Pedagogisch beleidsplan
versie 2015
I N H O U D S O P G A V E De vier competenties ................................................................................... 3 1. Inleiding ................................................................................................... 4 Missie en Visie…………………………………………………………………………………………...5 2. Komen en gaan ........................................................................................ 6 Wennen ....................................................................................................... 6 Hechting ....................................................................................................... 6 Wegbrengen……………………………………………………………………………………......... 7 Ophalen………………………………………………………………………………………… ...... ....7 3. Ruimte en spelmateriaal ........................................................................ 10 Inrichting van de ruimte ............................................................................ 10 Beschrijvingen speelhoeken ...................................................................... 10 Opendeurenbeleid ..................................................................................... 11 Spelmateriaal..............................................................................................12 Meegebracht speelgoed …………………….….... ................. …...…….................12 4. Spelactiviteiten ...................................................................................... 15 Vrijheid ...................................................................................................... 15 5. Dagindeling en organisatie ..................................................................... 17 Dagindeling ................................................................................................ 17 Organisatie rondom “eten” ....................................................................... 17 Baby’s voeden ............................................................................................ 19 Organisatie rondom “slapen” .................................................................... 19 Organisatie algemeen ................................................................................ 19 6. Sociaal-emotionele ontwikkeling ........................................................... 21 Proces ........................................................................................................ 21 Zelfvertrouwen/eigenwaarde .................................................................... 21 Groepsopvang ............................................................................................ 21 Grenzen aangeven ..................................................................................... 22 Omgaan met emoties. ............................................................................... 23 Emoties benoemen .................................................................................... 23 Conflicten ................................................................................................... 24 Met zijn allen…........................................................................................... 24 7. Lichamelijke ontwikkeling ...................................................................... 26 Contact met het lichaam ........................................................................... 26 Grove motoriek .......................................................................................... 26 Fijne motoriek ............................................................................................ 26 Zindelijkheidstraining. ............................................................................... 26 8. Zintuiglijke ontwikkeling ........................................................................ 28 Contact met onszelf en de wereld om ons heen ....................................... 28 9. Taalontwikkeling .................................................................................... 30 Baby’s......................................................................................................... 30 Dreumesen en peuters. ............................................................................. 30 Slechthorende kinderen ............................................................................ 30 10. Creativiteit ........................................................................................... 32 Reggio Emilia.............................................................................................. 32 Wat is creativiteit ....................................................................................... 32 Voorwaarden voor creatieve ontwikkeling ............................................... 33 Ondersteunende vaardigheden ................................................................. 33 Creatieve bollebozen ................................................................................. 34 11. tot slot……………………………………………………….……………………………………….36 afspiegeling……………………………………………………………………………………………..36 werkplan op maat………………………………………………………….36 Regeling van de achterwacht……………………………………………………………………36 4 ogen principe………………………………………………………………………………………..36
2
De vier competenties
Emotionele veiligheid Sociale competentie Persoonlijke competentie Overdracht van normen en waarden In dit pedagogisch werkplan is concreet het pedagogisch handelen op de groep beschreven. In alle hoofdstukken wordt gewerkt aan alle competenties. Middels pictogrammen bij het hoofdstuk, is te zien welke competenties er de nadruk krijgen. Voorbeelden: 1.Duidelijk is dat bij het hoofdstukje lichamelijke en creatieve ontwikkeling de persoonlijke competentie veel aandacht krijgt. Dit hoofdstuk krijgt dan ook dit pictogram. 2. Bij “samen eten op het KDV” hebben we te maken met meerdere competenties die veel aandacht krijgen: emotionele veiligheid (goede sfeer…?), sociale competentie (om de beurt praten…? Luisteren…?), persoonlijke competentie (smaakontwikkeling…?), overdracht van normen en waarden (hoe geef ik het broodmandje aan…?) Daarbij overlappen competenties elkaar ook nog vaak en zijn dingen als “wellevendheid” bijvoorbeeld onder te brengen bij sociale competentie, maar ook bij overdracht van normen en waarden. Het hoofdstuk waar ‘samen eten op het KDV’ onder valt krijgt dus alle pictogrammen.
Komen en gaan: Ruimte en spelmateriaal: Spelactiviteiten: ·· Dagindeling en organisatie: · Sociaal-emotionele ontwikkeling: · Lichamelijke ontwikkeling: · Zintuiglijke ontwikkeling: Taalontwikkeling: ·· Creativiteit: ···
3
1. Inleiding In dit pedagogisch werkplan wordt beschreven wat we doen als leidsters op de werkvloer, hoe we het doen en waarom we het zo doen. Wat in de RIE omschreven staat t.a.v. gezondheid en veiligheid wordt hier niet omschreven, we volstaan met de mededeling dat we deze richtlijnen volgen. We hebben het in dit plan over het pedagogisch handelen, inrichten en voorwaarden scheppen. We willen ouders en kinderen het volgende garanderen:
Veiligheid. Dit doen we door privacy van ouders en kinderen te waarborgen (privacyreglement), voorspelbaar te zijn in onze gedragingen, structuur te bieden (sociaal-emotioneel), en door te zorgen dat de ruimtes en materialen voldoen aan eisen van GGD en brandweer (fysieke veiligheid). Stimuleren. Dit doen wij door de eigenheid van ouders en kinderen te respecteren en mogelijkheden/ruimte te bieden om kinderen in eigen tempo en op hun eigen manier te laten ontwikkelen. Pedagogische onderbouwing. Dit realiseren we door als leidsters op de hoogte te blijven van nieuwe pedagogische inzichten (vakliteratuur), door steeds bewust te blijven van onze pedagogische doelen (teamvergaderingen) en door daadwerkelijk toe te passen wat in het pedagogisch werkplan staat beschreven (afspraken). Een warme plek voor hun kind. Elk kind en elke ouder zijn voelbaar welkom, men wordt gezien. De leidsters houden van kinderen om wie ze zijn en niet om wat ze kunnen/doen of van wie ze zijn (onvoorwaardelijk). Hierbij zijn wij als leidsters attent op wat we zelf meebrengen aan ervaring uit eigen jeugd en mogelijk daar aan gekoppelde oordelen, overtuigingen of gewoontes. De leidsters stellen zich neutraal op en bevechten actief oordelen. Een vaste vraag die we ons steeds stellen: “Kan het ook anders?”
Al deze aspecten zijn als een rode draad terug te vinden door de volgende hoofdstukken heen:
Komen en gaan Ruimte en spelmateriaal Spelactiviteiten Organisatie en dagindeling Sociaal-emotionele ontwikkeling Lichamelijke ontwikkeling Zintuiglijke ontwikkeling Taalontwikkeling Creativiteit Slotwoord
4
Missie: “Eerste klas voor uw kroost” De Kikkertjes biedt de kinderen meer dan alleen verzorging. Kinderen die naar de opvang gaan, ontwikkelen meer zelfvertrouwen en intelligentie. Vanaf 7 uur is er een groep open. Hier komen de kindjes die voor half 8 worden gebracht bij elkaar. Vanaf half 8 gaat de babygroep open om 8 uur zijn alle groepen geopend. Bij volledige bezetting van de groep zijn er 3 leidsters op de groep aanwezig, daardoor kan er meer geborgenheid, veiligheid en betrouwbaarheid geboden worden. Wij werken met een kind volgsysteem en een team van gediplomeerde groepsleidsters. Daarnaast worden wij ondersteund door diverse professionals, zoals kinderfysiotherapeut, logopediste, gedragstherapeut, personal coach ter ondersteuning van de medewerksters, en een voedingsdeskundige. Daardoor kunt u uw kind met een gerust hart aan ons toevertrouwen. De Visie van kinderdagverblijf De Kikkertjes is:
Respect tonen en vertrouwen uitstralen, samenwerken en doelgericht zijn. De kinderen de ruimte bieden om zich te kunnen ontwikkelen.
Met respect worden de peuters voorbereid op de basisschool, door middel van een eigen, in de loop der jaren, ontworpen programma. Dit is een jaarplanning waarin staat omschreven welke activiteiten de groepen gaan uitvoeren. Met de invulling hiervan wordt rekening gehouden met de ontwikkelingsgebieden van de kinderen. Deze gebieden bestaan uit de vier competenties emotionele veiligheid, sociale competentie, persoonlijke competentie en overdracht van Normen en waarden. Jaarlijks wordt het pedagogisch plan geëvalueerd en zo nodig aangepast. Met respect voor de ontwikkeling fase waarin een kind zich bevindt worden activiteiten op een educatieve en speelse manier aan de kinderen aangeboden. Ieder kind ontwikkeld op zijn eigen wijze en tempo. De kinderen worden betrokken bij de voorbereiding van de activiteiten, het respect tonen naar elkaar toe en het opruimen ervan. Dit ter stimulering van de ontwikkeling van de zelfstandigheid. De Kikkertjes beschikt over een extra speelruimte die de mogelijkheid biedt om de kinderen in kleine groepjes te begeleiden in hun ontwikkeling. Daarbuiten zijn er twee buitenspeelruimtes, waar de kinderen zich naar hartenlust kunnen uitleven. De Kikkertjes zorgt voor gezonde en verantwoorde voeding. Zo bieden wij dreumes/peuter groeimelk aan en kennen dagelijks (naast de lunch) een fruit en een groentemoment. Naast het afnemen van vaste dagdelen biedt De Kikkertjes de mogelijkheid om extra dagdelen aan te vragen en/of dagdelen te ruilen. Dit kan aangevraagd worden via het registratiesysteem waar wij gebruik van
5
maken. Elke ouder krijgt een inlogcode zodat er via de computer of telefoon een verzoek gedaan kan. Of het verzoek ingewilligd kan worden is afhankelijk van de hoeveelheid kinderen en leidsters die op dat moment werkzaam zijn. Indien het maximum aantal kinderen bereikt is kan het verzoek niet ingewilligd worden. Wij hopen dat ouders afwezigheid tijdig doorgeven zodat een ander blij gemaakt kan worden met een plekje.
2. Komen en gaan Wennen met een nieuw kindje Na de inschrijving van een kind maakt de leidinggevende, een maand voor de aanvang, een afspraak voor een intake. Tevens wordt de wenafspraak gemaakt. Tijdens het intakegesprek, heeft de leidinggevende een gesprek met de ouders, voor het doornemen van de gegevens. De informatiemap, die de ouders bij dit bezoek ontvangen, wordt doorgesproken. Hierna gaan de ouders kennismaken met de leidster. De leidster van het kind verzamelt zoveel mogelijk relevante informatie om het kind goed te kunnen begeleiden. De eerste keer van de wenperiode komen de ouders samen met het kind na 9.00 of ‘s middags na 14.00 als alle kinderen gebracht zijn. Er wordt maximaal twee keer afgesproken om te wennen. Het zal van het kind en de ouders afhangen of er nog een wenafspraak moet volgen. Het doel van de wenperiode is: het vertrouwd raken van het kind met de nieuwe omgeving en het opbouwen van een vertrouwensrelatie tussen kind en vaste leidsters het vertrouwd raken van de ouders met de nieuwe situatie en het vertrouwen krijgen dat hun kind in goede handen is het goed op elkaar afstemmen van voedingsschema’s, slaapgewoontes en pedagogische aanpak thuis en op de opvang Hoe de wenperiode verloopt, hangt mede af van de leeftijd van het kind. Bij een baby van rond de 8 weken zullen in het bijzonder de ouders het vertrouwen moeten opbouwen dat er goed en zorgvuldig met hun kind wordt omgegaan. Zodra de ouders de eerste ochtend komen kijken met hun kind, kunnen de ouders meekijken op de groep. Een tweede keer neemt de ouder na ongeveer een kwartier afscheid. Op het moment dat het kind een heel dagdeel komt weet een ouder inmiddels hoe het kind reageert op de groep en de leidster. Voor een baby is de slaapomgeving het meest vertrouwd. Daarom vragen we ouders om een knuffel of kroeldoekje, en eventueel de eigen speen van het kind mee te geven. Per kind wordt beschreven wat het meeneemt in bed aan eigen spulletjes. Soms kan met wat schuiven van slaaptijden, volgorde van naar bed brengen, de wenperiode vergemakkelijkt worden voor een kindje dat komt wennen. Hechting Het streven is dat elke baby in de eerste 2 weken door de vaste leidsters verzorgd. Invalkrachten en stagiaires mogen baby’s die nog in de wenperiode zitten niet verzorgen. Er moet eerst een veilig basisvertrouwen zijn en daarbij zijn vaste verzorgers voor het kind belangrijk. Ouders krijgen in de wenperiode een dagschema van het KDV mee. Ons streven is om de baby’s langzaam te laten wennen aan dit schema, zodat het steeds meer een onderdeel van het groepsproces wordt. Op de volgende manieren werken we aan een goede gehechtheidrelatie met het kind:
6
Op elke groep werken vier vaste leidsters. Verder hebben wij drie leidsters, die werken in eerste instantie op een vaste groep als daar een derde leidster nodig is. Maar als het zich voordoet is op alle groepen. Bij ziekte en vakantie van de andere leidsters. De twee vaste leidsters, van die dag, werken hun vaste dagdelen, wanneer zij uitvallen wordt in eerste instantie gekeken of een van de vaste leidsters die uren over kan nemen. Wanneer dat niet lukt worden de vaste invalkracht(en) ingezet, die de kinderen regelmatig zien en goed kennen. Wegbrengen Voor dreumesen en peuters is het moment van afscheid nemen van de ouders meestal het moeilijkst. Om die reden wordt de manier van afscheid nemen goed met de ouders doorgenomen tijdens het intakegesprek. We adviseren ouders om bij het brengen van een wat ouder kind op de groep te komen, het kind kan ondertussen in de aanwezigheid van de ouder iets kiezen waar het mee gaat spelen. Er liggen altijd boekjes, puzzeltjes wat speelgoed klaar. Daarna is het belangrijk dat ouders heel duidelijk zeggen dat ze weggaan en dan ook direct daarna gaan (voorspelbaarheid). Als het kind moet huilen, zal de leidster het kind van de ouders overnemen en met het kind, mama of papa uitzwaaien. De ouders kunnen altijd later even bellen of alles goed gegaan is. Ook na de wenperiode blijft deze werkwijze gehanteerd. Ophalen Aan het eind van het dagdeel of de dag is er weer een moment van verwelkomen en afscheid nemen. Dat kan vooral voor de dreumessen en peuters weer een verwarrend moment zijn. Naar wie moet ik nu luisteren? Naar mama/papa of naar de leidster? Over het algemeen volgen we de volgende gedragslijn: Papa of mama doen de jassen en de schoenen aan en verzamelen de spulletjes, en zijn vanaf ze binnen stappen gewoon weer de autoriteit. De verantwoording van de leidsters schuift door naar de ouders. Dat is voor de kinderen het duidelijkst. Ouders en leidsters houden daarbij rekening met elkaar zodat een en ander zo soepel mogelijk verloopt voor iedereen, ook i.v.m. de nog niet opgehaalde kinderen. Natuurlijk zijn leidsters en stagiaires ondersteunend aanwezig als er meer kinderen uit een gezin zijn aan te kleden of zodra er iets even met een leidster besproken moet worden in de mondelinge overdracht. Dit is een korte overdracht, bij grotere bespreekonderwerpen wordt een afspraak gemaakt omwille van privacy en onverdeelde aandacht. Voor de kinderen is er ook nog een schriftelijke overdracht over het verloop van de dag, deze ligt te inzage op de groep van uw kind. Tijdens de haalperiode worden kortdurende activiteiten aangeboden i.v.m. organisatie en om te zorgen dat het gemakkelijk is voor de kinderen zich los te rukken uit het spel om mee naar huis te gaan. Een kort spelletje/puzzeltje kan altijd even afgemaakt worden met de ouders. En een verhaaltje voorlezen op de bank op het einde van de dag is een ontspannende activiteit. Ouders en kinderen voelen zich tot het laatste moment welkom. Zo lijkt het begin en het eind van de dag op elkaar, zij het in omgekeerde volgorde (structuur en voorspelbaarheid). Het kinderdagverblijf heeft een jaarplanning en een activiteiten planning waarin duidelijk de activiteiten beschreven staat aan welke ontwikkelingen van het kind gewerkt wordt en op welke manier. Ook staan daarin de thema’s beschreven waaraan gewerkt wordt zoals bijv: de seizoenen, Sinterklaas etc. Wennen in de volgende groep Het kinderdagverblijf heeft 3 verschillende leeftijdsgroepen, een babygroep, een dreumesgroep en een peutergroep. De leeftijd dat een kindje overgaat naar een volgende groep ligt voor een baby wat overgaat naar een dreumesgroep tussen de 12 en 20 maanden. Een dreumes gaat tussen de 26 en 34 maanden door naar de peutergroep. De reden dat er een marche is van meerdere maanden is dat wij voor elk kindje bekijken of het er aan toe is om een nieuwe uitdaging aan te gaan. Sommige kinderen zijn daar snel aan toe, andere hebben wat meer tijd nodig. Kinderen wennen gemiddeld 4 keer, maar hier geldt ook voor dat wij naar het kind kijken. Sommige kinderen hebben wat langer nodig, willen na een paar uurtjes wennen weer terug naar hun “eigen”groep. Voor deze kindjes wordt de wenperiode verlengt. Sommige kinderen vinden het verwarrend om te wennen of vinden het erg leuk op de nieuwe groep, voor hun wordt de wenperiode ingekort. 7
De hechtingsprocedure tussen leidster en kind wordt, net als bij een nieuw kind van buitenaf, zorgvuldig opgebouwd. Gaat een kindje de eerste keer wennen in de nieuwe groep dan gaat een vertrouwd leidster mee. Na enige tijd, als het kindje zich op haar gemak voelt, neemt de leidster afscheid. Ook een ouder komt tijdens de wenperiode kennismaken op de groep.
8
Wenselijke aanpassingen:
9
3. Ruimte en spelmateriaal Inrichting van de ruimte We werken met speelhoeken. Waarom doen we dat zo? Door het werken met speelhoeken waarborgen we een stuk privacy van het kind en geven we het de veiligheid van ongestoord te kunnen spelen. We stimuleren ermee de ontwikkeling van het concentratievermogen, geen storende prikkels bij het spel. Toch kunnen we deze inrichting als dynamisch beschouwen omdat de inhoud van een speelhoek geen statisch gegeven is, maar aangepast kan worden aan het spel dat de kinderen bedenken, aangepast wordt dóór de kinderen. Daarmee wordt gewerkt aan ons doel de kinderen te stimuleren in o.a. hun creativiteit. Dit wordt geïllustreerd in de beschrijvingen van de speelhoeken. We streven ernaar om illustraties en werkjes zoveel mogelijk op ooghoogte van de kinderen te hangen, het geeft het gevoel van ‘thuis horen’ als je werkjes van jezelf tegenkomt in een ruimte. Leidsters gaan regelmatig op de knieën door de ruimte om te zien hoe de inrichting overkomt op de kinderen. Beschrijvingen speelhoeken Bouwhoek In de bouwhoek is er gelegenheid om op de grond te bouwen. De bouwhoek ligt op een rustige plek en uit de loop om de bouwsels veilig te laten (ont)staan. Een selectie aan materialen ligt in de bouwhoek opgeborgen en zijn bereikbaar voor kinderen. Regelmatig kan materiaal worden verwisseld met constructiemateriaal dat in de berging ligt. Zo is er van tijd tot tijd iets nieuws te beleven in de bouwhoek. Een verkeerskleed, autootjes en poppetjes zijn een goede aanvulling in de bouwhoek, maar ook kinderen kunnen de bouwhoek aanvullen met materiaal uit een andere hoek. Waarom bouwhoek: veiligheid en privacy Poppenhoek De poppenhoek is de hoek voor het ‘doen alsof’ spelen, imitatiespel. De poppenhoek wordt zo opgesteld dat er in een handomdraai een winkeltje, ziekenhuis, restaurant, huiskamer etc. van gemaakt kan worden. Door het sociale aspect van dit spel, is er voldoende ruimte in en om de poppenhoek heen. Ook hier is privacy voor de kinderen belangrijk, zij het om andere redenen als in de bouwhoek. Waarom poppenhoek: privacy bij ‘doen alsof’, gebeurtenissen worden hier verwerkt, nagespeeld, sociaalemotioneel spel kan kwetsbaar zijn. Rust/voorlees/hangplek Deze plek ademt rust uit en er staat een zachte bank, ligt een warm kleed. De sfeer is knus en intiem. Waarom rustplek: mogelijkheid voor time-out. Even uit de drukte… Knutsel/teken/schilderhoek aan de tafel Er is een hoge tafel zodat in alle rust geknutseld kan worden, de jongsten kunnen er staand niet bij. Verf kan buiten bereik van de kleinsten worden neergezet. Er zijn schorten en er is een kraan in de buurt voor het schoonmaken achteraf. Er is een afgesloten knutselkast waar kinderen onder toezicht materialen uit kunnen krijgen die ze nodig hebben. Dit i.v.m. veiligheid (scharen, prikpennen etc.). Waarom creatieve hoek: veiligheid, concentratie, stimuleren door (veilige) uitstalling materialen. Speelkelder “de Vijverhut” In de speelkelder kunnen de kinderen heerlijk rennen, bewegen en bezig zijn met hun grove motoriek. Daarnaast kan daar ook geknutseld worden en kunnen er andere activiteiten gedaan worden. Tevens zijn er in de Vijverhut ook diverse speelhoeken met een thema. Bij droog weer kunnen de kinderen natuurlijk fijn buiten spelen, rennen en fietsen of zich vermaken in de zandbak. Als het weer het toelaat zijn de peuters 2 x per dag buiten. Waarom bewegingsruimte: veilige ruimte voor bewegingsenergie die vrijuit geuit moet kunnen worden. Verstopplekjes Voor de kleinsten is de plek onder de box favoriet, voor de peuters zijn er verschillende verstopplekjes. De verstopplekjes worden gecreëerd achter de speelhoeken, of het materiaal wordt er voor aangeleverd (kleden, 10
kledingrek, stoelen...etc.) op de plek die de kinderen zelf kiezen. Dat kan bijna overal zijn, zolang het veilig is en geen anderen stoort. Waarom verstopplek: Kinderen oefenen concreet met afscheid en weerzien in brede zin, een behoefte (denk aan kiekeboespel). Buitenspeelplaats Hier bevindt zich een grote zandbak met een speelhuisje. Er is een aparte berging waarin het buitenspeelgoed, dat niet geschikt is voor binnen (hygiëne of robuustheid), wordt opgeborgen. De bestrating van de speelplaats leent zich voor het tekenen van allerlei soorten spel met stoepkrijt (verkeersparcours, hinkelen, kringspellen etc.). Daarnaast is er een plek gecreëerd waar gegeten en gedronken kan worden, schaduw is aanwezig door een natuurlijke parasol van het bladerdak van de dakplatanen. Er is ook een aparte buiten speelplaats voor de allerkleinsten, bereikbaar vanuit de Kikkervisgroep. Hier is een rustige zone gecreëerd waar rustig gespeeld kan worden en waar kinderwagens voor de kleinsten kunnen staan en waar het afdak voor schaduw zorgt. Voor de kleintjes is er een schommel, glijbaan, zandbak en huisje. In de berging staat rijdend materiaal. Waarom buitenspeelplaats: Natuurbeleving, bewegen, zonlicht, frisse lucht, RUIMTE… Opendeurenbeleid Horizontale groepen Wij werken met horizontale groepen. Dit houdt in dat de kinderen in iedere groep van ongeveer dezelfde leeftijd is. Ons kinderdagverblijf telt 3 groepen: De Kikkervisjes van 0 tot minimaal 12 maanden max 20 maanden. Max. 12 kinderen per dag met 3 leidsters De Waterlelies van 12 tot minimaal 26 maanden max 34 maanden. Max. 15 kinderen per dag met 3 leidsters De Vlinders van ca. 26-34 maanden tot 48 maanden. Max. 16 kinderen per dag met 3 leidsters Op deze bieden wij de kinderen de mogelijkheid om zich voor te bereiden op de basisschool, er is meer tijd en aandacht om activiteiten aan te bieden wat bij deze voorbereiding hoort. Voordelen: Speel en leefruimte zijn afgestemd op de leeftijd van de kinderen Speelmateriaal is ook afgestemd op de leeftijd van de kinderen Het ondernemen van activiteiten is eenvoudiger, deze zijn geschikt voor alle kinderen van de groep Nadelen: Kinderen zitten hierdoor vaak niet met broertjes of zusjes in een groep Kleine kinderen leren van de omgang met grotere kinderen en vise versa De Waterlelies, de Kikkervissen en de Vlinders zijn stamgroepen. Op de stamgroep wordt gezamenlijk gegeten en gedronken. De groep is dus een vaste basis. Tijdens de speeluurtjes; van 10.00 - 11.30 en van 15.00 - 16.30 is er een opendeurenbeleid. Dit geldt alleen voor de Waterleliegroep en de Vlinders. De baby’s hebben de rust van hun eigen groep nodig. Uiteraard mag een grote broer of zus altijd even het babybroertje of zusje een kusje komen geven. Tijdens de opendeurentijd kunnen kinderen meedoen met activiteiten van de beide groepen. Dus samen buitenspelen, naar de speelkelder met een deel van de kinderen van beide groepen etc. Met een goed en bewust toegepast opendeurenbeleid zijn de nadelen van een horizontale groep te ondervangen. De twee groepen die samen een opendeuren beleid toepassen hebben de beschikking over twee ruimtes die ieder een leeftijdsgroep of type kind iets speciaals kan bieden. Er kan een keuze gemaakt worden voor rustig en actief, de kinderen zijn dáár… waar het meest aan hun behoefte kan worden voldaan. Om het opendeurenbeleid goed toe te passen kunnen de broertjes en zusjes op visite gaan bij de andere groepen. Leidsters en de kinderen zijn al bekend. Ook eventueel samenvoegen van de groepen aan het eind van de dag om efficiencyredenen, is dan nauwelijks een probleem. Leidsters van de verschillende groepen inspireren elkaar en kunnen gemakkelijker voortbouwen op de al ingezette begeleiding van een kind.
11
De Kikkervisgroep: In deze groep staat rust en regelmaat voorop. De baby’s kunnen zich hier geborgen voelen. Alle materialen zijn op hen afgestemd. Ook het hele dagschema is afgesteld op de behoefte van de baby’s. Vooral aan het slapen wordt veel aandacht besteedt. Het kan voorkomen dat ze op het kinderdagverblijf minder slapen dan thuis en soms ook erg moeilijk in slaap komen. Er wordt dan echt geïnvesteerd om de kinderen zo goed mogelijk te laten wennen aan de slaapkamer o.a. door de kinderen in hun “eigen” bedje te laten slapen, gebruik te maken van twee slaapkamers. Het is zelfs mogelijk om in een buitenbedje te slapen die speciaal ontwikkeld is voor het buiten gebruik (kinderen slapen in een speciale (winter)slaapzak en slapen onder speciaal buitenbeddengoed.). Als een kindje een leidster nodig heeft om in te kunnen slapen door bijv. te wiegen of een liedje wordt hier op ingespeeld. Slapen is op deze leeftijd erg belangrijk, de kleintjes hebben dan weer genoeg energie opgedaan om een paar uurtjes op te zijn. Als kinderen maar 1 dag in de week komen kan dit de regelmaat erg beïnvloeden. Hierdoor moet het kindje elke week weer opnieuw wennen. Als dit het geval is dan zal de groepsleidster hierover in gesprek gaan met de ouders en wordt er gekeken naar een oplossing. Dit kan zijn dat het kindje (tijdelijk) een dagje extra komt, of eventueel 2 dagdelen. Om zo meer structuur en regelmaat aan te brengen. De Waterleliegroep: Deze groep zal veel aandacht besteden aan de ontwikkeling van de kinderen. Dit door een gevarieerd aanbod te bieden van materialen en activiteiten. Er wordt op deze groep ook gewerkt met een activiteitenplanning waar de thema’s en activiteiten in benoemd staan. Bovendien staan ook de ontwikkelingsgebieden, die door de activiteiten aangesproken en gestimuleerd worden, benoemd. Op dagen dat het wat drukker is door het aantal kinderen zal de groep tijdens de activiteiten worden gesplitst. Hierdoor kan er in kleinere groepen gewerkt worden en zullen kinderen daardoor meer aandacht krijgen. De Vlindergoep: Op deze groep wordt gericht gewerkt naar de basisschool toe. Kinderen worden gestimuleerd op allerlei vlak; ze leren prikken en knippen, ook samenspelen en delen is aan de orde. Daarnaast is er veel aandacht voor expressie, dus verkleden, dansen en muziek maken. Samen zitten in de kring en gesprekjes houden over de dag en wat we gaan doen waarbij ieder kind aanbod komt is iets wat regelmatig gebeurd. Zindelijkheidstraining is iets waar op deze groep mee begonnen kan worden als een kind aangeeft dat hij/zij hieraan toe is. Voorwaarde is wel dat het in de thuissituatie ook gebeurd om zo de kans op succes te verhogen. Ook is makkelijk zittende kleding noodzakelijk, een kind in een romper kan dit niet zelf los- en vast maken bij toiletbezoek. Op deze groep wordt ook gewerkt volgens een jaarplanning. Elke dag wordt de groep gesplitst om hierdoor met kleinere groepjes te werken en meer aandacht te hebben voor de kinderen. Als de kinderen vier jaar worden nemen ze afscheid van de groep. Aan de ouders wordt de mogelijkheid geboden om een exitgesprek te houden. Spelmateriaal Het spelmateriaal is afgestemd op de lichamelijke, verstandelijke, creatieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en wordt geselecteerd op kwaliteit en veiligheidsnormen. Speelgoed wat voor meerdere doeleinden geschikt is heeft onze voorkeur, speelgoed wat ruimte laat voor eigen verbeelding/fantasie, een grote speelwaarde heeft, en niet teveel vooraf ingevuld is met kleur en details. Bij de aanschaf of vervanging van speelgoed wordt gekeken naar welk type spel/speelgoed er ondervertegenwoordigd is (ontwikkeling alle gebieden). We leren kinderen ook met zorg om te gaan met de verschillende soorten spelmateriaal, naar de aard van het materiaal. Samen met de kinderen spelmateriaal opruimen op een vaste plek en compleet maken van puzzeltjes e.d. hoort ook bij zorg voor het materiaal. Wij bieden als leidsters de kinderen hier structuur mee aan, leren respect hebben voor onze gezamenlijke bezittingen. Kinderen mogen vrij kiezen waar ze mee willen spelen. Daarom staat het meeste materiaal in open kasten, zodat kinderen het speelgoed zelf kunnen pakken (en opruimen). Ook de verkleedkleren liggen altijd binnen handbereik van de kinderen. Verder staat het meeste knutselmateriaal in een grote schuifkast opgeborgen en daarvoor moeten kinderen de leidsters vragen. Verven, plakken, prikken en knippen gebeurt aan de knutseltafel onder direct toezicht omdat scharen en prikpennen bijvoorbeeld gevaarlijk kunnen zijn. We hebben links- en rechtshandige scharen. Spelmateriaal kan ook uit de natuur komen. Met blaadjes, kastanjes, stokjes of steentjes kunnen kinderen heerlijk spelen, net als met kosteloos materiaal dat voor knutseldoeleinden is verzameld. Ook worden materialen verwelkomd op het KDV die in eerste instantie niet voor speeldoeleinden gemaakt zijn, maar wel 12
een grote speelwaarde kunnen hebben. Een voorwaarde is wel dat het materiaal voldoet aan de vastgestelde veiligheidseisen. Kinderen zijn vaak heel vindingrijk en dat willen we zeker belonen. Van stoeltjes maken ze een trein of met kleden een hutje onder de tafel. Helpen is ook spelen, spelenderwijs leren. Wanneer de leidster de tafel dekt/afruimt, of was opvouwt mag een kind haar meehelpen. Meegebracht speelgoed Wanneer kinderen speelgoed van huis meenemen, mogen ze daar natuurlijk mee spelen. Aan de ouders wordt dan echter gevraagd geen speelgoed mee te geven waarvan kleine onderdelen zoek kunnen raken of wat heel kwetsbaar is. Hierbij moeten ouders zich realiseren dat meegebracht speelgoed ook aantrekkelijk is voor andere kinderen. De kinderen op de groep zijn gewend dat al het speelgoed op de groep voor iedereen is, en iedereen aan de beurt komt om een poosje met bepaald speelgoed te spelen. Als het kind ermee is uitgespeeld… en het is níet de bedoeling dat andere kinderen er mee spelen (graag duidelijkheid van de ouders hierover), bergen we het op in zijn/haar mandje of tas en zetten het hoog weg. Het KDV stelt zich niet verantwoordelijk voor schade of zoekraken van meegebracht speelgoed. Voor persoonlijke knuffels en spenen geldt natuurlijk dat ze niet voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn, dat leren we de kinderen. Een meegebracht verjaardagscadeau wordt natuurlijk tentoongesteld en is alleen voor de jarige beschikbaar (tenzij anders afgesproken bijv. een gezelschapsspel).
13
Wenselijke aanpassingen:
14
4. Spelactiviteiten Vrijheid Elke dag wordt er wel twee of drie activiteitjes gedaan met de kinderen Wat voor activiteiten? Liedjes zingen, knutselen, tekenen/kleuren, wandelen (voor de baby’s en dreumes zijn er wandelwagens beschikbaar), tent maken, rollenspel, muziek maken, bewegen, tuinieren… etc. Sommige activiteiten vragen voorbereiding, andere ontstaan gewoon spontaan. We houden wel in de gaten of het activiteitenaanbod gevarieerd is, en dat de verschillende ontwikkelingsgebieden aan bod komen. Hiervoor maken we gebruik van een jaarplanning. We streven ernaar activiteiten aan te bieden op allerlei ontwikkelgebieden. We proberen ook van gewone huishoudelijke dingen een spel te maken zodat kinderen spelenderwijs leren er niet onnodig een hekel aan krijgen. Bijvoorbeeld afruimen, opruimen… Kinderen zijn vrij om wel of niet mee te doen, toe te kijken of afstand te nemen van een activiteit. We vragen niet van de kinderen om zich aan te passen, om ons als leidster voldoening te geven t.a.v. het bedenken en voorbereiden van een activiteit. Het is zoals het is. We stimuleren, door zelf plezier te hebben aan, op die manier uitnodigend te zijn… en laten ze zelf komen. Soms gebruiken we een thema als inspiratiebron: seizoenen, feesten, zintuigen etc. We spelen elke dag buiten, zodra het weer het toelaat. Dit gebeurt onder toezicht, de buitenspeelplaats voldoet aan de vastgestelde veiligheidsnormen (omheining, grond speelterrein, beplanting, speeltoestellen met logboek. Het logboek ligt op kantoor). Samen met de kinderen wordt het buitenspeelgoed gepakt (veiligheid) en weer opgeruimd. Ook is er een buitenspelmap waarin allerlei buitenspelactiviteiten in beschreven staan.
15
Wenselijke aanpassingen:
16
5. Dagindeling en organisatie Dagindeling We werken met een vaste dagindeling om verschillende redenen. Organisatorische redenen: Kinderen worden gehaald en gebracht binnen vastgestelde tijden. De leidsters stellen hun organisatie daarop af. Deze periodes vallen buiten de periodes waarin aandacht besteedt moet worden aan eten, slapen, verschonen, activiteiten… Zo kan er onverdeeld aandacht gegeven worden aan de bezigheden van het moment en loopt het programma op rolletjes, ook met nieuwe collega’s en invalleidsters, omdat het houvast biedt om alle, in de inleiding genoemde aspecten, te kunnen bieden. Voorspelbaarheid en tijdmarkering voor jonge kinderen. Veiligheid/structuur. Jonge kinderen kunnen geen klokkijken maar wel de volgorde van dingen leren. Na het slapen naar buiten, dan een koekje, dan een verhaaltje en dan weer mama. Herhaling van ritmes en rituelen geven een gevoel van veiligheid en herkenning. Een lange opvangdag wordt overzichtelijk. Er zijn markeermomenten, oriëntatiegebeurtenissen in de tijd. Grofweg is de dagindeling als volgt:
Kinderen worden gebracht en ontvangen Fruit eten, water*/limonade drinken, liedjes zingen en een verhaaltje lezen Luiers verschonen en plassen*, baby’s naar bed Vrij spelen of activiteit, de Vlinders splitsen hun groep Baby’s uit bed Lunch Luiers verschonen en plassen Opruimen voor middagkinderen Dreumesen naar bed Halen ochtendkinderen, brengen middagkinderen Vrij spelen of activiteit, de Vlinders spelen in de Vijverhut Peuters die nog een middagslaap doen, gaan slapen Peuters uit bed, luiers verschonen, baby’s naar bed Koekje eten en iets drinken Vrij spelen of activiteit Opruimen, groente/rauwkost eten, eventueel water drinken Spelen of kleine activiteit Kinderen worden gehaald
*zie ons voedingsbeleid in de oudermap, die elke ouder heeft ontvangen bij het intake gesprek * Zie hoofdstuk lichamelijke ontwikkeling bij ‘zindelijkheidstraining’ Organisatie rondom ‘eten’ Belangrijk bij ervaringen rondom eten: Zorg, aandacht Plezierig, gezellig Hygiëne, kwaliteit Rust Zorg, aandacht Eten is een heel belangrijk terugkerend aspect in ons dagelijks leven. We voeden ons lichaam zodat het alle prestaties, die gevraagd worden van het lichaam, kan leveren. Daarom vinden we het nodig dat de grote of kleine maaltijd met aandacht genuttigd wordt. Om dat met een grote groep kinderen, met verschillende eetgewoontes van huis uit, goed te laten verlopen, hanteren we een aantal, dat kinderen helder maakt wat er verwacht wordt: We eten aan tafel, allemaal tegelijk. We schrokken niet, we gebruiken een bord om eten op te leggen, de baby’s worden gestimuleerd om met of van een vorkje te eten. De dreumesen en peuters eten zelfstandig, we proberen op te eten wat we op 17
ons bord hebben genomen, we storen anderen zo min mogelijk bij het eten. Leidsters scheppen hiervoor de individuele voorwaarden (de peuters krijgen al een kindermesje bij hun bord om het smeren te oefenen, de grijpgrage 1,5-jarige heeft niet andermans bordje binnen handbereik, een kindje dat snel eet krijgt één stukje tegelijk etc.). Plezierig, gezellig Kinderen worden niet gedwongen om bepaalde dingen of hoeveelheden te eten, wel gestimuleerd. Kinderen krijgen keuzemogelijkheid in wat ze eten. Leidsters zorgen dat ze de tijd hebben, voorkomen stress rondom eten. Positieve benadering van de kinderen met hun eigen eetgedrag. De maaltijd hoeft niet vlug, maar duurt ook niet te lang. Er wordt gekeken naar wat een kind naar zijn aard kan opbrengen m.b.t. aan tafel zitten. Een supervlug, hyperactief kind te laten wachten op de laatste treuzelaar kan te moeilijk zijn. Het begin en het eind van de maaltijd wordt gemarkeerd worden met een liedje, waarna de treuzelaar nog even door mag eten. Kinderen bepalen zelf, leren zelf de hoeveelheid inschatten van wat ze op kunnen. Of het nu twee stukjes of tien stukjes brood zijn, het maakt niet uit. Het kind leert zo luisteren naar zijn lichaam. Hygiëne, kwaliteit Kinderen en leidsters wassen hun handen voor en na het eten. Wat op de grond is gevallen wordt niet meer opgegeten. Ieder eet van zijn eigen bord, drinkt uit zijn eigen beker, niet van het mes likken. We geven kwalitatief goede voeding: verschillende soorten bruin brood, vers fruit, beperkte suikers en vet. We houden rekening met individuele diëten zolang het niet de kosten opdrijft en hanteerbaar is in een groep. Ouders kunnen altijd eventueel noodzakelijke dieetvoeding meegeven.
18
Bij de baby’s stimuleren wij kruipende en lopende kinderen om zelf naar de tafel te komen, als beginritueel van de maaltijd. Bij de dreumesen en peuters stimuleren wij kinderen, die dat al kunnen, te helpen met tafeldekken en afruimen. De maaltijden voorbereiden gebeurt uiteraard volgens de vastgestelde richtlijnen qua hygiëne (RIE). Baby’s voeden Het voorbereiden van de maaltijden gebeurt uiteraard volgens de vastgestelde richtlijnen qua hygiëne. We verwarmen de flesvoeding in de magnetron, gekolfde borstvoeding au bain marie. Voor het voeden en voeding klaarmaken wassen we de handen. Tijdens het voeden van een baby hebben we lichamelijk contact, oogcontact en onverdeelde aandacht. De omgeving is zo rustig mogelijk. De vaste leidster zal vlug genoeg de prettige houdingen en de handelingen rondom boertjes van het kind kennen. Zij deelt haar ervaringen met andere leidsters, schrijft ze desnoods op voor invalleidsters, als het ingewikkeld en specifiek is. Er is een goede schriftelijke en mondelinge communicatie met de ouders over de wensen rondom voeding (tijden, hoeveelheden etc.). Aantekeningen over wat en wanneer een baby heeft gegeten worden op een daglijst geschreven en meestal ook in het schriftje. Organisatie rondom ‘slapen’ De Kikkertjes beschikt over drie slaapruimtes ruimtes. Wij hechten veel waarde aan de rust, voor de kinderen, tussen 13 uur en 15 uur. De kinderen die een keer per dag slapen gaan allemaal rond 13 uur naar bed. Bij de dreumessen blijft een leidster tussen dit tijdstip op de slaapkamer. Slapen alle peuters zal de leidster in de ruimte ernaast wat werkzaamheden doen, zodra er kinderen wakker zijn haalt ze de wakkere kinderen op. Er is dus altijd een leidster in de nabijheid van de slapende kinderen. Het bedritueel van thuis wordt in essentie gevolgd door de leidsters op het KDV. Bijvoorbeeld: knuffel mee, slaapzakje aan, speen mee, liedje zingen, kiekeboe etc. Het kind slaapt zoveel mogelijk in een ‘eigen bedje’, wat het ziet vanuit het bedje is vertrouwd en geeft op den duur geen wakker houdende prikkels meer. De richtlijnen van de GGD rond beddengoed verschonen, gebruik dekentjes en sloopjes worden gevolgd. Kinderen worden bij ons niet vastgelegd. Er wordt bewust gekeken naar de volgorde van het naar bed brengen, de verdeling van de bedjes, de eigenschappen van een kind, om de omstandigheden voor tot rust komen zo gunstig mogelijk te maken. Ouders geven aan hoe vaak en hoe lang een kind slaapt. Het kan echter voorkomen dat het slaapgedrag verandert, of dat het op het KDV anders is als thuis. Of het kind nu wel of niet slaapt, hij krijgt in ieder geval de kans om tussen 13.00 – 15.00 te rusten. Samen met de ouders zoeken we daar een oplossing voor, die óók in het belang is van de groep. Op de daglijst wordt aangetekend wanneer en hoelang een kind heeft geslapen. Voor elk kindje op de babygroep staat dit ook in het schriftje of dagboekje. Organisatie algemeen Andere zaken die georganiseerd moeten worden, zoals ontvangen en uitzwaaien, zindelijkheidstraining, buiten spelen, activiteiten etc. Zijn te vinden in de hoofdstukken die hier specifiek over gaan.
19
Wenselijke aanpassingen:
20
6. Sociaal-emotionele ontwikkeling Proces Zodra we het hebben over ontwikkeling, spreken we over een proces. Een zwangerschap is een proces. Een proces laat zich niet versnellen of vertragen, het blijft in de meeste omstandigheden een proces van negen maanden. Wel kunnen we de omstandigheden waarin dit proces plaatsvindt zo gunstig mogelijk maken. Er zijn voorbeelden van ongunstige beïnvloeding genoeg: verslaving, stress, trauma’s etc. Er zijn in het proces van de sociaal-emotionele ontwikkeling een aantal aspecten, dat zich niet eerder laten stimuleren dan op het moment dat het daadwerkelijk aan de orde is in de ontwikkeling van een kind. Een goed voorbeeld is: de ontwikkeling van het geweten. Een kind van nog geen twee dat een huilende baby aait als het huilt, bootst gedrag na, of heeft er succeservaring mee. Van echte inleving kan nog geen sprake zijn, het is nog volop bezig zijn eigen ik te ontdekken. Het kind van die leeftijd dat bijt, kan zich dus ook niet inleven, omdat de ontwikkeling gewoon nog niet zo ver is. Het kind in de ik-fase experimenteert gewoon met de ervaring: “Ik doe iets en er gebeurt iets”, “Ik heb invloed”. Er moeten gewoon eerst een aantal processtappen gezet zijn en dat proces kan qua tijdsduur per kind sterk verschillen. Wat we wel kunnen doen is net als bij de zwangerschap: de omstandigheden zo gunstig mogelijk maken. Een uitermate belangrijk aspect voor een gunstige sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind is... Zelfvertrouwen/eigenwaarde Voor het begrip zelfvertrouwen en eigenwaarde bestaan veel beelden en definities, oppervlakkig en met diepgang, waarbij de een gaat over hoe zelfvertrouwen/eigenwaarde zich laat zien in gedrag, de ander over waar het begint binnenin het kind. Wij richten ons als leidsters op het laatste. Zodra wij een kind laten ervaren dat het prima is zoals het is, het niet in eerste instantie gaat om wat het kan of hoe het zich gedraagt, zijn we een heel eind op weg.
Kinderen kunnen heel heftige en minder heftige emoties hebben Kinderen zijn impulsief of voorzichtig. Kinderen hebben aanleg om iets specifieks vlot te leren, anderen moeten er soms meer moeite voor doen om dingen te leren. Kinderen brengen een hoop ervaring en voorbeeldgedrag mee uit allerlei omstandigheden die we niet kennen. Kinderen bevinden zich in een bepaalde fase in hun ontwikkelingsproces, en dat kan korter of langer duren.
… En dat is allemaal goed en wordt verwelkomd zoals het is. Dat stralen we uit naar de kinderen om het zelfvertrouwen zo gunstig mogelijke ontwikkelomstandigheden te geven. Het is veilig op het KDV, er zijn geen oordelen slechts waarneming. Naar aanleiding van het waarnemen kunnen we kinderen nieuwe oplossingen bieden in gedrag als dat wenselijk is voor zijn/haar welzijn en dat van de andere kinderen. Groepsopvang Jonge kinderen die in de groepsopvang komen, zien veel gebeuren, maken soms deel uit van gebeurtenissen, waar ze qua ontwikkeling nog niet veel mee kunnen, vooral in sociaal opzicht. Door de persoonlijke ontwikkeling van kinderen goed in de gaten te houden, goed in te schatten waar ze zitten op sociaalemotioneel gebied kunnen we ze veiligheid bieden. Veiligheid geeft vertrouwen, en dat is weer een gunstige omstandigheid voor zelfvertrouwen en eigenwaarde. Dit doen we door het aangeven van grenzen.
21
Grenzen ruimtelijk Voorbeeld: we “bakenen” de speelhoeken/speelplekken af, door bij de kinderen aan te geven dat bijv. De bouwhoek bedoeld is voor het bouwen. Daar kunnen ze dan ongestoord aan hun bouwcreaties werken, zonder dat ze gestoord worden door een groepje kinderen die aan het dansen zijn. Kortom, we richten onze ruimte er op in. Grenzen zintuiglijk Er zijn grenzen aan wat een baby op zintuiglijk gebied kan verwerken qua prikkels. We zorgen voor een rustige plek binnen het KDV. Er zijn ook grenzen aan wat een peuter zintuiglijk kan verwerken. Grenzen fysiek Stoeien, ravotten, knuffelen, kliederen, herrie maken, verkleden, gooien, emoties als blijheid, boosheid en verdriet uiten… prima! Stoeien kan vechten worden… Dan kan het de ruimte en veiligheid van de ander beperken, en daar ligt een grens. Vrijheid blijheid, maar de vrijheid houdt op waar het de vrijheid van een ander beperkt. Hier komen we bij de grenzen die we niet uitsluitend met de inrichting kunnen bewerkstelligen, maar die aangegeven en gecommuniceerd moeten worden met de kinderen, voordat en zodra ze er over heen gaan. Grenzen aangeven Wij geven de kinderen grenzen aan die past bij de fase van hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Dat betekent, dat het voor ons bijvoorbeeld in de ik-fase, omgaan met emoties, taalontwikkeling, gewetensontwikkeling, het op het KDV het allerminst vanzelfsprekend is, bij een kind “inleving” te verwachten. De ontwikkeling tot vier jaar speelt zich voor de meeste kinderen nog vooral af op het emotionele deel, en voorzichtigjes aan op het sociale. Veel kinderen van die leeftijd vangen nog meer op van lichaamstaal, dan van het verbale… Er zijn een aantal richtlijnen die we volgen bij het aangeven van grenzen:
We zijn als leidsters eerlijk en echt. We spreken in de ik-vorm. We leggen niet bij het kind neer, wat van ons is (bijvoorbeeld; irritatie gekleurd door eigen jeugdervaring met bijbehorende oude emotie). Onze taal en lichaamstaal komen overeen (duidelijkheid). We passen ons verbaal aan bij de ontwikkeling van het kind.* We maken contact op ooghoogte en houden eventueel de handjes even in onze handen of leggen onze beide handen op de schoudertjes, om ‘over te komen’. We noemen een kind bij de naam. We geven en vragen hiermee onverdeelde aandacht. We geven met grenzen nooit angst of schuldgevoelens (inlevingsvermogen!) mee aan het kind, we zijn gewoon duidelijk met ‘nee’ of ‘stoppen’ o.i.d., we bieden een uitweg door het geven van mogelijkheden voor een andere activiteit t.b.v. hetzelfde doel... (bijvoorbeeld: even samen slaan op een trommel i.p.v. op het andere kindje, om boosheid te ontladen). We benoemen altijd eerst het gevoel (erkenning) van waaruit gedrag ontstond (valideren). Soms moeten we een kind even weghalen uit een situatie die teveel prikkelt/verleidt om over grenzen te gaan (time-out). Dit vertellen we neutraal aan het kind, vooraf, tegelijkertijd of nadien. We zijn consequent, dat vermindert de prikkel om grenzen steeds op te zoeken, geeft rust en veiligheid, kinderen kunnen zich veilig concentreren op hun spel. De grenzen zijn gewaarborgd, ook de grenzen dus die mogelijk een ander kind bij hem wil overschrijden…Veiligheid! Onderhandelen doen we niet, dan zijn we bezig met ‘macht’ i.p.v. ‘kracht’. Onderhandelen werkt met voorwaarden, is voorwaardelijk. De kinderen krijgen onvoorwaardelijk onze steun, ook al is dat soms niet leuk. Kinderen krijgen altijd van ons wat ze nodig hebben, niet altijd wat ze willen. 22
* Kinderen pikken kernwoorden op uit langere zinnen om op te reageren, die kernwoorden hebben ook vaak een klemtoon. Bij ‘dit mag niet’ wordt gereageerd op ‘mag’, dat was juist niet de bedoeling. We gebruiken ontkenningen bij voorkeur solitair (Nee!), of we gebruiken woorden als ‘stoppen met…’ We houden bij het grenzen stellen de zinnen kort (duidelijkheid) en voorkomen dat we ons zelf aan het verdedigen zijn waarom iets niet mag… Natuurlijk blijven we ons ook hierbij de vraag stellen: “Waarom doen we het zo en kan het ook anders?” Omgaan met emoties Kinderen zijn gevoelig voor emoties. Zijn de emoties niet van zichzelf, dan pikken ze wel op van een ander. Ze kunnen het nog niet altijd verwoorden en kunnen ook nog niet altijd onderscheiden wat van hen zelf is en wat niet. Het ene kind is gevoeliger dan het andere voor omgevingsruis, maar allemaal zijn ze gevoelig. Om zelfvertrouwen te ontwikkelen is ook nodig te leren wat van jou is en wat niet, te leren dat je er mag zijn met je emoties, er een veilige manier is om ze te ontladen. Binnen de activiteiten van de rechterhersenhelft (o.a. creativiteit, rollenspel en muziek/beweging) zijn er mogelijkheden, maar peuters hebben vooral fysiek de behoefte om te ontladen. Het liefst in een ‘emotieloze’ omgeving, bijvoorbeeld in de buitenlucht. Buitenspelen, rennen, natuurbeleving neemt dan ook een grote plaats in op het KDV. Binnen leveren we als leidsters onze bijdrage aan een ‘emotieschone’ omgeving door onrust thuis te laten of buiten het werk te ontladen. Als leidsters tonen wij de professionaliteit om onvrede van elders e.d. in de wachtkamer te zetten zodra we met de kinderen werken. Kinderen blijven oogcontact zoeken met de leidster; hieruit halen de kinderen de bevestiging dat het goed gaat, of wat ze doen goed is. Dit geeft vertrouwen, zeker aan een onzeker kind. De kinderen leren we dat emoties golven zijn die ook weer wegebben, ze hebben even tijd en aandacht nodig. Ze horen erbij en krijgen op de juiste manier aandacht. We benoemen ze. We houden er als leidster rekening mee dat een dergelijk golf zich opgebouwd kan hebben buiten het KDV. We geven de kinderen middelen aan om deze golf ruimte te geven die het nodig heeft, tot hij wegebt (buiten, bewegen, muziek, schilderen, poppenkast etc.). We hoeven niet persé altijd te weten hoe die golf tot stand kwam, we gaan er gewoon mee om (privacy, veiligheid). Wij signaleren, registreren. Emoties benoemen Door emoties te benoemen (‘Ik zie dat jij boos bent?’ ‘Klopt dat?’), ook in het bijzijn van andere kinderen, als iets heel gewoons zoals ‘je veters zitten los’, leren kinderen wat bij hen hoort en wat bij het andere kind. Het kind dat getuige is van andermans emotie (bewust of onbewust), kan dan goed bij zichzelf blijven. Geen ruis! Dit geldt ook voor ons als leidsters, je teen stoten, flesje borstvoeding uit je handen laten vallen, een onredelijke ouder… het geeft allemaal emoties. Beter even benoemen naar de kinderen dan met een zwarte wolk blijven rondlopen: “Het is van mij… ik ben even boos, en jij bent blij en dat is goed. Het is zo weer over bij mij.” (de golf). De kinderen even bij de andere leidster… en zelf even was vouwen of zo… vervolgens melden dat het weer over is. Zo leven we voort, en leren we er niets mis is met emoties.
23
Conflicten Ondanks de groepsregels ‘niet slaan’ e.d. en ‘niet afpakken’, komen conflicten natuurlijk voor. We begeleiden bij conflicten tussen jonge kinderen en kinderen van ongelijke leeftijd, totdat we er nagenoeg zeker van zijn dat ze de sociale vaardigheden ervoor bezitten om het zelf op te lossen, of zich voldoende bewust zijn van de groepsregels. Ook dan observeren we nog, maar vanaf de zijlijn. We weten dat we niet vanzelfsprekend ‘inleving in anderen’ kunnen verwachten bij jonge kinderen (ontwikkelingsproces!), en het heel natuurlijk is dat emotie omgezet wordt in beweging. Aan deze behoefte komen we op allerlei manieren tegemoet: springen, rennen, trommelen, timmeren etc. Hiermee voorkomen we onterechte succeservaring in een conflict (heeft een kind dat toevallig erg temperamentvol, snel, sterk, verbaal vlot of slim is ook meer rechten?). We leren de kinderen actief het begrip ‘om de beurt’, en bij het bepalen van degene die het eerst mag, maken we graag gebruik van aftelversjes. Is een kind uitgespeeld met bijvoorbeeld het felbegeerde speelgoed, dan brengt hij het naar het kind dat moest wachten. We geven een kind dat teleurgesteld is omdat het nog niet aan de beurt is, ruimte en gelegenheid om even teleurgesteld te zijn, totdat het weer zakt. We geven dit kind met zijn gevoel erkenning. Gaat het toch een keertje mis, wordt er geslagen buiten ons gezichtsveld, dan krijgen beide kinderen de gelegenheid om apart van elkaar even de gebeurtenis te verwerken, zonder waardeoordeel, maar mét duidelijkheid over wat wel mag! (bijvoorbeeld: hulp vragen). We stimuleren ‘samen spelen, samen delen’ maar weten dat er maar één kind tegelijk dat ene rode brandweerautootje kan besturen uit die grote emmer met autootjes. Samen spelen is erg vaak ‘om de beurt’. We geven hier veel aandacht aan. Het is veilig te weten dat jij óók aan de beurt komt. Door een begin te maken met gezelschapsspelletjes, leren we kinderen om te gaan met winnen en verliezen. Ook leren we kinderen om het weer goed te maken bij een conflict; sorry zeggen! Van een conflict leren kinderen over hun eigen verwachtingen en belangen en over die van de ander. Met zijn allen… Wij vieren op de KDV ook feesten. Samen iets vieren geeft een gevoel van erbij horen, saamhorigheid, betrokkenheid. Dit is dus ook een belangrijke ervaring binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling. Rituelen geven een gevoel van veiligheid, ritme. Naast de rituelen in het klein (slaapritueel) komen dus ook de grotere rituelen aan bod. Verjaardagen, feestdagen ze komen allemaal langs. Met het vieren van de verjaardagen, (toezingen, middelpunt zijn, trakteren e.d.), worden kinderen in het zonnetje gezet, leren ze anderen in het zonnetje zetten om wie iemand is. Er is geen vaardigheid nodig om je geboortedatum te passeren toch?
24
Wenselijke aanpassingen:
25
7. Lichamelijke ontwikkeling Contact met het lichaam Kinderen maken een lichamelijke ontwikkeling door en ook dát is een proces waarin kinderen iets pas kunnen doen zodra ze er aan toe zijn. Hoe dit proces zich ontwikkelt, en in welke tijdsduur, kan sterk per kind verschillen. Het is voor ons leidsters wél een proces waar je goed zicht op hebt. Elke stap laat zich zien. Als leidsters weten we dat druk blokkeert en een kind geeft zelf aan wat het kan. Een kind dat goed contact heeft met zijn lijf, weet wat het kan, en dat is een goede graadmeter voor de begeleiding. Het is ook een teken van zelfvertrouwen als een kind zichzelf niet onderschat of overschat. De enige manier om een kind te helpen leren inschatten, is het geduldig (niet bezorgd of angstig) als vangnet aanwezig zijn bij alles wat het kind aandurft. Een uitdagende omgeving bieden om grenzen te verleggen stimuleert. Dat werkt niet voor ieder kind hetzelfde. Een zichzelf overschattend en impulsief kind kan beter bij zich zelf blijven als er niet te veel prikkels tegelijk zijn. Een zichzelf onderschattend kind kijkt eerst graag toe, oefent graag in alle rust, kan soms licht aangespoord worden, zonder druk uit te oefenen. Bij de laatste twee gaan we er vanuit dat voor ons als leiding helder is, wat het kind qua ontwikkeling kan en we reageren erop. Grove motoriek Een glijbaantje met trapje, tunnel, klauterbaan evenwicht speelwerktuigen, fietsen, steppen, ballen, zandspeelgoed en behendigheidsspelen. Het merendeel buiten, maar ook in beperktere mate binnen. Fijne motoriek Kinderen maken kennis met fijnere en kleinere constructiematerialen zodra ze interesse tonen. Voor de peuters is er op de eigen groep en in de Vijverhut (speelkelder) klein materiaal en, klein constructief speelgoed aanwezig. Met knutselen geeft een kind zelf wel aan, waar het aan toe is, door langzaamaan meer in detail te gaan werken. Wij bieden de kinderen activiteiten aan waarmee ze hun fijne motoriek kunnen ontwikkelen en daarmee ook hun technische vaardigheden (hoe lijm je iets vast, hoe knip je, wat kan ik met een splitpen). Ook aan tafel bij het brood smeren, op de wc bij de knoop losmaken, schoenen aandoen en zelf aan- en uitkleden wordt geoefend en gestimuleerd. Zelfredzaamheid geeft zelfvertrouwen. Overbezorgdheid en ‘ik doe het wel even’ belemmert. Zindelijkheidstraining Kinderen zijn thuis vaak gewend om op vaste tijden te plassen (bijvoorbeeld voor het boodschappen doen). Organisatorisch is dat ook gemakkelijk. Toch hebben we liever dat kinderen gaan plassen omdat ze aandrang voelen, dan omdat de klok het zegt, of onze geplande bezigheid. Dit is ook een dringend advies vanuit de fysiotherapie. Een kind leert dan beter naar zijn lichaam te luisteren. Daarom zullen we een kind dat naar zijn/lichaam luistert, naar het toilet laten gaan zodra het aandrang voelt, ook op een voor ons minder comfortabel tijdstip. Ook zullen wij een kind niet aansporen om op de wc of op het potje te gaan zitten, zonder dat het zelf aangeeft ‘te moeten’. Tijdens de training zelf volgen we natuurlijk zoveel mogelijk de richtlijnen van de ouders vanwege de duidelijkheid. Lijkt ons een kind nog niet klaar voor zindelijkheidstraining, dan schromen we niet om dit diplomatiek met de ouders te bespreken. Ook in het omgekeerde geval.
26
Wenselijke aanpassingen:
27
8. Zintuiglijke ontwikkeling Contact met onszelf en de wereld om ons heen Een belangrijke plaats neemt bij ons in: Het stimuleren van het gebruik en de ontwikkeling van de zintuigen. Zintuigen geven ons informatie, plezier, waarschuwingen, contact etc. Vooral de baby’s zijn heel erg gericht op het gebruik van zintuigen, bij het contact maken met zichzelf en de wereld. Dat wordt dan nog als een eenheid beleefd. Baby’s steken veel in de mond, we volgen de richtlijnen van RIE t.a.v. hygiëne van het babyspeelgoed. Deze m.b.v. een schoonmaakrooster. We vinden het belangrijk dat de zintuigen zich kunnen blijven ontwikkelen naarmate het kind ouder wordt. Hoewel er cognitieve mogelijkheden bijkomen, blijven zintuigen een onmisbaar onderdeel in het ervaren en de communicatie. De zintuigen staan heel dicht bij het gevoel, en vormen tegenwicht voor het mentale/cognitieve. De zintuigen gaan er, als het goed is, intensief mee samenwerken. Wij werken regelmatig met thema’s op zintuiglijk gebied: gehoor, zien, ruiken, proeven, tast. Dit komt voor op de activiteitenplanning. In de spelactiviteiten wordt dan volop geëxperimenteerd met geluiden, beelden, smaken, geuren, texturen/aanraking. Met de zintuigen kun je ervaren, en kinderen leren in eerste instantie door ervaring. We vinden als leidsters dus niet zo gauw iets vies, voelen hoe modder voelt bedreigt niet de gezondheid van het kind. We geven de kinderen de ruimte en middelen om te experimenteren binnen de normen van veiligheid. We vragen ouders wel speelkleren die tegen een stootje kunnen aan te doen bij de kinderen en een droog reservesetje mee te geven.
28
Wenselijke aanpassingen:
29
9. Taalontwikkeling De taalontwikkeling begint al bij de geboorte, sommigen zeggen al daarvóór. Het praten tegen baby’s in allerlei toonaarden, gevuld met allerlei gevoelens, laat baby’s taal associëren met iets prettigs, in contact zijn. De woorden die we gebruiken hebben nog geen cognitieve betekenis voor het kind, wel een gevoelsbetekenis. Baby’s Bij het verschonen en spelen met een baby, vertellen we over alles wat we doen. Dat voegt iets wezenlijks toe in het ervaren van liefde, veiligheid en voorspelbaarheid. De koude billen bij het verwijderen van de vieze maar warme luier is op den duur geen verrassing meer als we steeds vertellen wat we gaan doen. We zingen liedjes voor de baby’s en geven als er ruimte is voorkeur aan een slaapliedje boven een muziekdoosje. Verder hebben veel herhalingsrituelen, die dagelijks terug, telkens dezelfde bewoording (bijv. “We gaan aan tafel”). Ook worden de woorden benadrukt met gebaren (mmm… lekker… Onze hand zwaait naast ons hoofd). Dreumesen en peuters Voortbordurend op het praten tegen de baby’s houden we dit vol gedurende dreumes- en peuterleeftijd. Woorden worden vanzelf gevuld met gevoel en betekenis. Liedjes worden ondersteund met gebaren. Ook bij het verhalen vertellen maken we veel gebruik van gebaren en mimiek. Lichaamstaal is in overeenstemming met het verbale… (duidelijkheid). We leren de kinderen actief slechts woorden en begrippen aan, die gevuld kunnen worden met betekenis/ervaring. Aan lege moeilijke woorden hebben kinderen niets... zie afb.
Er wordt veel gebruik gemaakt van de combinatie woordenzintuigen. Beelden, gevoelens, klanken, geuren, bewegingen vullen de woorden. Voorlees/prentenboekjes zijn een essentiële ondersteuning. Rollenspelletjes ook. Belangrijk is dat taal geassocieerd blijft met positieve aandacht. We zorgen ervoor dat datgene wat we zeggen de aandacht trekt van het kind, omdat het de moeite waard is om naar te luisteren, qua toon en/of inhoud. Bij het stellen van grenzen, het aansturen of corrigeren zijn we extra attent op duidelijkheid, toonaard, hoeveelheid woorden en het selecterend gehoor van de kinderen naar hun aard, leeftijd/ontwikkeling en meegebrachte ervaring. Zie hoofdstuk 6 grenzen aangeven*. Kinderen die anders zijn Als er bij een kind een probleem is op welk gebied dan ook, laten we ons adviseren door deskundigen, in onze benadering naar het kind toe. Deze door deskundige voorgestelde werkwijze lijkt ook uitstekend te werken bij kinderen. Dit gaat in overleg met de ouders. Een van de belangrijkste handelingen is, als je contact wilt maken met een kind: Op ooghoogte, met oogcontact, handjes in de handen van de leidster, korte zinnen zonder ontkenningen, boeiende intonatie, ondersteunen met gebaren/mimiek, herstelt een stuk vertrouwen en nieuwsgierigheid naar het gesproken woord. 30
Wenselijke aanpassingen:
31
10. Creativiteit Reggio Emilia
LORIS MALAGUZZI
Vlak na de Tweede Wereldoorlog begon in het Noord-Italiaanse stadje Reggio Emilia een pedagogische revolutie. Pedagoog en filosoof Loris Malaguzzi doorbrak de tradities door heel goed naar kinderen te luisteren. Hij ontwikkelde leerplannen rond thema's die kinderen bezighielden. Voor ieder thema werden speciale materialen aangevoerd en hij paste ook de inrichting van de ruimte aan. Bovendien waren de plannen dynamisch: gaandeweg stelde hij ze bij om in te spelen op de behoeften van het individuele kind of de groep. Deze aanpak wordt in Reggio nog steeds toegepast en blijft zich ontwikkelen in de geest van Malaguzzi. Alles start met geloof in kinderen Bij het ontstaan van dit werkplan is een belangrijke inspiratiebron gevonden in de richtlijnen van Reggio Emilia. Invloeden zijn overal terug te vinden in de voorgaande hoofdstukken, invloeden die aansluiten bij andere, vernieuwende, pedagogische inzichten. Reggio Emilia spreekt over de honderd talen van een kind. Een kind communiceert wel op honderd manieren. De taak van de begeleiding is volgen, luisteren, waarnemen en vastleggen. Het vraagt van de begeleiding een brede ontvankelijkheid zonder voorbarige conclusies en waardeoordelen. Het kind is in beginsel creatief. Dat laat zich op honderd manieren zien. Soms heel subtiel, soms heel direct. Het vraagt heel veel inlevingsvermogen van een leidster om alles waar te nemen. Er is een spanningsveld tussen de mate waarin begeleiding kan ontvangen en de mate waarin het creatieve kind zendt. Het is groepsopvang en geen een-op-een situatie, dus ook praktisch gezien is het moeilijk om álles te verstaan. Het is ons doel om, ondanks onze beperkingen, met het kind op een zo breed mogelijke communicatiegolflengte te komen. Breedband dus. Het gebied van activiteiten rondom creativiteit biedt goede mogelijkheden, geeft tastbare verhalen en daar maken we gebruik van. We kunnen ze vastleggen/bewaren (foto’s, collages, video etc.). Wat is creativiteit Creativiteit is de schepping van nieuwe dingen. Als je gebruik maakt van je creativiteit, zie je meerdere oplossingen voor hetzelfde probleem, ontdek je nieuwe wegen zonder je te laten belemmeren door het gangbare, de gewoonten. Het nieuwe ligt in de benadering, combinaties, de reis. Dat geeft een resultaat, eindproduct. Voor het stimuleren van het avontuur, het experiment, de ontdekking van nieuwe en ongebruikelijke wegen, is het eindresultaat minder interessant. Het voor ogen hebben van een bepaald eindproduct kan zelfs wegen blokkeren en het creatieve proces belemmeren.
32
Voorwaarden voor creatieve ontwikkeling We geven dus als leidsters alle ruimte om te experimenteren met verf, viltstift, kosteloos materiaal, klei, plaksel, papier, materiaal uit de natuur, hout etc. Creativiteit wordt vaak gekoppeld aan knutselen, maar is eigenlijk veel breder. Onder creativiteit valt dus ook het experiment met: Muziekinstrumentjes, de stem, klanken Verkleedkleren en ”poppenkastpoppen” Avontuur in de natuur Proeven, ruiken, voedsel Bewegen, dans De reis is hier bij belangrijk, het plezier in het spel waar geen voorwaarden aan verbonden zijn of eindresultaat. De reis is te herkennen in het resultaat en dus per definitie goed, het geeft de mate van creativiteit aan die bij het kind hoort. Omdat het hier om een (creatief) proces gaat, is ook hier niets in te sturen of te bespoedigen. We kunnen slechts de ontwikkelomstandigheden zo gunstig mogelijk maken. Een bloem laat je niet eerder bloeien door voortijdig de knop te openen, je maakt het juist kapot. Met rust laten (voor concentratie) en voeding/water (inspiratie) is goed voor de ontluikende bloem (zie ook hoofdstuk 6 “proces”). Dat zijn eigenschappen van een proces. Terughoudendheid, wel oplettendheid geboden. Ondersteunende vaardigheden Actief aanleren gebeurt op het gebied van vaardigheden, passende bij een moment in een ontwikkelingsproces, bijvoorbeeld bij de lichamelijke ontwikkeling. Zijn die leuke werkjes, kleurplaten, trekpoppen, sinterklaasjes etc. dan uit den boze? Welnee!!! We realiseren ons als leidster goed dat, zodra we daarmee bezig zijn, niet bezig zijn met de creatieve ontwikkeling, maar met bijvoorbeeld de ontwikkeling van de fijne motoriek, het vergroten van vaardigheden. Een kind heeft vaardigheden nodig t.b.v. zijn creatieve proces, bijvoorbeeld bij een beeldend proces: De vaardigheid ‘knippen met een schaar’. Soms ligt de waarde van een bepaald resultaatgericht werkje op het gebied van ‘inleven in een thema, of feestvoorpret’. Dan is het doel ook anders. Het werkje is een illustratie, een middel om aandacht te geven aan een seizoen, feest of zoiets. Duidelijker is dit te zien bij muziek; een sinterklaasliedje aanleren is resultaatgericht (omlijsting feest, op toon zingen). Geluiden/klanken/melodieën zoeken met muziekinstrumentjes spreekt het creatief proces aan op muzikaal gebied.
33
Als leidsters zijn we ons bewust van onze doelen bij activiteiten en zorgen dat de hoeveelheid activiteiten met het doel ‘creatieve ontwikkeling’ in balans zijn met activiteiten met het doel ‘ondersteunende vaardigheden’ of ‘beleven van een thema’. Dit doen we door steeds het doel van een activiteit voor onszelf te formuleren. Creatieve bollebozen Sommige kinderen hebben grotere behoeften en talenten op creatief gebied dan het gemiddelde kind. We komen hieraan tegemoet door materialen toegankelijk te hebben op het moment dat de behoefte zich opdringt. We geven deze kinderen rust en kondigen ruim van te voren aan wanneer er opgeruimd moet worden. Honderd talen… Dit kind vertelt zijn verhaal met beelden of muziek, en wil net zomin als iemand die verbaal een verhaal vertelt, onderbroken worden voor hij aan de clou toekomt. Als het een vervolgverhaal moet worden, weet je dat graag vooraf, dan kun je je er op instellen. De eerste etappe van de reis wordt dan door ons goed bewaard, zodat er mee verder gegaan kan worden. Dit geldt bij ons voor elk spel wat voortijdig afgebroken wordt, een treinbaan mag blijven staan tot het weekend, of een lego werkstuk mag weggezet worden voor de volgende keer etc.
34
Wenselijke aanpassingen:
35
11. Tot slot Afspiegeling Dit werkplan is een afspiegeling van de werkwijze van teams op De Kikkertjes, een kleinschalige organisatie. Het werken met dit werkplan is een cyclisch gebeuren, bij elk werkoverleg wordt er een hoofdstuk kort besproken. De toevoegingen worden genoteerd op de bladzijden ‘gewenste aanpassingen’ en jaarlijks verwerkt in de tekst. Zo ontstaat een werkplan dat blijft corresponderen met de werkwijze en werkstijl van het team op de groep. Wij gaan er vanuit dat nieuwe medewerkster op de hoogte zijn van dit plan en zich hebben ingelezen. Tevens verwachten wij van hun dat ze zich kunnen vinden in de uitvoering ervan. Werkplan op maat U hebt dit werkplan ontvangen. De teams noteren op de bladzijden ‘gewenste aanpassingen’ wat ze missen, of anders doen. Zodoende is en blijft dit een werkplan op maat, wat aansluit bij de organisatie van De Kikkertjes. Kinderdagverblijf De Kikkertjes is een kleinschalig kinderdagverblijf. Wij bieden opvang aan maximaal 43 kinderen per dag in de leeftijd van nul tot vier jaar. De kinderen worden verdeeld over drie groepen:
De Kikkervisjes van 0 tot minimaal 12 maanden / maximaal 20 maanden Er komen maximaal 12 kinderen per dag met 3 leidsters.
De Waterlelies van 12 tot minimaal 26 maanden / maximaal 34 maanden Er komen maximaal 15 kinderen per dag met 3 leidsters.
De Vlinders van ca. 26 maanden tot 48 maanden. Er komen maximaal 16 kinderen per dag met 3 leidsters
Achterwacht: Het kinderdagverblijf gaat ‘s ochtends om 07.00 uur open. Er zijn altijd 2 leidsters aanwezig om de kinderen te ontvangen. Bij alle leidsters is het bekend dat als zij ’s avonds ziek worden, terwijl zij de volgende dag om 07.00 uur moeten beginnen, zij hun collega moeten bellen om te zeggen dat ze ziek is. De collega zal dan haar vroege dienst overmemen zodat er gezamenlijk geopend kan worden. Mocht een leidster ’s morgens ziek worden dan belt zij de collega die om 07.30 uur begint zodat zij er om 07.00 uur kan zijn. Mocht deze collega te ver weg wonen, dan wordt Marjan of Henriëtte gebeld. Op deze manier wordt ondervangen dat een leidster niet alleen is in het pand. Het laatste half uur op de dag wordt er wederom met twee leidsters gewerkt. Mocht een late dienst leidster overdag ziek worden, dan blijft de leidster die tot 18.00 ingeroosterd staat tot 18.30 door werken. Er is dus nooit 1 beroepskracht alleen in het pand. Alle leidsters hebben mobile telefoonnummers van elkaar en van Marjan en Henriëtte. De leidsters worden via het boekje introductie nieuwe medewerker op de hoogte gebracht van deze handelswijze. 4 ogen principe Het kinderdagverblijf houdt zich aan het 4 ogen principe. Dit houdt in dat een leidster niet alleen mag zijn met een kind. Er moeten altijd 4 ogen of 4 oren mee kijken/luisteren. Aan het begin en einde van de dag werkt een leidster alleen op de groep maar komen er regelmatig ouders de groep in. Tussen 09.00 uur en 16.30 wordt er altijd met tenminste 2 leidsters gewerkt. Tussen 11.00 en 14.00, en incidenteel tussen 15.00 en 16.00, gaan de leidsters met pauze. Tijdens de pauze periode werkt een leidster alleen maar in overleg met de oudercommissie hebben wij de volgende maatregelingen getroffen om aan het 4 ogen principe te voldoen: - Als een leidster alleen is op de groep met de kinderen dan werkt zij met een open deur. Er zijn speciale schotten gemaakt waar de kinderen niet overeen kunnen klimmen zodat de kinderen op de groep blijven. - De groepsdeur blijft open staan als er iemand op kantoor aan het werk is. Indien er niemand op kantoor aan het werk is wordt er bij een andere groep ook een schot tussen de deur gezet zodat beide deuren open staan. - Omdat het goed slapen erg belangrijk is zit er vaak een leidster bij de kinderen in de slaapkamer. Bij de slaapkamers op de begane grond zijn ramen geplaatst zodat de leidster bekeken kan worden.
36
-
-
Bij de slaapkamer in de Vijverht zit geen raam, daar wordt door middel van een babyfoon meegeluisterd. Een leidster kan er ook voor kiezen om met een dichte deur te werken maar dan wordt er een babyfoon aangezet. Deze zijn volop aanwezig in het pand. Wij vinden het erg belangrijk dat we regelmatig met de kinderen naar buiten gaan. Ook voor de allerkleinste is dit erg goed maar op de babygroep is het niet haalbaar om met alle kinderen tegelijk te gaan wandelen. Ouders mogen er zelf voor kiezen of zij het toestaan dat een leidster alleen gaat wandelen met hun baby. Dit wordt ingevuld op een toestemmingsformulier en digitaal vastgelegd. Het alleen wandelen met de baby’s wordt alleen toegestaan met een beroepskracht die langer dan 1 jaar in dienst is. Alle leidsters worden met regelmaat erop gewezen dat ze niet alleen mogen zijn met de kinderen. De verantwoording die zij hierin hebben staat omschreven in het personeelsbeleid die in hun introductiemap zit.
37
Wenselijke aanpassingen:
38
Wenselijke aanpassingen:
39