PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
2014-2015
Stichting op PAD
Pedagogisch beleidsplan
INHOUDSOPGAVE
Pedagogisch beleidsplan
VOORWOORD...................................................................................................... 3 HOOFDSTUK 1 VISIE .......................................................................................... 4 HOOFDSTUK 2 HOE WERKEN WIJ EN WAT VINDEN WIJ BELANGRIJK? ..... 5 2.1 2.2
Structuur .................................................................................................................... 6 Inrichting .................................................................................................................... 7
2.3
Veiligheid ................................................................................................................... 7
HOOFDSTUK 3 ONTWIKKELING EN LEREN ..................................................... 9 3.1 3.2
Persoonlijke competenties .................................................................................. 9 Sociale competenties .......................................................................................... 13
3.3
Regels normen en waarden .............................................................................. 15
HOOFDSTUK 4 BELEID VOOR EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE (VVE) ....... 16 4.1
Startblokken ........................................................................................................... 16
4.2 4.3
Werkwijze ................................................................................................................ 17 Rijke speel- leeromgeving................................................................................. 18
HOOFDSTUK 5 SAMENWERKING MET OUDERS ........................................... 19 5.1 5.2
Partners in opvoeding ........................................................................................ 19 Betrokkenheid van de ouders bij de peuterspeelzaal ............................ 20
HOOFDSTUK 6 VEILIGHEID EN ZORG ............................................................. 21 6.1
Meldcode kindermishandeling ........................................................................ 21
6.2 6.3
Kinderen met extra zorg .................................................................................... 21 Risico Inventarisatie en Evaluatie.................................................................... 21
6.4
Veilig Spelen ........................................................................................................... 22
6.5
Ziektebeleid kinderen ......................................................................................... 22
6.6
Vrijwilligersbeleid ................................................................................................. 22
HOOFDSTUK 7 SAMENWERKING ................................................................... 23 7.1
Samenwerking met het basisonderwijs........................................................ 23
7.2
Inspectie en toezicht ........................................................................................... 23
7.3 7.4
Samenwerking met de beroepsopleidingen .............................................. 24 Samenwerking met Yunio, JeugdGezondheidsZorg (JGZ).................... 24
7.5
Samenwerking met partners in zorg ............................................................. 24
7.6
Samenwerking met de gemeenten ............................................................... 25
Pagina 2
Pedagogisch beleidsplan
VOORWOORD Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan van Op PAD peuterspeelzalen. In dit plan wordt de visie van Op PAD verwoord en het geeft informatie over onze doelstellingen. Een meer praktische vertaling van dit beleidsplan vindt u in het werkplan per locatie. Dit pedagogisch beleid is voor ons een richtinggevend document. Werken met kinderen vraagt visie, kwaliteit en professionaliteit. We delen deze visie graag met u. Het pedagogisch beleidsplan is een dynamisch document. De visie van onze peuterspeelzalen heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld en zal zich in de komende jaren ook blijven ontwikkelen. Opvoedkundige inzichten veranderen. De ontwikkelingen in de samenleving, beslissingen vanuit de landelijke of gemeentelijke overheid, ontwikkelingen in het onderwijs, wensen van ouders, de samenstelling van het team kunnen aanpassingen van het pedagogisch beleid tot gevolg hebben. We hechten er grote waarde aan dat ons pedagogisch beleid gedragen wordt door onze pedagogisch medewerkers en ouders. Samen willen we immers inhoud geven aan de opvoeding en ontwikkeling van alle kinderen die aan ons worden toevertrouwd.
Pagina 3
Pedagogisch beleidsplan
Hoofdstuk 1
Visie
UW KIND BIJ ONS OP PAD Op onze peuterspeelzalen willen we ALLE kinderen een warme, veilige en leerzame speelplek aanbieden, waarbij de ontwikkeling van kinderen spelenderwijs wordt gestimuleerd. Ontdekken en ervaren zijn sleutelwoorden in het aanbod van ons spel. De peuterspeelzaal is voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot 4 jaar een plek om te spelen met andere peuters. De voorbereiding op de basisschool is een van de uitgangspunten van stichting OP PAD. Er is een goede samenwerking met de basisscholen, zodat de overstap naar de basisschool op een natuurlijke manier verloopt. Wij gebruiken op de peuterspeelzaal het Ontwikkelingsvolgmodel (OVM). Dit model geeft de ontwikkeling op meerdere gebieden van het kind weer. Hierdoor hebben we het ontwikkelingsniveau van het kind goed in beeld, kunnen we snel signaleren en hierop anticiperen.
Ik speel om te leren! Dit is ons motto dat als uitgangspunt dient voor ons pedagogisch handelen op de peuterspeelzalen. Voor ons betekent het dat we uitgaan van een warme en positieve houding ten opzichte van ieder kind, zodat het kind zich geborgen en veilig voelt in de groep en zich optimaal kan ontwikkelen in zijn eigen individuele tempo en met zijn eigen individuele mogelijkheden. Daarbij kijken we steeds naar het kind om inzicht te krijgen hoe de ontwikkeling van het kind verloopt. Op basis hiervan bepalen we wat de volgende stap in de ontwikkeling zou kunnen zijn. Daarop stemmen we ons aanbod af, waarbij de belangstelling van het kind leidend is. We werken met thema’s en activiteiten die direct aansluiten bij de leef- en belevingswereld van de kinderen. Respect voor de eigenheid, de autonomie van ieder kind is voor ons een vanzelfsprekendheid. In ons pedagogisch handelen willen we ook de zelfstandigheid van ieder kind bevorderen en het zelfvertrouwen vergroten. We vinden het belangrijk dat de kinderen leren respect te hebben voor elkaar, we geven ze besef van normen en waarden mee.
Pagina 4
Pedagogisch beleidsplan
Hoofdstuk 2
Hoe werken wij en wat vinden wij belangrijk?
Om je optimaal te kunnen ontplooien zijn een aantal zaken nodig, namelijk veiligheid vertrouwen en structuur. Wanneer een kind bij ons start gaat hij/zij van te voren al kennismaken op de vaste groep. Hierdoor is alles niet helemaal nieuw wanneer een kind start op de peuterspeelzaal. Dit stelt het kind op het gemak geeft het vertrouwen. Het kind wordt geplaatst in een vaste groep, met altijd dezelfde kindjes en dezelfde pedagogisch medewerkers. De groepsgrootte is maximaal 16 kinderen, met twee pedagogisch medewerkers. Hierdoor kan het kind een band opbouwen, zich hechten aan de pedagogisch medewerker en voelt zich veilig om zich te kunnen ontplooien. De pedagogisch medewerkers hebben een warme en persoonlijke benadering naar de peuter, duidelijkheid en structuur geeft het kind zekerheid en geborgenheid. De peuterspeelzaal is dikwijls voor het kind de eerste keer dat ze onderdeel uitmaken van een groep. Dit biedt veel mogelijkheden. Kinderen leren van elkaar, leren rekening te houden met elkaar, beleven plezier aan het samen activiteiten ondernemen en het naast elkaar of samen spelen. Kinderen leren met verschillende karakters om te gaan en vertrouwen te krijgen in een andere, meestal voor hen, onbekende volwassene. Stichting OP PAD vindt het een basisvoorwaarde dat pedagogisch medewerkers professioneel zijn, een passende opleiding hebben genoten, zich door ontwikkelen en bovenal plezier hebben in hun werk en dit uitstralen. Alle pedagogisch medewerkers hebben een diploma op minimaal PW3 niveau en worden bijgeschoold op diverse terreinen (EHBO voor kinderen, Bedrijfshulpverlening (BHV), brandveiligheid, ontruimingsoefeningen, het Ontwikkelingsvolgmodel (OVM), Startblokken en opbrengstgericht werken). Er wordt jaarlijks een opleidingsjaarplan vastgesteld waarin de bijscholing voor dat schooljaar wordt opgenomen. Wij vinden dat de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk valt of staat bij de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers. Scholing is dan ook een belangrijk onderdeel om de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk op peil te houden en zo mogelijk te verbeteren. Alle pedagogisch medewerkers zijn geschoold in de methode Startblokken en het OVM. Ook nieuwe krachten worden hierin geschoold. Momenteel willen wij onze kwaliteiten verder ontplooien en zijn onze pedagogisch medewerkers bezig met de opleiding opbrengstgericht werken. Deze methode van werken wordt ook in de basisscholen gebruikt, zodat een betere doorgaande lijn van peuterspeelzaal naar basisschool gewaarborgd is. Van de pedagogisch medewerkers wordt een open en positief / kritische houding gevraagd. Zij kijken naar hun eigen handelen en verbeteren waar nodig. Ook zijn ze open naar collega’s toe. Ze spreken elkaar aan als ze van mening zijn dat de ander niet correct handelt. De pedagogisch medewerkers geven feedback naar elkaar. Eens per zes weken vindt er een teamoverleg per locatie plaats, hierin wordt ook het algemeen functioneren besproken. Eens per jaar vinden er functionerings-/beoordelingsgesprekken plaats. In deze gesprekken wordt het
Pagina 5
Pedagogisch beleidsplan
functioneren van de medewerker besproken op zowel harde als zachte criteria. Insteek van deze gesprekken is altijd de dialoog tussen de pedagogisch medewerker en de manager. De houding van de pedagogisch medewerker wordt gebaseerd op een tiental kenmerken:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Uitgaan van de autonomie van het kind. Ondersteunen van het gedrag van kinderen dat gericht is op het uitbreiden van ervaringen en activiteiten en daarbij aansluiten bij wat ze al kunnen en begrijpen. Zo weinig mogelijk negatieve aandacht (bijvoorbeeld straf) geven. Controlerende handelingen en opmerkingen zoveel mogelijk beperken. Uitspreken van waardering en positieve gevoelens over de kinderen. Pogingen van kinderen tot (nieuwe) activiteiten ondersteunen. Actieve, stabiele en onverdeelde aandacht aan kinderen geven. Consequent (en dus voorspelbaar) handelen. Gevoelig zijn voor signalen van de kinderen. Zich bewust zijn van de voorbeeldfunctie die de pedagogisch medewerker vervult.
Deze beroepshouding wordt door alle pedagogisch medewerkers gedeeld. Zij handelen hiernaar en weten dat dit van hen verwacht wordt. Op onze peuterspeelzalen wordt altijd gewerkt met 2 pedagogisch medewerkers op een groep. Mocht de groep te klein zijn voor 2 pedagogisch medewerkers, wordt gewerkt met één pedagogisch medewerker en een vrijwilliger. Zo zijn er altijd 2 begeleiders aanwezig en voldoen wij aan het vierogenprincipe. Wij hechten grote waarde aan de veiligheid vaste gezichten op de groep voor de peuters. Helaas kan het wel eens voorkomen bijvoorbeeld door ziekte dat de vertrouwde pedagogisch medewerker er niet kan zijn. Dan werken wij met een invalmedewerker. Wij hebben vaste invalmedewerkers die de organisatie goed kennen en vertrouwd zijn op de groepen.
2.1
Structuur
Structuur is erg belangrijk binnen stichting OP PAD. Wij geloven dat voorspelbaarheid en duidelijkheid kinderen een kapstok geven van waaruit zij zich veilig voelen en kunnen ontplooien. De dagdelen verlopen altijd op dezelfde herkenbare manier, met altijd dezelfde elementen zoals vrij spelen, de kring, eten en drinken, gezamenlijke groepsactiviteiten, buitenspelen. Een evenwicht wordt gezocht in individuele aandacht en groepsmomenten. Iedere locatie vult vrij zijn dagindeling in, waarbij voorop staat dat deze volgens een vaste structuur verloopt. In de dagindeling zit een balans tussen actieve en rustige momenten. Er wordt gebruik gemaakt van pictogrammen zodat de peuters kunnen zien welke activiteit er aan de beurt is. De kinderen weten wat de afspraken en regels zijn en worden hierin liefdevol begeleid. De kinderen houden in principe hun gehele periode op de peuterspeelzaal hun eigen pedagogisch medewerkers, waardoor er een band ontstaat en de kinderen weten wat zij aan hun pedagogisch medewerker
Pagina 6
Pedagogisch beleidsplan
hebben. Daarnaast kan de pedagogisch medewerker de ontwikkeling en persoonlijkheid van het kind goed volgen.
2.2
Inrichting
Wij vinden het belangrijk dat de groepsruimte is afgestemd op de activiteiten. Hierin is de speelleeromgeving (= de inrichting van de groepsruimte) van belang. -
De groepsruimte is uitdagend en uitnodigend. Er is veel te zien en te doen voor de kinderen. Er is veel aandacht voor de seizoenen en de natuur. Er is structuur en overzicht. Spullen hebben een vaste plek. Kinderen kunnen materialen zelf vinden en het zelf weer opruimen.
De ruimte is ingedeeld in hoeken, bijvoorbeeld bouwhoek, huishoek, leeshoek, themahoek en kijktafel. De hoeken worden door de pedagogisch medewerker aangepast aan het thema. Dat maakt de hoeken voor kinderen tegelijkertijd herkenbaar en uitdagend. De huishoek kan bijvoorbeeld bij het thema circus verrijkt worden met materialen, waarin kinderen zich kunnen verkleden als circusartiesten. Ze wanen zich in een heus circus doordat er doeken zijn opgehangen, waardoor het een circustent is geworden. Hierdoor ontstaan extra kansen door het doenalsof-spel. Ook in andere hoeken kunnen materialen worden toegevoegd of tijdelijk verwijderd. Tevens kan er een themahoek worden gemaakt waarin materialen staan uitgestald die passen bij het thema. Dit kan bijv. een prentenboek zijn met daarbij passende materialen waar kinderen mee kunnen spelen.
2.3
Veiligheid
Een veilig pedagogisch klimaat stelt eisen aan de omgeving. De omgeving van het kind moet gezond, hygiënisch en veilig zijn. Kinderen moeten zich vrij kunnen bewegen zonder gevaar op lichamelijk letsel. De omgeving moet ook tegemoetkomen aan de ontwikkelingsbehoefte van kinderen. Wij zijn daarom van mening dat verantwoorde risico’s niet per definitie vermeden hoeven te worden. Wij leren kinderen potentiële gevaren te herkennen en er zo goed mogelijk mee om te gaan. Jaarlijks vindt er op alle locaties een uitgebreide risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) op het gebied van veiligheid en gezondheid plaats. Wij doen dit aan de hand van de branchegerichte Risicomonitor (www.risico-monitor.nl). Dit instrument inventariseert de risico’s en stelt vast welke concrete acties uitgevoerd moeten worden om de risico’s te minimaliseren dan wel uit te sluiten. Het geeft aan hoe veilig de peuterspeelzaal is en hoe we omgaan met specifieke aandachtsgebieden bijvoorbeeld op het gebied van hygiëne. De jaarlijkse RIE’s met de daaruit voortvloeiende actieplannen liggen op al onze locaties ter inzage.
Pagina 7
Pedagogisch beleidsplan
Wij volgen de richtlijnen die zijn vastgesteld door de GGD en voortvloeien uit de Wet Kinderopvang. Deze richtlijnen zijn terug te vinden in de handleiding van de GGD (‘Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum’), die op iedere locatie aanwezig is. Ook op de website van de GGD onder Kinderopvang staat deze informatie. (www.ggdnog.nl/ExtraMenu/Kinderopvang) Daarnaast heeft stichting OP PAD ook eigen protocollen opgesteld hoe om te gaan met bepaalde zaken. Deze protocollen worden samen met de Risico inventarisatie besproken met de medewerkers tijdens het werkoverleg. Dagelijks worden de groepsruimtes na gebruik door de schoonmaaksters schoongemaakt volgens een vastgesteld schoonmaakprotocol. In dit protocol is een jaarlijks schema opgenomen waarin de aanvullende schoonmaakwerkzaamheden (bijvoorbeeld het speelgoed) zijn benoemd. Buitenspelen is voor ons heel belangrijk. Buiten komt het kind in contact met de natuur, de basis van ons bestaan. Buitenspelen zet aan tot bewegen, waardoor een hele reeks fysieke en geestelijke groeiprocessen op gang komen. Tijdens het buitenspelen leren kinderen optimaal. De buitenspeelterreinen van onze peuterspeelzalen zijn, waar mogelijk, ingericht met natuurlijke elementen, zodanig dat de zintuigen van peuters ontwikkelt en uitgedaagd worden. Kinderen moeten leren omgaan met risico’s, passend bij hun leeftijd en ontwikkelingsmogelijkheden, alleen op deze manier leren ze grenzen kennen. Onze visie is dat kinderen leren door vallen en opstaan. Natuurlijk proberen we ongevallen binnen de perken te houden zodat geen blijvend letsel ontstaat, maar vallen, botsen of een keertje ergens aan prikken, bijv. brandnetel, hoort bij de ontwikkeling van peuters.
Pagina 8
Pedagogisch beleidsplan
Hoofdstuk 3
Ontwikkeling en leren
Het doel van de peuterspeelzaal is om de peuters te ondersteunen en te stimuleren bij hun ontwikkeling. De basisprincipes van Startblokken (methodisch voorschools ontwikkelingsprogramma) worden hierbij gebruikt. Wat voorop staat is dat de peuter plezier beleeft aan het spel en de activiteiten.
3.1
Persoonlijke competenties
Wij onderscheiden een zevental ontwikkelingsgebieden, te weten: • • • • • • •
Sociaal emotionele ontwikkeling Taalontwikkeling Rekenen Ontwikkeling van de creativiteit Ontwikkeling van de motoriek Ontwikkeling van de zintuigen Cognitieve ontwikkeling
De sociaal-emotionele ontwikkeling Wat je in de eerste jaren van je leven leert, wordt ingeslepen in het centrum van je hersenen en blijft je leven lang bij je. Dit geeft aan hoe belangrijk deze fase van je leven is. Wij vinden het belangrijk om tijdens deze periode een steentje aan de opvoeding bij te dragen door een impuls te geven aan samen spelen, rekening houden met elkaar, verwerken van emoties, het ontwikkelen van het zelfgevoel en normen en waarden. Het ontwikkelen van het zelfgevoel staat centraal in deze periode. De peuter ontdekt zijn eigen ik. Belangrijk is de peuter te ondersteunen in zijn groei, hierdoor groeit het vertrouwen van het kind. Door zelfvertrouwen ben je in staat om de volgende stap in je ontwikkeling te zetten. Ieder kind is uniek en de eigenschappen van het kind moeten opgemerkt en gestimuleerd worden zodat hij zich maximaal kan ontwikkelen, met de mogelijkheden die hij in zich heeft. Hechting is van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van kinderen. Het biedt het kind geborgenheid en een veilig gevoel van waaruit het zich kan ontplooien. Om te kunnen hechten moeten kinderen met een beperkt aantal opvoeders te maken hebben. Wij hebben er dan ook bewust voor gekozen om steeds dezelfde pedagogisch medewerker op dezelfde groep te laten werken, zodat de kinderen steeds dezelfde kinderen en dezelfde pedagogisch medewerkers aantreffen. Dit geeft stabiliteit, structuur, herkenbaarheid en vertrouwen.
Pagina 9
Pedagogisch beleidsplan
De taalontwikkeling Het aandacht besteden aan een goede taalontwikkeling in de leeftijd tussen nul en vier jaar is van essentieel belang voor het verdere leven van de peuter. Taal is immers hét middel om contact te maken (sociale ontwikkeling), om uitdrukking te geven aan gevoelens en behoeften (emotionele ontwikkeling) en is hét middel dat toegang verschaft tot een gemeenschappelijke wereld (denk ontwikkeling). Taalgedrag kan gesplitst worden in verschillende onderdelen: Passieve taalkennis; de taal die het kind wel begrijpt en verstaat, maar zelf nog niet spreekt. Actief taalgebruik; de taal die het kind zelf spreekt: • •
Spontaan actief taalgebruik (alles wat het kind zelf zegt). Uitgelokt actief taalgebruik (alles wat het kind zegt, als reactie op wat een ander zegt).
De leeftijd van 0 tot 4 jaar is DE periode in het leven van een mens waarin ”de taalwerving” plaats vindt. In geen enkele andere periode in zijn latere leven zal een mens nog zo snel en gemakkelijk taal kunnen leren. Wij vinden het daarom dan ook van het grootste belang dat er in een peuterspeelzaal de optimale voorwaarden worden gecreëerd voor de ontwikkeling van de taal en de spraak. De omgeving van het kind is van wezenlijk belang voor de taalontwikkeling. Kinderen gaan praten omdat ze in een omgeving verkeren waar/met en tegen hen gepraat wordt. Volwassenen spelen daarbij een belangrijke rol. Om een taal eigen te kunnen maken is het van belang dat wat de vader, moeder of pedagogisch medewerker tegen het kind zegt, aansluit bij zijn gedrag, activiteiten en belevingswereld. Op deze manier legt het kind verbanden.
Ontwikkeling van rekenen Peuters en rekenen, dat klink al heel schools maar dat is het zeker niet. Jonge kinderen zijn al veel bezig met beginnend rekenen. Denkt u maar eens aan een toren bouwen met blokken of met auto’s een lange rij maken. Maken we een hoge of lage toren, een lange of korte rij. Welke vorm past in dit gat van de vormenstoof? En hoe heet die vorm? Is iets te groot of te klein? En “onder” de tafel ligt nog een puzzelstukje en nu mag je “op” je stoel gaan zitten. Een doos met blokken is heel zwaar maar een boek is licht. Opruimen is ordenen en sorteren dat ook past binnen de rekenontwikkeling want de duplo hoort bij elkaar en de rode en blauwe kralen moeten in een apart gedeelte van de doos. Er wordt geteld hoeveel kinderen er in de kring zitten en hoeveel jaar je bent geworden. Allemaal voorbeelden waarin we met de kinderen spelenderwijs bezig zijn met de rekenontwikkeling.
De ontwikkeling van de motoriek Een kind beweegt zich van nature, dit begint al tijdens de zwangerschap. Kinderen hebben een natuurlijke drang om zich motorisch te ontwikkelen. Het doel is om fysieke controle over het eigen lichaam te krijgen. Bij de motorische ontwikkeling wordt een onderscheid gemaakt in de grove en de fijne motoriek.
Pagina 10
Pedagogisch beleidsplan
Bij de grove motoriek gaat het om de bewegingen zoals die gemaakt moeten worden bij het fietsen, klimmen, rollen, werpen, maar ook het rennen, springen, buigen, trappelen, etc. Bij de fijne motoriek gaat het om de kleine bewegingen die de coördinatie tussen ogen en handen en vingers vereisen. Het stapelen van blokken, een toren maken, kralen rijgen, puzzelstukjes oppakken en op zijn plaats leggen, bouwen met duplo en stukjes papier opplakken zijn hier voorbeelden van. Op de peuterspeelzaal is hierin meestal duidelijk een verschil merkbaar tussen de jongste en de oudste peuters. Het bewegen gaat allemaal wat makkelijker als ze ouder zijn. Ze rennen beter, kunnen tempo versnellen en afremmen, een scherpe bocht nemen zonder te vallen, en ze springen hoger met beide benen van de grond. Iedere peuter volgt zijn eigen tijdschema in de motorische ontwikkeling. Door het creëren van de juiste condities en situaties kunnen de pedagogisch medewerkers een bijdrage leveren aan deze ontwikkeling. Op de peuterspeelzaal is er dan ook voor de peuters alle mogelijkheid om spelenderwijs motorisch bezig te zijn. In het vrije spel wordt de gelegenheid hiervoor door de peuters ruimschoots benut. Daarnaast worden er allerlei liedjes, spelletjes en versjes gedaan waarbij het bewegen gestimuleerd wordt.
De ontwikkeling van de zintuigen Horen, zien, voelen, ruiken, proeven hoort er voor de peuters nog helemaal bij. Het begrijpen van de wereld om zich heen doet de peuter ook via zintuigen. Een roos op een plaatje ziet er heel leuk uit. Maar een roos gaat pas echt voor hem leven als hij aan de blaadjes voelt, zich heel voorzichtig “prikt” aan de stekeltjes en zijn neus in de roos stopt om de rozengeur op te snuiven. Pas dan vergeet de peuter niet meer wat een ”roos” is. Omdat peuters nog zo zintuiglijk zijn ingesteld, zijn de pedagogisch medewerkers in de peuterspeelzaal vaak al spontaan met de zintuigen bezig. Juist omdat het “begrijpen” zoveel te maken heeft met het zelf voelen, beleven en ervaren, worden op de peuterspeelzaal dit soort momenten zoveel mogelijk benut en/of gecreëerd.
De cognitieve ontwikkeling Bij de cognitieve ontwikkeling gaat het om het kunnen onderscheiden en herkennen van voorwerpen en eigenschappen en het kunnen leggen van verbanden tussen gebeurtenissen. De “Waarom?”- vragen van de peuters helpen bij het ordenen en het denkvermogen ontwikkelen. De pedagogisch medewerkers stellen hiervoor ook veel open vragen. Het kind krijgt de ruimte en de tijd om zelf tot een oplossing te komen. Vele creatieve antwoorden worden hierbij gevonden. Zo wordt de denkontwikkeling gestimuleerd Later leren kinderen ook rangschikken naar verschillende kenmerken zoals grootte, kleur en vorm.
Pagina 11
Pedagogisch beleidsplan
Verder is het zelfstandig kunnen bedenken van oplossingen voor problemen een belangrijk onderdeel van de cognitieve ontwikkeling. Een ander aspect is het onderscheiden van fantasie en werkelijkheid. Kleine kinderen kunnen dat nog niet: de beelden uit de werkelijkheid en de beelden uit hun fantasie zijn allebei even “waar” en levendig. Ook lopen in hun gedachtewereld voelen en willen, dromen en fantaseren ingewikkeld door elkaar. Ze denken nog niet in logische verbanden. De kennis van kinderen wordt gevormd door beelden, woorden en ideeën van de wereld om hen heen. Deze kennis ontstaat vooral door ervaringen: al kijkend, voelend, proevend en tastend ervaren ze dat dingen heel verschillend zijn. Via spraak/taal krijgen de dingen een naam en zo vormen ze een beeld van de werkelijkheid. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en leergierig. Door boekjes te lezen, te spelen, het speelgoed zelf en open vragen te stellen wordt de cognitieve ontwikkeling bevorderd. Spel en speelmaterialen stimuleren de ontwikkeling van het denken. Via spel leren kinderen allerlei begrippen kennen. Door vast te pakken, te bekijken en te manipuleren komen ze steeds meer achter de aard van dingen: hoe ze werken, waarvoor ze dienen, waarin ze op elkaar lijken en van elkaar verschillen. Zo leren kinderen begrippen als boven - onder, uit - in, veel - weinig, groot - klein, zwaar licht, hard - zacht enzovoort. Ze ervaren dat ronde objecten kunnen rollen en vierkante niet. Aanvankelijk heeft het kind concrete materialen nodig om dit soort dingen uit te proberen en te ontdekken. Na verloop van tijd vormen zich beelden en de woorden die daarbij horen in het denken van het kind. Kennis verwerft een kind door ervaringen uit het dagelijkse leven. Kennis verwerven is leren. Leren doet een mens / kind zijn hele leven door, op verschillende manieren. •
•
Spontaan: doordat hij met iets in aanraking komt bv. de verwarmingsbuis is heel heet, als het regent wordt je nat, etc. Kinderen leren ook van voorbeeldgedrag zoals het gedrag van kinderen en volwassenen om hen heen: dit kan een model zijn om te imiteren. Bewust: d.m.v. oefening en herhaling: bv. fietsen, knippen, de tekst van een liedje, de namen van de andere kinderen.
Een pedagogisch medewerker heeft van de meeste kinderen een beeld; kunnen ze de activiteiten die aangedragen worden volgen of niet, is een kind snel of langzaam, alert of dromerig. Wij willen een bijdrage leveren aan de cognitieve ontwikkeling van de peuter door het (in veel gevallen spontane) al spelenderwijs ontdekkend leren.
De ontwikkeling van de creativiteit Creativiteit wordt vaak gekoppeld aan kunstzinnige vorming. Voor ons is creativiteit ook het bedenken van oplossingen en het leren uitdrukking geven van je persoonlijke aard.
Pagina 12
Pedagogisch beleidsplan
Jonge kinderen creëren “bij toeval” al doende. Hun plezier zit hem in het bezig zijn, het doel op zich, het resultaat is niet belangrijk. Lekker kliederen met verf, tikken met een stokje tegen een buis en luisteren naar het geluid om zo al doende te ontdekken, oftewel het spelen. Sommige oudere peuters willen soms iets concreets maken om mee naar huis te nemen. Maar creatief zijn is meer dan alleen bezig zijn met expressiemateriaal. Creatief zijn kan de hele dag, zoals voor allerlei situaties oplossingen bedenken, het je in je woordgebruik creatief uiten, het op een creatieve wijze troosten van een peuter, enz. Om iets van jezelf naar buiten te brengen moet men zich op de eerste plaats vrij en veilig kunnen voelen. En vervolgens moet de ruimte waarin men zich bevindt die veiligheid bieden. Als wij aan peuters de gelegenheid willen geven om zich creatief en oorspronkelijk te uiten, dan is het van belang dat zij zich vrij en gemakkelijk voelen. De voorwaarden daartoe zijn een volwassene die je vertrouwen kunt, een veilige en overzichtelijke ruimte, weten wat er gaat gebeuren en weten dat er hulp is als er iets niet goed lukt. Met activiteiten, die gericht zijn op de ontwikkeling van creativiteit, tracht onze stichting elke peuter te helpen zich te leren uitdrukken naar zijn persoonlijke aard. Daarbij gebruikmakend van vrije expressie, zang, dans, muziek en beeldende vorming.
3.2
Sociale competenties
Over het algemeen kan gesteld worden dat voor een goede sociale ontwikkeling van het kind, het volgende van belang is: • •
De houding van de opvoeders in zijn nabije omgeving. Een van die opvoeders is de pedagogisch medewerker die de peuter voldoende ruimte biedt voor de eigen inbreng. Het spelen dat de ontwikkeling van het kind ten goede komt.
Wij zijn van mening dat de peuters het meeste leren door zelf te ontdekken. De houding van de pedagogisch medewerker is hierin bepalend. Enerzijds bieden zij veiligheid en vertrouwen zodat het kind durft te ontdekken en anderzijds kijken zij goed naar het kind en geven het de vrijheid. De pedagogisch medewerkers begeleiden de kinderen in het proces van spelen maar zeker ook in het proces van hun eigen ontwikkeling. Uitgangspunt hierin is dat de peuter altijd centraal staat, zoals beschreven in hoofdstuk 1. Bij OP PAD staat het spelen van de kinderen voorop. Spelen is leuk voor kinderen. Eigenlijk is dat op zich al een belangrijk iets. Maar het spelen komt ook voor de ontwikkeling van kinderen ten goede, het is de motor van de ontwikkeling.
Pagina 13
Pedagogisch beleidsplan
Kenmerken van spelen: • • • •
Spel heeft altijd een vrijwillig karakter Plezier in het spel Heeft geen vooropgezet doel kind bepaalt zelf wat en hoe hij speelt.
Als de keuze van het speelmateriaal aan de peuter zelf wordt overgelaten dan is de keuze gemakkelijk. Peuters kunnen met van alles en nog wat spelen. Er is een zo gevarieerd mogelijk aanbod aan speelmateriaal. Het speelgoed is voor de peuters tevens veilig, duurzaam en stevig en het ziet er aantrekkelijk uit, zodat het de peuters prikkelt om ermee te spelen. Het allerbelangrijkste is uiteraard, dat het speelmateriaal aansluit bij de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt en er is speelmateriaal voor alle mogelijke verschillende ontwikkelingsgebieden. Omdat de natuurlijke elementen essentieel zijn voor een evenwichtige ontwikkeling van het kind is er op onze peuterspeelzalen veel aandacht voor seizoenen en natuur.
Open deuren beleid Binnen Op PAD wordt, met uitzondering van peuterspeelzaal Doortje, gebruik gemaakt van het opendeuren-beleid.
PSZ Doortje: Doortje is een peuterspeelzaal die gevestigd is in een apart en vrijstaand gebouw waardoor er altijd binnen een vaste groepssamenstelling gespeeld wordt.
PSZ De Boskabouters, ’t Treintje en PSZ ’t Zunnekuuksken: De peuterspeelzalen De Boskabouters, ’t Treintje en ’t Zunnekuuksken zijn gehuisvest binnen de basisschool. Op geplande tijden en activiteiten wordt het contact, over en weer gezocht, met meestal kinderen uit groep 1. Daarnaast zijn de gezamenlijke schoolfeesten ook momenten waarop de kinderen van de peuterspeelzaal zich aansluiten bij de basisschool. PSZ Duimelot: Binnen de groepen van peuterspeelzaal Duimelot wordt op een andere, letterlijke, manier vorm gegeven aan het open-deuren-beleid. Elke morgen wordt op gezette tijden gespeeld met de deuren open. De kinderen mogen binnen de eigen groepsruimte spelen maar ook een andere groep bezoeken, in de gang of, bij geschikt weer, buiten spelen. Dit gebeurt aan het begin van de ochtend waarin het accent op het vrije spel ligt. Aan het eind van de ochtend gaan de meeste groepen buiten spelen waar ook zij andere kinderen en pmers treffen. Op de VVE-groep BereSterk en Apetrots, die binnen PSZ Duimelot gevestigd zijn, wordt in veel mindere mate gebruik gemaakt van het open-deuren-beleid. Mogelijkheden hiertoe zijn geheel afhankelijk van de groepssamenstelling en de zorgbehoefte van de kinderen.
Pagina 14
Pedagogisch beleidsplan
PSZ De Schildpad: Binnen de Schildpad wordt weinig gebruik gemaakt van open deuren beleid. Een enkele keer gaan ze bij elkaar op bezoek tijdens een feestje. Omdat de Schildpad een grote buitenruimte heeft, gaan de beide groepen wel regelmatig samen naar buiten. De pedagogisch medewerkers van beide groepen zijn dan ook buiten aanwezig, uitgezonderd bij het verschonen van een kind.
Het verlaten van het pand Als het binnen het thema past gaan de peuters samen met de leidsters op excursie naar bijv. de kinderboerderij, het Sinterklaashuis e.d. Op PAD heeft hiervoor een protocol “Verlaten van de groepsruimte” opgesteld, waaraan de leidsters moeten voldoen. De peuterspeelzalen ’t Treintje, Doortje en ’t Zunnekuuksken gaan ook 1x per jaar op schoolreisje. Zodra dit met vervoer geregeld moet worden is hiervoor het protocol “Vervoer van Kinderen” van kracht.
3.3
Regels normen en waarden
De peuterleeftijd is een periode van “ik” en “mijn”. Peuters ontdekken ergens tussen hun tweede en derde jaar hun eigen ik. Deze ontdekking is zo geweldig voor peuters, dat dit een ware explosie van egocentrisme tot gevolg kan hebben. Alles wordt dan door de peuter vanuit zijn eigen “ik” standpunt bekeken…..de wereld is van en voor hem. Een goede ontwikkeling waarin de peuter zichzelf ontdekt en van daaruit kan gaan kijken naar de wereld om hem heen. Daarbij horen normen en waarden. Op je beurt wachten, geen speelgoed van een ander afpakken, samen doen met bepaald materiaal of zelfs een gezamenlijk spel kunnen erg lastig zijn maar nodig om te ontdekken wie de ander is en hoe je met de ander om moet gaan. Grenzen en regels zijn nodig en bieden rust en structuur, daarnaast worden ongelukken beperkt. Een goede manier voor het aanleren van regels is door de regels keer op keer te herhalen als zich een overtreding voordoet, zonder daarbij schuld indicerend te zijn. Het vrije spel met zijn steeds terugkerende conflicten en botsingen tussen peuters biedt alle gelegenheid voor peuters om te leren met de regels om te gaan. Soms is het daarbij de pedagogisch medewerker die de regels weer even in herinnering brengt. Maar de peuters zijn soms zelf ook al goed in staat elkaar te corrigeren. Al spelend maken de peuters zich voor een groot deel de regels eigen.
Pagina 15
Pedagogisch beleidsplan
Hoofdstuk 4
Beleid voor en vroegschoolse educatie (VVE)
Al onze peuterspeelzalen zijn VVE peuterspeelzalen. Dit betekent dat zij werken met het ontwikkelingsgerichte VVE programma startblokken. Tevens is er extra aanbod voor kinderen uit de VVE doelgroep. Samen met de commissie Onderwijs Achterstanden Beleid ( verder OAB genoemd) is de doelgroepdefinitie opgesteld. Deze luidt als volgt: Onder doelgroep peuters in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid worden verstaan: • • •
Kinderen van wie de ontwikkeling (dreigt) te stagneren door sociaal-emotionele problemen of door problemen van psychosociale aard Kinderen die een achterstand opgelopen hebben in de taalontwikkeling Kinderen van wie een evenwichtige ontwikkeling in algemene zin gevaar loopt, door het ontbreken van effectieve ontwikkelingsstimulansen.
VVE kinderen krijgen vier dagdelen of tien uur peuterspeelzaal aangeboden tegen een gereduceerd tarief dat wettelijk is vastgesteld. We zijn van mening dat de combinatie tussen het plaatsen van doelgroep kinderen op een reguliere groep en hen extra aanbod te geven op een specifieke VVE groep de ontwikkeling ten goede komt. Op de reguliere groepen worden zij gestimuleerd door de andere kinderen. Op de VVE groep wordt meer aandacht besteed aan de specifieke ondersteuningsbehoefte van het kind. Uit de praktijk is gebleken dat juist deze combinatie de groei van het kind bevordert. De ouderbetrokkenheid is zeker voor deze groep kinderen erg belangrijk. Onze bedoeling is om in de driehoek kind, ouder en peuterspeelzaal een gezamenlijk aanbod te geven, zodat het goed kan beklijven bij de kinderen. De pedagogisch medewerkers hebben dan ook een intensief contact met de ouders van deze kinderen. De VVE groepen zijn kleiner van opzet, er komen maximaal tien kinderen, ondersteund door twee pedagogisch medewerkers. Voor de buitengebieden is een aanbod van vier dagdelen niet mogelijk vanwege het geringe aantal kinderen dat gebruik maakt van de peuterspeelzaal. Hier is gekozen voor een verlengd dagdeel, zodat de kinderen in drie dagdelen toch tien uur de peuterspeelzaal kunnen bezoeken. Het derde dagdeel is maximaal acht kinderen met één pedagogisch medewerker, ondersteund door een vrijwilliger.
4.1
Startblokken
Op onze peuterspeelzalen wordt gewerkt met Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), waarin de ontwikkeling van kinderen op speelse wijze wordt gestimuleerd. We maken daarbij gebruik van de methode Startblokken.
Pagina 16
Pedagogisch beleidsplan
Bij Startblokken is het belangrijk te letten op: -
4.2
Betrokkenheid: hoe betrokken zijn de kinderen bij de activiteit? Betekenis: wat zegt het de kinderen, sluit het aan bij hun leefwereld? Bedoelingen: wat wil de pedagogisch medewerker bereiken met deze activiteit? Bemiddelende rol van de pedagogisch medewerker: waar laat ze het kind zelf ontdekken, waar geeft ze meer sturing?
Werkwijze
Op de peuterspeelzalen wordt gewerkt met thema’s. De thema’s worden uitgewerkt, waarbij wordt gekeken naar de ontwikkelingslijnen in het volgmodel zodat de activiteiten afgestemd zijn op het niveau van de peuter. Voor de VVE kinderen wordt een individueel gericht handelingsplan gemaakt. Zij volgen de thema’s in hun reguliere groep, waarbij extra aanbod plaatsvindt in de VVE groep. De thema’s sluiten aan bij de belevingswereld van de kinderen. Ze herkennen het thema en kunnen ze het naspelen op de groep. Een thema duurt enkele weken. Tussen twee thema’s in is er sprake van een overgangsperiode van het ene naar het andere thema. Hierdoor kunnen kinderen loskomen van het oude thema en de pedagogisch medewerkers zijn achter de schermen al bezig met de voorbereidingen voor het volgende thema. Bij Startblokken zijn wordt er niet gewerkt met een vastomlijnd programma. De pedagogisch medewerkers denken zelf na over thema’s, werkwijzen, activiteiten en materialen. De activiteiten die daarbij worden ingezet zijn divers en vertegenwoordigen de ontwikkelingsgebieden. Gedurende het thema komen dan alle ontwikkelingsgebieden aan bod. De activiteiten sluiten aan bij het ontwikkelingsniveau en de initiatieven van de kinderen. Achteraf kunnen de pedagogisch medewerkers vaststellen of alles wat ze gedaan hebben inderdaad betekenisvol was door goed te kijken naar de kinderen. Hoe meer betekenis, hoe hoger de betrokkenheid van de kinderen! Ook worden vooraf aan de activiteiten doelen gesteld (bedoelingen), zodat een kind zich verder kan ontwikkelen. Tijdens de activiteit blijft de pedagogisch medewerker goed kijken naar de kinderen en naar wat zij nodig hebben. Er is sprake van een hoge kwaliteit van de activiteit als de kinderen gedurende een langere tijd met een hoge betrokkenheid bezig zijn. De activiteit is betekenisvol en er komen meerdere bedoelingen op een intensieve wijze aan bod. In de planning wordt de dagritmestructuur vastgelegd. Elke dag kent terugkerende activiteiten. Dat
Pagina 17
Pedagogisch beleidsplan
geeft hen een gevoel van veiligheid, het geeft hen houvast.
4.3
Rijke speel- leeromgeving
Wij vinden het belangrijk dat de groepsruimte is afgestemd op de activiteiten en past binnen de werkwijze van Startblokken. Hierin is de speel/leeromgeving (= de inrichting van de groepsruimte) van belang. -
De groepsruimte is uitdagend en uitnodigend. Er is veel te zien en te doen voor de kinderen. Er is veel aandacht voor de seizoenen en de natuur. Er is structuur en overzicht. Spullen hebben een vaste plek. Kinderen kunnen materialen zelf vinden en het zelf weer opruimen.
De ruimte is ingedeeld in hoeken, bijvoorbeeld bouwhoek, huishoek, leeshoek, themahoek en kijktafel. De hoeken worden door de pedagogisch medewerker aangepast aan het thema. Dat maakt de hoeken voor kinderen tegelijkertijd herkenbaar en uitdagend. Bij ieder thema wordt een themahoek gemaakt, waarin materialen staan uitgestald die passen bij het thema.
4.4
Startblokken en ouders
In een thema kunnen onderdelen toegevoegd worden die de kinderen mee naar huis kunnen nemen, waardoor de ouder of verzorger in gesprek kan gaan met zijn/ haar kind(eren) over bijv. de woorden die in het thema centraal staan, versjes en liedjes of suggesties van prentenboeken. Hierdoor ontstaat de driehoek ouder / kind / peuterspeelzaal, waardoor de ontwikkeling van het kind sterk gestimuleerd wordt.
Pagina 18
Pedagogisch beleidsplan
Hoofdstuk 5
Samenwerking met ouders
Ouderbetrokkenheid is de belangrijkste succesfactor in de ontwikkeling van het kind. Ouders zijn er vanaf de geboorte tot ver in de volwassenheid voor het kind. Zij vormen de constante, evenwichtige factor. Zij kennen het kind als geen ander. De ouders zijn voor ons dan ook van grote waarde. De samenwerking met ouders is van groot belang om de kinderen optimaal te laten ontwikkelen en is de basis voor het peuterspeelzaalwerk. Het contact met ouders vindt plaats op diverse manieren. Wij onderscheiden hierin:
• • 5.1
Partners in opvoeding ( gericht op het eigen kind) Betrokkenheid van de ouders bij de peuterspeelzalen.
Partners in opvoeding
In de contacten tussen ouders en pedagogisch medewerkers staat de samenwerking centraal. Beiden moeten elkaar informeren en op de hoogte houden. Het begint bij het intakegesprek. Met alle ouders wordt bij aanvang een intake gesprek gehouden. Tijdens dit gesprek maken de ouders kennis met de peuterspeelzaal en worden relevante onderwerpen besproken en vastgelegd. Het infomeren van elkaar gebeurt hoofdzakelijk tijdens de haal en de brengmomenten. Er is dan ruimte om informatie over het kind uit te wisselen. Voor ouders is het belangrijk dat zij zich gehoord en gezien voelen. Voor de pedagogisch medewerker is het belangrijk dat zij relevante informatie over het kind krijgen zodat zij daar op in kunnen spelen. Verder is er tweemaal in de peuterperiode een oudergesprek. In dit gesprek wordt de peuter besproken aan de hand van het Ontwikkelingsvolgmodel. In dit gesprek is vooral ook ruimte om ervaringen over het kind uit te wisselen. Natuurlijk is er ook ruimte voor een gesprek op aanvraag en bestaat de mogelijkheid een ouder (na overleg met de pedagogisch medewerkers) een dagdeel op de groep kan meedraaien. Ook worden er ouderavonden georganiseerd. Tijdens deze ouderavonden staat een thema centraal. Tevens is er tijdens deze ouderavond ruimte voor het uitwisselen van ervaringen en het ontmoeten van andere ouders. Regelmatig worden er nieuwsbrieven uitgegeven op de locaties. Hierin wordt nieuws gedeeld en informatie uitgewisseld. Dit betreft dan hoofdzakelijk praktische locatie informatie. Op de website kan relevante informatie over de peuterspeelzaal opgezocht worden. Ook worden de thema’s en actuele activiteiten weergegeven o.a. door middel van foto’s. Momenteel zijn we bezig om een Facebook pagina op te richten zodat de actuele momenten en onderwerpen snel voor de ouders en belangstellenden zichtbaar zijn. Bij de VVE kinderen is er een intensievere vorm van contacten met de ouders. Naast de haal en brengmomenten hebben zij minimaal drie maal per peuterperiode een oudergesprek waarin de
Pagina 19
Pedagogisch beleidsplan
ontwikkeling wordt besproken. Daarnaast worden de ouders van de VVE kinderen geregeld uitgenodigd op de VVE groep om een ochtend bij te wonen. Zo kunnen zij zien waar hun kinderen mee bezig zijn in de groep en hier thuis verder op inspelen.
5.2
Betrokkenheid van de ouders bij de peuterspeelzaal
Naast de betrokkenheid bij hun eigen kind vinden wij het belangrijk dat er ook een betrokkenheid ontstaat naar de peuterspeelzaal toe. Hiervoor hebben wij diverse mogelijkheden. Sommige peuterspeelzalen hebben een locatiecommissie, deze bestaat uit de pedagogisch medewerkers en aan aantal ouders. De locatiecommissie komt diverse keren per jaar bij elkaar en daar worden activiteiten, de jaarfeesten en allerhande locatiegerichte zaken besproken. Vanuit alle locaties is een afvaardiging van een ouder die plaatsneemt in de oudercommissie. De oudercommissie komt 4 tot 5 maal per jaar bij elkaar samen met de manager van de peuterspeelzalen. In dit overleg komen o.a. de volgende zaken aan de orde: ontwikkelingen op de peuterspeelzalen, het beleid en inbreng vanuit de ouders.
Klachtenregeling voor ouders/ verzorgers Ondanks het gegeven dat iedereen zijn uiterste best doet, kan het zijn dat er klachten zijn waar de ouder/opvoeder in de eerste lijn met de pedagogisch medewerker van de groep, de leidinggevende van de organisatie en het bestuur niet uitkomt. Voor deze klachten zijn we aangesloten bij de Provinciale Klachtencommissie Welzijn, Maatschappelijke Dienstverlening en Kinderopvang Gelderland en Overijssel. Deze Provinciale klachtenregeling is opgezet voor klanten van organisaties op het terrein van welzijn, maatschappelijke dienstverlening en kinderopvang Op de locaties van de peuterspeelzalen liggen folders waarin de procedure staat voor het aanmelden van een klacht bij deze commissie. Wij hebben het klachtenreglement van de Provinciale Klachtencommissie overgenomen. Deze is op te vragen bij het volgende adres:
Provinciale Klachtencommissie WMK (Welzijn, Maatschappelijke Dienstverlening en Kinderopvang Gelderland en Overijssel) SPECTRUM partner met elan t.a.v. mevrouw R. Westerink Zeelandsingel 40 6845 BH ARNHEM Telefoon (026) 384 62 00 E-mail:
[email protected] Website: www.spectrum-gelderland.nl
Pagina 20
Pedagogisch beleidsplan
Hoofdstuk 6
6.1
Veiligheid en zorg
Meldcode kindermishandeling
We hebben een meldcode ontwikkeld die alle pedagogisch medewerkers binnen de stichting hanteren. Op iedere locatie is de meldcode, met daarbij de handleiding aanwezig. De pedagogisch medewerkers zijn verplicht kennis genomen te hebben van dit document en daarnaar te handelen. Voor de hele stichting is een aandachtsfunctionaris aangesteld. Zij volgt het landelijke beleid rondom de Meldcode en draagt zorg voor het bekend maken van wijzigingen en / of aanpassingen binnen de stichting. Daarnaast begeleiden de Intern Begeleiders Peuterspeelzaalwerk de pedagogisch medewerkers in de voorkomende praktijksituaties. Verwijsindex Onze organisatie is aangesloten bij de Verwijsindex Oost Achterhoek. De Verwijsindex is een digitaal systeem waarin professionals van verschillende instellingen en organisaties die zich bezig houden met kinderen een signaal kunnen afgeven wanneer zij zich zorgen maken over een kind. Wanneer meerdere professionals een signaal afgeven over hetzelfde kind ontstaat er een match en krijgen deze professionals elkaars contactgegevens. Zo kunnen zij elkaar sneller en gemakkelijker vinden. Zij kunnen sneller samenwerken en de hulpbehoefte beter afstemmen. Meer informatie vindt u op www.verwijsindexoostachterhoek.nl
6.2
Kinderen met extra zorg
Onze visie is dat we vinden dat ieder kind welkom is op onze peuterspeelzaal. Dit betekent dat we ernaar streven voor alle kinderen een passend aanbod te hebben, ook als er sprake is van een lichamelijke of verstandelijke beperking. Het uitgangspunt hierbij is dat we samen met ouders zoeken naar mogelijkheden.
6.3
Risico Inventarisatie en Evaluatie
De peuterspeelzaal hecht grote waarde aan het veilig onderbrengen van de kinderen. Daarvoor wordt het veiligheid- en gezondheidsbeleid gevolgd, verwoord in de branchegerichte RI&E.
Pagina 21
Pedagogisch beleidsplan
6.4
Veilig Spelen
De stichting gaat uit van ontdekkingsgericht leren, dus al spelend en ontdekkend gaat het kind zich ontwikkelen in een “rijke”, stimulerende en veilige omgeving. Wij verstaan onder een veilige omgeving dat: • • •
Onze speeltoestellen voldoen aan de richtlijnen van het Besluit Veiligheid van Attractie- en Speeltoestellen. Aanbevelingen van de inspectie worden uitgevoerd. Onze speelruimten voldoen aan de veiligheidsnormen.
Hoewel we binnen de peuterspeelzalen van mening zijn dat veiligheid een basisvoorwaarde is binnen onze speelzalen, vinden we dat we niet alle gevaren buiten kunnen sluiten. Ons standpunt is dat kinderen moeten leren omgaan met risico’s, passend bij hun leeftijd en ontwikkelingsmogelijkheden. Natuurlijk proberen we ongevallen binnen de perken te houden, zodat geen blijvend letsel ontstaat, maar vallen en botsen, hoort bij de ontwikkeling van peuters.
6.5
Ziektebeleid kinderen
Het is in het belang van het zieke kind dat het in alle rust en in een vertrouwde omgeving zich terug kan trekken en eventueel kan slapen. Dit kunnen we in de groep op de peuterspeelzalen niet bieden, er zijn geen faciliteiten voor aanwezig. Zieke kinderen kunnen we dus niet opvangen op de peuterspeelzalen. Bij de informatie, die verstrekt wordt aan de ouders voor het kind start op de peuterspeelzaal, staat hoe in dergelijke gevallen te handelen. In het geval van infectieziekten gaan we uit van de richtlijnen van de GGD. De pedagogisch medewerkers kunnen op de website van de GGD Noord en Oost Gelderland http://www.ggdnog.nl onder de link Kinderopvang de adviezen vinden die de GGD voor onze werksoort heeft opgesteld. De uiteindelijke beslissing of een kind wordt toegelaten ligt bij de leiding van de peuterspeelzaal.
6.6
Vrijwilligersbeleid
Onze stichting maakt beperkt gebruik van vrijwilligers. Het aanbod van werkzaamheden voor vrijwilligers is ter ondersteuning van de groepsactiviteiten, zodat de pedagogisch medewerker de handen vrij heeft voor ontwikkelingsgericht werken met één of meerdere kinderen. De vrijwilligers kunnen deelnemen aan scholing, gericht op de werkzaamheden op de groep. Vrijwilligers worden aangestuurd door de pedagogisch medewerker. Voorbeelden van de mogelijkheden binnen onze stichting voor het inzetten van vrijwilligers zijn: als voorlees juf, bij festiviteiten op de peuterspeelzaal, bij hand- en spandiensten. Vrijwilligers ondertekenen een vrijwilligersovereenkomst met de stichting en overhandigen een kopie van het identiteitsbewijs en een recente Verklaring Omtrent Gedrag. De vrijwilligers zijn net als de personeelsleden verzekerd voor WA binnen de peuterspeelzaal.
Pagina 22
Pedagogisch beleidsplan
Hoofdstuk 7 7.1
Samenwerking
Samenwerking met het basisonderwijs
Wij zijn een voorschoolse voorziening. Dit houdt in dat wij de ontwikkeling van de peuters stimuleren, ze uitdagen en ze veiligheid bieden om uiteindelijk een natuurlijke stap naar de basisschool te laten maken. Contact en samenwerking met de basisscholen is daarom erg belangrijk. Observatie is een belangrijk onderdeel van de dagelijkse praktijk van de pedagogisch medewerkers. Tijdens de peuterspeelzaalperiode wordt de ontwikkeling van elk kind gevolgd en vastgelegd in het Ontwikkelingsvolgmodel (OVM). Deze bevindingen worden, nadat het met de ouders is besproken, met toestemming van de ouders doorgestuurd naar betreffende basisschool. Zo kunnen de leerkracht en intern begeleider op de basisschool te weten komen wat de eigenschappen en aandachtspunten van de kleuter zijn en kunnen zij goed inspelen op de situatie. Er ontstaat een doorgaande lijn van zorg rondom een kind. De informatie moet niet gezien worden als een rapport. Het geeft een beeld van het kind zoals de pedagogisch medewerker dat gezien heeft. Minimaal twee keer per jaar vindt een mondelinge overdracht plaats tussen de leerkracht groep 1 en/of interne begeleider van elke basisschool en de interne begeleider en/of pedagogisch medewerker van de peuterspeelzalen. Hiervoor wordt bij de inschrijving toestemming gevraagd aan de ouders. Er worden studieavonden voor pedagogisch medewerkers, leerkrachten van groep 1/2 en intern begeleiders georganiseerd vanuit de werkgroep OAB waarin ook de gemeente vertegenwoordigd is. Het doel is elkaar te leren kennen, ervaringen uit te wisselen en kennis te delen. Daarnaast is er informeel contact tussen de intern begeleiders van de peuterspeelzalen en van de basisscholen. Wanneer blijkt dat de zorg rondom een peuter zodanig is dat getwijfeld wordt of regulier basisonderwijs in de behoefte van het kind kan voorzien, zal in samenwerking met ouders de zorgvraag voorgelegd worden aan het Zorg Advies Team (ZAT). Zo kan een passende basisschool gezocht worden. Het management neemt deel aan diverse werkgroepen waarin ook het Samenwerkingsverband (SWV), het bestuur en/of de directie van de basisscholen vertegenwoordigd is. Dit alles om de doorgaande lijn vloeiender te laten verlopen.
7.2
Inspectie en toezicht
De peuterspeelzalen van OP PAD worden jaarlijks geïnspecteerd door de GGD. De GGD handelt in opdracht van de gemeente. Door een bezoek aan de locaties toetst de GGD of onze peuterspeelzalen voldoen aan de kwaliteitseisen die de Wet Kinderopvang aan kindercentra stelt. De locatie wordt beoordeeld op zes domeinen: • • • • •
Ouders Personeel Veiligheid en gezondheid Accommodatie en inrichting Groepsgrootte en beroepskracht / kind- ratio
Pagina 23
Pedagogisch beleidsplan
• •
Pedagogisch beleid en praktijk Klachten
De conclusie van de jaarlijkse inspectie staat beschreven in het inspectierapport. Het inspectierapport is openbaar en is te vinden op de website van Stichting OP PAD en de website van het Landelijk Register voor Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) (www.landelijkregisterkinderopvang.nl)
7.3
Samenwerking met de beroepsopleidingen
Om onze beroepsgroep voor de toekomst op een kwalitatief hoog niveau te houden is het belangrijk dat we investeren in een goede beroepsopleiding. Daaronder vallen ook de stages. Het begeleiden van stagiaires is voor ons een serieuze aangelegenheid. Gezonde motivatie, werkhouding, inzet, goed gedrag en een verzorgd uiterlijk mag worden verwacht van onze toekomstige collega’s. We trachten hen te begeleiden in de praktijk op de peuterspeelzalen tot een graag geziene collega. Hiervoor is de samenwerking met de beroepsopleidingen van groot belang. Er is een stage beleid geformuleerd en er is een stage coördinator aangesteld zodat de lijnen richting de beroepsopleidingen en de stagiaires kort blijven.
7.4
Samenwerking met Yunio, Jeugdgezondheidszorg (JGZ)
Overleg met de medewerkers van JGZ is vooral in hulp- en zorgvragen rondom de kinderen een regelmatig terugkerend gebeuren. Vooral het beleid rondom Voor- en Vroegschoolse Educatie wordt in samenwerking met JGZ praktisch ingevuld om zo tot een gezamenlijke verantwoording naar de gemeente te komen. Afstemming en bevindingen worden besproken. Ook hiervoor geven ouders bij inschrijving toestemming.
7.5
Samenwerking met partners in zorg
Naast de hiervoor beschreven samenwerkingspartners zijn er verschillende instanties waarmee we samenwerken. Deze instantie kunnen niet door ons als peuterspeelzaal ingezet worden maar zullen op initiatief van ouders ingeschakeld moeten worden. Soms worden deze instanties overigens wel door ons geadviseerd. De meest voorkomende instanties zijn; • • • • • • •
Logopedie de Praatmaatgroep Centrum voor jeugd en gezin (CJG) Integrale Vroeghulp (IVH) Ondersteuningsteam Oost- Achterhoek Observatie en Advies Centrum (O&AC), Zozijn Jeugdzorg Algemeen Maatschappelijk Werk
Bij de inzet van de verschillende instantie willen we graag samenwerken om de kansen voor het kind zo effectief mogelijk te maken.
Pagina 24
Pedagogisch beleidsplan
7.6
Samenwerking met de gemeenten
De samenwerking met de gemeenten is erg belangrijk omdat de financiering van onze peuterspeelzalen deels door de gemeente wordt gesubsidieerd. Er wordt regelmatig met de beleidsmedewerkers afgestemd welke keuzes er gemaakt moeten worden binnen onze peuterspeelzalen. Ook wordt er geparticipeerd in diverse werkgroepen welke door de gemeente zijn geïnitieerd. Het VVE beleid wordt met de gemeente afgestemd en er is regelmatig informeel overleg wanneer dit nodig wordt geacht.
Pagina 25