Pedagogische adviezen voor speciale kinderen
Pedagogische adviezen voor speciale kinderen
Trix van Lieshout
Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009
© 2009 Bohn Stafleu van Loghum, Houten Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 1230 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. ISBN 978 90 313 6283 7 NUR 848/251 Eerste druk 2002 Tweede, herziene druk 2009 Ontwerp omslag: P3/Jos Peters Ontwerp binnenwerk: TEFF (www.teff.nl) Automatische opmaak: Crest Premedia Solutions (P) Ltd, Pune Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 3994 AK Houten www.bsl.nl
Inhoud
Woord vooraf bij de tweede, volledig herziene druk
VII
Voorwoord bij de eerste druk
IX
Voorwoord bij de tweede druk
XI
DEEL I: Theorie
1
1
Inleiding
3
2
Theorieën over behandeling
17
3
Algemeen pedagogisch vakmanschap
43
DEEL II: Praktijk
63
4
Angst
65
5
Faalangst
95
6
Posttraumatische stressstoornis (PTSS)
109
7
Depressieve gevoelens
133
8
Hechtingsstoornissen
155
9
Aandachtstekortstoornissen met en zonder hyperactiviteit (AD(H)D)
183
Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (Oppositional Defiant Disorder, ODD)
221
10
VI
Pedagogische adviezen voor speciale kinderen
11
Antisociale agressieve gedragsstoornissen (Conduct Disorders, CD)
231
12
Autismespectrumstoornissen (ASS) 12.1.1 Syndroom van Asperger 12.1.2 PDD-NOS 12.1.3 MCDD
275 277 278 282
13
Non-verbale leerstoornis (Nonverbal Learning Disability, NLD)
307
Borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS)
321
Dankwoord
341
Bijlage 1 Originele modellen van J.J.M. Haartmans
343
Bijlage 2 Verschillen in gedrag tussen jongens en meisjes
353
Literatuur
361
Meer informatie over de verschillende probleemgebieden
415
14
Woord vooraf bij de tweede, volledig herziene druk
Vergeleken met de eerste druk uit 2002 is in deze versie een aantal nieuwe aspecten en inzichten opgenomen. Zo is er een hoofdstuk toegevoegd over hechtingsstoornissen, wordt er aandacht besteed aan MCDD (Multicomplex Developmental Disorder) als een subgroep binnen PDD-NOS en is bij het hoofdstuk over ADHD nu ook ADD (aandachtstekortstoornis zonder hyperactiviteit) explicieter beschreven. Vervolgens wordt bij de aanpak van kinderen met ADHD uitvoeriger ingegaan op de mogelijkheden van alternatieve behandelingen, met name aangepaste voeding en neurofeedback. Ten slotte is meer nadruk gelegd op recente biologisch-psychologische inzichten. Vooral door een uit balans zijn van het stresssysteem in de hersenen kunnen allerlei gedragsproblemen ontstaan c.q. verergeren. Overigens is de omgeving hierbij ook altijd een bepalende factor, doordat bijvoorbeeld pijnlijke ervaringen in de vroege jeugd afwijkingen in de hersenen veroorzaken, zoals een veranderde neurotransmitterhuishouding en hormoonproductie. Ook al is er dus de laatste tijd weer meer aandacht voor de biologische oorsprong van allerlei gedragsstoornissen, naast een specifieke aanleg gaat het toch altijd om de combinatie met een bepaalde omgeving die de ernst van het gedragsprobleem bepaalt. Zo stelt de ecologische, holistische visie – waarin zowel de aanleg, de omgeving en de interactie daartussen als essentieel voor de ontwikkeling van het kind gezien wordt – dat gedragsproblemen niet absoluut zijn. Ze behelzen ook niet alleen een kindfactor, maar zijn juist altijd relatief, namelijk situationeel, relationeel en fluctuerend (Van der Wolf, 2003, 2005). Dit biedt een positief perspectief op verbetering van die problemen middels beïnvloeding van de relatie, interactie en de context, hetgeen door deskundigheidsbevordering en kwaliteitsversterking van opvoeders bereikt kan worden. Uiteindelijk heb ik alle hoofdstukken geactualiseerd met recente inzichten en literatuur. In dit vernieuwde boek heb ik dezelfde indeling aangehouden als in de eerste druk: in de hoofdstukken van deel II heb ik getracht, na een theoretische verhandeling over verschillende behandelingswijzen in deel I, een handzaam overzicht te geven van een aantal veel voorkomende gedragsproblemen die
VIII
Pedagogische adviezen voor speciale kinderen
we in het (speciaal) onderwijs tegenkomen én de aanpak ervan. Deze problemen komen echter ook voor in kinderdagverblijven en (semi)residentiële instellingen, zodat dit boek ook voor werkers in deze instellingen handvatten biedt. Bij de aanpak komen heel vaak dezelfde aspecten van een goede begeleiding naar voren: structuur bieden, veiligheid bieden, warmte, persoonlijke aandacht, er zijn, controle en toezicht. In wezen gewone opvoedingsvaardigheden, maar zaken die – met name als we kijken naar de onderwijspraktijk waaruit dit boek is voortgekomen – in grote scholengemeenschappen steeds minder goed uit de verf kunnen komen. Niet omdat men dat niet zou willen: door de omvang van deze scholengemeenschappen en de daarmee samenhangende geringere mogelijkheden voor een persoonlijke begeleiding is het fysiek bijna onmogelijk alle jongeren goed te volgen en te begeleiden. Daarom is het zo belangrijk dat het speciaal onderwijs – met de toevoeging van het huidig leerwegondersteunend onderwijs (voorheen lom) en het praktijkonderwijs (voorheen MLK) – met zijn expertise op aparte zorglocaties behouden blijft. Het kan dus beter niet als een aparte afdeling bij het regulier onderwijs worden ondergebracht. Vooral die aparte locatie – waarin kinderen zich gekend weten, zich veilig voelen, waar toezicht en controle goed mogelijk zijn en de lijnen kort zijn – vormt uiteindelijk de grootste kracht van dit soort onderwijs. Groter dan allerlei mooie orthopedagogische en orthodidactische werkplannen. Door die intensieve aandacht, de gecontroleerde structuur en de persoonlijke, warme begeleiding komen de meeste jongeren ‘weer lekker in hun vel’ te zitten. Zo kan het afglijden van de jongere vanuit dit (speciaal) onderwijs naar bijvoorbeeld justitie worden voorkomen. Het overeind houden van deze onderwijsvoorzieningen kost op de korte termijn veel geld, maar op de langere termijn betaalt dit geld zich gemakkelijk terug als zo voorkomen wordt dat deze jongeren binnen de kaders van justitie terechtkomen. Op papier ziet het er allemaal zo gemakkelijk uit, maar de praktijk is natuurlijk vaak veel weerbarstiger. Je hebt nooit dat ene kind met een probleem in de groep, maar je hebt er veel meer, allemaal met hun eigen gevarieerde, net zo bewerkelijke problemen. Probeer dan maar als (vak)begeleider van iedere groep te onthouden dat je in de ene groep Pietje zus en in de andere Marietje zo moet aanpakken. Dat lukt dus niet. Waarschijnlijk ben je al blij dat je voor iedere individuele jongere in je eigen groep één speerpunt kunt onthouden. Tóch kan dit boek zijn diensten bewijzen wanneer je het als begeleider af en toe eens openslaat om je meer te verdiepen in een individuele jongere, in de achtergrond van een probleem, zonder de illusie te hebben dat je voor een hele groep voor alle individuele jongeren een aanpak in je hoofd kunt prenten. Het is dus vooral mijn bedoeling geweest een naslagwerk te schrijven dat stukje bij beetje bekeken wordt en niet een boek dat je in één keer uitleest. Trix van Lieshout, februari 2009
Voorwoord bij de eerste druk
School speelt een essentiële rol in de ontwikkeling van kinderen. Het is in de eerste plaats de plek waar onderwezen wordt. Kinderen leren er lezen en rekenen. Zij krijgen gaandeweg vat op de hen omringende wereld door kennis te vergaren. Maar school is ook een sociale werkplaats waar het kind groeit door de omgang met leeftijdgenoten, vaardigheden ontwikkelt, en zich spiegelt aan de geboden voorbeelden. School kan ook een belangrijke beschermende factor zijn. Het biedt kansarme kinderen compensatie voor psychosociale tekorten en tegenslagen in de opvoedingsomgeving en brengt kinderen uit ontwortelde milieus normen en waarden bij. Deze beschermende functie wordt uitgeoefend door niet-specifieke elementen als structuur, overzicht, voorspelbaarheid, veiligheid, gehoord en gezien worden. Om dit te kunnen bieden moeten leerkrachten van vele markten thuis zijn. Zij dienen over een ruime (ortho)didactische bagage te beschikken en moeten ook een veilig en groeizaam sociaal-emotioneel klimaat weten te scheppen. Gemiddeld een op de zes kinderen vertoont in de schoolse periode op een of ander moment aanzienlijke emotionele leer- en/of gedragsproblemen. In de helft van de gevallen is het kind hiervoor op professionele hulp aangewezen: de jeugdhulpverlening of de jeugd geestelijke gezondheidszorg. Deze instellingen plegen diagnostiek waarover zij rapporteren, veelal in de termen van een classificatie ontleend aan de DSM IV (Diagnostic and statistical manual of mental disorders, 4th ed.). Voor de leerkrachten is dit een gemengd genoegen. Zij kennen nu weliswaar de naam van de problematiek van het kind, maar uitleg van de term in leerboeken of op internet biedt schrikwekkend weinig houvast voor het handelen in de groep en het leven van alledag. Ditzelfde geldt in zekere mate ook voor beroepsopvoeders in (semi)residentiële instellingen. Trix van Lieshout is als orthopedagoog verbonden aan het speciaal onderwijs. In de loop der jaren heeft zij een schat aan ervaringen opgedaan in het vertalen van de diagnose naar een uitvoerbaar handelingsplan voor de situatie in de klas. Deze ervaringen heeft zij in dit boek op een heldere en systematische wijze uitgewerkt.
X
Pedagogische adviezen voor speciale kinderen
Leerkrachten, groepsleiders en ouders zullen de beelden van een ontsporende ontwikkeling, lastig gedrag en verborgen lijden, direct herkennen. Zij zullen zich bemoedigd en gesterkt voelen door de praktische handreikingen en talloze tips in dit boek. Zij worden daardoor geen therapeuten, maar zullen zich zekerder gaan voelen in moeilijke situaties. Voor kinderen kan dat én beter begrip én meer veiligheid opleveren, voor ouders/verzorgers en leerkrachten bemoediging om uit een vicieuze cirkel te geraken. Dit boek voldoet aan een belangrijke behoefte uit de praktijk. Ik hoop dat het zijn weg zal vinden naar talloze klaslokalen, schoolteams, internaten, ouders en hulpverleners. Rutger Jan van der Gaag
Voorwoord bij de tweede druk
Een tweede, herziene uitgave wijst in elk geval op twee dingen: ten eerste is Trix van Lieshout erin geslaagd een bruikbaar en goed leesbaar boek te schrijven voor een ruim publiek, ten tweede blijkt dat Trix in contact staat met haar lezers en op de hoogte is van de voortgang op het vakgebied ontwikkelingsproblemen. Zij heeft de reacties van lezers en de veranderde inzichten in het vak serieus genomen en volstaat niet met een simpele heruitgave. De kracht van dit boek zit in de helderheid waarmee zaken besproken worden en de praktische inslag. Veel beroepskrachten denken tegenwoordig dat als de diagnose gesteld is het werk gedaan is. ‘Uw kind heeft… noemt u het maar (ADHD, autisme, dyslexie…)’. Maar voor de ouders, het kind zelf en de leerkrachten begint het dan pas. Het is zoeken naar de eigenaardigheden, de krachten, de andere wijze van aanpakken waardoor het net wel kan lukken. Voorlichting is geboden: aan de klasgenoten, de collegae, de ouders en niet in de laatste plaats aan de betrokkene zelf. Machteloosheid geeft handelingsverlegenheid en zet maar al te vaak een machteloze vicieuze spiraal van kwaad tot erger in gang. Katten in het nauw maken rare sprongen. Trix van Lieshout weet raad met deze vertwijfeling. Op een nuchtere, heldere wijze biedt zij de lezer die handvatten die nodig zijn om samen er aan te gaan staan. Door te schrijven voor leerkrachten en andere professionals verlicht zij het ongemak van het betrokken kind met een ontwikkelingsprobleem, haalt zij ouders/opvoeders uit een isolement en leert zij de klasgenoten hun ‘bijzondere’ medeleerling te waarderen. Rutger Jan van der Gaag Hoogleraar Klinische Kinder- & Jeugdpsychiatrie UMCN St. Radboud/ Karakter UCN Voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie