Pedagogisch Beleidsplan
Peuterspeelzaal Dribbel Tuinstraat 2 7451 EX Holten Telefoon: 0548-367239
Versie: maart 2016
Onderdeel van:
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding
2.
2. Peuterspeelzaal Dribbel 2.1 Peuterspeelzaal Dribbel 2.2 VVE Startblokken en VVE Thuis 2.3 Signalering en verwijzing 2.4 VVE-indicatie en doorverwijzing, stroomschema 2.5 Oudercontacten
3.
3. Visie en doelen 3.1 De visie van Dribbel 3.2 Pedagogische doelen
8.
4. Emotionele veiligheid 4.1 Emotionele veiligheid 4.2 Leidster – kind 4.3 De ruimte en het (spel)materiaal 4.4 De groep 4.5 De activiteiten
10.
5. Persoonlijke & sociale competentie 51 Persoonlijke & sociale competentie 5.2 Leidster – kind 5.3 De ruimte en het (spel)materiaal 5.4 De groep 5.5 De activiteiten
12.
6. Normen en waarden 6.1 Normen en waarden 6.2 Leidster – kind 6.3 De ruimte en het (spel)materiaal 6.4 De groep 6.5 De activiteiten
14.
7. Randvoorwaarden
16.
8. Achterwacht
17.
9. Het werkplan 9.1 Dagindeling 9.2 De belangrijkste regels 9.3 Rituelen 9.4 Activiteiten 9.5 Feestjes en speciale uitstapjes
18.
Bijlage 1: Het indicatieformulier
22.
3. 3. 4. 4. 6.
8. 8.
10. 10. 10. 11. 11.
12. 12. 12. 13. 13.
14. 14. 14. 15. 15.
18. 19. 19. 19. 20.
1
1.
INLEIDING
Dit is het pedagogisch beleidsplan van Peuterspeelzaal Dribbel, onderdeel van Stichting ViaVie Welzijn. In samenwerking met de vaste peuterleidsters is dit plan ontwikkeld in januari 2010. Het dient als leidraad voor hun handelen. Het plan wordt elk jaar opnieuw met de leidsters besproken en eventueel aangepast. Daarnaast heeft het pedagogisch beleidsplan als doel, het kunnen uitleggen en verantwoorden van het pedagogisch handelen aan derden zoals ouders, nieuwe collega’s, stagiaires en mogelijk andere instellingen of instanties. De gesprekken met collega’s over het pedagogisch beleid zorgen voor een kritische blik op het eigen handelen. De discussies zetten aan tot het nadenken over een eenduidige visie waar ieder teamlid achter kan staan. In het eerste hoofdstuk vindt u een algemene beschrijving van peuterspeelzaal Dribbel. Het VVEprogramma Startblokken waarmee wordt gewerkt komt in de tweede paragraaf aan bod. Vervolgens vindt u een weergave van de manier waarop de VVE-indicatie tot stand komt en hoe wordt omgegaan met eventuele doorverwijzingen. In de laatste paragraaf wordt beschreven hoe de oudercontacten worden onderhouden. Hoofdstuk 2 bevat de pedagogische visie van Dribbel en de doelen die worden nagestreefd. Marianne Riksen-Walraven (2000) heeft vier pedagogische basisdoelen ontwikkeld die per augustus 2010 een wettelijk kader vormen voor peuterspeelzalen (en kinderopvang). De vier basisdoelen zijn: het ervaren van emotionele veiligheid, het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties en het eigen maken van normen en waarden. Hoofdstuk 4, 5 en 6 van dit document zijn opgebouwd aan de hand van deze vier basisdoelen. De hoofdstukken worden onderverdeeld in paragrafen waarin aandacht wordt besteed aan vijf vormen van pedagogisch handelen, namelijk de leidster-kind interactie, de ruimte, het spelmateriaal, de groep en de activiteiten (Hoex en Su’en Wok, 2009). Hoofdstuk 7 geeft een beschrijving van het werkplan. Het bestaat uit een weergave van de dagindeling en de belangrijkste regels. Ook wordt er aandacht besteed aan de verschillende rituelen, activiteiten en speciale uitstapjes of feestjes. In dit pedagogisch beleidsplan kan overal waar ‘hij’ staat, ook ‘zij’ gelezen worden.
2
2.
PEUTERSPEELZAAL DRIBBEL
In dit hoofdstuk wordt algemene informatie over peuterspeelzaal Dribbel gegeven. Allereerst wordt er een korte praktische beschrijving gegeven van de peuterspeelzaal. Vervolgens wordt het VVE programma uitgelegd waarmee wordt gewerkt. In paragraaf 2.3 komt aan bod hoe de VVE-indicatie en mogelijke doorverwijzingen in zijn werk gaan. Tot slot wordt er een beschrijving gegeven van de manier waarop contacten met ouders worden onderhouden.
2.1 Peuterspeelzaal Dribbel Peuterspeelzaal Dribbel is onderdeel van Stichting ViaVie Welzijn en is gehuisvest in het Kulturhus, locatie Tuinstraat 2 in Holten. Dribbel is een algemene peuterspeelzaal voor jongens en meisjes van 2,5 tot 4 jaar oud en bestaat uit verschillende groepen van maximaal 16 peuters. Elke groep komt twee vaste dagdelen in de week op de peuterspeelzaal, een ochtend en een middag. Als gewenning mogen peuters vanaf 2 jaar en 3 maanden de peuterspeelzaal gedurende 1 dagdeel (het ochtenddagdeel) bezoeken. Dit kan uiterlijk gedurende de periode van 3 maanden, daarna bezoeken ze speelzaal een ochtend- en een middagdagdeel. De reguliere groepen worden begeleid door één vaste professionele peuterleidster, samen met een vaste vrijwilligster. Op de VVE groepen zijn twee vaste professionele leidsters aanwezig. Door deze wijze van bezetting kan worden voldaan aan de eis van het 4-ogenprincipe. Bij ziekte of verlof wordt er zoveel mogelijk gewerkt met vaste vervangers. Ook biedt Dribbel soms een stageplaats voor een vaste stagiaire die boventallig met de peuterleidsters kan mee lopen. Bij Dribbel wordt heel gericht aan de ontwikkeling van peuters gewerkt; wij vinden het als peuterspeelzaal belangrijk om de peuters te stimuleren binnen alle ontwikkelingsgebieden en hen daar waar nodig extra te ondersteunen. Wij werken dan ook op basis van Opbrengstgericht Werken, waarbij we door middel van observaties en plannen de peuters op een speelse manier uitdagen en hen helpen ontwikkelen. In het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (verder genoemd VVE) hebben peuters die wat extra (taal)ondersteuning kunnen gebruiken, de mogelijkheid om de speelzaal vier dagdelen te bezoeken. Dit kan uitsluitend op indicatie van de JGZ-verpleegkundige. In de volgende paragraaf zal het VVE-programma waarmee wordt gewerkt verder worden toegelicht.
2.2 VVE Startblokken en VVE Thuis VVE staat voor Voor- en Vroegschoolse Educatie en is ontwikkeld om met name taalachterstanden bij jonge kinderen te voorkomen en terug te dringen. Uitgangspunt is het hier en nu zo inspirerend, uitdagend en stimulerend mogelijk te maken. Leidsters helpen kinderen te leren en te doen wat ze zelf willen en kunnen. VVE kent verschillende programma’s, waaronder Startblokken. Dit programma maakt onderdeel uit van het VVE-programma ‘Basisontwikkeling’ en is bedoeld voor de voorschoolse periode. Startblokken werkt vanuit een ontwikkelingsgerichte pedagogiek en methodiek. De leidsters werken aan de hand van de ‘zone van naaste ontwikkeling’. Dat wil zeggen dat zij zich ervoor inzetten om kinderen steeds weer een stapje verder te brengen in hun ontwikkeling. Dit is voor te stellen als een situatie die past bij wat een kind al kan en wil en die tegelijkertijd nieuwe interesses en mogelijkheden uitlokt. Hierdoor gaat het kind nieuwe activiteiten ondernemen die het nog niet helemaal zelf kan. Startblokken streeft ernaar om peuters zoveel mogelijk zelf te laten doen. Om aan te sluiten bij de belevingswereld van peuters wordt er zoveel mogelijk gebruik gemaakt van echte materialen. Er staat bijvoorbeeld een echte telefoon en peuters kunnen spelen met echte pannetjes en een echt computertoetsenbord. Een belangrijke rol voor een leidster is die van observator. Steeds weer ontdekken zij door observatie nieuwe aanknopingspunten, waardoor aangesloten kan worden bij de zone van naaste ontwikkeling. Op deze manier wordt tevens het ontwikkelingsproces van iedere peuter in kaart gebracht. Ouders waarvan de kinderen voor VVE in aanmerking komen, nemen deel aan VVE Thuis. Hier krijgen zij handvatten hoe zij in de thuissituatie deze extra stimulans door kunnen zetten. VVE Thuis bestaat uit themaboekjes voor ouders met elk acht activiteiten zoals praatplaten, puzzels, voorleesboeken, liedjes, knutselmogelijkheden en bewegingsactiviteiten. Bij ieder thema organiseert de peuterspeelzaal een ouderbijeenkomst. Hierin wordt het themaboekje aan de ouders overgedragen; de activiteiten van VVE Thuis worden toegelicht en voorgedaan. Al doende komen de ontwikkeling van het kind en de omgang (interactie) tussen ouder en kind aan de orde. Vervolgens gaan de ouders thuis met hun kind spelen, praten en voorlezen. 3
Signalering en verwijzing Dagelijks worden de peuters binnen peuterspeelzaal Dribbel geobserveerd door de leidsters. Aan de hand van deze observaties passen de leidsters hun begeleiding aan, zodat elk kind zich op de eigen wijze en in het eigen tempo kan ontwikkelen. Indien de leidsters een bijzonderheid in de ontwikkeling van de peuter ontdekken of een ander probleem signaleren, volgen zij de onderstaande stappen. Om hen hierbij te ondersteunen, wordt gebruik gemaakt van het indicatie-formulier. 1.
Invullen
van
het
indicatieformulier
2.
Overleg met de (VVE-)coördinator of de peuter gebaad is bij VVE of een andere hulpvorm VVE
en
inleveren
bij
de
(VVE-)coördinator
Anders
3.
Ouders verwijzen naar JGZ voor extra consult Verwijzing voor VVE aanvragen bij de JGZ
Orthopedagoog van JGZ mee laten kijken Ouders verwijzen naar JGZ extra consult
4.
Plaatsing VVE-groep (verwijzing door JGZ)
Advies JGZ
2.4 VVE-indicatie en doorverwijzing De gemeente Rijssen-Holten heeft in het kader van VVE de regie bij het bereiken van zoveel mogelijk kinderen. De gemeente wil dat kinderen die dat nodig hebben zo snel mogelijk deel kunnen nemen aan de VVE-programma’s op de peuterspeelzalen. De JGZ in Twente begeleidt alle kinderen in Twente bij hun groei, gezondheid en opvoeding. Zij is degene die de behoefte aan VVE op basis van door de gemeente vastgestelde criteria kan herkennen en kan deze kinderen tijdens een contactmoment indiceren en verwijzen naar een door de gemeente VVE-gekwalificeerde peuterspeelzaal. Bovendien kan bij een volgend contactmoment worden gecontroleerd of er gebruik is gemaakt van VVE. De informatie over de indicatie, de verwijzing en het wel/niet invulling geven aan de verwijzing. kan worden vastgelegd in het digitaal dossier. De JGZ kan tijdens een contactmoment kinderen indiceren en verwijzen. Het volgend schema geeft exact weer hoe kinderen worden geïndiceerd en doorverwezen naar een VVE-peuterspeelzaal, zoals peuterspeelzaal Dribbel.
4
Stroomschema verwijzing naar VVE-programma Bij het peuterconsult van 18 maanden dienen de volgende afwegingen plaats te vinden. Deze vragen worden zo nodig opnieuw gesteld bij het peuterconsult van 2 jaar. 1. Heeft het kind een gewicht conform de gewichtenregeling? Nee Ja
Nee
2. Thuistaal is niet het Nederlands of is dialect Ja
Verwijzing naar VVE-programma 3. De taalontwikkeling is nog niet voldoende (volgens de van Wiechen methode) Nee Ja
Verwijzing naar VVE-programma 4. Verwijzing op indicatie van peuterspeelzaal (PSZ) / kinderdagverblijf (KDV) Ongegrond Gegrond
Verwijzing naar VVE-programma Verwijzing naar regulier peuterspeelzaal / kinderdagverblijf. Bij Indicatie vanuit de GGD (contra-indicaties) =====> Verwijzing naar specialistisch hulp
Toelichting: 1. Een kind heeft een gewicht conform de gewichtenregeling als: - Eén van de ouders maximaal LBO/ VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg hebben gevolgd; - Bij eenoudergezinnen is het opleidingsniveau bepalend van de ouder die belast is met de dagelijkse verzorging van het kind; - Professionele inschatting blijft rol spelen bij dit criterium. 2. Is de thuistaal anders dan Nederlands of dialect 3. Een achterstand in spraaktaalontwikkeling wordt op het consultatiebureau vastgesteld conform de hiervoor geldende richtlijnen van het Van Wiechenschema (ontwikkelingsonderzoek). Dit schema is hierbij leidend. 4. PSZ of het KDV kunnen op basis van observaties in de groep een peuter verwijzen naar het consultatiebureau om alsnog een indicatie voor VVE af te geven. De arts en/of verpleegkundige beoordeelt deze vraag en gaat indien nodig over tot indicatie/verwijzing. Indicatie vanuit de GGD (contra-indicaties) als: Zintuigelijke problemen (doof, blind). Bij dergelijke problemen is meer specialistische hulp nodig. Ernstige fysieke beperkingen, bijvoorbeeld spasmen en ernstige epilepsie. Ook hiervoor zijn andere instanties beter geëquipeerd. Duidelijke cognitieve beperkingen, bijvoorbeeld lage tot zeer lage intelligentie.
5
2.5 Oudercontacten Bij Dribbel wordt waarde gehecht aan goede contacten met ouders. Zo worden er verschillende activiteiten georganiseerd voor ouders, zoals ouderavonden en inloopspreekuren. Start bij de peuterspeelzaal De leidsters streven naar een neutrale blik op peuters die Dribbel voor het eerst bezoeken. Als er bijzonderheden zijn horen ze dat graag van ouders, maar afgezien daarvan vormen ze het liefst hun eigen beeld van een peuter. Indien zij in een later stadium toch vragen hebben, nemen ze hierover met ouders contact op. Als een peuter de peuterspeelzaal voor het eerst bezoekt, krijgen de ouders de mogelijkheid even te blijven. Op deze wijze krijgen de kinderen de kans op een rustige wijze aan de nieuwe situatie, de leidsters en de andere kinderen te wennen. De leidsters van Dribbel vinden het van belang om ouders te betrekken bij de activiteiten die worden ondernemen. Als ouders vragen hebben of behoefte hebben aan een praatje, kunnen ze terecht bij de leidsters of langskomen bij de activiteiten die voor ouders georganiseerd worden. Ouderavonden Ouderavonden worden eenmaal per jaar georganiseerd. Tijdens de ouderavond kunnen diverse actuele onderwerpen aan bod komen. Ook zal aandacht besteed worden aan het VVE-programma Startblokken. Inloopspreekuur De inloopspreekuren worden verzorgd door de JGZ-verpleegkundigen van het consultatiebureau. Zij zijn eenmaal per 2 maanden voor ouders aanwezig op de verschillende groepen van de peuterspeelzaal. Ouders kunnen met de meest uiteenlopende vragen terecht bij de verpleegkundige. Voorbeelden zijn vragen over opvoeding en omgang met peuters of inentingen en voeding. Doe-avonden De doe-avonden worden ongeveer een maand voor het sinterklaasfeest georganiseerd. Op deze avonden zijn de ouders welkom op de peuterspeelzaal om het cadeautje voor het sinterklaasfeest in te pakken of te versieren. De leidsters zijn hierbij aanwezig om te helpen en ze zijn aanspreekbaar voor de ouders. Activiteiten van Dribbel Ouders worden regelmatig op de hoogte gesteld van de activiteiten bij Dribbel. Eens per (gemiddeld) zes weken wordt de ‘peuterpost’ uitgedeeld. Hierin wordt uitgelegd wat het thema is en welke activiteiten daarbij passen. Er wordt een woordenschatlijst toegevoegd en minimaal één liedje met tekst en bladmuziek. Tevens krijgen ouders tips voor het stimuleren van onder andere de woordenschat. De leidsters schrijven regelmatig op het white board hoe het programma er uit heeft gezien. Tevens kan er gebruik worden gemaakt van foto’s of een diapresentatie op de laptop, zodat ouders terug kunnen zien wat de peuters hebben beleefd bij de peuterspeelzaal. In het kader van het VVE-programma Startblokken wordt er gekeken naar de individuele behoefte van de peuters. Als een peuter vooral met water wil spelen en de ‘afwas’ wil doen, dan mag dat. Op die manier is er niet altijd sprake van een mooi afgewerkt werkje dat de peuters mee naar huis krijgen. Bij een themagericht uitstapje is de hulp van ouders vaak meer dan welkom. Hierover krijgen zij vooraf (schriftelijk) bericht. Ook als leidsters bepaalde materialen nodig hebben schakelen ze hulp in van ouders. Informatie Naast persoonlijk contact met de ouders, vindt Dribbel het belangrijk om ouders goed te informeren over de werkwijze en de regels die op Dribbel gelden. Bij de inschrijving wordt hierom met de ouders een gesprek gevoerd, waarbij het informatieboekje doorgenomen wordt. Ouders worden tijdens het gesprek in de gelegenheid gesteld vragen te stellen. Dit kunnen zij ook doen door contact op te nemen met een medewerker van de peuterspeelzaal, welke genoemd worden op de achterkant van het informatieboekje. Ten tijde dat de peuter op de peuterspeelzaal zit, kunnen de ouders informatie vinden op de website (www.viaviewelzijn.nl > peuters > Dribbel). Hierop staat de algemene informatie vermeld. Ook de Peuterpost, foto’s, klachtenjaarverslagen en inspectierapporten kunnen ouders hier inzien. De meeste kinderen hebben te maken met twee wettelijke vertegenwoordigers; in de meeste gevallen de ouders van het kind. Dribbel heeft een wettelijke verplichting deze beide personen van informatie te voorzien. Dit houdt in dat de leidsters beide personen informatie geven over het kind, wanneer zij hierom vragen. In hoofdzaak gaat de organisatie er vanuit dat de wettelijke vertegenwoordigers de 6
informatie, welke wordt gegeven door de peuterspeelzaal over bijvoorbeeld activiteiten of de voortgang van de peuter, met elkaar delen. Indien er sprake is van bijvoorbeeld een scheiding, gaat de peuterspeelzaal hier ook vanuit. Indien de wettelijke vertegenwoordigers persoonlijk informatie hierover wensen, dan dienen zij dit zelf aan te geven bij de leidster(s). Indien het noodzakelijk is dat derden informatie over het kind ontvangen (bijvoorbeeld de Raad van de Kinderbescherming of een school), dan dienen de wettelijke vertegenwoordigers een schriftelijke verklaring te overleggen aan Dribbel met daarin aangegeven dat zij toestemming geven voor het verstrekken van gegevens aan de betreffende instantie/personen. Dribbel zal de wettelijke vertegenwoordigers inhoudelijk informeren over de gegevens welke zij aan de betreffende derde partij heeft verstrekt.
7
3.
VISIE EN DOELEN
In dit hoofdstuk komen de visie van Dribbel en haar doelen aan bod. Er wordt in de eerste paragraaf beschreven hoe de leidsters de ontwikkeling van peuters en hun opvoeding zien. In paragraaf 3.2 komen de pedagogische doelen aan bod die bij peuterspeelzaal Dribbel worden nagestreefd.
3.1 De visie van Dribbel De visie van Dribbel vloeit voort uit ervaring in het werkveld en sluit aan bij de uitgangspunten van Startblokken. Visie op de ontwikkeling van peuters Bij peuterspeelzaal Dribbel staan spelen en plezier op de eerste plaats. Iedere peuter is uniek en de eigenheid van het individu moet worden gerespecteerd. In een veilige omgeving waarin de leidster vertrouwen biedt, kan een peuter zich volop ontwikkelen. Peuters hebben vele mogelijkheden en als zij nauwlettend worden gevolgd door leidsters, dienen zich keer op keer nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden aan. Visie op opvoeden In de opvoeding bij Dribbel staan vertrouwen en respect voorop. Peuters moeten ruimte krijgen om eigen keuzes te maken en zelfstandig iets op te lossen. De leidster neemt bovenal een observerende rol aan en zal de peuter helpen als hij daar behoefte aan heeft. De leidster kiest in het maken van contact voor een manier die past bij de desbetreffende peuter. Het is belangrijk om peuters zoveel mogelijk te motiveren om zelf actie te ondernemen. Hierdoor ontwikkelt hij zelfvertrouwen waardoor de verdere ontwikkeling tevens op gang kan komen.
3.2 De pedagogische doelen Vanaf augustus 2010 geldt voor peuterspeelzalen een wettelijk kader van 4 pedagogische basisdoelen. Naast deze basisdoelen worden er tevens vanuit Startblokken 4 doelen nagestreefd. Deze komen grotendeels overeen met de basisdoelen en door ze samen te voegen wordt er bij peuterspeelzaal Dribbel gewerkt aan 6 pedagogische doelen die hieronder in het kort op een rijtje staan. 1. De voorwaarden, het creëren van emotionele veiligheid In de eerste plaats moet ervoor gezorgd worden dat kinderen zich veilig, geborgen en geaccepteerd voelen. In hoofdstuk 4 wordt dit doel verder uitgewerkt. 2. Het ontwikkelen van persoonlijke competentie Met het begrip persoonlijke competentie wordt gedoeld op brede persoonskenmerken zelfstandigheid, zelfvertrouwen, openheid, creativiteit. In hoofdstuk 5 leest u meer terug over dit basisdoel. 3. Het ontwikkelen van sociale competentie. Het begrip ‘sociale competentie’ omvat een breed scala aan sociale kennis en vaardigheden. Peuters leren samenspelen en samenwerken met andere kinderen. In hoofdstuk 6 wordt hier dieper op in gegaan. 4. Het eigen maken van normen en waarden Iedere cultuur kent haar eigen normen en waarden. Kinderen moeten de kans krijgen om zich deze eigen te maken. Hoofdstuk 6 is gewijd aan dit vierde basisdoel. 5. Communicatie Voor jonge kinderen is het van belang om met anderen te communiceren en hier zowel talige als niettalige middelen voor in te leren zetten. Hierdoor ontstaat er een basis om hun taalvaardigheden uit te breiden. 6. Taalontwikkeling Taalvaardigheden zijn nodig om op zowel het gebied van communiceren als sociale vaardigheden verder te kunnen komen. Door middel van taal leren kinderen steeds beter op actieve wijze deel te nemen aan het leven in een groep.
8
Er zijn aparte hoofdstukken gewijd aan de eerste 4 doelen. Communicatie en taalontwikkeling zijn in deze hoofdstukken verweven.
9
4.
EMOTIONELE VEILIGHEID
In dit hoofdstuk wordt het eerste basisdoel, namelijk emotionele veiligheid beschreven en kunt u terug lezen hoe hiermee wordt om gegaan bij peuterspeelzaal Dribbel. Het hoofdstuk is opgedeeld in een algemene beschrijving van het basisdoel en de vijf vormen van pedagogisch handelen.
4.1 Emotionele veiligheid Emotionele veiligheid is van primair belang omdat een kind zich alleen kan ontwikkelen als het zich veilig voelt. Pas dan gaat het op ontdekking uit en durft het nieuwe uitdagingen aan te gaan. Als het kind zich niet veilig voelt ontstaat er gebrek aan zelfvertrouwen, omdat het positieve ervaringen mist. Voor de emotionele veiligheid van een kind is het van belang dat hij vaste verzorgers om zich heen heeft die reageren op zijn gevoelens. Als zij de juiste structuur en ondersteuning bieden die aansluit bij wat het kind nodig heeft om nieuwe ervaringen op te doen, zorgt dit voor veiligheid. Daarnaast spelen hierbij ook bekende leeftijdsgenoten en de inrichting van de omgeving een rol. In de volgende paragraaf komt aan bod hoe de peuterleidsters werken aan emotionele veiligheid in interactie met peuters. 4.2 Leidster – kind Peuterleidsters hebben een belangrijk aandeel in hoeverre een kind zich veilig kan voelen op een peuterspeelzaal. Er wordt bij Dribbel per groep gewerkt met vaste leidsters en vaste vrijwilligers. Zij ontwikkelen een vertrouwensband met peuters door de interesse die ze tonen en de manier waarop ze voor de peuters klaar staan. De leidsters werken kind-volgend, dat wil zeggen dat ze altijd uitgaan van de signalen van het kind. Sommige kinderen willen graag aandacht en andere kinderen hebben er meer baat bij als ze gewoon even met rust gelaten worden. Per kind bekijken de leidsters waar de behoeften liggen en op welke manier zij hierin kunnen voorzien. Sommige peuters durven de aandacht niet te vragen of doen ergens niet aan mee, maar als hen aandacht wordt gegeven wordt duidelijk dat ze hier wel van genieten. Andere peuters tonen daadwerkelijk geen interesse en dan kan het wenselijk zijn hen even hun eigen gang te laten gaan. Vaak moeten peuters die de peuterspeelzaal voor het eerst bezoeken nog wennen en zoeken ze vanzelf meer contact als ze daar klaar voor zijn. Bij de emotionele veiligheid van een peuter is het geven van vertrouwen erg belangrijk. Dit doen de leidsters doordat ze uitgaan van de mogelijkheden van een kind. Zij bieden peuters zelfstandigheid door hen zoveel mogelijk zelf te laten doen. Voorbeelden hiervan zijn het zelf aantrekken van de jas en het zelf laten maken van ranja. Daar waar een kind denkt dat hij iets niet kan zal de leidster hem stimuleren om het toch zelf te proberen. Doordat een kind van alles zelf mag doen, laat een leidster zien dat ze in hem gelooft. Het zelfvertrouwen groeit door positieve ervaringen en daardoor durft hij steeds meer uit te proberen. Op deze manier helpen leidsters de peuters steeds een stapje verder in hun ontwikkeling. De leidsters hebben vaste manieren waardoor ze de veiligheid en herkenbaarheid waarborgen. Bij binnenkomst en het naar huis gaan neemt de leidster de tijd om iedereen persoonlijk te begroeten en gedag te zeggen. De leidsters zorgen ervoor dat ze gemakkelijk te benaderen zijn voor peuters. Een concreet voorbeeld hiervan is het verstellen van de stoelen op peuterhoogte. Verder spreken de leidsters peuters zoveel mogelijk op ooghoogte aan door op hun hurken te gaan zitten. Als een peuter iets te vertellen heeft, wordt de tijd genomen om even te luisteren en de leidster toont interesse. Bij verdriet geeft de leidster woorden aan de emoties. Wanneer het kind daar behoefte aan heeft krijgt het een knuffel of proberen de leidsters hem te troosten. Door het kind te volgen sluit de leidster aan bij de individuele behoeften van de peuters.
4.3 De ruimte en het (spel)materiaal Om een binnen en buitenruimte fysiek veilig te maken voor peuters is het belangrijk om te werken met veilige materialen op peuterhoogte. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan stompe hoeken van tafels, peuterstoelen en speciale peuter-wc’s. Emotionele veiligheid wordt gecreëerd doordat de ruimte overzichtelijk is ingedeeld in verschillende hoeken zoals de bouwhoek, de huishoek en de leeshoek. De verschillende hoeken worden ingericht op een manier die past bij het thema van het moment. Ieder kind heeft op de peuterspeelzaal in de zogenaamde ‘familiekist’ een fotokaart liggen waarop foto’s te vinden zijn van bijvoorbeeld de ouders, broers, zussen, de hond of het huis. Op deze manier is thuis 10
toch heel dichtbij. De peuters hebben bijna overal de mogelijkheid om (oog)contact te zoeken met de leidsters. De ruimte biedt mogelijkheid om ongestoord alleen maar ook samen met anderen te spelen. Er is plek voor zowel individuele als groepsactiviteiten. Ook de buitenruimte sluit aan bij de behoefte van peuters. Het is bruikbaar als uitlaatklep of om je te verstoppen. Al het spelmateriaal heeft een vaste en herkenbare plek. Het is opgeborgen in doorzichtige bakken zodat peuters precies kunnen zien wat er in zit. Ze mogen zelf materiaal pakken waar ze op dat moment mee willen spelen. Peuters leren de regels voor het pakken, gebruiken en opruimen van spelmateriaal. Voor peuters kan het heel prettig zijn om bekende en vertrouwde spullen van thuis, zoals een knuffel of een pop mee te nemen. Hier krijgen ze dan ook de ruimte voor. Dribbel heeft een eigen logo dat peuters herkennen van onder andere de diverse boekjes. Een herkenbaar logo kan bij peuters een vertrouwd gevoel teweeg brengen en zorgt daarmee voor emotionele veiligheid. In het kader van herkenbaarheid worden er soms foto’s of tekeningen van kinderen uit de groep opgehangen in de ruimte. Sommige nieuwe activiteiten (zoals Sinterklaas op de groep) kunnen voor peuters zo spannend zijn dat ze hun veiligheid zoeken in het bekende spelmateriaal. Ze durven aanvankelijk niet mee te doen en richten zich enkel op hun spel. De leidsters zullen de peuter in dat geval niet dwingen om in de kring te komen, maar laten hem rustig spelen. Als de peuter zich meer op zijn gemak voelt komt hij vanzelf.
4.4 De groep Er wordt bij Dribbel gewerkt met een vaste groep peuters. In de kring wordt er gevraagd of de peuters nog iemand missen. Hoe klein de peuters ook zijn, toch is er een zeker groepsgevoel. Het wordt direct opgemerkt als iemand er niet is en ze hebben het ook door als die persoon er al vaker niet is geweest. Wanneer een peuter verdrietig is zien andere (veelal de iets oudere) kinderen dat. Soms wordt er dan een knuffel gegeven. Afhankelijk van de situatie is het goed om met de kinderen stil te staan bij de vraag waarom iemand verdrietig is. Een voorbeeld van emotionele steun die een groep kan bieden is het volgende: Twee peuters, van wie er een verdrietig is, keken samen naar de fotokaarten met foto’s van thuis. Er kwamen steeds meer peuters bij zitten die allemaal met elkaar mee keken en om de beurten foto´s lieten zien. Binnen de kortste keren was het een gezellige boel waarbij een groep van 7 peuters uit zichzelf, zonder inmenging van een leidster interesse toonden in elkaar. Tijdens het bezoek aan de peuterspeelzaal kunnen peuters tegen conflicten met anderen aanlopen. Hoe hiermee wordt om gegaan komt in hoofdstuk 5 en 6 aan bod.
4.5 De activiteiten Tijdens een dagdeel bij peuterspeelzaal Dribbel komen een aantal activiteiten en vaste rituelen dagelijks terug in het programma. Het kringmoment, het binnen komen, het opruimen, het eten en drinken en het naar huis gaan zien er per groep altijd op dezelfde manier uit. De leidsters hebben echter wel de vrijheid om de indeling van het dagdeel flexibel in te vullen. Door deze flexibiliteit kunnen ze aansluiten bij de leermomenten die zich voordoen. Er wordt bij peuterspeelzaal Dribbel gewerkt met thema’s. Gemiddeld worden er per jaar vijf verschillende thema’s uitgewerkt. Een thema is herkenbaar en staat dicht bij de belevingswereld van een peuter. Daarmee zorgt het voor een gevoel van vertrouwdheid en emotionele veiligheid. Na afloop van activiteiten worden de activiteiten en het thema veelal nabesproken in de kring en er wordt een themagericht liedje gezongen. Een uitstapje, naar bijvoorbeeld het bos kan best spannend zijn voor een peuter. Zeker als hij nog niet zo lang bij de groep zit. Om deze reden kan ervoor gekozen worden om ouders mee te laten gaan. Ook hierbij komt naar voren dat er kind-volgend wordt gewerkt, waarbij de leidster uitgaat van de signalen van een kind. Als een kind angstig is kan het hem helpen als de leidster dicht bij hem in de buurt blijft en regelmatig oogcontact maakt. Hij moet het vertrouwen krijgen dat ze er is als hij haar nodig heeft. Tijdens het voorleesmoment kiezen de leidsters er (waar mogelijk en wenselijk) voor om de groep in tweeën op te splitsen. Hierbij houdt het ene groepje het voorleesmoment op de gang terwijl het andere groepje in de groepsruimte blijft. Op deze manier creëren de leidsters meer interactie met peuters vanwege de kleine groep en durven ook de stillere kinderen wat meer naar voren te komen.
11
5.
PERSOONLIJKE & SOCIALE COMPETENTIE
In dit hoofdstuk wordt de manier beschreven waarop de leidsters peuters helpen bij het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties. Allereerst vindt u een korte beschrijving van deze twee basisdoelen en vervolgens een uitwerking van de 5 vormen van pedagogisch handelen.
5.1 Persoonlijke en sociale competentie Met het begrip ‘persoonlijke competentie’ wordt gedoeld op brede persoonskenmerken, zoals zelfstandigheid, zelfvertrouwen, openheid, creativiteit etc. Deze eigenschappen stellen een kind in staat om allerlei typen problemen aan te pakken en zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Het begrip ‘sociale competentie’ omvat een breed scala aan sociale kennis en vaardigheden. Bijvoorbeeld zich in een ander kunnen verplaatsen, communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen. Het deel uit maken van een groep biedt kinderen een leeromgeving voor het opdoen van sociale competenties. Het geeft peuters kansen om zich te ontwikkelen tot personen die goed functioneren in de samenleving. De onderstaande factoren zijn voor peuters van belang voor het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competentie. Peuterleidsters in het uitlokken en begeleiden van spel en interactie tussen peuters. Aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten. Inrichting van ruimte en het aanbod van materialen en activiteiten. Verschillende sociale competenties komen voort uit persoonlijke competenties. Een kind dat geen zelfvertrouwen heeft zal bijvoorbeeld ook niet voor zichzelf opkomen. Vanwege de samenhang van deze begrippen worden ze in hetzelfde hoofdstuk opgenomen. In de volgende paragraaf komt aan bod hoe de leidsters zich er voor inzetten om de peuters te helpen persoonlijke en sociale competenties te ontwikkelen. 5.2 Leidster – kind Er zijn verschillende persoonlijke en sociale eigenschappen waarin de peuters zich bij Dribbel kunnen ontwikkelen. Voorop staat zelfvertrouwen en van daaruit voor jezelf op durven en kunnen komen. Zelfvertrouwen is van primair belang voor de verdere ontwikkeling. In hoofdstuk 4 over emotionele veiligheid heeft u hier meer over kunnen lezen. De leidsters van Dribbel werken met peuters toe naar een respectvolle houding naar anderen en in het omgaan met materialen. Dit begint bij een respectvolle houding van de leidsters naar peuters. Zij corrigeren gedrag bij voorkeur spelenderwijs zonder al te streng of boos te worden. Vooral van jonge peuters kan nog niet verwacht worden dat zij alles begrijpen. Zij kunnen vaak nog niet goed verwoorden wat ze willen en dat kan zich uiten in duwen en trekken. De leidsters van Dribbel hebben respect voor dit onvermogen en proberen woorden te geven aan gedrag en gevoelens van peuters. Het komt echter wel voor dat er snel maatregelen genomen moeten worden wanneer bepaald gedrag direct afgekapt dient te worden, maar dat zijn uitzonderingen. De peuters worden op peuterhoogte aangesproken en de leidster geeft uitleg over waarom iets niet mag. Het open staan voor andere kinderen en nieuwe dingen, creativiteit en fantasie zijn tevens eigenschappen waar bij Dribbel aan gewerkt wordt. Deze eigenschappen komen voornamelijk aan bod in het omgaan met spelmateriaal en tijdens activiteiten. In de volgende paragrafen leest u hier meer over.
5.3 De ruimte en het (spel)materiaal Door middel van het gebruik van echte materialen wordt er aangesloten bij de belevingswereld van peuters. Voorbeelden hiervan zijn een echte telefoon, computertoetsenbord, potjes en pannetjes. In de winter wordt er echte sneeuw van buiten naar binnen gehaald zodat ze kunnen voelen hoe koud het is en ermee kunnen spelen. Ze mogen met water en zeepsop, spullen afwassen of schoonmaken. Tijdens het buitenspelen komt de grove motoriek meer aan bod. Peuters kunnen rennen, springen, klauteren en spelen met zand. De zintuiglijke ontwikkeling wordt geprikkeld door zonlicht, schaduw, geuren en het voelen van allerlei materialen. Buiten ervaren peuters andere dingen dan binnen en worden op deze manier tevens in aanraking gebracht met de natuur. Het stimuleren van creativiteit en fantasie komt tevens aan de orde in het gebruik van de materialen. Binnen grenzen mogen materialen worden ingezet naar eigen inzicht van de peuters. Hiervan een voorbeeld: een aantal peuters besloten een vloer te leggen en sleepten hiervoor alle planken uit de bouwhoek naar het midden van de ruimte. De leidsters besloten om tafels en stoelen te verschuiven zodat de peuters hun vloertje konden leggen. Kralen werden ingezet om soep mee te maken en de spiegel fungeert geregeld als televisie. De leidsters gaan mee in dit spel en zetten hun eigen fantasie in 12
om peuters weer op nieuwe ideeën te brengen. Er zijn wel regels dat materialen uit de verschillende hoeken daar ook horen te blijven, maar op momenten dat peuters iets verzinnen waar ze zo in op gaan, zijn de regels ondergeschikt aan het spel. Ook dit heeft te maken met het volgen van peuters door te kijken waar de ontwikkelingsmogelijkheden op dat moment liggen en daar op in te spelen. Naast de spelmaterialen wordt er ook wel een handpop of knuffel ingezet die even met de peuters komt praten. Leidsters kunnen ervoor kiezen om met de pop in de kring of in een hoek tussen de peuters te gaan zitten en een praatje te maken. Zij kunnen de pop van alles helemaal goed of juist helemaal fout laten doen om reacties uit te lokken. Voor het bespreekbaar maken van emoties en gevoelens kan de pop tevens worden ingezet. Hij kan bijvoorbeeld heel boos, blij of juist verdrietig zijn en aan de peuters vertellen waar dit door komt. De leidster kan er op deze manier voor kiezen om gebeurtenissen te bespreken, die spelen in de groep. Ook boeken zijn geschikte mediums om sociale aspecten aan bod te laten komen omdat de hoofdpersoon vaak van alles mee maakt waar hij wat van leert.
5.4 De groep Leidsters zijn met peuters continu op zoek naar een balans tussen opkomen voor jezelf en respect hebben voor de ander. Belangrijk hierin is het geven van woorden aan gevoelens of gebeurtenissen. Leidsters gaan vaak tussen de peuters zitten en spelen mee zodat ze gemakkelijk op situaties kunnen inspelen. Wanneer een peuter tegen een andere peuter aanfietst en gewoon door wil duwen kan de leidster hem bijvoorbeeld op een bel of toeter wijzen. Ook kan ze benoemen dat de peuter best mag vragen of de ander voor hem aan de kant wil gaan. Het andere uiterste is dat er peuters zijn die niet voor zichzelf durven op te komen. Soms zit er een peuter in zijn eentje te puzzelen en trekt een tweede de puzzel weg. De leidsters proberen in dat geval te bemiddelen door bijvoorbeeld te vragen wat de peuter wil. Mede afhankelijk daarvan zal ze de samenwerking of juist assertiviteit stimuleren. Peuters staan er vaak nog niet bij stil dat bepaald gedrag voor een ander heel vervelend kan zijn. Zo kunnen ze goedbedoeld een knuffel geven die een ander eigenlijk niet wil ontvangen, of reageren heel bot terwijl een ander juist heel aardig probeert te zijn. De leidsters benoemen dit waardoor het inlevingsvermogen in een ander gestimuleerd wordt. Een bemiddelende houding van de leidster kan de interactie tussen peuters op gang brengen. Hierbij biedt ze hulp en een klein duwtje in de juiste richting, waardoor de peuter weer een stapje verder komt. Op deze manier wordt de groep ingezet als sociale leerschool waarin peuters zowel mogen geven als nemen.
5.5 De activiteiten Thema’s worden uitgekozen naar aanleiding van seizoenen of wat er speelt in de groep. Voorbeelden hiervan zijn de winter, de bakker, de dokter of de post. De leidsters proberen per thema een uitje te verzorgen, zoals het posten van een brief in de brievenbus, of op bezoek gaan bij de bakker. Tijdens activiteiten leren kinderen open staan voor nieuwe dingen die ze nog niet kennen. Voor de een kan het heel spannend zijn om naar het bos te gaan en de ander ervaart al “stress” als ze aan tafel gaan zitten in plaats van in de kring. De leidsters leren peuters om nieuwe dingen aan te gaan. Ze geven vooral in het begin veel ruimte zodat peuters rustig de kat uit de boom kunnen kijken. Langzamerhand komen ze steeds een stapje verder en vaak als de leidster aanbiedt om het samen te doen durven ze het aan te gaan. De leidster zorgt ervoor dat ze dicht in de buurt is voor als de peuter haar nodig heeft. Zo durft hij meer te ontdekken en wordt hij zelfstandiger. Uiteindelijk zal de peuter zelf op onderzoek uitgaan en kan hij echt open staan voor nieuwe impulsen en leermomenten.
13
6.
NORMEN EN WAARDEN
Het laatste basisdoel, namelijk het eigen maken van normen en waarden komt in dit hoofdstuk aan de orde. Het hoofdstuk is opgebouwd aan de hand van de 5 vormen van pedagogisch handelen en start met een beschrijving van het basisdoel zelf.
6.1 Normen en waarden Iedere cultuur kent haar eigen normen en waarden. Waarden zijn maatstaven waarmee mensen het eigen gedrag en dat van anderen beoordelen. Met behulp van waarden beoordeelt men of iets goed of slecht gevonden wordt. Uit een waarde komen vaak meerdere normen voort. Normen zijn opvattingen over hoe mensen zich horen te gedragen. Kinderen moeten de kans krijgen om zich deze normen en waarden eigen te maken. Op een peuterspeelzaal komt een kind in aanraking met verschillende aspecten van cultuur en de diversiteit die onze samenleving kenmerkt. In een groep doen zich regelmatig leermomenten voor zoals bij pijn of verdriet of bij conflicten tussen peuters onderling. Peuters ervaren grenzen van goed of minder goed en leren dat iedereen anders is, maar wel gelijkwaardig. In de volgende paragraaf komt aan bod hoe de leidsters toewerken naar het eigen maken van de normen en waarden in onze cultuur. 6.2 Leidster – kind Vanuit een basis van vertrouwen en veiligheid, staat wederzijds respect voorop in interactie tussen de leidster en het kind. De peuter weet dat de leidster voor hem klaar staat, maar ze zal altijd eerst vragen of hij haar hulp nodig heeft voordat ze iets uit handen neemt. Ook krijgt de leidster regelmatig hulp van de peuters. Er wordt ieder dagdeel gewerkt met de ‘helpende hand’ die de leidster gedurende dat dagdeel mag helpen. De manier waarop de leidster contact maakt met peuters is per individu verschillend doordat er kindvolgend wordt gewerkt. De leidster biedt ruimte aan peuters om hun eigen gang te gaan, maar ook om zelf conflicten te leren oplossen. Zij observeert eerst voordat ze ingrijpt, tenzij er sprake is van een gevaarlijke situatie. Bovenal vervult de leidster een voorbeeldfunctie waardoor haar normen en waarden op een natuurlijke manier worden overgebracht op de peutergroep. De basis van de normen en waarden bij Dribbel ligt bij vertrouwen en respect.
6.3 De ruimte en het (spel)materiaal Spelen staat bij Dribbel voorop. Voor peuters moet het bezoek aan de peuterspeelzaal in de eerste plaats plezierig zijn. Peuters komen in aanraking met een ruimte die speciaal bedoeld is voor hen en ze mogen spelen met allerlei verschillende (spel)materialen waarin ze nog veel kunnen ontdekken. De leidsters proberen er zoveel mogelijk naartoe te werken dat peuters leren respectvol om te gaan met de ruimte en het materiaal. Als het spelmateriaal wordt gebruikt om te spelen is er veel mogelijk, maar ze moeten wel leren dat ze de spullen heel laten en niet rond laten slingeren. In de hoeken hoeft niet meteen alles opgeruimd te worden omdat er dan nog andere peuters mee kunnen spelen. Er wordt gestimuleerd om op vaste tijden met een bekend ritueel, samen op te ruimen. Ook als een peuter ergens zelf niet mee gespeeld heeft kan hij best helpen opruimen. Het materiaal wordt op een vaste plek in de ruimte opgeruimd. Er kan nog niet verwacht worden van peuters dat ze dat allemaal uit zichzelf doen. Daarom herinnert de leidster peuters eraan als ze iets zijn vergeten. Tijdens het buitenspelen komt onder andere het leren wachten op elkaar en het samenspelen aan bod. Er wordt speelgoed aangeboden waar de peuters met zijn tweeën op kunnen spelen zoals een tweepersoonsfiets. Ook kan er gebruik gemaakt worden van een basket, waar de peuters om de beurt de bal in proberen te gooien. Culturele verschillen komen bij Dribbel weinig voor, maar de leidsters vinden het wel belangrijk om hiermee rekening te houden als de situatie zich voordoet. Een peuter die de Nederlandse taal nog niet goed beheerst begrijpt nog weinig van wat er allemaal gebeurt. Het kan in dat geval veiligheid bieden om huiselijke bekende spulletjes uit de desbetreffende cultuur in de peuterspeelzaal te brengen. Voorbeeld hiervan zijn Chinese stokjes. Ook wordt er in het kader van de multiculturele samenleving gedacht aan een donkere pop. Respectvol omgaan met alle materialen in de peuterspeelzaal is de belangrijkste waarde binnen peuterspeelzaal Dribbel met betrekking tot de ruimte en het spelmateriaal. Dribbel is voor peuters een geschikte plek om te ervaren, te onderzoeken en te ontdekken en hierbij tevens grenzen te leren kennen. 14
6.4 De groep Respect is een waarde die tevens in de groep als eerste naar voren komt. Uit deze waarde vloeien verschillende normen zoals iets vragen aan andere peuters, in plaats van zomaar te pakken wat ze willen hebben. In een groep leren peuters omgaan met conflicten en stimuleert de leidster dat ze hun eigen mening geven. Ze leren “nee” zeggen en tevens te accepteren dat een ander “nee” zegt. Leidsters streven ernaar dat peuters het spel van de ander respecteren en het niet verstoren. De manier waarop de leidster hierop reageert is afhankelijk van de peuter die verstoort. Een heel jonge peuter heeft wellicht niet door wat hij doet, terwijl een oudere eigenlijk wel weet dat het niet hoort om de toren van een ander om te duwen. De jonge peuter wordt bijvoorbeeld door de leidster afgeleid en de oudere peuter kan erop gewezen worden dat het niet erg aardig is om een toren die een ander heeft gebouwd om te duwen. De leidsters vinden het belangrijk dat ieder kind in zijn belevingswereld iets positiefs meemaakt. Dat betekent dat iets positiefs voor de ene peuter uitbundiger kan zijn dan voor een ander. Door het kind te volgen sluit de leidster aan bij de individuele behoeften van de peuters. Natuurlijk is het eigen maken van deze normen en waarden in een groep peuters vooral een streven dat niet altijd even goed lukt. Op deze manier wordt er echter wel een basis gelegd voor het omgaan met andere kinderen en het leven in een groep.
6.5 De activiteiten Er wordt tijdens activiteiten grote waarde gehecht aan het hebben van plezier. De activiteiten moeten passen bij de belevingswereld van het kind. Leidsters proberen activiteiten zoveel mogelijk te laten aansluiten bij het thema. Thema´s worden, zoals eerder benoemd gekozen naar aanleiding van interesse en belevingswereld van de peuters. Bij het kiezen van thema’s of activiteiten houden leidsters rekening met mogelijke verschillen in cultuur (indien daar veel sprake van is). Zo kunnen ze er bijvoorbeeld voor kiezen om Turkse koekjes te bakken. Ook kan er gedacht worden aan het kennis maken met een andere manier van leven zoals mensen die rondtrekken in woonwagens. In de kring wordt er op aangestuurd dat peuters leren luisteren naar elkaar en anderen laten uitpraten. Wachten kan soms moeilijk zijn voor een peuter, maar ook dat mogen ze leren. In de kring kan de leidster hieraan werken doordat ze de naam noemt van de peuter die een appeltje mag pakken. Iedereen moet dan even wachten op zijn beurt. In een peuterspeelzaal draaien de activiteiten veelal om het onderzoeken en ontdekken. Een uitstapje naar bijvoorbeeld het bos biedt de mogelijkheid om nieuwe dingen te ervaren. Peuters worden hierdoor in aanraking gebracht met de natuur. Paddenstoelen zijn mooi om naar te kijken en vervolgens laten we ze staan, daar horen mensen vanaf te blijven. Een lieveheersbeestje laat je leven, die hoor je niet zomaar dood te maken. Ook het voeren van de vis is een vaste activiteit die past bij het leren respecteren van levende wezens. De activiteiten moeten in de eerste plaats plezierig zijn. Als dat zo is komt het onderzoeken, ontdekken en ervaren vanzelf.
15
7.
RANDVOORWAARDEN
Om de kwaliteit van de peuterspeelzaal en de naleving van dit pedagogisch beleidsplan te waarborgen zijn er bepaalde randvoorwaarden noodzakelijk. De leidsters hebben een diploma van een relevante opleiding. Daarnaast zijn zij in het bezit van een certificaat na het afronden van een VVE-cursus. Om de kennis en kunde up-to-date te houden wordt er binnen de organisatie gewerkt met een opleidingsplan. Tevens zijn zij in het bezit van een verklaring omtrent gedrag. Ook het veiligheidsbeleid voor de accommodatie en het financieel beleid zijn randvoorwaarden om goede opvang te kunnen bieden aan de peuters. In dit pedagogisch beleidsplan wordt er niet in gegaan op de verschillende onderdelen van andere beleidsgebieden. Hiervoor wordt u doorverwezen naar de beschikbare beleidsstukken voor het peuterspeelzaalwerk van Stichting ViaVie Welzijn.
16
8.
ACHTERWACHT
Tijdens de peuterspeelzaaluren zijn altijd minimaal 2 volwassenen aanwezig. Mocht plotseling één van deze volwassenen wegvallen, dan is nog een tweede persoon aanwezig. Is de afwezigheid vooraf bekend, dan wordt inval geregeld.
17
9
WERKPLAN Dribbel
In dit hoofdstuk komt het werkplan van Dribbel aan bod. Allereerst wordt in een tabel weergegeven hoe de dagindeling eruit ziet. Vervolgens worden de belangrijkste regels en rituelen op een rijtje gezet. Hoe de activiteiten en speciale uitstapjes worden vormgegeven leest u in paragraaf 7.4 en 7.5.
9.1
Dagindeling
Een ochtend of middag bij peuterspeelzaal Dribbel verloopt zoals eerder benoemd volgens een flexibele indeling die een aantal vaste momenten kent. De indeling van het verdere programma hangt per dagdeel af van de inschatting van de desbetreffende leidsters. Hieronder vindt u het schema met de vaste momenten. Schuin gedrukt staat geschreven wat niet vast staat en waar de ene leidster wellicht vaker voor kiest dan de andere. De ochtend Tijd 08.30u. - 09.00u. 09.00u. - 09.15u. 9.15u. - 10.30u. 10.30u. - 10.45u. 10.45u. - 11.45u.
11.45u. De middag Tijd 13.00u. - 13.15u. 13.15u. - 13.30u. 13.30u. - 14.45u. 14.45u. - 15.15u.
15.15u.
Activiteit Binnenkomst kinderen Vrij spelen Kringgesprek / themagerichte kringactiviteit Vrij spelen, (creatieve) themagerichte activiteit en / of naar buiten Opruimen Fruit eten en ranja drinken Themagerichte activiteit in de kring of buiten spelen. Ochtend afsluiten Naar huis
Activiteit Binnenkomst kinderen Vrij spelen Starten van de middag in de kring Kringgesprek / kringactiviteit Vrij spelen / bewegingactiviteit (dans / gym) Drinken, themagerichte activiteit in de kring of buiten spelen. Middag afsluiten Naar huis
De bovenstaande dagindeling ziet er veelal hetzelfde uit met uitzondering van feestjes of speciale uitstapjes. In dat geval worden ouders hier vooraf van op de hoogte gesteld. Als er verjaardag- of afscheidsfeestjes worden gevierd, gebeurt dit tijdens het laatste kringmoment van 11.15u. of 14.45u. In de paragraaf rituelen wordt hier verder op in gegaan.
18
9.2 De belangrijkste regels In deze paragraaf komen de belangrijkste regels aan bod. Ze zijn opgedeeld in algemene, sociale en spel- en activiteitenregels. Algemene regels Als een peuter de ruimte wil verlaten moet er eerst om toestemming worden gevraagd aan de leidster. Peuters blijven van de spullen die op het bureau liggen af, die zijn van de leidster. De ‘helpende hand’ mag de leidster gedurende een dagdeel helpen. Bij binnenkomst wordt eerst de jas opgehangen. Peuters wassen de handen na het toiletbezoek. Sociale regels Er wordt voorzichtig met elkaar omgegaan, zonder een ander pijn te doen. Peuters moeten respect hebben voor het spel van een ander en zullen dit niet verstoren. Als peuters iets willen van een ander kind moeten ze dat vragen. Er wordt naar elkaar geluisterd en peuters laten een ander uitpraten. Als peuters iets krijgen van een ander zeggen ze “Dankjewel”. Spel- en activiteitenregels Tijdens het kringmoment blijven de peuters (zoveel mogelijk) op hun eigen stoel zitten. Het spelmateriaal is bedoeld om mee te spelen en de spullen worden heel gelaten. Het (spel)materiaal uit de verschillende hoeken blijft zoveel mogelijk in de hoek waar het hoort. Hier kunnen echter wel uitzonderingen op gemaakt worden als het past in het spel. Het spelmateriaal dat wordt gebruikt (behalve als het uit een van de hoeken komt) wordt op de vaste plek opgeruimd als een peuter ermee klaar is. Als een peuter gewerkt heeft aan een creatieve activiteit helpt hij mee met opruimen.
9.3 Rituelen Bij peuterspeelzaal Dribbel wordt gewerkt met verscheidene rituelen. Per leidster kan het verschillen welke vaste rituelen worden ingezet. Hieronder staan ze op een rijtje. Ieder dagdeel wordt de leidster geholpen door de ‘helpende hand’. Dit is steeds een andere peuter. Er hangt in de ruimte een strook met naamkaarten van alle peuters, waar ze zelf stickers op hebben mogen plakken. De leidster verplaatst een wasknijper die aangeeft wie de ‘helpende hand’ is. Tevens kan de peuter een speciale button opgespeld krijgen. ’s Ochtends kan er gestart worden in de kring en zingen ze een liedje waarbij alle namen genoemd worden. Er wordt dan stil gestaan bij de eventuele afwezigheid van peuters of leidsters. Wanneer het tijd is om gezamenlijk op te ruimen wordt het liedje: “We gaan opruimen” gezongen. De ochtend wordt afgesloten in de kring. De peuters krijgen een appeltje en ranja. Het appeltje wordt uitgedeeld door de ‘helpende hand’ of mag gepakt worden als de naam genoemd wordt door de leidster. Ranja wordt uitgedeeld door de ‘helpende hand’. Tijdens het kringmoment wordt er een bijpassend liedje gezongen. ‘s Middags krijgen de peuters alleen ranja. Als een peuter zijn ranja heeft opgedronken mag hij de beker op het dienblad zetten. Dit dienblad staat op een klein tafeltje in het midden van de kring. Er kan voor gekozen worden om de bekers door de peuters te laten sorteren op kleur, of om er een grote toren van te stapelen. Tijdens het laatste kringmoment kan er gekozen worden voor een (vast) afscheidsliedje zoals “Dag dag allemaal”. Een verjaardag- of afscheidsritueel wordt altijd op dezelfde manier vorm gegeven. Dit komt in paragraaf 7.5 verder aan bod.
9.4 Activiteiten In deze paragraaf komen de verschillende activiteiten aan bod die georganiseerd worden bij peuterspeelzaal Dribbel. De activiteiten zijn opgedeeld in 4 onderdelen namelijk thema’s, kringactiviteiten, vrij spelen en buiten spelen.
19
Thema’s Bij peuterspeelzaal Dribbel worden de activiteiten zoveel mogelijk georganiseerd in het kader van een thema. Dat thema kan gekozen worden naar aanleiding van de belevingswereld van een peuter of bijvoorbeeld het seizoen. Bij het uitwerken van een thema houden de leidsters rekening met de onderstaande punten. Het doel van het thema; De activiteiten die passen bij het thema; Taal en boeken; Manipulatief / rollenspel; Bewegingsspel; Construerende activiteiten (bijvoorbeeld in de bouwhoek of creatieve activiteiten zoals het maken van een sneeuwbal van papier-maché); Dagelijkse routines; Onderzoeksactiviteiten, bijvoorbeeld een excursie. Een ander voorbeeld is het thema lente, waarbij de peuters bloembollen mochten pellen en planten. Op deze manier konden ze onderzoeken hoe een bloembol er van binnen uitziet en aanvoelt en ervaren hoe het planten in zijn werk gaat. Voorbeelden van thema’s zijn: de winter, ziek zijn, de bakker, de post, Sinterklaas en de herfst. Vaak wordt er per dagdeel een of meerdere themagerichte activiteiten aangeboden. De peuters mogen zelf beslissen of ze hier aan mee willen doen. De leidster zal zoveel mogelijk stimuleren dat de peuters meekijken of meedoen omdat deze activiteiten mogelijkheden bieden om nieuwe ervaringen op te doen. Kringactiviteiten In de kring worden er verschillende activiteiten gedaan zoals het voorlezen van een prentenboek, het doen van een dansje op muziek of het zingen van een liedje. Ook kan er voor gekozen worden om (eventueel met behulp van een handpop) een actueel of themagericht praatje te maken met de peuters. Dit kan bijvoorbeeld gaan over hoe koud of warm het buiten is, over mogelijke emoties die spelen in de groep of over de mooie nieuwe schoenen van een van de peuters. Op deze manier is de kring een geschikt moment om de taalvaardigheden van de peuters te stimuleren. Vrij spelen Een groot gedeelte van de ochtend bestaat uit het vrij spelen, afgewisseld met themagerichte activiteiten. Peuters hebben de ruimte om alleen of samen te spelen. Ze kunnen bouwen in de bouwhoek, koken in de huishoek of fietsen rondom de tafels. Ook kunnen ze aan de slag met materialen uit de knutselkast zoals kleurpotloden, verf, klei en papier. Daarnaast zijn er verscheidene puzzels, spelletjes, boekjes en kralen beschikbaar voor de peuters. Ieder initiatief om te spelen wordt door de leidster aangemoedigd, want spelen is bij peuterspeelzaal Dribbel heel belangrijk. Buiten spelen Tijdens het buitenspelen wordt er gewerkt aan het ontwikkelen van de grove motoriek en het kan dienen als uitlaatklep. Peuters mogen rennen, springen en spelen in de zandbak of doen verstoppertje en tikkertje. Buiten worden ze in aanraking gebracht met de natuur. Ze ervaren dan andere dingen dan binnen, zoals de wind, temperatuur, zonlicht, schaduw en verschillende geuren. Er wordt speelgoed aangeboden waar de peuters met zijn tweeën op kunnen spelen zoals een tweepersoonsfiets. Ook kan er gebruik gemaakt worden van een basket, waar de peuters om de beurt de bal in gooien.
9.5 Feestjes en speciale uitstapjes Bij Dribbel worden er een aantal feesten gevierd zoals verjaardagen, Sinterklaas, Kerst, Pasen en het afscheid van een peuter. De maand december staat veelal in het teken van Sinterklaas en Kerst. De peuters worden op de feesten voorbereid door middel van een thema. Er worden bijpassende activiteiten georganiseerd en uiteindelijk komt Sinterklaas op bezoek en wordt er met Kerst en Pasen bijvoorbeeld samen een maaltijd genuttigd. Er wordt ook een feestje gevierd bij verjaardagen of afscheid. Hier wordt in de kring aandacht aan besteed. Als er een peuter afscheid neemt, wordt er samen met de andere peuters een afscheidscadeau gemaakt. Tijdens het feestje worden er liedjes gezongen, dansjes gedanst en mag de peuter trakteren. Speciale uitstapjes vinden plaats in het kader van het thema. Voorbeelden hiervan zijn zoals eerder 20
benoemd een bezoekje aan de bakker of een wandeling door het bos. Ieder jaar neemt de peuterspeelzaal deel aan de nationale voorleesdagen. De peuters mogen in pyjama naar de peuterspeelzaal komen om gezellig met elkaar te ontbijten. Vervolgens wordt er een bezoek gebracht aan de bibliotheek waarbij ouders voorlichting krijgen en de peuters worden voorgelezen.
21
BIJLAGE 1 Het indicatieformulier Naam peuter :……………………………. Geboortedatum :……………………………. Groep :……………………………. Ingevuld op Door
:……………………………. :…………………………….
Omschrijving
Is van toepassing
Taalproblemen. Nederlandse of allochtone peuter met taalachterstand. De peuter begrijpt de dagelijkse rituelen en opdrachten niet. De peuter kan eenvoudige begrippen die bij een thema horen niet benoemen. De peuter praat in twee –woordzinnen. De peuter is moeilijk te verstaan. Sociaal emotionele problemen. De peuter laat over zich heen lopen en heeft geen vertrouwen in eigen doen en laten. De peuter heeft sociaal-emotionele problemen veroorzaakt door taalproblemen. De peuter vertoont angstig gedrag. De peuter vertoont teruggetrokken gedrag. De peuter maakt moeilijk contact met de volwassenen. De peuter maakt moeilijk contact met andere kinderen. De peuter vertoont druk gedrag. De peuter vertoont agressief gedrag. De peuter heeft grote moeite met tegenslag of frustratie. Problematisch speelgedrag. De peuter komt niet tot spel. De peuter kan geen spelletje kiezen. De peuter vertoont alleen vluchtig spel Motorische problemen. De peuter kan niet goed lopen. De peuter kan niet goed rennen. De peuter heeft moeite met doelgerichte bewegingen, passend bij 3 jarigen. De peuter kan kleine voorwerpen niet vasthouden. De peuter kan geen voorwerp met twee handen vasthouden. Algemeen. De thuissituatie is problematisch. De thuissituatie biedt weinig ontwikkelingskansen. Er is sprake van een algehele ontwikkelingsachterstand en is bekend bij VTO. (OKZ)
De peuter komt in aanmerking voor VVE als de score er als volgt uit ziet: 1 x ja op rood 3 x zwart verdeeld over de verschillende onderdelen
Z.O.Z. 22
⃝ VVE
⃝ andere hulpvorm
⃝ beide
Conclusie
Aanbeveling
Datum:
Handtekening: Leidster(s)
Leidinggevende
23