
Er ontstaat geen recht op partnerpensioen indien het huwelijk is gesloten, het geregistreerd partnerschap is aangegaan of de samenwoning is begonnen op of na de dag dat het ouderdomspensioen volledig is ingegaan; ook niet als een deel van het ouderdomspensioen is uitgeruild voor partnerpensioen.
Artikel 16 Hoog-laagregeling 16.1
Wat is de hoog-laagregeling?
De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioendatum eenmalig de mogelijkheid om te kiezen voor een ouderdomspensioen waarvan de uitkeringen gedurende een bepaalde periode hoger of lager zijn dan de uitkeringen na afloop van die periode. 16.2
Wanneer kan gebruik worden gemaakt van de hoog-laagregeling?
De keuzemogelijkheid hoog/laag kan eenmalig worden benut en is van toepassing op de dag dat het ouderdomspensioen ingaat. De keuzemogelijkheid hoog-laag kan niet worden toegepast in combinatie met gedeeltelijke vervroeging van het ouderdomspensioen. 16.3
Hoe lang kan de eerste uitkeringsperiode zijn?
Naar keuze loopt de eerste periode: - tot vijf jaar na de pensionering; - tot tien jaar na de pensionering; - vanaf de ingangsdatum van het pensioen tot aan de 65-jarige leeftijd. 16.4
Wat is de verhouding tussen hoog en laag?
De hoogte van het ouderdomspensioen kan vanaf de (gekozen) pensioendatum uitsluitend zodanig worden gevarieerd dat het laagste jaarlijkse ouderdomspensioen gedurende een bepaalde periode 75% bedraagt van het hoogste jaarlijkse ouderdomspensioen. Als het ouderdomspensioen ingaat voor de AOW-gerechtigde leeftijd, geldt daarbij dat in de periode tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, van de uitkering een bedrag ter grootte van tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantietoeslag, buiten beschouwing mag worden gelaten. De hoogte van beide pensioenuitkeringen wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
24
Hoofdstuk 6.
MET PENSIOEN
Artikel 17 Pensioenuitkering 17.1
Hoe wordt het pensioen uitgekeerd?
Alle pensioenen die uit deze pensioenregeling voortvloeien, worden uitgekeerd in maandelijkse termijnen aan het einde van iedere kalendermaand. Alle uitbetalingen luiden in euro’s. Het pensioen wordt door het pensioenfonds overgemaakt naar een door de belanghebbende aan te wijzen rekening bij een instelling in binnen- of buitenland. 17.2
Voor wiens rekening komen de kosten van uitbetaling van het pensioen naar het buitenland?
De eventuele kosten die de buitenlandse instelling in rekening brengt zijn voor rekening van de belanghebbende. De kosten worden terstond met de pensioenuitkering verrekend. 17.3 -
Welke inhoudingen vinden plaats op de pensioenuitkering?
De pensioenen worden uitgekeerd onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. Op uitkeringen van ouderdomspensioen die de gepensioneerde ontvangt vóór de AOWgerechtigde leeftijd worden in mindering gebracht wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die hij in dezelfde periode ontvangt. Het gaat hierbij om WIA-uitkeringen en andere uitkeringen uit wettelijke geregelde arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen. De aftrek van deze wettelijke uitkeringen vindt plaats voor zover het ouderdomspensioen samen met de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen meer bedragen dan 80% van het laatstgenoten pensioengevend salaris.
17.4
In hoeverre worden toeslagen verleend op het pensioen?
Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal het 'Consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens, afgeleid' zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarbij wordt uitgegaan van de indexcijfers van oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de toeslagverlening plaatsvindt en van oktober van het aan dat jaar voorafgaande jaar. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP besluit evenwel jaarlijks of en in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten jaarlijks per 1 januari worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Het pensioenfonds informeert de deelnemers jaarlijks over het toeslagbeleid. Indien toeslagverlening plaatsvindt zal deze in enig jaar nooit meer dan 8% bedragen.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
25
Hoofdstuk 7.
KOSTEN, FINANCIERING EN HERVERZEKERING VAN DE PENSIOENREGELING
Artikel 18 Kosten en financiering van de pensioenregeling 18.1
Hoe wordt de pensioenregeling gefinancierd?
De financiering van deze pensioenregeling is gebaseerd op het systeem van doorsneepremie. De tijdsevenredig op te bouwen aanspraken op pensioen zullen aan het eind van ieder kalenderjaar volledig worden afgefinancierd. Bij beëindiging van de dienstbetrekking voordat de pensioendatum is bereikt worden de tijdsevenredig opgebouwde aanspraken op pensioen direct door de werkgever afgefinancierd. 18.2
Is de deelnemer een bijdrage verschuldigd?
De deelnemer is een bijdrage verschuldigd in de kosten van de pensioenregeling. Deze bijdrage wordt bij elke loonbetaling voor een evenredig deel ingehouden. Deze bijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag. Dit percentage wordt jaarlijks door de werkgever aan de deelnemers gecommuniceerd. De bijdrage van de deelnemer is maximaal 1/3 van de totaal te betalen premie. Als de deelneming in de loop van een kalenderjaar aanvangt of eindigt, of als de deelnemer in deeltijd werkzaam is, is de deelnemersbijdrage over dat jaar of over de betrokken deeltijdperiode slechts pro rata verschuldigd. Voor de jaren 2013 tot en met 2017 is vastgesteld dat de premie die de werkgever en de deelnemer tezamen betalen per jaar 20% bedraagt van het pensioengevend salaris van de deelnemer in het betreffende jaar. In de uitzonderingssituatie dat deze premie in enig kalenderjaar onvoldoende is om alle pensioenaanspraken die in dat jaar voortvloeien uit dit reglement te kunnen inkopen, kan het bestuur besluiten de opbouw van pensioenaanspraken in dat jaar naar evenredigheid te verlagen.
Artikel 19 Recht op verlaging of beëindiging van de premiebetaling door de werkgever 19.1
Wanneer heeft de werkgever het recht om de premiebetaling te verlagen of te beëindigen?
Bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden heeft de werkgever het recht de betaling van de door hem verschuldigde pensioenpremies te verminderen of te beëindigen en zodoende de uit deze regeling voortvloeiende pensioenaanspraken te verminderen. Van een ingrijpende wijziging van omstandigheden is onder andere sprake a. indien de financiële positie van de werkgever dit vergt; b. indien wettelijke of andere pensioenregelingen worden verhoogd. 19.2 -
Welke voorwaarden gelden voor verlaging of beëindiging van de premiebetaling?
Een vermindering of beëindiging van de premiebetaling door de werkgever kan uitsluitend leiden tot een vermindering van de pensioenaanspraken die nog moeten worden opgebouwd na het moment van vermindering of beëindiging van de premiebetaling. Reeds verkregen pensioenaanspraken op grond van de betaalde premies kunnen dus niet worden aangetast.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
26
-
Indien de werkgever voornemens is om gebruik te maken van het recht om de premiebetaling te verminderen is hij verplicht om dit onmiddellijk kenbaar te maken aan de deelnemers en aan het pensioenfonds.
19.3
Kunnen bestaande rechten worden verminderd?
Het bestuur kan in enig jaar besluiten de opgebouwde pensioenaanspraken en/of de ingegane pensioenen te korten, indien: a. de technische voorziening en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig worden gedekt door de waarde van de beleggingen; en b. dit ook op korte termijn niet gerealiseerd kan worden zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad, en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan. Het pensioenfonds informeert de (gewezen) deelnemers, gewezen partners, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot korting als bedoeld in dit artikel. De korting bedoeld in dit artikel kan op zijn vroegst worden gerealiseerd een maand nadat de (gewezen) deelnemers, gewezen partners, pensioengerechtigden, de werkgever en de Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn. Dit pensioenreglement wordt dienovereenkomstig aangepast. Indien de in dit lid beschreven situatie zich heeft voorgedaan kan, indien in de volgende jaren het vermogen van het pensioenfonds dat toelaat, het bestuur besluiten de bedoelde korting geheel of ten dele ongedaan te maken.
Artikel 20 Herverzekering 20.1
Wat is herverzekering?
Het bestuur van het pensioenfonds kan de verplichtingen die voortvloeien uit dit reglement geheel of gedeeltelijk dekken door het sluiten van één of meer verzekeringsovereenkomsten met een verzekeraar die in het bezit is van de vergunning als bedoeld in artikel 24 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. Zo worden de financiële risico’s van het pensioenfonds beperkt. 20.2
In hoeverre wordt de aansprakelijkheid van het pensioenfonds beperkt?
Als het pensioenfonds herverzekeringsovereenkomsten heeft afgesloten, kan het bestuur de pensioenverplichtingen jegens de deelnemer of andere rechthebbenden beperken, naarmate de herverzekeraar – uit welke hoofde of door welke oorzaak ook – de herverzekerde bedragen niet of niet volledig uitkeert. Daaronder ook begrepen de uitgesloten risico’s door de herverzekeraar op grond van de tussen het pensioenfonds en de herverzekeraar geldende overeenkomst. De herverzekeringsovereenkomst alsmede de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden liggen voor alle belanghebbenden ter inzage bij het pensioenfonds.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
27
Hoofdstuk 8.
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 21 Overgangsbepalingen 21.1
Welke overgangsregeling geldt er?
De aanspraken op pensioen van iedere deelnemer aan deze pensioenregeling die op 31 december 2012 deelnemer was aan de voorgaande pensioenregeling van de werkgever is per die datum actuarieel gelijkwaardig omgezet naar extra aanspraken op grond van deze per 1 januari 2013 geldende pensioenregeling. 21.2
In hoeverre worden toeslagen verleend op de pensioenaanspraken uit de voorgaande pensioenregeling?
Op alle aanspraken op pensioen die zijn opgebouwd op grond van een voorgaande pensioenregeling worden op dezelfde manier toeslagen verleend als op de pensioenaanspraken die op grond van deze, vanaf 1 januari 2013 geldende regeling worden opgebouwd. Zie artikel 17.4.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
28
Hoofdstuk 9.
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 22 Onvoorziene gevallen In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP.
Artikel 23 Afkoopverbod Behalve de in dit reglement en de Pensioenwet genoemde gevallen kunnen de aanspraken op pensioenen niet worden afgekocht. Verder kunnen de aanspraken op pensioenen niet worden vervreemd of prijsgegeven en evenmin formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid dienen.
Artikel 24 Slotbepaling Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2013.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
29
Begripsomschrijvingen De begripsomschrijvingen in de statuten gelden ook voor dit pensioenreglement. Daarnaast wordt in dit reglement verstaan onder: Afkoop Omzetting van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. Anw Algemene nabestaandenwet. AOW Algemene ouderdomswet. AOW-gerechtigde leeftijd De pensioengerechtigde leeftijd, zoals bedoeld in artikel 7a eerste lid van de Algemene ouderdomswet. Arbeidsongeschiktheid Tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om te werken waarbij voor de werkgever een verplichting bestaat tot doorbetaling van het loon, of arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA of de WAO. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt uitgedrukt in percentages: tot 80% is er sprake van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, bij 80% of meer van volledige arbeidsongeschiktheid. Bestuur Het bestuur van het pensioenfonds. Collectieve actuariële gelijkwaardigheid Voor de bepaling van de hoogte van het pensioen na uitruil of vervroeging wordt voor mannen en vrouwen uitgegaan van dezelfde factoren. Er wordt dus geen verschil gemaakt tussen de levenskansen van een mannelijke deelnemer en een vrouwelijke deelnemer. Deelnemer De werknemer die volgens de bepalingen van dit reglement aan de pensioenregeling deelneemt en de ex-werknemer voor wie op basis van dit reglement de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid (voor een deel) wordt voortgezet. Deelnemersjaren De periode gelegen tussen de datum waarop het deelnemerschap is aangevangen en de datum waarop het deelnemerschap is beëindigd, uitgedrukt in jaren en maanden nauwkeurig. Als deelnemersjaren worden tevens aangemerkt extra deelnemersjaren als gevolg van waardeoverdracht. Franchise Na de AOW-gerechtigde leeftijd bestaat het inkomen in principe uit een ouderdomspensioen en een AOW-uitkering. Bij de opbouw van het pensioen wordt al rekening gehouden met deze AOW-uitkering door het gebruik van een franchise. De franchise is het deel van het inkomen waarover geen pensioen wordt opgebouwd in verband met de vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd te ontvangen AOW-uitkering. Gepensioneerde Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
30
Gewezen deelnemer Persoon van wie de deelname aan de pensioenregeling is beëindigd wegens beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever, anders dan om reden van arbeidsongeschiktheid en die bij beëindiging van de deelname een aanspraak op pensioen heeft behouden tegenover het pensioenfonds. Kind Het kind dat in familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer, alsmede het stiefkind dat door de (gewezen) deelnemer als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed. Ouderdomspensioen Maandelijkse uitkering die de deelnemer vanaf zijn pensioendatum tot zijn overlijden ontvangt. Partner Eén persoon met wie de deelnemer: - - gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan; - - samenwoont, mits: - de deelnemer en de partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde; - de partner geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn is van de deelnemer; - de deelnemer en de partner gedurende ten minste een half jaar aantoonbaar een gezamenlijke huishouding voeren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend. Partnerpensioen Periodieke uitkering aan de partner van de (gewezen) deelnemer die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer. Pensioenaangroei De aan een kalenderjaar toe te rekenen aangroei van het bedrag van het jaarlijks uit te betalen ouderdomspensioen, voor zover die aangroei het gevolg is van toename van de diensttijd in dat kalenderjaar. Pensioenaanspraak Het recht op een nog niet ingegaan pensioen, met uitzondering van de toeslagverlening. Pensioendatum Datum waarop het pensioen standaard ingaat; de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt. Pensioenfonds Stichting Pensioenfonds GITP. Pensioengerechtigde Persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement een pensioen is ingegaan. Pensioengevend salaris De bestanddelen van het inkomen die meetellen bij het berekenen van het pensioen van de deelnemer: 12 maal het vaste maandsalaris over januari van het betrokken kalenderjaar, inclusief de component leidinggevenden- en professionelentoeslag, vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Gratificaties, overwerkgelden en dergelijke worden voor de vaststelling van het pensioengevend salaris niet in aanmerking genomen. De levenslooptoeslag behoort evenmin tot het pensioengevend salaris.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
31
Pensioengrondslag De basis voor de berekening van de hoogte van de pensioenen: het pensioengevend salaris minus de franchise. Pensioenoverzicht Jaarlijks overzicht van alle pensioenrechten en -bedragen die de deelnemer tot dan toe heeft opgebouwd en nog gaat opbouwen binnen de pensioenregeling. Pensioenrecht Het recht op een ingegaan pensioen, met uitzondering van de toeslagverlening. Premie Periodieke storting bestemd voor de opbouw van het pensioen, gebaseerd op de pensioengrondslag van de deelnemer. Tijdsevenredige pensioenaanspraken Bij ontslag vóór de pensioendatum krijgt de werknemer recht op tijdsevenredige pensioenaanspraken. Deze aanspraken bestaan uit het verschil tussen het pensioen dat de gewezen deelnemer zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen tot de pensioendatum en het pensioen dat hij zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen vanaf het tijdstip waarop zijn deelneming eindigde tot de pensioendatum. Toeslag Verhoging van een pensioenrecht of een pensioenaanspraak, mits de verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de pensioenovereenkomst. Verevening Verdeling van pensioenen bij echtscheiding op basis van de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding”. Waardeoverdracht Het inbrengen van de waarde van een eerder (bij een vorige werkgever) opgebouwd pensioen in de regeling van een nieuwe werkgever. WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Werkgever GITP BV, vertegenwoordigd door haar directie. Werknemer Degene die met de werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan. Wettelijk afkoopbedrag Het in artikel 66 lid 1 van de Pensioenwet bepaalde bedrag. Wezenpensioen Uitkering die de kinderen van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde ontvangen na het overlijden van deze (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP
32
BIJLAGE FLEXIBILISERING 2013 De in deze bijlage opgenomen factoren gelden vanaf 2013 en kunnen door het bestuur van het fonds per 1 januari van enig jaar worden aangepast.
Flexibiliseringsmogelijkheden Vervroeging ouderdomspensioen. In onderstaande tabel staat de hoogte van het opgebouwde ouderdomspensioen, indien de deelnemer het pensioen wil vervroegen tot een leeftijd van minimaal 57 jaar. Het partnerpensioen dat is verkregen door uitruil (artikel 15) wijzigt niet als het ouderdomspensioen wordt vervroegd. Pensioenleeftijd
Percentage
57
57,94%
58
60,94%
59
64,15%
60
67,60%
61
71,30%
62
75,29%
63
79,57%
64 65
84,15% 89,07%
66 67
94,34% 100,00%
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen op de pensioendatum In onderstaande tabel staat de hoogte van het te verkrijgen ouderdomspensioen bij uitruil van € 1 partnerpensioen bij pensionering.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP Bijlage flexibilisering 2013
1
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen Op het moment van tussentijdse beëindiging van de dienstbetrekking en op de pensioendatum kan een gedeelte van de aanspraak op ouderdomspensioen worden omgezet in een aanspraak op partnerpensioen. Standaard wordt het ouderdomspensioen zodanig verlaagd dat dit resulteert in een verhouding ouderdomspensioen:partnerpensioen van 100:70. De tabel geeft aan met hoeveel procent het ouderdomspensioen wordt verlaagd als de deelnemer kiest voor uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen. Het partnerpensioen bedraagt 70% van dit verlaagde ouderdomspensioen. Per leeftijd en per pensioenleeftijd geldt een andere ruilvoet. In onderstaande tabel staat de hoogte van het te verkrijgen partnerpensioen bij uitruil van € 1 ouderdomspensioen bij uitdiensttreding.
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP Bijlage flexibilisering 2013
2
In onderstaande tabel staat de hoogte van het te verkrijgen partnerpensioen bij uitruil van € 1 ouderdomspensioen bij pensionering.
Hoog Laag regeling Op de pensioendatum is het mogelijk om te kiezen voor een hoog-laag constructie. In onderstaande eerste tabel is per pensioenleeftijd weergegeven hoeveel de hoge uitkering bedraagt tot aan 67 en hoeveel de lage uitkering vanaf 67, uitgaande van een oorspronkelijke uitkering van € 1.000 en een verhouding van 100:75. Let op: voordat u de factor toepast dient u eerst uw opgebouwde aanspraak op leeftijd 67 te vervroegen naar de gewenste pensioenleeftijd. Hiervoor kunt u gebruik maken van de tabel: “vervroeging van ouderdomspensioen” op de eerste pagina van deze bijlage. Onderstaande tabel geeft het percentage hoge resp. lage uitkering van de oorspronkelijke gelijkblijvende uitkering van het ouderdomspensioen. Leeftijd 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
OP op pensioenleeftijd 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000
Hoge uitkering tot 67 1170 1180 1191 1203 1217 1232 1248 1266 1287 1309
Lage uitkering vanaf 67 877 885 893 903 913 924 936 950 965 982
Afkoop In sommige gevallen kan het pensioen worden afgekocht. Zie artikel 9.3, 6.7 en 12.2. In plaats van een levenslange uitkering krijgt de gerechtigde dan een bedrag ineens, het afkoopbedrag. De hoogte van dit afkoopbedrag wordt vastgesteld volgens de onderstaande tabel. Voor de vaststelling van het afkoopbedrag wordt de pensioenaanspraak die zou zijn genoten als niet werd afgekocht vermenigvuldigd met een factor. Het gaat wel om het bruto bedrag; er wordt dus nog belasting over ingehouden. Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP Bijlage flexibilisering 2013
3
Er zijn afzonderlijke tabellen voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen. Ook de leeftijd van de deelnemer op het moment van afkoop is van belang. Hoe jonger iemand is op het moment van afkoop, hoe lager het afkoopbedrag zal zijn. Afkoop levenslang ouderdomspensioen (pensioenleeftijd 67) en afkoop levenslang partnerpensioen
Afkoop ingegaan partnerpensioen
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP Bijlage flexibilisering 2013
4
Leeftijd
Afkoop ILPP
Leeftijd
Afkoop ILPP
15
31,8360
60
20,4066
16
31,7317
61
19,9227
17
31,6240
62
19,4262
18
31,5128
63
18,9181
19
31,3984
64
18,3995
20
31,2807
65
17,8703
21
31,1589
66
17,3310
22
31,0325
67
16,7822
23
30,9010
68
16,2218
24
30,7643
69
15,6507
25
30,6223
70
15,0684
26
30,4745
71
14,4754
27
30,3209
72
13,8772
28
30,1616
73
13,2761
29
29,9960
74
12,6726
30
29,8239
75
12,0700
31
29,6450
76
11,4708
32
29,4593
77
10,8758
33
29,2660
78
10,2864
34
29,0648
79
9,7048
35
28,8551
80
9,1342
36
28,6372
81
8,5761
37
28,4107
82
8,0317
38
28,1754
83
7,5048
39
27,9311
84
6,9939
40
27,6778
85
6,5005
41
27,4146
86
6,0268
42
27,1410
87
5,5763
43
26,8565
88
5,1510
44
26,5615
89
4,7530
45
26,2562
90
4,3815
46
25,9408
91
4,0387
47
25,6147
92
3,7230
48
25,2789
93
3,4371
49
24,9329
94
3,1748
50
24,5766
95
2,9242
51
24,2097
96
2,7049
52
23,8317
97
2,5061
53
23,4438
98
2,3286
54
23,0452
99
2,1699
55
22,6351
56
22,2130
57
21,7801
58 59
21,3353 20,8774
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP Bijlage flexibilisering 2013
5
Afkoop ingegaan tijdelijk partnerpensioen Leeftijd
Afkoop ITPP
Leeftijd
Afkoop ITPP
15
28,7236
40
19,5772
16
28,5018
41
19,0153
17
28,2714
42
18,4364
18
28,0319
43
17,8405
19
27,7833
44
17,2285
20
27,5253
45
16,6012
21
27,2570
46
15,9590
22
26,9775
47
15,3011
23
26,6863
48
14,6278
24
26,3831
49
13,9384
25
26,0674
50
13,2325
26
25,7388
51
12,5078
27
25,3968
52
11,7616
28
25,0415
53
10,9937
29
24,6722
54
10,2029
30
24,2885
55
9,3878
31
23,8899
56
8,5478
32
23,4761
57
7,6835
33
23,0465
58
6,7943
34
22,6006
59
5,8804
35
22,1379
60
4,9430
36
21,6587
61
3,9842
37
21,1631
62
3,0075
38 39
20,6510 20,1223
63 64
2,0165 1,0139
Pensioenreglement Middelloonregeling 2013 Stichting Pensioenfonds GITP Bijlage flexibilisering 2013
6