Pensioen voor jong en oud: Uitgangspunten die vertegenwoordigers van ouderen en jongeren delen 1. Inleiding In de publiciteit is het beeld ontstaan dat ouderen en jongeren in het pensioendebat scherp tegenover elkaar staan. Toch is er veel wat ons bindt en willen ouderenorganisaties en jongerenorganisaties zich inzetten voor het duurzaam behoud van het Nederlandse pensioenstelsel. Jongeren vinden namelijk een goed pensioen voor hun ouders en grootouders van groot belang. Hetzelfde geldt voor ouderen ten aanzien van de pensioenopbouw van hun kinderen en kleinkinderen. Ouderenbonden en de jongerenorganisaties van FNV en CNV zijn sinds januari 2013 met elkaar in gesprek gegaan om een aantal gezamenlijke uitgangspunten te formuleren in de pensioendiscussie1. Dit document is de weerslag van deze zoektocht naar deze gedeelde uitgangspunten. Deze notitie richt zich met name op de aanvullende pensioenen – de zogenaamde tweede pijler van ons pensioenstelsel. Deze tweede pijler is direct gekoppeld aan de arbeidsrelatie tussen werkgevers en werknemers. De deelnemers zijn (gewezen) werknemers die als (uitgestelde) beloning voor hun arbeidsprestatie pensioenrechten opbouwen (hebben opgebouwd). Actieven en gepensioneerden zijn deelnemers, maar ook de zogenaamde “slapers”. De aanvullende pensioenen steunen op de basis van een robuuste AOW uitkering die geïndexeerd is aan de CAO lonen. Naast de eerste pijler van de AOW en de tweede pijler van de aanvullende pensioenen is er de mogelijkheid voor individuen om zelf pensioen op te bouwen in de derde pijler als aan vulling op de voorzieningen in de eerste pijler (en voor werknemers en zelfstandige beroepsbeoefenaren) in de tweede pijler. Het stelsel van aanvullende pensioen dient gebaseerd te blijven op de principes van solidariteit en collectiviteit. Op 11 april 2013 hebben de sociale partners en het kabinet een sociaal akkoord gesloten waarin ook belangrijke afspraken staan over de aanvullende pensioenen. De voorkeur die de STAR uitspreekt voor het uitsmeren van schokken, voor een ongedeeld FTK, voor een helder wettelijk kader voor het regelen van de invaarproblematiek en voor bijstelling van de voorgenomen aanpassing van het Witteveen kader sluit direct aan bij de voorkeuren die in dit document door de ouderen- en jongerenorganisaties worden geformuleerd. Verder wordt in dit document gepleit voor het direct laten doorwerken van schokken in de levensverwachting en voor het afschaffen van de bestaande mogelijkheid om nieuwe op te bouwen rechten anders te waarderen dan bestaande pensioenrechten. Ook wordt gepleit voor contractvrijheid waarbij sociale partners uit meerdere risicoprofielen en
1
De Tilburgse hoogleraren Lans Bovenberg en Theo Nijman traden daarbij op als gespreksleiders . Ook is voor de publicatie van dit document input gevraagd van een viertal andere wetenschappers.
bijbehorende discontocurven kunnen kiezen, waarbij sprake zou moeten zijn van behoud van marktwaarde bij overgang naar een ander risicoprofiel en bijbehorende discontocurve.
2. Gezamenlijke uitgangspunten: Een pensioencontract moet zodanig worden vormgegeven dat aan de volgende uitgangspunten recht wordt gedaan: Risico-deling: A. Er sprake is van een compleet contract: Van te voren wordt afgesproken hoe onvermijdelijke schokken2 (in inflatie, langlevenrisico, beleggingsopbrengsten, rentes) worden verdeeld. B. Pensioen blijft een levenslange uitkering. Naast een pensioen voor de deelnemer is er veelal als de deelnemer overlijdt een partnerpensioen tot zijn/haar partner overlijdt. Het gewenste risicoprofiel voor ouderdomspensioen en partnerpensioen wordt geformuleerd in termen van inkomensstromen tot overlijden. C. Het nemen van beleggingsrisico is onvermijdelijk om een stelsel dat gericht is op een geïndexeerde uitkering betaalbaar te houden. Het beleggingsbeleid richt zich op het behalen van een maximaal rendement bij het gewenste risico in termen van de koopkracht van de uitkering. Pensioenfondsen communiceren het risicoprofiel van de uitkeringen in reële termen en stemmen hun beleggingsbeleid daarop af. D. Financiële schokken worden uitgesmeerd over de tijd zodat gepensioneerden worden ontzien bij het dragen van risico’s. Er is zodoende sprake van tweezijdige solidariteit: jongeren zijn solidair met ouderen in slechte tijden en ouderen zijn solidair met jongeren in goede tijden. E. Uitkeringen worden geleidelijk aangepast op basis van het in de hoofdlijnennotitie van SZW voorgestelde Aanpassingsmechanisme voor Financiële Schokken (AFS). We wachten niet met aanpassingen in uitkeringen tot abrupte forse kortingen in lopende uitkeringen onvermijdelijk zijn34. Voorziene toekomstige toe- of afslagen worden gecommuniceerd zodat 2
Als over schokken of risico wordt gesproken worden daar steeds zowel meevallers als tegenvallers mee bedoelt. 3 De CPB-analyse van de generatie-effecten laat zien dat de aanpassingen in het reële contract weliswaar frequenter zijn, maar minder diep dan in het nominale contract 4
Merk op dat dit vereist dat wordt ingevaren naar een nieuw contract. De overheid dient heldere wettelijke kaders en criteria aan te geven voor invaren.
individuele pensioendeelnemers weten welke toe- of afslagen nog ‘in het vat zitten’. F. Het solidair delen van risico’s die niet op markten verhandeld kunnen worden (b.v. van inflatierisico’s) blijft een belangrijke toegevoegde waarde van het Nederlandse stelsel. G. Verplichte deelname in collectieve contracten om mensen tegen zichzelf te beschermen en de kosten laag te houden blijft een kernwaarde van de aanvullende pensioenen. Enige individuele keuzevrijheid in het beleggingsbeleid kan echter wel worden geboden in termen van een paar collectief gekozen risicoprofielen waarbij deelnemers een hogere verwachte uitkering (dwz een hogere pensioenambitie) kunnen uitruilen tegen een minder risicovolle uitkering op een actuarieel faire wijze. Er moet dan ook sprake zijn van een verstandig gekozen default (de standaard voor mensen die zelf geen keuze maken) en een zeer goede communicatie. Verder dienen de voordelen van keuzevrijheid te worden afgewogen tegen de hogere kosten en mogelijke risico selectie. H. Veranderingen in de (geprojecteerde)levensverwachting van de deelnemers ten opzichte van de al ingeboekte ontwikkeling van de levensverwachting worden voor bestaande rechten direct verwerkt in de rechten en dus voor gepensioneerden direct verwerkt in de hoogte van de uitkering5. Voor nieuwe opbouw wordt de pensioenrekenleeftijd bij veranderingen in de projecties voor de levensverwachting bijgesteld waarbij de marktwaarde van het op te bouwen pensioen (dwz de kostprijs) gelijk blijft. Governance I.
Sociale partners bepalen, bijvoorbeeld in CAO overleg, de arbeidsvoorwaarden en de loonruimte die beschikbaar is voor de opbouw van nieuwe pensioenrechten voor de huidige werknemers en de randvoorwaarden waaraan een regeling waarin nieuwe rechten worden opgebouwd dient te voldoen. J. Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor de uitvoering van regelingen en voor de mate waarin deze aansluit bij de preferenties van de deelnemers (b.v. ten aanzien van het risicoprofiel en het daarbij horende beleggingsbeleid). K. Een pensioenfondsbestuur kan weigeren opbouw van bepaalde nieuwe rechten binnen het fonds toe te staan als dat niet in het belang van de (huidige) deelnemers is. Het pensioenfondsbestuur moet er bijvoorbeeld op toezien dat nieuwe rechten van werknemers niet worden ingekocht onder de kostprijs. Marktwaardering en behoud van marktwaarde
5
Ook dit vereist invaren.
L. De premie die betaald wordt voor de opbouw van nieuwe rechten is gelijk aan de marktconsistente waarde van de pensioentoezeggingen die worden ingekocht678. De discontocurve die gebruikt wordt voor het bepalen van de kostprijs van nieuwe aanspraken is consistent met de curve die gebruikt wordt voor het waarderen van huidige aanspraken. M. De overdrachtswaarde van pensioenaanspraken spoort met de marktconsistente waarde van de pensioentoezeggingen. N. De generaties die risico’s dragen in het complete contract worden daarvoor marktconform beloond. Als er risicovoller wordt belegd komt de extra risicopremie ten goede komen aan de generaties die extra risico’s dragen9. De generaties die de lasten dragen van het extra neerwaartse risico als gevolg van meer risicovolle beleggingen profiteren dus ook van het extra opwaartse risico van deze beleggingen. Scheid zodoende beleggingsbeleid en intergenerationele verdeling. O. Bij veranderingen in het contract, d.w.z. in de afspraken (inclusief beleidsmatige veranderingen in de discontocurve), blijft de waarde van de pensioenaanspraken van elke generatie op elke horizon gelijk. Daardoor worden gepensioneerden niet geconfronteerd met plotselinge sprongen in uitbetalingen. Het eigendomsrecht per deelnemer wordt zo adequaat geborgd. Er is in feite sprake van waardeoverdracht van het ene naar het andere contract als het contract wordt aangepast. P. Dit uitgangspunt geldt ook bij de verandering in het contract die in 2015 aan de orde is.10 Q. Pensioenfondsen kunnen gegeven hun opdracht kiezen uit een aantal opties om de risicodeling binnen het fonds vorm te geven (b.v. prijsinflatie, looninflatie of het niet direct delen van inflatierisico) . Elke optie leidt tot een eigen marktconsistente disconto curve en een eigen regel voor de aanpassing van de uitkeringen aan financiële schokken. Bij de zacht11 reële contracten is er in de bijbehorende disconteringscurven sprake van zowel een horizon afhankelijke risico-opslag als
6
Er is dus geen sprake van inhaalpremies of premiekortingen. Wel kan sprake zijn van fluctuaties in de opbouwpercentages om fluctuaties in de premie te beperken. Een meer stabiele rekenrente (zie R.) kan deze fluctuaties in de opbouwpercentages beperken. 7 Voor zover risico’s worden gedeeld die niet verhandeld worden op financiële markten (denk aan langlevenrisico en inflatierisico) is deze waarde en risicopremie niet uit de markt te halen 8 Merk op dat dit niet noodzakelijkerwijs impliceert dat voor elke groep de waarde van de opgebouwde rechten gelijk is aan de ingelegde premie. Vanwege de doorsneepremie en doorsneeopbouw problematiek zal dat in het algemeen niet het geval zijn. Dat is een apart vraagstuk. 9 In het lineaire aanpassingsmechanisme op basis van de AFS is hier automatisch aan voldaan. 10 Een extra complicatie nu is wel dat de waarde van de aanspraken in het huidige contract ambigu is. Op dit punt wordt onder paragraaf 3 hieronder ingegaan. 11
Met een zacht contract wordt een contract bedoeld waarin de rechten expliciet op een van te voren vastgestelde manier afhangen van de schokken op financiële markten en de ontwikkeling van de levensverwachting.
afslag gebaseerd op de inflatieverwachtingen. In het puur nominaal12) contract wordt gedisconteerd tegen de nominale risicovrije rentetermijnstructuur. In het nominale contract zou afgedwongen moeten worden dat sprake is van grote buffers of dat het beleggingsbeleid precies aansluit bij de toezegging zodat de kans op onderdekking en afstempelen ten hoogste 2.5% bedraagt. Een aantal mogelijke opties worden in de bijlage nader toegelicht. R. Voor zover de discontocurve niet objectief uit marktwaarnemingen kan worden bepaald wordt deze zodanig marktconsistent gekozen dat de stabiliteit van het stelsel wordt bevorderd en de pro-cycliciteit beperkt. Bij de elementen die niet objectief uit de markt kunnen worden gehaald gaat het in het nominale contract om het lange eind van de nominale rente termijnstructuur. De markt voor langlopende rente producten is namelijk niet erg liquide. In het reële contract contract gaat het daarnaast om de risico opslag en de inflatie afslag in de discontocurve. S. De partijen spreken unaniem een voorkeur uit voor een zacht reëel contract (waarbij er bij de bepaling van de discontocurve sprake is van een risico-opslag en een inflatie-afslag op de nominale rentetermijn structuur) boven een nominaal contract13 Verder realiseren partijen zich dat er op fondsniveau redenen kunnen zijn om voor het nominale contract te kiezen.
Communicatie naar deelnemers T. De risico’s ten aanzien van de hoogte van de uitkering worden van te voren transparant aan de deelnemers gecommuniceerd. De toezichthouder ziet er op toe dat het fonds belegt conform het gecommuniceerde risicoprofiel van de uitkeringen en dat de gekozen zekerheidsgraad aansluit bij de wensen van de deelnemers. De overheid legt ook minimumeisen op voor de te bereiken zekerheidsgraad. Dit disciplineert het beleggingsbeleid. 12
In dit geval van een nominale risicovrije discontocurve zonder risico opslag maar wel een risicovol beleggingsbeleid is sprake van “impliciete indexatie” via het overrendement dat behaald wordt door risico te nemen in het beleggingsbeleid maar geen risico-opslag op te nemen in de disconteringsmethode. Een risicovol beleggingsbeleid resulteert dan immers op het verwachte pad tot een rendement dat de oprenting van verplichtingen overtreft zodat er vanwege dit “overrendement” toeslagen worden gegeven. Deze verwachte indexatie is echter geen onderdeel van de verplichtingen en is daarmee impliciet. 13 In een zacht reëel contract wordt inflatierisico solidair gedeeld tussen generaties. Dit is een belangrijk voordeel. De indexatie in de eerstkomende jaren kan afhankelijk van de hoogte van de inflatieverwachtingen, de risicopremie en de leeftijdssamenstelling van het fonds iets hoger of lager zijn dan in het nominale contract. Als nadeel voor het zacht reële contract geldt dat een inschatting gemaakt moet worden van de inflatieverwachtingen en de risicopremie op risicovolle beleggingen. Daaraan kleven politieke risico’s. Psychologisch is belangrijk dat in een reëel contract een dekkingsgraad van minder dan 100% zal worden gecommuniceerd als de nominale dekkingsgraad 100% is. Voor de betrokken organisaties wegen de voordelen zwaarder dan de nadelen.
U. De bij de inschatting van deze risico’s te hanteren toekomstige rendementen en risico’s op verschillende beleggings- en risicocategorien worden bepaald door een onafhankelijke commissie. Dezelfde parameters gelden voor de waardering van de verplichtingen en voor de beoordeling van de consistentie van het beleid van het fonds. V. Het fonds dient voldoende vermogen beschikbaar te hebben om de nu gecommuniceerde verwachtingen en risico’s naar elke individu te kunnen nakomen. De verwachtingen kunnen na tegenvallers wel naar beneden worden bijgesteld. W. Voorziene toekomstige op- of afslagen worden gecommuniceerd zodat individuele pensioendeelnemers weten welke toe- of afslagen nog ‘in het vat zitten’. Deze open afslagen worden ook direct verwerkt in de marktwaarde van de pensioenaanspraken. X. Elk jaar wordt de marktconsistente waarde van de aanspraak (de overdrachtswaarde) gecommuniceerd en de verandering in deze waarde van jaar op jaar verantwoord. 3. De waarde van de huidige aanspraken Het uitgangspunt is dat bij het invaren van rechten de marktconsistente waarde van rechten behouden moet blijven, wordt gedeeld. Maar wat de waarde is van de aanspraken in het huidige contract is ambigu omdat het contract niet compleet is. Ook is er sprake van een verschil tussen de economische waarde en de balanswaarde14 en leidt elke aanpassing in het beleggingsbeleid tot verschuiving van economische waarde. Over de interpretatie van het huidige contract en de gehanteerde uitgangspunten bij het invaren zullen afspraken gemaakt moeten worden. De eenvoudigste optie is waarschijnlijk om uit te gaan de (vrijwel steeds voor ouderen hogere) balanswaarde. De economische waarde van het huidige niet-lineaire (en asymmetrische) contract is veel moeilijker te bepalen want hangt af van beleggingsbeleid, van toekomstige instroom en van het premiestuur. Merk ook op dat de balanswaarde van de toezeggingen aan jongeren de laatste tijd sterk gestegen is door de dalende rente.
4. Overige punten die onderzocht moeten gaan worden Naast overeenstemming over de uitgangspunten voor een nieuw pensioencontract en over de regels bij aanpassingen van een contract zijn de gesprekspartners het ook eens dat een aantal elementen nader onderzocht en heroverwogen moeten worden. Het gaat daarbij o.a. om de systematiek van doorsneepremie en doorsneeopbouw en de grote verplichtstelling. 14
De balanswaarde wordt verkregen door te disconteren tegen de risicovrije rentecurve. De economische waarde wordt mede bepaald door de kansen op afstempelen en op indexatie mee te nemen in de waardering van individuele rechten.
De gesprekspartners spreken uit graag met elkaar in gesprek te blijven over de verdere evolutie van het Nederlandse pensioenstelsel waarbij ook deze vragen aan de orde zullen komen. De gesprekspartners geven nu al aan zeer bezorgd te zijn over de aantasting van de pensioenopbouw die het gevolg zou zijn van de in het regeerakkoord voorgestelde beperking van de fiscale facilitering van pensioenopbouw (“het Witteveen kader”) door uit te gaan van maximaal 1.75% opbouw per jaar en een fiscaal maximale pensioenambitie. Zij roepen het kabinet op af te zien van deze voorgestelde beperking van het Witteveen kader.
Aldus overeengekomen tussen januari en mei 2013,
Joop Beugelsdijk (Unie KBO) Liane den Haan (ANBO) Rienk van Splundert (PCOB) IJmert Muilwijk (CNV Jong) Dennis Wiersma (FNV Jong)
Bijlage .
Overzicht contractvormen Naam contract
Nominaal contract
Lineair prijsreëel contract
Lineair loonreëel contract
Lineair half prijsreëel contract
Definitie dekkingsgraad
Dekkingsgraad op basis van disconteren tegen risicovrij rentecurve (inclusief UFR correctie)
Dekkingsgraad op basis van disconteringsmethode als aangegeven in hoofdlijnennotitie met afslag voor verwachte prijsinflatie en horizonafhankelijke risicoopslag
Dekkingsgraad op basis van disconteringsmethode als aangegeven in hoofdlijnennotitie met afslag voor verwachte looninflatie en horizonafhankelijke risicoopslag
Dekkingsgraad op basis van disconteringsmethode als aangegeven in hoofdlijnennotitie met afslag voor helft van de verwachte prijsinflatie en horizonafhankelijke risico-opslag
Definitie toeslag en afslag mechanisme
Toeslag en afslag door schok in bovenstaande dekkingsgraad over maximaal tien jaar uit te smeren
Eerst prijsinflatie als toeslag, die dan corrigeren door toeslag of afslag door schok in bovenstaande dekkingsgraad over maximaal tien jaar uit te smeren
Eerst looninflatie als toeslag, die dan corrigeren door toeslag of afslag door schok in bovenstaande dekkingsgraad over maximaal tien jaar uit te smeren
Eerst helft van de prijsinflatie als toeslag, die dan corrigeren door toeslag of afslag door schok in bovenstaande dekkingsgraad over maximaal tien jaar uit te smeren
Kostendekkende premie
Gebaseerd op disconteren nieuwe opbouw tegen risicovrije rentecurve (inclusief UFR)
Gebaseerd op disconteren opbouw met afslag prijsinflatie en horizonafhankelijk risicoopslag
Gebaseerd op disconteren opbouw met afslag looninflatie en horizonafhankelijk risicoopslag
Gebaseerd op disconteren opbouw met afslag halve prijsinflatie en horizonafhankelijk risico-opslag
Opmerkingen
De kans op onderdekking en afstempelen bedraagt steeds ten hoogste 2.5%. Dat vereist hoge buffers dan wel een beleggingsbeleid dat precies aansluit bij de toezegging zodat de kans op onderdekking en afstempelen ten hoogste 2.5% bedraagt.
Merk op dat de premie voor een zelfde opbouwpercentage in alle contracten vergelijkbaar zal zijn als inflatieafslag en risico-opslag adequaat gerelateerd zijn
Merk op dat de relevante looninflatie per pensioenfonds kan verschillen
Merk op dat de risico-opslag doorgaans lager zal zijn dan bij een volledig prijsreeel contract omdat anders sprake zou zijn van waardeverschuiving bij invaren. Ook zou dan de kostendekkende premie te veel verschillen bij hetzelfde opbouwpercentage.