Pedagogisch Beleidsplan
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Het Nederlands Gastouderbureau BV Fokkerstraat 5 2811 EN Reeuwijk T (088) 010‐0460 F (088) 010‐0461 M
[email protected] W www.hetngb.nl
Inhoudsopgave
1. Inleiding.............................................................................................................................. 3 1.1. Het pedagogisch beleidsplan ......................................................................................3 1.2. Gastouderopvang........................................................................................................3 1.3. Grondbeginselen .........................................................................................................3 1.4. Leeswijzer ....................................................................................................................3 2. Visie op ontwikkeling........................................................................................................ 5 2.1. Pedagogische Visie ......................................................................................................5 2.2. Aanleg en omgeving ...................................................................................................5 2.3. Regels en gewoonten.................................................................................................6 2.4. Professionalisering van kleinschalige opvang...........................................................6 3. Pedagogische grondbeginselen ....................................................................................... 7 3.1. Emotionele veiligheid.................................................................................................. 7 3.2. Materiële veiligheid .................................................................................................... 7 3.3. Sociale competenties..................................................................................................8 3.4. Persoonlijke competenties.........................................................................................8 3.5. Overdracht van normen en waarden.........................................................................8 4. Ontwikkelingsgebieden ................................................................................................. 10 4.1. De ontwikkeling van het kind: de baby en de peuter.............................................. 10 4.2. De ontwikkeling van het kind: de kleuter.................................................................12 4.3. De ontwikkeling van het kind: het schoolkind ........................................................ 13 5. De gastouder ....................................................................................................................15 5.1. Vertrouwd en veilig ................................................................................................... 15 5.2. De rol van de gastouder ........................................................................................... 15 5.3. Deskundigheid .......................................................................................................... 16 5.4. Leeftijdsopbouw........................................................................................................17 6. Opvanglocatie ................................................................................................................. 18
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 2 van 18
1.
Inleiding
1.1. Het pedagogisch beleidsplan Dit Pedagogisch Beleidsplan is geschreven door het Nederlands Gastouderbureau (hierna te noemen Het NGB). Het NGB vindt een pedagogisch beleidsplan noodzakelijk om de kwaliteit van de opvang op een zo hoog mogelijk peil te houden, te kunnen controleren en zo nodig bij te stellen. Dit plan geeft inzicht in de visie van Het NGB op gastouderop‐ vang. Met het pedagogische beleidsplan wil Het NGB ook dat het de gast‐ en vraagouder aanspreekt en ideeën geeft rond opvang, opgroeien en ontwikkeling. Daarnaast dwingt een beleidsplan tot nadenken over doelen en middelen van aanvullende gezinsopvoe‐ ding. 1.2. Gastouderopvang Bij opvang in een gastgezin is er sprake van gastouderopvang. Niet alleen de opvang staat centraal, maar ook de opvoeding van het kind. De gastouder heeft een eigen op‐ voedende taak die anders is dan de taak van de moeder. Als ouder heeft de gastouder natuurlijk veel ervaring in het opvoeden van haar eigen kin‐ deren, maar om kinderen als beroep op te vangen zijn er extra vaardigheden nodig. Om de opvang te ondersteunen en de kwaliteit van de gastouderopvang te bewaken biedt Het NGB ook deskundige begeleiding aan zowel de vraagouders als de gastouders. 1.3. Grondbeginselen Het NGB gaat uit van 3 basisbehoeftes van het kind en 5 pedagogische grondbeginselen. De pedagogische grondbeginselen zijn van toepassing op alle kinderen in ons programma en luiden: • Het bieden van emotionele en materiële veiligheid; • Kaders bieden voor de ontwikkeling van sociale en persoonlijke competenties; • Overdragen van waarden en normen. Deze beginselen vormen de leidraad voor de dagelijkse omgang met de kinderen. Het plan beschrijft de basis voor een prettige omgeving voor de kinderen. Het is een uit‐ gangspunt voor een gesprek met de vraag‐ en gastouder, en het is een leidraad voor de gastouder om uitvoering te geven aan wettelijke eisen en kwaliteit in opvang waar Het NGB zich voor inzet. 1.4. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op onze visie op de ontwikkeling van kinderen. De pedagogische grondbeginselen en hun vertaling naar de praktijk worden beschreven in hoofdstuk 3. De ontwikkelingsgebieden van kinderen wordt beschreven in hoofdstuk 4.
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 3 van 18
In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op de voorwaarden die wij stellen aan gastouders. Hoofdstuk 6 beschrijft de voorwaarden die worden gesteld aan de opvanglocatie.
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 4 van 18
2.
Visie op ontwikkeling
2.1. Pedagogische Visie Onze visie is dat ieder kind de wens en de drang heeft om zichzelf te ontwikkelen. Ieder kind doet dat in zijn eigen tempo en op zijn eigen unieke manier afhankelijk van aanleg en temperament. Kinderen ontwikkelen zich in een actieve wisselwerking met de omgeving waarbij bij sommige kinderen deze ontwikkeling ook wat minder snel kan gaan. De om‐ geving kan op een positieve wijze bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot even‐ wichtige volwassenen, die vertrouwen hebben in zichzelf en anderen, hun mogelijkheden kennen en gebruiken. Het pedagogische doel van Het Nederlands Gastouderbureau is, ieder kind een veilige en vertrouwde opvangomgeving te bieden, zodat de opvang kan bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Een veilige en vertrouwde omgeving is voor een kind van belang zodat een kind alle mo‐ gelijkheden kan krijgen om zijn persoonlijke aanleg, zelfvertrouwen en zelfstandigheid te kunnen ontwikkelen (persoonlijke competentie). Naast het kunnen ontwikkelen van persoonlijke competentie is het van belang dat een kind in de gastouderopvang ook leert omgaan met anderen (sociale competentie). Tot slot is het pedagogisch doel van ons gastouderbureau om een kind in de opvang de voorwaarden te bieden om te kunnen leren wat de normen en waarden zijn van de maat‐ schappij waarin het kind leeft. 2.2. Aanleg en omgeving Ieder kind is uitzonderlijk en heeft zijn eigen ontwikkelingspatroon. Hier wordt aandacht aan besteed omdat gastouders te maken krijgen met die ontwikkeling, want ze vangen kinderen op van verschillende leeftijden. Elke leeftijdsfase heeft zijn specifieke ontwikkelingskenmerken. Als je begrijpt hoe kinde‐ ren zich ontwikkelen, kun je ze benaderen op een manier die aangepast is aan hun ont‐ wikkelingsstadium Ontwikkelen is veranderen. Het kind ontwikkelt zich van een ‘hulpeloos’ wezentje tot een zelfstandige persoon die beschikt over allerlei kennis, vaardigheden, waarden en ideeën. Het kind ontwikkelt zich op zijn eigen wijze, in zijn eigen tempo. Het ene kind zet zijn eer‐ ste stapje als hij één jaar is, het andere kind begint pas als hij anderhalf jaar is. Aanleg en omgeving zijn bovendien van invloed op hoe het kind zich ontwikkelt. De omgeving waarin het kind opgroeit, heeft een belangrijke invloed op zijn ontwikkeling. Een kind is van nature nieuwsgierig en wil allerlei dingen ontdekken. Een taak van de om‐
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 5 van 18
geving is om het kind op de juiste tijd, dat wil zeggen als het kind er rijp voor is, de gele‐ genheid te geven iets te leren of te oefenen. Het aanbieden van een omgeving die voldoende mogelijkheden biedt en het kind de ruimte geeft om te experimenteren is belangrijk. Het kind moet zich veilig voelen, dit kan bijvoorbeeld door iets nieuws te koppelen aan een vertrouwde mogelijkheid. 2.3. Regels en gewoonten Regels en gewoonten bieden kinderen mogelijkheden om veiligheid te ervaren. Het ritme van een gezin, dat veelal bepaald wordt door kinderen (halen en brengen van school‐ gaande kinderen, voedingen en slaapjes van andere kinderen), biedt een natuurlijke situa‐ tie om een ritme te ervaren en te leren eigen gedrag hierop af te stemmen. Omdat er in de gastoudersituatie, door de kleinschaligheid, ook rekening gehouden kan worden met tempo en de aanleg van kinderen afzonderlijk is het voor de meeste kinderen snel moge‐ lijk om te wennen, overzicht en veiligheid te ervaren. En om de regels en gewoonten te waarborgen dient iedere gastouder een dagindeling te hebben. 2.4. Professionalisering van kleinschalige opvang Kleinschalige opvang groeit. Het opvangen van kinderen in een kleine groep en huiselijke omgeving krijgt steeds meer aandacht. In onze visie is de gastouder een expert in op‐ vang. Wij hebben de intentie om de gastouder daarom ook te ondersteunen met bijscholing en informatie. Daarnaast achten wij het belangrijk om pedagogische ondersteuning te bie‐ den. Dit doen we door het beschikbaar stellen van sociaal pedagogische werkers bij Het NGB die gespecialiseerd zijn in opvoedingsondersteuning en kinderopvang.
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 6 van 18
3.
Pedagogische grondbeginselen
3.1. Emotionele veiligheid In theorie Een kind wordt in zijn waarde gelaten en er mag geen afbreuk gedaan worden aan de ei‐ genheid en aard van het gastkind. Gastouder steunt het kind en biedt warmte en gebor‐ genheid, neemt zijn emoties en gevoelens serieus en ondersteunt het kind bij de verwer‐ king daarvan. Het gastkind moet zich op zijn gemak voelen bij de gastouder. In de praktijk Een kind kan zich uiten, vertellen en er wordt geluisterd. De gastouder troost en legt pleisters op wonden. Behoeften van een kind kunnen worden vastgelegd in een schrift. Als het kind nog slaapt heeft het zoveel mogelijk zijn eigen bedje met bijvoorbeeld een eigen knuffel of eigen spullen. Het betekent ook dat er regels en grenzen worden gesteld, een behoefte van kinderen is immers dat er duidelijk regels nodig zijn wil een kind zich prettig voelen. De gastouder blijft consequent en handelt op een herkenbare en duidelijke manier in een bepaalde si‐ tuatie. Indien de opvang in het gastgezin plaatsvindt, kan het nuttig zijn dat het grotere gastkind een eigen plek binnen het gastgezin krijgt. Uiteindelijk moet een gastkind zich tijdens de opvang vrij genoeg voelen om zijn emoties, zoals verdriet, boosheid en blijdschap aan de gastouder te tonen en te delen met de gastouder, zonder dat hij zich hierin beperkt voelt. 3.2. Materiële veiligheid In theorie De gastouder draagt zorg voor een veilige, hygiënische en gezonde opvangomgeving conform de veiligheid en gezondheidsmanagement van Het NGB. Voor de volledige tekst wat deze veiligheid betekent en welke eisen daar wettelijk aan worden gesteld wordt verwezen naar de documenten Inventarisatie Risicomanagement veiligheid en gezond‐ heid. Deze inventarisatie is op verzoek beschikbaar In de praktijk In de praktijk voldoet de omgeving in ieder geval aan de volgende eisen: er moeten onder andere traphekjes zijn geplaatst, er zijn geen gevaarlijke stoffen op kindhoogte, de stop‐ contacten zijn beveiligd en er is leeftijdsadequaat speelgoed. Het NGB stimuleert buiten spelen maar dit mag geen enkel gevaar opleveren. Met oudere kinderen worden altijd af‐ spraken gemaakt ten aanzien van buiten spelen en deze worden getoetst met de ouders. Naast genoemde voorwaarden voor veiligheid vindt Het NGB het belangrijk dat iedere gastouder in het bezit is van een EHBO‐diploma, dan wel certificaat om adequaat te han‐ delen bij kleine ongelukken van kleine kinderen. Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 7 van 18
3.3. Sociale competenties In theorie De gastouder biedt voldoende sociale activiteiten aan die passen bij de leeftijd, aard en ontwikkeling van het gastkind. Het is belangrijk dat kinderen regels leren en grenzen kennen en dat deze worden uitgelegd. De gastouder stimuleert het kind tot een actieve en zelfstandige houding in overeenstemming met de leeftijd. Ze leert het kind rekening houden met anderen, delen en grenzen te accepteren. Ze leert het kind om voor zich zelf op te komen, maar zal ook leren de aandacht te delen of op zijn beurt te wachten als er eventueel andere (gast)kinderen aanwezig zijn in het gastgezin. Tevens begeleidt zij het kind bij het aangaan van relaties met anderen. In de praktijk In de praktijk betekent dit dat er afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld compu‐ tergebruik, televisie kijken, andere activiteiten en wat wel en niet mag. De gastouder leert het kind voor zichzelf op te komen. Door middel van spelletjes leert het kind om op zijn beurt te wachten als er eventueel andere kinderen aanwezig zijn in het gezin. De gastou‐ der leert het kind spelenderwijs zijn weg hierin te vinden. Tijdens het spel houdt de gast‐ ouder toezicht. Zij is degene die de grenzen aangeeft en grijpt in als zij het nodig acht met inachtneming van de leeftijd van het kind. Zij is in staat om de kinderen, als het nodig is, te sturen en een positieve wending aan het gebeuren te geven. 3.4. Persoonlijke competenties In theorie De gastouder biedt voldoende activiteiten aan die passen bij de leeftijd, aard en ontwik‐ keling van het gastkind. De gastouder begeleidt, volgt en stimuleert het gastkind in zijn ontwikkeling en houdt de ouders/verzorgers op de hoogte van deze ontwikkelingen. De activiteiten en gebeurtenissen gedurende de dag, worden door de gastouder in ons gast‐ ouderboekje genoteerd. De activiteiten die de gastouder aanbiedt laat ook ruimte voor eigen invulling. Kinderen mogen ondernemend en onderzoekend zijn zonder dat ze ge‐ vaar lopen. Als bepaalde interesses zich voordoen is het belangrijk dat er een mogelijk‐ heid is dat kinderen een activiteit wordt aangeboden die daar mee te maken heeft. In de praktijk In de praktijk betekent dit dat ze bijvoorbeeld kunnen knutselen, kleien, naar muziek luis‐ teren, dansen, boeken lezen. Ook kan er voorgelezen worden. Er is voldoende speelgoed dat aansluit bij de interesse en de leeftijd van het kind. De kinderen mogen uit het raam staren en de rust krijgen waar ze na school of na een drukke dag behoefte aan hebben. Het kan nuttig zijn om te kijken of de aangeboden activiteiten en benadering past bij jon‐ gens en meisjes in de groep. 3.5. Overdracht van normen en waarden In theorie
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 8 van 18
Normen en waarden spelen een belangrijke rol bij de opvoeding. Maar wat door iemand belangrijk wordt gevonden, verschilt van mens tot mens. Zowel verbaal als non‐verbaal laten mensen blijken wat ze vinden. Er zal dus afstemming plaats moeten vinden tussen ouders/verzorgers en de gastouder om belangrijke normen en waarden met elkaar bespreekbaar te maken. Denk hierbij aan godsdienst, taalgebruik, omgaan met anderen, respect hebben voor elkaar en elkaars mening en spullen, veiligheid bieden en dergelijke. In de praktijk In de praktijk betekent dit dat er aandacht wordt besteed aan een positieve omgang met elkaar. Er wordt met respect en aardigheid gesproken over anderen en elkaar. Er wordt niet gevloekt, geschreeuwd of geslagen. Pesten en uitsluiten wordt voorkomen. Het is belangrijk om ieder gedrag van kinderen in hun leeftijdsfase en handelen te zien. Er wordt beloond op gewenst gedrag. Na het ontbijten ‘s ochtends wordt er aan tafel ge‐ sproken met de kinderen over deze waarden en normen. De gastouders worden gestimu‐ leerd om verhalen te vertellen en liedjes te zingen met de kinderen.
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 9 van 18
4.
Ontwikkelingsgebieden
In de ontwikkeling van kinderen kunnen we verschillende deelgebieden onderscheiden. Deze staan echter niet los van elkaar, ze beïnvloeden elkaar. Een kind dat kan kruipen of lopen, kan op ontdekkingstocht gaan en zijn omgeving verkennen. Een kind dat kan pra‐ ten, kan dingen benoemen en als het ouder is kan het bijvoorbeeld zijn emoties onder woorden brengen. Van onze gastouders verwachten wij dat deze de gastkinderen bena‐ deren en behandelen op een manier die afgestemd is op de leeftijdsontwikkeling van het individuele kind. In dit beleidsplan onderscheiden we de volgende deelgebieden: • De lichamelijke ontwikkeling; • De verstandelijke‐ en gewetensontwikkeling; • De taalontwikkeling; • De sociaal‐emotionele ontwikkeling. 4.1.
De ontwikkeling van het kind: de baby en de peuter
4.1.1. De lichamelijke ontwikkeling In het eerste jaar groeit de baby snel. De spierontwikkeling gaat ook in een groot tempo. Bij de motorische ontwikkeling leren kinderen de spieren beheersen. Het leren beheersen van de spieren verloopt in een vaste volgorde. De spierbeheersing breidt zich langzamer‐ hand over het hele lichaam uit. We kunnen een onderscheid maken in het volgende: • De grove motoriek: hierbij gaat het om bewegingen zoals trappelen, steunen, zit‐ ten, kruipen, lopen, springen en fietsen. • De fijne motoriek: hierbij gaat het om kleine bewegingen die kinderen met de han‐ den en vingers maken. Bijvoorbeeld iets oppakken, vasthouden, zelfstandig leren eten, aankleden, stapelen van blokken, kralen rijgen en tekenen. Voornamelijk in het eerste levensjaar spelen de zintuigen een belangrijke rol in het ont‐ dekken van de wereld. Waarnemingen door tast, gezicht en gehoor gaat samen met de ontwikkeling van de motoriek. Als een baby de stem van zijn moeder hoort, draait hij bij‐ voorbeeld het hoofd naar de richting van haar stem. In het tweede jaar is er een minder snelle groei dan in het eerste jaar, het accent ligt meer op de ontwikkeling en beheersing van de lichaamsfuncties. Het kind loopt los en het evenwicht wordt steeds beter. Hij kan op het gebied van de grove motoriek al ergens op klauteren, loopt met van alles achter zich aan te sjouwen, duwen en trekken. Er is een betere beheersing van de fijne
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 10 van 18
motoriek. Het kind heeft veel plezier in het dingen in een doos te doen en er weer uit ha‐ len, tekenen met een groot wasco of dik potlood, zelf de lepel vast houden en eten. 4.1.2. De verstandelijke‐ en gewetensontwikkeling Baby’s verkennen hun omgeving voornamelijk met de zintuigen: kijken, tasten, horen, proeven en ruiken. Door de zintuiglijke verkenning ervaren baby’s dat dingen heel ver‐ schillend zijn en krijgen ze greep op de omgeving en leren deze hierdoor te kennen. De verstandelijke ontwikkeling begint met de ontdekking van de omgeving. Naarmate kinderen ouder worden kunnen ze steeds meer en gaan op ontdekkingstocht uit. Leren denken is bij het jonge kind vooral een kwestie van het leren door doen. Door dingen vast te pakken, te betasten of in de mond te steken doet de baby ervaringen op. Hierdoor leert hij het onderscheiden en herkennen van voorwerpen en eigenschappen en het kun‐ nen leggen van verbanden tussen gebeurtenissen. 4.1.3. De taalontwikkeling Kort na de geboorte beginnen baby’s al de eerste geluidjes te maken, wat wordt gevolgd door het zogenaamde ‘tateren’. Daarna gaan kinderen brabbelen in de klanken van de moedertaal die ze van hun opvoeders horen. Niet alleen de klanken maar ook de intona‐ tie en de melodie van de moedertaal worden geïmiteerd. In de volgende fase gaan kinderen steeds meer zichzelf en anderen nadoen. Ze herhalen veel en het brabbelen wordt verbonden met gebaren. Ze praten zelf nog niet, maar be‐ ginnen wel de betekenis van woorden te begrijpen en reageren hierop. Het begrijpen van de taal is er eerder dan het spreken. Niet alleen door middel van gesproken taal drukken kinderen zich uit. Voornamelijk non‐ verbale taal geeft kinderen de mogelijkheid datgene wat ze nog niet kunnen verwoorden, uit te drukken. Non‐verbaal gedrag blijft belangrijk ook als men groter wordt. Door mid‐ del van lichaamshouding of gebaren ‘vertelt’ het kind wat er aan de hand is. Gebaren ge‐ ven aan of het kind blij, boos, onzeker, verdrietig of kwaad is. 4.1.4. De sociaal‐emotionele ontwikkeling De sociaal‐emotionele ontwikkeling kenmerkt zich door de interactie van het kind met zijn omgeving en het omgaan met emoties. Voor de ontwikkeling van het kind is het van belang dat er een vertrouwensband met zijn opvoeder ontstaat. De ontwikkeling van een veilige hechtingsrelatie is cruciaal om op verkenning uit te durven gaan. Niet alleen de ouders kunnen een goede relatie aangaan met het kind, ook andere opvoe‐ ders/verzorgers kunnen het kind basisveiligheid geven. Voorop staat dat er niet te veel wisseling moet zijn in deze verzorging/opvoeding. In het eerste jaar is de sociale wereld van het kind nog erg klein. Naarmate het kind ouder wordt, komen er meer kinderen in zijn omgeving, de contacten worden verder uitgebreid. In de contacten leert het kind de sociale regels kennen en hiermee ook emoties.
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 11 van 18
4.2.
De ontwikkeling van het kind: de kleuter.
4.2.1. De lichamelijke ontwikkeling In de kleuterperiode verandert de lichaamsbouw van het kind. De kleuter beheerst de meeste motorische vaardigheden. Vanaf nu gaan de spieren zich sterk ontwikkelen waar‐ door het kind sterker en handiger wordt. In deze periode leert het kind fietsen. Klimmen en klauteren horen tot zijn favoriete bezigheden. De verfijning van de fijne motoriek gaat door: de kleuter kan zelf de knopen van kledingstukken vastmaken, leert knippen, kan te‐ kenen met een gewoon potlood en leert strikken. 4.2.2. De verstandelijke‐ en gewetensontwikkeling Ook bij de kleuter is het waarnemen en opdoen van ervaringen essentieel om het ver‐ band en de logica van de dingen te ontdekken. Concentratievermogen en doorzettings‐ vermogen spelen hierbij een rol, maar ook de algehele omgeving waarin het kind groeit. In het experimenteren met materialen leert het kind de eigenschappen ervan kennen: hard, zacht, koud, warm, ruw, maar ook hoe je moet stapelen, volgorde bepalen, afstand leren schatten en kleuren maken. Kleuters kunnen, behalve in het spel en de sprookjes, fantaseren over allerlei dingen. Op deze wijze kan hij zich uiten. Door het fantasiespel kan hij moeilijke situaties overwinnen. Een kind kan zijn fantasie gebruiken om bijvoorbeeld zijn angsten de baas te worden, om zijn gevoelens te uiten, om emoties te verwerken of om een probleem op te lossen. Kleu‐ ters hebben vaak een fantasievriendje waaraan ze alles vertellen en die ze alles laten meebeleven. Ook knuffels spelen een belangrijke rol in het verwerken van angsten, ver‐ driet en dergelijke. Bovendien geven ze het gevoel van veiligheid aan het kind. Vaak mag een knuffel niet gewassen worden omdat de specifieke geurtjes een gevoel van vertrou‐ wen geven. Het kan een ramp zijn als het kind zijn knuffel verliest of achterlaat. 4.2.3. De taalontwikkeling Voor het schoolkind wordt de taal het belangrijkste communicatiemiddel. Naast commu‐ nicatiemiddel is de taal ook een manier om zelf kennis te verwerven. De kleuter leert niet alleen door vragen te stellen en observeren, hij krijgt ook informatie door boeken, tijd‐ schriften en televisie. De regels van de taal heeft het kind rond de vijfde/zesde jaar onder de knie. De zinnen worden steeds langer en ingewikkelder. 4.2.4. De sociaal‐emotionele ontwikkeling De kleuter maakt steeds meer deel uit van groepen kinderen/mensen. Hij gaat langza‐ merhand functioneren in groepsverband. Dit betekent dat hij moet wennen aan regels van de groep, van de juffrouw op school, van de gastouder. In de omgang met anderen leert het kind omgaan met zijn emoties. Ruzie maken hoort er bijvoorbeeld bij en in het ruziën, leert het kind de sociale regels kennen. Vriendschappen met bepaalde kinderen kunnen al zeer hecht zijn. Na schooltijd zullen de kinderen behoefte hebben om elkaar te Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 12 van 18
ontmoeten. De gastouder kan met de vraagouder hierover afspraken maken. In de kleu‐ tertijd ontwikkelt zich het geweten van kinderen. Ze krijgen het gevoel voor wat goed is en wat slecht is. 4.3.
De ontwikkeling van het kind: het schoolkind
4.3.1. De lichamelijke ontwikkeling Het jonge schoolkind is steeds in beweging. Langzamerhand wordt het kind minder be‐ weeglijk omdat de activiteiten gerichter zijn. Ze kunnen zich beter concentreren en hier‐ voor zelfbeheersing en discipline opbrengen. Het kind krijgt steeds betere beheersing over de spieren en de motoriek. Scharen en schrijfmateriaal kunnen goed gebruikt worden. Allerlei spelen gericht op beweging wor‐ den aangeleerd en intensief gespeeld. Zwemmen, voetballen en vele anders sporten staan in de belangstelling. De behendigheid, snelheid van reageren en het uithoudings‐ vermogen worden geoefend. Knutselen doet een kind op deze leeftijd in het algemeen graag. Hierbij kan het kind, omdat de fijne motoriek ontwikkeld is, vele technieken hante‐ ren, bijvoorbeeld kleien en schilderen. Toch zal niet ieder kind evenveel behoefte hebben om veel te bewegen. Het ene kind ont‐ laadt zijn energie in het bewegen terwijl een ander kind zich bijvoorbeeld uit in het knut‐ selen. 4.3.2. De verstandelijke‐ en gewetensontwikkeling Het kind leert ontzettend veel. Op de eerste plaats gaat het naar school waar hij leert le‐ zen, schrijven en rekenen. Lezen en schrijven betekent voor het kind weer een stuk zelf‐ standigheid om de wereld verder te ontdekken. Het kind leert voorwerpen te ordenen volgens een bepaalde eigenschap, bijvoorbeeld hoogte, breedte etc., dit is nodig om te kunnen rekenen. Leefde de kleuter nog in een fantasiewereld, het schoolkind kan hiervan afstand nemen en de dingen realistischer bekijken. Dit wil niet zeggen dat hij geen fantasie meer heeft, hij gaat er anders mee om, de fantasie is meer gebonden aan de werkelijkheid, bijvoor‐ beeld brandweerman, juf naspelen. Sprookjes worden gezien als spannende verhalen. Hij gaat in zijn omgeving steeds meer ontdekken en op onderzoek uit. Het kind wil graag leren hoe dingen in elkaar zitten. Boeken over biologie, geschiedenis en aardrijkskunde worden heel veel gelezen. Het kind speelt graag gezelschapsspellen waarin deze onder‐ werpen weer terug komen. In deze periode verzamelt het kind graag allerlei zaken zoals kaarten, postzegels, stickers, maar ook allerlei frutseltjes en prulletjes.
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 13 van 18
4.3.3. De taalontwikkeling De basis voor de taalontwikkeling is ongeveer voltooid als het kind kleuter af is. Het is voor de verdere ontwikkeling belangrijk dat het kind in de taalontwikkeling gestimuleerd wordt door zijn omgeving. Op school leert het lezen waardoor het toegang krijgt tot een heleboel informatie. Te‐ genwoordig zijn een heleboel andere informatiebronnen zoals de televisie en de compu‐ ter, waardoor het zelf lezen wel eens onder druk komt te staan. 4.3.4. De sociaal‐emotionele ontwikkeling Het schoolkind leert steeds meer personen in zijn omgeving kennen. Hierdoor komt hij in aanraking met andere opvattingen en gewoonten. De groep neemt voor het kind een be‐ langrijke plaats in. Hij heeft de behoefte om erbij te horen, het is niet alleen belangrijk om mee te mogen spelen maar hij wil er ook echt bijhoren. In de groep leren kinderen met el‐ kaar omgaan en bepalen in de groep hun eigen codes en regels. De groep bepaalt hoe je je moet gedragen en als jij je niet zo gedraagt, dan wordt je buitengesloten of wordt je duidelijk gemaakt dat je je aan de regels moet houden. Meedoen aan rages heeft in deze tijd een belangrijk accent. Bij het jonge schoolkind ontstaan de groepjes toevallig omdat kinderen bijvoorbeeld bij elkaar in de buurt wonen of bij dezelfde club zijn. Wat later ontstaan groepjes ook door vriendschappen die worden aangegaan. Behalve groepsvriendschappen kunnen er in deze periode hechte vriendschappen ont‐ staan tussen individuele kinderen. Het kind krijgt hierdoor een gevoel van zelfvertrouwen en eigenwaarde. Samen lief en leed delen en dingen ondernemen is vaak een basis voor een vriendschap die verder reikt dan de basisschool.
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 14 van 18
5.
De gastouder
5.1. Vertrouwd en veilig Om zich te kunnen ontwikkelen is het van groot belang dat het kind zich veilig en gebor‐ gen voelt bij de gastouder. Het hebben van vertrouwen in de volwassene is de basis van waaruit het kind zich verder kan ontwikkelen en zelfvertrouwen opbouwt. De overgang van thuis naar het huis van de gastouder kan makkelijker verlopen, als het kind iets ver‐ trouwds van huis meeneemt, bijvoorbeeld een beertje waaraan het kind gehecht is. 5.1.1. Opvoedkundig klimaat De opvoeder dient een sfeer te creëren waarin het kind zich prettig en veilig voelt. Dit be‐ tekent allereerst dat de gastouder aandacht heeft voor het kind, bereid is om te luisteren naar het kind en de gevoelens en de mening van het kind serieus neemt. Aandacht voor het kind betekent ook meespelen, troosten en knuffelen. 5.1.2. Gezondheid van het gastkind De gast‐ en vraagouder spreken onderling af wat te doen als een kind zich niet lekker voelt of ziek is. Bij het toedienen van medicatie moet een formulier ingevuld en onderte‐ kend worden. Indien de vraagouder een vermoeden tot mishandeling heeft door de gastouder of een huisgenoot van de gastouder en/of klachten heeft over het functione‐ ren van de gastouder met betrekking tot de opvang, kan de vraagouder contact opne‐ men met een consulent van het gastouderbureau. De consulent adviseert en kan, indien gewenst, bemiddelen. Ook heeft Het NGB een klachtenreglement. 5.2.
De rol van de gastouder
5.2.1. Voorbeeldfunctie De invloed van de gastouder op de ontwikkeling van het gastkind is groot. De gastouder is een belangrijk voorbeeld en spiegel voor het gastkind. Het kind zal het gedrag, zowel in positieve als in negatieve zin, overnemen. De gastouder dient zich hiervan bewust te zijn. Het NGB stelt dit als meewegend selectiecriterium. 5.2.2. Stimuleren van de ontwikkeling Zoals al beschreven wordt van een gastouder verwacht dat zij de ontwikkeling van het gastkind in positieve zin bevordert. 5.2.3. Signalering en advisering Het kan gebeuren dat de gastouder het idee heeft dat de ontwikkeling van het kind niet goed verloopt. Van gastouders wordt verwacht dat zij hun zorg bespreken met de vraagouders en de consulent van Het NGB. Als de gastouder het moeilijk vindt dit met de
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 15 van 18
ouder te bespreken, kan zij altijd contact opnemen met het gastouderbureau. Bij ver‐ moedens van een gastouder dat een kind bijvoorbeeld mishandeld wordt, dient zij altijd contact op te nemen met het gastouderbureau. Het gastouderbureau heeft een protocol opgesteld, waarin vermeld staat hoe gehandeld zal worden bij het vermoeden van mis‐ handeling. Dit protocol is op verzoek beschikbaar. 5.3. Deskundigheid Het Nederlands Gastouderbureau is een erkend gastouderbureau. De regels en normen die door de CAO Kinderopvang worden gesteld aan de opleiding van onze medewerkers zijn bepalend voor ons personeelsbeleid. De gastouder moet voldoen aan de hieronder gestelde kwaliteitscriteria. Deze criteria toetsen wij voordat wij de gastouder in ons bestand opnemen: • Minimum leeftijd van 18 jaar; • Lichamelijk en geestelijk gezond zijn; • Beschikken over een geldige Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) van gastouder en alle volwassen huisgenoten; • Bereid zijn tot samenwerking met Het NGB en tot het volgen van aanvullende cur‐ sussen/trainingen/bijeenkomsten die gerelateerd zijn aan de opvangtaak; • Respecteren van privacygevoelige gegevens en geen informatie doorspelen aan derden; • Openstaan voor en respecteren van andere gewoontes, culturen, levenswijzen, op‐ voedingsideeën; • Beschikken over goede communicatieve vaardigheden en in staat zijn om op een professionele manier contact met de vraagouders te onderhouden en afspraken te maken; • Kennis hebben van ontwikkeling van kinderen, positief staan ten opzichte van de pedagogische doestellingen en deze in de praktijk kunnen brengen; • Kennis hebben van EHBO bij kinderen volgens de eindtermen van het Oranje Kruis; • In staat zijn tot reflecteren op het eigen handelen; • Kinderen niet alleen laten of het toezicht aan anderen overlaten; • Regelmatig en gedurende minimaal een half jaar beschikbaar zijn voor opvang; • Goede beheersing van de Nederlandse taal; • Goed telefonisch bereikbaar; • In bezit van APV verzekering/inzittendenverzekering bij autogebruik; • Beschikken over voldoende opvangruimte: per kind minimaal 3,5 m2 bruto‐ oppervlakte, voor kinderen van 0 tot 4 jaar een passende slaapruimte, voldoende buitenspeelruimte; • Verschillende ruimtes voldoen aan gangbare normen voor veiligheid en hygiëne. Deze toetsten wij met behulp van een risico‐inventarisatie bij de gastouder; • In staat zijn kinderen te ondersteunen bij hun (pogingen tot) activiteiten en ervarin‐ gen en daarbij aansluiten op de belevingswereld van het kind; • In staat zijn actieve, stabiele en ongedeelde aandacht aan kinderen te geven;
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 16 van 18
•
In staat zijn ouder(s)/verzorger(s) en het kind te zien als vertrekpunt van handelen en hen in openheid tegemoet treden.
5.4. Leeftijdsopbouw Het NGB hanteert de volgende (wettelijke) criteria ten aanzien van de leeftijdsopbouw van kinderen bij een gastoudergezin: • U mag maximaal 6 kinderen van 0 tot 13 jaar opvangen. Daarbij worden eigen kinde‐ ren tot 10 jaar meegeteld. • U mag niet meer dan 5 kinderen tegelijk opvangen, als deze kinderen allemaal jon‐ ger dan 4 jaar zijn. Dit is inclusief eigen kinderen tot 4 jaar. • Er mogen maximaal 4 kinderen van 0 en 1 jaar tegelijk aanwezig zijn, waarvan maximaal 2 kinderen van 0 jaar. Dit is ook weer inclusief eigen kinderen van deze leeftijd.
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 17 van 18
6.
Opvanglocatie
De opvanglocatie kan het huis van de vraagouder of het huis van de gastouder zijn. De opvanglocatie wordt geïnspecteerd vóór de aanvang van de opvang en daarna jaarlijks conform de veiligheid‐ en gezondheidsmanagement van Het NGB. Het gastouderbureau beoordeelt de inrichting van de opvanglocatie, inclusief de tuin, als die van toepassing is, op de aspecten veiligheid, hygiëne en ruimte. Ook wordt gekeken of er een aparte slaapruimte aanwezig is. Een aparte slaapruimte is nodig als de gastouder kinderen tot 1,5 jaar opvangt. De grootte van deze slaapruimte is afgestemd op het aantal kinderen in die leeftijdscategorie. Een aantal belangrijke eisen die aan de opvanglocatie worden gesteld zijn : • Laag risico dat het kind van de trap valt; • Laag risico dat het kind van de trap valt doordat hij niet bij de leuning kan; • Laag risico dat het kind bekneld raakt tussen de treden van een open trap; • Laag risico dat het kind struikelt over oneffenheden; • Laag risico dat het kind uitglijdt over natte vloer; • Laag risico dat het kind zich bezeert aan oneffenheden; • Laag risico dat het kind zijn vingers tussen de deur krijgt; • Laag risico dat het kind door glazen ruit of deur valt; • Laag risico dat het kind zich verbrandt aan hete radiator/buizen; • Laag risico dat het kind in contact komt met elektriciteit; • Laag risico dat het kind uit bed valt. Het plaatsen van traphekjes, aanbrengen van antislipstrips langs trapneuzen, een open trap vervangen door een dichte trap, vastzetten van losse vloerbedekking, afschermen van uitstekende delen, plaatsen van deurbuffers, zorgen dat gevaarlijke stoffen buiten bereik van de kinderen zijn, beveiligen van stopcontacten en de aanwezigheid van leef‐ tijdsadequaat speelgoed. De opvanglocatie moet genoeg ruimte bieden namelijk minimaal 3 m2 per kind. Daarnaast is de sfeer in huis belangrijk. Het huis moet een plek zijn waar een kind zich veilig en ge‐ borgen voelt.
Pedagogisch Beleidsplan Versie 1.2 van 3 november 2010
Het Nederlands Gastouderbureau BV
Pagina 18 van 18